• No results found

Direct na het bezoek van Van Agt en Van der Klaauw aan China, op een zeer ongelukkig moment, ontstond een diepe crisis in de Nederlandse relatie met China. Waardoor ontstond een diepe crisis tussen Nederland en China? Welke belangen speelden hier? Hoe verliep de communicatie naar de Nederlandse overheid en tussen verschillende ministeries? Hoe verliep deze crisis achter de schermen bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken en bij de Nederlandse regering? Wat werd er besloten? Hoe reageerde China?

Het bezoek van premier Van Agt en minister Van der Klaauw was succesvol, maar vlak voor het bezoek kreeg Van der Klaauw een telefoontje van Allerd Stikker, president-

directeur van het scheepsbouwbedrijf Rijn-Schelde-Verolme. Stikker vertelde dat RSV naar alle waarschijnlijkheid een order kon krijgen voor de levering van twee onderzeeboten, met een optie op nog twee andere. Omdat het hierbij ging om het leveren van oorlogsmaterieel had RSV een exportvergunning van de Nederlandse regering nodig waardoor Stikker belde om Van der Klaauw alvast op de hoogte te brengen.124

De opdrachtgever voor deze order bleek Taiwan te zijn. Tussen 1950 en 1972 was Taiwan een splijtzwam tussen Nederland en China en door deze order zou de geschiedenis zich kunnen herhalen. Van der Klaauw zag dit gevaar onmiddellijk in en vertelde Stikker wat hij van een eventuele order zou vinden: “Over mijn lijk”.125 Van der Klaauw vertelde er bewust niets over aan de Chinezen:

“Het had geen zin de Chinezen te polsen over hun reactie op een eventuele levering van onderzeeboten aan Taiwan. Die zou ongetwijfeld geheel negatief zijn en mogelijk achterdocht wekken over het Nederlandse beleid. Ik hoopte nog steeds dat de leverantie niet door zou gaan.”126

124 Van der Klaauw, Een diplomatenleven, 293. 125 Ibidem, 293.

37

Waarom hoopte Van der Klaauw dat de leverantie van deze onderzeeboten niet door zou gaan? En waarom zou een levering juist wél een goede zaak zijn voor Nederland?

China.

Er waren vijf redenen waarom de Nederlandse regering geen exportvergunning zou moeten verlenen aan de RSV voor twee onderzeeboten aan Taiwan. Ten eerste was het politiek, juridisch en ook moreel discutabel om een exportvergunning te verlenen voor verkoop van oorlogsmaterieel aan een niet-erkende staat die op gespannen voet staat met een land waarmee Nederland graag goede betrekkingen wilde houden.127

Nederland had lange tijd geen diplomatieke betrekkingen op ambassadeursniveau met China omdat het de positie van Taiwan in de VN steunde. Pas in 1971, 21 jaar na de juridische erkenning van China, veranderde Nederland van positie. In mei 1972 kwam het tot een akkoord met China over diplomatieke betrekkingen op ambassadeursniveau. Nederland bevestigde in dit akkoord dat China gezag had over Taiwan en dat Taiwan dus een opstandige provincie was.128 Als vervolgens een Nederlands bedrijf, met goedkeuring van de Nederlandse regering, oorlogsmaterieel zou leveren aan deze opstandige provincie dan zou dit niet alleen tegen de afspraken met China indruisen, maar ook een impliciete erkenning van Taiwan als staat inhouden. Overigens continueerde Nederland sinds 1950 wél economische, culturele en wetenschappelijke relaties met Taiwan.

Ten tweede zou levering van onderzeeboten aan Taiwan ertoe kunnen bijdragen dat de latente militaire spanningen tussen China en Taiwan in de Straat van Taiwan weer zouden oplopen.129 Dit gaat niet alleen tegen het Nederlandse buitenlands beleid in, ‘Peace’, maar ook tegen de Nota Ontwapening en Veiligheid uit 1975. Hierin werd duidelijk gesteld wat voor Nederland belangrijk was op gebied van onder meer wapenexport: “Wapenbeheersing en wapenbeperking zijn noodzakelijk om tot een veiliger en vreedzamer wereld te

komen.”130 Toegestane verkoop van onderzeeboten aan Taiwan zou duidelijk tegen het beleid indruisen.

Ten derde zou verkoop van oorlogsmaterieel aan Taiwan, op internationaal gebied, zeer slecht getimed zijn. Per 1 januari 1979 had de VS de diplomatieke betrekkingen met Taiwan

127 D’Hooghe, ‘The 1991/1992 Dutch Debate’, 45.

128 ‘Communique van 16 mei 1972 inzake de betrekkingen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de

Volksrepubliek China’ in: Nationaal Archief – Algemeen Rijksarchief, Tweede Kamer der Staten-Generaal Enquête-commissie R.S.V. 1983-1987 – 278.

129 D’Hooghe, ‘The 1991/1992 Dutch Debate’, 45.

130 ‘Nota over het vraagstuk van ontwapening en veiligheid’, Tweede Kamer der Staten-Generaal, zitting

38

stop gezet en deze verlegd naar China. Hierdoor erkende de VS nu ook dat China de enige rechtmatige regering van China was en dat Taiwan onderdeel is van China.131 Niet iedereen in de Amerikaanse politiek was het hier mee eens waardoor het Congres kort na dit besluit de Taiwan Relations Act aannam. Wat betreft Amerikaanse wapenverkoop aan Taiwan was deze wet duidelijk: “[T]he United States will make available to Taiwan such defense articles and defense services in such quantity as may be necessary to enable Taiwan to maintain a sufficient self-defense capability”.132 Deze wet vanuit het Congres was niet alleen pijnlijk voor president Jimmy Carter, maar ook voor China. Als de RSV met goedkeuring van de Nederlandse regering zou overgaan tot levering van onderzeeboten aan Taiwan zou China dit kunnen aangrijpen om indirect de VS te waarschuwen: “Dood de kip om de aap te waarschuwen.”133

Ten vierde zouden de groeiende politieke en economische betrekkingen met China, waar sinds 1972 hard aan gewerkt was, in één klap weg zijn. China zou in dat geval Nederland niet meer vertrouwen waardoor Nederlandse delegaties niet meer welkom zouden zijn, bestaande contacten van Chinese met Nederlandse bedrijven zouden op een lager pitje worden gezet of worden stop gezet. Ook de overeenkomsten die Van der Klaauw tijdens het bezoek van premier Van Agt tekende zouden in de prullenbak kunnen. Intern bij het

Ministerie van Buitenlandse Zaken werd dit scherp ingezien:

“[Er] zou moeten worden verwacht, dat door de levering onze verhouding tot Peking gedurende een lange periode geschaad zou worden, (…) vooral (…) wegens het, zoals bekend, lange

“politieke” geheugen der Chinezen, in het bijzonder ten aanzien van maatregelen van buitenlandse regeringen, waardoor zij zich benadeeld, beledigd of vernederd voelen.”134

Ten vijfde zou deze beslissing ook op geopolitiek gebied niet handig zijn. China had sinds 1972 er werk van gemaakt om nauwe banden met West-Europa en de VS aan te knopen om zo samen te werken tegen de Sovjet-Unie. Andersom zou West-Europa, dus ook Nederland,

131 ‘Joint Communiqué on the Establishment of Diplomatic Relations’, website Taiwan Documents Project.

http://www.taiwandocuments.org/communique02.htm. (17 juni 2015).

132 ‘Taiwan Relations Act - United States Code Title 22 Chapter 48 Sections 3301 – 3316’, website Taiwan

Documents Project. http://www.taiwandocuments.org/tra01.htm (17 juni 2015).

133 Heijden, Yvonne van der, De dans van de leeuw en de draak (Amsterdam 2008).

134 ‘Overwegingen pleitend tegen de levering van onderzeeboten aan Taiwan’, 17 november 1980, Van:

Dolleman Aan: M in: Nationaal Archief – Algemeen Rijksarchief, Tweede Kamer der Staten-Generaal Enquête-commissie R.S.V. 1983-1987 – 278, 1-2.

39

China hard nodig hebben op dit gebied. Chinese argwaan over de werkelijke intenties van Nederland, en daarmee ook West-Europa, zou een strategische blunder zijn.

Deze vijf redenen waren behoorlijk zwaarwegend waardoor voor een eventuele

exportvergunning nog zwaardere redenen zouden moeten gelden. Hoofdzakelijk ging het hierbij om vier redenen.

Ten eerste speelde deze kwestie zich af in een roerige maatschappelijke context. In 1980 zat de Nederlandse economie in zwaar weer. Weliswaar was er nog steeds economische groei, maar de economische naweeën van de oliecrisis in 1973, het beleid van kabinet-Den Uyl en een tweede oliecrisis in 1979 werden zeer zeker gevoeld. Daarbij was er sprake van een verslechtering van de betalingsbalans, liep het financieringstekort op, liep de

werkloosheid op, nam de werkgelegenheid af en was de Nederlandse overheid veel geld kwijt aan uitkeringen.135

In deze maatschappelijke context was het voor de Nederlandse regering belangrijk dat er zoveel mogelijk werkgelegenheid zou worden behouden. Immers, een groeiende

werkloosheid zou een ontwrichtend effect hebben op de Nederlandse samenleving. Het bedrijf Rijn-Schelde-Verolme had in 1980 al zeer moeilijke jaren achter de rug. Het RSV- concern werd in 1971 opgericht, maar de eerste problemen begonnen al in 1973 tijdens de eerste oliecrisis. In 1977 werd al duidelijk dat er sprake was van overcapaciteit waardoor sluiting van vestigingen en ontslagen onvermijdelijk werd. Toentertijd besloot de

Nederlandse regering, uit angst voor deze massaontslagen, dat RSV met staatssteun moest worden geholpen. In totaal pompte de overheid 2,7 miljard gulden in RSV om het bedrijf overeind te houden.136

Vanuit deze maatschappelijke context en de reeds verleende en grootschalige staatsteun aan RSV werd de order van Taiwan door velen gezien als een geschenk uit de hemel:

“[D]it werk zal naar schatting 6 miljoen manuren voor het [RSV]-concern opleveren, ofwel 4 jaren werk voor 1000 werknemers. Voor de Nederlandse toeleveringsbedrijven zal dit naar verwachting bovendien nog eens anderhalf miljoen manuren betekenen.”137

135 ‘Cijfers kabinet-Van Agt I (1977-1981), website Parlement & Politiek. http://www.parlement.com/id/

vhtenoxaohzg/cijfers_kabinet_van_agt_i_1977_1981 (15 juni 2015).

136 ‘Parlementaire enquête RSV (Rijn-Schelde-Verolme)’, website Parlement & Politiek.

http://www.parlement.com/id/vh8lnhrpmxw7/parlementaire_enquete_rsv_rijn_schelde (15 juni 2015).

137 ‘levering onderzeeboten aan taiwan - geheim’, 10 december 1980, Van:

Van der Klaauw Aan: Peking in: Nationaal Archief – Algemeen Rijksarchief, Tweede Kamer der Staten- Generaal Enquête-commissie R.S.V. 1983-1987 – 278, 1.

40

De order zou RSV ongeveer een miljard gulden opleveren.138 Daarbij was het ook duidelijk dat zonder deze order het RSV-concern op korte termijn niet meer levensvatbaar zou zijn. De minister van Economische Zaken Gijs van Aardenne kon dit niet laten gebeuren:

“[H]et behoud van rsv als scheepsbouwconcern van internationale betekenis met de aanzienlijke werkgelegenheid die het biedt aan eigen werknemers zoals aan die bij de honderden

toeleveringsbedrijven, is essentieel voor het industriële draagvlak van Nederland. Als vooraanstaande leverancier van marineschepen en ander militair materieel is rsv ook voor de Nederlandse defensie een infrastructurele factor van groot belang. Het gaat bij deze transactie dus niet alleen om het vullen van de orderportefeuille op korte termijn, doch evenzeer om het behoud van een zelfscheppende Nederlandse scheepsindustrie op de lange termijn.”139

Ten tweede werd de Nederlandse relatie met China niet als dusdanig belangrijk bestempeld. Frits Bolkenstein legde dit in een opinieartikel uit als toenmalig Tweede Kamerlid:

“Het aanvaarden van deze order [zou] de verhoudingen met China gedurende enige tijd (…) kunnen belasten. Het is dus zaak te bezien wat er aan de andere kant op het spel staat. Het begrip “goede verhoudingen” moet worden ingevuld. (…) Kan China Nederland helpen in Europa? Nauwelijks. Terzake van de ontspanning? Evenmin. Wat betreft de niet-verspreiding van

kernwapens? Peking heeft het Non-proliferatie Verdrag niet ondertekend. Over de rechten van de mens schrijven we maar niet. (…) Welke economische belangen zijn in het geding? (…) Vele projecten verkeren vooralsnog in het stadium van luchtkasteel. (…) Nu is het beste mogelijk dat allerlei transacties met Peking worden bekokstoofd waar de buitenwacht geen idee van heeft. Alleen de regering kan het commerciële veld overzien. (…) Voorhands lijkt [de balans] echter naar Taiwan te wijzen. Taipeh betaalt contant. Peking stelt alleen belang in leningen op zachte

voorwaarden. (…) Eén vogel in de hand is meer waard dan tien Peking eenden in de lucht.”

Bolkenstein maakte in deze uitspraken duidelijk een economische en financiële afweging en kwam tot de conclusie dat het Nederlandse bedrijfsleven simpelweg meer had aan deze order dan aan de handelsbetrekkingen met China.

138 ‘Schepen voor Taiwan – Nederland krijgt waarschuwing’, 26 november 1980 in: Nationaal Archief – Ch. A.

Van der Klaauw [levensjaren 1924-2005], 203.

139 ‘levering onderzeeboten aan taiwan - geheim’ in: Nationaal Archief – Algemeen Rijksarchief, Tweede

41

Ten derde werd ook beargumenteerd dat het met de militaire spanningen tussen Taiwan en China wel mee viel. Ook zou levering van de onderzeeboten niet tegen de Nota

Ontwapening en Veiligheid indruisen aangezien de betrekkingen tussen China en Taiwan sinds de geleidelijke machtsovername van Deng Xiaoping zich normaliseren. Daarom zou er voor China minder reden zijn om over orders als deze moeilijk te doen.140 Zeker niet als de VS aan de hand van de Taiwan Relations Act ook gewoon offensief en defensief militair materieel levert aan Taiwan. Zo zijn er bijvoorbeeld voor 600 miljoen dollar

gevechtsvliegtuigen vanuit de VS aan Taiwan geleverd zonder enige vorm van repercussie van de kant van China.141

Hoe verliep de communicatie naar de Nederlandse overheid en tussen verschillende ministeries? In het boek De Nederlandse wapenexport: beleid en praktijk van Ko Colijn wordt hiervan een nauwkeurige reconstructie gemaakt. Zo bleek dat eind februari 1980 de RSV- onderhandelaar, 9 maanden voordat Van der Klaauw op de hoogte werd gebracht door Allerd Stikker, een eerste bezoek aan Taiwan bracht. Saillant was dat deze onderhandelaar de chef van Directie Azië en Oceanië van Buitenlandse Zaken informeel op de hoogte bracht. Diens reactie was vergelijkbaar met die van Van der Klaauw: “[O]ver mijn dooie lijk.”142 Opvallend was dat deze chef, A.B. Hoytink, nadien vertelde geen moment de indruk te hebben gehad dat er serieuze plannen bestonden voor de levering van onderzeeboten waardoor hij geen actie ondernam en het voorval simpelweg was vergeten.143

Daarnaast werd ook duidelijk gereconstrueerd dat de RSV heel selectief, vertrouwelijk en gesegmenteerd te werk ging bij het aftasten van de bereidheid binnen verschillende

ministeries tot het geven van een exportvergunning. De keuze van de RSV in verstrekken van voorinformatie bleef vrijwel volledig beperkt tot een klein aantal voorstanders. Directie Buitenlandse Economische Betrekkingen van het Ministerie van Economische Zaken en Directie Azië en Oceanië van het Ministerie van Buitenlandse Zaken mochten onder geen beding formeel of informeel worden geïnformeerd, zeker niet na de eerste reactie van Hoytink. Dit gold nog meer voor Van der Klaauw die, wat Stikker en RSV betrof, niet mocht worden ingelicht.144

140 D’Hooghe, ‘The 1991/1992 Dutch Debate’, 44.

141 ‘Taiwan’, 17 november 1980 in: Nationaal Archief – Ch. A. Van der Klaauw [levensjaren 1924-2005], 203. 142 Leo van der Mey en Ko Colijn eds., De Nederlandse wapenexport : beleid en praktijk : Indonesië, Iran, Taiwan

(Den Haag 1984) 114.

143 Ibidem, 114. 144 Ibidem, 116.

42

Daar kwam nog bij dat verschillende directies van ministeries en ambtenaren afzonderlijk niet van elkaar kennis op de hoogte waren omdat vertrouwelijkheid een voorwaarde was voor de door RSV verstrekte informatie. Hierdoor vond er dus geen uitwisseling plaats van argumenten en ideeën omdat de order van Taiwan simpelweg niet bekend was bij potentiële tegenstanders. Door deze gebrekkige onderlinge communicatie en de effectieve strategie van de RSV liep het Ministerie van Buitenlandse Zaken hierdoor een grote achterstand op die volgens een anonieme topambtenaar “was te wijten aan de geheimhouding door Algemene Zaken, Economische Zaken en RSV.”145

Hoe reageerde het Ministerie van Buitenlandse Zaken intern toen de order toch uitlekte? De eerste reactie werd, twee weken voordat premier Van Agt naar China zou gaan,

schriftelijk gedaan:

“Waar het hier een (nog wel zeer opvallende) militaire order betreft, bovendien rechtstreeks uitgaan van de “Republic of China Navy”, lijkt het mij volstrekt onhaalbaar in te gaan op de klaarblijkelijke wensen van RSV (…). Nog onlangs heeft de Chinese minister van BZ tegenover M te New York de grenzen gerecapituleerd waarbinnen de CVR Westerse handelsbetrekkingen met Taiwan tolereert, nl. dat die contacten beperkt blijven tot “economische en culturele kontacten op strict particuliere basis. Het is duidelijk dat noch de materie noch de contractpartner aan deze voorwaarden [voldoen].”146

Op 28 oktober, de eerste dag van de reis van premier Van Agt naar China, werd een protocol getekend tussen Taiwan en de RSV waarin stond dat Taiwan uitsluitend met de RSV zou blijven onderhandelen als er voor 1 december een ‘letter of intent’ van de Nederlandse regering zou zijn ontvangen.147 De tijd begon dus te dringen na het bezoek van Van Agt en Van der Klaauw waardoor op 28 november de ministerraad zou gaan beslissen over het wel/niet verlenen van een exportvergunning.

De ministerraad van 28 november vond plaats onder grote politieke en maatschappelijke druk. In het debat en de uiteindelijke afweging tijdens het overleg werden alle bovenstaande redenen voor en tegen een exportvergunning impliciet of expliciet genoemd.

145 Ibidem.

146 ‘Leveranties Taiwan’, 10 oktober 1980, Van: DAV Naar: M in: Nationaal Archief – Algemeen Rijksarchief,

Tweede Kamer der Staten-Generaal Enquête-commissie R.S.V. 1983-1987 – 278.

43

Minister Van Aardenne hamerde er meerdere keren op dat de werkgelegenheid bij de RSV moest worden behouden, zeker nadat de Nederlandse overheid al zoveel staatssteun had verleend aan dit bedrijf. Als de exportvergunning niet werd verleend zou de RSV in “grote liquiditeitsproblemen” komen.148 Ook meldde hij erbij dat de RSV een claim zou indienen van een miljard gulden als de exportvergunning niet zou worden verleend. Volgens Van Aardenne zou deze order een soort “rehabilitatie” zijn voor de RSV nadat het zoveel staatsteun had gekregen.149

Minister Van der Klaauw had tegen deze argumenten geen sterke kaarten, zeker niet aan de hand van een gespannen maatschappelijke context waarin het kabinet moest werken. Van der Klaauw erkende de economische belangen van de order, maar wees ook op de groeiende betrekkingen met China. Voor China was Rotterdam sinds kort het centrum van de handel met Europa. Nederland had geen uitzonderlijke positie op dit gebied dus dit kon makkelijk worden verplaatst naar havens als die van Hamburg of Antwerpen. Ook wees Van der Klaauw op de duur van de bouw. De verhoudingen met China zouden voor jaren verziekt zijn terwijl andere Europese landen hun relatie met China gewoon verder konden

uitbreiden.150

Daarnaast bracht Van der Klaauw ook het grotere geopolitieke plaatje in door onder andere te stellen dat de betrekkingen met China en de stabiliteit in de regio veel belangrijker zijn dan de economische situatie van Nederland op dat moment. Daarbij ging het Van der Klaauw niet alleen om een mogelijke clash tussen China en Taiwan, maar ook om de verhouding met de VS en de Koude Oorlog:

“In dit gebied ligt de militaire verantwoordelijkheid bij de VS en niet bij Nederland. De goede bondgenootschappelijke betrekkingen met de Verenigde Staten zouden door de toekenning van de order negatief kunnen worden begroet.”151

Ook verwees Van der Klaauw naar de zojuist verkozen president Ronald Reagan die al krachtig had gesteld dat er zeer krachtig moest worden opgetreden tegen de Sovjet-Unie

148 Florentine van Lookeren Campagne, ‘Politiek of economisch falen? Het eerste kabinet-Van Agt en de steun

aan het RSV-concern. Uit de ministerraadsnotulen van 1980’ Jaarboek Parlementaire geschiedenis 2006 (Nijmegen 2006) 112

149 Ibidem

44

waarbij een zeer belangrijke rol voor China was weggelegd.152 Van der Klaauw bedoelde hiermee dat de Sovjet-Unie verdeel- en heerspolitiek in West-Europa zou kunnen toepassen om zo de banden van West-Europa met China te laten verslechteren. Een belangrijk teken op dit gebied was dat in de spreekpunten van Van der Klaauw ter voorbereiding op de

ministerraad stond dat de ambassade van de Sovjet-Unie al aan Buitenlandse Zaken had laten weten dat de Sovjet-Unie “geen enkel bezwaar” had tegen de leverantie aan Taiwan.153 Uiteindelijk werd besloten dat er een exportvergunning voor de RSV zou gaan komen. De doorslaggevende reden was niet eens inhoudelijk van aard, maar simpelweg dat minister Van Aardenne en vice-premier Hans Wiegel dreigden met opstappen als de

exportvergunning niet zou worden verleend. Van der Klaauw restte niets anders dan zijn knopen te tellen, ook omdat Van Aardenne een politiek zwaargewicht was: “Ik zei dat ik niet de verantwoording voor een kabinetscrisis wilde dragen en dat ik mij op mijn positie zou