LANDBOUW-ECONOMISCH INSTITUUT
DEN HAAG (Schev.) - VAN STOLKWEG 29 - TELEFOON 55.23.50 - GIRO 41.22.35
TELEFOON No. AFD. BEDRIJFSECONOMISCH ONDERZOEK LANDBOUW 55.74.13
MAATSTAVEN EU METHODEN VOOR DE .BEOORDELING VAN DE FINANCIERING VAN • ' TTJINBOTJTOEDRUVËN
Alvorens een begin te kunnen maken met een onderzoek naar de
financiële positie van tuinbouwbedrijven, waaruit gevolgtrekkingen kunnen worden gemaakt ten aanzien van eventuelemaatregelen, moet komen v<ast te staan welke maatstaven voor een beoordeling ven 'de financiële toestand kunnen worden gebruikt.
Het financieringsprobleem vcor een tuinbouwbedrijf luidt als volgt: Op welke wijso en tegen welke kosten kan de beschikking
worden verkregc-n ever de koopkracht (kapitaal) die (dat) nodig is ter dekking van stichtingskosten en daaraanvolgende, steeds terugkerende bedrijfsuitgaven, m.a.w, ter dekking van de kapitaal-behoefte van bet bedrijf. Het financieringsprobleem kan derhalve slechts dan tot een oplossing worden gebracht, indien men een in-zicht heeft in de kapitaalbehoefte van een tedrijfa Deze wprdt oem. bepaald door de aard van het productieproces en de aard, levens-duur en ouderdom van de nodige productiemiddelen.
In het algemeen en ook bij de tuinbouw kunnen de productie-middelen worden onderscheiden in»
1. eeuwigdurende onversiytbare activa (grond, veestapel, plànt-ops-tand^n) wellr.c wird?n* gûkf'^ark'ft 'oor hcA foit, dat zij aan
het productieproces deelnemen zonder daarin op te gaan. Deze activa lopen derhalve niet in hét bedrijf omj
2. duurzame doch verslijtbare activa (serre's, warenhuizen,
schuren, tuinspoor, enz.), welke in achtereenvolgende productie-processen prestaties leveren en daarbij aan slijtage onderhevig zijn. Deze activa lopen geleidelijk in het bedrijf om. Bij verkoop van de eindproducten komt regelmatig een deel van de in deze productiemiddelen geïnvesteerde koopkracht vrij in de vorm van afschrijvingsgel denj
3. vlottende activa, welke in êên productieproces geheel opgaan (zaaizaad, pootgoed, kunstmest, bestrijdingsmiddelen). De in deze activa geïnvesteerde koopkraoht komt steeds na aflocp van 66n
productieproces vrij.
Op grond van -leze schematische indeling der benodigde productie-middelen kan men ook in het tuinbouwbedrijf drie soorten kapitaal-behoeft?, onderscheiden.
1 „ De behoefte aan voortdurend- aanwezig kapitaal.
2. De behoefte? aan kapitaal dat voor een lange doch eindige
X.31TB-J:I io aangetrokken«"'
2
-Daarbij dienen wij evenwel te bedenken, dat deze behoeften niet
volkomen parallel lopen met de investeringsbedragen, welke voor
bovengenoemde 3 soorten aotiva afzonderlijk nodig zijn. Bij de bepaling
van de kapitaalbehoefte van een bedrijf gaat het niet zo zeer om de
investeringen in de produotiemiddelen afzonderlek, dan wel om de
koopkracht die op aohtereenvolgende tijdstippen in het gehele complex
van produotiemiddelen is vastgelegd.
ad 1. De permanente kapitaalbehoefte zal derhalve niet sleohts
ont-staan door de aanwezigheid van de eeuwigdurende activa, dooh ook
door een deel der duurzame verslijtbare activa en een deel van de
vlottende activa. Hoewel de levensduur van elk duurzaam
produotie-middel.afzonderlek beperkt is, zal veelal in het gehele oomplex van
duurzame productiemiddelen een minimum (kern) aan kapitaal permanent '
moeten worden vastgelegd. Dit geldt eveneens voor de vlottende activa,
indisn bijvoorbeeld het productlopröooe voor oo» eedaoe» «»rat
be-gonnen, voordat het productieproces van het daaraan voorafgaande
sei-zoen is geëindigd.
ad 2. De behoefte aan kapitaal voor een lange, dooh eindige termijn
ontstaat als gevolg van de toppen in de in duurzame
produotiemidde-len gebonden koopkracht, alsmede door dat deel der behoefte aan
vlottend kapitaal, dat goedkoper op langere termijn kan worden
ge-dekt dan op korterev
ad 3» De kapitaalbehoefte op korte termen ontstaat als gevolg van
seizoentoppen in het productieprooes.
Als algemene financieringsregel kan nu worden gesteld,'dat de
continuïteit van een bedrijf het beste wordt gewaarborgd als de
kapitaalvoorziening naar grootte en naar termijnen wordt afgestemd
op de totale kapitaalbehoefte. Dit kan gesohieden aan de hand van
balansen op achtereenvolgende tijdstippen, waarbij gebruik moet worden
gemaakt van bedrijf sb e gr o tinge n. '
Deze regel wordt nu gewoonlijk zodanig uitgelegd, dat
1. de permanente kapitaalbehoefte geheel door eigen kapitaal
moet worden gedekt}
2. de langdurige, doch tijdelijke kapitaalbehoefte tenminste
door leningen op lange termen moet worden gedekt|
3. de kortstondige kapitaalbehoefte door crediet op korte
termen kan worden gedekt,
.'.'" Indien de beschikbaarhei ds duur van het kapitaal korter is dan
de duur der kapitaalbehoefte kunnen liquiditeitsmoeilijkheden
op-treden. In het geval de financiering van een (tu inbouw) be drijf aan
bovenstaande schematisch aangegeven maatstaven voldoet, wordt deze
bedrijfseconomisch verantwoord goacht.
•• 3 *•
Er'komen nu twee vragen naar voreni
1, zijn deze algemene maatstaven juist en dus aanvaardbaar voor de beoordeling van de financiering van de tuinbouw? 2. gesteld dat zij aanvaardbaar zijn, zijn deze algemene
maat-staven ook praotisoh hanteerbaar?
ad 1. Het lijkt niet voor twijfel vatbaar dat een bedrijf, dat is ge-financierd volgens bovenstaande normen, financieel krachtiger is dan een bedrijf dat hiervan afwijkt. En zeer zeker zouden wij als eis
willen stellen, dat een bedrijf een langdurige kapitaalbehoefte niet met kort orediet dekt. Het komt ons echter voor, dat er wel bezwaren
kunnen worden aangevoerd tegen de algemene financieringsregel volgens welke de permanente kapitaalbehoefte geheel door eigen kapitaal moet woïden gedekt. Hierbij wordt er blijkbaar van uitgegaan dat slechts uit eigen middelen permanent beschikbaar kapitaal kan worden ver-kregen, In feite kan men eohter ook door middel van een
kapitaal-voorziening in de vorm van meerdere op verschillende tijdstippen ver-vallende. - dus elkaar overlappende - leningen voorzien in een
zekere behoefte aan permanent besohikbaar kapitaal. Dit is analoog met het verschijnsel dat de totale kapitaalbehoefte voor dé collec-tiviteit van de, ieder voor zich yoxslijtende en tenietgaande duur-zame productiemiddelen ontleed kan worden in een permanent en een variabel gedeelte.
Een ander bezwaar is, dat - waar met kapitaal dat permanent , beschikbaar moet zijn, bedoeld wordt de minimum kapitaalbehoefte
in de loop der tijd - het tijdvak waarover men het bedrijf beschouwt, van beslissende betekenis is voor het vaststellen van het bedrag
dat in de vorm van eigen kapitaal besohikbaar behoort te zijn (zie grafiek).
Waarschijnlijk zou geen enkel tuinbouwbedrijf tot stand z^n ge-komen, indien men zich stipt aan de finanoieringsregel had gehouden, dat permanent benodigd kapitaal door eigen middelen moet worden gedekt. Vale bedrijven zijn desondanks levensvatbaar gebleken. De verklaring hiervoor moet o.i. ten dele worden gezooht in de nauwe verwevenheid van de persoon van de tuinder met het bedrijf. Bij de
toepassing van bovengenoemde "mechanische" objectieve maatstaven wordt dit uitermate belangrijke subjeotieve element gemakkelijk verwaarloosd en juist dit subjectieve element is voor de credietgevers -van grote betekenis. Dit blijkt al direct wanneer men twee
soort-gelijke tuinbouwbedrijven veronderstelt, welke volkomen identiek zijn met betrekking tot de aard en de kwaliteit der productiemiddelen.
•» 4
*~
Uitgaande van vorenstaande normen zouden z^j dan op dezelfde wijze
kunnen worden gefinancierd. De practijk leer eohter anders. Indien
de tuinder op het ene bedrijf zeer vakbekwaam ijverig, zuinig, eerlijk
en arbeidzaam is in tegenstelling tot de tuinder op het andere bedrijf,
dan is het niet verantwoord in beide gevallen dezelfde normen aan
te leggen voor de financiering. De practijk doet dit - ook niets de
credietwaardigheid van de eerstgenoemde tuinder zal immers veel
hoger worden aangeslagen dan die van de andere en bijgevolg zal-hij
bijvoorbeeld gemakkelijker hypothecair, crediet kunnen verkrijgen. In
het algemeen aohten de boerenleenbanken de persoon van de
crediet-gever van doorslaggevende betekenis. Pas daarna gaan z}j over tot
beoordeling van de aanwezige zekerheden. De betrouwbaarheid van de
persoon is van grote betekenis voor de bepaling van de looptijd van
een hypotheek. Over het geheel genomen zijn in de land- en tuinbouw
betrekkelijk gemakkelijk nieuwe hypotheeknemers te vinden en dit
geldt zeer zeker in die gevallen, waarbij grond als zekerheid kan
worden aangeboden. Welnu, vooral bij de solide tuinder kan schuld-.
vernieuwing zonder veel moeilijkheden plaats vinden. Indien
geld-leningen zijn opgenomen welke elkaar wat de looptijd betreft,
over-lappen, gaat dit .vreemde kapitaal
as
functie vervullen van permanent
beschikbaar kapitaâll
Deze oonolusie is niet zonder betekenis; zij houdt .immers in,
dat een deel van de bijvoorbeeld door de grond veroorzaakt permanente
kapitaalbehoefte zonder bezwaar door hypothecair crediet kan worden
gefinancierd. De vraag, hoe' groot dit deel kan zijn," wórdt eohter mede
bepaald door eerdergenoemde subjectieve factoren. Voor pachtbedrijven
bestaan analogo mogelijkheden} de kans op het vinden van
kapitaal-verschaffers en borgen wordt immers in hoge mate bepaald door de
persoon van de pachter. Onze conclusie luidt derhalve, dat een zekere
mate van financiering van de permanente kapitaalbehoefte
(o,
a, wegens
permanent aanwezige activa) door middel van langlopende schuld
ver-dedigbaar is.
Ter beantwoording van da gestelde vraag komen wy derhalve"tot'de
conclusie, dat de reeds eerder genoemde "algemeen geldende"
financie-ringsmaatstaven niet toepasbaar zijn by de aotieve financiering van
bijvoorbeeld tuinbouwbedrijven. Door de credietgever zullen de vele
wisselende subjectieve factoren naast de dekking van de lening in
het oog worden gevat. Doch deze - en hierin schuilt een moeilijkheid
waarop wy stuiten - kunnen niet in een objectief hanteerbare norm
worden uitgedrukt. Zouden wij nu noodgedwongen van deze subjeotieve
elementen moeten afzien, dan zou een uitspraak over de financiële
positie van de tuinbouw een zeer onwezenlijk en daardoor een minder
waardevol karakter verkrijgen.
•* 5 •«
adj?,» Wij komen than3 tot de vraag of de gevonden algemene maat-staven dan wel practisoh hanteerbaar zijn,, Teneinde de normen te kunnen gebruiken dienen wij de beschikking te hebben over nauw-, keurige gegevens omtrent de activa en passiva. Zo zouden wij omtrent de duurzame activa o<,m, over een gedetailleerde kennis moeten be-schikken over de constructie, de ouderdom, onderhoudstoestand, vervangingswaar de, teneinde de kapitaalbehoefte op lange termijn van elk betrokken bedrijf te kunnen analyseren» Ook de behoefte aan kort kapitaal gedurende het seizoen zou moeten worden onderzocht. Het cnderzosk van de kapitaalbehoefte voor elk bedrijf afzonderlijk vergt evenwel op zichzelf reeds veel tijd„
Daarnaast is echter - onverschillig van welke normen wij zullen uitgaan bij de beoordeling van de financiering - inzicht nodig in de wijze waarop de kapitaalbehoefte in feite is gedekt. Wij zouden moeten weten hoeveel geld de tuinder heeft geleend, op welke termijn en van welke credietgever, welke zijn aflossingsverplichtingen zijn, hoe hij zich voorstelt zijn seizoenbehoefte aan kapitaal te dekken en over welk bedrag aan eigen middelen hij beschikt. Het is zeer twijfelachtig, of veel tuinders bereid zullen zijn deze inlichtingen te verstrekken, tenzij zij doordrongen zijn van de noodzaak dit te doen. Daarom is
allereerst nagegaan welke gegevens reeds beschikbaar z^n uit de Bedryfsuitkomstenstitistiok voor de Tuinbouw en welke gegevens daarenboven nog verkrijgbaar zijn.
De vraag, waarin de voorgaande beschouwingen uitmonden, luidti welke voor de practyk bruikbare, hanteerbare en aanvaardbare oriteria nu eigenlijk kunnen worden opgesteld, teneinde de financiële positie van tuinbouwbedrijven te beoordelen en in hoeverre kan daarbij gebruik v/orden gemaakt van gegevens van de Bedrijf suitkomstenstltHiiek. De voornaamste tiitoria zijn naar onze meningi
1) of de bedrijven de seizoenbehoefte aan geldmiddelen uit hoofde van de seizoenproduotie en/of de seizoenafzet kunnen dekken; 2) of de bedrijven uit de regelmatig vrijkomende afschrijvingsgelden
de aflossingen al dan niet kunnen voldoenj
3) of de credietgevers bereid zullen zyn de benodigde leningen te versohaffen.
Het eerste criterium omvat het probleem van de liquiditeit op korte termijn, het tweede iehelst het vraagstuk van de liquidi-teit op lange termijn, terwijl het derde criterium kan worden aan-geduid ala het vraagstuk van de solvabiliteit,
6
-In hot onderstaande is een willekeurig bedrijf op vorenstaande criteria getoetst«
A. LIQUIDITEITSPOSITIE OP KORTE TEHJ2JN
Voor het genoemde "bedrijf iß onderzocht hoeveel geldmiddelen na de "balansdatum 1 Januari 195"! nog uit het "bedrijf zullen
vrag-vloeien ter financiering van de productie en afzet in het "betreffende seizoen. Eaartoe zijn de ontvangsten en de uitgaven in de achtereen*, volgende vierwekelijkse perioden met elkaar vergelekon en da
vér-schillen tussen beide grootheden gesaldeerd. Het grootste gecumu-leerde tekort, nl, f. 1.523» blijkt in de 3e periode voor te kernen. Naar uit het onderstaand overwicht "blijkt, is per 1 Januari 1951 ' het saldo aan liquide middelen f. 356. Het bedrijf zal derhalve nog
voor f« I.523 - f. 35^ » f. 1.167 kort orodiet moeten opnemen ten-einde de productie en de afzet te waarborgen. Dit bedrag beloopt 5» 3$ van de jaaromzet van het bedrijf. Ter beoordeling van de hoogte van dit percentage kan do grens, waartoe veilingen crediet verlenen
(nl, 20/5 van de omzet) als maatstaf worden gebruikt. 4 W, per.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
•.!011
12
, 13-' r 1 Januari 1951 »Kas
Bank Ont v.-Uit g. «m -M »+
+
+
+ '+
-•f+
-mm Voorraden Vorder! Te bet. .ngen313
571
639
1242 3705 1965 2116213
826
2471165
225
42
kosten Saldo liq.middelen Behoeft Tekort .e liq. (kort middelen crediat) Cum. - 313 - 884 - I523 <= - 281 ir 3424 + 5389 _ + 7505 + 7718 + ' 6892 ... + 9363 + 9528 • 9303 + 9261 •f.
669,-" 1.211,-» 110,-_
f.1.990,-
Uj&it-f.356,-UslïliZ
7
-Wij zouden tevens kunnen nagaan hoe de liquiditeit zou wijzigen wan-neer de prijzen der eindproducten met 5/°> 10$» 15$ enz. zouden dalen. Vorenstaand schema kan nog worden gecompleteerd door de vervangingen en aflossingsbedragen in de "berekening van de liquiditeit op korte termijn te betrekken, Wjj komen dan echter op een ge "bied dat in het onderhavige onderzoek is behandeld bij de beschouwingen over de liquiditeit op lange termijn,
B. LIQUIDITEIT OP LANGE TERMIJN
Aan de hand van aanschaffingsjaar en levensduur der aanwezige duurzame activa is de totale behoefte bepaald aan kapitaal op lange termijn en de voor vernieuwing benodigde middelen tot het jaar 2000
(nl, het tijdstip waarop de langstlopende reeds afgesloten lening
1 )
geheel zal zyn afgelost ' , Door vergelijking van de voor vernieuwing benodigde bedragen met het beschikbare kapitaal is in bijlage I, tabel A nagegaan wanneer en tot welk bedrag nieuwe leningen moeten worden aangegaan. Ten aanzien van de voorwaarden is aangenomen dat het bedrijf tegen dezelfde voorwaarden nieuwe leningen kan opnemen,
(voor kleine bedragen is van een looptijd van 20 jaar uitgegaan en voor grote bedragen een looptijd van 50 jaar). Op grond hiervan is
bepaald in welke periode de totale aflossingsverplichtingen maximaalz|£i# (Zie bijlage I, tabel B,) Hierbij is tevens verondersteld, dat de
be-nodigde leningen ook inderdaad aan credietgevers ter beschikking worden gesteld (zie hieromtrent de opmerkingon in ad C over de
solvabiliteit), In het onderhavige geval zal in de periode 19Ö7/1993 gemiddeld f. 1,510,- per jaar moeten worden afgelost. Aangezien uit afsohrijvingen jaarlijks een bedrag van f* 1.553»- vrij zal komen, is de liquiditeit op lange termijn nog juist gewaarborgd.
Wanneer dit niet het geval zou zijn, zou nagegaan kunnen worden of het tekort uit het inkomen van de óndernemer .
kan worden betaald. Het zal evenwel een verschil maken of een eventueel tekort ia do nabije toekomst of pas over enige tientallen jaren zal'
optredenj de liquiditeitsmóeilijkheden zullen zwaarder wegen naar-mate het tijdstip waarop deze zullen rijzen, diohterhij ligt.
Ligt de datum waarop deze moeilijkheden zullen optreden verderaf, dan zal de tuinder gemakkelijker middelen kunnen vinden (bv, door inkrimping van het bedrijf) om de moeilijkheden het hoofd te bieden. Teneinde deze overwegingen in onze conclusie te betrekken, zouden wij de eventuele tekorten tot contante waarde kunnen herleiden en
deze uit-iraklcon in procenten vin het inkomen.
1) Het lijkt natuurlijk verstandig de onderzoekingsperiode korter te nemen, daar in een zo lange periode tal van onvoorziene
fao-toren het feitelyke financieringsbeeld waarschijnlijk geheel zullen wijzigen. De lange periode is in dit geval eohter gekozen omdat in beginsel dat tijdstip moet worden gezocht waarop de aflossingsver-plichtingen maximaal zijn. Na enige tijd zal onder gelijkblijvende omstandigheden het financieringssohema zich herhalen.
8
-Teneinde de berekeningen meer "bij de werkelijkheid te doen aansluiten zouden wij bijvoorbeeld een onderzoekingsperiode van 5 jaar kunnen kiezen en zouden wij een trendmatige prijsstijging kunnen incalculeren,
C. SOLVABILITEIT
Hieronder wordt verstaan het vermogen om uit de waarde van da activa van een crec'.ietnemer zijn schulden te voldoen» Een crediet-gever zal slechts dan een lening willen verstrekken, indien hij er zeker van is dat hij zijn geld kan terugkrijgen, ook als het bedrijf zijn productie moet staken.
Een credietgever is daarom in het algemeen niet bereid tot een hoger bedrag leningen te verschaffen dan tot 66 /zfo van de waarde der duurzame activa. Eet blijkt nu, uit bijlage II, dat het onder-zochte bedrijf in de periode van 1?69 tot 1972 dit percentage moet overschrijden om de nodige vervangingen te kunnen financieren. De conclusie welke hieruit kan worden getrokken is, dat het voor het bedrijf moeilijkheden zal gaan opleveren om t.z.t, leningen op te nemen. Ter vergelijking met andere bedrijven zouden wij het lening-bedrag dat boven 66 /yf> van de waarde der duurzame activa moet
worden aangetrokken, eveneens tot contante waarde kunnen herleiden en vervolgens in f> van de waarde der duurzame activa kunnen
uit-drukken.
Uit het bovenstaande is gebleken dat wij de financiële positie van tuinbouwbedrijven in drie getallen zullen kunnen uitdrukken t.w.
1, het tekort aan liquide middelen op korte termijn in fo van de jaaromzetj
2, de contante waarde van het tekort aan liquide middelen op lange termijn in $ van het inkomen;
3, de contante waarde van de "insolvabiliteit" in $ van de waarde der duurzame activa.
u f-g o o f » P» O Ti
r;
rt •P m r> oII
O w PM3
_oo - c o O ' « « t i l l | | | 1 | i » i i I Io
2 CD^> v o m ^ f l N f - O C N O O r - v o i ^ ^ r n N t - O ON CO C*- \ 0 i n Tt- rO OJ r O < M Ö t - v o ^ ' f M-AJ
H CO cd i H « en JCj
•£ t
o o o IS m o t-: o o> O l > <— BI 2 - o 3 ••» »— o c r a O O \ C 0 r~ VO I A « * r a CM « - O ON CO t " - v o I A « * CM » * VO CM ON O « - C ^ « * r n o O O N V O r O V O O \ C M CM « * O O « * ON r a ;>- r a O r a « * « - « * l A v o O T - T - « - < t ^ ^ U M A l A i A V Û \ Û \ O V O8
0 o o VO co 0 0 vo o L A O \ c ra « • — «_ c » - e t . c O O «_ —-u> o o c a) <u c> a> CO O» > 1 — ?• 3 — 1 — co c ca - O) wO ON 0 0 r—VO I A « * rOCM T - O ONCO C—VO L A « * CM « * vo (M ON O <- O N « * r a 0 0 O N VO < n o c— « * N ' r O O ^ ' O i ^ r - n O ' ^ ^ t T - c o i A T - Q T t c — «- r a L A « - CM « * o CM « ' i r - c— co o \ ö r - 1 - T - « * « * « * L A L A U " N l A L A l A LAVO 0 0 0 0 0 0 o m o i A O i n o i n « - v o CM 1 rOCM CM «-co CO 9 X » O l » J t ••— BI o o u •» o o c O CU ca o» > »—
a
O ON CO ^ v o i A « j r ^ i W « - O ONCO C—VO L A « * CM « * V O CM O N O « - O N « * r a c 0 O N « - r a i A C — O N CM « * O O ' t C M ^ t ^ - r ^ O rO «*VO C—CO ONCM< î < ; t - T - ' ^ l A T - t M « t O C V J O < s M A » û C - ON «=• « - T- « * « * « * i n u M A i A i n m L A L A • c a o S C ' S >»- 01 V)
8
O O O O O O CM « * V O » O W CM O co vo « * r o «-0) cd o O13
H H M f 3 re • . 0 e n » - x — » " • ( . C O j e t . c O O 1 . ••— v> o o c CD 0 3 O CD c o e n > »— co o , o5 "°
O O N 0 0 r - v o L A « * r o CM « - O O N C O e—vo L A « * eg T J - V Û C M O N O T - O N « * r o o o r - c ^ e— c— c— c— « 5 f t " " - T ~ r O L r \ « - - C M « * Ö T - O N r O L A V O C * - O N « - « - « - « * - « * « * L A L A « * L A t A i A i A L A8 8 8 8 8 8 8 °
O «*CO CM vo O « * « * »VN CM CM r « -rt » J 3 C7I • J< '— » j c «_ e '" fe '— o o c 03 O 0 1 OO O > r— g <D CR O o c -o 3 • » - t — a> c n — CU U)o ONCo r»-vo L A « * r o CM « - o ONCO r—VO L A « *
C\t « * V O CM ON O « - ON « * rOCO C— t— t — t — C— C— CM « * O O « t O N f O N i ' I O t—VO LA « * r O CM T-« * C— u - rO LA T-« - CM T-« * v o C^-VO r n i A t ~ 0 \ T - T - * - « * « * « * « * « * « * I A L A L A I A L A O O O O O O O O O O O O C M « * V O C O O C M « * V O C O O O MD CM CO ' t T - h - r O C M n C v l r a «- o co t— vo « t n t - o ff\ C M C M C M T T T « * « « -ra . re • X 3 e n # J * •— S '- (. c o - e s . c o o t_ ««• . S o o c «u o o CO Cn > r— CD O i O E> e -o • 3 w » *— CD c re O ONCO e * - v O L A « * r a C M « - O O N C O C ^ V O L A « * CM « * V O CM O N O T - O - O r ~ O t>- l A <vN ' - 0 N C — N ^ J - O O " ^ O N f O T - t - r - n tACO r - ^ v o OV • c t f - t - r n u N O O " T - t ^ - r - O <~->vo O r n v o O N T - T - T - r - C M C V I C V J r O / ^ r n ' * ' * ' * « * O O O O O O O N C O t ^ V O I A « * I « O N t l A r O T -XI 01 1 -* T" 5 •r— L . C O l J E V- «= O o u •— w o o c 55 03 O CD CO O l > r— «D C7i O » c - o « I C H
O ONCO t ^ v o i A « f n c \ i r - c ONCO r—vo I A « *
O J s t V O C N J O C V I t t t l A ^ O t— l A f l t C N P -C\J "<* O VO r o ON l A v o r - O r o IACO « - " * v o O N « q - f - O N C v l ' * t ^ O r 0 f ~ 0 '"OVO O rOVO ON T - T - T - C v i C V ) C V I ',O rr> r O « * ' * ' * « * O O O O O O O O O N C O C — V O I A ^ T - O N f - I A «"O "T-re • ro -+J j a w »•— j ü o> • .r- > E J C «= 3 8 ; * - * c en • • H O O O - o O N I H .:• H • C ü " " ^ ^ ' - N P < > r^ cd « * <-t co O <ö a> • «-J 4 CO «-J.J <H I A N t J M T -0) o +> • « -H O rH • M O ß «H », CJ, t& M « W ß -H • J CD 03 -H « t ^ i - d "ö ra >tf 0) co x j •H ta> c3 cö -d I fi bD CO rt e h O T i M a>
u
I A -CO X ) !S» co I - ) « H • fH CÖ « H 03 _^ CÖ <D - d cc r o ! •• I A a> CO CO p 4 - r l •P •H tt) +> •H +» :3" tjû •H •H ro Jbfj ' O - d ( J O H r i P . fn -P -d a> coj fJ ^ ! ^ CO T , j , ü hu: FÏ o l «? ß i fc bû 1 © »•—1 « - O ) « f*> en a> c co re CÎ CD O O O O O O O O O 0 0 0 0 0 0 0 « 3 - « 3 - ( A C A l A r ' " |,r - r — O r t O N O N r o r o r o r — O O C N i C M C v l V O T - O N I A I A O N O N I A l A r O kTj . " > C N J C J C N I C V t C N J r n r O C v l r O r o m r o • * • < * » * r o O O O O I T M A I A I A o co c? *w
i H '^ cd <r< CS 1 0 » ç: •«£ CD -* • CD CO?
• 1 ^ c O) *~ 0 1 1=ë
C3N O O O O O O l A t A C A l A L A l A O O O O O O O OOOOOO COCOCO CM O O O O O O O O O O O O O O VO VOVOVOVOVO«* O O O O O O O O O O O 0 0 0 0 0 0 CO COCOCOooooco 0 0r^i m rr\ r<~i r^mm rOrOrO r a
O O O O O , , , T - T- T- «f- « * I I I CM CM CM CM T -M i l I I I I I I t t O C A C O t * v O l A ' t t r n C M « O C y N C O c * V O l A ' 4 C M « * c > o r a v o O N C — t A r a o r — t A f a T O N f -C M O -C O t — IfN f O T - » 4 - h - O r a L A 0 0 i - ^ V O -C> r o I A 0 O T - « * r - - O r O t — O ^ O v O O r O V O O N • t - ^ T - C M C V I C M r O r O r O T j - ^ . ^ T t m O O O O O O O , r - e x t a t • — « — « — • — » — « — « * | »&r^5 CM CM CM CM CM CM T -r— o» c « t » t — «= O O O O O O O O O O O O O O O O 0 3 r o r o r o r o r o rOOO CO 0 0 00CO0O0O0OCO CO c? OOOOOOOOCOOO r o r o r O r o r o r O r O r O r O r o
r t f— O rOVO ONCM I A C O «r-«*C— O rOsO ON I A I A VO VO VO VO ,t*~_t—-f~ a^TOiXS^ONONCJNJSN « - « * C * - O r O V O ONCM I A C O «—çJ-p-OrO VO l A t A l A V O V O V O VO t~-C~- C—COCO CO ONON O N r n c < i — v> C/l 0 T~ H -« ï 03 • n r* re re -H» u> CU SJ CM
6
a i . 1 cn 0 1 co , c t > " " > . ~ CD C 0 1 J « t . S a « '-r O 01 01 co C - C O • » - • * — O Ol CJ î>« C C I—» "*•* V» O ON CM CM CM 0 0 " ^ - . CM ON ON - — „ C M C— S^< CO CM CM r o ON C M r o • t < 3 03 t_ =<• CD ra 3 O l A l A O O t — r — t " t — C M C M r T T r O « -VO CVI-VO CM C M A I A V O C \ l O ' * I A v O V O t>- c> -< t t » - O N C M r O v n v O L A V O " s t ^ O « * « * V O V O « * V O O T - <r- O O T - O N C M r O l A « - * - < r - r O r - « - T - r J - ' * ' * « * l A « - L A V O V O V O V O / CU > 0 - a C ï • o> m 3 42 5 «. .2 "S C J 3 re •»-• </> Ct. a re > 1 c o> > c • p -e a> VI re • * « if> O I A O I A T - t -VO -VO « * l A f — V O « * V O 0 0 CM CM « * «r- *3" ON CM O O I A O O N O CMCO r V O t - " t O 1 - « — O N O N O t — O v o « * / C M O N 0 0 CM T - « V O « -< t f - f ) 0 VO TA r\J I A O T * i t y - O »*•) VO C4 I A J A N I J VO VO •JO V - t— t— ©>CO CO C \ ON ON O N •«.5
M M •ri x ! O CO CO u CD • P COÄ
M r< al cd • ce; 1 S5 F-i • O O CM cd ß O CMa u
""•„•o +> 1 cd 0 V & r H U cd m •-» r o L A L A v— r o L A L A T -1 cd t û t » * 1 M J=I « CO 0)ë-r-i U m cd t O VO «* r O ON
°N
° l
« - i 1 0 •— vo r o «* ON bO ß • H CO CO O • ^ f-4 C— CM r O ON CM CO CM COä
r-k U cd rd • 0 r o N H II 11 H II II II •• U cd cd Ai3
j a 0 CO 0) j y L A CM T -«— r o U d; P H • 1 O CM CM * «H W ^ 3•S
^H CO - d 0 > H II II H II II II Il M•S 4?
M ß AJ « co cd m bû • P «H co cd J O U 0 fi 0 J 3 _ JO fi 0) cd x ] cd f-iSS
0 » d <M » CD O » d œ ft fi O ••""•N «r» « U cd cd • 0 r o§
t> CD • d O • H (D M &,:w
« h-i VO r o r o T "H H a