Actuele informatie over land- en tuinbouw
CONCURRENTIEPOSITIE NEDERLANDSE VARKENSHOUDERIJ ONDER DRUK
Arjan Wisman
Voor de Nederlandse varkenshouderij zijn de productiekosten nog altijd zeer bepalend voor de concurrentie-kracht. Uit onderzoek van gegevens uit het Europese boekhoudnet (RICA) blijkt dat Frankrijk, Denemarken en Nederland in het verleden een min of meer vergelijkbare totale kostprijs hadden. In het jaar 2000 lag de kostprijs in Nederland wel iets lager dan in Frankrijk en Denemarken. Dit heeft onder meer te maken met de voerkosten, die in Nederland in 2000 relatief sterker gedaald waren. In de Spaanse varkenshouderij is de kostprijs ongeveer 15% lager dan in Nederland. De Duitse kostprijs is ruim een kwart hoger dan in Neder-land en neemt daarmee een uitzonderingspositie in. Aangezien de Duitse bedrijven relatief klein zijn, heeft dat hoge berekende kosten voor arbeid en kapitaal per kg tot gevolg. Bovendien zijn in Duitsland de ar-beidskosten per uur duidelijk hoger dan in de andere landen.
De voerkosten vormen de belangrijkste kostenpost in de varkenshouderij (figuur 1). Deze kosten maken 40% (Nedersaksen) tot meer dan 60% (Spanje) van de totale kostprijs uit. De voerkosten per kg zijn absoluut ge-zien ook het hoogst in Spanje, vooral door een hoge voerprijs, maar ook door gemiddeld minder goede technische resultaten. Nederland en Denemarken hebben de laagste voerkosten per kilogram varkensvlees. Dat is het gevolg van goede technische resultaten en relatief lage voerprijzen. In Denemarken speelt boven-dien het hoge aandeel eigen voerproductie een rol bij de lage voerkosten.
Behalve verschillen in gemiddelde kostprijzen tussen landen, bestaan er ook verschillen binnen landen. Deze blijken nog aanzienlijk groter te zijn. Er is een significante relatie tussen de bedrijfsomvang en de hoogte van de kostprijs. Aangenomen mag worden dat bedrijven die tegen een lage kostprijs kunnen produceren, de concurrentiestrijd het langst kunnen volhouden. Op termijn kan een verandering in de concurrentiekrachtver-houdingen een verschuiving tot gevolg hebben van de varkenshouderij binnen de EU.
Kostprijs in 2005
Europese varkenshouders worden de komende jaren geconfronteerd met extra investeringen en kosten om te voldoen aan de gestelde beleidsmaatregelen op gebieden als voedselveiligheid (diermeel, antibiotica, zo-onosen), dierenwelzijn (leefoppervlak, roosters, groepshuisvesting) en milieu (ammoniak, mest, ecotax). Gezien de beleidsmatige ontwikkelingen mag in Nederland de grootste kostenstijging worden verwacht. De gemiddelde kostenstijging tot 2005 wordt voor Nederland becijferd op 9 eurocent per kilogram levend ge-wicht. Dat is ongeveer 3 tot 4 eurocent meer dan in de andere genoemde landen. De gemiddelde kostprijs voor 2005 is nog beperkt verhoogd, omdat wordt verwacht dat nog niet alle bedrijven de geëiste verande-ringen in 2005 zullen hebben toegepast.
0,57 0,60 0,52 0,49 0,61 0,08 0,29 0,24 0,22 0,31 0,11 0,13 0,10 0,12 0,10 0,39 0,09 0,12 0,16 0,14 0,04 0,05 0,05 0,05 0,04 0,00 0,20 0,40 0,60 0,80 1,00 1,20 1,40 1,60 DU FR NL DK ES
Euro per kg levend gewicht
Overige betaalde kosten
Voerkosten Overige directe kosten Afschrijvingen Berekende arbeid en rente
Figuur 1 Kostenopbouw van varkensvlees in 2000 in enkele EU-lidstaten (euro per kilogram levend gewicht)
Actuele informatie over land- en tuinbouw
LEI, Agri-Monitor, september 2002 pagina 2
Concurrentiekracht
Naast productiekosten zijn ook andere zaken bepalend voor de uiteindelijke concurrentiekracht van de var-kenshouderij. De Nederlandse sector kan zich qua kosten en efficiency behoorlijk meten met de directe concurrenten Frankrijk en Denemarken. Op het terrein van de markt en de ketenhechtheid is de positie van Nederland minder gunstig. De afname van het aantal bedrijven zal doorgaan. Voor efficiënte varkensbedrij-ven die overblijvarkensbedrij-ven en aan de maatschappelijke eisen voldoen, is er zeker nog perspectief.
Meer informatie: