• No results found

Het Financieele Dagblad en de discussie over verplichte kantoorroulatie : hoe reageren belanghebbenden in de periode oktober 2010 tot en met mei 2014?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het Financieele Dagblad en de discussie over verplichte kantoorroulatie : hoe reageren belanghebbenden in de periode oktober 2010 tot en met mei 2014?"

Copied!
34
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het Financieele Dagblad en de discussie over

verplichte kantoorroulatie

Hoe reageren belanghebbenden in de periode oktober 2010 tot en met

mei 2014?

D.R.Jongkind

6090702

30 Juni 2014

BSc Accountancy and Control

University of Amsterdam or Amsterdam Business School

Scriptiebegeleider: dhr. J.J. (Jan) Schipper RA

(2)

ABSTRACT

Na boekhoudschandalen van onder andere Enron, Ahold en World Com is er een discussie ontstaat over het hervormen van de accountantsmarkt. Één van de maatregelen die in Nederland en Europa ingevoerd is, is verplichte kantoorroulatie. Verplichte kantoorroulatie is een wettelijke verplichting voor een bedrijf om na een bepaalde tijd van accountantskantoor te wisselen. Dit om de kwaliteit en de onafhankelijheid van zowel de audit als de accountant te verbeteren. In de literatuur en Het Financieele Dagblad hebben veel partijen gereageerd op de wetsvoorstellen. Verplichte kantoorroulatie heeft veel voordelen, maar ook veel

nadelen. Of verplichte kantoorroulatie de oplossing is? De wetenschap is er nog niet over uit. Deze scriptie probeert antwoord te geven op de vraag: In hoeverre reageren

balanghebbenden in de discussie over verplichte kantoorroulatie in Het Financieele Dagblad in de periode oktober 2010 tot en met mei 2014.Om antwoord te geven op de hoofdvraag worden ook een aantal deelvragen beantwoord.

Uit de analyse blijkt dat de belanghebbenden steeds meer reageren in Het

Financieele Dagblad als goedkeuring van het wetsvoorstel om verplichte kantoorroulatie in te voeren dichter bij lijkt te komen. De belanghebbenden, in dit geval voornamelijk de Big Four accountantskantoren, proberen door middel van hoogleraren en professoren om invloed uit te oefenen op de politieke besluitvorming. Er zou meer onderzoek gedaan moeten worden naar de invloed van de belanghebbenden op de besluitvorming.

(3)

Inhoudsopgave:

Blz.

Abstract 2.

1. Inleiding, discussie in de accountantswereld 4.

2. Hoofdvraag 6.

2.1. Deelvragen 6.

3. Achtergrond kantoorroulatie 7.

3.1. Inleiding 7.

3.2. Begrippen: Kwaliteit, Onafhankelijkheid, Kantoorroulatie 7.

3.2.1. Kwaliteit 7.

3.2.2. Onafhankelijkheid 8.

3.2.3. Kantoorroulatie 10.

3.3. Wetgeving Auditrotatie 10.

3.3.1. Verenigde Staten 10.

3.3.2. Europese Unie (EU) 11.

3.3.3. Nederland 11.

3.4. Overzicht 12.

3.5. Discussie 12.

4. Literatuuronderzoek: Gevolgen van kantoorroulatie 14.

4.1. Inleiding 14.

4.2. Gevolgen van kantoorroulatie 14.

4.2.1. Gevolgen voor de onafhankelijkheid 14.

4.2.2. Gevolgen voor de kwaliteit 15.

4.2.3. Gevolgen voor de kosten van de audit 17.

4.2.4. Gevolgen voor de auditmarkt 18.

4.3. Overzicht 19.

5. Analyse: Artikelen van Het Financieele Dagblad 20.

5.1. Inleiding 20.

5.2. De belanghebbenden 20.

5.3. De artikelen 21.

5.4. Het conceptuele model 23.

5.5. Interview Jeroen Piersma 24.

5.6. Conclusie, overzicht 25. 6. Conclusie 26. 7. Literatuurverantwoording 27. 8. Appendix 28. 9. Bronnenlijst 30. 3

(4)

1. Inleiding, Discussie in de accountantswereld

In een artikel in Het Financieele Dagblad op 14 mei 2014 vertelt minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem dat hij naast het invoeren van een verplichte kantoorroulatie niet verder wettelijk gaat ingrijpen om de accountantsector te hervormen (Piersma, 2014, p.15). De invoering van verplichte kantoorroulatie na 8 jaar voor beursgenoteerde bedrijven wijkt af van de Europese wetgeving en Dijsselbloem wil Europees gezien niet te veel uit de pas lopen.

De discussie over het wel of niet verplichten van bedrijven om van accountant te wisselen is aangewakkerd door het gepubliceerde Groenboek van Michel Barnier,

Eurocommissaris, in oktober 2010. Na boekhoudschandalen van onder andere Enron, Ahold en World Com wil Barnier hervormen om de kwaliteit en onafhankelijkheid van de audit en accountant te verbeteren (de accountant, 2010). Het is nu mei 2014 en van de plannen van Barnier lijkt niet veel terecht gekomen.

De invoering van een verplichte kantoorroulatie voor beursgenoteerde bedrijven kent veel voor- en tegenstanders. De afgelopen vier jaar is er op Nationaal en Europees niveau veel gedebatteerd over dit onderwerp. Het vorige kabinet was tegen verplichte

kantoorroulatie. Het huidige kabinet heeft onlangs ingestemd voor invoering van verplichte kantoorroulatie (Piersma, 2014, p.3).

In artikelen in Het Financieele Dagblad blijken de meningen ernstig te verschillen. In de vorige kabinetsperiode stonden initiatiefnemer Ronald Plasterk van de PvdA en CDA-minister Jan-Kees de Jager lijnrecht tegenover elkaar. In Europa stuit Barnier op tegenstand van onder andere Sajjad Karim, Britse Europarlementariër (Piersma, 18 september 2012, p.3). In Nederland staat de Autoriteit Financiële Markten er positief tegenover, zo verwelkomt AFM-bestuurder Gerben Everts de verplichte roulatie: “De vereenzelviging van accountant met cliënt wordt doorbroken. Dat is alleen maar positief” (Piersma en Verbraeken, 2012, p.6). De NBA, de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants, ziet daarentegen het

voorstel niet zitten. NBA-directeur Berry Wammes is van mening dat het verplicht wisselen van kantoor het risico met zich mee neemt dat de controle in de eerste twee jaar in kwaliteit achteruitgaat (Piersma, 27 september 2011, p. 4). Daarnaast zijn er nog een aantal

opinieschrijvers die in het Financieele Dagblad hun licht laten schijnen over deze discussie. In deze scriptie wordt onderzocht in hoeverre de belanghebbenden in de discussie over invoering van verplichte kantoorroulatie op elkaar reageren in Het Financieele Dagblad in de periode oktober 2010 tot en met mei 2014. Om dat te onderzoeken zijn in die periode 55 artikelen geanalyseerd die gaan over de verplichte kantoorroulatie.

De scriptie is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk twee staat de onderzoeksvraag uitgeschreven en de deelvragen waar antwoord op wordt gegeven. In hoofdstuk drie worden de begrippen kwaliteit en onafhankelijkheid uitgelegd. Deze twee begrippen staan centraal in

(5)

de discussie over verplichte kantoorroulatie. Daarna wordt de verplichte kantoorroulatie zelf uitgelegd en waarom het als maatregel nodig is volgens Barnier. In hoofdstuk vier worden de mogelijke gevolgen van verplichte kantoorroulatie uitgelegd aan de hand van citaten en uitspraken uit Het Financieele Dagblad die vergeleken zijn met de literatuur. In hoofdstuk vijf worden artikelen geanalyseerd en staat een klein interview met een redacteur van Het Financieele Dagblad. In hoofdstuk zes wordt deze scriptie afgesloten door de conclusie en beantwoording van de hoofdvraag.

(6)

2. Hoofdvraag Scriptie

- In hoeverre reageren de belanghebbenden op elkaar in de discussie over de invoering van verplichte kantoorroulatie in Het Financieele Dagblad in de periode 2010 tot en met 2014?

2.1.Deelvragen:

- Wat is verplichte kantoorroulatie?

- Waarom is verplichte kantoorroulatie nodig? - Wat is de huidige situatie / stand van zaken? - Welke discussie wordt er gevoerd?

- Wie zijn de belanghebbenden en waarom is er gekozen voor Het Financieele Dagblad?

(7)

3. Achtergrond kantoorroulatie

3.1. Inleiding Zoals is besproken in de inleiding is er ophef ontstaan over het invoeren van een verplichte kantoorroulatie, maar hoe is de ophef ontstaan? Allereerst zullen de begrippen kwaliteit en onafhankelijkheid van de auditor ter sprake komen en wordt een verband gelegd naar kantoorroulatie. Later in de paragraaf wordt een overzicht gegeven van de wetgeving wat betreft auditroulatie in de VS, Europa en Nederland. Als laatste zal uitleg gegeven worden hoe de ophef over de invoering van kantoorroulatie is ontstaan.

3.2. Begrippen: Kwaliteit, Onafhankelijkheid, Kantoorroulatie

3.2.1. Kwaliteit

De argumenten die in het literatuuronderzoek genoemd worden voor en tegen de

kantoorroulatie zijn te verdelen in een aantal categorieën. Een daarvan is kwaliteit. Om de argumentatie beter te volgen zal in deze paragraaf het begrip auditkwaliteit afgebakend worden.

In de literatuur zijn verschillende definities te vinden van auditkwaliteit en de afgelopen decennia is deze definitie niet erg veranderd. De meest gebruikte definitie van auditkwaliteit is die van DeAngelo (1981). Auditkwaliteit bestaat volgens DeAngelo (1981, p. 186) uit een samengestelde kans van twee aspecten. Het eerste aspect is de kans dat de auditor de materiële fout of weglating in de financiële gegevens van de klant ontdekt. Het tweede aspect is de kans dat de auditor deze fout of weglating ook rapporteert. De kans dat de auditor deze fout of weglating ontdekt, wordt onder andere bepaald door de

vakbekwaamheid van de auditor, de gevolgde auditprocedures en de grootte van de

steekproeven. De vakbekwaamheid van de auditor wordt bepaald door zijn of haar ervaring, professionele opleiding, technische deskundigheid en kennis van de sector en klant. Volgens DeAngelo (1981, p. 185) wordt de kans dat de auditor de fout rapporteert bepaald door de mate van onafhankelijkheid van de accountant ten opzichte van de klant.

Naast DeAngelo (1981) zijn en nog meer auteurs die auditkwaliteit hebben omschreven. Zo definieert Wallace (1980) auditkwaliteit als “A measure of the auditors’

ability to reduce noise and improve fineness in accounting data”. Volgens Lee et al. (1999)

daarentegen wordt auditkwaliteit omschreven als de kans dat een auditor geen

goedkeurende verklaring geeft als er materiële fouten in de financiële gegevens van de klant staan. Carcello et al. (2002) beschrijft een hoge auditkwaliteit als een audit met een hogere mate van zekerheid. Een audit die meer auditwerk vereist. Als laatste de definitie volgens het Government Accountability Office (GAO). Het GAO (2003) stelt dat een hoge auditkwaliteit het resultaat is van een audit die uitgevoerd is in overeenstemming met de Generally

(8)

Accepted Auditing Standarts (GAAS) en een audit die een redelijke zekerheid geeft dat er bij het presenteren van de financiële gegevens rekening gehouden is met de General Auditing and Accounting Principles (GAAP) en dat er in de financiële gegevens geen materiële fouten staan.

Zoals DeAngelo (1981) ook al aangaf is de mate van onafhankelijkheid van de auditor een belangrijk aspect van auditkwaliteit. Moore et al. (2006) stellen dat de invloeden vanuit de klant de onafhankelijkheid van de accountant kunnen beïnvloeden. Invloeden van een klant kunnen bijvoorbeeld de ontevredenheid van de klant op het geleverde werk van de accountant zijn en het risico voor de accountant de ontevreden klant kwijt te raken. Deze druk vanuit de klant is volgens Moore et al. (2006) groter dan de dreiging van juridische zaken en reputatieschade. In de volgende paragraaf wordt dieper ingegaan op de

onafhankelijkheid. Nelson (2006, p. 32) stelt dat als er gekeken wordt naar auditkwaliteit het belangrijk is om te kijken naar auditfalingen. Een auditfaling is afhankelijk van twee

mogelijkheden: (1) het boekhoudsysteem heeft een materiële fout; en (2) de accountant heeft de klant niet opgedragen om de fout te verbeteren, mogelijk omdat de accountant de fout niet heeft geconstateerd of omdat de accountant onder druk stond van de klant (Nelson, 2006). De auditkwaliteit kan dus gedefinieerd worden als een resultaat van het functioneren van de auditor (DeAngelo, 1981; Carcello, 2002; GAO, 2003). Echter, naast de

vakbekwaamheid, ervaring, deskundigheid en de professionele houding van de auditor moet er ook rekening gehouden worden met de druk de klant oplegt en de onafhankelijkheid van de accountant (Moore et al., 2006; Nelson, 2006).

3.2.2. Onafhankelijkheid

De onafhankelijkheid van de accountant speelt een belangrijke rol in het waarborgen van de kwaliteit van de audit. In deze paragraaf zal het begrip onafhankelijkheid uitgelegd worden en ook de risicofactoren die de onafhankelijkheid in gevaar kunnen brengen.

Het doel van de controle door de accountant is: (1) de gebruikers van deze informatie een redelijke mate van zekerheid te geven dat deze betrouwbaar is; (2) vrij is van materiële afwijkingen; en (3) dat de informatie is opgesteld volgens algemeen geaccepteerde

regelgeving (Taylor, 2003, p. 260). Een redelijke mate van zekerheid kan pas gegeven worden als de gebruikers er van geloven dat de accountant onafhankelijk gehandeld heeft.

In de literatuur is geen expliciete definitie van onafhankelijkheid. In de Van Dale (2014) wordt onafhankelijk omschreven als: “vrij, zelfstandig; door niets bepaald of geregeld.” Bazerman omschrijft onafhankelijkheid als het vermogen van de accountant om objectieve beoordelingen te maken, vrij van enige invloed van andere partijen of factoren” (1997, p. 91)

Op de website van de Nederlandse Beroepsorganisatie voor Accountants (NBA) is een gedragscode opgesteld die Nederlandse accountants dienen na te leven. Deze

(9)

gedragscode genaamd: de Handleiding Regelgeving Accountancy (HRA), is uitgebracht op 19 december 2006. Om deze handleiding (of gedragscode) na te leven staan er in deel A vijf fundamentele beginselen beschreven die de accountant dient toe te passen: integriteit, objectiviteit, deskundigheden zorgvuldigheid, geheimhouding en professioneel gedrag (Artikel A 100.4). Daarnaast dient er onderscheid gemaakt te worden tussen

onafhankelijkheid in wezen en onafhankelijkheid in schijn.

Hoofdstuk 2.1 van deze handleiding (HRA van de NBA) is: ‘Integriteit, objectiviteit en onafhankelijkheid.’ Hierin worden de onafhankelijkheid in wezen en schijn nader uitgelegd. Onafhankelijkheid in wezen is: “De geesteshouding waarbij rekening wordt gehouden met

alle mogelijke overwegingen die verband houden met de specifiek uit te voeren assurance-opdracht, met uitsluiting van alle andere overwegingen.” Onafhankelijk in optreden ('in

schijn') is: “Het vermijden van al die feiten en omstandigheden die dusdanig suggestief zijn

dat een goed geïnformeerde, redelijk denkende derde, die over alle van belang zijnde informatie beschikt, de objectiviteit van de openbaar accountant in twijfel zal trekken.”

Daarnaast benadrukt de NBA dat onafhankelijkheid zonder verdere toevoeging vaak leidt tot misvattingen, omdat onafhankelijkheid de betekenis lijkt te hebben van een absolute norm waaraan de accountant moet voldoen. Er wordt daarom ook verondersteld dat een persoon die beroepsmatig een oordeel verstrekt, ‘vrij dient te zijn van alle economische, financiële en andere banden die de schijn van afhankelijkheid kunnen wekken.’ Dit is uiteraard onmogelijk, omdat iedereen in de maatschappij relaties onderhoudt met anderen en tot op zekere hoogte van anderen afhankelijk is.

Nu het begrip onafhankelijkheid iets duidelijker is geworden, wordt gekeken naar de mogelijkheden die de onafhankelijkheid van de accountant in gevaar kunnen brengen. Er zijn een aantal risicofactoren die er voor zorgen dat de onafhankelijkheid van de accountant niet altijd gewaarborgd is. De IFAC Code of Ethics uit 2013 stelt dat de risicofactoren onder te delen zijn in vijf soorten. Deze worden genoemd in sectie 200.3. De vijf soorten zijn: eigenbelang, zelfcontrole, belangenbehartiging, familiariteit en intimidatie (IFAC Code of Etics, 2013, p. 24). De risicofactoren kunnen een rol spelen bij een aantal situaties. Een paar voorbeelden zijn de accountant-klant relatie en het aanstellen, ontslaan en belonen van de accountant. Bij de accountant-klant relatie is er altijd een dreiging van familiariteit een belangenbehartiging van de accountant richting de klant (Antle, 1984, p. 2). De accountant wordt door het bedrijf aangesteld, ontslagen en beloond (Moore,2006, p.15). Omdat de accountant het bedrijf graag tevreden wil stellen en deze niet wil verliezen, kunnen intimidatie en eigenbelang een risicofactor zijn.

(10)

3.2.3. Kantoorroulatie De audit van financiële gegevens is de laatste decennia steeds belangrijker geworden. De kwaliteit en de onafhankelijkheid van de accountant zijn van cruciaal belang om tot een goede, betrouwbare audit te komen. Door een aantal boekhoudschandalen op de auditmarkt, waaronder het faillissement van Enron en zijn accountant Arthur Anderson in 2001, is het accountantsberoep onder druk komen te staan (Moore, 2006, p. 13).

Één van de maatregelen die de kwaliteit en de onafhankelijkheid van de accountant moeten verbeteren is een invoering van een verplichte kantoorroulatie. Verplichte

kantoorroulatie limiteert het aantal jaren dat een accountantskantoor de financiële gegevens van een bedrijf kan controleren. De maatregel is ingevoerd om de professioneel-kritische houding van de auditor te verbeteren (van Nieuw Amerongen & Quadackers, 2012).

Deze maatregel geldt alleen voor Organisaties van Openbaar Belang (OOB’s). “Organisaties van openbaar belang zijn ondernemingen of instellingen wier omvang of functie in het maatschappelijk verkeer van zodanige aard is dat een ondeugdelijk

uitgevoerde wettelijke controle van de financiële verantwoording een aanmerkelijke invloed kan hebben op het vertrouwen in de publieke functie van de accountantsverklaring” (AFM, 2006). Het AFM rekent de volgende organisaties tot OOB’s: In Nederland gevestigde beursfondsen (NV), banken en verzekeraars, en financiële instellingen die geen rechtspersonen zijn (AFM, 2006).

3.3. Wetgeving Auditrotatie

3.3.1. Verenigde Staten

Na het faillissement van Enron en zijn accountant Arthur Anderson in 2001 werd in Amerika de Sarbanes-Oxley-wet opgesteld. Deze wet werd in augustus 2002 ondertekend en heeft gezorgd voor onder andere uitbreiding van de Corporate Gorvenance, verplichting

betreffende openbaarmaking en rapportering, veranderingen in de accountantreglementen en strafvorderingen (Willems, 2013. p. 23).

De SOX-wetgeving van 2002 voorziet geen verplichte kantoorroulatie, maar bepaalt wel dat de GAO onderzoek moet doen naar de potentiële effecten van verplichte

kantoorroulatie (Willems, 2013. p. 23). Echter, na onderzoek concludeerde de GAO dat kantoorroulatie niet de meest efficiënte manier was om de onafhankelijkheid en kwaliteit van de accountant te verbeteren (GAO, 2003). Sectie 203 van de SOX-wetgeving bepaald wel een verplichte partnerroulatie van vijf jaar en een afkoelperiode van eveneens vijf jaar. Met de SOX-wetgeving als voorbeeld werd de regelgeving in veel andere landen aangepast.

(11)

3.3.2. Europese Unie (EU) Naast het fraudeschandaal van Enron in de Verenigde Staten waren er in Europa ook een aantal aanzienlijke fraudeschandalen. Voorbeelden hiervan zijn Ahold en Parmalat in 2003. In navolging van de SOX-wetgeving publiceerde de Europese Commissie in 2002 een aanbeveling inzake de onafhankelijkheid van de accountant (Europese Commissie, 2002).In deze aanbeveling staat dat bedrijven geadviseerd wordt om de externe accountant binnen de zeven jaar te vervangen.

In 2006 publiceerde het Europese Parlement en de Raad een nieuwe richtlijn betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen (Europees Parlement en de Raad, 2006). In paragraaf 26 van deze richtlijn wordt auditrotatie besproken. Deze richtlijn stelt de maximale termijn van de accountant om voor hetzelfde bedrijf te werken op zeven jaar (Europese Parlement, 2006).

In veel lidstaten in de Europese Unie is partnerrotatie verplicht, maar de Europese Commissie overweegt om verplichte kantoorroulatie in te voeren van alle lidstaten van de Europese Unie. Dat wordt duidelijk bij het uitbrengen van het Groenboek in oktober 2010. Het Groenboek, uitgebracht door Eurocommissaris Michel Barnier, neemt maatregelen om het financiële stelsel te stabiliseren na de economische crisis (Barnier, 2010, p.3). De maatregelen die Barnier wil nemen hebben voornamelijk invloed op de accountant die, volgens Barnier, een maatschappelijke rol vervult en zijn onafhankelijkheid moet een onaantastbare basis zijn voor de auditfunctie (Barnier, 2010, p.3). Barnier noemt in het Groenboek de huidige regelgeving niet verenigbaar met de gewenste normen met

onafhankelijkheid en daarom zou de verplichte roulatie van auditkantoren overwogen moeten worden (Barnier, 2010, p.13-14). Daarnaast vindt Barnier het belangrijk om de oligopolie van de vier grote accountantsbedrijven (Deloitte & Touche, Ernst & Young,

PricewaterhouseCoopers en KPMG) te doorbreken (2010, p.18),

In 2011 en 2012 komt Barnier nog een aantal keer in het nieuws om zijn voorstellen te promoten, maar echt voeten van de grond lijkt het allemaal niet te krijgen. Totdat er eind 2013 een Europees akkoord lijkt te komen. Met een verplichte kantoorroulatie van 10 jaar (Het Financieele Dagblad, 17 december 2013).

3.3.3. Nederland

Tegelijkertijd met de plannen van Barnier om de verplichte kantoorroulatie door te voeren in Europa speelde dezelfde situatie in Nederland. In de Tweede Kamer werd veel

gediscussieerd over het hervormen van de auditmarkt en welke maatregelen daarbij het efficiëntste zijn.

Ronald Plasterk, van de PvdA, brengt op 15 februari 2011 een initiatiefnota uit, genaamd ‘De accountancy na de crisis’, met daarin zijn voorstellen om de auditmarkt te

(12)

hervormen (Plasterk, 2011, p.1). Hoofdstuk 3 van de nota gaat over de verhouding tussen accountant en controleklant. In dat hoofdstuk stelt Plasterk voor om in Nederland ook een verplichte kantoorroulatie in te stellen. Plasterk stelt de kantoren voor om de accountant om de zes jaar te laten rouleren (Plasterk, 2011, p.6). In de Tweede Kamer krijgt Plasterk steun van onder andere de PVV en D66, terwijl het CDA en de VVD er fel op tegen zijn (Het Financieele Dagblad, 13 september 2011).

Zoals in de inleiding staat beschreven heeft de Tweede Kamer anno 2014 een akkoord bereikt over de verplichte kantoorroulatie. Vanaf 1 januari 2016 is het voor OOB’s in Nederland verplicht om eens in de acht jaar van accountant te wisselen. Daarmee loopt Nederland enigszins uit de pas met Europa, waar een verplichte kantoorroulatie geldt van 10 jaar.

3.4. Overzicht

3.5. Discussie

In de politiek alswel in de literatuur is veel onenigheid over de voor- en de nadelen van verplichte kantoorroulatie. De verplichte kantoorroulatie heeft voordelen en nadelen. De discussie die binnen Europese Commissie gaande is en de discussie die in de Tweede Kamer gaande is, zijn gebruikt om te onderzoeken in hoeverre belanghebbenden reageren in de discussie over verplichte kantoorroulatie in Het Financieele Dagblad. Voor deze scriptie is Het Financieele Dagblad gebruikt als bron. Het Financieele Dagblad is gebruikt, omdat zij een ondernemende doelgroep aanspreken. De doelgroep die interesse heeft in de financiële en politieke berichtgeving die het FD brengt. Daarnaast heeft Het Financieele Dagblad

(13)

iedere dag een bereik hebben van ongeveer 175.000 lezers. Het Financieele Dagblad is op financieel gebied het medium met de meeste invloed in Nederland. Alle artikelen wat betreft kantoorroulatie in de periode oktober 2010 (uitbrengen Groenboek) tot en met mei 2014 zijn gescand op argumentatie. In het literatuuronderzoek zullen deze argumenten uit Het

Financieele Dagblad ondersteund worden door argumentatie uit de vakliteratuur. Dit is gedaan om de lezer een beter beeld te geven van de gehele situatie. In het

analyseonderdeel van deze scriptie zal gekeken worden naar de belanghebbenden in deze discussie.

(14)

4. Literatuuronderzoek: Gevolgen van Kantoorroulatie

4.1. Inleiding

Zoals in het vorige hoofdstuk is beschreven wordt in Nederland en de EU de verplichte kantoorroulatie ingevoerd. Dit heeft een aantal gevolgen voor de accountant, de klant en het werk. In dit hoofdstuk worden deze gevolgen besproken. De bespreking van de gevolgen zal gaan aan de hand van uitspraken en standpunten van de belanghebbende partijen in deze discussie in Het Financieele Dagblad. Deze uitspraken en standpunten zullen vergeleken en/of onderbouwd worden met argumentatie uit de vakliteratuur. Op deze manier vormt zich een beter beeld van de gevolgen van het invoeren van de verplichte kantoorroulatie. De gevolgen van kantoorroulatie worden verdeeld in vier categorieën. Gevolgen voor de onafhankelijkheid, gevolgen voor de kwaliteit, gevolgen voor de kosten van de audit en gevolgen voor de auditmarkt.

4.2. Gevolgen van Kantoorroulatie

4.2.1. Gevolgen voor de onafhankelijkheid De onafhankelijkheid van de accountant staat volgens Barnier onder druk (Barnier, 2010, p.13-14). Het invoeren van een verplichte kantoorroulatie zou de onafhankelijkheid moeten verbeteren. Daar is voormalig PVV-kamerlid Roland van Vliet het volledig mee eens. Van Vliet stelt in een artikel in Het Financieele Dagblad (Piersma en Mulder, 29 september 2011) dat de invoering van verplichte kantoorroulatie moet voorkomen dat de accountant en de klant te veel met elkaar vergroeien en de controlerend accountant zijn onafhankelijkheid verliest. Dit kan vergeleken worden met onderzoek van Li uit 2007. Hij heeft de relatie tussen Enron en zijn accountant Arthur Andersen onderzocht. Hij beweert dat de stijgende

familiariteit tussen de twee bedrijven ervoor heeft gezorgd dat de accountant niet meer onafhankelijk heeft kunnen zijn (Li, 2007). Door verplichte kantoorroulatie zal de accountant minder ‘vergroeid’ raken met de klant en behoudt hij ‘een frisse blik’ (Van Vliet, 29 september 2011).

Barnier verteld op 30 november 2011 in Het Financieele Dagblad dat het nodig is om het vertrouwen in de financiële verslaggeving weer te herstellen. Barnier stelt dat na de bankencrisis in 2008 het vertrouwen in de financiële verslaggeving heel erg is gedaald en de kantoorroulatie moet dat vertrouwen zeker versterken (Het Financieele Dagblad, 30

november 2011). Plasterk (PvdA) benadrukt in Het Financieele Dagblad ook dat het vanuit het algemeen belang belangrijk is om zeker te weten dat de controlerende accountant geen enkel ander zakelijk belang heeft. Hier wordt dus duidelijk de nadruk gelegd op het verhogen van de ‘schijn’ onafhankelijkheid van de accountant. Onderzoeken van Ewelt-Knauer et al. uit 2013 en van Jennings et al. uit 2006 tonen aan dat in een land met verplichte

(15)

kantoorroulatie de gebruikers van financiële overzichten de accountant als onafhankelijker beschouwen. Dit geeft meer vertrouwen in de financiële overzichten en is dus goed voor de markt (Ewelt-Knauer et al., 2013, p. 27-41).

Het laatste punt dat Barnier aanhaalt wat betreft het verbeteren van de

onafhankelijkheid is het vermijden van belangenconflicten. Barnier schrijft in het Groenboek (2010, p.12) dat de belangenconflicten ontstaan doordat de accountant zowel aangesteld als beloond wordt door de klant. De verantwoordelijkheid voor de accountant voor zowel de klant als de gebruikers van de jaarrekening (bijvoorbeeld beleggers) leidt tot een belangenconflict. Doordat de accountant betaald en vergoed wordt door de onderneming zal de accountant de klant (onbewust) een plezier willen doen. Onderzoek van Arel et al. wijst uit dat als de relatie tussen de accountant en de klant een beperkte duur kent, er minder belangenconflicten voor de accountant zijn en hij of zij een beter objectief oordeel kan vellen (2005, p. 36-39). Ook hoeft de accountant niet bang te zijn om de klant te verliezen, omdat de duur van de relatie toch beperkt is. Uit psychologisch onderzoek blijkt dat bij iedereen sprake is van

‘self-serving-bias’. Dit houdt in dat het niet uit maakt of mensen objectief en onpartijdig proberen te blijven, ze zullen altijd beslissingen nemen die goed zijn voor hun eigen belangen (Arel et al., 2005, p.38). Het onderzoek van Arel laat zien dat, in een situatie van verplichte

kantoorroulatie, de belangen van de accountant anders zijn waardoor de ‘self-serving-bias’ in mindere mate aanwezig is.

Jan Kees de Jager is nooit een voorstander geweest van de verplichte kantoorroulatie. Hij stelt in Het Financieele Dagblad dat de kantoorroulatie de

onafhankelijkheid ook kan schaden (Piersma, FD, 24 november 2011). De Jager haalt het voorbeeld aan van Italië, waar al een aantal jaar de verplichte kantoorroulatie geldt. Hij zegt dat in Italië de accountants gewoon meeverhuizen naar het nieuwe kantoor. “Alleen het logo van het visitekaartje verandert.” Ook legt hij de nadruk op de verhoogde kans op ‘opinion-shopping’ bij de kantoorroulatie. Opinion shopping houdt in dat de onderneming gaat zoeken naar een accountant die wel bereid is om bepaalde boekhoudkundige handelingen te

aanvaarden in zijn controle (Geiger et al., 2002, p.67). De onderzoekers zijn het niet eens of kantoorroulatie de opinion shopping doet toenemen of afnemen. Geiger et al. (2002) stelt dat in zijn onderzoek blijkt dat de accountant het meest beïnvloed wordt in de eerste jaren van de samenwerking en dat ondernemingen vaker een accountant aan zullen nemen met minder industriële expertise zodat zij druk uit kunnen oefenen op de accountant.

4.2.2. Gevolgen voor de kwaliteit

Een tweede reden om de kantoorroulatie in te voeren is volgens Barnier het verbeteren van de auditkwaliteit (Groenboek, 2010). Omdat de accountants al zo lang in dienst zijn bij dezelfde bedrijven is de kwaliteit van de audit achteruit gegaan, tenminste volgens Barnier

(16)

(Visser et al., FD, 13 oktober 2010). Dit wordt ondersteund door onderzoek van de

Fédération des Experts Comptables Européens (FEE) in 2004. Hun onderzoek stelt dat het verplicht rouleren van accountantskantoren de kwaliteit en doeltreffendheid van de audit zal verbeteren. Wanneer de accountant namelijk voor een langere periode aangesteld blijft, zal deze minder geneigd zijn om de problemen op te lossen. De accountant zal het probleem wel rapporteren, maar niet oplossen (FEE, 2004, p. 67-77). Door de verplichte

kantoorroulatie zal de accountant een meer diepgaande audit uitvoeren om het probleem op te lossen, omdat zijn werk in de toekomst overgenomen zal worden door een accountant van een ander kantoor.

Veel literatuurstukken onderzoeken het verband tussen de kwaliteit van de audit en de lengte van het mandaat van de accountant. Uit het onderzoek van Davis et al. uit 2005 blijkt dat bij een langer mandaat de kwaliteit minder wordt, terwijl uit de onderzoeken van Becker et al. uit 1998 en Johnson et al. uit 2002 juist blijk dat accountants met een kort mandaat geassocieerd worden met een lagere kwaliteit. Kortom; de wetenschappers zijn er nog niet uit.

Waar tijdens de debatten over de kantoorroulatie in de Tweede Kamer de PvdA en de PVV de voordelen van de onafhankelijkheid opnoemen, noemen het CDA en de VVD de nadelen voor de kwaliteit van de audit. VVD’er Matthijs Huizing stelt dat bij een invoering de kwaliteit van de controle ernstig achteruit gaat, omdat er veel kennis van de accountant verloren gaat die de nieuwe accountant eerst weer op moet doen (FD, 29 september 2011). Hij wordt daarin meermaals gesteund door onder andere Robert Swaak en Peter van Mierlo van PwC, Berry Wammes van de NBA en Giljam Aarnink van EY. Hun argumentatie is te ondersteunen door onderzoeken van Johnson et al. (2002), GAO (2003) en Chen et al. (2010). Alle drie stellen ze dat de bedrijven zo complex zijn, dat het wisselen van accountant zorgt voor verlies van kwaliteit. Dit komt volgens hen, omdat iedere account veel tijd nodig heeft om de complexe bedrijven beter te leren kennen en te begrijpen voordat hij een goede controle kan doen. In de eerste paar jaar zal het verlies van kennis het grootste effect hebben op de kwaliteit van de controle. Onderzoek van het GAO (2003) stelt dat door de verplichte kantoorroulatie klant- en industriespecifieke kennis verloren zal gaan, omdat in de jaren daarvoor de accountant bezig is geweest om informatie te verzamelen over de

onderneming en haar klanten en activiteiten. Voorbeelden hiervan zijn: kennis van de boekhoudsystemen en de interne controle binnen het bedrijf die door zowel de accountant als de klant is ontwikkeld (Arruñada et al., 1997). Door kantoorroulatie gaat deze specifieke informatie verloren die essentieel is voor een efficiënte controle. Het verlies van effectiviteit zorgt voor meer fouten in de controle in de eerste jaren na de wissel.

Een laatste punt dat in Het Financieele Dagblad aan de orde komt, is het feit dat grote beursgenoteerde bedrijven minder geïnteresseerd zijn om te investeren in grote en

(17)

gespecialiseerde accountingteams die de top van de AEX-bedrijven nodig hebben. De bedrijven zijn minder geïnteresseerd, omdat de bedrijven na acht jaar weer moeten wisselen van accountant. Daarom is het niet aantrekkelijk om hierin te investeren (FD, 9 april 2013). Arruñada et al. (1997) stelt ook dat verplichte kantoorroulatie de prikkel om te investeren weg neemt. Hij zegt dat in een normale markteconomie bedrijven een grote prikkel hebben om te investeren. Door te investeren bieden ze betere kwaliteit en kunnen ze zich onderscheiden op de markt en meer klanten binden. Deze prikkel wordt verstoord door het gegeven dat de accountantskantoren om de zoveel jaar verplicht moeten wisselen van klant. Het verstoren van deze prikkel zorgt voor een achteruitgang van auditkwaliteit (Arruñada et al., 1997, p. 41).

Enkele andere uitspraken in Het Financieele Dagblad wat betreft de gevolgen voor de kwaliteit na de verplichte kantoorroulatie: Giljam Aarnink van EY zegt dat verplichte roulatie bij veel accountantskantoren zal leiden tot uitvoeringsproblemen. “Zo’n 500 bedrijven zullen moeten wisselen van accountant, dit zal leiden tot een groot offertecircus en honderden accountants die zich weer in moeten werken bij nieuwe bedrijven. Dit levert risico op voor de kwaliteit” (FD, 22 mei 2013). Uit onderzoek van KPMG blijkt dat 68% van de ondervraagden commissarissen niet denkt dat de verplichte kantoorroulatie de kwaliteit verhoogt (FD, 8 februari 2013).

4.2.3. Gevolgen voor de kosten van de audit Één van de gevolgen die de Big Four kantoren vaak aanhalen is dat volgens hen de kosten van de audit zullen toenemen bij invoering van verplichte kantoorroulatie. Peter Bommel, bestuursvoorzitter van Deloitte, vertelt dat je in de eerste jaren altijd meer tijd kwijt bent, omdat je in moet werken. Dat zijn volgens hem extra kosten die je over een kortere periode kunt verspreiden en die in de cyclus vaker voor komen, omdat er meer gewisseld moet worden (FD, 9 april 2013). Elke auditwissel veroorzaakt extra kosten (Blouin et al, 2007). Deze extra kosten worden switching kosten of start-up kosten genoemd. Blouin et al. definieert het als: “The start-up costs incurred by the client for a new audit engagement” (2007, p. 624).). De opstartkosten zijn: (1) kosten die de klant maakt in het opleiden van de accountant over de bedrijfsvoering, systemen, financiële verslaglegging en boekhoudkundige kwesties, (2) kosten die de opdrachtgever maakt bij het selecteren van een nieuwe

accountant ( de tijd die hij besteedt aan het luisteren naar en beoordelen van voorstellen), en (3) een verhoogd risico op controle falen (AICPA 1978; Palmrose 1987; GAO, 2003; Geiger en Raghunandan 2002;. Myers et al., 2003). De FEE stelt dat de ontwikkelde

efficiëntieverbeteringen van de voorganger teniet worden gedaan en verloren gaan (FEE, 2004).

Barbara Majoor (Deloitte) schrijft in Het Financieele Dagblad op 7 november 2012 dat

(18)

de selectieprocedures die de bedrijven moeten doen en de tender-activiteiten die de

accountantskantoren moeten verrichten ook voor extra kosten zorgen. Majoor stelt dat deze extra kosten de Nederlandse concurrentiepositie verslechtert. Giljam Aarnink van EY

verduidelijkt de tendersituatie in Het Financieele Dagblad op 10 oktober 2013. “Voor iedere klant die een kantoor kwijtraakt, moet het minstens drie tenders doen: de kans op succes is steeds een op drie. De uren die een partner kwijt is aan tenders en inwerken kunnen in principe niet aan de klant gefactureerd worden.” Daarnaast is tenderen volgens Aarnink een megaklus. Voor een tender voor een AEX-bedrijf zijn vier á vijf partners met een

ondersteunend team ruim twee maanden mee bezig. Een tender voor bijvoorbeeld Unilever of Phillips kost al gauw een miljoen euro (Aarnink, FD, 10 oktober 2013). De Universiteit van Bocconi onderzocht de extra uren die gemaakt moeten worden na de wissel. Uit hun

onderzoek blijkt dat de werkzaamheden die de accountant moet doen om het bedrijf beter te leren kennen voor ongeveer 40% meer werkuren zorgt (SDA Universiteit Bocconi, 2003).

4.2.4. Gevolgen voor de auditmarkt

De auditmarkt wordt sinds jaar en dag gedomineerd door de Big Four (Barnier, 2010, p. 17). Onderzoek door London Economics uit 2006 wijst uit dat de Grote Vier een marktaandeel hebben van meer dan 90% wat betreft van de inkomsten van auditkantoren van de EU-lidstaten (tabel 5, p. 22). Volgens Barnier kan een dergelijke concentratie leiden tot een toenemend systeemrisico. Het wegvallen van een ‘systeemrelevant kantoor’ of een kantoor dat ‘systeemrelevante proporties’ heeft bereikt, zou de volledige markt kunnen verstoren (Barnier, 2010, p. 18). Kantoorroulatie is een mogelijkheid om de markt open te breken voor kleinere accountantskantoren om zo dynamiek en capaciteit te introduceren op de auditmarkt (Barnier, 2010, p.19). Martin van Roekel, ceo van BDO, is het met Barnier eens (FD, 28 november 2011). Van Roekel denkt dat het verbeteren van de marktstructuur van essentieel belang is om de kwaliteitsverbetering te realiseren.

Dertig jaar geleden waren er nog acht grote accountantskantoren, sinds de fusies van de jaren ’80 en ’90 en de ondergang van Arthur Andersen zijn het er nog maar vier (FD, 9 april 2013). De huidige markt voor accountants is een oligopolie (FD, 30 november 2011). Of verplichte kantoorroulatie het oligopolie verbreekt is niet zeker. Onderzoeken van Arruñada en Paz-Ares in Spanje, een land waar vroeger verplichte kantoorroulatie was, uit 1997 wijzen uit dat de kleinere accountantskantoren hun marktaandeel vergroten en de grote kantoren hun marktaandeel zien verkleinen. Onderzoek van de SDA Universiteit van Bocconi uit Italië daarentegen wijst uit dat de kleine- en middelgrote kantoren ook na invoering van verplichte kantoorroulatie niet kunnen concurreren met de grote kantoren (2003).

Als laatste wordt de vraag gesteld of er wel genoeg concurrentie op de markt is en of meer concurrentie op de markt wel goed is voor de bedrijven. Peter van Mierlo,

(19)

bestuursvoorzitter van PwC: “Een oligopolie wil niet zeggen dat er weinig concurrentie is, die is er wel.” Echter Reinder Brummelman, bestuursvoorzitter van BDO stelt dat er van een oligopolie helemaal geen sprake is. Door de verplichte kantoorroulatie moet het bedrijf afscheid nemen van huidige account, dan blijven er drie van de vier Big Four bedrijven over. Één van de drie andere accountantskantoren treedt al op als adviseur, dus blijven er maar twee over. Brummelman stelt dat er dan eigenlijk sprake is van een duopolie (FD, 13 februari 2014). Het is dus maar de vraag of de concurrentie toeneemt. Daarnaast is het voor een niet-Big-Four kantoor lastig om toe te treden. De barrières zijn heel hoog, verklaart Jurgen van Breukelen (inmiddels ex-) bestuursvoorzitter van KPMG (FD, 9 april 2013). Onderzoek van Summer uit 1998 constateert dat concurrentie tussen accountants en kapitaal een goede bescherming is om de onafhankelijkheid van de accountant te waarborgen (Summer, 1998, p. 327-359). Concurrentie op de accountantsmarkt zorgt ervoor dat de kantoren blijven investeren om de kwaliteit te verbeteren. Een slechte onafhankelijkheid (en een eventueel schandaal) zal leiden tot imagoschade.

4.3. Overzicht

(20)

5. Analyse: Artikelen van Het Financieele Dagblad

5.1. Inleiding

Nu de meeste gevolgen van het invoeren van verplichte kantoorroulatie besproken zijn, worden in dit hoofdstuk de artikelen die over verplichte kantoorroulatie gaan geanalyseerd. Zoals al eerder gemeld zijn dit artikelen uit Het Financieele Dagblad. Er wordt onderscheidt gemaakt tussen twee type artikelen. Er zijn artikelen die worden geschreven door de journalisten en redactie van het FD, deze worden in deze scriptie informatieve artikelen genoemd. Het andere type zijn artikelen die worden geschreven door professoren, experts of mensen uit de sector. Deze artikelen worden opinie artikelen genoemd. In totaal gaat het om 55 artikelen die (in enige mate) gaan over verplichte kantoorroulatie in de periode oktober 2010 – mei 2014.

5.2. De belanghebbenden In de discussie over verplichte kantoorroulatie zijn voor- en tegenstanders op verschillende niveaus. Op Europees niveau is Barnier de grootste voorstander van de verplichte

kantoorroulatie, maar binnen de Europese commissie heeft Barnier ook tegenstanders. Het is niet voor niets dat de invoering van verplichte kantoorroulatie een tijd op zich heeft laten wachten. In de nationale politiek stonden Ronald Plasterk van de PvdA en Jan-Kees de Jager van het CDA lange tijd lijnrecht tegenover elkaar. Het bedrijfsleven volgt de politieke discussie op de voet. De Big Four accountantskantoren hebben er uiteraard belang bij dat de situatie zo blijft als hij nu is. Zij willen niet dat hun positie in gevaar komt. Daarnaast zijn de AFM en de NBA ook instanties die zich roeren in deze discussie.

(21)

5.3. De artikelen

Tabel 1: Artikelen FD, Voor-tegen Belanghebbenden

Hierboven in tabel 1 is te zien hoe de belanghebbenden tegenover verplichte kantoorroulatie staan. Het totaal van 68 wijkt af van de 55 artikelen die zijn geanalyseerd, omdat in sommige artikelen meerdere partijen aan bod zijn gekomen. Van de artikelen uit Het Financieele Dagblad in de periode oktober 2010 tot en met mei 2014 is zowel de EU als de Tweede Kamer vaker positief geweest als negatief. De Big Four bedrijven daarentegen hebben structureel negatief gereageerd op invoering van verplichte kantoorroulatie. Het AFM heeft vaker positief gereageerd voornamelijk vanwege de verbeterde onafhankelijkheid van de accountant en de verbetering van de betrouwbaarheid van de financiële gegevens. De NBA heeft in alle gevallen negatief geschreven over verplichte kantoorroulatie. De verwachting is dat zij negatief hebben gereageerd, omdat de Big-Four kantoren vertegenwoordigd zijn in het bestuur van de NBA. Op de site van de NBA is te lezen dat vijf van de twaalf bestuursleden werken of gewerkt hebben bij een Big Four kantoor. Non-Big-Four kantoren (zoals BDO en Mazars) hebben voornamelijk positief gereageerd op de verplichte kantoorroulatie. Zij zien mogelijkheden om hun marktaandeel te vergroten, al zijn ze ook op hun hoede voor de verhoogde kosten die de verplichte kantoorroulatie met zich meebrengt. Bijna alle

professoren die een artikel geschreven hebben in het FD hebben negatief gereageerd op verplichte kantoorroulatie.

Tabel 2: Informatieve artikelen vs. Opinie artikelen

(22)

Het verschil tussen de artikelen voor en tegen wordt voornamelijk veroorzaakt door de opinieartikelen. Zoals in tabel 2 te zien is, is het verschil tussen voor en tegen in de categorie informatieve artikelen niet zo groot (15 voor, 19 tegen). In de categorie opinieartikelen

daarentegen is dat verschil wel groot (3 voor, 13 tegen). Dit komt vooral door de categorie professoren. Zij hebben zich vaak negatief uitgelaten over de verplichte kantoorroulatie. Onder andere Barbara Majoor (Deloitte), Rick Roos (Deloitte), Ruud Vergoossen (BDO & EY), Robert Swaak (PwC), Hans Gortemaker (PwC) en Joost van Buren (EY) hebben in Het Financieele Dagblad geschreven. Naast hun werk als hoogleraar, zijn zij tevens actief bij één van de Big Four kantoren. Als zij niet geschreven zouden hebben in Het Financieele

Dagblad, dan zou het aantal negatieve artikelen bijna gelijk gebracht worden met het aantal positieve artikelen. Kortom, zij hebben een belangrijk aandeel in deze discussie in Het Financieele Dagblad.

Om te kijken in hoeverre belanghebbenden reageren in de discussie over verplichte kantoorroulatie is er een diagram gemaakt waarin de artikelen op volgorde zijn geplaatst. Dit is gedaan met de bedoeling om te onderzoeken of er een tendens te ontdekken valt. Dit diagram wordt als het ware als een tijdlijn gebruikt.

Lijndiagram: Is er een bepaalde tendens te ontdekken?

In de x-as van dit diagram is de periode oktober 2010 t/m mei 2014 te zien. De y-as staat voor het aantal artikelen dat in een bepaalde maand verschenen is over verplichte kantoorroulatie in Het Financieele Dagblad. De blauwe lijn in dit diagram staat voor de

(23)

artikelen waarin gepleit wordt voor invoering van verplichte kantoorroulatie. De rode lijn staat voor artikelen tegen.

In dit diagram is te zien dat naarmate de invoering van verplichte kantoorroulatie dichter bij lijkt te komen, de ‘protesten’ daartegen toenemen. Dit is een logisch gevolg. De Big Four accountantsbedrijven zijn niet blij met deze invoering en proberen meermaals om via de media (in dit onderzoek Het Financieele Dagblad) invloed uit te oefenen op de politiek. 5.4. Het conceptuele model

• Het was lastig om een model op te stellen, maar naar aanleiding van de artikelen en alle belanghebbenden die zich hebben uitgesproken in de discussie over verplichte kantoorroulatie is er een conceptueel model opgesteld. Het doel van dit conceptuele model is om te schetsen hoe de besluitvorming van de Nederlandse politiek

beïnvloed kan worden en de mogelijke rol die de media (lees: Het Financieele Dagblad) hierin speelt.

Conceptueel model voor beïnvloeding van de besluitvorming in de Tweede Kamer

In hoeverre dit conceptuele model van kracht is, moet verder onderzocht worden. Dat de belanghebbenden invloed uit kunnen oefenen op de Nederlandse politiek lijkt wel zeker. Echter, de invoering van verplichte kantoorroulatie hebben de Big Four deze keer niet kunnen voorkomen. Is Den Haag sterk genoeg om de druk van de buitenwereld te weerstaan? Of was juist de druk van de publieke opinie om de accountantsector aan te pakken sterken dan die van de Big Four?

NL Politiek

Bedrijfsleven

Financiële instanties

en

beroepsorganisaties

Europa

MEDIA (FD)

23

(24)

5.5. Interview Jeroen Piersma

Jeroen Piersma is Redacteur Ondernemen en Zakelijke dienstverlening bij Het Financieele Dagblad. Voor het schrijven van deze scriptie heb ik hem benaderd met mijn idee over wat ik wilde schrijven. Na afloop van dat gesprek hebben wij afgesproken dat ik hem tegen het einde van mijn scriptie nog een paar vragen mocht stellen. Door het conceptuele model en de negatieve uitspraken van de professoren had ik een paar vragen over de kracht van de media en de invloed van de professoren. Die vragen en antwoorden zijn hieronder te lezen.

1) Er is onderzoek gedaan naar de artikelen in Het Financieele Dagblad over verplichte kantoorroulatie. In de categorie informatieve artikelen is de verhouding enigszins gelijk wat betreft artikelen voor- en artikelen tegen verplichte kantoorroulatie. Van de opinie artikelen echter is de meerderheid tegen verplichte kantoorroulatie. Heeft u hier een verklaring voor?

“Jazeker. Veel van onze opinieschrijvers in Het Financieele Dagblad zijn hoogleraar aan een universiteit. De hoogleraren hebben veel kennis van de sector en specifieke kennis. Zij kunnen de discussie heel goed voeren. Bijna alle hoogleraren die schrijven voor Het

Financieele Dagblad zijn tegelijkertijd partner bij één van de Big Four kantoren. De reden dat universiteiten graag deze mensen in dienst nemen is denk ik tweeledig. Ten eerste hebben deze mensen extra kennis over de sector en de grote kantoren. Deze kennis kunnen ze overbrengen naar de studenten. De tweede reden is vaak dat de hoogleraren die als partner werken voor een Big-Four kantoor goedkoper zijn om in te huren. Zij kunnen naast hun werk bij het Big-Four kantoor namelijk prima werken voor een universiteit. Omdat zij ook partner zijn bij een groot kantoor proberen zij natuurlijk om negatief te schrijven over verplichte kantoorroulatie. De argumenten die zij aanhalen zijn uiteraard wel gegrond, maar de insteek van hun artikel is daarmee niet geheel zuiver wetenschappelijk. Je zou kunnen zeggen dat de hoogleraren Het Financieele Dagblad ook een beetje gebruiken als een van de middelen om te lobbyen en invloed uit te oefenen op de politiek.”

2) In zowel De Accountant als Het Financieele Dagblad wordt door een aantal experts gesteld dat de verkeerde discussie wordt gevoerd. Marcel Pheijffer schrijft dat een maatregel zoals de verplichte kantoorroulatie niet de oplossing is om de

onafhankelijkheid van de accountant te verbeteren. Hij zegt dat het Businessmodel (verdienmodel) binnen de accountantswereld aangepast zou moeten worden. Wat is uw mening over deze uitspraken?

“Ik ken de uitspraken van Marcel Pheijffer en ben het meestal met hem eens. Hij is niet bang om zijn mening te geven en heeft ook wel degelijk veel verstand van de materie. Het is

(25)

volgens mij inderdaad maar de vraag of deze maatregelen van de politiek de kern van het probleem oplossen. De wetenschappelijke literatuur geeft geen eenduidig antwoord of verplichte roulatie wel goed is. Ik ben van mening dat het probleem dieper ligt. De

commerciële cultuur van de kantoren moet wat aan gedaan worden. Kantoren zijn nog te veel bezig met het pleasen van de klanten en het behalen van omzet. Echter, in mei is er gedebatteerd in de Tweede Kamer over de accountantswereld en de Tweede Kamer heeft huiswerk meegegeven aan de accountantssector. Voor september moet de sector met hervormingsplannen komen, anders dreigt de kamer weer in te grijpen. In de gesprekken die ik de afgelopen weken gevoerd heb met de NBA en de grote kantoren kwam naar boven dat ze toch geschrokken zijn van de dreiging vanuit Den Haag. Voornamelijk omdat de verplichte kantoorroulatie ook is ingevoerd ondanks de pogingen om dat tegen te gaan.”

5.6. Conclusie, overzicht

Het Financieele Dagblad is doorzocht naar artikelen die gaan over kantoorroulatie en de discussie die gaande is. Uit het onderzoek blijkt dat de meerderheid van de artikelen tegen verplichte kantoorroulatie zijn. Hoe komt dit? De artikelen zijn opgedeelt in twee categorien. Informatieve artikelen en opinie artikelen. De die laatste categorie is het verschil tussen voor en tegen verplichte kantoorroulatie overduidelijk. Dit komt door de lobby van de Big-Four kantoren om druk en mogelijke invloed uit te oefenen op de Tweede Kamer in de hoop dat de verplichte kantoorroulatie niet ingevoerd zou worden. In de tijdlijn (lijndiagram) is te zien dat naarmate de invoering dichterbij lijkt te komen er steeds meer negatieve artikelen geschreven worden. De druk van de grote kantoren heeft niet geholpen. De verplichte kantoorroulatie is er gekomen en zal vanaf 1 januari 2016 van kracht zijn. Om antwoord te geven op de hoofdvraag: Belanghebbenden reageren vaker in Het Financieele Dagblad naarmate de situatie slechter voor hun wordt. Ze doen nog meer hun best om invloed uit te oefenen op de besluitvorming.

(26)

6. Conclusie Aanleiding voor het schrijven van deze scriptie is een artikel in Het Financieele Dagblad

waarin minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem verteld dat hij naast het invoeren van de verplichte kantoorroulatie in Nederland niet verder wettelijk gaat ingrijpen om de

accountantsector te hervormen. Over het wel of niet invoeren van verplichte kantoorroulatie wordt al een aantal jaar gediscussieerd. Barnier is een voorstander van het invoeren van verplichte kantoorroulatie, terwijl de Big Four accountantskantoren er niets van moeten hebben. In deze scriptie is onderzocht hoe de belanghebbenden in Het Financieele Dagblad reageren op de discussie. In hoofdstuk drie zijn de begrippen onafhankelijkheid en kwaliteit besproken en is de huidige stand van zaken wat betreft kantoorroulatie uitgelegd. Hoofdstuk vier schets de gevolgen van verplichte kantoorroulatie. Citaten en argumenten uit Het Financieele Dagblad zijn vergeleken met de bestaande literatuur. In hoofdstuk vier zijn de artikelen geanalyseerd.

Er kan geconcludeerd worden dat de belanghebbenden, en voornamelijk de Big Four kantoren, meer druk proberen uit te oefenen als blijkt dat de Tweede Kamer dichter bij een akkoord lijkt te komen over verplichte kantoorroulatie. De Big Four kantoren gebruiken hiervoor hoogleraren om de lezers van hun standpunten te overtuigen. Echter, de poging om invloed uit te oefenen heeft niet goed genoeg gewerkt. Vanaf 1 januari 2016 is het wettelijk verplicht om binnen acht jaar van accountantskantoor te wisselen voor beursgenoteerde onderneming (OOB’s). Er zou nader onderzoek gedaan moeten worden naar de kracht van de media en de mogelijke invloed van de belanghebbenden in de politieke besluitvorming. Verder is het van belang om vast te stellen welke functie de media heeft. Het is misschien van belang om naast Het Financieele Dagblad dit onderzoek ook te doen voor de New York Times of andere financiële bladen.

(27)

7. Literatuurverantwoording

Voor deze scriptie is een kwartaal abonnement aangeschaft voor Het Financieele Dagblad. Daardoor was het mogelijk om in de archieven te kunnen zoeken. Zonder abonnement kon maar tot 13 maanden terug worden gezocht en een maximaal aantal van 10 artikelen per maand konden gelezen worden. Door het aanschaffen van het kwartaal abonnement kon er meer dan 4 jaar terug in de archieven gedoken worden. Met zoektermen als kantoorroulatie, accountantwissel, Barnier, groenboek en initiatiefnota is er gezocht naar relevante artikelen. In de bronvermelding staan alle artikelen die uit Het Financieele Dagblad zijn gehaald op een rijtje.

Voor wat betreft de andere bronnen en literatuur die zijn gebruikt, is er veel gebruik gemaakt van de UvA bibliotheek, uba.uva.nl, maar ook google scholar. Zoektermen die op het internet zijn gebruikt zijn: mandatory audit rotation, auditor independence, audit quality, audit firm rotation, auditor change, auditor tenure, audit partner tenure, audit firm tenure, audit reporting failures, audit fees en auditor-client relationship. Met deze termen zijn de bronnen gevonden.

(28)

8. Appendix

Tabel 1: Artikelen FD, Voor-tegen Belanghebbenden

Tabel 2: Informatieve artikelen vs. Opinie artikelen

Lijndiagram: Is er een bepaalde tendens te ontdekken?

(29)
(30)

9. Bronnenlijst

Antle, R. (1984). Auditor independence. Journal of Accounting Research, 22(1), 1–20. Arel, B., Brody, R. G., & Pany, K. (2005). Audit Firm Rotation and Audit Qualiy. CPA Journal,

75(1), 36-49.

Arel, B., Brody, R. G., & Pany, K. (2006). Findings on the effects of audit firm rotation on the audit process under varying strengths of corporate governance. Advances in

Accounting, 22, 1–27.

Arruñada, B., & Paz-Ares, C. (1997). Mandatory rotation of company auditors: A critical examination. International Review of Law and Ecomics, 17(1), 31-61.

Autoriteit Financiële Markten. (2006). Website: http://www.afm.nl, begrippenlijst, OOB Barnier, M. (2010). Groenboek: Beleid inzake controle van de financiële overzichten: ‘lessen

uit de crisis.’ Gepubliceerd door de Europese Commissie, 13 oktober, 3-18. Bazerman, M. H., Morgan, K.P., & Loewenstein, G.F. (1997). The impossibility of auditor

independence. Sloan Management Review, 38(4), 89–94.

Becker, C.L., De Fond, M.L., Jiambalvo, J., & Subramanyam, K.R. (1998). The effect of audit quality on earnings management. Contemporary Accounting Research, 15(1), 1-24. Blouin, J., Grein, B.M., & Rountree, B.R. (2007). An analysis of forced auditor change: The

case of former Arthur Andersen Clients. The Accounting Review, 82(3), 621-650. Carcello, J. V., & Neal, T.L. (2002). Audit committee composition and auditor reporting. The

Accounting Review, 75(4), 453–467.

Chen, C., Lin, C., & Lin, Y. (2010). Audit Partner Tenure, Audit Firm Tenure, and Discretionary Accruals: Does Long Auditor Tenure Impair Earnings Quality?

Contemporary Accounting Research, 25(2), 415-445

Davis, L., Soo, B., & Trompeter, G. (2005). Auditor Tenure, and the ability to meet or beat earnings forecasts. Working Paper, Michigan Tech University.

DeAngelo, L. (1981). Auditor size and audit quality. Journal Of Accounting &Economics, 3(3), 183-199.

Dopuch, N., King, R. R., & Schwartz, R. (2001). An experimental investigation of

retention and rotation requirements. Journal of Accounting Research, 39(1), 93–117. Europees Parlement en de Raad. (2006). Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement

en de Raad betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en

geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad. en houdende intrekking van de Richtlijn 84/253/EEG van de Raad.

(31)

Europese Commissie. (2002). Commission Recommendation of 16 May 2002: Statutory Auditors’ Independence: A set of fundamental principles. Official Journal of European

Communities.

Ewelt-Knauer, C., Gold, A.H. & Pott, C. (2013). Mandatory Audit Firm Rotation: A Review of Stakeholder Perspectives and Prior Research. Accounting in Europe, 10(1), 27-41. Geiger, M. A., & Raghundan, K. (2002. Auditor Tenure and Audit Reporting Failures.

Auditing, 21(1), 67-78.

Government Accountability Office (GAO). (2003). Public accounting firms, required study on the potential effects of mandatory audit firm rotation.

IFAC Code of Ethics. (2013). Handbook of the Code of Ethics for Professional Accountants. sectie 200, 24-

Jackson, A. B., Moldrich, M., & Roebuck, P. (2008). Mandatory audit firm rotation and audit quality. Managerial Auditing Journal, 23(5), 420 – 437.

Jennings, M. M., Pany, K. J., & Reckers, P. M. J. (2006). Strong Corporate Governance and Audit Firm Rotation: Effects on Judges’ Independence Perceptions and Litigation Judgments. Accounting Horizons, 20(3), 253-270.

Johnson, V., Khurana, L., & Reynolds, K. (2002). Audit-firm tenure and the quality of Financial reports.Contemporary Accounting Research, 19, 638-660.

Kaplan, S. E., & Mauldin, E. G. (2008). Auditor rotation and the appearance of

independence: Evidence from non-professional investors. Journal of Accounting &

Public Policy, 27(2), 177–192.

Kealey, B. T., Lee, H. Y., & Stein, M. T. (2007). The association between audit-firm

tenure and audit fees paid to successor auditors: Evidence from Arthur Anderson.

Auditing: A journal of practice & theory, 26(2), 95-116.

Lee, C.J., Liu, C., & Wang, T. (1999). The 150-hour rule. Journal of Accounting and

Economics, 27(2), 203-228.

Li, D. (2007). Auditor tenure and accounting conservatism. Working paper, Georgia Institute

of Technology.

London Economics. (2005). Study on the Economic Impact of Auditors’ Liability Regimes. (Tabel 5), p. 22.

Moore, D. A., Tetlock, P. E., Tanlu, L. D., & Bazerman, M. H. (2006). Conflicts of

interest and the case of auditor independence: Moral seduction and strategic issue cycling. Academy of Management Review, 31(1), 10-29

Myers, J., Myers, L., & Omer, T. (2003). Exploring the term of auditor-client relationship and the quality of earnings: A case for mandatory auditor rotation? The Accounting

Review, 78(3), 779–99.

(32)

NBA. (2006). Website: https://www.nba.nl/HRAweb/HRA1/201201/html/35887.htm#id35894. 19 december.

Nelson, M.W. (2006). Ameliorating conflicts of interest in auditing: Effects of recent

reforms on auditors and their clients. Academy of Management Review, 31(1), 30-42.

Nieuw Amerongen, van, C.M.N., & Quadackers, L.M. (2012). ‘Barnier’ en de

professioneelkritische instelling van de accountant. Maandblad voor Accountancy

en Bedrijfseconomie. (21), 176–184.

Plasterk, R. (2011). Initiatiefnota ‘De accountancy na de crisis’. 15 februari. 1-8.

SDA Bocconi School of Management. (2003). The impact of mandatory audit rotation on audit quality and on audit pricing: The case of Italy.

Summer, M. (1998). Does mandatory rotation enhance auditor independence. Zeitschrift

fur Wirtschaftspu. Sozialwissenschaften, 118, 327-359.

Taylor, M.H., Todd DeZoort, F., Munn, E., & Thomas, M.W. (2003). A proposed framework emphasizing auditor reliability over auditor independence. Accounting Horizons, 17(3), 257- 266.

Van Dale (2014).Homepage (www.vandale.nl), 3 juni.

Wallace, W. (1980). The economic role of the audit in free and regulated markets. London:

Touche Ross & Co.

Willems, K. (2013). Effect van een auditwissel op de auditvertraging. Masterproef Universiteit

Hasselt, 5-27

Artikelen in Het Financieele Dagblad:

Anemaet, J. (24 maart 2011). Nota-Plasterk blijkt helaas gemiste kans. Blijham, R. (26 augustus 2013). Accountants bewandelen dwaalwegen bij poging om

vertrouwen te herstellen. Bouwens, J. (6 maart 2012). Zuinigheid, competenties en duurzaamheid. Bouwens, J. (19 april 2013). Nieuwe wet zet accountants op achterstand. Couwenbergh, P., & Piersma, J. (17 maart 2012). Commissaris als steuntje in de rug. De Braal, J., & Feijtel, P. (14 april 2011). Debat accountant negeert mkb. Gortemaker, H. (10 februari 2012). Verander accountantswet niet! Majoor, B. (7 november 2012). Nederland buitenspel bij wetgeving accountants. Mulder, T., & Piersma, J. (29 september 2011). Accountant in vizier kamer. Pheijffer, M. (8 mei 2014). Armoedige lobby van accountants. Piersma, J. (27 september 2011). EU houdt vast aan hardere aanpak van accontants. Piersma, J. (22 november 2011). Nieuwe accountantsregels moeten onterechte goedkeuring

voorkomen.

(33)

Piersma, J. (24 november 2011). Partijen in accountantsdebat niet op één lijn. Piersma, J. (28 november 2011). Roep om strengere aanpak ‘Big Four’. Piersma, J. (4 februari 2012). Tweede Kamer koerst op harde aanpak accountants. Piersma, J. (15 februari 2012). Ingreep in accountantssector. Piersma, J. (9 mei 2012). Accountantswet niet controversieel. Piersma, J. (7 september 2012). EU-regels accountants sneuvelen. Piersma, J. (18 september 2012). Actie voor accountantsregels. Piersma, J. (28 september 2012). Einde van een tijdperk. Piersma, J. (27 november 2012). Dijsselbloem heeft lot accountants in handen. Piersma, J. (28 november 2012). Meer tijd voor accountants. Piersma, J. (28 november 2012). Minister zoekt oplossing voor accountants in uitstel. Piersma, J. (2 januari 2013). Accountants strijden over interpretatie wetgeving. Piersma, J. (8 februari 2013). Commissarissen zien niet veel in accountantswissel.

Piersma, J. (13 maart 2013). Dreigende kloof tussen Nederland en Brussel over accountants. Piersma, J. (9 april 2013). Accountantswet leidt tot duurdere boekencontrole.

Piersma, J. (9 april 2013). Grote stoelendans maakt spoeling dun voor top AEX-bedrijven. Piersma, J. (9 april 2013). Het gebeurt niet volgende week, maar er is wel iets in gang gezet. Piersma, J. (22 mei 2013). Accountants openen de poort voor onafhankelijk toezicht.

Piersma, J. (10 oktober 2013). Roulatiecircus zet markt accountants op zijn kop. Piersma, J. (10 oktober 2013). Strijdt tussen grote accountants brandt los. Piersma, J. (17 december 2013). Europees akkoord over onafhankelijkheid accountants. Piersma, J. (18 december 2013). Europese accountantsregels wijken af van de Nederlandse

wet.

Piersma, J. (13 februari 2014). Bedrijven kiezen het bekende merk. Piersma, J. (13 februari 2014). Big Four nog steeds almachtig. Piersma, J. (15 februari 2014). Beursfondsen laten middelgrote accountantskantoren links

liggen.

Piersma, J. (29 april 2014). BDO boekt 8% omzetstijging. Piersma, J. (14 mei 2014). Dijsselbloem laat verdienmodel accountants ongemoeid. Redactie FD. (13 september 2011). De Jager: ‘Aanstelling accountant voor RvC’. Redactie FD. (30 november 2011). Geen verplichte tweede audit in EU. Redactie FD. (9 april 2013). Minder keuze door accountantswet. Redactie FD. (3 februari 2014). Accountants hebben bestuursprobleem. Roos, R., & Majoor, B. (8 september 2011). Intern rouleren accountants voldoet. Swaak, R. (20 oktober 2011). Hervorming auditmarkt geen doel opzich. Van Buren, J. (30 november 2012). Maak helder wat wij van accountants verwachten.

(34)

Van Wijnen, J. F. (13 oktober 2010). Accountantswereld volledig op de schop. Van Wijnen, J. F. (18 augustus 2011). Toezichthouden VS overweegt verplichte wisseling

accountant. Verbraeken, H., & Piersma, J. (12 december 2012). ‘Kantoren vertrouwen niet meer alleen

op individuele accountant.

Vergoossen, R. (24 februari 2011). Beter partners ruilen dan kantoren. Vergoossen, R. (17 februari 2012). Eerste Kamer moet voorstel accountancy terugsturen. Visser, M. (30 juni 2011). Bos: Roulatie accountants slecht idee. Willems, L. (19 mei 2014). Wat doen de partijen voor ondernemers? Wolzak, M. (18 oktober 2010). Beursfondsen nemen Brusselse aanpak accountants onder

vuur.

Zurhorst, M. (20 augustus 2013). Knop moet om in accountantswereld, ook als dat sommige bedrijven de kop gaat kosten.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Page 2 Opta moet regels tarieven mobiele telefonie herzien Het Financieele Dagblad October

We moeten hier echter scherp onderscheid maken tusschen tijdelijk ongunstige markt- verhoudingen en het duurzaam ontbreken van afzetmogelijkheid. Indien in het eerste

Bank & Bestuurder – nieuwsbrief 4, µ5DEREDQN1HGHUODQGZHUNWDDQQLHXZHWRSVWUXFWXXU¶, 2001 Financieele Dagblad, µ5DERKDDOWEURQYDQFRQIOLFWHQLQKXLV¶, 6 juni 2002.

Het blijkt namelijk dat, getuige de dalende oplagecijfers, het huidige product op de markt waar het Rotterdams Dagblad zich op richt, niet meer voldoende aanspreekt en steeds

3-3 Cliënten wisselen alleen indien verplicht van accountant; EY en KPMG kunnen maximaal twee nieuwe cliënt- en per jaar controleren, PwC maximaal één; Deloitte richt zich niet op

Het Financieele Dagblad voerde een (beperkt) onderzoek uit naar hoogleraren Accountancy die tevens partner zijn bij een van de vier grote kantoren (Het Financieele Dag- blad,

Stefan Verwey levert in deze prent commentaar op een maatschappelijk verschijnsel. 2p Leg uit wat zijn

begrotingstekort  en  de