• No results found

Van dieptepunt naar herstel – 1981-

Nadat de Nederlandse regering de exportverlening aan de RSV in stand hield werden de diplomatieke betrekkingen verlaagd tot het niveau van tijdelijke zaakgelastigde. De beeldvorming was dat Nederland opnieuw kon beginnen. Wat merkten het Ministerie van

156 Van der Klaauw, Een diplomatenleven, 297-298. 157 Ibidem, 298.

158 ‘Meer represailles van Chinese kant’, 23 januari 1981 in: Nationaal Archief – Ch. A. Van der Klaauw

[levensjaren 1924-2005], 204.

159 Van der Klaauw, Een diplomatenleven, 298. 160 Ibidem, 298.

46

Buitenlandse Zaken en de ambassade in Peking na deze breuk? Wat waren de gevolgen voor de handelsbetrekkingen? Wat ondernam Nederland om de breuk te herstellen? Welke signalen hierover kwamen van de Chinezen? In 1983 werd duidelijk dat Taiwan een tweede order wilde plaatsen bij de RSV. Hoe reageerde de Nederlandse regering hier op? Waarom en hoe werd de relatie in 1984 hersteld?

Het jaar 1981 was een verkiezingsjaar. Na de verkiezingen bleken het CDA en de VVD te weinig zetels te hebben om door te regeren waardoor het nieuwe kabinet bestond uit CDA, PvdA en D66 onder leiding van premier Van Agt. Het kabinet wankelde van begin af aan, maar was niet politiek verantwoordelijk voor het verlenen van de exportvergunning aan de RSV. Hierdoor zag de Chinese tijdelijke zaakgelastigde Kao Chieh zijn kans schoon om informeel hierover te praten met de plaatsvervangende chef van DOA:

“Tijdens een ontvangst bij de Chinese TZ trachtte deze mij uit te horen over de vraag of de nieuwe regering bereid zou zijn het roer in de duikboten-affaire om te gooien. Ik heb hierop voorzichtig geantwoord dat dit niet direct waarschijnlijk leek met het oog op de criteria waaraan de regering gebonden is bij de beoordeling van de te verlenen vergunning bij wapenexport. Volgens de heer Kao Chieh wilden de Chinese autoriteiten ondanks deze kwestie de betrekkingen met Nederland zo goed mogelijk voortzetten.”161

Voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de ambassade in Peking was het duidelijk dat de dagelijkse gang van zaken behoorlijk verstoord was. Ten eerste werd de ambassade in Peking wat betreft Chinese berichtgeving links gelaten waardoor het afhankelijk werd van andere ambassades op dit gebied. Deze informatie was moeilijker op waarheidsgehalte te toetsen.162 Daarnaast bleek de stroom van handelsaanvragen bij de ambassade een enorme dreun te hebben gekregen:

“[D]e stroom van handelsaanvragen bij dit kantoor, die voor medio 1981 nog een zeer behoorlijk niveau had, is thans bijna geheel verdwenen. De kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven en de financiele instellingen (…) blijven daardoor onbenut, en de vraag rijst hoe een verhoogde

activering van het Nederlandse bedrijfsleven bereikt kan worden.”163

161 ‘Kwestie Taiwan en de economische en culturele overeenkomsten met China.’, 27 november 1981, Van:

Plv. DOA Aan: DGPZ in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 610.21 – 7209.

162 Ibidem.

163 ‘nederlandse bedrijfsleven in china., shanghai 1981.’, Peking, 23 december 1981, Van: Peking Aan: BZ en

47

Dit beeld komt ook naar voren uit het jaarverslag van 1981 van de ambassade in Peking. In Peking bleken nog maar enkele Nederlandse bedrijven een vestiging te hebben: handelshuis Sembodja Holland, Philips Gloeilampenfabriek en Borsumij Wehry.164

Wat waren de gevolgen voor de handelsbetrekkingen?

Handel van Nederland met China (in f miljoen)165

Invoer Uitvoer Totaal 1978 271,2 234,8 506,0 1979 313,8 320,4 634,2 1980 544,0 294,1 838,1 1981 613,0 238.8 851,8 1982 513,0 177,5 690,5 1983 509,2 377,9 887,1

De cijfers laten zien dat de invoer uit China alleen maar verder was toegenomen en daarna licht gedaald terwijl de uitvoer duidelijk daalde – naar alle waarschijnlijkheid mede door de verlaging van de diplomatieke betrekkingen. Volgens de Nederlandse tijdelijke

zaakgelastigde Smitsendonk lag het onder andere aan “beslissingen van individuele fabrieksdirecties die zich door patriottisme lieten leiden.”166 Het lastige was dat er in de periode 1981-1982 in het Nederlandse bedrijfsleven het beeld bestond dat Nederland in China impopulair zou zijn:

“De invoermogelijkheden in China zijn niet rooskleurig en in elk geval niet ongecompliceerd. Toch bestaat naast deze hindernissen ook de bijzondere psychologische hindernis dat vele Nederlandse bedrijven menen dat Nederland in China impopulair zou zijn, en dat daarom afzijdigheid thans past. Dat is niet het geval althans niet met feiten gedemonstreerd, en enige werving onder het Nederlandse bedrijfsleven om deze afzijdigheid te doorbreken zou raadzaam kunnen zijn.”

164 ‘Jaarrapport 1981’, Peking 23 december 1981, Van: Peking Aan: BZ in: Nationaal Archief – Ministerie van

Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 610.21 – 7209, 41.

165 ‘Bilaterale Handelsbetrekkingen met Volksrepubliek China’ in: Nationaal Archief – Ministerie van

Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 912.12 – 12741, 2.

166 ‘Dienstbezoek aan havenstad Dalian (liaoning)’ Peking, 7 juli 1982, Van: Smitsendonk Aan: BuZa in:

48

Wat hierbij ook niet hielp was de verstoorde communicatie tussen Buitenlandse Zaken en Economische Zaken. Een diplomaat bij BZ zei hierover het volgende in 1982:

“Tekenend voor de sfeer h.t.l. bij ambtenaren van EZ lijkt me bijv. het gebruik van de term boycott in [reisverslagen over bezoeken aan China]. [Ik heb soms] de indruk dat men er daar vanuit gaat dat door (…) de RSV zaak er toch niets meer te halen valt in China terwijl er daarentegen gouden bergen te vinden zijn in Taiwan. Beide opvattingen zijn bezijden de waarheid. Ten slotte is het ook tekenend voor de houding van EZ dat de zaakgelastigde in Peking geen reactie ontving op zijn uitvoerige rapportage over hetzelfde onderwerp.”167

Duidelijk was in elk geval wel dat de relatie met China moest worden hersteld, of in ieder geval een poging daartoe, om vervolgens de handelsbetrekkingen van een nieuw impuls te voorzien. Wat ondernam Nederland om de relatie te herstellen?

Ten eerste bracht professor Victor Halberstadt, PvdA-informateur van het kabinet Van Agt-II, incognito in oktober 1981 een bezoek aan Peking op uitnodiging van de Indiase ambassadeur. Hij bleef er slechts korte tijd, maar door bemiddeling van de Indiase

ambassadeur kon hij een gesprek krijgen met een Chinese vice-minister van Buitenlandse Zaken en de directeur van het Chinese Institute of Foreign Relations.168

Uit het gesprek werd duidelijk dat China geen behoefte heeft aan een ambtelijke delegatie om de bilaterale verhouding te bespreken. Er werd voorkeur gegeven aan een delegatie met daarin gezaghebbende personen uit politieke, economische en culturele kringen. Hierbij kon bijvoorbeeld worden gedacht aan een delegatie onder leiding van Norbert Schmelzer, de minister van Buitenlandse Zaken die een doorbraak in de Nederlandse relatie met China wist te forceren waardoor hij over veel prestige beschikt in Peking. Daarnaast bleef China belangstelling houden voor goede economische betrekkingen met Nederlandse bedrijven als Shell, Philips, VMF en IHC. Ook Nederlandse investeringen waren nog steeds van harte welkom.169

Het advies van de Indiase ambassadeur aan Halberstadt was dat Nederland voorlopig weinig haast hoefde te maken met pogingen om de relatie met China te herstellen. De reden

167 ‘Informatie over China’ Den Haag, 1982, Van: DOA/OP Aan: DOA via S.C.D. OA in: Nationaal Archief –

Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 610.21 – 7209, 1-2.

168 ’Verhouding Nederland – China’ Den Haag, 20 oktober 1981, Van: DOA/OP Aan: DGPZ in: Nationaal

Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 912.10 – 12400, 1.

49

was dat China belang heeft bij de voorlopige handhaving van het Nederlandse negatieve voorbeeld tegenover andere landen met in het bijzonder de VS.170

De reden hiervan was het beleid dat president Ronald Reagan van de VS voerde ten opzichte van China en Taiwan: “I felt we had an obligation to the people of Taiwan, and no one was going to keep us from meeting it.”171 Tijdens zijn presidentiële campagne in 1980 liet Reagan er geen twijfel over bestaan dat hij op de hand van Taiwan was en dat dit eiland zichzelf zou moeten kunnen verdedigen. Hierdoor was hij een groot voorstander van de eerder genoemde Taiwan Relations Act: “[T]he United States will make available to Taiwan such defense articles and defense services in such quantity as may be necessary to enable Taiwan to maintain a sufficient self-defense capability”.172

Dit was een groot probleem voor China waardoor Nederland als negatief voorbeeld moest worden gebruikt om zo te laten zien aan andere landen dat het Peking menens was op gebied van wapenleveranties aan Taiwan. Ook voor de VS werd duidelijk dat er iets moest worden gedaan: “U.S. and PRC officials both recognized that if the two sides could not establish a modus vivendi on the future of U.S. arms sales, U.S.–PRC relations could retrogress or collapse entirely.”173

Gedurende acht maanden werd er onderhandeld waarbij twee grote meningsverschillen in de weg stonden. Ten eerste was er de vraag hoe toekomstige wapenleveranties er uit moesten zien. China vond dat deze snel moesten worden afgebouwd en gestopt terwijl de VS weliswaar kwalitatieve en kwantitatieve limieten wilde stellen, maar geen einddatum waarop leveranties zouden worden gestopt. Ten tweede was er een meningsverschil over het toekomstige beleid van China ten opzichte van Taiwan. De VS wilde dat de vermindering van wapenleveranties zou worden verbonden aan de belofte van China dat het een vreedzame relatie met Taiwan zou houden. China stelde juist dat zulke beloftes ingingen tegen de soevereiniteit van het land.174

Uiteindelijk werd er op 17 augustus 1982 een akkoord afgesloten tussen de VS en China. Hierin werd de zaak, in ieder geval voorlopig, geregeld:

170 Ibidem.

171 Nancy Bernkopf Tucker, Strait talk : United States-Taiwan relations and the crisis with China (Cambridge 2009)

136.

172 ‘Taiwan Relations Act - United States Code Title 22 Chapter 48 Sections 3301 – 3316’, website Taiwan

Documents Project. http://www.taiwandocuments.org/tra01.htm (17 juni 2015).

173 ‘The August 17, 1982 U.S.-China Communiqué on Arms Sales to Taiwan’, website U.S. Department of

State – Office of the Historian. https://history.state.gov/milestones/1981-1988/china-communique (10 mei 2015).

50

“[T]he United States Government states that it does not seek to carry out a long-term policy of arms sales to Taiwan, that its arms sales to Taiwan will not exceed, either in qualitative or in quantitative terms, the level of those supplied in recent years since the establishment of diplomatic relations between the United States and China, and that it intends gradually to reduce its sale of arms to Taiwan, leading, over a period of time, to a final resolution.”175

Nu de VS akkoord was gegaan met vermindering van wapenleveranties werden de

strafmaatregelen van China ten opzichte van Nederland minder noodzakelijk. Hierdoor was het mogelijk om voorzichtig af te tasten of de Chinezen bereid waren tot herstel van de relatie.

De tweede poging die Nederland ondernam om de relatie met China te herstellen werd uiteindelijk daadwerkelijk gedaan door oud-minister Schmelzer. Van 18 tot 31 oktober 1982 bezocht hij Peking om de Nederlandse relatie met China van een positief impuls te voorzien. Zijn doel was duidelijk om de kou uit de lucht te halen en de Chinezen warm te maken voor herstel van de relatie. Schmelzer sprak met secretaris-generaal Xie Lie van het Chinese People’s Institute of Foreign Affairs en met vice-minister Zhang Wen Jin van Buitenlandse Economische Betrekkingen en Handel.

Uit de gespreksverslagen van Schmelzer bleek dat Schmelzer aan het begin meteen stelde dat Nederland graag de relatie met China weer wilde verbeteren. De reactie van de Chinezen was constructief, want er werd meteen gevraagd hoe Schmelzer dit voor ogen had. Volgens hem ging het daarbij om drie zaken: alle pogingen om de exportvergunning ongedaan te maken staken, inzien dat de Nederlandse beslissing om de exportvergunning te verlenen volledig binnenlands van aard was en, op een geschikt moment, een fundamentele en duidelijke verklaring van een nieuwe Nederlandse regering met daarin de toezegging dat toekomstige orders van Taiwan niet meer zouden worden voorzien van een

exportvergunning.176

De Chinezen wezen erop dat Nederland een knoop in de betrekkingen had veroorzaakt en dat het aan Nederland is om de eerste stap te zetten om deze knoop te ontwarren. Een verklaring van een nieuwe Nederlandse regering zou zeker een stap in de goede richting

175

‘Joint Communiqué on Arms Sales to Taiwan’, website Taiwan Documents Project. http://www.taiwandocuments.org/communique03.htm. (17 juni 2015).

176 ‘Gesprekken in de Chinese Volksrepubliek; de Chinees-Nederlandse betrekkingen’, 5 november 1982, Van:

Schmelzer Aan: BZ en EZ in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 912.10 – 12400, 2-3.

51

zijn. De tijd in de Nederlandse politiek leek hier ook rijp voor te zijn want de, opnieuw aangetreden, minister van Buitenlandse Zaken Max van der Stoel had tegen Amerikaanse journalisten onomwonden verklaard dat er geen wapens meer zouden worden geleverd aan Taiwan.177

De conclusie van Schmelzer was positief: “Naar mijn indruk wordt van C.V.R.-zijde, voor het herstel van normale betrekkingen, niet meer een intrekking van het onderzeeboten- besluit vereist. Een fundamentele verklaring van de Nederlandse regering (…), gekoppeld aan een onomwonden toezegging, geen wapens aan Taiwan te leveren en aan een gedrag dat het gevaar van een soort semi-erkenning van Taiwan verre houdt zal een positieve bijdrage tot het herstel van normale betrekkingen kunnen leveren.”178

Het lastige aan deze verklaring was dat Nederland deze niet zomaar kon geven aangezien dat duidelijk gezichtsverlies zou opleveren. Dit kon dus alleen op een geschikt moment worden gedaan. Eind 1983 ontstond de mogelijkheid omdat Taiwan opnieuw geïnteresseerd was in Nederlandse onderzeeboten. Overigens werd deze order niet gedaan bij de RSV, maar bij de werf Wilton-Fijenoord. Deze werf was een voormalig onderdeel van de RSV. Voormalig, want de RSV ging in 1983 ter ziele na jarenlang staatssteun te hebben ontvangen. De eerste onderzeebotenorder van Taiwan kon hierin ook uiteindelijk niet het verschil maken. Er werd besloten tot een parlementaire enquête omdat de RSV na jarenlang steun te hebben gekregen van in totaal f2,7 miljard gulden toch failliet ging met een restschuld van

f2,25 miljard gulden.179

De werf Wilton-Fijenoord nam alle werkzaamheden rond de eerste onderzeebotenorder over en onderhandelde in mei 1983 met de marine van Taiwan over een tweede order. Op dat moment werd definitief duidelijk dat Taiwan een tweede order daadwerkelijk wilde plaatsen.180 Daarna begon Taiwan meteen met het lobbyen bij de grootste Nederlandse politieke partijen. Taiwan stuitte op grote bezwaren bij de meeste partijen, maar de VVD zag er ook ditmaal de economische voordelen van in. Fractievoorzitter Ed Nijpels vertrok op uitnodiging van de Taiwanese regering naar het eiland waar hij gesprekken voerde met de Premier, de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Defensie. Uiteindelijk bleef

177 Ibidem, 3-4.

178 Ibidem, 6.

179 ‘Parlementaire enquête RSV (Rijn-Schelde-Verolme)’, website Parlement & Politiek.

http://www.parlement.com/id/vh8lnhrpmxw7/parlementaire_enquete_rsv_rijn_schelde (15 juni 2015).

52

hij tien dagen op het eiland waarna hij begon met een vurig pleidooi voor het verlenen van een nieuwe exportvergunning. Hierdoor kwam de zaak definitief in de openbaarheid.181 De eerste reactie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken was meteen strategisch. Binnen enkele dagen werd een interne nota voorbereid, veel sneller dan in 1980. In de strategie bleek duidelijk dat er was geleerd van het verleden, want ditmaal werd er niet op de relatie met China ingezet maar volledig op het verschil tussen de handelsbetrekkingen met China en Taiwan. Waarschijnlijk gebeurde dit mede op aangeven van de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken Hans van den Broek die zich op tijd had ingewerkt in het Taiwan-dossier. Wat daarbij hielp waren de toen zojuist vrijgekomen handelsstatistieken van de EG waarin duidelijk werd dat de grootte van de handel van Nederland met Taiwan wel meeviel vergeleken met China. Daarnaast werd ook in kaart gebracht hoe kwetsbaar de Rotterdamse haven was voor Chinese sancties die waarschijnlijk zouden worden ingesteld als de Nederlandse regering opnieuw een exportvergunning zou verlenen. De gegevens en argumenten werden ook meteen gelekt naar de pers waardoor het Ministerie van

Buitenlandse Zaken meteen het initiatief nam om de publieke opinie te beïnvloeden.182 De reactie van het Ministerie van Economische Zaken was ditmaal minder sterk en overtuigend. Minister Van Aardenne kwam in de ministerraad met het argument dat de situatie vergeleken met 1980 niet veel anders was waardoor het kabinet de aanvraag niet zou kunnen weigeren. Dat argument sneed niet echt hout, maar Van Aardenne had gekozen voor een overrompelingsstrategie omdat Taiwan als voorwaarde had gesteld dat de werf Wilton- Fijenoord op korte termijn uit surseance moest worden gehaald. Hierdoor was er weinig tijd voor Van Aardenne. Premier Ruud Lubbers besloot echter dat er niet zomaar kon worden beslist. Eerst moesten alle voor- en nadelen op een rijtje worden gezet en beide ministers moesten in gesprek.183

Daarnaast was er binnen het Ministerie van Economische Zaken ook verdeeldheid. De eerder genoemde Frits Bolkenstein was inmiddels staatssecretaris voor Buitenlandse Handel geworden en was ditmaal tégen een overeenkomst met Taiwan. Dat was een belangrijk verschil vergeleken met 1980 want Bolkenstein had namelijk zeggenschap over Directoraat- Generaal voor de Buitenlandse Economische Betrekkingen die over dit soort zaken ging.

181 Ibidem, 356-357.

182 Ibidem, blz 352 en 365. 183 Blz 365, 366.

53

Binnen de BEB waren daarbij ook nog eens ambtenaren van Buitenlandse Zaken gedetacheerd.184

Het lijkt erop dat Bolkenstein eenmalig voor het verlenen van een exportvergunning was vanwege de toenmalige problemen op de arbeidsmarkt en de geringe mogelijkheden van Nederlandse handel met China. Waarschijnlijk calculeerde Bolkenstein nu ook in dat de RSV toch al failliet was gegaan. De eerder gedane uitspraak “Eén vogel in de hand is meer waard dan tien Peking eenden in de lucht”185 van hem ging daardoor niet meer op. Volgens

Bolkenstein was het nu evident “dat het zal lukken de gerezen misverstanden uit de weg te ruimen”. De zakenwereld moest volgens hem “deze enorme markt van de toekomst, een kwart van de mensheid omvattend” gaan exploreren.186 Waarschijnlijk inspireerde de, waarschijnlijk bewust door China, verdubbelde export naar Nederland hierin een rol. De export groeide namelijk in de periode 1982-1983 van 177,5 naar 377,9 miljoen gulden. Deze ontwikkelingen zorgden ervoor dat er een kleinere voedingsbodem was voor een nieuwe exportvergunning voor onderzeeboten. Een doorbraak in het al dan niet verlenen van een exportvergunning ontstond toen het Ministerie van Buitenlandse Zaken de Chinese positie wilde aftasten. De argumenten van Buitenlandse Zaken zouden immers sterker worden als kon worden aangetoond dat Nederland door China uit het verdomhoekje zou worden gehaald. Hierbij werd gehoopt dat China bereid zou zijn tot quid pro quo. Hierop gaf China aan dat een Nederlandse toponderhandelaar welkom zou zijn waarna Henry

Wijnaendts als ambassadeur in algemene dienst vertrok naar Peking van 8 tot 11 november. Een besluit van het kabinet zou daarna pas worden genomen.187

Wat leverde het bezoek van Wijnaendts aan Peking op? De Chinese regering liet

Wijnaendts weten dat het daadwerkelijk bereid was tot quid pro quo. Dit hield in dat op alle terreinen de betrekkingen niet alleen genormaliseerd, maar ook geïntensiveerd zouden worden. De relatie tussen Nederland en China zou weer op het niveau van ambassadeurs worden gepromoveerd, maar ook dat Nederland als een soort “verloren zoon” zou worden binnen gehaald. Dit betekende dat het een streepje voor zou hebben op andere landen uit

184 Ibidem, 367.

185 ‘levering onderzeeboten aan taiwan - geheim’ in: Nationaal Archief – Algemeen Rijksarchief, Tweede

Kamer der Staten-Generaal Enquête-commissie R.S.V. 1983-1987 – 278, 1-2.

186 Ko Colijn eds., De Nederlandse wapenexport, 367. 187 Ibidem, 368.

54

Europa. Zoals eerder al was gemeld door oud-minister Schmelzer konden de onderzeeboten die reeds in aanbouw waren nog worden afgebouwd en geleverd.188

Dit aanbod van China was bijna een ‘offer you can’t refuse’, maar er was nog geen