• No results found

Een constructieve relatie? Nederland en China – 1971-1985

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een constructieve relatie? Nederland en China – 1971-1985"

Copied!
69
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Een constructieve relatie?

Nederland en China – 1971-1985

Rick Otten 10136223

rick.otten@student.uva.nl

Masterscriptie Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen Begeleider: Dr. R. van Dijk

(2)

Voor Opa Vriend

* 20 januari 1920 - † 5 december 2013

(3)

Inhoudsopgave

Inleiding

1

1. Een langverwachte toenadering – 1971-1973

6

2. Consolideren en concretiseren - 1974-1978

16

3. Hoogtepunten – 1978-1980

26

4. De Taiwan-order – 1980-1981

35

5. Van dieptepunt naar herstel – 1981-1985

45

Conclusie

56

(4)

1 Inleiding

Op 17 juli, in het jaar 1656, arriveerde een gezantschap van de Verenigde Oost-Indische Compagnie voor de poorten van de hoofdstad van het Rijk van het Midden. De reis van Canton, een grote havenstad in Zuid-China, naar Peking duurde ruim vier maanden maar kende een grote vertraging omdat het gezantschap zeven maanden in Canton moest wachten op goedkeuring vanuit de hoofdstad.1 Dat de VOC naar het hof kwam was opmerkelijk aangezien de compagnie nog niet eerder direct contact had gelegd met Peking. Aan de hand van dit bezoek vond voor het eerst direct contact plaats tussen Nederland, toentertijd de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, en China.

De betrekkingen tussen Nederland en China kennen dus een lange geschiedenis. Toen in 1949 de Volksrepubliek China werd uitgeroepen door de Chinese communisten begreep Nederland snel dat de machtsverhoudingen in dit land blijvend waren veranderd. In 1950 werd daarom overgegaan tot juridische erkenning van de Volksrepubliek waarna in 1954 daadwerkelijk diplomatieke relaties werden gestart op het niveau van zaakgelastigden. Nederland is weliswaar goed bekend met ‘Made in China’, maar over Nederland en China is betrekkelijk weinig geschreven door historici. Over de VOC en China is inmiddels een boek verschenen met de titel Barbaren, rebellen en mandarijnen van Aad van Amstel.2 Over Nederland en China tijdens de Qing-dynastie (1644-1911) is inmiddels ook geschreven door Willy van de Walle.3

Een ander boek over de betrekkingen tussen Nederland en China is geschreven door historicus Leonard Blussé en journalist Floris-Jan van Luyn met de titel China en de

Nederlanders. Geschiedenis van de Nederlands-Chinese betrekkingen 1600-2007

Dit boek is duidelijk als handboek bedoeld. Dat blijkt vooral uit de beschrijvende aard in combinatie met een chronologische aanpak in de hoofdstukken.

Daarbij heeft het boek van Blussé en Van Luyn een luchtige en oppervlakkige benadering. Dit is ongetwijfeld bedoeld om een zo breed mogelijk lezerspubliek te bereiken, maar het buitenlands beleid van Nederland ten opzichte van China komt niet specifiek aan bod. Wat er gebeurde staat in dit boek weliswaar beschreven, maar niet waarom en hoe. Hier lijkt een

1 Leonard Blussé, Inleiding bij Johan Nieuhoffs Gezantschap aan den Tartarischen Cham (Franeker

1991) 24.

2 Aad van Amstel, Barbaren, rebellen en mandarijnen. De VOC In De Slag Met China In De Gouden Eeuw

(Amsterdam 2011).

3 Willy vande Walle ed., The history of the relations between the Low Countries and China in the Qing Era

(5)

2

mogelijkheid voor nieuw onderzoek te liggen, een duidelijke aanwijzing dat er sprake is van een leemte in het onderzoeksgebied waarin mijn onderzoek een rol zou kunnen spelen. Een tweede publicatie is De dans van de leeuw en de draak, geschreven door een journalist, Yvonne van der Heijden, die tussen 1991 en 1999 correspondent was voor het Financieel Dagblad in Peking. In haar boek richt zij zich vooral op de handelsbetrekkingen met als tijdsperiode 1550-2010. Het boek kent veel beschrijvingen van gebeurtenissen en feiten, aangevuld met achtergrondinformatie. Hierdoor zijn er veel belangrijke verwijzingen naar andere secundaire literatuur.

Wel is bij deze publicatie vooral sprake van (serieus) journalistiek werk. Veel

verwijzingen bestaan namelijk uit krantenberichten die ze vaak zelf had geschreven voor het FD. Ook lijkt het erop dat ze vooral lezers een overzicht wil bieden van wat er is gebeurd en geïnteresseerden aanknopingspunten wil geven voor mogelijk verder onderzoek. Hierdoor was het mogelijk om een tijdlijn te maken van gebeurtenissen die relevant zouden kunnen zijn voor eigen onderzoek.

Één van de meest interessante publicaties uit de literatuurlijst van Van der Heijden is het artikel ‘The 1991/1992 Dutch debate on the sale of submarines to Taiwan’, geschreven door Ingrid D’Hooghe. Interessant is dat zij begin jaren ’90 werkte op de Nederlandse ambassade in Peking. Het artikel maakt duidelijk dat Nederland en China in 1980 ruzie kregen vanwege het mogelijke besluit dat Nederland een exportvergunning zou verlenen voor militaire onderzeeboten aan Taiwan.

Dit was een probleem want China had en heeft een getroebleerd verleden met de

machthebbers op Taiwan. In de jaren ’40 vochten de Chinese communisten onder leiding van Mao Zedong een burgeroorlog uit tegen de Guomindang van Chiang Kai-Shek. De twee partijen stonden tegenover elkaar nadat zij aanvankelijk hadden samengewerkt tegen de Japanners die grote delen van de Chinese oostkust hadden veroverd eind jaren ’30. Uiteindelijk werd de burgeroorlog gewonnen door de communisten waardoor de

Guomindang moest vluchten naar het eiland Taiwan. Hierdoor werd de burgeroorlog in feite niet definitief beslist waardoor de Chinese communisten een gespannen relatie hebben met Taiwan, tot op de dag van vandaag. Militaire onderzeeboten die door een Nederlands bedrijf zouden worden geleverd aan Taiwan was dus gevoelige zaak.

Deze onderzeebotenkwestie bleek in het artikel slechts de eerste uit een reeks van drie. D’Hooghe geeft ook aan dat de verkoop van duikboten aan Taiwan zeer gevoelig lag omdat Nederland in 1972 niet langer Taiwan erkende, ten faveure van China. D’Hooghe geeft na

(6)

3

een beschrijving van de kwestie een nuttig overzicht van politieke en economische

argumenten van zowel de Taiwan-lobby als de China-lobby in Nederland. Ook geeft ze aan welke bedrijven en politieke partijen aan welke kant stonden.

Toch geeft D’Hooghe aan dat haar artikel uit 1992 slechts een beginnend onderzoek is:

“[A]s the subject is still too sensitive for those directly involved to speak out openly, many crucial questions cannot yet be answered. The scope of this paper, therefore, will not exceed the real of the descriptive, leaving some vital questions for future research.”4

Hierin bleek ze maar al te gelijk in te hebben. Vele vragen in deze onderzeebotenkwestie bleven onbeantwoord. Zo verbrak bijvoorbeeld China in 1981 de diplomatieke relaties met Nederland na de verkoop van twee duikboten aan Taiwan. Interessant is om uit te vinden waarom en hoe het Ministerie van Economische Zaken dit besluit wist door te zetten ten koste van de belangen en argumenten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Welke precieze belangen kregen de voorkeur? Waarom werd de relatie met China moedwillig op het spel gezet? Hoe groot was de invloed van de Taiwan-lobby toentertijd?

Daarnaast is het de moeite waard om uit te zoeken waarom de regering in 1984 besloot om niet nogmaals een exportvergunning te verlenen voor duikboten aan Taiwan. Won Buitenlandse Zaken ditmaal? Was de China-lobby sterker geworden? Welke overwegingen werden nu belangrijker geacht?

Ook is er nog weinig geschreven over het Nederlandse mensenrechtenbeleid ten opzichte van China. In artikel 90 van de Nederlandse grondwet staat: “De regering bevordert de ontwikkeling van de internationale rechtsorde.”5 Peter Baehr, wijlen hoogleraar

mensenrechten, kwam tot een voorlopige conclusie: “Until 1989, hardly any attention was paid to human rights in the [Dutch] relationship with China.”6 Wat is van deze opmerking waar?

Gezien de geringe hoeveelheid publicaties en de leemtes hierin is er zeker ruimte voor nieuw onderzoek. In dit onderzoek staat de volgende vraag centraal: in hoeverre was er

4 Ingrid d’Hooghe, ‘The 1991/1992 Dutch Debate On The Sale Of Submarines to Taiwan’, China

Information 6 – nr. 4 (Voorjaar 1992) 40.

5 ‘Artikel 90: Internationale rechtsorde’ – De Nederlandse grondwet, http://www.denederlandsegrondwet.nl

/9353000/1/j9vvihlf299q0sr/vgrnd7f9fty4.

6 Peter Baehr, Monique Castermans-Holleman en Fred Grünfeld, Human rights in the foreign policy of the

(7)

4

sprake van een constructieve relatie in de Nederlandse betrekkingen met China tussen 1971 en 1985?

Er is voor het startpunt 1971 gekozen omdat in dit jaar het landschap van internationale politiek veranderde ten faveure van nauwere betrekkingen met China. Na de Tweede Wereldoorlog ontstond tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie een Koude Oorlog waarin werd gestreden over wat het beste was voor de toekomst van de wereld: een kapitalistische democratie of een communistische dictatuur.

Over grote delen van de wereld werden invloedssferen afgebakend. Aan het einde van de jaren ’60 verminderden de spanningen echter tussen deze grootmachten. China was na de Tweede Wereldoorlog communistisch geworden, maar had echter een gespannen relatie met de Sovjet-Unie. Gezien de grootte van het land en het enorme potentieel van de Chinese bevolking ontstond er voor de VS een mogelijkheid om de Sovjet-Unie internationaal beter in toom te houden. Door dit politieke landschap besloot de VS de relatie met China te

verbeteren en toenadering te zoeken. Een doorbraak werd bereikt in de zomer van 1971 toen Henry Kissinger namens de VS naar China vertrok voor gesprekken en om de mogelijkheid te onderzoeken of president Nixon het land kon bezoeken. Deze ontwikkeling was voor andere landen ook van groot belang. Immers, nu de VS was begonnen met een toenadering tot China konden andere Westerse landen dit voorbeeld volgen. Het eindpunt 1985 heeft te maken met het einde van de bilaterale crisis tussen Nederland en China over de eerder genoemde onderzeeboten.

Het begrip “constructieve relatie” zal worden bepaald aan de hand van de drie tradities in het Nederlandse buitenlands beleid, beschreven in het boek Peace, Profits and Principles van professor en voormalig minister van Defensie Joris Voorhoeve. Dit onderzoek gaat over de Nederlandse relatie met China. Door de drie tradities in het Nederlandse buitenlands beleid in ogenschouw te nemen kan de Nederlandse relatie met China beter worden geanalyseerd. Was er een gebalanceerde verdeling tussen de drie tradities? Of werden er prioriteiten gesteld? Waar werd dan prioriteit aan gegeven? En waaraan niet?

Vernieuwing en verdieping staan hoog in het vaandel in dit onderzoek. Vernieuwing wordt bereikt door van primair bronnenmateriaal het zwaartepunt van het onderzoek te maken. In alle bovenstaande publicaties viel namelijk een ding op: er werd géén gebruik gemaakt van het archief van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Dat is opvallend, want hier werd en wordt namelijk grotendeels het Nederlandse buitenlands beleid vorm gegeven. Aan de hand van dit archief was het mogelijk om interne communicatie te gebruiken

(8)

5

omtrent bijvoorbeeld bezoeken aan en uit China, de mensenrechtensituatie,

onderhandelingen met China en contact met de ambassade in Peking. De informatie uit dit primair bronnenmateriaal zal, waar van toepassing, worden gecombineerd met

parlementaire documenten als moties en Kamerverslagen van de Nederlandse politiek.7 Verdieping wordt daarnaast bereikt door de focus te leggen op een periode van vijftien jaar in plaats van decennia of enkele eeuwen.

Voor het beantwoorden van de vraagstelling kent dit onderzoek vijf deelaspecten. Ten eerste wordt de toenadering besproken. Hoe verliep de toenadering tussen Nederland en China tussen 1971 en 1973? Ten tweede wordt besproken hoe Nederland de relatie vervolgens wilde verdiepen. Hoe was Nederland bezig met het concretiseren en

consolideren van de relatie met China tussen 1974 en 1978? Ten derde wordt besproken welke successen er werden geboekt in de Nederlandse relatie met China tussen 1978 en 1980? Ten vierde wordt uitvoerig de crisis tussen Nederland en China over verkoop van onderzeeboten aan Taiwan besproken. Waarom ontstond in 1980 deze crisis en hoe communiceerde en besloot Nederland hier intern over? Ten vijfde wordt er uitgezocht waarom en hoe de breuk tussen Nederland en China werd hersteld tussen 1981 en 1985. Voor de totstandkoming van dit onderzoek ben ik dank verschuldigd aan Hans den Hollander – archivaris bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Onvermoeidbaar hielp hij mij bij het vaststellen welke dossiers moesten worden aangevraagd en bij alle formele procedures die daarbij om de hoek kwamen kijken. Ter verkenning van het onderwerp en in de loop van het onderzoek heb ik gesproken met sinoloog Henk Schulte Nordholt die in de jaren tachtig bij het Ministerie van Economische Zaken heeft gewerkt. Daarnaast interviewde ik Gerard Westenburg – voormalig hoofd van de afdeling Azie & Oceanie van het

Nederlands Centrum voor Handelsbevordering. Ook sprak ik met Wim van Eekelen die in de jaren ’70 en ’80 staatssecretaris en minister van Defensie is geweest. Tot slot dank ik, net als in de bachelorscriptie, Henry Kissinger voor het schrijven van zijn boek On China. Niet alleen kwam ik daardoor op het spoor van China, maar begon ik mij steeds te interesseren in diplomatie en voor het vak van diplomaat.

Rick Otten

(9)

6 1.Een langverwachte toenadering – 1971-1973

Op 1 oktober 1949 riep Mao Zedong de Volksrepubliek China uit in Peking nadat de Chinese communisten de burgeroorlog hadden gewonnen van de Guomindang onder leiding van Chang Kai-Shek. Deze was inmiddels gevlucht naar het eiland Taiwan waar hij de Republiek China voortzette. Deze gebeurtenissen maakten een diepe indruk op de wereld. Het grootste land ter wereld, toentertijd ongeveer 560 miljoen mensen, werd communistisch en dit werd gezien als een grote tegenslag in de wereldwijde krachtmeting tussen het communisme en het kapitalisme. In de Verenigde Staten werd deze gebeurtenis zelfs bestempeld als de “loss of China” omdat er werd verondersteld dat dit vermijdbaar was.8

Nederland was een van de eerste landen in de wereld die zich de nieuwe situatie in China realiseerde en in 1950 overging tot juridische erkenning van de Volksrepubliek ten koste van Taiwan waarmee Nederland de diplomatieke relaties beëindigde. In 1954 werden

daadwerkelijk diplomatieke relaties met de Volksrepubliek gestart op niveau van zaakgelastigden. Taiwan wist echter wel na het verlies in de Chinese burgeroorlog lid te blijven van de Verenigde Naties en behield daardoor ook de Chinese permanente zetel in de Veiligheidsraad. De Volksrepubliek was hierdoor niet vertegenwoordigd in de VN.

Overigens continueerde Nederland sinds 1950 wél economische, culturele en wetenschappelijke relaties met Taiwan.

Nederland onderhield diplomatieke relaties met China op het niveau van zaakgelastigden tot 1972. Al die tijd waren er dus geen ambassadeurs uitgewisseld. De reden hiervan bleek te zijn dat China niet accepteerde dat Westerse landen ervoor kozen om Taiwan te behouden in de Verenigde Naties, dus ook in de Veiligheidsraad. Op 16 januari 1971 bracht de Chinese Tijdelijke Zaakgelastigde (TZ) een bezoek aan de chef van Directie Oost-Azië (DOA) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Dit was op zijn verzoek en had als doel om de bezwaren uiteen te zetten tégen de politiek van de Nederlandse regering. Beweerd werd dat de

Nederlandse regering herhaaldelijk heeft verklaard alleen de Volksrepubliek te erkennen, maar in feite voortdurend steun blijft geven aan de “bandietenkliek van Chang Kai-Shek” – met name binnen het kader van de VN.9 Ter onderbouwing van dit standpunt werden meerdere voorbeelden gegeven, maar de belangrijkste was dat Nederland in de VN de

8 ‘The Chinese Revolution of 1949’, website U.S. Department of State – Office of the Historian.

https://history.state.gov/milestones/1945-1952/chinese-rev (10 februari 2015).

9 ‘Demarche Chinese Tijdelijke Zaakgelastigde’ 6 januari 1971, Van: DOA Aan: M via S in: Nationaal Archief

(10)

7

procedurele resolutie steunde waarmee werd beoogd dat “het herstel van de wettige rechten” van de regering in Peking werd belemmerd.10

Kort na dit gesprek kreeg de Nederlandse TZ Derksen in Peking een vergelijkbare boodschap te horen van de Chinese vice-minister van Buitenlandse Zaken Qiao Guanhua. Aan Derksen werd te verstaan gegeven dat de Chinese regering “very unhappy” was over de Nederlandse opstelling met betrekking tot Taiwan.11

De Nederlandse reactie op dit verwijt was realistisch van aard. De chef DOA legde uit dat Nederland rekening moest houden met de “feitelijke situatie” in de VN en met de daar geldende regels. Nederland moest uitgaan van de “huidige politieke realiteit” dat het gezag van Peking zich niet uitstrekt tot Taiwan en dat het gebied een eigen vertegenwoordiging heeft in de VN. Daarnaast werd de politieke bal ook teruggekaatst: “[I]ndien de status van [Taiwan] voor de volksrepubliek een probleem [is, zal] het in de eerste plaats op de weg van Peking [liggen om] daarvoor een oplossing te zoeken.”12

Door deze impasse konden er tot mei 1972 geen diplomatieke relaties naar

ambassadeursniveau worden verhoogd. Wel was duidelijk geworden in de bovenstaande gesprekken dat er van de Nederlandse zijde flexibiliteit was. De bovenstaande Nederlandse reactie hield namelijk ook impliciet in dat Nederland geen tegenstander zou zijn van een wissel met betrekking tot de Chinese zetel in de VN an sich. Dit nodigde uit tot stille en indirecte diplomatie van China om het Nederlandse standpunt te wijzigen.

Het mag geen verrassing zijn dat toentertijd (en thans nog steeds) de pers in China door de regering wordt gecontroleerd. TZ Derksen merkte op 26 augustus 1971 een nieuwsartikel op uit het Volksdagblad, de officiële staatskrant in China. Aan de hand van een anekdote werd Nederland en het Nederlandse volk in een positief daglicht gezet. Deze anekdote komt uit een serie met de naam “Stories about friendship of Chinese seamen with people of other lands”. Aangezien China een volksrepubliek is betekent dit dat Chinese vriendschap met mensen uit andere landen, in de context van deze anekdote, ook vriendschap met de desbetreffende staat betekent of kan gaan betekenen.

In de anekdote werd verteld over een Chinees vrachtschip dat voor anker lag in een Nederlandse haven. Omdat er problemen waren met de propeller moest deze gerepareerd worden. De Chinese zeemannen hadden in China geleerd dat een probleem op basis van

10 Ibidem, 2.

11‘china-nederland’, 20 maart 1971, Van: Peking Aan: Min. B.Z. in: Nationaal Archief – Ministerie van

Buitenlandse Zaken, Ambassade China 1955-1974, 9.1.2 - 426, 2.

(11)

8

“self-reliance” moest worden opgelost waardoor men het hoofd brak over een oplossing. Op dat moment boden Nederlandse havenarbeiders hun diensten aan om het probleem

gezamenlijk op te lossen. Er werd zelfs overgewerkt om het schip zodanig op te tillen dat de propeller kon worden vervangen door de Chinezen. Nadat de Nederlandse havenarbeiders uitgebreid werden bedankt zei een van hen: “It’s nothing. We workers are of the same family.”13

Derksen durfde het in zijn memorandum aan de minister niet aan om de politieke

betekenis hiervan toe te lichten. Voor mij is echter duidelijk dat met de propeller eigenlijk de kwestie-Taiwan in de VN wordt bedoeld. Door het gezamenlijk oplossen van dit probleem kon de onderlinge collegialiteit en vriendschap worden versterkt. Aan de hand van deze anekdote werd de Nederlandse regering eigenlijk uitgenodigd om de onderlinge geschillen op te lossen en de Nederlands-Chinese betrekkingen te versterken. Toeval of niet, in de Troonrede van 1971 werd China expliciet genoemd: “Voor de politieke ontspanning in de wereld acht de regering het onmisbaar dat de Chinese Volksrepubliek gaat deelnemen aan het overleg in de Verenigde Naties.”14 – was getekend, de nieuwe regering onder leiding van premier Barend Biesheuvel. Samen met de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken Norbert Schmelzer zou het Nederlandse China-beleid een voortvarende wending maken in minder dan één jaar tijd.

Één maand na de Troonrede, 25 oktober 1971, stemde Nederland vóór een resolutie van Albanië om de wettelijke rechten van de Volksrepubliek te herstellen waardoor Taiwan uit de VN werd gezet.15 In een reactie in de Nederlandse pers zegt Schmelzer daags hierna dat Nederland wat hem betreft niet tegen vertegenwoordiging is van Taiwan in de VN, maar dat hij moeite had met het standpunt van Taiwan dat het álle Chinezen, dus ook die op het vasteland, zou vertegenwoordigen. Dit klopte volgens Schmelzer niet en was ook in strijd

13 ‘China - Nederland’ Peking, 26 augustus 1971, Van: Peking Aan: M in: Nationaal Archief

– Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ambassade China 1955-1974, 9.1.2 – 426.

14 ‘Troonrede 21 september 1971’, website www.troonredes.nl. http://www.troonredes.nl/troonrede-21-

september-1971/ (20 februari 2015).

15 ‘Restoration of the lawful rights of the People's Republic of China in the United Nations : resolution /

adopted by the General Assembly’, website United Nations Bibliographic Information System.

http://unbisnet.un.org:8080/ipac20/ipac.jsp?session=142X1W192W979.12100&menu=search&aspect=power&n pp=50&ipp=20&spp=20&profile=voting&ri=&index=.VM&term=2758&matchoptbox=0|0&oper=AND&x=0&

y=0&aspect=power&index=.VW&term=&matchoptbox=0|0&oper=AND&index=.AD&term=&matchoptbox=0 |0&oper=AND&index=BIB&term=&matchoptbox=0|0&ultype=&uloper=%3D&ullimit=&ultype=&uloper=

(12)

9

met het feit dat Nederland juist de Volksrepubliek had erkend als de enige legitieme regering van China.16

Interessant is dat Taiwan dit standpunt al verkondigde sinds 1949 en dat sindsdien, in ieder geval tot 1971, geen millimeter van is afgeweken. Dat de Nederlandse regering nu toch van standpunt wisselde lijkt het resultaat te zijn van, zoals vermeld, een nieuw kabinet in Den Haag, maar ook van een grote verschuiving in het internationale politieke landschap. Deze verschuiving werd op 15 juli 1971 aangekondigd door president Richard Nixon van de Verenigde Staten met de aankondiging dat hij een staatsbezoek zou gaan afleggen aan China:

“As I have pointed out on a number of occasions over the past 3 years, there can be no stable and enduring peace without the participation of the People's Republic of China and its 750 million people. That is why I have undertaken initiatives in several areas to open the door for more normal relations between our two countries. (…) I have taken this action because of my profound

conviction that all nations will gain from a reduction of tensions and a better relationship between the United States and the People's Republic of China.”17

In zijn toespraak gaf Nixon ook aan dat zijn Nationale Veiligheidsadviseur Henry Kissinger een geheim bezoek had afgelegd aan Peking om deze aankondiging voor te bereiden. Duidelijk werd dat China uit een internationaal isolement wilde stappen door de

inspanningen van de VS, maar ook zeker uit eigen belang. Nixon schreef ter voorbereiding op zijn bezoek heel doeltreffend op wat de doelstellingen waren van China:

“What they want:

1. Build up their world credentials. 2. Taiwan.

3. Get U.S. out of Asia.

What we both want:

1. Reduce danger of confrontation and conflict.

16 ‘Volgt tekst mijn eerste reactie ( voor de avro) op resultaat china-debat in verenigde naties’ Den Haag, 26

oktober 1971, Van: M in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ambassade China 1955- 1974, 9.1.2 – 426, 1-2.

17 ‘231 - Remarks to the Nation Announcing Acceptance of an Invitation To Visit the People's Republic of

China. July 15, 1971’, website The American Presidency Project. http://www.presidency.ucsb.edu/ws/ ?pid=3079 (20 februari 2015).

(13)

10

2. a more stable Asia. 3. a restraint on U.S.S.R.“18

Duidelijk is dat deze doelstellingen niet alleen ten opzichte van de VS golden. Ook

Nederland kon als lidstaat van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie en de Europese Economische Gemeenschap hierop inspelen. Niet voor niets realiseerde Nederland al in 1950 hoe de nieuwe verhoudingen in Azië lagen waarna het overging tot juridische erkenning van de Volksrepubliek. De tijd leek nu rijp om de volgende stap te zetten door diplomatieke relaties naar ambassadeursniveau te verhogen.

Slechts vier dagen na de toetreding van China tot de VN werd TZ Derksen gemachtigd door Schmelzer om de Chinese regering te benaderen voor onderhandelingen.19Vlot liepen deze onderhandelingen niet. De kwestie-Taiwan bleek nog steeds een rol te spelen. Meerdere keren benadrukten Chinese ambtenaren het belang van een communiqué waarin Nederland het standpunt van China over Taiwan zou respecteren. Het ging hierbij om Nederlandse erkenning van China als enige rechtmatige regering van China en erkenning van het Chinese standpunt dat Taiwan een provincie is van China.20 Interessant is dat Nederland dit al had gedaan in 1950, maar dat dit blijkbaar niet voldoende was. Derksen vond dit duidelijk niet leuk: “Geen enkele regering houdt ervan, vervolgde ik, reeds afgelegde verklaringen te [h]erhalen, want dit wekt de indruk als zou de oorspronkelijke verklaring onvoldoende sterk zijn geweest.”21 In deze geest gaf ook Schmelzer in zijn instructies aan dat in een

communiqué zou moeten worden vermeden dat de Nederlandse positie over Taiwan zou worden vermeld.22

Een impasse dreigde echter na het insisteren van China in deze kwestie. Chang Wen-Chin leidde als directeur West-Europa van het Chinese ministerie van Buitenlandse Zaken de gesprekken en zei dat Nederland had “nagelaten” om de overeengekomen principes uit 1950 in de praktijk te brengen bij de VN. Hierdoor had het vier jaar geduurd voordat China haar aarzelingen had kunnen overwinnen om zelfs maar tot uitwisseling van zaakgelastigden te

18 Margaret MacMillan, Seize the Hour: When Nixon met Mao (Londen 2007) 228-229.

19 ‘betrekkingen nederland-china’ Peking, 27 oktober 1971, Van: M Aan: Peking in: Nationaal Archief

– Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ambassade China 1955-1974, 9.1.2 – 655.

20 ‘betrekkingen nederland-china’ Peking, 13 januari 1971, Van: TZ Derksen Aan: M in: Nationaal Archief

– Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ambassade China 1955-1974, 9.1.2 – 655, 2.

21Ibidem.

22 ‘betrekkingen nederland-china’ Peking, 10 januari 1972, Van: Schmelzer Aan: Peking in: Nationaal Archief

(14)

11

komen.23 In reactie daarop zei Derksen dat deze houding “zeer slechte herinneringen zou doen herleven aan zwarte periode in bilaterale betr. van eerste vier jaren na onze erkenning, waarin sinoreg quo had consistently and unreasonably refused to reply to our suggestion to ekschange ambassadors unquo.”24 Ook zei Derksen dat het hierbij gaat om een Chinees probleem en dat hij slechts kon voorzien dat op deze manier het niet zou komen tot uitwisseling van ambassadeurs.25

Duidelijk was dat Chang van deze verklaring was geschrokken want de volgende dag nam vice-minister Qiao Guanhua deel aan het gesprek die volgens Derksen een veel soepelere toon aansloeg. Het probleem van een gemeenschappelijk communiqué werd nu bestempeld als “vormkwestie” waarover “te praten” viel.26

Deze ingreep van hogerhand wierp zijn vruchten af want op 16 mei 1972 werd besloten tot verhoging van diplomatieke relaties op ambassadeursniveau:

“De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en van de Regering van de Volksrepubliek China zijn overeengekomen het niveau van hun wederzijdse diplomatieke vertegenwoordigingen in de twee landen te verhogen van kantoren van zaakgelastigden tot ambassades met ingang van 18 mei 1972. De Chinese regering verklaart wederom dat Taiwan een provincie is van de

Volksrepubliek China. De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden respecteert dit standpunt van de Chinese Regering en bekrachtigt dat zij de Regering van de Volksrepubliek China erkent als de enige wettige Regering van China.”27

Uit dit citaat blijkt dat de woorden “respecteert” en “bekrachtigt” zijn gebruikt in plaats van “erkent”. Hierdoor werden de problemen opgelost. Weliswaar werd Taiwan vernoemd in de verklaring wat Schmelzer liever niet wilde, maar de gekozen bewoording “respecteert” had een passievere inhoud. Hierdoor herhaalde Nederland strikt genomen niet zijn standpunt uit 1950 en kreeg China toch een vermelding van Taiwan in het communiqué.

23 ‘betrekkingen nederland-china’ Peking, 1 februari 1972, Van: Derksen Aan: M in: Nationaal Archief

– Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ambassade China 1955-1974, 9.1.2 – 655, 2.

24 ‘betrekkingen nederland-china’ Peking, 17 maart 1972, Van: Derksen Aan: M in: Nationaal Archief

– Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ambassade China 1955-1974, 9.1.2 – 655, 2

25Ibidem.

26 ‘betrekkingen nederland-china’ Peking, 18 maart 1972, Van: Derksen Aan: M in: Nationaal Archief

– Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ambassade China 1955-1974, 9.1.2 – 655, 2.

27‘Tekst van het communique over de betrekkingen Nederland – C.V.R. Tekst is vrij voor publicatie op

woensdag 17 mei 1972 na 1:00. De onofficiële Nederlandse vertaling gaat hierbij.’ in: in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ambassade China 1955-1974, 9.1.2 – 655, 4.

(15)

12

Hoe stonden in 1972 de handelsrelaties tussen Nederland en China ervoor? De cijfers uit het archief van Buitenlandse Zaken laten een onevenwichtig beeld zien:

Handel van Nederland met China (inf miljoen)28

Invoer Uitvoer Totaal 1968 98,3 104,5 202,8 1969 100,9 83,3 184,2 1970 96,7 79,3 176,0 1971 122,2 61,3 183,5 1972 145,4 32,6 178,0

Duidelijk is dat Nederland in de periode 1968-1972 een groeiende import heeft vanuit China, maar dat de export scherp dalende was. De totale handel was ook gedaald.De verklaring werd gegeven in een interview van het Reformatorisch Dagblad met directeur-generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen W.P.H. van Oorschot van het ministerie van Economische Zaken. Volgens hem “kan [het] een gevolg zijn van de internationale

concurrentie of van het feit dat er gemakkelijker te bewerken markten voorhanden zijn.”29Dit lijkt inderdaad te kloppen want uit andere cijfers van Buitenlandse Zaken blijkt dat

Nederland niet in de top-12 van China’s belangrijkste handelspartners staat.Bij Nederland lag simpelweg geen prioriteit.30 Daarnaast was de samenstelling van de export ook niet ideaal te noemen, deze was namelijk eenzijdig van aard in de vorm van meststoffen voor de Chinese landbouw.31 Ook was het Chinese economische beleid in deze tijd nog autarkisch van aard waardoor buitenlandse handel sterkt beperkt was.

Wel gaf Van Oorschot aan dat er voor Nederland kansen lagen bij de Chinese markt. Nederland zou vooral veel te hebben op gebied van landbouw, waterstaatkunde, havens, dijken en baggerwerken. Hierbij noemde hij bijvoorbeeld Verenigde Machine Fabrieken voor kunstmeststoffen en IHC voor baggerapparatuur. Duidelijk werd ook dat China kansen zag in handel met Nederland: in november 1972 vertrok Van Oorschot met een handelsmissie naar Peking ter oriëntatie.32 Kort daarvoor kreeg Jan Vixseboxse als eerste Nederlandse

28 ‘Volksrepubliek China – een sociaal-economische verkenning’ in: Nationaal Archief

– Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 600.0 – 6885.

29 ‘Chinese minister van handel op bezoek – import nu groter’, Reformatorisch Dagblad 20-1-1973, 5. 30 ‘Volksrepubliek China – een sociaal-economische verkenning’ in: Nationaal Archief

– Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 600.0 – 6885.

31 Ibidem.

(16)

13

ambassadeur in China te horen van waarnemend president Dong Biwu bij het aanbieden van zijn geloofsbrieven dat China geïnteresseerd was in de Nederlandse landbouw en

waterstaat.33

Hoe verliepen de eerste politieke contacten vanuit Nederland met China na de uitwisseling van ambassadeurs? Wat betreft de opmerking van Don Biwu werd in ieder geval de daad snel bij het woord gevoegd want al in januari 1973 bracht de Chinese Minister van

Buitenlandse Handel Pai Hsiang-kuo een bezoek aan Nederland.34 Daarnaast bracht minister Ruud Lubbers van Economische Zaken al snel een tegenbezoek in november 1973 voor gesprekken met het Chinese Ministerie van Buitenlandse Handel. In dit gesprek was er volgens ambassadeur Vixseboxse sprake van een “ongedwongen sfeer” en een “zeer welwillende houding” naar Nederland.35

Het meest in het oog springendis het bezoek van een parlementaire delegatie aan China van 18 tot 25 augustus 1973. Na de officiële uitnodiging in mei arriveerde deze delegatie onder leiding van Tweede Kamervoorzitter Anne Vondeling. In totaal bestond de delegatie uit dertien parlementariërs.

In de openingsspeech van Vondeling ten overstaan van het permanent comité van het Nationaal Volkscongres, het Chinese parlement, werd duidelijk gemaakt waarom het Nederlandse parlement graag naar China wilde komen:

“Namens deze delegatie sprekend kan ik u verzekeren dat wij uw uitnodiging dankbaar aanvaard hebben en wel om verschillende redenen. Allereerst omdat het een eer is voor de

vertegenwoordigers van een klein land om uitgenodigd te worden door en bekend te raken met de volkrijkste natie en tegelijk één van de grootste landen in de wereld. In de politiek gebeurt het af en toe dat de kleintjes door hun grotere broers over het hoofd worden gezien, wat nauwelijks

democratisch kan worden genoemd. In de tweede plaats zijn wij erg blij om in uw midden te zijn omdat – voor zover wij dat hebben kunnen nagaan – niet één van de 225 leden van het

Nederlandse parlement ooit dit China heeft bezocht. Zodoende is ons bezoek een soort ontdekkingsreis en, zoals u misschien weet, de wereld ontdekken is door de eeuwen heen een geliefkoosde bezigheid geweest van Nederlanders. De derde reden (…) is omdat het nieuwe China nog in vele opzichten voor ons onbekend is. (…) Bovenal hopen wij bekend te raken met uw

33 ‘aanbieding geloofsbrief’ Peking, 11 oktober 1972, Van: Vixseboxse Aan: M in: Nationaal Archief

– Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ambassade China 1955-1974, 9.1.2 – 656, 1.

34 ‘Het Nederlandse beleid t.a.v. de C.V.R.’ in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-

1984, 912.12 – 12570, 6.

35 ‘Gesprek Min Lubbers met Vice-premier Li Heien-nien’ Peking, 23 november 1973, Van: Vixseboxse Aan:

(17)

14

doelstellingen – economisch, sociaal, cultureel en politiek – en met de middelen waarmee het Chinese volk deze denkt te bereiken.”36

Wat mij opvalt is dat uit dit citaat, maar ook uit de rest van het reisverslag, blijkt dat de Nederlandse parlementariërs zich nieuwsgierig en onbevangen hebben opgesteld. Bas de Gaay Fortman schrijft als fractievoorzitter van de Politieke Partij Radikalen dat hij, en met hem de andere parlementariërs, veel heeft geleerd van zijn bezoek:

“Een bezoek aan China kan een overtuigd parlementair democraat niet bekeren tot het

communisme. Maar het is wel een bijzondere ervaring kennis te maken met een land waarin de doelstellingen van het communisme serieus worden genomen. Wie China niet met Nederland vergelijkt maar met andere ontwikkelingslanden, moet wel onder de indruk komen van de Chinese prestaties. [Dit] dwingt ons tot bescheidenheid in de discussie met de Chinezen over de pluspunten en de tekortkomingen van onze beide sociale stelsels.”37

Hoogtepunt van de reis was zonder meer het gesprek met de premier Zhou Enlai. Deze Chinese politicus was niet alleen premier maar gedurende lange tijd ook Minister van Buitenlandse Zaken na het uitroepen van de Volksrepubliek. Een geslepen man die heel goed de Chinese belangen, waar dan ook ter wereld, in de gaten hield. Ook was hij de eerste gesprekspartner van Nixon en Kissinger tijdens hun bezoeken aan Peking.

Uit het officiële en het interne verslag blijkt dat het gesprek met Zhou Enlai eigenlijk grotendeels eenrichtingsverkeer was. Gespreksonderwerpen waren de geschiedenis van de communistische partij, de bevrijdingsstrijd, de (naar goed gebruik) afkeer van de

“bandietenkliek” op Taiwan onder leiding van Chiang Kai-Shek, de afkeer van de “sociaal-imperalisten” uit de Sovjet-Unie en de hernieuwde relatie met de VS.38

Interessanter werd het toen Zhou Enlai verklaarde dat hij geen heil zag in détente tussen de VS en de Sovjet-Unie in Europa. Hij vroeg zich af of deze ontspanning wel betrouwbaar was en stelde dat “geen der grootmachten uit eigen beweging tot beperking van de

strijdkrachten komt”.39 Volgens hem moest West-Europa, en daarmee Nederland, twee

36 ‘Verslag van het bezoek van een delegatie uit de Staten-Generaal aan de Volksrepubliek China, van 18 tot

en met 25 augustus 1973’ in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ambassade China 1955- 1974, 9.1.2 – 656, 5.

37 Ibidem, 8. 38 Ibidem, 11 en 13. 39 Ibidem, 12.

(18)

15

dingen doen: de krachten bundelen en de bestaande eenheid versterken en ten tweede de bijdrage aan de verdediging van hun grondgebied verhogen.40

Spanning ontstond toen een lid van de delegatie vroeg of China vreesde dat de Russische militaire dreiging groter zou worden als de defensie van West-Europa zwakker werd. Impliciet betekende dit dat het pleidooi voor een krachtige defensie van West-Europa door Zhou Enlai ingegeven was door het idee dat deze troepen van de Sovjet-Unie hierdoor niet tegen China konden worden ingezet. Zhou Enlai wees deze suggestie verontwaardigd en met kracht van de hand.41

Uit het interne verslag van ambassadeur Vixseboxse blijkt dat dit lid niemand minder dan Hans van Mierlo van D66 was. De spanning bleek te zijn ontstaan doordat Van Mierlo in zijn vraag het woord “bang” had gebruikt wat natuurlijk niet tactisch was.42 Immers, in de buitenlandse contacten die China tijdens het Keizerrijk had voelden de Chinezen zich verheven en waren andere volkeren “barbaren”. Deze culturele notie gold ongetwijfeld nog steeds en Van Mierlo kreeg hiervan de rekening gepresenteerd. ZhouEnlai stelde aan Van Mierlo zelfs een zeer beladen vraag: “Spreekt u Russisch?” Ambassadeur Vixseboxse

vermoedde dat Zhou Enlai meende aan het woord “democraten” uit de partijnaam D66 af te leiden dat het hier ging om Sovjet-gezinde communisten.43

Na dit spannende moment probeerde Vondeling het gesprek op de Nederlands-Chinese betrekkingen te brengen. Opvallend was dat Zhou Enlai hier weinig belangstelling voor had omdat hij onderwerp snel verlegde naar de betrekkingen tussen de VS en China.

Waarschijnlijk was hij over de Nederlands-Chinese betrekkingen niet uitgebreid geïnformeerd en was de geopolitieke betekenis van Nederland, zoals Vondeling in zijn openingsspeech al verwoordde, simpelweg te klein. Interessant om te constateren is dus dat de Nederlandse parlementariërs vrijwel alleen hebben gesproken met Zhou Enlai over onderwerpen waarop Nederland geen grote en/of directe invloed heeft. Daarnaast werd er alleen gesproken over geopolitiek en nauwelijks over handel of mensenrechten. Het bezoek van de parlementaire delegatie illustreert dus dat in de verhouding “peace, profits and principles” het de Chinezen vooral ging om “peace” en dat de andere steunpilaren van het Nederlandse buitenlands beleid (nog) niet voldoende aan de orde kwamen.

40 Ibidem.

41 Ibidem, 12 en 13.

42 ‘Nederlandse Parlementaire Missie naar China; onderhoud met Premier Chou En-lai’ Peking, 24 augustus

1973, Van: Vixseboxse Aan: BuZa in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ambassade China 1955-1974, 9.1.2 – 520, 1-2.

(19)

16 2. Consolideren en concretiseren - 1974-1978

Met het bezoek van de parlementaire delegatie kwam de inleidende fase van de nieuwe relatie met China tot een einde. Hierdoor werd het belangrijk voor Nederland om de betrekkingen te consolideren, maar ook te concretiseren.

In een memorandum van de chef van Directie Oost-Azië werden deze plannen

uiteengezet. Kortweg ging het om enerzijds het sturen van een delegatie “die op de Chinezen indruk maakt” en “een met China te sluiten overeenkomst inzake economische, industriële en technische samenwerking”.44 Die overeenkomst kwam er. Op 7 mei 1974 werd de Gemengde Nederlands-Chinese Commissie voor Economie en Handel opgericht. De primaire functie was de bevordering van de ontwikkeling van economische en

handelsbetrekkingen tussen de twee landen en zou een adviserende rol krijgen ten opzichte van beide regeringen.45

Waarom was het instellen van deze commissie een goede zaak? In de eerste plaats was dit voor Nederland een teken dat China op reguliere, en dus niet incidentele, basis wilde praten over het versterken van de economische en handelsbetrekkingen. Daarnaast was dit voor Nederland daardoor een vast platform om direct met China te communiceren. Uit de eerdere statistieken bleek dat de Nederlandse export naar China kromp terwijl de import juist

groeide. Deze commissie was dus een goede kans om vraag en aanbod op elkaar af te stemmen.

Wat betreft het sturen van delegaties werd gedacht aan hogere rangen binnen de

Nederlandse regering. Enerzijds ging het hierbij om een lid van het Koninklijk Huis om zo ook op dit niveau kennis te maken met China. Gedacht werd aan prins Claus vanwege zijn bijzondere belangstelling voor ontwikkelingsproblematiek in de wereld. Gezien de

bijzondere positie van China wat betreft zijn ontwikkelingsmodel, met gevoel voor

understatement, zou prins Claus hier dus ook inhoudelijk een steentje aan kunnen bijdragen.

44 ‘Betrekkingen Nederland-China. Voorstel bezoek M aan Peking.’ Den Haag, 1 maart 1973, Van: Chef DOA

Aan: DGPZ in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ambassade China 1955-1974, 9.1.2 – 521, 1-2.

45 ‘Briefwisseling tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de

Volksrepubliek China betreffende de instelling van een Gemengde Nederlands-Chinese Commissie voor Economie en Handel’, verdragsnummer 002271 – website Verdragenbank.

(20)

17

Bovendien had de Chinese ambassadeur aan de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken Max van der Stoel laten weten belangstelling te hebben voor de uitlatingen van Prins Claus.46 Op politiek niveau werd nu voor het eerst een bezoek van de Minister van Buitenlandse Zaken (“M”) aangeraden. Een bezoek van de Minister werd als strategisch gezien omdat het een impliciete ondersteuning zou zijn voor de economische relaties, de groeiende

belangstelling van de KLM voor een luchtvaartovereenkomst en om culturele contacten te vergemakkelijken. Daarnaast was Nederland onder de Westerse landen een hekkensluiter wat betreft politieke delegaties naar China. Alleen Ruud Lubbers was als Minister van Economische Zaken naar China gegaan terwijl Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en West-Duitsland meerdere bezoeken hadden afgelegd. Bovendien was duidelijk geworden uit het eerdere gesprek met Zhou Enlai dat China veel belangstelling had voor een defensief sterk West-Europa. De Chinese regering zou dus graag willen horen van minister Van der Stoel wat de positie is van de Nederlandse regering op dit gebied.47

Bij deze aanbevelingen werd ook een kritische noot geplaatst: “In het algemeen moet geconstateerd worden, dat de actieve belangstelling van Nederland voor de ontwikkelingen in Azië na de Tweede Wereldoorlog een zekere atrofie heeft ondergaan.”48 Ik heb het

vermoeden dat hiermee bedoeld werd dat de politieke belangstelling voor dit deel van de wereld kleiner was geworden na de dekolonisatie van Indonesië en later Nieuw-Guinea. Het was dus belangrijk dat de draad weer zou worden opgepakt en dat een bezoek aan China zou worden gevolgd door bezoeken aan Japan en Indonesië.49

Uiteindelijk zou Van der Stoel begin januari een bezoek brengen van vijf dagen aan China waarbij hij Peking en Shanghai zou gaan bezoeken. Van tevoren temperde Van der Stoel de verwachtingen over zijn bezoek: “[Deze reis is] een goodwill-missie. (…) Men moet niet verwachten dat er concrete afspraken gemaakt zullen worden.”50 In alle gesprekken werd vooral gepraat over internationale politiek met als onderwerpen de oliecrisis, ontwapening en proliferatie waarbij China herhaaldelijk hamerde op het gevaar van de Sovjet-Unie en wat Nederland daar in NAVO-verband aan zou kunnen doen. Veelzeggend was dat in het jaarrapport 1975 van Buitenlandse Zaken over China niet veel aandacht werd besteed aan bilaterale zaken met betrekking tot dit bezoek: “Terloops is [er] ook gesproken over de

46 ‘Betrekkingen Nederland-China. Voorstel bezoek M aan Peking.’ in: Nationaal Archief – Ministerie van

Buitenlandse Zaken, Ambassade China 1955-1974, 9.1.2 – 521, 2.

47 Ibidem, 3. 48 Ibidem, 4. 49 Ibidem.

(21)

18

bilaterale betrekkingen en geconstateerd dat in dit opzicht geen uitstaande problemen zich voordoen”.51

Van der Stoel moest echter bij terugkomst in Nederland deels op zijn opmerking terugkomen: “Mijn bezoek aan [China] is veel positiever uitgevallen dan ik had verwacht. Het zal een stimulans zijn op allerlei gebied[en]. Het opent vele deuren waarvan in de toekomst de [ambassadeur] gebruik [kan] maken.”52 Hij bedoelde hier onder meer mee dat hij niet alleen met Qiao Guanhua, die gepromoveerd was tot minister van Buitenlandse Zaken, had gesproken. Onverwachts kreeg hij namelijk uitnodigingen om met premier Zhou Enlai en de zojuist benoemde eerste vice-premier Deng Xiaoping te spreken. Dit was

bijzonder aangezien Zhou Enlai gezondheidsklachten had en vaak in het ziekenhuis

verbleef. Hierdoor had Deng Xiaoping in de praktijk de functie van premier overgenomen.53 Dat China op dit ambtsniveau wilde praten met Nederland was dus een goed teken.

Daarnaast bleek dat in de bilaterale betrekkingen weliswaar geen problemen waren, maar uiteraard wel mogelijkheden voor het Nederlandse bedrijfsleven. Afgesproken werd dat eind januari de onderhandelingen over een scheepvaartovereenkomst tussen beide landen zouden beginnen. Voor Nederland als handelsland was dit belangrijk en waarschijnlijk dat dit ook de reden voor Van der Stoel om niet alleen naar Peking te gaan, maar ook naar havenstad Shanghai. Immers, een overeenkomst zou betekenen dat Nederlandse schepen mogen aanmeren bij Chinese havens wat een zeer belangrijke ondersteunende werking zou hebben op de Nederlandse handel met China.54 Eind januari werden deze

onderhandelingen daadwerkelijk gestart onder leiding van de directeur-generaal voor de scheepvaart van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat waarna de overeenkomst werd ondertekend in augustus.55

Bovendien werd tijdens het bezoek van Van der Stoel besloten dat later in het jaar de onderhandelingen over de eerder genoemde luchtvaartovereenkomst konden beginnen.56 Ook dit was een belangrijke zet want hierdoor konden Nederlandse vliegtuigmaatschappijen als de KLM landingsrechten verkrijgen op Peking. Voor de KLM was dit interessant omdat

51 ‘Jaarrapport C.V.R. 1975’ Peking, 29 maart 1976, Van: Vixseboxse Aan: BuZa in: Nationaal Archief

– Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 911.0 – 10559, 31.

52 ‘Van der Stoel blij terug uit Oosten’, De Telegraaf, 14-1-1975, 3.

53 ‘Bezoek met onverwachte gebeurtenissen – Minister Van der Stoel sprak met Tsjoe En-Lai’, Nederlands

Dagblad, 7-1-1975, pagina 5.

54 ‘Mr. Van der Stoel positief over reis’, Reformatorisch dagblad, 13-1-1975.

55 ‘Jaarrapport C.V.R. 1975’ in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 911.0 –

10559, 31.

(22)

19

voor de luchtslag op de route Europa-Tokio omdat deze via Peking het kortst was.57 In september begonnen deze onderhandelingen daadwerkelijk onder leiding van de directeur-generaal van de Rijksluchtvaartdienst. Deze onderhandelingen hebben geleid tot de

“principiële overeenstemming” over de tekst van de luchtvaartovereenkomst en de afspraak dat de afsluitende onderhandelingen spoedig in Nederland zullen worden gehouden.58 Na dit voorlopige hoogtepunt in de betrekkingen van Nederland met China brak een periode aan van interne onrust in China. De gezondheid van Mao was al langere tijd slecht, maar verslechterde verder tussen 1974 en 1976. Er werd ALS geconstateerd door zijn dokter terwijl hij ook aan andere kwalen leed.

Achter de schermen brak er hierdoor een interne strijd los tussen de radicalen en de

pragmatici. De radicalen stonden onder leiding van de zogenaamde ‘Gang of Four’ waarin Jiang Qing, de vrouw van Mao, het voor het zeggen had. Deze groep had een solide machtsbasis opgebouwd in de Partij tijdens de Culturele Revolutie omdat zij Mao hierin ondersteunden. De Gang of Four stond voor zuivere ideologie ten koste van alles terwijl de pragmatici meer van uit de praktijk dachten en handelden. Deze groep stond onder leiding van premier Zhou Enlai en vice-premier Deng Xiaoping.59

De strijd tussen de radicalen en de pragmatici kwam tot een climax in 1976. Op 8 januari overleed Zhou Enlai aan de gevolgen van maagkanker. Nu de positie van premier vacant was ontstond er een strijd tussen beide kampen. Twee maanden later werd Hua Guofeng door Mao gekozen als premier omdat hij gezien werd als neutraal. Hierdoor liet Mao zien dat hij aan verdeel- en heerspolitiek deed om zo zijn eigen macht te behouden tot de laatste snik.60

De pragmatici leken in april 1976 een beslissende nederlaag te lijden. Op het Tiananmen-plein kwamen honderdduizenden Chinezen bijeen om bloemen en kranzen te leggen ter herinnering aan Zhou. Dit was een teken van diepe bewondering en steun voor Zhou en de politiek van orde en gematigdheid waar hij voor stond. Dit was zeer tegen de zin van de Gang of Four waardoor het bevel kwam om alle bloemen en kransen ’s nachts te verwijderen wat leidde tot rellen. Jiang Qing overtuigde Mao ervan dat Deng de aanstichter hiervan was

57 ‘China ziet wel wat in KLM’, De Telegraaf, 7-1-1975, 1.

58 ‘Jaarrapport C.V.R. 1975’ in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 911.0 –

10559, 31.

59 Li Jie, ‘China’s Domestic Politics and the Normalization of Sino-U.S. Relations, 1969-1979’ in: William C.

Kirby, Robert S. Ross en Gong Li ed., Normalization of U.S.-China Relations: An International History (Cambridge en London 2005) 57.

(23)

20

waarna Deng Xiaoping werd gezuiverd van al zijn posities en taken.61 De radicalen leken Peking definitief te hebben overgenomen.

Mao overleed op 9 september 1976 en Nederland had dit al geruime tijd zien aankomen. In het geheime archief van het Ministerie van Buitenlandse Zaken bleek een dossier te zijn over de Nederlandse reactie bij een overlijden van Mao. Al in mei werden de opties op tafel gelegd waarbij onder andere werd gedacht aan een regeringsverklaring, een rouwbeklag van koningin Juliana en/of de regering en een rouwkrans van koningin Juliana62. De Directie Kabinet en Protocol was het hiermee echter gedeeltelijk oneens. Omdat Mao nu eenmaal geen staatshoofd was van China was een rouwkrans of -beklag van koningin Juliana geen mogelijkheid.63 Uiteindelijk werd er besloten om een rouwbeklag van de Nederlandse regering te versturen en werd er een regeringsverklaring opgesteld:

“Het bericht dat de Chinese leider en partijvoorzitter Mao Tsetung is overleden heeft in de gehele wereld diepe indruk gemaakt. Ook de Nederlandse regering erkent de grote betekenis die hij in de achter ons liggende halve eeuw voor de politieke en sociale ontplooiïng van de Chinese staat en samenleving heeft gehad en de positie die China thans in de internationale samenleving inneemt. (…) In Mao Tsetung heeft de Chinese natie een groot leider en staatsman verloren[.] (…) Onze gedachten gaan uit naar het Chinese volk en zijn regering, aan wie wij onze diepgemeende deelneming met dit verlies betuigen.”64

Er brak een periode aan waarin machtsgroepen en individuen streden om de hoogste

posities binnen de Partij en de staat. Nu Zhou en Deng weg waren hadden de radicalen ruim baan om de toekomst van China te bepalen. Toch kwam het niet zover omdat de radicalen niet in hun opzet slaagden om de top van het Chinese leger te overtuigen van hun zaak. Sterker nog, omdat Hua Guofeng op het laatste moment door Mao als zijn opvolger werd aangewezen kon Hua de beslissing nemen om de Gang of Four te arresteren voor

hoogverraad en de excessen van de Culturele Revolutie.65

61 Harry Harding, A fragile Relationship: The United States and China since 1972 (Washington D.C. 1992) 53. 62 ‘Voorzieningen bij overlijden Mao Tse-Toeng’ Den Haag, 25 mei 1976, Van: DOA Aan: M in: Nationaal

Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, Geheim archief 911.23 – 24568, 1-2.

63 ‘Voorzieningen bij overlijden Mao Tse-Toeng’ Den Haag, 3 juni 1976, Van: Plv. Chef DKP Aan: M in:

Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, Geheim archief 911.23 – 24568, 1-2.

64 ‘Voorzieningen bij overlijden Mao Tse-Toeng’ Den Haag, 6 juli 1976, Van: Chef Directie Oosten Aan:

Kabinet van de Minister-President in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, Geheim archief 911.23 – 24568, bijlage I.

(24)

21

Hoe kon Nederland een volgende stap zetten in de relatie met China na een jaar van relatieve stilstand? In de eerder besproken memorandum werd naast een bezoek van minister Van der Stoel voorgesteld om een lid van het Koninklijk Huis naar China te sturen. Gedacht werd toen aan prins Claus gezien zijn belangstelling voor

ontwikkelingsproblematiek. Ook de Chinese ambassadeur in Nederland bleek volgens dit memorandum op de hoogte te zijn van de inhoudelijke activiteiten van Prins Claus wat een goed aanknopingspunt zou kunnen zijn.66

Uiteindelijk zou in mei 1977 niet alleen prins Claus een studiereis maken door China, maar werd hij vergezeld door kroonprinses Beatrix. Van 3 tot 17 mei verbleven de prins en prinses in China om kennis te maken met dit land. Zij arriveerden in Peking per vliegtuig, een Nederlandse Fokker Fellowship. In Peking bezocht het koppel onder meer de Grote Hal van het Volk voor een staatsbanket, de Verboden Stad, de Ming-graven en het Zomerpaleis. In het binnenland van China werden textielfabrieken, schuilkelders, zijdefabrieken,

theeplantages en communes bezocht. Een ander hoogtepunt was het bezoek aan Shaoshan waar het ouderlijk huis van Mao en een aan zijn nagedachtenis gewijd museum werd bezocht.67

Aan het begin van hun verblijf hadden zij een langdurig onderhoud met Hua Guofeng waarvan helaas geen verslag is gevonden in het archief. Wel werd geconcludeerd door Buitenlandse Zaken dat er met deze studiereis en de grote interesse die het prinselijk paar toonde tijdens het bezoek veel goodwill is gekweekt bij de Chinezen.68 Deze term werd eerder door Van der Stoel ook gebruikt als duiding voor zijn bezoek. Duidelijk is dat beide bezoeken ertoe hebben geleid dat Nederland bij China in ieder geval op de radar stond als land waarmee het zaken kon gaan doen in de nabije toekomst.

Het is niet duidelijk op te maken uit het archief van Buitenlandse Zaken, maar de inspanningen van Nederland om de betrekkingen met China verder te ontwikkelen op politiek en economisch gebied konden niet beter worden getimed. In de geschiedenis van de Volksrepubliek China werd 1978 een jaar waarin definitief, maar ook geleidelijk, afscheid werd genomen van Maoïstische dogma’s ten faveure van pragmatisch denken en handelen. Deze koers werd ingezet onder leiding van Deng Xiaoping die gerehabiliteerd werd omdat

66 ‘Betrekkingen Nederland-China. Voorstel bezoek M aan Peking.’ in: Nationaal Archief – Ministerie van

Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 9.1.2 – 521, 2.

67 ‘Jaarrapport China 1977’ Peking, 6 februari 1978, Van: Dolleman Aan: BZ in: Nationaal Archief – Ministerie

van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 911.0 – 10560, 50.

(25)

22

er niemand anders was met zijn ervaring en expertise. Tijdens een plenaire sessie van het elfde Centraal Comité van de Communistische Partij in december 1978 kondigde Deng deze koers aan met de woorden: “Engels never flew on an aeroplane; Stalin never wore Dacron.”69 Duidelijk was dat Deng met deze woorden bedoelde dat de wereld was veranderd en dat (enige) flexibiliteit in denken en handelen in het belang was van China. Hierbij koos Deng niet voor een “big-bang approach”, maar voor een strategie van stap-voor-stap.70 Uiteraard werd hiermee flexibiliteit op sociaal-economisch gebied bedoeld want Deng was geenszins van plan om de bevolking meer politieke vrijheden te verlenen. Terwijl hij langzaam maar zeker Hua Guofeng naar de zijlijn dirigeerde, zette hij een koers uit die onder andere leidde tot grote hervormingen in de Chinese landbouw en industrie.

In Chinese landbouw waren hervormingen hard nodig. China was niet alleen afhankelijk van graanimport, maar de bevolking groeide ook rap waardoor een nieuwe hongersnood dreigde. Besloten werd om de collectivisering van de landbouw en de bijbehorende communes geleidelijk te ontmantelen. Zeer belangrijk hierbij was dat Chinese boeren voortaan méér mochten produceren dan het vastgestelde quotum waardoor zij hun surplus konden verkopen om zodoende winst te maken.71

Ten tweede werd er gestart met een grondige hervorming van de Chinese industrie. Staatsbedrijven kregen te maken met marktinvloeden, het particulier initiatief werd gestimuleerd en sommige staatsbedrijven werden omgezet in gedeeld eigendom met buitenlandse bedrijven. Daarbij werd het plan opgezet om Special Economic Zones te creëren. Kleine gebieden aan de Chinese kust zouden worden vastgesteld waarin buitenlandse bedrijven konden investeren tegen zeer aantrekkelijke voorwaarden.72 Deze hervormingen waren voor de Nederlandse handel natuurlijk interessant. Hoe stonden in 1978 de handelsrelaties tussen Nederland en China ervoor? De cijfers laten, net als het vorige handelsoverzicht, nog steeds een onevenwichtig beeld zien:

69 ‘China’s reforms – The second Long March’, website The Economist,

http://www.economist.com/node/12758848 ,11-12-2008.

70 Dutta, Bhaskar, ‘Coming up third- All is not hunky-dory after thirty years of reform in China’, website The

Telegraph – Calcultta, India. http://www.telegraphindia.com/1090202/jsp/opinion/story_10461714.jsp (2-2- 2009).

71 Rakesh Pathak en Yvonne Berliner, Communism in Crisis 1976-89 (Londen 2012) 48. 72 Ibidem, 50-52.

(26)

23

Handel van Nederland met China (in f miljoen)73

Invoer Uitvoer Totaal 1972 145,4 32,6 178,0 1973 180,4 73,4 253,8 1974 260,6 166,3 426,9 1975 203,8 336,0 539,8 1976 235,3 104,5 339,8 1977 231,6 127,3 358,9

Uit dit handelsoverzicht blijkt enerzijds dat de totale handel sinds de uitwisseling van ambassadeurs is verdubbeld met een uitschieter in 1975, terwijl anderzijds de verdeling hiervan sterk ongelijk is in het nadeel van Nederland. De uitschieter van 1975 is overigens te verklaren door enkele incidentele leveringen van Nederlandse baggerschepen aan China. Dit type verkoop was dus niet structureel van aard.74 Duidelijk mag zijn dat er voor Nederland veel kan worden verbeterd. Gunstig was dat China door de binnenlandse hervormingen een verhoogde interesse kreeg in samenwerking met andere landen waarbij West-Europa hoog op het lijstje stond vanwege de gedeelde animositeit ten opzichte van de Sovjet-Unie.

Nederland stond in China door de recente inspanningen vanuit Den Haag in de voorgaande jaren goed op de kaart. Daarnaast was de Nederlandse Minister van Buitenlandse Zaken al op bezoek geweest in China, waardoor het nu tijd was voor een tegenbezoek vanuit Peking. Van 8 tot 11 juni 1978 bracht de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken Huang Hua een bezoek aan Nederland. Dit bezoek was niet slechts een tegenbezoek, maar ook om de

onderlinge relatie verder te verstevigen. Immers, niet eerder was sinds 1972 een zeer hooggeplaatste Chinese regeringsfunctionaris naar Nederland gekomen. Weliswaar was in 1973 de Chinese Minister van Buitenlandse Handel in Nederland geweest, maar dit was slechts een kennismakingsbezoek. Nu Nederland serieus werk van de relatie met China had gemaakt in de afgelopen jaren was leek de tijd rijp om, hier en daar, vruchten te gaan plukken.

Met mooie woorden werd minister Huang Hua verwelkomd in een toespraak tijdens het regeringsdiner door minister Van der Klaauw van Buitenlandse Zaken:

73 ‘Bilaterale Handelsbetrekkingen met Volksrepubliek China’ in: Nationaal Archief – Ministerie van

Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 912.12 – 12741, 2.

(27)

24

“Mr. Minister, our country has longstanding relations with and interests in China. Since 1949 the Netherlands people and their government have with attention followed the progress of the People’s Republic of China into a modern nation. (..)[I]n the Netherlands, [we] are of the opinion that a stable and prosperous China will not only contribute greatly to the well-being of the Chinese People but also to the development of other countries and to the increase of peace and prosperity in Asia and the rest of the world.”(..) The Netherlands and China are countries with a very different history and culture, as well as with different political and social systems. (..) Nevertheless both the peoples and the governments of our two countries hold that this in no way presents an obstacle for the development of constructive relations and cooperation. (…) In fact, there exists a basic

agreement between us on a number of principles.”75

Waarschijnlijk bedoelde Van der Klaauw impliciet de Nederlandse principes van ‘peace’ and ‘profits’ in het buitenlands beleid. Aangezien Nederland een speler was in NAVO- en EEG-verband was China geïnteresseerd in de visie van Nederland op gebied van defensie en internationale politiek. Precies daarom gingen de eerdere gesprekken op hoog niveau in 1973 en 1975 over de Sovjet-Unie als gedeelde tegenstander. Andersom was Nederland uiteraard geïnteresseerd in verbetering van de onderlinge handel. In China gaan handel en politiek nu eenmaal samen wat het bezoek van Huang Hua daardoor extra belangrijk maakte.

Van de gesprekken tussen beide ministers had Van der Klaauw een samenvatting gemaakt en verwerkt in een intern memorandum. Hieruit bleek dat de gesprekken vooral gingen over bilaterale zaken en vielen er drie dingen op. Ten eerste maakte Huang Hua de opmerking dat er een ongelijkheid bestond tussen onderlinge bezoeken en dat China hier werk van zou gaan maken. Onder meer een uitgebreid bezoek van de Chinese Minister van Buitenlandse Handel en van Metaalindustrie werden voorgesteld.76 Ten tweede werd door Huang Hua toegezegd dat de ongelijkheid in de onderlinge handel zou worden aangepakt. Daarbij was het volgens hem niet noodzakelijk om dit op jaarlijkse basis af te spreken. Deze toezegging bleef dus bij een informeel streven, maar Huang Hua zei daarbij dat het grote belangstelling had voor baggerschepen uit Nederland.77 Mijn vermoeden is dat deze zouden worden ingezet voor de aanleg en het onderhoud van Chinese havens die zeer belangrijk werden door de nieuwe economische politiek van China. Voor Nederland was dit gunstig

75 ‘Regeringsdiner 8 juni 1978’ in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 912.12 –

12741, 2-3.

76 ‘bezoek chinese minister van buitenlandse zaken besprekingen bilaterale kwesties’ Den Haag 14 juni 1978,

Van: M Aan: Peking in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 912.12 – 12742, 2.

(28)

25

want de eerdere aankoop van baggerschepen uit Nederland leverde het bedrijf IHC veel geld op en een record voor de Nederlandse handel met China zoals blijkt uit de bovenstaande tabel.

Ten derde stelde Huang Hua dat in november een delegatie naar Nederland komt voor afsluitende gesprekken over een luchtvaartovereenkomst waarbij geen problemen werden verwacht.78 Na de eerdere scheepvaartovereenkomst uit 1975 zou daarmee een

luchtvaartovereenkomst tussen beide landen worden afgesloten. Deze delegatie kwam in november daadwerkelijk naar Nederland waarna in januari 1979 de luchtvaartovereenkomst van kracht werd.79

Naast de bilaterale gesprekken bracht Huang Hua een bezoek aan de Deltawerken in Zeeland, de lichtfabriek van Philips in Eindhoven en de haven van Rotterdam.80 Aan de hand van deze bezienswaardigheden wilde Nederland aan China laten zien waar het bekwaam in was en waarin het China dus zou kunnen helpen. De Deltawerken dienden als lichtend voorbeeld voor het internationaal geroemde watermanagement in Nederland. China zou hiervan gebruik kunnen maken om zo schoon drinkwater voor de bevolking en water voor de zeer belangrijke Chinese landbouw te regelen.

Met het bezoek aan de haven van Rotterdam wilde de Nederlandse regering laten zien dat Rotterdam de haven van Europa zou kunnen worden voor de internationale handel van en met China. Enkele weken eerder was een delegatie uit Rotterdam naar Shanghai vertrokken onder leiding van burgemeester André van der Louw voor een bezoek van elf dagen. Hierbij werden de grootste Chinese havens bezocht.81 In het werkdossier van Buitenlandse Zaken met betrekking tot het bezoek van Huang Hua vond ik een schets van een overeenkomst voor het afsluiten van een vriendschapsrelatie tussen Rotterdam en Shanghai. In de tekst werd gesproken over samenwerking op gebied van havenmanagement en havenbouw.82 Uiteindelijk zou deze overeenkomst anderhalf jaar later in november 1979 worden afgesloten. Dit document laat echter zien wat de intenties waren van Nederland met betrekking tot de toentertijd grootste haven van China en inmiddels de grootste haven van

78 Ibidem, 2.

79 ‘Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de

Volksrepubliek China betreffende de burgerluchtvaart’, verdragsnummer 000732 – website Verdragenbank. https://verdragenbank.overheid.nl/nl/Verdrag/Details/000732

80 ‘Chinese Minister: “Europa is het brandpunt”’, Het vrije volk, 10-6-1978, 7.

81 ‘Bilaterale Handelsbetrekkingen met Volksrepubliek China’ in: Nationaal Archief – Ministerie van

Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 912.12 – 12741, 8.

82 ‘Agreement on establishment of friendly-city relationship between Shanghai and Rotterdam (draft)’ in:

(29)

26

de wereld. Zonder enige twijfel waren de delegatie uit Rotterdam en het bezoek van Huang Hua aan de Rotterdamse haven in mei en juni 1978 hierin belangrijke factoren en bleek Nederland wederom de naam van ‘Chinezen van Europa’ eer aan te doen. Tijdens dit bezoek probeerde Nederland immers heel handig te voorzien in de behoeften van het nieuwe China.

3. Hoogtepunten – 1978-1980

Met het bezoek van Huang Hua ontwikkelde de Nederlandse relatie met China naar een hoger niveau. Er werd afgesproken dat er meer onderlinge bezoeken zouden komen en de handelsbetrekkingen zouden worden geïntensiveerd. Daarbij waren ondertussen een

scheepvaart- en een luchtvaartovereenkomst afgesloten. In de periode 1978-1980 kwamen in de Nederlandse relatie met China grote successen voor. Hoe ontwikkelde het buitenlands beleid van Nederland zich in deze jaren? Wat wisten minister Van der Klaauw en premier Van Agt te bereiken in China? Hoe ontwikkelden de handelsbetrekkingen zich?

Het jaar 1979 zou een belangrijk vormend jaar worden voor het Nederlandse buitenlands beleid. De reden hiervan was het aannemen van de eerste mensenrechtennota door de Nederlandse politiek. De achtergrond hiervan was artikel 90 van de Nederlandse grondwet. Deze luidt: “De regering heeft tot taak de ontwikkeling van de internationale rechtsorde te bevorderen.”83 Voorbeelden hiervan zijn: de vreedzame beslechting van internationale geschillen, het waarborgen van mensenrechten, goede verhoudingen met andere staten, goede internationale wetgeving en de naleving daarvan, duurzame internationale vrede en veiligheid.84

In het boek Peace, Profits and Principles van Joris Voorhoeve worden meerdere factoren aangegeven die deze idealistische traditie door de eeuwen heen hadden vorm gegeven. De belangrijkste was dat Nederland zich historisch gezien vaak neutraal en afzijdig had gehouden in militaire conflicten. Hierdoor zou er veel ruimte zijn ontstaan, volgens realistische denkers, voor een soort naïviteit: “[N]ot taking part in the intercourse of this

83 ‘Artikel 90: Internationale rechtsorde’ – De Nederlandse grondwet, http://www.denederlandsegrondwet.nl

/9353000/1/j9vvihlf299q0sr/vgrnd7f9fty4.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Nederland pleit voor verdieping en versterking van de samenwerking tussen de EU en de VS, waarbij onder andere de relatie met China en de mogelijke Amerikaanse terugkeer naar

Aangezien aan de ambtenaren van deze carrière afwisse. lend taken van politieke, commerciële of culturele aard worden toevertrouwd, wordt geen speciale opleiding voor cultureel

Nederland verwelkomde de Gezamenlijke Mededeling en onderstreepte daarbij de noodzaak voor versterkte samenwerking ten aanzien van migratie, waaronder terugkeer.. In

Omgekeerd kan de minister van Buitenlandse Zaken het argument van de buitenlandse druk gebruiken om zich tegenover het parlement te recht- vaardigen dat hij de

Een motie om dit laatste te verbeteren bleek onnodig, omdat staatssecretaris Van Leijenhorst toezegde dat ook bij drei­ gende ontheffing rekening zal worden gehouden met het

Deze partij laat zich naar zijn mening aan de geestelijke vrij- heid niet zoveel gelegen

De reactie van het Indonesische volk op Nederlands halstarrige hou- ding om de kwestie Nieuw-Guinea tot een oplossing te brengen, laat er geen twijfel aan bestaan, dat dit

Onderstaande grafiek geeft naar geslacht en leeftijd de samenstelling weer van het aantal personen dat in het vierde kwartaal van 2016 werkzaam is bij het Rijk.. De blauwe kleur geeft