• No results found

Securitisering en het Strategisch Plan van de EU voor de Hoorn van Afrika: Een casus over het externe EU beleid in Somalië

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Securitisering en het Strategisch Plan van de EU voor de Hoorn van Afrika: Een casus over het externe EU beleid in Somalië"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Securitisering en het Strategisch Plan van de

EU voor de Hoorn van Afrika:

Een casus over het externe EU beleid in Somalië

Masterscriptie Europese Studies, traject Europees Beleid

Graduate School for Humanities

Universiteit van Amsterdam

Auteur: Lai van Beek

Studentnummer: 5782589

Scriptiebegeleider: Dhr. Dr. L.K. Marácz

Tweede Lezer: Dhr. Dr. R.J. de Bruin

15 april 2015

Aantal woorden: 18.117

(2)

Abstract

Deze scriptie analyseert het Strategisch Plan van de EU in de Hoorn van Afrika vanuit het oogpunt van securitisering. Hierbij wordt het EU missie in deze regio verklaard, wordt de problematiek in deze regio uitvoerig beschreven en wordt er geanalyseerd of het beleid van de EU het beoogde doel nastreeft. Om dit te kunnen doen zal allereerst het theoretisch kader van securitisering toegelicht door het nieuwe veiligheidsdenken van de EU te beschrijven en de verschillende theorieën van securitisering te belichten. Ook zal de wetenschappelijke kritiek op deze verschillende theorieën worden belicht en beoordeeld door deze te toetsen met behulp van concrete voorbeelden uit het externe EU beleid. Vervolgens wordt de problematiek in Somalië op interdisciplinaire wijze geanalyseerd, waardoor er een duidelijk beeld ontstaat hoe de problematiek in het land is ontstaan en welke factoren hieraan hebben bijdragen. Daarnaast worden ook de gevolgen van deze problemen voor zowel de EU als voor Somalië zelf in kaart gebracht. Het is essentieel om te weten uit welke facetten dit probleem bestaat om te zien of het EU beleid dit probleem effectief aanpakt. Hierna zal het beleid van de EU in deze regio onder de loep worden genomen. Er wordt gekeken uit welke missies dit beleid ontstaat, waarom er voor dit beleid is gekozen en hoe deze missies tot nu toe zijn verlopen. Hierna volgt een analyse hoe het Strategisch Plan van de Hoorn van Afrika kan worden gezien in het nieuwe veiligheidsdenken en welke elementen van securitisering in deze missie te ontdekken zijn. Tot slot volgt er een beschouwing van het EU beleid, waarin er geanalyseerd wordt of het de problematiek in deze regio daadwerkelijk aanpakt, waarna er een conclusie en beleidsaanbevelingen volgen.

(3)

Inhoudsopgave

Abstract...1

Lijst van afkortingen...3

Inleiding...4

1. De veranderde perceptie van veiligheid in het Westen...6

1.1 Securitisering...6 De Copenhagen School...7 De Paris School...9 1.2 Securitisering en de EU...9 1.3 Kritiek op securitiseringstheorieën...12 2. De problematiek in Somalië...15

2.1 De politieke geschiedenis van Somalië...16

2.2 De geografische ligging van Somalië...19

2.3 De Somalische clancultuur...20

2.4 Politieke instabiliteit...24

2.5 Zwakke economie, armoede en hoge werkloosheid...26

2.6 Illegale visserij en het dumpen van (chemisch) afval...28

2.7 Piraterij...29

2.8 Vluchtelingenstromen...33

2.9 Aantasting stabiliteit in de regio...33

2.10 Bedreiging internationale handel en economische kosten...33

3. Het Strategisch Plan van de EU voor de Hoorn van Afrika...35

3.1 Missies vanuit het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid...36

EU NAVFOR...36

EUCAP NESTOR...38

Missie EUTM Somalië...39

3.2 Ontwikkelingshulp...40

3.3 Humanitaire hulp...42

4. Securitisering en het Strategisch Plan voor de Hoorn van Afrika...43

De EU, het nieuwe veiligheidsdenken en Somalië...43

Actievere inmenging op verschillende beleidsterreinen om stabiliteit te creëren...44

Formulering van veiligheidsdreigingen voor Somalië en de EU...44

Spill overs en vervaging scheidingslijn tussen verschillende type missies...45

Somalië: het succes van securitisering?...46

Conclusie...48

(4)

Lijst van afkortingen

AIV Adviesraad Internationale Vraagstukken

AMISOM African Union Mission in Somalia

ARS Alliance for the Re-liberation of Somalia

BBP Bruto Binnenlands Product

CMF Combined Maritime Forces

CTF Combined Task Force

ECHO European Commission's Humanitarian Aid and Civil Protection department

EDEO Europese Dienst voor Extern Optreden

EEZ Exclusieve Economische Zone

EER Europese Economische Ruimte

ENB Europees Nabuurschapsbeleid

EU Europese Unie

EU NAVCO European Naval Coordination

EU NAVFOR European Union Naval Force

EUCAP NESTOR European Union’s Capacity building effort in the Horn of Africa and Western Indian Ocean

EUTM Somalia EU Training Mission Somalia

FGS Federal Government of Somalia

GPS Global Positioning System

GVDB Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid

HSTF High Seas Task Force

IGAD Intergovernmental Authority on Development

IMO Internationale Maritieme Organisatie

IRTC International Recommended Transit Corridor

NAVO Noord-Atlantische Verdragsorganisatie

PVC Politiek en Veiligheidscommité

SNM Somali National Movement

SPM Somali Patriotic Movement

SSDF Somali Salvation Democratic Front

SYL Somali Youth League

TFI Transitional Federal Institutions

TFG Transitional Federal Government

TNG Transitional National Government

UIC Union of Islamic Courts

UNOSOM United Nations Peace-keeping Mission in Somalia

USC United Somali Congress

USD United States Dollar

VN Verenigde Naties

(5)

Inleiding

“Few would have expected, a few months ago, that Somalia would supply an example of progress in the struggle to bring a country out of the misery of civil war and destitution. And yet this is the case. Somalia is no longer a failed state. Instead of furnishing the world’s media with terrifying headlines about piracy at sea and bloodshed on the streets, Somalia is providing an example of the old saying, that no news is good news. Working with the European union and other international partners, a new Somalia is defying the cynicism of outsiders. Spoilers may bark but Somalia's caravan of peace moves on.” -Hassan Sheikh Mohamud en Catherine Ashton (2013:1)

Globalisering heeft ertoe geleid dat er in de loop der tijd een steeds grotere internationale verwevenheid is ontstaan, doordat verschillende processen op economisch, politiek, cultureel en sociaal vlak steeds meer met elkaar verbonden zijn geraakt. Een voorbeeld is de integratie binnen de EU, waarbij er een economische handelszone is gecreëerd, er een gemeenschappelijke munt is aangenomen, er vrij verkeer is tussen goederen en personen tussen de Schengenlanden en waarbij de nationale wetgeving ondergeschikt is geraakt aan Europese regelgeving. Globalisering kan volgens Holton (2011:20) worden gedefinieerd als de compressie van tijd en ruimte. Globalisering dient volgens Holton niet te worden gezien als een proces dat zich alleen in de laatste decennia heeft afgespeeld. Zo waren bijvoorbeeld kruistochten ook al een vorm van globalisering (Holton, 2011:18) en waren er voor de Industriële Revolutie ook al meerdere globaliseringsprocessen gaande. In de afgelopen decennia is globalisering wel geïntensiveerd. Door de hedendaagse technologie kan er bijvoorbeeld directe communicatie plaatsvinden die grote geografische afstanden en verschillen in tijdzones kan overbruggen. Ook zorgt de moderne informatietechnologie ervoor dat gebeurtenissen elders ter wereld steeds vaker en directer een impact hebben op ons dagelijks leven (Kusiak, 2012:iii).

Hierdoor is er ook op wereldwijd niveau een grotere verwevenheid ontstaan. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan de financiële markten die op elkaar inspelen en de steeds hogere mate van internationale handel. Maar ook is er door technologische ontwikkelingen steeds betere en snellere wereldwijde communicatie mogelijk. Tegelijkertijd heeft globalisering ook geleid tot veiligheidsdreigingen die zich niet meer binnen de landsgrenzen beperken, zoals internationaal (cyber) terrorisme, verspreiding van besmettelijke ziektes, of het gevaar voor nucleaire rampen.

Globalisering heeft zo ook gezorgd voor een veranderde perceptie over veiligheid. Veiligheidsdreigingen konden voorheen worden opgesplitst in criminaliteit binnen de landsgrenzen en oorlog of dreigingen tussen staten, maar na de Koude Oorlog nam de dreiging tussen staten af en nam de focus op grensoverschrijdende misdaad toe. Er kwam in Europa een steeds uitgebreidere transnationale samenwerking op het gebied van veiligheid op gang waarbij

(6)

sectoren en thema’s die voorheen niet met veiligheid werden geassocieerd nu binnen dit domein worden geplaatst. De veranderende manier van denken over veiligheid, waarbij vergaande veiligheidsmaatregelen worden gelegitimeerd wordt bestempelt als securitisering.

Door globalisering en deze veranderde perceptie kunnen gebeurtenissen die zich ver buiten de Europese grenzen afspelen worden beschouwd als een bedreiging voor interne veiligheid van de EU. Zo beschouwt de EU piraterij in de Hoorn van Afrika als een bedreiging voor de internationale maritieme en economische veiligheid. Hierdoor begon de EU in 2008 met een missie om piraterij in dit gebied te bestrijden. Daarnaast startte de EU in 2011 met het Strategisch Plan voor de Hoorn van Afrika, een missie die, volgens de EU het doel heeft om “vrede, stabiliteit, veiligheid, welvaart en een beter bestuur te brengen”. Zoals de quote hierboven weergeeft, claimen de Somalische regering en de EU al hun overwinningen. Deze scriptie analyseert in hoeverre dit beleid daadwerkelijk heeft gezorgd voor meer veiligheid voor de Europese Unie en voor Somalië. Hierbij vormt een diepgaande, interdisciplinaire analyse van de problematiek in dit gebied een belangrijk onderdeel. Behalve dat er gekeken wordt of de missie het gewenste effect heeft zal er ook gekeken worden naar mogelijkheden om het beleid nog efficiënter te maken.

(7)

1. De veranderde perceptie van veiligheid in het Westen

Globalisering heeft ervoor gezorgd dat er in het Westen een andere kijk is ontstaan op veiligheid. Volgens het klassieke veiligheidsdenken is de perceptie van dreiging op te splitsen in enerzijds criminaliteit en ordehandhaving binnen de staat en anderzijds dreiging of oorlog tussen staten (Bigo, 2006:387). Na de Koude Oorlog nam de dreiging in het Westen van conflicten tussen staten af, maar namen andere type problemen zoals grensoverschrijdende georganiseerde misdaad en terrorisme toe. Het Westen kreeg meer oog voor failed states elders ter wereld, waar oorlog en chaos heerste en de politiek bijdroeg aan criminele activiteiten die ook effect hadden op het Westen, zoals internationale drugssmokkel en mensenhandel (Bigo, 2006:387). Ook vluchtten mensen uit deze landen naar het Westen. Het Westen ging zich in de jaren tachtig en negentig steeds meer weren tegen deze ‘ongewenste effecten’ van globalisering. De aanslagen van 11 september 2001 zorgde voor een omslag in het politieke denken over veiligheid, waarbij het Westen nu zich op eigen grondgebied moest beschermen tegen dreigingen van buitenaf (Bigo, 2006:387). Deze aanslagen werkten als een katalysator, die een steeds hechtere samenwerking tussen verschillende veiligheidsactoren in gang zette. Ook zorgde het ervoor dat er steeds verdergaande beleidsmaatregelen op diverse beleidsterreinen werden ingevoerd om veiligheid te garanderen. Dit veranderde denken over veiligheid en het invoeren van steeds verdergaande veiligheidsmaatregelen om existentiële dreigingen tegen te gaan wordt gedefinieerd als securitisering.

Om te kunnen beschrijven hoe securitisering het EU beleid beïnvloedt, dient het begrip eerst verder te worden toegelicht. Dit hoofdstuk zal zich verder uitweiden over dit begrip en zal kijken hoe securitisering is ontstaan en hoe het zich heeft ontwikkeld. Daarnaast worden de verschillende theorieën die er over securitisering bestaan belicht. Hierbij zullen ook de kritieken op deze theorieën worden uitgelegd en geanalyseerd. Verder zal de verschuiving van het EU beleid in de context van securitisering worden beschreven, waarbij dit proces met behulp van verschillende praktijkvoorbeelden verder zal worden verduidelijkt. Er zal hierbij nadruk worden gelegd op het externe beleid, om zo in een latere fase in dit werk beter te kunnen analyseren hoe het EU beleid in Somalië kan worden beschreven vanuit het oogpunt van securitisering.

1.1 Securitisering

Zoals hierboven beschreven vond er in de jaren tachtig en de jaren negentig een herdefiniëring plaats van het concept veiligheid. Door globalisering en de hierdoor toenemende afhankelijkheid van internationale instituties ontstonden er nieuwe ideeën over het concept van veiligheid (Lipschutz, 1998:3-6). Dit had als gevolg dat het concept van veiligheid zich niet langer beperkte tot militaire veiligheid binnen de staatsgrenzen. Waar voor en tijdens de Koude Oorlog vooral nationale staten als agressor bij conflicten werden gezien, worden veiligheidsdreigingen vandaag

(8)

de dag voornamelijk geassocieerd met grensoverschrijdende zaken als internationale georganiseerde misdaad en terrorisme (Bigo, 2006:387). Daarnaast werd veiligheid in steeds hogere mate geassocieerd met thema’s waarvan het voorheen gescheiden was, zoals milieu, religie en migratie. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan de angst voor uitputting van natuurlijke hulpbronnen of aantasting van energiezekerheid, aan aanslagen van extremistische religieuze groeperingen en het steeds groter wordende protest tegen immigranten, die zouden zorgen voor toenemende criminaliteit of zouden profiteren van de welvaartsstaat.

Securitisering vindt plaats wanneer er bepaalde vraagstukken uit het reguliere politieke discours getransformeerd worden tot crisissituaties, doordat deze worden gepresenteerd als existentiële bedreigingen die buitengewone veiligheidsmaatregelen behoeven (Buzan et al., 1998:23-24). Door het veranderde denken over veiligheid ontstonden veel nieuwe visies op het concept, waarbij niet alle experts het met elkaar eens werden. Hierdoor werd veiligheid een betwist concept. Er zijn tevens verschillende theorieën over hoe securitisering wordt geïnitieerd. De belangrijkste stromingen hiervan zijn de Copenhagen School en de Paris School, die hieronder zullen worden uitgelegd.

De Copenhagen School

De Copenhagen School heeft een belangrijke rol gespeeld in de nieuwe benadering van veiligheid. Zo zet Buzan (1991:433) veiligheid in een bredere context door te beargumenteren dat veiligheid uit vijf verschillende sectoren bestaat: militaire veiligheid, politieke veiligheid, economische veiligheid, maatschappelijke veiligheid en ecologische veiligheid. Militaire veiligheid omvat volgens Buzan de wisselwerking tussen de offensieve en defensieve capaciteit van de staat en het vermogen om dit van andere staten te kunnen beoordelen. Dreigingen binnen deze sector verhouden zich vooral tot de staat, het grondgebied en de bevolking (Peoplesen Vaughan-Williams, 2010:80). Politieke veiligheid heeft volgens Buzan betrekking tot organisatorische stabiliteit van een staat, de regeringsvorm die wordt gebruikt en de ideologieën die gebruikt worden om legitimiteit te creëren. Bedreigingen van de politieke veiligheid zijn voornamelijk gerelateerd tot de soevereiniteit van de staat en tot de stabiliteit van de sociale orde binnen de staat (Peoples en Vaughan-Williams, 2010:80). Een voorbeeld van een politieke dreiging is bijvoorbeeld propaganda die schadelijk is voor de interne stabiliteit van het land. Economische veiligheid betreft de beschikking over grondstoffen, financiële middelen en toegang tot de markt, waardoor de staat over een acceptabel niveau van welvaart kan beschikken en de macht van de staat kan worden behouden. Economische existentiële dreigingen kunnen financiële crises inhouden, waardoor mensen hun baan verliezen zich niet meer in primaire levensbehoeften kunnen voorzien, maar ook embargo’s of een hoge stijging van grondstofprijzen kunnen de economische veiligheid schaden. Onder maatschappelijke veiligheid verstaat Buzan

(9)

het vermogen van een maatschappij om haar taal, cultuur, religie, associatie en nationale identiteit te kunnen voortzetten. De maatschappelijke veiligheid zou bijvoorbeeld bedreigd kunnen worden door grote immigratiestromen, waarbij de immigranten tegenstrijdige normen en waarden hebben. Ecologische veiligheid omvat tot slot volgens Buzan het in stand houden van het ecosysteem zodat de leefbaarheid van de aarde op zowel lokale als mondiale schaal in stand kan worden gehouden. De opwarming van de aarde, grote hoeveelheden luchtvervuiling en een gevaarlijke manier van het winnen van grondstoffen (zoals boringen naar Schaliegas die aardbevingen veroorzaken) zijn voorbeelden van ecologische veiligheidsdreigingen. Deze verschillende veiligheidssectoren kunnen volgens Buzan (1991:433) niet los van elkaar gezien worden, doordat zij erg zijn verweven met elkaar. Hierbij valt er bijvoorbeeld te denken aan

trade offs die tussen deze sectoren gemaakt moeten worden of aan spill overs tussen de sectoren.

Zo gaat bijvoorbeeld ecologische veiligheid vaak ten koste van economische veiligheid.

De Copenhagen school kan als de grondlegger van het begrip securitisering worden gezien. Volgens de Copenhagen school vindt securitisering plaats wanneer een autoritaire actor (zoals een belangrijke politicus of een expert) door middel van speech act een veiligheidsvraagstuk uit het reguliere politieke discours probeert te verplaatsen door deze te profileren als een “existentiële dreiging die exceptionele crisismaatregelen vereist” (Waever, 2011:467-477). Hierdoor wordt er een nieuw politiek discours wordt gelegitimeerd (Waever, 2011:477). Hierbij wordt er een kwestie die voorheen onderhevig was aan reguliere wetgeving op de politieke voorgrond gehaald. Deze kwestie wordt vervolgens neergezet als een dreiging met verstrekkende gevolgen voor het alledaagse bestaan. De dreiging is zeer urgent en kan alleen worden tegengegaan met verstrekkende of buitengewone maatregelen, zoals veranderende wetgeving, extra heffingen of het geheimhouden van bepaalde informatie. De poging om het publiek hiervan te overtuigen wordt bestempeld als een ‘securitiserende zet’. Hoewel de kwestie in werkelijkheid geen dreiging (van dit kaliber) hoeft te zijn, wordt deze wel getransformeerd tot een veiligheidsdreiging wanneer de actor het publiek hiervan heeft overtuigd (Waever, 1996, pp. 106-107). Hierdoor kunnen de nieuwe maatregelen worden doorgevoerd en wordt de kwestie vanaf dat moment gezien als een bedreiging van de veiligheid. Na securitisering kan desecuritisering plaatsvinden, waarbij een kwestie die voorheen als exceptionele maatregel gold verschuift van het exceptionele domein naar het reguliere politieke domein (Peoples en Vaughan-Williams, 2010, p. 76).

De Paris School

De Paris school heeft een andere visie op het proces van securitisering. Wetenschappers die tot deze stroming behoren zijn van mening dat veiligheidsexperts veiligheidsdreigingen, zoals de

(10)

terroristische aanslagen van 11 september 2001 in de Verenigde Staten, hebben aangrepen om zo processen van transnationale samenwerking op het gebied van veiligheid te versnellen en om vergaande veiligheidsmaatregelen te kunnen normaliseren in de samenleving (Bigo, 2006:389). Hierbij was een samenwerking tussen verschillende veiligheidsactoren om grensoverschrijdende criminele netwerken aan te pakken en de internationale orde te handhaven essentieel (Bigo, 2006:389). Dit heeft geresulteerd in de creatie van steeds meer transnationale netwerken voor veiligheid, waardoor er steeds meer een interne institutionele securitisering binnen de EU plaatsvond. Een belangrijke verschijnsel hierin is het spill over effect, doordat securitisering in een bepaald beleidsterrein (bijvoorbeeld migratie) vraagt om securitisering van een ander beleidsterrein (zoals bijvoorbeeld aangepaste wetgeving). De EU werd hierdoor steeds meer een veiligheidsveld, waardoor de interne EU grenzen in steeds hogere mate overbodig werden. Bigo (2006:391) meent dat er in werkelijk geen sprake is van een veel onveiligere wereld, maar dat dit gevoel bewust wordt gecreëerd. Securitisering zou hierdoor vooral in gang zijn gezet door veiligheidsactoren, die zelf belangen hadden bij de creatie van dit veiligheidsveld.

Een belangrijk aspect van securitisering volgens de Paris School is dat het zich vooral afspeelt binnen alledaagse bureaucratische praktijken. Hierdoor worden dreigingen, in tegenstelling tot de Copenhagen School, niet discursief gearticuleerd, maar vindt securitisering vooral op de achtergrond plaats zonder dat het grote publiek hiervan op de hoogte is (Balzacq, 2008, p.76). Daarnaast worden de nieuwe maatregelen genormaliseerd, zodat zij een nieuwe standaard gaan vormen. Het preventief tegengaan van dreigingen door middel van risicocalculaties, databases, expertisenetwerken en andere vormen van technologie is volgens de

Paris School ook een belangrijk element in securitisering.

1.2 Securitisering en de EU

In deze paragraaf wordt gekeken hoe het concept van securitisering kan worden toegepast op de EU en welke uitwerkingen securitisering heeft gehad. Hierbij zal er gekeken of en hoe er een veranderde perceptie op veiligheid is ontstaan in Europa en hoe dit zich op verschillende terreinen heeft vertaald.

Door de Europese integratie zijn de grenzen tussen landen in de EU steeds verder vervaagd en is er een shift ontstaan van landsgrenzen naar de buitengrenzen van de EU. Ook op het gebied van veiligheid heeft dit zijn weerslag gehad. Zo heeft dit bijvoorbeeld geleid tot de oprichting van nieuwe EU instituties zoals Europol en FRONTEX. Europol heeft als doel om zware internationale misdaad, zoals wapensmokkel, mensenhandel, fraude, cybercrime en terrorisme te bestrijden (Europol, 2015). Een ander veiligheidsagentschap dat door de EU is opgericht is FRONTEX, dat zich bezig houdt met het controleren van de buitengrenzen van de EU en de terugkeer van niet-EU-burgers naar hun land van herkomst. Tot de belangrijkste taken van

(11)

FRONTEX behoren het opleiden van grenswachten, het maken van risicoanalyses van de buitengrenzen, zorgen dat de Europese grensbewakingsteams snel op grensdreigingen kunnen anticiperen, het uitwisselen van data via informatiesystemen en het assisteren in de terugplaatsing van illegale migranten (FRONTEX, 20151).

De taken van deze agentschappen tonen aan dat de EU veiligheid niet meer in termen van het Westfaalse model beschouwt, waarin veiligheidsdreigingen tussen staten centraal staan, maar zich heeft toegespitst op het bestrijden en voorkomen van grensoverschrijdende criminaliteit en illegale migratie naar de EU. Hierbij is er een sterke nadruk te zien op de beveiliging van buitengrenzen van de EU, wat overeenkomt met het interne veiligheidsveld waarnaar Bigo van de Paris School refereert.

Ook verwijst de grote nadruk op het gebruik van technologie om veiligheidsrisico’s te calculeren binnen deze agentschappen naar securitisering volgens de theorie van de Paris

School. Daarnaast zijn zowel de oprichting van deze agentschappen als hun steeds uitgebreidere

takenpakket noch discursief gearticuleerd noch op een andere wijze gepresenteerd als een exceptionele maatregel, waardoor securitisering als een proces verliep dat binnen de reguliere EU dynamiek paste (Neal, 2009:340). Ook dit pleit voor de theorie van de Paris School.

Naast de oprichting van veiligheidsagentschappen die steeds verder gaande veiligheidsmaatregelen hebben geïntroduceerd zijn er ook andere punten van securitisering in de EU waar te nemen. Een voorbeeld hiervan is de veranderde perceptie op thema’s die voorheen niet met veiligheid geassocieerd werden, waardoor er dus een verbreding is ontstaan van het begrip. Een voorbeeld hiervan is migratie. Zoals hierboven beschreven is een van de onderwerpen waarmee FRONTEX zich actief bezig houdt het weren en terugsturen van illegale migranten. Ook door middel van de European Neighbourhood Policy (ENP) zorgt de EU dat buurlanden irreguliere migratie voorkomen in ruil voor economische hulp (van Houtum, 2010:961). Ook bestaat er een zogenaamde ‘witte Schengenlijst’ en een ‘zwarte Schengenlijst’, waarin onderscheid gemaakt wordt tussen de landen van afkomst van reizigers (Balzacq, 2008:88, van Houtum, 2010:962). Mensen uit landen die op de ‘zware Schengenlijst’, welke voornamelijk uit islamitische landen en armere en minder ontwikkelde landen bestaat, staan dienen een visum aan te vragen waardoor de EU dus mensen op grond van land van herkomst immobiliseert en discrimineert (van Houtum, 2010:964).

Van Houtum beschrijft de grens als een functioneel onderdeel van identiteitsvorming. Zo zouden grenzen worden gebruikt om een scheiding te vormen in de sociale ordening tussen de eigen gemeenschap binnen deze grens die dezelfde gewoontes, geschiedenis en herinneringen deelt en de ‘ander’ die buiten deze grens valt (van Houtum, 2010:959-960). Deze visie sluit aan op de theorie van ‘Imagined Communities’ van Benedict Anderson, die meent dat de identiteit 1 http://frontex.europa.eu/about-frontex/mission-and-tasks/

(12)

van een gemeenschap sociaal wordt geconstrueerd (Anderson, 1991). Deze sociale constructie zorgt ervoor dat leden die tot deze gemeenschap behoren zich met elkaar verbonden voelen ondanks dat zij elkaar niet persoonlijk kennen. Door deze constructie ontstaat er tevens proces van in- en uitsluiting. Er is namelijk altijd een ander nodig om zich tegen af te zetten om zo te kunnen bepalen wat onderscheidend is voor de eigen gemeenschap (Anderson, 1991:6-7).

Deze veranderde perceptie is ook terug te zien in de media waarin immigranten voornamelijk negatief en stereotyperend worden geportretteerd als ‘welvaartzoekers’, als ‘onontwikkelde bootvluchtelingen’ (ed. Geiger en Pecoud 2010:86) of ‘criminelen die een bedreiging vormen op de publieke, maatschappelijke of economische veiligheid binnen de samenleving’ (van Houtum, 2010:967). Deze trend is ook in de maatschappij terug te zien aan de toename van populariteit in de afgelopen jaren van (extreem) rechtse partijen, die zich vaak kritisch uitlaten over immigranten (van Houtum, 2010: 964). Het securitiseringsbeleid op het gebied van migratie lijkt dus ook een algemeen maatschappelijk draagvlak te hebben binnen de EU.

Ook heeft de nieuwe perceptie van veiligheid invloed gehad op het terrein van ontwikkelingssamenwerking, waarbij veiligheid en ontwikkeling niet los van elkaar kunnen worden gezien (Duffield, 2010:63). Dit wordt bestempeld wordt als de nexus tussen veiligheid en ontwikkeling. Na de Koude oorlog verminderde de dreiging tussen machtsblokken, waardoor interstatelijke dreigingen en regionale conflicten tussen etnische, politieke, religieuze en militaire groeperingen over macht, territorium en onafhankelijkheid steeds meer zichtbaar werden op het wereldtoneel (Keukeleire en MacNaughtan, 2008:14). Hierdoor ging het externe EU beleid zich steeds meer richten op het stabiliseren en herstructureren van andere regio’s in de wereld (Keukeleire en MacNaughtan, 2008:14). Ook de perceptie van de aard van dreiging veranderde geleidelijk. Dit is bijvoorbeeld te zien aan de heroriëntatie in het object van ontwikkelingshulp. Waar dit zich voorheen vooral centreerde op staten ontstond er een verschuiving naar het individu als object van veiligheid, waarbij de term human security veelal wordt gebruikt (Duffield, 2010:63-64). Human security heeft het veiligheidsconcept verbreed waardoor zaken als ziekte, onderdrukking en honger evenals alle economische, politieke en sociale factoren die het dagelijkse leven aantasten als bedreiging zijn opgenomen. Hierbij bestond de opvatting dat ontwikkelde landen, waar sociale vangnetten zijn en een ontwikkelde publieke infrastructuur, veiliger zijn en dat in gebieden waar honger, armoede en staatsfalen de kans op een gewelddadige conflicten groter zou zijn (Duffield, 2010: 64-65, 70).

Deze perceptie heeft een breuklijn gecreëerd en genormaliseerd tussen ontwikkeld en onderontwikkeld in de wereld, waarbij het onderontwikkelde als gevaar wordt gezien. Deze gedachte kreeg een extra impuls na de aanslagen van 11 september (Tschirgi, 2003:11). Hierdoor werd er steeds meer vanuit de internationale gemeenschap humanitaire of

(13)

paramilitaire interventie toegepast in onderontwikkelde gebieden om menselijke veiligheid en staatsveiligheid te bieden (Duffield, 2010:70).

Er is zo in de ontwikkelingssamenwerking van de EU te zien dat er een nadruk is ontstaan op geostrategische ordening en interventie, waarbij het controle kan houden over de regio. Een voorbeeld hiervan is de politieke inmenging van de EU en internationale partners in de Hoorn van Afrika in navolging van de aanslagen van 11 september en de aanslagen van Al Qaeda’s aanslagen op de ambassades van de Verenigde Staten in Kenia en Tanzania in 1998 (Ehrhart en Petretto, 2013:180).

1.3 Kritiek op securitiseringstheorieën

Securitiseringstheorieën zijn, zoals andere theorieën en modellen, onderhevig geweest aan kritiek. De onderstaande sectie beschrijft een aantal kritieken die experts hebben geuit op de verbreding van het begrip veiligheid en het proces van securitisering. Deze kritiek zal vervolgens worden geanalyseerd, waarbij er met name wordt gekeken naar de relevantie voor het onderzoek in deze scriptie en waar van toepassing worden weerlegd.

McSweeney bekritiseert de verbreding van het veiligheidsbegrip door de Copenhagen

School, welke veiligheid relateert aan een maatschappijke identiteit. Volgens McSweeney

(1998:137) is de formatie van een identiteit niet gebaseerd op een empirische fundering. Volgens McSweeney dient identiteit als een handeling of als een structuur te worden gezien. Als handeling houdt dit het vermogen van een persoon in om een (collectief) zelfbeeld te creëren en te handhaven. Als structuur verhoudt identiteit zich tot het narratief waaruit personen hun identiteit vormen (McSweeney, 1998:137). Identiteit is hierdoor altijd een narratief en moet worden gezien als een proces dat wordt beïnvloedt door tijd en dynamiek tussen verschillende sociale identiteiten, in plaats van een vaststaand gegeven. Ook Jutila (2006:176) betoogt bijvoorbeeld dat de onjuiste veronderstelling van sociale identiteit van de Copenhagen School een analyse zou opleveren die gebaseerd is op fictie.

De reactie van Buzan en Waever (1997:244) op McSweeney is dat hij hun veronderstelling over de maatschappij en identiteit verkeerd heeft geïnterpreteerd. Hoewel zij identiteit wel degelijk zien als iets dat onderhevig is aan veranderingen, zijn zij van mening dat dit proces voor een analyse stilgelegd moet worden om zo de maatschappij te kunnen onderzoeken. Zij claimen dat naast identiteit vrijwel alles na verloop van tijd onderhevig is aan verandering. Als dit dus een factor zou zijn waardoor iets niet onderzocht zou kunnen worden, zouden heel veel andere sociale studies ook niet kunnen worden gedaan (Buzan en Waever, 1997:243-244).

Hoewel de identiteit van het individu uiteraard nooit volledig overeen kan komen met de maatschappelijke identiteit waartoe hij of zij behoort en een maatschappelijke identiteit

(14)

hierdoor enigszins stereotyperend is, kan het toch een waardevol middel zijn om algemene veranderingen in de denkwijze binnen een staat te identificeren. Zo is er met behulp van het voorbeeld van de EU gezien dat er bij veel mensen wel degelijk een perceptie heerst dat er een maatschappelijke identiteit is, die bedreigd wordt door ‘anderen’ zoals migranten. De veronderstelling over een gemeenschappelijke maatschappelijke identiteit heeft zo bijgedragen aan de opkomst van een intolerante (maatschappelijke) identiteit die anderen uitsluit, wat de kans op conflicten vervolgens zou vergroten (Williams, 2003:519). Dit is in veel Europese samenlevingen voorgekomen, door bijvoorbeeld het discrimineren of stigmatiseren van mensen met een bepaalde afkomst of geloof.

Naast bekritisering op de verbreding van het begrip, zijn er ook inhoudelijke kritieken op de toepasbaarheid van het beschreven proces van securitisering van de Copenhagen School. Zo is er bijvoorbeeld volgens sommigen niet duidelijk geformuleerd wat acceptatie van het publiek inhoudt. Zo moet, op het politieke vlak, volgens de grondwet in een democratische staat de meerderheid van het parlement een buitengewone maatregel goedkeuren. Maar binnen een autoritaire staat zou het publiek dat dit soort maatregelen legitimeert zich kunnen beperken tot een junta of alleen tot de dictator zelf (Gromes en Bonacker, 2007:7). Hoewel iemand in dit geval op het politieke vlak de mogelijkheid heeft gehad om de buitengewone maatregelen in te voeren kan het voorkomen dat deze maatregelen (met name in fragiele staten met etnische conflicten) geen steun van de maatschappij krijgen. Dit gebeurt bijvoorbeeld als een groep de macht grijpt en radicale veranderingen invoert tegen andere stammen of clans. Het proces van securitisering verloopt in dit soort gevallen op een andere wijze, waarbij het juist tegen de maatschappij, mensenrechten en democratie ingaat (Gromes en Bonacker, 2007:7).

Het idee van securitisering volgens de Copenhagen School lijkt inderdaad een beperking in toepasbaarheid te hebben, waarbij het zich richt op een maatschappij met democratische besluitvorming. Omdat in dit werk wordt gekeken naar securitisering in het EU beleid, waarin het draait om de perceptie in de EU omtrent Somalië, zou dit punt van kritiek niet van toepassing op de analyse die in deze scriptie wordt gemaakt.

Toch lijkt securitisering volgens methode van de Paris School realistischer te zijn, met name als er gekeken wordt naar de bovenstaande paragraaf over de EU. Zo zou securitisering volgens de Copenhagen School alleen via speech act plaatsvinden. Experts tonen aan dat naast het gesproken woord ook televisiebeelden en foto’s (McDonald, 2008:569; Williams, 2003:512) of cartoons (Lene Hansen 2011:68) een belangrijke rol kunnen spelen in het proces van securitisering. De rol van visuele media dient inderdaad niet te worden onderschat. Vandaag de dag, waarin na belangrijke gebeurtenissen of rampen direct foto’s en films de wereld overgaan via sociale media en kanalen als YouTube, lijkt beeldmateriaal een steeds grotere bijdrage te leveren aan onze opinievorming. Dat securitisering uitsluitend plaats zou vinden nadat een

(15)

autoritaire actor via het gesproken woord zijn publiek tracht te overtuigen lijkt dus een onvolledige beredenering.

Tevens worden de daadwerkelijke acties, maatregelen en wetten die de securitiserende

speech act vaak aanvullen of opvolgen buiten beschouwing gelaten door de Copenhagen School

(Wilkinson, 2007:22). Hoewel beargumenteerd kan worden dat dit een actie is die een discursieve articulering opvolgt, zal dit zeker niet voor alle alledaagse vormen van securitisering gelden (Munster van, 2005:6). Zo kunnen bijvoorbeeld de lopende processen van securitisering geïntensiveerd worden, zonder dat het hier om exceptionele maatregelen gaat of dat het discursief wordt gearticuleerd (Williams, 2003: 521). Ook toont de vorige paragraaf aan dat het moeilijk is om binnen het complexe institutionele veld van de EU politiek een securitiserende spreker aan te wijzen. Agentschappen lijken vandaag de dag een leidende rol hierin te vervullen, waarin securitisering meer in de alledaagse gang van zaken lijkt te zijn geïncorporeerd.

Tot slot is er te zien dat er in de afgelopen decennia in de EU op verschillende beleidsterreinen een steeds grotere nadruk is komen te liggen op risicopreventie (Rasmussen, 2004:388; de Goede, 2008:164) in plaats van bestaande bedreigingen. FRONTEX is hier een goed voorbeeld van. Ook deze ontwikkeling vraagt om een verbreding van de definiëring van securitisering van de Copenhagen School. Waar de rol van technologie en risicopreventie benadrukt wordt in de securitiseringstheorie volgens de Paris School, wordt dit aspect niet genoemd door de Copenhagen School.

De theorie van de Paris School lijkt dus meer van toepassing te zijn op het EU beleid van de afgelopen jaren. Waar de Copenhagen School de grondlegger is van de securitiseringstheorie en voor een waardevolle basis te hebben gezorgd waarin veiligheid verschillende beleidsterreinen beslaat, lijkt de theorie te nauw te zijn gedefinieerd om nog volledig toepasbaar te zijn in de huidige tijdsgeest. In deze scriptie zal dus voornamelijk worden gekeken naar securitisering vanuit de perceptie van de Paris School.

(16)

2. De problematiek in Somalië

Somalië wordt in de media veelal beschreven als een failed state (Sumaila en Bawumia, 2014:158; Onuoha, 2010:37; Ehrhart en Petretto, 2014:80). Het land heeft een lange geschiedenis van politieke instabiliteit. In het verleden is het land geteisterd door militair extremisme, burgeroorlogen tussen clans en hongersnood als gevolg van geweld of extreme droogte. De laatste jaren is Somalië veelal in het nieuws geweest door piraterij en zelfmoordaanslagen door de islamitische terreurbeweging Al Shabaab.

Het land stond van 2008 tot en met 2013 op de eerste plaats in de Failed States Index (The Fund for Peace, 2014). Hoewel Somalië in 2014 daalde naar de tweede plaats op deze index, toonde de score van Somalië slechts een klein verschil met Zuid Sudan, dat momenteel de eerste plaats op deze lijst inneemt.

Om de huidige problemen in Somalië goed te kunnen beschrijven en om het EU beleid in Somalië goed te kunnen analyseren, zal er eerst gekeken moeten worden naar hoe de problemen zich in dit gebied hebben kunnen manifesteren. Dit hoofdstuk brengt de problematiek in Somalië op multidisciplinaire wijze in kaart. Er zal in dit hoofdstuk worden geanalyseerd welke factoren hebben bijgedragen aan de instabiliteit van het land en hoe problemen zich tot elkaar verhouden. Verder zal er worden besproken welke uitwerkingen deze problemen hebben gehad op het land, door te kijken wat de gevolgen zijn voor de Somaliërs en voor de internationale gemeenschap.

Het schema in figuur 1 brengt de problematiek in kaart. Het laat zien welke problemen er spelen en hoe deze zich tot elkaar verhouden. De pijlen in dit schema laten zien dat het probleem waarvan de pijl afkomt heeft bijgedragen het probleem waar de pijl naartoe wijst. Dit schema toont aan hoe complex de situatie in het land is en hoe moeilijk het zal zijn om deze diepgewortelde, multidimensionale problematiek aan te pakken. Veel problemen in het land kennen een wisselwerking of leiden tot nieuwe problemen op andere vlakken. Hierdoor zal de bestrijding van de problematiek in Somalië op slechts één of enkele terreinen waarschijnlijk onvoldoende zijn om een langdurige oplossing te bieden. De paragrafen in dit hoofdstuk lichten elk probleem toe en geven de interacties tussen de verschillende oorzaken en gevolgen weer.

(17)

Figuur 1 Schematisch overzicht problematiek in Somalië

2.1 De politieke geschiedenis van Somalië

Na de opening van het Suez Kanaal in 1833 probeerden Westerse machten zoals het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Italië Somalië te kolonialiseren. Hoewel dit niet zonder enige weerstand ging, werd Somalië uiteindelijk opgesplitst in vijf gebieden: Brits Somaliland (hedendaags Somaliland), Frans Somaliland (hedendaags Djibouti), Italiaans Somaliland (dat vandaag de dag Puntland en andere delen van Zuid-Somalië bekleedt), de Ogaden (een huidige regio in Ehtiopië) en een zuidwesterlijk deel, dat momenteel een deel van Kenia vormt (Haji-Abdi, 2014:30).

In 1960 werden de voormalige koloniën Brits-Somaliland en Italiaans-Somaliland samengevoegd tot Somalië en kreeg het land haar onafhankelijkheid. Aden Abdullah Osman Daar, partijleider van de SomaliYouth League (SYL), werd benoemd tot president van het land. De SYL was een nationalistische partij die zich sterk had gemaakt voor de unificatie van Somalië. Tevens streefde de partij ernaar om ‘een groot Somalië’ te creëren en gebieden volgens hen die ook tot Somalië zouden behoren, zoals Frans-Somaliland en gebieden in Ethiopië en Kenia, te annexeren (Samatar et al., 2011:1381).

Na de onafhankelijkheid van Somalië trachtte de nieuwe regering democratische hervormingen door te voeren en stond het land open voor steun uit de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie (Philipp, 2005:521). In de opeenvolgende jaren begonnen de spanningen in Somalië

(18)

echter toe te nemen. In deze tijd verslechterde de relatie met buurlanden Ethiopië en Kenia door de conflicten over gebieden die tot Somalië zouden behoren. Daarnaast kwamen in het einde van de jaren zestig problemen met betrekking tot corruptie en machtsmisbruik van politici aan het licht (Samatar et al., 2011:1381). Door de invloed van de Sovjet-Unie begon de socialistische visie terrein te winnen in Somalië (Philipp, 2005:521). In 1969 pleegde officier Muhammad Siad Barre een coup op de toenmalige president. Het democratiseringsproces van Somalië moest abrupt plaatsmaken voor een socialistisch regime (Philipp, 2005:521-522). Barre was van mening dat dit systeem een einde zou maken aan corruptie, nepotisme en de clanstructuur in het

land. In de

jaren zeventig nam het verzet tegen het regime van Barre toe. Volgens Bradbury is dit vooral te wijten aan het verlies van de Ogaden-oorlog tegen Ethiopië van het Somalische leger in 1977, doordat dit zou hebben geleid tot een versplintering van het land (Bradbury, 1994:10). Toen Barre de Ogaden, een groot stuk land dat oorspronkelijk door Somaliërs werd bewoond, wilde annexeren ontstond er een oorlog tussen Somalië en Ethiopië. Ethiopië won deze oorlog mede door de steun van Cuba en de Sovjet-Unie, dat voorheen een bondgenoot was van Somalië. Als gevolg hiervan beëindigde Somalië de betrekkingen met de Sovjet-Unie (Philipp, 2005:522). Ook werd het socialistische systeem afgeschaft. In het in gang gestelde liberaliseringsproces zorgde voor veel ophef doordat Barre zichzelf en zijn aanhangers bevoordeelde, door bijvoorbeeld de eigendomsrechten op grond of water te verstrekken aan clans die zijn bewind steunden(Powell et al., 2008:658). Vanuit meerdere clans in het land groeide de weerstand tegen het regime van Barre. Zo had de Majerteen clan bijvoorbeeld in 1978 een coup tegen Barre beraamd (Sumaila en Bawumia, 2014:156). Nadat de coup mislukte vormde de Majerteen clan het Somali Salvation Democratic Front (SSDF), de eerste Somalische verzetsbeweging. Na de mislukte coup stelde Barre meer mensen van zijn eigen clan, de Darood-Marehan clan, aan op belangrijke posities, wat voor woede en verzet zorgde bij andere clans (Sumaila en Bawumia, 2014:156). In 1981 richtte de Isaaq clan de Somali National Movement (SNM) op, die streed tegen het regime van Barre (Bradbury, 1994:12). Ook waren andere bewegingen, waaronder bijvoorbeeld het Verenigd Somali Congres (United Somali Congres, USC), geaffilieerd met de Hawiye clan en de Somali Patriotic Movement (SPM), dat was opgericht door Ogadeen officieren, tegen het regime. In 1991 leidde het verzet vanuit verschillende partijen tot de val van Barre. De omverwerping van het regime maakte echter geen einde aan de onrust in het land. Somalië was versplinterd en kampte na de val van Barre met een bloedige burgeroorlog tussen verschillende clans (Sumaila, en Bawumia, 2014:156; Parmar, 2012:291). De noordelijke regio’s Somaliland en Puntland hadden zichzelf onafhankelijk verklaard in 1991 en 1998. Er zijn echter geen landen die deze onafhankelijkheid hebben erkend. Verschillende pogingen om verzoening te brengen vanuit de internationale

(19)

gemeenschap, zoals de vredesbesprekingen in Djibouti in 1991 en de Conferentie voor Nationale Verzoening in 1993 (waaruit het Addis Ababa Akkoord volgde), behaalden het beoogde doel om stabiliteit te brengen niet (Bradbury, 1994:16; Philipp, 2005:524). Zo trok de Verenigde Naties (VN) in 1995 haar missie terug uit Somalië. Peacekeeping Mission in Somalia (UNOSOM) terug uit Somalië vanwege het grote aantal doden en gewonden. Een belangrijke oorzaak hiervan was dat nieuw aangestelde regeringen vooral waren gebaseerd op clanstructuren, waardoor sommige clans zich onvoldoende politiek gerepresenteerd voelden (Powell et al., 2008:659). Deze regeringen vielen dan ook steeds door een gebrek aan legitimiteit, waardoor het geweld in het land bleef aanhouden. In 2000 werd er een nieuwe regering, de Transitional National Government (TNG) geïnstalleerd in Somalië. De TNG, geleid door de nieuwe president Abdiqasim Salad Hassan, trachtte om een politiek en economisch beleid voor het land uit te zetten. Zij slaagden hier echter niet in. Volgens Haji-Abdi (2014:37) was dit te wijten aan het nieuwe politieke systeem dat de TNG invoerde, het zogenaamde ‘4.5 systeem’. In dit systeem kregen de grote clans Daarood, Dir, Hawiye en Digil-Mirifle een gelijk aantal zetels in de regering. De overige clans kregen samen slechts de helft van de zetels van een grote clan (World Bank Regional Vice-Presidency for Africa, 2013:141). Dit systeem zorgde voor verzet bij de kleinere clans (Haji-Abdi, 2014:37). Daarnaast kreeg de TNG verzet vanuit krijgsheren in Mogadishu en buurlanden (Haji-Abdi, 2014:37).

In 2004 werd de TNG opgevolgd door de Transitional Federal Government (TFG). Ook deze regeerperiode verliep niet zonder problemen, doordat er oppositie kwam vanuit diverse Islamitische groeperingen. Halverwege de jaren negentig ontstonden er steeds meer op de Sharia gerichte rechtbanken in de stedelijke gebieden, die tevens over eigen legers beschikten (Haji-Abdi, 2014:37). Dit leidde in 2006 tot de oprichting van de UIC, die in korte tijd veel macht kreeg in bepaalde gebieden, zoals de hoofdstad Mogadishu. Voor korte tijd zorgde de UIC voor een herstel van de orde in Somalië (African Union Mission in Somalia, 2013:3; WaNgugi, 2013). Hierdoor gingen zelfs weer enkele havens en de luchthaven in Mogadishu open (BBC News, 2014). Met steun vanuit de internationale gemeenschap, die vreesde dat Somalië een terroristische vrijhaven zou worden (WaNgugi, 2013) kreeg de TFG een breder mandaat door een bestaand embargo deels op te heffen (Møller,2009:24). De TFG verdreef hierdoor de UIC met behulp van het Ethiopische leger uit Mogadishu. Na 2006 fragmenteerde de UIC in meerdere bewegingen, waaronder de Salafistische/ Jihadistische beweging Al-Shabaab(Nederlandse Rijksoverheid, 2010:13).

In 2007 vond de oprichting plaats van de Alliance for the Re-liberation of Somalia (ARS). De ARS, bestaande uit verschillende oppositiepartijen, voormalige aanhangers van de UIC en voormalig leden van de TFG, had als doel de TFG af te zetten (African Union Mission in Somalia, 2014). Een aantal maanden na de

(20)

oprichting begint de ARS echter door interne meningsverschillen uit elkaar te vallen als de meer gematigde leden willen samenwerken met de TFG (NRC 2009). In juni 2008 wordt er, onder leiding van de VN, een wapenstilstand getekend tussen de TFG en de ARS. Later dat jaar werd er in Djibouti een vredesakkoord getekend tussen de twee partijen. Ook kregen leden van de ARS zetels in het parlement en het kabinet van Somalië. Toch bleek, ondanks deze verzoeningspoging, dat de TFG ook geen goede regering was voor het land. In een VN rapport dat in 2012 werd gepubliceerd, bleek dat deze regering ruim tweederde van de opbrengsten van de overheid tussen 2009 en 2010 in eigen zak had gestoken (Bayoumy, Y. 2012).

2.2 De geografische ligging van Somalië

Somalië ligt in het noordoosten van Afrika en vormt samen met Ethiopië, Djibouti en Eritrea de Hoorn van Afrika. Het land grenst aan Djibouti, Ethiopië en Kenia. Daarnaast ligt Somalië aan de Indische Oceaan en de Golf van Aden. In totaal heeft het land een oppervlakte van 637657 vierkante kilometer, waarvan iets meer dan 10000 vierkante kilometer uit water bestaat (CIA, 2014).

Figuur 2 Kaart van Somalië (CIA 2014)

Door haar geografische ligging heeft het land te maken met een woestijnklimaat. Hierdoor heeft Somalië te maken met lange periodes van warmte en droogte, die worden afgewisseld met onregelmatige regelval. Minder dan twee procent van het grond is geschikt voor landbouw (CIA,

(21)

2014). In haar geschiedenis heeft het land meerdere malen gekampt met grote hongersnood als gevolg van droogte. In de afgelopen decennia hebben er meerdere hongersnoden plaatsgevonden in Somalië, waaronder een zeer ernstige hongersnood in 2011. Tussen april 2010 en juli 2012 zijn er naar schatting 258000 mensen overleden door voedselschaarste en ondervoeding (Djelantik, 2013). Daarnaast zijn er in 2011 honderdduizenden mensen uit Somalië gevlucht als gevolg van de honger (NOS, 2011). Ook op het moment van schrijven wordt het land geteisterd door een hongersnood. In een persbericht laat de Europese Commissie weten tien miljoen euro extra te geven aan humanitaire hulp voor het land, om zo “de 2.9 miljoen mensen die hulp nodig hebben, waarvan 857000 in een crisissituatie verkeren, te kunnen helpen”(Europese Commissie, 2014).

Doordat veeteelt 40 procent bedraagt van het Bruto Binnenlands Product (BBP) van Somalië en meer dan de helft van de export bestaat uit vee, hebben deze extreme droogte een grote invloed op de economie van het land (Maystadt et al., 2013:3). Doordat extreme droogte meestal in grote delen van het land tegelijkertijd voorkomt, moet de schaarse hoeveelheid hulpmiddelen vaak onder veel mensen worden verdeeld. Dit leidt vaak tot noodgedwongen inkrimping van de hoeveelheid vee, meer armoede en een stijging van het aantal conflicten in het land (Maystadt et al., 2013:3-4, 18; Chalk, 2010:95). De snelle bevolkingsgroei in het land, waar later dit hoofdstuk meer over zal worden uitgeweid, versterkt dit probleem.

Tevens biedt de geografische ligging van Somalië gelegenheid tot piraterij. Somalië heeft een lange kustlijn van ruim 3000 kilometer. Daarnaast lopen er belangrijke handelsroutes rond de wateren van Somalië waardoor het aantal schepen dat langs het land vaart erg hoog is (Worldbank Regional Vice-Presidency for Africa, 2013:16-18). Een groot deel van het handelsverkeer tussen Zuid-Azië en Australië vaart vanaf de Indische Oceaan door de Golf van Aden richting het Suez Kanaal. Het geschatte aantal schepen dat jaarlijks door deze wateren vaart ligt tussen de 20000 en 30000 (Sörenson en Widen, 2013:407; Beri, 2011:455). Sommige experts beweren dat de helft van het wereldwijde olietransport door dit gebied vaart (Sumaila en Bawumia, 2014:156). Naast transportschepen die ruwe grondstoffen vervoeren varen er ook schepen naar Somalië om goederen afleveren voor humanitaire hulp. Door de burgeroorlog die het land teistert en de grote droogte is er een grote behoefte aan noodhulp in het land. Ook deze schepen vormen een doelwit voor piraten.

2.3 De Somalische clancultuur

De Somalische samenleving is voornamelijk georganiseerd door middel van religie en clanstructuren, die zijn gevormd door verwantschappen. Hoewel clans veelal gevormd zijn door bloedverwantschap vanuit de vaderlijke lijn, zijn er vaak ook banden met de clan van de moeder of clans van huwelijkspartners. Tevens staat de clan waartoe een persoon behoort niet per

(22)

definitie vast, doordat de mogelijkheid bestaat om van clan te wisselen (Nederlandse Rijksoverheid, 2010:32). Als een persoon geaccepteerd wordt door de nieuwe clan volgt er een periode van integratie in de nieuwe clan. Binnen de verwantschappen draagt men de verantwoordelijkheid voor de acties van medeleden en voorziet men elkaar van voedsel, bescherming, grond en politieke macht (Nederlandse Rijksoverheid, 2010:32).

Clans in Somalië worden tevens gekenmerkt door de grote families. Het geboortecijfer in Somalië is een van de hoogste ter wereld. Een vrouw in Somalië kreeg gemiddeld 6 tot 7 kinderen in 2012 (World Bank 2015). Hoewel de bevolkingsgroei problemen als hongersnood en schaarste in het land verergerd, worden grote gezinnen in Somalië gezien als iets goeds. Kinderen worden gezien als een vorm van sociaal en economisch kapitaal, omdat zij hun ouders en clan kunnen helpen in de veehouderij en later de oudedagsvoorziening voor hun ouders zijn (United Nations Population Fund, 2012). Tevens wordt geboortebeperking gezien als iets dat tegen de wil van God indruist.

Binnen een clan bestaan er verschillende sociale statussen, die afhankelijk zijn of het lid een directe afstammeling is van de, soms mythische, grondlegger van de clan en leden die hier niet in directe lijn van afstammen (Besteman, C. 2009:283). In hoeverre de clan daadwerkelijk ingezet bij conflicten worden hangt af van de mate waarin de familie/ clan belang heeft bij de kwestie, de regio (doordat de clanbescherming in niet-stedelijke gebieden hoger zou zijn) en de hoeveelheid (financiële) middelen die een persoon heeft (Nederlandse Rijksoverheid 2010:32).

De clanstructuur in Somalië is complex en bestaat volgens Abbink (1999:3) uit zes verschillende lagen van verwantschap. Figuur 2 geeft een schematisch overzicht van deze lagen en de verschillende clans. Uit de twee hoofdgroepen Sab en Samaale, zijn de belangrijkste clanfamilies Darod, Dir, Hawiye, Issaq, Digil en Mirifle (samen Rahanweyn) gevormd (Pham, 2010:326; Bradbury, 1994:9; Nederlandse Rijksoverheid 2010:4). Deze clanfamilies zijn onderverdeeld in clans. Binnen deze clans bestaan er subclans, die vervolgens opgesplitst kunnen worden in verschillende verwantschappen. Binnen deze verwantschappen zijn er tot slot weer sub-verwantschappen te onderscheiden.

(23)

Figuur 3 Clanstructuur in Somalië (Lyons en Samatar, 1996, p. 9)

Door de clancultuur heerst er een gevoel van collectiviteit binnen de clans, die naarmate de verschillende lagen van verwantschap steeds groter wordt (en dus het grootst is onder de sub-verwantschappen). Deze collectiviteit binnen clans zorgt er tevens voor dat er een nadruk wordt gelegd op de verschillen tussen clans (Besteman, 2009:584).

De clanstructuur heeft ook invloed gehad op het rechtssysteem van het Somalië. Bij het zogenaamde Xeer recht zijn de clanoudsten voornamelijk verantwoordelijk voor de rechtsspraak (Nederlandse Rijksoverheid, 2010:28). Het Xeer systeem kent een lange geschiedenis in het land en bestond al voor het koloniale tijdperk. Sociale controle en compensatieregelingen, genaamd

diya, spelen een belangrijke rol binnen het systeem (le Sage, 2005:32). Deze

compensatieregelingen komen vaak neer op materiele vergoedingen, die meestal bestaan uit kamelen of andere dieren, voor misdaden zoals moord, diefstal of verkrachting. De uitspraken binnen het systeem zijn verder vaak afhankelijk van iemands sociale status (Schlee, 2013:265). Het Xeer systeem biedt ruimte voor een brede interpretatie, waardoor vonnissen voor dezelfde misdaad sterk kunnen verschillen. Doordat het Xeer systeem voornamelijk binnen een clan van toepassing was, waren er verschillende lokale versies van het systeem in Somalië ((Schlee, 2013:263).

Na de val van het regime van Siad Barre in 1991 werd het systeem weer veel gebruikt. Hoewel het Xeer recht na de val van het regime het enige alternatief was op complete wetteloosheid, heeft het systeem door de regionale verschillen, machtsgevoeligheid en andere

(24)

tekortkomingen, niet bijgedragen aan de opbouw van een landelijk stabiele rechtsorde in Somalië (Schlee, 2013:263). Doordat na de val van het regime het bestuur en rechtspraak op lokaal niveau waren gecentreerd, konden kwesties op nationaal niveau niet goed worden berecht. Dit heeft eraan bijgedragen dat zaken als illegale visserij en het dumpen van chemisch afval in de wateren van Somalië plaatsvinden (Sumaila en Bawumia, 2014:159). Sinds de opkomst van de Unie van Islamitische Rechtbanken (Union of Islamic Courts, UIC) in 2006 werd het Xeer systeem minder gebruikt, doordat rechtsspraak op basis van de Sharia terrein gewonnen in het land.

(25)

De clanstructuur heeft in Somalië bijgedragen aan de politieke verdeeldheid in het land (Worldbank Regional Vice-Presidency for Africa, 2013:138-139). Dit is bijvoorbeeld te zien tijdens het regime Barre, toen er vanuit verschillende clans opstanden werden georganiseerd tegen Barre, die zijn eigen clan teveel zou hebben bevoordeeld. Hierbij werden leden van andere clans niet alleen op economisch en politiek vlak benadeeld, maar zij werden soms ook door het regime gemarteld of vermoord (Besteman, 2009:581-582). Toen het regime van Barre viel brak er een bloedige burgeroorlog uit tussen de clans, in de strijd om de macht in het land.

Daarnaast viel men na de val van het regime weer terug op het traditionele Xeer rechtssysteem, dat is gebaseerd op het clansysteem. Ook nam de clanstructuur een belangrijke positie in tussen 2000 en 2004 doordat het aantal zetels onder de verschillende clans werd verdeeld.

Naast dat de clanstructuur bijdraagt aan politieke verdeeldheid, worden verschillende clans ook direct in verband gebracht met piraterijnetwerken (Gilpin, 2009:7; Beri, 2011:454). Zo wordt piraterij in het gebied rond Eyl en Garad in verband gebracht met de Darod clan en piraterij rond Hobyo, Xaaradheere en Mogadishu met de Hawiye clan (Gilpin, 2009:7). Zo zijn sommige experts van mening dat piraterij begon doordat clan milities zich als de Somalische kustwacht voordeden, om op deze manier af te dwingen dat de bemanning van schepen hun ‘vergunningen’ kocht of ‘boetes’ betaalde (Gilpin, 2009:5).

2.4 Politieke instabiliteit

Ook vandaag de dag heerst er nog veel onrust in Somalië. Na het terugtrekken van het Ethiopische leger in Somalië in 2009 viel Al-Shabaab de Afrikaanse vredesmacht in Somalië aan. Ook werd Al-Shabaab in 2011 beschuldigd van het doden van toeristen en medewerkers van Artsen zonder Grenzen. Als gevolg hiervan verklaarde het Keniaanse leger de oorlog aan Al Shabaab. Sindsdien hebben er lucht- en legeraanvallen plaatsgevonden op basissen van Al Shabaab en pleegde deze groepering meerdere aanslagen in Kenia. Tot op heden heeft Al Shabaab invloed in Somalië en pleegt de beweging nog geregeld aanslagen in het land (NRC 2014A; NRC 2014B).

Toch zien sommigen reden voor optimisme (Ashton en Sheikh Mohamud, 2013:1). Na het verstrijken van het interim mandaat van de TFG trad in 2012 de internationaal erkende nieuwe regering, de Federal Government of Somalia (FGS) onder leiding van president Hassan Sheikh Mohamud aan. Ook kwam er een nieuwe grondwet. De FGS wilde een nieuwe weg inslaan met het land en kwam met een strategie voor het land die afweek van voorgaande strategieën (Bryden, 2013:4). De strategie formuleerde de volgende doelstellingen: “het creëren van meer

(26)

stabiliteit in het land; het verbeteren van de Somalische economie, het herstellen van de vrede in het land, beter in te kunnen spelen op de wensen van het volk; de banden met de internationale gemeenschap en buurlanden te versterken en een groter saamhorigheidsgevoel te creëren in het land” (Bryden, 2013:7).

Om dit te kunnen bereiken zal er de komende jaren worden gewerkt aan het opzetten van een democratisch systeem in het land, waarin er een federaal systeem zal moeten komen, er een referendum en een mogelijkheid tot herziening van de grondwet moet komen, er zal een kiesstelsel moeten worden opgezet en de nieuwe verkiezingen van 2016 zullen georganiseerd moeten worden (Bryden, 2013:16-17). Hoewel het onzeker is of de FGS deze doelen zal bereiken, heeft de internationale gemeenschap tot nu toe positief gereageerd op de nieuwe regering. Zo sprak Catherine Ashton, Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) dat “Somalië niet langer een failed state is” (Ashton en Sheikh Mohamud, 2013:1), erkende het IMF in 2013 na 22 jaar weer de regering in Somalië (IMF 2013) en zijn er van verschillende landen weer ambassades gevestigd in het land.

De politieke geschiedenis heeft geleid tot de hedendaagse politieke instabiliteit, de slechte economische situatie waarin het land verkeert en de nog onvoltooide rechtsstaat. Er wordt veelal aangevoerd dat de politieke instabiliteit in Somalië onlosmakelijk verbonden is met piraterij (zie bijvoorbeeld Pham, 2010:330; Samatar et al., 2011:1381; Lucas, 2013:57). Door deze instabiliteit hebben piraterij en criminele netwerken zich jarenlang na de val van het regime redelijk ongeremd kunnen uitbreiden zonder dat deze vanuit de overheid konden worden gestopt, waardoor Somalië er nieuwe problemen bijkreeg.

Daarnaast heeft de politieke geschiedenis geleid tot een groot aantal (illegale) wapens in het land (Chalk, 2010:92; Onuoha, 2010:37). Ondanks dat er meerdere malen pogingen zijn gedaan om de illegale wapenhandel in het land aan banden te leggen, zijn illegale wapens nog gemakkelijk te verkrijgen (Mohamed, 2013; Chalk, 2010:92). Deze wapens houden het geweld in het land in stand en hebben tevens bijgedragen aan het ontstaan en de ontwikkeling van piraterij.

Hoewel het land in de afgelopen jaren een stabieler bestuur heeft gekregen, is het nog niet zeker of de FGS haar beloftes zal kunnen waarmaken. Een rapport van Human Rights Watch beschrijft dat de overheid zich regelmatig schuldig maakt aan het discrimineren van clans, het arresteren en vasthouden van mensen zonder mandaat en het onder druk zetten van de media (Human Rights Watch, 2015: 1-3). Daarnaast blijft de terreurbeweging Al Shabaab tot op heden voor grote sociale onrust zorgen. Zo vinden er vrijwel dagelijks nog bloedige gevechten, executies en aanslagen plaats. Ook wordt humanitaire hulp vaak belemmerd door aanslagen op

(27)

hulpverleners en wegblokkades door Al Shabaab en machtsmisbruik van de lokale overheden (Human Rights Watch, 2015:2). Hierdoor blijft de toekomst voorlopig nog instabiel.

2.5 Zwakke economie, armoede en hoge werkloosheid

Door de politieke geschiedenis van het land heeft de economie zich niet goed kunnen ontwikkelen. In de jaren zestig zorgde de clancultuur ervoor dat de handel op lokaal niveau gecentreerd was, doordat er door de verschillende talen, bestuursvormen en monetaire systemen moeilijker onderling handel te bedrijven viel (Powell et al., 2008:658). Toen Barre aan de macht was nationaliseerde hij de meest vruchtbare stukken grond, zodat deze vervolgens werden herverdeeld onder zijn sympathisanten(Powell et al., 2008:658-659). Dit beleid heeft veel boeren en soms hele dorpen geschaad. Daarnaast stegen de overheidsuitgaven drastisch tijdens zijn regeerperiode. De uitgaven behaalden het doel echter niet, waardoor zij vooral de schulden van het land lieten oplopen tot een buitenlandse schuld die 277 procent van het BBP (Bruto Binnenlands Product) bedroeg (Mubarak, 1997:2028). Ook was het financiële stelsel destijds compleet ingestort (Mubarak, 1997:2028-2029).

Na de val van het regime verdween de regulering van de staat op de economie. Ondanks dat er geen regering meer was om een economisch beleid te formuleren deden sommige sectoren, met in het bijzonder de veeteelt, het stukken beter dan tijdens het regime (Powell et al., 2008:660). Ook was er geen daling te zien van de commerciële sector en de handel met het buitenland na de val van het regime (Mubarak, 1997:2033; Powell et al., 2008:661). Ook nam de levensstandaard na de val van Barre toe (Powell et al., 2008:662). Toch waren er nog vele factoren die de ontwikkeling van de economie belemmerden, zoals de sociale onrust, begrotingstekorten en het ontbreken van een economisch en financieel beleid (Mubarak, 1997:2038). Ook was er nog veel corruptie, afpersing en illegale handel in Somalië (de Waal, 1993:28.)

Dat de economie in Somalië zich niet goed heeft kunnen ontwikkelen wordt gereflecteerd in de economische cijfers van het land. Er heerst grote armoede in Somalië en veel mensen verdienen minder dan twee dollar per dag (Chalk, 2010:92). Ook is er een hoge werkloosheid. In 2012 was 54 procent van de mensen tussen de 15 en 64 jaar werkloos (United Nations Development Programme, 2012:XIX). Daarnaast is ongeveer tweederde van de jeugd werkloos, wat Somalië een van de landen met de hoogste jeugdwerkloosheid ter wereld maakt (United Nations Development Programme, 2012:38). Dit heeft tot gevolg dat sommige opgeleide jongeren ervoor kiezen om het land te verlaten, om elders ter wereld een betere toekomst op te bouwen (Ali, 2010) waardoor er een braindrain plaatsvindt. Dit kan ook op de lange termijn schadelijk zijn voor economische vooruitgang van het land. Daarnaast zorgt, volgens de VN, de slechte werkgelegenheid in combinatie met armoede en het streven naar rechtvaardigheid

(28)

ervoor dat deze jongeren meer geneigd zijn zich aan te sluiten bij extremistische bewegingen als Al-Shabaab (wat overigens de Arabische vertaling is van “de jeugd”) die op deze gevoelens inspeelt (United Nations Development Programme:17).

Het grootste deel van de werkende bevolking in Somalië is werkzaam in de veehouderij. Veehouderij bedraagt ongeveer 40 procent van het BBP in Somalië en 50 procent van de export (CIA, 2014). De veehouderij staat in het land echter vaak zwaar onder druk, doordat er een grote schaarste in het land is aan vruchtbaar land waar de dieren kunnen grazen. Dit wordt verder bemoeilijkt door het feit dat Somalië vaak door grote droogte wordt geteisterd. Naast veeteelt is er op kleine schaal landbouw en lichte industrie in het land en in grote steden zoals Mogadishu is de dienstensector van belang (CIA, 2014). In de plaatsen rond de kust is visserij belangrijk (Sumaila, en Bawumia, 2014:159).

Daarnaast heeft in het afgelopen decennia piraterij een belangrijke rol gespeeld in de economie van sommige plaatsen aan de kust. Piraterij werd door haar potentiële inkomsten, die een stuk hoger zijn dan het gemiddelde inkomen, voor veel Somaliërs moeilijk om te weerstaan (Sumaila, en Bawumia, 2014:159). Zo beargumenteert Gilpin (2009:6) bijvoorbeeld dat de inkomsten die piraten genereren twee tot drie keer hoger zijn dan de gemiddelde salarissen van werknemers in deze regio. Dat piraterij lucratiever is dan de meeste werkzaamheden kan worden bewezen door te kijken naar steden waarin piraterij veel voorkomt. Zo is erte zien dat het een significante impact heeft op de lokale economie, doordat er bijvoorbeeld tussen 2007 en 2008 een grote stijging was te zien van huizen prijzen in steden waar piraterij veel voorkomt, zoals de stad Eyl (Gilpin, 2009:10; International Expert Group on Piracy off the Somali Coast 2008, p. 11). De relatie tussen armoede en piraterij, dat hoop geeft op een beter inkomen, wordt extra verduidelijkt door het verband dat Jablonski en Oliver(2012:701) zien tussen de stijging van piraterij in de Hoorn van Afrika in 2008 en de destijds sterk stijgende inflatie en de algemene daling van de lonen voor ongeschoold werk. Daarnaast zien zij ook een relatie tussen de stijging van piraterij en de stijging van voedselprijzen (Jablonski en Oliver, 2012:691).

Ook beweren sommige experts dat de hoge werkloosheid in het land heeft bijgedragen aan piraterij (Jablonski en Oliver, 2012:688; Percy en Shortland, 2013:555; Sörenson en Widen, 2013:16). Zo beargumenteren Jablonski en Oliver (2012:701) dat er verbanden zijn te zien tussen het aantal ongeschoolde werklozen en het aantal aanvallen en Percy en Shortland (2013:555) menen dat piraterij afneemt bij een stijging van de importprijzen van voedsel doordat dit zorgt voor meer werkgelegenheid in de agrarische sector.

De zwakke economie, die zowel is gevormd door geografische aspecten, de politieke geschiedenis als de clancultuur, zorgt voor veel problemen in het land. Direct heeft het geleid tot armoede en werkloosheid, die vervolgens weer hebben geleid tot sociale onrust. Dit kan tot slot weer worden gelinkt aan piraterij en aan de versterking van extremistische bewegingen al Al

(29)

Shabaab. Deze zaken zullen, in combinatie met het verlies van kennis als gevolg van een

braindrain, ook schadelijk zijn voor Somalië ’s economische ontwikkeling op lange termijn.

2.6 Illegale visserij en het dumpen van (chemisch) afval

Verschillende experts menen dat Somalië sinds de val van het regime heeft gekampt met illegale visserij door schepen uit Azië, Europa en het Midden-Oosten (zie bijvoorbeeld Sumaila en Bawumia, 2014:159; Percy en Shortland, 2013:545; Waldo, 2009:3; Lucas, 2013:57). Door het uiteenvallen van het regime was er geen regulering van het maritieme domein meer, waardoor buitenlandse vissersboten ongehinderd in deze wateren konden vissen (Lucas, 2013:57). Deze vissersboten zouden de lokale vissers ernstige schade hebben toegebracht door het stelen van hun vangst, het beschadigen of verwoesten van hun uitrusting en boten en zelfs door de vissers fysiek te lijf te gaan (Waldo, 2009:3).In een rapport van de High Seas Task Force (HSTF) dat in 2006 werd uitgebracht stond dat illegale visserij Somalië jaarlijks 94 miljoen USD kost (High Seas Task Force, 2006:1).

Naast illegale visserij hebben ook sommige plaatsen aan de kust van Somalië te lijden gehad onder het illegale dumpen van afval (Waldo, 2009:5; Biegon, 2009). Volgens Ahmedou Ould-Abdallah, de VN gezant voor Somalië, verklaarde in 2008 dat hij “beschikking had over betrouwbare informatie waaruit bleek dat Europese en Aziatische private bedrijven nucleair afval dumpten bij de kust van Somalië” (Abdullahi, 2008). Door de lage kosten, het gebrek aan politieke controle, de vele plekken waar chemisch afval gestald kon worden en doordat het mogelijk was om deze handelingen zonder veel publieke ophef te verrichten werd Somalië een aantrekkelijke plek voor deze bedrijven om hun afval te lozen (United Nations Environment Programme, 2005:135). Door de tsunami die in 2004 over de noordelijke kust van Somalië raasde spoelden er containers met nucleair afval aan in Puntland die, volgens de woordvoerder van het VN-Milieuprogramma (UNEP), al meer dan tien jaar oud waren (Abdullahi, 2008). Het dumpen van afval heeft op deze manier schade toegebracht aan de visserij, het ecosysteem en aan de volksgezondheid (United Nations Environment Programme, 2005:133-134; Waldo, 2009:5; Abdullahi, 2008).

Naast dat zij de visserij, het ecosysteem en de volksgezondheid hebben geschaad zouden illegale visserij en het dumpen van illegaal afval volgens sommige experts de oorzaak zijn van piraterij, doordat Somalische vissers door de vissterfte hun bron van inkomsten kwijtraakten waardoor zij genoodzaakt zouden zijn om tot piraterij over te gaan (Waldo, 2009:3; Samatar et al., 2011:1385; Beri, 2011:456). In deze context worden de piraten vaak geportretteerd als slachtoffers, doordat zij door illegale buitenlandse vissersboten op brute wijze zijn verjaagd uit de gebieden waar zij vissen. Zij zouden hierdoor uit noodzaak geweld en wapens gebruiken om

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Goodijk verwoordt op het niveau van de governance het breder levende besef, dat katholieke en christelijke scholen voor de uitdaging staan om hun identiteit te verbinden met hun

In deze bijdrage behandel ik deze drie elementen aan de hand van de vraag welke gevolgen het Schmitt- arrest heeft voor de verhaalsmogelijkheden van PIP- slachtoffers (par. 4) en

Deze thema's zouden volgens mij de contouren moeten vormen voor een toekomstig GLB en zijn cruciaal voor de huidige en toekomstige concurrentiepositie van de agribusiness in

Six main sections were discussed in the literature namely, climate change and the environment, the built environment, the concept of sustainability in cities and

Er zijn tijdens de survey 2 mosselstrata (M1 & M2) en 3 kokkelstrata (K1 t/m K3) onderscheiden met ieder een andere verwachting voor het aantreffen van de mosselen en

➢ Onderzoek welk algemeen belang kan worden ingeroepen voor de beperking van de transparantie bij de verplichtstelling en waarom voldaan is aan het

Veel van dit materiaal is heden ten dage voor de bouw in- teressant; tras, gemalen tuf is zeer geschikt als specie voor waterdicht metselwerk.. Bims, puimsteenkorrels tot

Vermogenswinsten gerealiseerd door de verkoop en/of vervreemding van G-REIT-aandelen zijn belastbaar indien de aandelen activa zijn van een vaste inrichting of de