• No results found

Het is crisis, wij blijven in Aalsmeer : de symbolische productie van lokaliteit in een stedelijk dorp

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het is crisis, wij blijven in Aalsmeer : de symbolische productie van lokaliteit in een stedelijk dorp"

Copied!
81
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het is crisis,

wij blijven in Aalsmeer

De symbolische productie van lokaliteit in een stedelijk dorp

Master Scriptie

Culturele Antropologie en sociologie der niet-westerse samenlevingen Universiteit van Amsterdam

1 februari 2013

Mirte Hartland (0358118) Begeleider: Dr. Oskar Verkaaik

(2)

2

Het is crisis, wij blijven in Aalsmeer

De symbolische productie van lokaliteit in een stedelijk dorp

_________________________________________________________________

Master Scriptie

Culturele Antropologie en sociologie der niet-westerse samenlevingen Universiteit van Amsterdam

1 februari 2013

Begeleider: Dr. Oskar Verkaaik

Meelezers: Dr. Amade M’charek & Dr. Alex Strating

Mirte Hartland

Studentnummer: 0358118 mirtehartland@gmail.com

(3)

3

Inhoud

1. Inleiding 5

Trots op ons Aalsmeer 6

De symbolische productie van grenzen 8

Een kwetsbare onderneming: lokaliteit in tijden van globalisering 9

Vervelende fascinaties: het veld 11

2. Het dorp en de wereld 15

Het gezicht van de wereld 15

Het gezicht van een dorp 17

Doopsgezinde handelstraditie 24

Anderen in Aalsmeer 27

3. Aalsmeer van de Aalsmeerders 33

Echte Aalsmeerders: segmentatie en verwantschap 33

Doe maar gewoon: normativiteit 38

Wij zijn hardwerkende mensen: arbeidsethos 42

Aalsmeer is verschrikkelijk: klaagrelaties 44

Conclusie 47

4. De blinde vlek van Aalsmeer 49

‘Waar zitten ze dan?’: de ander in de publieke ruimte 51

Verdwaalde vreemdelingen: het dorp als stad 55

Aso’s en arbeiders: de Poolse vreemdeling als onbekende 58

De ideale schoonzoon: extreme stereotyperingen 61

Conclusie 66

5. Conclusie 71

6. Dankwoord 76

7. Appendix 77

(4)

4 1. Hollandse bloemen uit Aalsmeer

(5)

5

1. Inleiding

Ons corso

Midden in de jungle, tussen de lange, groene varens bungelt een grote, zwarte kookpot waar een hand uit steekt. De levensloze, roze vingers lijken zich nog net vast te kunnen klampen aan de rand. Over de lengte van de aanhangwagen hangt een touwbrug die rechtstreeks uit Jungle Book lijkt te komen. De grond is bezaaid met houtsnippers en de bladeren van varens en andere exotisch uitziende planten hangen over de rand van de wagen. We leggen vandaag de laatste hand aan de Afrikawagen, een van de pronkstukken van het Aalsmeers bloemencorso. Ik heb als vrijwilliger de taak gekregen om de overhangende bladeren op te tillen zodat het grijze doek, waarmee de randen van de wagen worden afgekleed, kan worden vastgeniet.

De volgende dag, op de dag van het bloemencorso, legt deze corsowagen een zorgvuldig uitgestippelde route van ruim tien kilometer af door het dorp. Naast de kookpot staat een zwart geschminkte jongen gekleed in wat een traditioneel Afrikaans kannibalenkostuum moet voorstellen. De kannibaal draagt een rokje van stroken en veren om zijn middel en een ketting van tanden om zijn nek. Hij houdt zijn staf met een masker erop op een dreigende manier voor zijn lichaam en spert zijn ogen wijd open. Dan zakt hij door zijn knieën, maakt een grommend geluid en springt op een groepje tienermeisjes af dat aan de kant van de weg naar het corso staat te kijken. Ze gillen op hun hardst en stuiven geschrokken uit elkaar.

Verkleed in een blauw piccolopak met een bijpassend hoedje op mijn hoofd loop ik vooraan in de optocht. Dit is nog eens going native bedenk ik me terwijl ik om me heen kijk en me realiseer dat ik uit mijzelf nooit naar een bloemencorso zou gaan kijken, laat staan erin meelopen. Tijdens de lange wandeltocht door het dorp word ik op de voet gevolgd door een met bloemstukken versierde jeep, een China wagen en een handjevol andere met bloemen en planten versierde opleggers en auto’s in landenthema’s. Samen met de andere piccolo meisjes is het mijn taak om programmaboekjes te verkopen aan de mondjesmaat toegestroomde toeschouwers. Een Poolse vrouw die naar ons staat te kijken vraagt me in gebrekkig Nederlands met welke reden we dit hebben georganiseerd. ‘Ter ere van uh…de bloemen!’, zeg ik omdat ik het antwoord niet precies weet. Als ik even later twee euro voor een boekje in ontvangst neem in de voortuin van een Aalsmeerse dame op leeftijd vertelt ze me dat ze blij is dat het bloemencorso weer terug is. ‘Het is niet meer zo mooi als vroeger, maar het is ons corso’.

Door Aalsmeerders wordt de vraag met welke reden het bloemencorso georganiseerd wordt niet gesteld. Iedereen lijkt stilzwijgend van elkaar te weten waarom het goed is dat er

pogingen worden gedaan om dit corso nieuw leven in te blazen. Ook al rijden er geen

praalwagens meer mee en wordt er door sommige Aalsmeerders een beetje lacherig gedaan over het nieuwe corso, ‘het hoort bij Aalsmeer en we zijn er trots op’.

(6)

6

Trots op ons Aalsmeer

Aalsmeerders zijn niet alleen trots op hun bloemencorso. Ze zijn trots op de bloemenveiling, de Aalsmeerse vlag en de watertoren. Ze zijn trots op hun geschiedenis als tuindersdorp en hun grootouders die met hun handen in de grond het fundament voor de welvaart van het dorp hebben gekweekt. ‘Het is ons Aalsmeer en onze geschiedenis, daar zijn we trots op’. Via de website van de historische vereniging leerde ik Nico kennen en hij legde me uit hoe hij deze trots beleeft.1 ‘Het is iets van deze tijd, het gaat allemaal zo snel om ons heen en het is allemaal zo groot. We houden het een beetje hier, daar zijn we trots op’. Aalsmeer is met de bloemenveiling als internationaal handelscentrum en ligging naast Schiphol onder de rook van Amsterdam, een dorp waar de wereld op de stoep ligt. Van een afstand lijkt het op een van de vele verstedelijkte plattelandsdorpen in de dicht bebouwde Randstad. Het was voor mijn eerste bezoek aan Aalsmeer niet mijn verwachting om een plek aan te treffen met veel ‘dorpse’ kenmerken. Wat ik echter aantrof was een groep trotse dorpelingen met duidelijke ideeën over het onderscheid tussen henzelf en anderen. Als handelsdorp waar al

eeuwenlang mensen in- en uit stromen, was de homogeniteit van deze groep opmerkelijk. Ik kwam er al snel achter dat er iets bijzonders aan de hand was met de ideeën die deze ‘echte Aalsmeerders’ koesteren over de immigranten die in het dorp wonen.

Binnen het culturele integratiediscours dat in Nederland aan het begin van deze eeuw in opkomst kwam, werd de weigering van ‘allochtonen’ om te integreren gezien als de kern van het ‘immigratieprobleem’. In plaats van de sociaaleconomische marginalisatie aan te wijzen als oorzaak van dit ‘probleem’, zoals dit hiervoor gebeurde, werd door onder meer politici als Pim Fortuyn en Rita Verdonk beweerd dat het softe multiculturele beleid de oorzaak was van de toenemende segregatie in de samenleving (Geschiere 2009:135). Volgens socioloog Willem Schinkel maakt ‘dat wat we “samenleving” noemen zich op sociaal-hypochondrische wijze druk om zijn integratie’ (Schinkel 2008:15). Binnen het integratiediscours wordt de samenleving als lichaam gezien dat voortdurend in zijn voortbestaan bedreigd door besmettingen van buitenaf. ‘Sociale hypochondrie, een overbezorgde angst voor integratieproblematiek en een overdreven monitoren van het sociaal lichaam “samenleving”, hebben daarmee ook als effect de radicale uitsluiting van mensen met een andere “cultuur”’(ibid). Het benadrukken van de grens tussen

(7)

7 geïntegreerde leden van de samenleving en de niet-geïntegreerde anderen wordt

gepresenteerd als poging tot versmelting, maar heeft het effect van de voortdurende uitsluiting van diegenen bij wie integratie geproblematiseerd wordt. Dit culturele integratiediscours beïnvloedt vandaag de dag het denken van veel Nederlanders over buitenlanders, immigranten, allochtonen, vluchtelingen en andere mensen die niet worden gezien als ‘oorspronkelijke’ of autochtone Nederlanders.

Het structureel-functionalistische idee van de samenleving als geïntegreerd geheel dat continu bedreigd wordt door een niet-geïntegreerde invasie is overtuigend voor leden van een samenleving omdat het een beroep doet op de ‘nationale habitus’. De kern van de nationale habitus in Europese landen wordt door antropologe Verena Stolcke beschreven als een ‘exclusivist notion of belonging and political and economic rights’ die gestuurd wordt door het moderne idee van de natiestaat (Stolcke 1995:3). Het begrip habitus wordt vaak geassocieerd met het werk van de Franse socioloog Pierre Bourdieu en kan gedefinieerd worden als een wereld van machtsverhoudingen, geworteld in het lichaam en de gebruiken van individuen en groepen (Bourdieu [1990] 2007). Een belangrijk kenmerk van het begrip is dat het als impliciet uitgangspunt van het sociale leven van individuen dient. De natiestaat is voor veel Nederlanders een vanzelfsprekende voorstelling, die wordt ervaren als statisch gegeven.

Het idee van de natiestaat wordt gevormd door de voorstelling van grenzen. Het

verbeelde aspect van gemeenschappen is een idee dat het denken over natievorming binnen de sociale wetenschappen sterk heeft beïnvloed (Anderson [1983]2006). Hoewel de

Aalsmeerders die ik heb ontmoet elkaar en veel andere Aalsmeerders kennen, is Aalsmeer geen face-to-face gemeenschap waarin iedereen elkaar kent. Het idee om bij een grotere groep mensen te horen die dezelfde geschiedenis delen, feesten vieren en kranten lezen creëert het idee van gemeenschap.2 Iedere gemeenschap wordt begrensd door de

voorstelling van een ander die zich buiten de gemeenschapsgrens bevindt. Dit is de ander die binnen het integratiediscours moet integreren of verdwijnen. Toch lijken Aalsmeerders, ondanks het sterke gemeenschapsgevoel, wanneer het hun eigen dorp betreft niet zo bezeten van het integratiediscours als veel andere Nederlanders. Er wordt niet gesproken in termen als aanpassen of integreren. Sterker nog, het lijkt alsof de ander helemaal niet

(8)

8 bestaat in de verbeelding van de Aalsmeerders over hun dorp.

Dit onderzoek richt zich op hoe discursieve constructies van ‘wij’ en ‘zij’ vorm krijgen op lokaal niveau. Aalsmeerders beschrijven hun dorp als een plek waar anderen niet aanwezig zijn. Op een willekeurige dag een wandeling maken door het centrum van

Aalsmeer, schetst een tegenovergesteld beeld van een ‘multicultureel’ dorp waar de ander zichtbaar fysiek aanwezig is. Gezien de ligging van het dorp en de werkgelegenheid die wordt gecreëerd door de kwekerijen en de bloemenveiling, is het niet verrassend dat het niet alleen Aalsmeerders zelf zijn die zichtbaar zijn in de publieke ruimte van het dorp. Hoe is het mogelijk dat ‘buitenlanders’, zoals de grote groep Poolse arbeiders die in het dorp werken en wonen, afwezig lijken te zijn in de collectieve verbeelding van het Aalsmeer van de Aalsmeerders? Het verhaal dat echte Aalsmeerders over zichzelf vertellen en de rol die de ander speelt in dit verhaal zullen worden besproken aan de hand van twee theoretische velden: literatuur omtrent de symbolische productie van gemeenschap en literatuur omtrent glocalisering.

De symbolische productie van grenzen

Net als andere groepen mensen overal ter wereld, zijn de leden van de Aalsmeerse

gemeenschap voortdurend bezig met de symbolische productie van grenzen tussen henzelf en anderen. Zoals de Noorse antropoloog Fredrik Barth in zijn invloedrijke werk Ethnic Groups and Boundaries beschreef, draaien sociale relaties tussen (etnische) groepen niet om de onderlinge, inhoudelijke culturele verschillen, of ‘cultural stuff’, maar om de grenzen die de ene groep van de andere onderscheiden (Barth 1969:11). De verschillen die binnen een groep bestaan, zijn door deze interacties op basis van grenzen niet relevant, het draait om de verschillen tussen groepen. Door naar het idee van deze grenzen te handelen worden deze verschillen gereproduceerd. Mijn ideeën met betrekking tot ‘de gemeenschap’ baseer ik op het werk van de Britse antropoloog Anthony Cohen. In zijn werk The symbolic

construction of community beschrijft Cohen de gemeenschap als een relationeel begrip omdat het een groep mensen impliceert die iets met elkaar gemeen hebben waarin ze denken te verschillen van een andere groep mensen (Cohen 1985:12).

De grens die de ene groep van de ander onderscheidt, is geen objectief waarneembare grens, maar een symbolische, verbeelde grens die verschillende betekenissen kan hebben

(9)

9 voor verschillende leden van de gemeenschap. De leden van de gemeenschap denken dat zij wel ongeveer dezelfde betekenis geven aan deze symbolisch gemarkeerde grens. Voor de gemeenschapsleden is de grens van hun eigen gemeenschap symbolisch complex. Zij zijn zich bewust van de heterogeniteit van hun samenleving en de verschillende betekenissen van de symbolen die hun gemeenschapsgrens markeren. De buitenwereld, die deze gemeenschapsgrens als symbolisch eenduidig beschouwt, ziet de gemeenschap als

homogeen en schrijft er makkelijk stereotype kenmerken aan toe (Strating 1997:7). Binnen het werk van Cohen ligt de nadruk op het verbeelde, subjectieve karakter van

gemeenschappen. In hoofdstuk 3 worden enkele symbolische grenzen besproken die het Aalsmeer van de Aalsmeerders markeren. Het zal duidelijk worden dat structurele

kenmerken als verwantschap en een regulerend ‘doe maar gewoon’ discours een belangrijke rol spelen binnen de productie van de imagined community van Aalsmeer. In hoofdstuk 4 zal worden beschreven hoe de extreem gestereotypeerde ‘kannibaal’ een bijdrage levert aan de symbolische productie van de Aalsmeerse gemeenschap.

Een kwetsbare onderneming: lokaliteit in tijden van globalisering

Door de bloeiende handel in bloemen en planten bewegen er al honderden jaren mensen- en informatiestromen Aalsmeer in en uit. De ligging van het dorp en de uitbreiding en toenemende internationalisering van de lokale bloemenhandel, hebben de laatste decennia bijgedragen aan de verdere toename van contacten met het buitenland en de vestiging van niet-Aalsmeerders in het dorp. De groeiende mobiliteit van mensen en informatie, op nationale en transnationale schaal, is een belangrijke factor van globalisering. De Indiase antropoloog Arjun Appadurai beschrijft de beweging van groepen en individuen over de wereld als ethnoscapes. Een ethnoscape is een bouwblok van een imagined world die bestaat uit migranten, toeristen en andere mensen die zich over de wereld verplaatsen. Volgens Appadurai is de centrale paradox van deze ethnoscapes dat primordiaal denken geglobaliseerd is. Lokale voorstellingen en sentimenten die voorheen als uitgangspunt voor identiteit dienden, zijn primair relationeel en contextueel geworden en steeds verder verwijderd geraakt van een neighborhood, een afgebakend territorium.

In het publieke discours overheerst onterecht het idee dat globalisering hetzelfde is als homogenisering, of McDonaldization, en dat culturele variatie op den duur zal verdwijnen. In

(10)

10 tegenstelling tot dit idee is het leven van mensen zowel globaal als lokaal, ofwel glocaal, geworden. Culturele reproductie in tijden van globalisering is door de afnemende

vanzelfsprekendheid van ‘wij’, een kwetsbare onderneming geworden die bestaat uit een serie bewuste keuzes. ‘As the shapes of cultures grow less bounded and tacit, more fluid and politicized, the work of cultural reproduction becomes a daily hazard’ (Appadurai 1996:45). De opkomst van de term autochtonie en de focus op belonging zijn een indicatie van de manier waarop het werk van culturele reproductie plaats vindt.

De Nederlandse antropoloog Peter Geschiere analyseert de opkomst van autochtonie en discoursen met een focus op belonging als keerzijde van processen van globalisering. De toename van deze discoursen en de sterke focus op belonging zijn volgens Geschiere effecten van intensiverende processen van globalisering (Ceuppens & Geschiere 2005:386). Het primordiale idee van autochtonie, om letterlijk born from the soil te zijn, wordt ervaren als vanzelfsprekend en draagt een idee en sentiment van belonging in zich. Volgens

Geschiere bevat het begrip autochtonie niet meer dan de claim ‘wij waren hier eerst’ en wordt het begrip voortdurend geherdefinieerd ten opzichte van nieuwe anderen.

It is precisely this emptiness that makes the notion so pliable: autochthony’s other can be constantly redefined, entailing new boundary making that accompanies global flows is constantly shifting, just like the definitions of the Self and the Other in autochthony discourse (Geschiere 2009: 28).

Een segmentair begrip als autochtonie dat wordt beleefd als iets statisch, resulteert volgens Geschiere in interne conflicten die tot uiting kunnen komen in de vorm van gewelddadige exclusie. ‘Belonging promises safety, but in practice it raises fierce disagreement over who “really” belongs—over whose claims are authentic and whose are not’ (Ceuppens & Geschiere 2005:387).

De aangenomen correlatie tussen globalisering en de groeiende focus op belonging in

Aalsmeer kan op basis van dit onderzoek niet worden onderbouwd. De beperkingen van het veldwerk maakten het onmogelijk om een toename in discoursen over belonging in

Aalsmeer te historiseren. In de etnografische tegenwoordige tijd bestaat er in Aalsmeer een dominant discours waarin de focus op belonging en autochtonie duidelijk naar voren komen. Hoewel Aalsmeerders zeggen gewend te zijn aan het internationale, geglobaliseerde

(11)

11 veranderen is. In hoofdstuk 2 zal deze angst verder worden besproken.

Ongemakkelijke fascinaties: het veld

Eerlijkheid gebiedt mij te bekennen dat ik tijdens mijn veldwerk niet verliefd ben geworden op Aalsmeer. Vanaf mijn woning in Amsterdam Oost verplaatste ik me dagen achter elkaar naar een andere wereld, een autorit van 25 minuten die zelf een rite de passage werd. Drie maanden lang was ik getuige van de vliegtuigen die over de daken van woningen scheerden, duizenden vrachtwagens op hun weg naar de veiling en de gigantische kwekerijen die de leegte tussen Amstelveen en Aalsmeer overbrugden. Sommige dagen trok ik met frisse tegenzin het dorp in om me uren achter elkaar te pletter te vervelen. Op dit soort

momenten vroeg ik me af wat het was aan dit dorp dat maakte dat Aalsmeerders hier nooit meer weg willen. Met mijn notitieboek onder de arm ging ik op zoek naar ‘echte’

Aalsmeerders in de verwachting een groep mensen met een nostalgische liefde voor de plek waar ze wonen te leren kennen. Mijn plan was om vrienden te maken, mee te doen met dagelijkse activiteiten en zo de Aalsmeerder te leren begrijpen. Ik was benieuwd naar de verhalen die ik te horen zou krijgen, de dingen die Aalsmeerders zeggen en doen waarin ze hun Aalsmeerheid ten toon spreiden. Ook was ik nieuwsgierig naar de manier waarop Aalsmeerders zich onderscheiden van anderen en hoopte dat ik hier na afloop van het onderzoek een interessant verhaal over zou kunnen vertellen.

Zoals het vaak gaat bij antropologisch onderzoek, pakte alles anders uit dan in eerste instantie mijn verwachting was. Ik stuitte op een gesloten groep mensen die me meestal vriendelijk, maar altijd afstandelijk te woord stonden. Het gevoel dat er iets tussen mij en de Aalsmeerders in stond, bleef gedurende mijn hele veldwerkperiode bestaan. Mijn

aanwezigheid in Aalsmeerse ruimtes deed me denken aan het bekende werk Notes on the Balinese Cock Fight van de Amerikaanse antropoloog Clifford Geertz, die de beginfase van zijn onderzoek op Bali beschreef als wind stage. Dit is de fase waarin je bijna zou gaan twijfelen of je zelf wel bestaat omdat je aanwezigheid in een dorp volledig onopgemerkt lijkt te blijven (Geertz 1972:2). Ook toen ik een paar Aalsmeerse contacten had opgedaan, bleef ik het gevoel houden dat de dingen die gezegd werden ergens aan de oppervlakte bleven zweven. Mijn focus verschoof om deze reden op een vanzelfsprekende manier naar het observeren van op het eerste oog nietszeggende taferelen: winkelend publiek, twee mannen

(12)

12 die in de historische tuin aan het klussen en tuinieren waren en de Poolse mis in de

Katholieke kerk. Het waren oefeningen in geduld en doorzettingsvermogen. Af en toe gebeurde er tijdens mijn veldwerk iets fascinerends waardoor ik weer moed kreeg. Een horeca ondernemer met een ‘polentent’, een negatieve opmerking over een nieuwe Poolse winkel in het dorp en het meest fascinerende van alles: steeds meer Aalsmeerders die mij vertelden dat er geen ‘buitenlanders’ in het dorp wonen. Het was niet in de rijkdom van de verhalen die mij verteld werden waar ik mijn informatie vond, maar in de contradicties tussen deze verhalen en mijn observaties. Aan het einde van mijn veldwerkperiode kwam alles bij elkaar in de symboliek van het bloemencorso en de pramenrace.

Mijn jeugd heb ik doorgebracht in Blokker, een dorp in regio West-Friesland in de provincie Noord-Holland. Als kind had ik een zorgeloze jeugd met veel ruimte om te spelen in de weilanden achter ons huis. We woonden in een van de nieuwe wijken van Blokker en hier trokken vooral veel Amsterdammers en andere mensen die niet oorspronkelijk uit West-Friesland kwamen naartoe. Het ‘ons kent ons’ dorpsgevoel was in deze wijk minder sterk ontwikkeld dan in het oude gedeelte van het dorp. Omdat mijn ouders zich niet veel aantrokken van het dorpsleven was ik me er zelden van bewust dat ik in een dorp woonde. Mijn focus lag op het nabijgelegen Hoorn, en Blokker zag ik als een buitenwijk van deze stad. Toch bekroop mij vanaf mijn basisschoolperiode af en toe het ongemakkelijke gevoel dat ik een buitenstaander was. Dit gevoel was een reactie op wat ik nu typeer als de Westfriese ‘doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg’ ideologie. Als kind wist ik al heel jong dat wanneer ik op school opviel, ik zou worden uitgelachen. Mijn verlangen om ‘erbij’ te horen was groot, maar niet groter dan mijn verlangen om me af te zetten.

Zoals misschien wel te verwachten was, werd ik tijdens mijn middelbare school periode een ‘alto’ met roze geverfd haar en zocht ik gelijkgestemden op in het lokale punkcafé. Maar ook binnen deze groep heerste een negatieve houding tegenover iedereen met afwijkende voorkeuren. Er werd hier een vaag ideaal gedeeld dat werd uitgedrukt in termen van anarchisme en antifascisme. In de praktijk bestond dit ideaal uit het kraken van woningen, bier drinken en demonstreren tegen de uitzetting van asielzoekers. Omdat ik een natuurlijke nieuwsgierigheid bezat naar mensen, kunst en ideeën die regelmatig afweken van wat om mij heen ‘normaal’ of ‘goed’ werd gevonden, begon ook deze omgeving voor mij verstikkend te voelen. Toen ik op mijn 16e ook nog eens ‘uit de kast kwam’, was nergens bij horen al lang

(13)

13 deel van mijn identiteit geworden. Na het afronden van mijn middelbare school vertrok ik een jaar naar Australië om te werken en toen ik terug kwam wist ik dat nooit meer zou kunnen aarden in deze omgeving. Een jaar later verhuisde ik naar Amsterdam.

Tijdens een van mijn eerste contacten met een Aalsmeerder, herkende ik onmiddellijk de ironische toon waarmee ik getest werd op humor. Via Neeltje, de enige Aalsmeerder die ik al kende, was ik aan het telefoonnummer van ‘ras-Aalsmeerder’ Jan gekomen. Op de vraag wanneer het hem uitkwam om een afspraak te maken was zijn antwoord: ‘het komt nooit uit’. Op dat moment legde ik nog geen verband met West-Friesland, maar begreep intuïtief dat dit grappig bedoeld was. Zonder dat hij zelf zou lachen om dit prijs te geven, loste ik het op door een ironisch grapje terug te maken. ‘Nou mooi is dat, ik had al geen zin, maar nu helemaal niet meer.’ Natuurlijk mocht ik wel langs komen en tijdens dit gesprek werden er door hem veel grappen gemaakt zonder zelfs maar te glimlachen. Het verhaal van Jan vertoonde geen enkele uitspatting en werd gekenmerkt door relativeringen. Toen ik het interview naluisterde en me verbaasde over de stugheid waarmee het gesprek verliep, realiseerde ik me voor het eerst dat ik onderzoek zou gaan doen op een plek die veel gelijkenissen vertoont met de plek waar ik ben opgegroeid.

Bij het contact leggen met Aalsmeerders is het noodzakelijk om via iemand anders binnen te komen. Via via kwam ik in contact met enkele belangrijke Aalsmeerders, zoals een mannelijke vriendengroep met ras-Aalsmeerders van in de 50 met daarin een

rondvaartschipper en een kweker. Via het Aalsmeerse roddelcircuit kwam ik bij een horeca ondernemer terecht, waardoor ik me ging verdiepen in het nachtleven van Aalsmeer. Via de balie van het gemeentehuis kwam ik in contact met de gemeente archivaris en zijn Poolse collega. Tegen het einde van mijn onderzoeksperiode belandde ik bij het bloemencorso waar ik als vrijwilliger pogingen deed om mee te helpen. De organisatoren zorgden ervoor dat ik, ondanks de soms passief agressieve reactie van sommige andere vrijwilligers, mee mocht helpen en lopen bij het corso. Achteraf realiseerde ik me pas hoe groot de gunst is die ze me hiermee hebben bewezen. Ze waren de vriendelijke, gastvrije noot in een vaak koele,

afstandelijke omgeving. In het volgende hoofdstuk zal de context en geschiedenis van Aalsmeer als dorp met een internationale handelstraditie worden beschreven. Hoofdstuk 3 vertelt het verhaal van de Aalsmeerders over zichzelf en in hoofdstuk 4 zal de rol van ander in de voorstellingen van de Aalsmeerders aan bod komen.

(14)

14

(15)

15

2. Het dorp en de wereld

‘Aalsmeer heeft twee gezichten. Aan de ene kant het gezicht van een dorp. Aan de andere kant het gezicht van de wereld’.

Het gezicht van de wereld

Bijna twee jaar geleden bezocht ik Aalsmeer voor de eerste keer. Een vriendin was bevallen van haar eerste kind en ik ging op kraambezoek om de gelukkige ouders te feliciteren. Hun flat bevond zich naast de voormalige tv studio’s en minder dan een half uur rijden van mijn woning in Amsterdam Oost.3 Ik herinner me dat ik daar met pasgeborene op schoot in de woonkamer zat en me verbaasde over de enorme hoeveelheid vliegtuigen die ik door de grote ramen van het appartement het luchtruim zag doorkruisen. De kersverse vader zat naast mij op de bank en was druk bezig met het traceren van de vluchtnummers met behulp van zijn nieuwe iPad applicatie. Hij richtte zijn iPad op de passerende vliegtuigen en las hardop: ‘Vlucht CZ0770 bestemming Shanghai, vlucht KQ1565 bestemming Nairobi, mooi om te zien waar ze heengaan hè?’. Dat vond ik ook en ik kreeg het gevoel dat de lucht boven Aalsmeer gevuld was met wereldreizigers.

Bij veel Nederlanders die nog nooit in Aalsmeer zijn geweest, doet deze plaatsnaam een belletje rinkelen. Vanaf het einde van de vorige eeuw kwam Aalsmeer Nederlandse huiskamers binnen toen mediamagnaat Joop van den Ende in een omgebouwd

veilinggebouw begon met het uitzenden van commerciële tv-programma’s. De eerste en enige associatie die ik met Aalsmeer had voordat ik er ooit was geweest, was dan ook het tv programma de miniplaybackshow. Eind jaren ’80 vormde deze playbackshow voor kinderen het hoogtepunt van mijn week. Presentator Henny Huisman luidde iedere vrijdagavond het weekend in met de woorden: ‘Dames en heren, jongens en meisjes, vanuit de studio’s in Aalsmeer, de miniplaybackshow!’. Deze zin roept nog steeds de herinnering op aan het leukste vraagstuk waar mijn kinderhoofd zich toentertijd over kon breken: ‘Welk liedje ga ik doen als ik word uitgenodigd?’. Tot twee jaar geleden was Aalsmeer voor mij niet meer dan een plaats met een tv-studio en een bloemenveiling.

3 Endemol Televisie Studio’s (ontstaan na de fusie van mediabedrijven van Joop van den Ende en John de Mol)

verhuisden in 2010 naar Amsterdam Zuidoost. De studio’s in Aalsmeer dienen nu als theater en worden verhuurd voor evenementen. Sommige tv-programma’s worden nog steeds in Aalsmeer opgenomen. http://www.studiosaalsmeer.nl/tv-studios

(16)

16 Aalsmeer bevindt zich ongeveer 25 kilometer ten zuiden van Amsterdam. Het dorp huisvest de grootste bloemenveiling ter wereld en de tv studio’s waar in de jaren ’80 de eerste commerciële programma’s voor de Nederlandse televisie werden geproduceerd. De bloemenveiling en tv studio’s zijn iconisch voor het dorp. De studio’s in Aalsmeer werden gehuisvest in een van de twee voormalige veilinggebouwen van Aalsmeer. Ieder jaar worden meer dan 12 biljoen bloemen en een half biljoen planten geveild op de bloemenveiling die verhuisde naar de andere kant van het dorp en met een oppervlakte van meer dan een miljoen vierkante meter de grootste bloemenveiling ter wereld werd. De geveilde bloemen en planten die voorheen in Aalsmeer werden gekweekt, worden nu voor het grootste deel geïmporteerd uit alle hoeken van de wereld zoals Colombia, Kenia en Israel. De

wereldberoemde Aalsmeerse rozenteelt is inmiddels grotendeels verplaatst naar Kenia waar Aalsmeerders nieuwe bedrijven hebben opgezet.

Bieden op bloemen en planten op de veiling kan via internet vanaf iedere plek ter wereld. Met behulp van vrachtwagens en vliegtuigen wordt de handel binnen 48 uur vervoerd naar iedere gewenste plaats van bestemming. Vanuit de hele wereld komen toeristen een bezoekje brengen aan de bloemenveiling waar ze net als in een museum een audiotour kunnen volgen en via de veilingklokken eindigen in de souvenirwinkel. De ligging pal naast nationale luchthaven Schiphol waar op jaarbasis meer dan 400.000 vluchten vertrekken en landen is ideaal voor de handel in versproducten. Als centrum van de

wereldhandel in bloemen, de bakermat van nationale commerciële televisie en de nabijheid van Schiphol heeft Aalsmeer een internationale uitstraling.

Na het vliegtuigen spotten vanaf de bank in de Aalsmeerse huiskamer kreeg ik foto’s te zien van de pramenrace. De pramenrace is een typisch Aalsmeers evenement waarbij

vriendengroepen op versierde boten door het dorp varen. Met veel enthousiasme werden de details van de bouw van de boot en het verloop van de race toegelicht. Verwonderd dacht ik na over de tegenstelling tussen het internationale karakter van het dorp en een dorps ritueel als de pramenrace. Toen ik maanden later via dezelfde Aalsmeerse vriendin hoorde dat er negatieve verhalen over Poolse arbeiders in het dorp circuleerden, dacht ik onmiddellijk aan die bijzondere tegenstelling van internationale en lokale beelden die ik die middag had gezien. Ongeveer tegelijkertijd lanceerde de rechtse politieke partij PVV het

(17)

17 zogenaamde MOE-landers meldpunt. 4 Dit meldpunt was een subjectieve, online meting van de hoeveelheid overlast en problemen die Nederlanders ondervonden van Midden- en Oost-Europeanen in Nederland. Ook werden Polen in de media steeds vaker de ‘nieuwe

Marokkanen’ genoemd.5 Er werd een vergelijking gemaakt met de Turkse en Marokkaanse gastarbeiders die in de jaren ’60 en ’70 naar Nederland kwamen. Sommige Polen die naar Nederland kwamen om in de landbouwsector te werken voelden zich minder welkom en spraken over ervaringen van uitsluiting en discriminatie (ibid). Oost-Europeanen leken de nieuwe ander te zijn geworden en het mikpunt van cultureel racisme. Het Europees Parlement deed een beroep op premier Mark Rutte om dit meldpunt te veroordelen en in Polen werd gepleit voor een boycot van Nederlandse producten.

Ondertussen waren bij de gemeente Aalsmeer de plannen om een ‘Polenhotel’ neer te zetten in de buurt van het nieuwe bedrijventerrein Green Park afgelast. In 2011 werd er nog actief gezocht naar oplossing voor het gebrek aan betaalbare woonruimte voor de bijna 3000 arbeidsmigranten, maar als gevolg van de financiële crisis werd dit plan in 2012 wegbezuinigd. De woonomstandigheden van Poolse arbeiders in Aalsmeer zouden ‘schrijnend’ zijn, overlast veroorzaken en dit werkhotel zou in 2014 een einde moeten maken aan de ‘woonterreur in Aalsmeer’ (Parool 2011). Vanuit de Aalsmeerse gemeenschap werd tegen dit plan geprotesteerd omdat dit werkhotel, dat buiten de woonwijken geplaatst zou worden, overlast zou kunnen veroorzaken bij omwonenden. Het lijkt verrassend dat in een dorp waar al eeuwenlang stromen mensen en producten in- en uitgaan, fel gereageerd wordt op een groep nieuwkomers. Om de context waarbinnen deze reactie plaats vindt beter te kunnen begrijpen, worden in de volgende paragraaf de relevante geschiedenis en veranderingen beschreven die het dorp de laatste decennia heeft doorgemaakt.

Het gezicht van een dorp

De historische tuin

Voor een oude boerderij sta ik stil. Hier is het. De zon schijnt vrolijk op het groen geverfde hout en in de goed onderhouden voortuin prijkt een bordje waarop in keurige letters ‘Historische Tuin’ staat geschreven. Via het grindpad loop ik naar de voordeur en bij gebrek aan bel klop ik aan. Geen reactie.

4

http://www.meldpuntmiddenenoosteuropeanen.nl

(18)

18

Ik loop een rondje om de boerderij heen en wanneer ik weer terug wil gaan naar de voordeur kom ik hem tegen op het pad. Jan woont aan de Uiterweg, een van de belangrijkste oude straten van Aalsmeer. Zijn huis is het voorportaal van de historische tuin, het tuinbouwmuseum van Aalsmeer. Ik heb geen idee wat ik me voor moet stellen bij een historische tuin. Na een korte kennismaking volg ik hem door het hek dat leidt naar de achtertuin van de boerderij. Het museum blijkt een lange tuin te zijn met een pad dat recht door het midden loopt. Aan weerszijden van het pad zijn kassen en veldjes met verschillende beplantingen te zien. Hans begint te vertellen op de nuchtere toon die ik bij meer Aalsmeerders heb leren kennen.

Dit is een rozenkas, hier kunnen we niet naar binnen want ze zijn net bespoten. Dat daar zijn dahlia’s. Deze soort wordt helemaal niet meer gekweekt. Het verkoopt niet meer. Deze beplanting hier hebben ze ook nog een tijdje geprobeerd in stand te houden met Polen, maar het was te arbeidsintensief.

De tuin is chronologisch ingedeeld, we lopen van ongeveer 1940 terug in de tijd naar het jaar 1700. We beginnen bij de teelt van potplanten en snijbloemen in kassen, via heesters en rozen belanden we bij de seringen. Jan vervolgt zijn rondleiding.

Seringen werden vroeger in de kas gezet om ze in bloei te trekken, de bloemen verkochten we als snijbloemen. Het was heel zwaar om ze van het land te tillen. Voor het vervoer gebruikten we boten, dat zijn de pramen waar je waarschijnlijk wel eens van gehoord hebt.

Terwijl ik luister naar de stroom van informatie over sierheesters, trekheesters, buitenbloemen en perkgoed vraag ik me af hoe dit verhaal relateert aan mijn onderzoeksonderwerp. Tussen de regels door vertelt Jan dat hij vroeger zelf een kwekerij had, maar dat hij nu op de bloemenveiling werkt. Van iemand anders hoor ik later dat hij eigenlijk misschien liever kweker had willen blijven. Terwijl we door de tuin lopen passeren we twee mannen, de ene blijkt imker te zijn en de ander is aan het klussen aan een kas. Jan vertelt dat er ongeveer honderd vrijwilligers werken bij de historische tuin. Het zijn mannen zoals hij, de vijftig gepasseerd met een verlangen om het oude dorpsgezicht in stand te houden. Af en toe onderbreekt Jan zijn verhaal als er een vliegtuig vlak over ons hoofd suist. Wanneer we aan het einde van de tuin eindigen bij de vroegste teelten van fruitbomen en aardbeien in

Aalsmeer schreeuw ik door het geronk van een vliegtuigmotor de vraag of hij als bewoner van de boerderij geen last heeft van geluidsoverlast. Zoals veel Aalsmeerders is Jan eraan gewend geraakt zegt hij. ‘En gelukkig ligt de historische tuin in een veiligheidszone, want anders zouden ze het hier net zo vol bouwen als de rest van het dorp’.

Jan is een van de Aalsmeerders uit een kwekersfamilie die al generaties lang in Aalsmeer woont. Hij is opgegroeid met zijn handen in de Aalsmeerse grond en heeft het bedrijf van

(19)

19 zijn vader plaats zien maken voor megakwekerijen. Waar het Aalsmeer van voor de jaren ’70 door Aalsmeerders wordt beschreven als een hechte dorpsgemeenschap, ontstond na die periode bij veel Aalsmeerders een gevoel van afbrokkeling. De bloemenveiling groeide en het landschap veranderde. Eigenaren van kleine familiekwekerijen konden door de opkomst van efficiënte, grote kwekerijen het hoofd niet meer boven water houden. Boerderijen werden verkocht en verbouwd of maakten plaats voor nieuwe, luxe woningen. Het land waar voorheen bloemen en planten werden geteeld, werd verkocht en verhuurd aan

mensen die van buiten Aalsmeer aangetrokken werden door de recreatiemogelijkheden van de Westeinderplassen. Seringenakkers die het dorpsgezicht van Aalsmeer lange tijd

typeerden, maakten plaats voor jachthavens, tuinhuisjes of complete vakantiebungalows. Als reactie op deze ontwikkelingen richtte eind jaren ’70 een groepje Aalsmeerders de Stichting Oud Aalsmeer op. Ondertussen heeft de volgende generatie, de generatie van Jan, de Stichting overgenomen. Volgens Jan geeft het tuinbouwmuseum een beeld van ‘(…) hoe het vroeger op de kwekerij ging, dat werd toen belangrijk gevonden omdat ze zagen dat Aalsmeer enorm snel aan het veranderen was’.

Ongeveer 26 jaar geleden richtte Jan met een groep vrienden de pramenrace op. De Aalsmeerse praam is een lange, platte boot die bestemd is voor het vervoeren van

landbouwproducten door de binnenwateren. Omdat Aalsmeer voor een groot deel uit eilandjes bestaat, was de praam een geschikt vervoermiddel om bloemen en planten door het dorp te vervoeren. Pramen worden nog steeds op kleine schaal gebruikt om de zware seringen met kluit van de akkers naar de kassen te verplaatsen. Maar het grootste deel van de handel in bloemen en planten wordt nu via de weg en lucht vervoerd. Als karakteristiek vervoersmiddel van Aalsmeer, begon de praam steeds meer te verdwijnen. Jan en zijn vriend Nico maakten zich zorgen over deze ontwikkeling. ‘Onze vaders werkten daarmee en we hadden er goede herinneringen aan, maar nu lagen ze afgezonken in sloten’. Om die reden initieerden zij met hun vriendengroep een wedstrijd die ervoor moest zorgen dat de pramen werden opgeknapt en op deze manier voor het nageslacht bewaard zouden worden. Het plan oversteeg alle verwachtingen en er worden nu zelfs nieuwe pramen gebouwd om mee te kunnen doen aan de pramenrace. Dit jaar vaarden er 150 pramen mee en is de race uitgegroeid tot het grootste evenement van Aalsmeer.

(20)

20 bepaald thema en op de dag van de race samen met de andere pramen een route door het dorp varen. Er worden aan het einde van de race prijzen uitgereikt aan de snelste en mooiste praam, maar er zijn ook veel recreanten die meevaren zonder mee te dingen naar een prijs. Het belangrijkste onderdeel van het ritueel is het wekenlang bouwen aan de praam voorafgaand aan de race. Dit gebeurt binnen hechte vriendengroepen en gaat gepaard met avonden bier drinken terwijl er wordt geklust aan de praam. Jan beklaagt zich over de nieuwe ontwikkelingen rondom het evenement.

Het oorspronkelijke idee van die pramenrace was om aandacht te besteden aan die weinige pramen die er nog waren, maar de weegschaal is totaal doorgeslagen. Er worden nu zelfs minipramen

gebouwd van kunststof. En de bedoeling is nu eigenlijk om die dag zoveel mogelijk feest te maken. Op zich niets mis mee, maar het oorspronkelijke doel is helemaal uit beeld verdwenen.

In eerste instantie mochten er alleen teams meevaren op een authentieke Aalsmeerse praam, maar na een aantal jaar vaarde er voor het eerst een team mee van buiten Aalsmeer. ‘Na zes jaar hadden we twee teams uit Roelofarendsveen, dat vonden we geweldig, dat we mensen van buiten Aalsmeer hadden die mee wilden doen. Dat kon je dan ook zien, die hadden een praam uit die streek’ (Nico). Er zijn er een aantal strenge regels waar

deelnemers aan moeten voldoen. De praam mag bijvoorbeeld alleen worden aangedreven door een Zweedse PENTA buitenboordmotor en er gelden strenge diskwalificatieregels. Deze regels bepalen onder andere dat er niet te veel alcohol geconsumeerd mag worden op de boot, maar dit lijkt in de praktijk met een korrel zout te worden genomen.

Naast het in stand houden van de Aalsmeerse praam was de oprichting van de pramenrace een reactie op een ander ritueel, het Aalsmeers bloemencorso. De eerste pramenrace werd georganiseerd op dezelfde dag als het toentertijd bekendste

bloemencorso van Nederland. Het bloemencorso was in 60 jaar volgens veel Aalsmeerders steeds minder Aalsmeers geworden.

Wij vonden dat het bloemencorso eigenlijk niet meer Aalsmeers was. Het was hier maar even en ging dan buiten de plaats, bleef in Amsterdam en werd opgesteld ergens anders. Dan kwam het ’s avonds weer een keer terug. Het was eigenlijk niet meer voor en door Aalsmeer en dat was de belangrijkste reden om een ander evenement op te zetten. Want de allereerste pramenrace was op de dag van het corso (Nico).

(21)

21 Terwijl het bloemencorso in de beleving van veel Aalsmeerders steeds minder Aalsmeers werd, groeide de pramenrace uit tot het grootste en meest populaire evenement van het jaar. Veel Aalsmeerders hadden het gevoel dat de pramenrace wel voor en door

Aalsmeerders werd georganiseerd: ‘de pramenrace is Aalsmeers gebleven’ (Nico). In 2007 werd het bloemencorso afgeschaft omdat de veiling na de fusie met

FloraHolland het corso niet meer financierde. Het corso was voorheen het visitekaartje van de lokale bloemenhandel en een manier om de rijkdom en schoonheid van de Aalsmeerse bloemen te vertonen. Omdat de bloemenhandel in Aalsmeer steeds meer internationaal georiënteerd werd en de veiling fuseerde met een landelijk bedrijf, nam het lokale belang van het corso af. Omdat het bloemencorso voor zowel de gemeente als de veiling

onbetaalbaar was geworden, trok de veiling na 60 jaar de stekker eruit. De buurtschappen die zich inzetten om de wagens voor het corso te bouwen, reageerden door er ook mee te stoppen. Na drie jaar stilte besloot een klein groepje Aalsmeerders in 2011 om op kleine schaal opnieuw een Aalsmeers bloemencorso te organiseren. Ook deze organisatie vond dat het bloemencorso zoals het was, niet Aalsmeers genoeg meer was. ‘Dan gingen we naar Zaandam, Hoofddorp en Amsterdam. En wij zeggen: het is een Aalsmeers corso, het blijft in Aalsmeer. Als mensen het willen zien komen ze hier maar heen’ (Bert). Het nieuwe corso wordt in een bedrijfsloods door een groep mensen in elkaar gezet. In het verleden gebeurde dit op meerdere locaties door buurtschappen en werden alle instanties die betrokken waren bij het sociale leven in Aalsmeer vertegenwoordigd in het bloemencorso. Door sommige Aalsmeerders wordt een beetje lacherig gedaan over het nieuwe corso dat in omvang nog geen schaduw is van het vorige corso.

In het verleden waren de buurtschappen in het dorp zeer actief. Het corsocomité van een buurtschap bouwde bijvoorbeeld een eigen praalwagen voor het bloemencorso. Nu zijn deze buurtschappen vergrijsd. ‘Die buurtschappen is een vergrijzende toestand, als je ziet wat er op een vergadering komt van een buurtvereniging, dat is 70 plus. Oude kerels, zie je bij de historische vereniging ook, niemand onder de 40’ (Nico). Kerkelijke organisaties, clubs, buurtschappen en verenigingen zoals fanfares, koren en sportclubs vormden in het verleden de ruggengraat van het sociale leven in het dorp. Gerard vertelde dat hij in 1969 als

Amsterdammer in Aalsmeer kwam wonen en de grootste moeite had om contacten te leggen. ‘Om er als Amsterdammer in te komen in Aalsmeer moest je lid worden van een

(22)

22 club, een organisatie of wat dan ook. Anders kwam je er niet in. Dat is nog steeds zo’. Net als in de rest van Nederland gingen Aalsmeerders in het verleden om met mensen van de eigen kerk. Religie speelt nog steeds een belangrijke rol in het dorp.Zoals bij de pramenrace zichtbaar werd, bestaat het sociale leven nu minder uit buurtschappen en verenigingen en meer uit vriendengroepen. De vriendschappen die Nico sloot op de basisschool, zijn nu nog steeds erg belangrijk voor hem. ‘Ik heb heel veel vrienden, klasgenoten van de lagere school die nog allemaal in Aalsmeer wonen. Er zijn er wel een paar weg getrokken, maar die wonen niet meer in Nederland’.

Volwassen Aalsmeerders hebben het idee dat jongeren weg trekken uit het dorp. Omdat jongeren buiten het dorp studeren, steeds hoger opgeleid worden en minder vaak in de lokale industrie gaan werken, leeft de angst dat jonge Aalsmeerders minder hechten aan het Aalsmeer van de Aalsmeerders. ‘Jongeren trekken weg en ik denk dat de meesten buiten Aalsmeer terecht komen. Sommigen komen niet meer terug. Die hebben misschien niet meer dat gevoel van Aalsmeer’ (Nico). Zelf geven jongeren aan in Aalsmeer te willen blijven. De 19-jarige Sylvie vertelde dat ze haar toekomst in Aalsmeer ziet. ‘Gezellig, hier wonen mijn vrienden, ik weet niet waar ik anders moet wonen’. Ook jongerenwerker Sam geeft aan dat jongeren graag in Aalsmeer willen blijven, maar dat dit niet altijd even makkelijk is.

Veel jongeren in Aalsmeer wonen tegen hun zin lang thuis. Ze willen niet weg uit het dorp. Het is moeilijk voor ze om een huis te vinden want er zijn wachtlijsten en het is duur. Soms wonen ze op hun dertigste nog thuis. Ze willen niet naar Amsterdam. Ze houden van hun dorp.

In het verkiezingsprogramma van de lokale politieke partij Aalsmeerse Belangen (AB) wordt in het hoofdstuk ‘Aalsmeer moet dorps blijven’ het uitgangspunt geformuleerd dat iedere jonge Aalsmeerder die dat wil in Aalsmeer moet kunnen blijven wonen.6 De jongeren die meeliepen op de dag van het corso spraken met grote betrokkenheid over hun dorp. Toen ik aan Anne van 21 vroeg waarom veel mensen Aalsmeerse vlaggen en wimpels uithingen vertelde ze me: ‘Geen speciale reden. We zijn gewoon trots denk ik. Rood staat voor de aardbeien, groen voor het blad en zwart voor de aarde’. Het beeld dat veel volwassenen hebben over het wegtrekken van jongeren lijkt niet te kloppen, jongeren zijn trots op hun

(23)

23 dorp en willen er graag blijven wonen.

Het nieuw leven inblazen van het afgeschafte bloemencorso, het oprichten van de pramenrace en de historische tuin zijn reacties op het idee dat het Aalsmeer van de Aalsmeerders aan het veranderen of zelfs aan het verdwijnen is. Het is minder

vanzelfsprekend geworden dat Aalsmeerders elkaar kennen en de voorstelling van Aalsmeer als begrensde gemeenschap staat onder druk. De wereld komt Aalsmeer binnen en veel Aalsmeerders kijken naar de toekomst met de angst dat hun Aalsmeer zal veranderen of zelfs verdwijnen. Het uitvinden en inzetten van typisch Aalsmeerse symbolen en tradities zijn manieren waarop Aalsmeerders hun dorp dichtbij proberen te houden.

Daarom hangen veel mensen ook die Aalsmeerse vlag uit. Omdat ze iets willen hebben dichtbij dat herkenbaar is. Dat geeft rust. Als er in het dorp iets verandert wil men dat niet zo graag. Het is allemaal een beetje beschermend, vrienden en kennissenkring, er verandert niet zoveel (Nico).

Aalsmeerders houden het graag dichtbij huis, werd mij vaak verteld. Vooral oudere

Aalsmeerders gaan het liefst het dorp niet uit. Ex-marinier Jos heeft veel gereisd in zijn leven en hierdoor naar eigen zeggen een meer ‘wereldse blik’ ontwikkeld. Hij vertelde mij

gekscherend over de weekindeling van de gemiddelde Aalsmeerder.

Ze gaan op dinsdag en donderdag voetbal trainen. Op vrijdag hangen ze in de lokale kroeg. Op zaterdag gaan ze misschien een keer naar Amsterdam. Op zondag voetballen, dan de hele dag in de kantine hangen en that’s it. En dan weer werken. En dat blijven ze jarenlang herhalen en dan zijn ze misschien wel een keer in Turkije geweest of Portugal (Jos).

Als reactie op het idee dat het dorp snel aan het veranderen is worden tradities uitgevonden of nieuw leven ingeblazen en groeit de angst dat jongeren het dorp zullen verlaten en dat hiermee het onderscheid tussen Aalsmeerders en anderen kleiner wordt. Een belangrijke manier waarop Aalsmeerders zich onderscheiden van anderen vindt plaats op basis van een collectieve identiteit als ‘hardwerkend volk dat elkaar helpt in moeilijke tijden’ (Nico). Deze identiteit is voor een belangrijk deel gebaseerd op de nauw verweven doopsgezinde en handelstraditie van het dorp die in de volgende paragraaf besproken zal worden.

(24)

24

Doopsgezinde handelstraditie

Tijdens mijn onderzoek werd ik meerdere malen spontaan rondgeleid bij de bedrijven van de mensen die ik bezocht. Ik kreeg tekst en uitleg bij een kwekerij voor sierplanten, een tour door het overvolle magazijn van een verhuurbedrijf voor evenementen en een kijkje in de keuken van een restaurant. Dat ik relatief veel ondernemers ben tegen gekomen is geen toeval. Gemeente Aalsmeer heeft met een inwonersaantal van ruim 30.000 en meer dan 4400 bedrijven de hoogste bedrijfsintensiteit van Nederland.7 Regelmatig werd mij door Aalsmeerders met trots verteld dat zij ondernemende mensen zijn bij wie de handel in het bloed zit. ‘Wij zijn ondernemers, we nemen veel risico en we hebben dit dorp groot

gemaakt.’ (Nico). De succesvolle nationale en internationale handel in het dorp gaat eeuwen terug en heeft niet alleen te maken met de gunstige geografische ligging. Hoe komt het dat Aalsmeerders in de loop der tijd succesvolle handelaren zijn geworden? In deze paragraaf zal de geschiedenis van Aalsmeer met betrekking tot deze handelstraditie worden beschreven. In de 12e eeuw verscheen de naam Aalsmeer voor het eerst in historische documenten. Op dat moment bestond het gebied voornamelijk uit ongecultiveerd bos en ontsloten

veengebied.8 Door gebrek aan bewerkbaar land leefden de mensen van kleinschalige veeteelt, landbouw en visserij. De actieve vervening van het gebied in de 13e eeuw zorgde ervoor dat het land dat overbleef intensiever bebouwd moest worden. Deze intensieve bebouwing van vruchtbare veengrond wordt gezien als de basis voor de later zo succesvolle bloementeelt in Aalsmeer. Aalsmeerders hadden immers geleerd om de schaarse grond intensief te cultiveren. In de 17e eeuw werd de basis gelegd voor de handelstraditie waar Aalsmeerders vandaag de dag trots op zijn. Men begon met het kweken van fruitbomen en vanaf 1650 werden tussen deze bomen ook aardbeien verbouwd. Door de inpoldering van het gebied werd de visserij minder belangrijk en als resultaat hiervan nam de aardbeienteelt tussen 1850 en 1885 toe. De rood, groen, zwarte vlag van Aalsmeer draagt nog steeds kleuren die hun oorsprong vinden in deze aardbeienteelt.

Aan het einde van de 19e eeuw nam de teelt van bomen en heesters voor tuinaanleg en beplanting van de pas aangelegde polders toe (Strating 1997:38). Deze ongebruikelijke luxeproducten werden populair onder rijke Amsterdammers die hun tuinen een statig

7

http://www.aalsmeer.nl/Ondernemen_en_Economie

(25)

25 aanzien gaven met behulp van buxussen en coniferen. Er werd niet alleen geëxporteerd naar omringende landen, maar ook naar Rusland en de Verenigde Staten. Het feit dat Aalsmeer een toevluchtsoord was geweest voor Doopsgezinde vluchtelingen droeg bij aan contacten in het buitenland. Deze kennis van buitenlandse markten was noodzakelijk voor de export. Rond 1880 werd door veel kwekers een start gemaakt met het kweken van buitenbloemen en in 1896 werd de eerste rozenkas gebouwd. Vanaf dat moment werden er steeds meer kassen gebouwd voor zowel rozen als seringen. Dit gebeurde meestal op het nog niet verveende land dat uitermate geschikt was voor de bloementeelt. Rond 1900 nam de vraag naar bomen en heesters af en in de grote steden ontstond een groeiende interesse voor potplanten en snijbloemen (ibid).

Op handelsgebied ontstond in Aalsmeer vanaf 1900 steeds meer samenwerking. Namen als woningbouwvereniging 'Volksbelang' en bakkerij 'De Eendracht' geven een indruk van deze coöperatieve houding. Ook het ontstaan en de fusie van de bloemenveilingen, aanvankelijk in cafés en later in veilinggebouwen, was het resultaat van het besef onder kwekers dat zij samen tot transparante prijsvorming konden komen. Na het ontstaan van de veilingen werd een proces van specialisatie in gang gezet. Als economische activiteiten raakten kweken en handel steeds meer gescheiden. Tijdens de economische crisis in de jaren ’30 werd de handel in luxe goederen als bloemen en planten ernstig belemmerd.

Coöperatieve organisaties als de lokale Tuinbouwbank, de veilingen en een lokaal Crisiscomité zorgden ervoor dat de bloementeelt in Aalsmeer kon overleven (ibid:40). Onderlinge hulpverlening bleef belangrijk in Aalsmeer en wordt door Aalsmeerders nog steeds benoemd als kenmerk van de Aalsmeerse ‘dorpsmentaliteit’. Deze dorpsmentaliteit, die ervoor zorgt dat mensen elkaar ondersteunen ongeacht of zij concurrenten van elkaar zijn, komt volgens veel Aalsmeerders voort uit de Doopsgezinde traditie van het dorp. De Doopsgezinden vormen de Nederlandse tak van een van oorsprong reformatorische

stroming van protestantse Christenen. Nadat in de 16e eeuw een kolonie van Doopsgezinden zich vestigde in Aalsmeer, ontstond hier de grootste Doopsgezinde gemeente van

Nederland.9 Bijna alle Aalsmeerders die ik heb gesproken zijn of waren ooit lid van deze Doopsgezinde gemeente. De laatste dertig jaar zijn er meer afscheidingen van deze

traditionele, kerkelijke stroming ontstaan in en rond het dorp. Een voorbeeld hiervan is de

(26)

26 Levend Evangelie Gemeente (LEG) die populair is onder jongeren. ‘In Aalsmeer zijn er nu nogal wat afscheidingen want iedereen die dat wil, scheidt zich af en begint zijn eigen kerk. Dan gaat iemand op zondagochtend voor zichzelf beginnen’ (Jan). Hoewel net als in de rest van Nederland kerkbezoekers aan het vergrijzen zijn, bestaat in Aalsmeer nog steeds een relatief grote geloofsgemeenschap. Vooral jonge Aalsmeerders geven een eigen invulling aan hun geloof. ‘Jonge mensen hebben nu zoiets van, ik voel me niet meer thuis bij de oude hervormde leer dus ik ga liever naar de LEG of de CAMA gemeente’ (Gerard).10 Ook is door de komst van veel Poolse mensen naar Aalsmeer de laatste vijf jaar de Rooms-katholieke kerk in Aalsmeer weer in trek. Iedere zondagmiddag vindt in de afgeladen Karmelkerk een Poolse dienst plaats.

In 1968 fuseerden de twee bloemenveilingen Bloemenlust en Centrale Aalsmeerse Bloemenveiling (CAB) in de Verenigde Bloemenveilingen Aalsmeer (VBA). In 1972 werd een gigantisch veilingcomplex in gebruik genomen dat momenteel nog steeds groeit. Als eerste bloemenveiling in Nederland stelde VBA in 2006 het lidmaatschap open voor bedrijven die zijn gevestigd in landen buiten de EU. Dit opende een grote internationale markt en de mogelijkheid voor Aalsmeerders om bedrijven buiten de EU op te zetten.11 In 2008 fuseerden de twee grootste bloemenveilingen van Nederland, FloraHolland en VBA.

FloraHolland heeft vijf vestigingen waaronder de exportveilingen in Naaldwijk en Rijnsburg. Aalsmeer bleef de hoofdveiling en samen vormen ze de grootste bloemenveiling ter wereld met een omzet van 4,2 miljard euro, 4000 werknemers en 12,5 miljard verkochte bloemen en planten per jaar.

Aanvankelijk werden bloemen, net als daarvoor de aardbeien en planten, voornamelijk per boot naar Amsterdam vervoerd. De bloemenmarkt in Amsterdam is ontstaan door de boten met bloemen die vanuit Aalsmeer naar het centrum van de hoofdstad vaarden en daar direct vanaf de kade hun handelswaar verkochten. Het water in Aalsmeer is niet alleen gunstig geweest voor de ontwikkeling van de handel in bloemen en planten. Vandaag de dag vormen de Westeinderplassen, met een oppervlakte van tien vierkante kilometer, een

10

Zowel de LEG (Levend Evangelie Gemeente) als de Aalsmeerse CAMA (Christian And Missionary Alliance) Gemeente (ACG) staan er in Aalsmeer om bekend dat ze moderne, laagdrempelige kerken zijn waar bijvoorbeeld muziek en beweging een grote rol spelen.

11

Op dit moment heeft FloraHolland 600 buitenlandse leden

(27)

27 belangrijke economische motor voor Aalsmeer. De Westeinderplassen zijn ontstaan door het afgraven van veen en bestaan uit een grote plas en enkele kleine plassen die met elkaar verbonden zijn door kleine slootjes. Door de eeuwen heen bestond Aalsmeer uit meer plassen die later weer werden ingepolderd. Op de overgebleven plassen bevinden zich veel kleine eilandjes, ook ontstaan door turfwinning, waarvan sommige nog steeds dienen als seringenakker. De meeste van deze eilanden zijn nu als recreatie eilanden in gebruik. In het voorjaar en zomerseizoen wordt er intensief gevaren, gezeild en gesurft op de plassen. Wat in de 15e eeuw nog een klein stukje Aalsmeers grondgebied was, speelde in de 20e eeuw een grote rol voor de landelijke economie. In 1916 landde het eerste militaire vliegtuig op Schiphol en vier jaar later het eerste burgervliegtuig van de KLM. Vanaf 1920 nam het vervoer van verse bloemen door de lucht toe. Aalsmeerders werden zich al snel bewust van de waarde van Schiphol voor de handel en protesteerden toen de overheid het vliegveld richting Leiderdorp dreigde te verplaatsen. Tegenwoordig is de houding van veel

Aalsmeerders tegenover Schiphol ambivalent. Enerzijds zien ze hun handel de lucht in gaan en anderzijds wordt er geklaagd over geluidsoverlast. De meeste Aalsmeerders zijn het er over eens dat vliegtuigen bij het wonen in Aalsmeer horen en de omgang met de

geluidsoverlast is een onderdeel geworden van de collectieve identiteit.

Vreemdelingen in Aalsmeer

In de riante huizen in het oude dorp en in de snel groeiende nieuwbouwwijken in Aalsmeer zijn de afgelopen decennia veel mensen van buiten Aalsmeer komen wonen. Naast het grote aantal mensen dat uit omringende plaatsen als Hoofddorp, Amstelveen en Amsterdam naar Aalsmeer trok, werd in 2011 ongeveer 15% of ruim 1700 personen van de populatie van Aalsmeer ingedeeld als allochtoon.12 Dit ligt 5% onder het landelijke percentage van ongeveer 20%, maar ligt door de ligging in de Randstad een stuk hoger dan in veel andere Nederlandse plattelandsdorpen. Deze 15% bestaat voor 9% uit westerse allochtonen, dit zijn bijvoorbeeld Europeanen die op Schiphol werken. De andere 6% bestaat uit niet-westerse allochtonen en binnen deze groep zijn de aantallen Marokkaanse en Surinaamse

Nederlanders het grootst, namelijk beide 1,2%. Hierna volgt nog een klein aantal Turkse en

12

http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/1C22F64F-B86F-42C2-8CAC-E36299C9AA89/0/Aalsmeer.pdf

(28)

28 Antilliaanse Nederlanders.13

In de telling van de bevolking van gemeente Aalsmeer is een groep van naar schatting 2500 tot 3000 Poolse mannen en vrouwen die in Aalsmeer wonen en werken niet

meegenomen.14 Vergeleken met andere minderheden in Aalsmeer is deze groep Polen groter dan de groep niet-westerse allochtonen en ongeveer net zo groot als de westerse allochtonen. Veel van deze Poolse arbeidsmigranten wonen tijdelijk in Nederland en registreren zich niet bij de gemeente. Hierdoor worden ze uitgesloten in officiële

Nederlandse statistieken (Engbersen, Snel & de Boom 2010:118). Het aantal migranten dat zich officieel voor een langere periode in Nederland vestigt is wel bekend, maar over tijdelijke en onregelmatige migratie wordt weinig tot niets geregistreerd (ibid:116). Dit betekent dat de hoeveelheid immigratie vanuit Polen en andere CEE landen onderschat kan worden. Sommige van deze Poolse bewoners van Aalsmeer zijn seizoensarbeiders die na de zomermaanden terug keren naar Polen en anderen vestigen zich permanent in de

gemeente. Poolse mensen die in Nederland werken, keren soms terug naar Polen wanneer een klus is voltooid en gaan naar Nederland wanneer er weer vraag naar mensen is

(ibid:117).

Nederland kent een lange historie van arbeidsmigratie. De nieuwe migratie van de afgelopen vijftien tot twintig jaar verschilt van die in de jaren 1950 tot 1990. Toen werd migratie naar Nederland gedomineerd door postkoloniale migratie uit Indonesië (na 1949) en Suriname (na 1975). Vanaf de jaren ’60 waren het voornamelijk de zogenaamde

gastarbeiders uit Turkije en Marokko die naar Nederland verhuisden om te werken. In de jaren ’70 bestond bijna de helft van alle niet-Nederlandse immigranten in Nederland uit mensen uit vijf landen: Turkije, Marokko, Suriname, de Nederlandse Antillen en Indonesië. In 2010 was slechts 20% van niet-Nederlandse immigranten in Nederland afkomstig uit deze landen (ibid: 116). In de jaren ’70 en ’80 overheerste bij beleidsmakers en veel autochtone Nederlanders het idee dat de gastarbeiders terug zouden keren naar het land waar ze vandaan kwamen zodra het werk waar ze voor kwamen voltooid zou zijn. Veel van deze mensen keerden niet terug, maar lieten hun familie overkomen naar Nederland en bouwden een bestaan op. Toch leeft bij veel autochtone Nederlanders nog steeds het idee dat deze

13

Turkije 0,3%, 75 inwoners en 0,4% Nederlandse Antillen en Aruba, 103 inwoners

14

Omdat er geen cijfers beschikbaar zijn is het moeilijk na te gaan wie er precies bedoeld worden met deze groep Polen. Het is mogelijk dat Roemenen en Bulgaren ook als Polen worden gecategoriseerd.

(29)

29 voormalige gastarbeiders en hun kinderen en kleinkinderen die geboren zijn in Nederland, niet thuis horen in Nederland.

In mei 2007 opende Nederland de arbeidsmarkt voor burgers van de nieuwe lidstaten in Centraal en Oost Europa (CEE). De hoeveelheid tijdelijke arbeidsmigranten uit Oost-Europese landen is de laatste jaren zeer snel gegroeid (ibid:117). Voordat de Nederlandse grenzen werden opengesteld voor Oost-Europese arbeiders, overheerste in het publieke discours de angst dat Poolse mensen banen zouden ‘afpakken’ van Nederlanders.15 Na het openstellen van de grenzen en de legalisering van het werk dat soms al illegaal werd gedaan, ontstond meer controle op het werk. In Nederlandse media zoals kranten en opiniewebsites overheersten negatieve nieuwsberichten. Berichten over de benarde situatie van grote groepen Poolse mannen, die moesten werken voor lonen die ver onder het wettelijk vastgestelde minimumloon liggen en tegen hoge huren in kleine, slecht onderhouden woningen werden gehuisvest, voerden de boventoon. Ook werden Polen in verband

gebracht met asociaal gedrag, criminele activiteiten, alcoholmisbruik en het veroorzaken van verkeersongelukken. Deze dominante beeldvorming over Polen in Nederland speelt een belangrijke rol in de manier waarop Aalsmeerders over Polen denken.

Pools bier, Poolse kentekens, twee Poolse winkels en tussen de twee en drieduizend Poolse mensen. Wanneer je in Aalsmeer rondloopt is de aanwezigheid van de grote groep Polen duidelijk zichtbaar. Vooral in Aalsmeer zuid waar veel Polen woningen huren, kun je niet lang rondlopen zonder mensen Pools met elkaar te horen spreken. Toen de

Nederlandse grenzen open gingen voor Poolse arbeidsmigranten, werden zij met open armen ontvangen door de Aalsmeerse bloemenindustrie. Uitzendbureaus met vestigingen in Polen en Nederland stimuleerden grote aantallen goedkope, Poolse arbeiders om in

Nederland te gaan werken. Van enkele tientallen Polen die in 2007 werkzaam waren op de bloemenveiling, groeide de groep Polen in Aalsmeer naar rond de 2500 in 2011. Eerst trokken er voornamelijk mannen naar Aalsmeer, maar na vijf jaar werkten er net zoveel Poolse vrouwen in de bloemenindustrie en vestigden zich steeds meer Poolse gezinnen in het dorp. Ondanks de afname van werkgelegenheid door de financiële crisis is er in Aalsmeer geen terugloop van arbeidsmigratie waarneembaar, maar neemt deze ook niet meer met grote sprongen toe. Tegelijkertijd is de crisis een belangrijke stimulans voor werkgevers om

(30)

30 goedkope Oost-Europese arbeidskrachten in dienst te nemen.

Veel Poolse mannen en vrouwen werken op de bloemenveiling en in de grote kwekerijen. Vrouwen doen hier voornamelijk productiewerk, zoals het inpakken van

orchideeën en ander lopende bandwerk. Net als de mannen doen de vrouwen ook zwaarder werk zoals het tillen van kratten op karren. Vrouwen werken naast het productiewerk op de veiling regelmatig als schoonmaakster.‘Schoonmaken doen ze heel veel. Strijken, alles kan je ze laten doen. En ze doen ook alles’ (Neeltje). Poolse mannen werken in de bouw en of de transportsector. Ook in Aalsmeer wordt door Polen zwart gewerkt voor uurtarieven die ver onder het minimumloon liggen. Volgens Aalsmeerders gebeurt dit tegenwoordig echter steeds minder en zeker niet op de bloemenveiling. ‘De veiling kan het zich niet permitteren want die doet alles via reguliere cao’s. Bij de kwekers is het nu ook beter dan vroeger, daar wordt ook bijna iedereen normaal betaald’ (o-b).16

Begin 2012 initieerde wethouder Marco Florijn in het Westland het zogenaamde ‘kassenproject’ waarbij uitkeringsgerechtigde Rotterdammers in de kassen aan het werk werden gezet. Als deze mensen niet mee zouden werken, zouden zij worden gekort op hun uitkering. Van de busladingen werkloze mensen die het Westland in werden gereden,

hebben tot nu toe slechts vijf Rotterdammers er een vast contract aan over gehouden en het project wordt dan ook als mislukt bestempeld.17 Veel Aalsmeerders zijn op de hoogte van het kassenproject in het Westland en vinden het een belachelijk idee. Poolse mensen staan er in Aalsmeer om bekend het werk te doen dat niemand wil doen en dit is volgens veel Aalsmeerders juist de reden waarom ze in Aalsmeer zijn. ‘Er zijn veel Polen, maar als Nederlanders bereid waren om dit werk te doen dan hadden die kwekers die wel genomen hoor, geloof me maar’ (o - b).

Poolse, Bulgaarse en Roemeense werknemers, werken langer door op ongebruikelijke dagen en tijdstippen. Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat en zelfs op zondag.

Als ik over de plassen vaar kom ik langs die seringenteelt. Daar zijn Roemenen, Bulgaren en Polen aan het werk in dienst van een Nederlands uitzendbureau. Dat is simpelweg omdat Nederlanders het werk niet willen doen. En je ziet ze ook op zaterdag en zondag seringen in de grond stoppen of eruit halen.

16

De oud-burgemeester zal vanaf hier aangeduid worden als: (o-b)

17

http://www.binnenlandsbestuur.nl/sociaal/nieuws/slechts-vijf-rotterdammers-vast-contract-in.7890272.lynkx

(31)

31

Dat was hier 30 jaar geleden ondenkbaar dat er op zondag gewerkt werd, maar dat doen ze nu wel gewoon. Het werk moet gebeuren (Nico).

De Poolse Aniela kwam dertig jaar geleden als student naar Aalsmeer en spreekt door haar werk als tolk heel veel Polen die in Aalsmeer werken. ‘Die kwekerijen zijn net fabrieken en mensen doen de hele dag hetzelfde zware werk. Dat werk zouden ik en jij niet kunnen doen. Kratten vol met planten kar in, kar uit. Vreselijk zwaar’. Ze hoort veel verhalen over

medische klachten als gevolg van de zware werkomstandigheden en problemen die ontstaan door uitbuiting door werkgevers. Volgens Aniela is de uitbuiting van Poolse mensen in

Aalsmeer de laatste twee jaar minder geworden. ‘Eindelijk beseffen mensen dat ze niet zomaar alles moeten ondertekenen, maar komen ze er bijvoorbeeld mee naar mij toe. Voorheen werden ze onder druk gezet, teken maar hier en hier’.

Ondanks dat deze arbeidsmigratie niet of nauwelijks geregistreerd wordt, merken Aalsmeerders dat er de laatste jaren meer mensen uit Bulgarije en Roemenie in het dorp zijn komen werken. Zij zijn op hun beurt weer goedkopen dan de Polen die ondertussen hun weg in Aalsmeer al beter weten te vinden en lopen hierdoor meer risico op uitbuiting.

Aalsmeerders scharen Roemenen en Bulgaren meestal ook onder de noemer ‘Polen’ of ‘Oostblokkers’.18 Aalsmeerders zijn zich bewust van de grote groep Oost-Europese mensen in hun dorp, maar rekenen hen niet tot het Aalsmeer van de Aalsmeerders. In het volgende hoofdstuk zal het beeld dat Aalsmeerders hebben van hun dorp worden beschreven.

18

Het Oostblok is een term voor de landen in Oost-Europa die in de tweede helft van de 20e eeuw onder de invloedssfeer van de voormalige Sovjet-Unie vielen. Het begrip is verouderd en symboliseert een idee van afstand tussen de Nederlander als Europeaan en de Pool als ‘Oostblokker’.

(32)

32

3. Vliegtuig boven de bloemenveiling

(33)

33

3. Aalsmeer van de Aalsmeerders

‘Aalsmeerders houden nog steeds dat dorpsgevoel vast. Een gevoel van dat je hier vandaan komt, dat je je hier thuis voelt, dat het dorp van ons is’.

Aalsmeerders leven met een voorstelling van wat hun gemeenschap betekent voor henzelf en andere Aalsmeerders, maar dit zelfbeeld van de gemeenschap is niet voor alle

Aalsmeerders hetzelfde. Mijn veldwerk in de Aalsmeerse gemeenschap werd

gekarakteriseerd door een lange reeks tegenstrijdigheden die door de Aalsmeerders gepresenteerd werden als algemeen geaccepteerde en ‘typisch Aalsmeerse’ waarheden. Deze tegenstrijdigheden typeren de complexiteit van de voorstellingen van Aalsmeerders over hun dorp en de complexiteit van antropologisch onderzoek in het algemeen. Om interpretatie mogelijk te maken in dit web van betekenissen, heb ik vastgehouden aan de vraag hoe Aalsmeerders de grenzen van hun dorp symbolisch produceren. Welke

symbolische grenzen bestaan in de voorstellingen van Aalsmeerders over wat en wie wel en niet thuis hoort in het Aalsmeer van de Aalsmeerders? In de verhalen van Aalsmeerders over zichzelf, hun dorp en elkaar werden als antwoord op deze vraag enkele mechanismen

zichtbaar. Deze mechanismen: verwantschap, normativiteit, arbeidsethos en klaagrelaties, vormen de rode draad van dit hoofdstuk.19

Echte Aalsmeerders: segmentatie en verwantschap

Het steekincident

Het erf aan de Aalsmeerderweg staat vol met geparkeerde auto’s en voor de loods zijn verschillende mensen aan het werk. Buiten staat een zwarte, blinkende jeep die voor de helft versierd is met bloemen en daarnaast staat een aanhangwagen die zo te zien nog helemaal opgebouwd moet worden. De deur van de loods staat open en binnen is een handjevol mensen druk bezig met het sjouwen van emmers water en bakken bloemen. Wanneer ik langs loop groet ik een paar vrouwen en ze groeten terug met een onderzoekende blik in hun ogen. Een meisje van mijn leeftijd kijkt me lang aan alsof ze zich probeert te herinneren waar ze me van kent. Dan zie ik achter een stellage een bekend gezicht. Bert ziet mij ook en loopt op me af terwijl hij zijn zoon roept: ‘Rick, die meid is er, wat

19

Binnen de beperkingen van het veldwerk heb ik gekeken naar hoe Aalsmeer verbeeld wordt in de

etnografische tegenwoordige tijd. Dit onderzoek is niet historisch en er kunnen om deze reden geen uitspraken worden gedaan over in hoeverre de beschreven mechanismen typerend zijn voor de huidige tijd.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit vraagt van hen een grote professionaliteit in het bewust en actief aandacht schenken aan het mogelijk maken van ontmoetingen tussen gezinnen (Geens et al., 2018). Al deze

Het onderzoek van Filip Dewallens naar het statuut van de ziekenhuisarts kon niet op een beter moment komen. Het statuut bestaat nu bijna 30 jaar, maar grondig juridisch onderzoek

Daarbij koppelt de auteur de eigendomsexclusiviteit voor het eerst zeer expli- ciet aan de (actieve) elasticiteit van het eigendomsrecht. Hierdoor komen een aan- tal paradigma’s op

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Aalsmeer - Je hoort er steeds meer over maar veel mensen kunnen zich nog niet voorstellen dat met een 3D-printer echte ‘tastbare’ model- len geprint kunnen worden..

Aalsmeer - Het jaar 2011 is inmid- dels in haar tweede week, reden voor de VVD om u uit te nodigen voor haar Nieuwjaarsbijeenkomst, die gehouden wordt op 27 januari in

[r]