• No results found

Veiligheid en vertrouwen in Amsterdam : een onderzoek naar de relatie van veiligheidsperceptie in buurten op het vertrouwen in de politie in Amsterdam

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Veiligheid en vertrouwen in Amsterdam : een onderzoek naar de relatie van veiligheidsperceptie in buurten op het vertrouwen in de politie in Amsterdam"

Copied!
58
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Veiligheid en Vertrouwen in Amsterdam

Een onderzoek naar de relatie van veiligheidsperceptie in buurten op het vertrouwen in de politie in Amsterdam

Scriptie ASW

Universiteit van Amsterdam Laurens Zeeman

10329544

Begeleider: Nel Vandekerckhove

Tweede lezer: Koen van der Gaast 17-06-2016

(2)

1 Inhoudsopgave

1. Inleiding p. 3

2. Theoretisch kader p. 4

2.1 Veiligheidsperceptie en vertrouwen in de politie P. 4

2.2 De Nationale Politie en haar beleid p. 10

2.3 Opleiding, gender en leeftijd p 11

3. Probleemstelling p. 12

3.1 Stand van debat p. 12

3.2 Hoofd- en deelvragen p. 13

3.3 Hypotheses p. 14

3.4 Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie p. 17

3.5 Interdisciplinariteit p. 18 4. Methode p. 19 4.1 Onderzoekstrategie en –design p. 19 4.2 Dataverzameling p. 20 4.3 Data-analyse p. 20 4.4 Populatie en sampling p. 21 4.5 Operationalisering p. 22 4.6 Ethiek p. 24 5. Resultaten p. 25 5.1Beschrijvende statistiek p. 25 5.2Hoofdvraag p. 26 5.3 Deelvraag één veiligheidsperceptie p. 28

5.4 Deelvraag twee vertrouwen in de politie p. 30

5.5 Deelvraag drie veiligheidsindex P. 33

6. Conclusie P. 34

7. Discussie P. 36

8. Literatuurlijst p. 38

(3)

2 Samenvatting

In dit onderzoek wordt er onderzocht in hoeverre het vertrouwen in de politie afhangt van de veiligheidsperceptie in Amsterdam.Eerdere onderzoeken naar veiligheidsperceptie namen de rol van de politie niet mee. In de Amsterdamse Stadsdelen West, Zuid en het Centrum hebben inwoners een vragenlijst ingevuld om een kwantitatieve analyse uit te voeren. Veiligheidsper-ceptie in dit onderzoek bestaat uit zichtbaarheid van de politie, contact met de politie en de situatie in de buurt. Vertrouwen in de politie betreft met name het persoonlijke en gegenerali-seerde vertrouwen. Een belangrijke controle factor in dit onderzoek is slachtofferschap.

Uit de analyse komt naar voren dat er sprake is van een zwak positieve invloed van veiligheidsperceptie op vertrouwen in de politie. Deze positieve invloed wordt echter genuan-ceerd wanneer er verder wordt gekeken naar de deelvariabelen in veiligheidsperceptie. Enkel de deelvariabele zichtbaarheid van de politie speelt een rol, deze zorgt voor een zwak nega-tieve invloed. De controle variabele slachtofferschap levert geen verschil op in zowel veilig-heidsperceptie als vertrouwen in de politie. Bovendien is er geen verschil te zien in zowel veiligheidsperceptie als vertrouwen in de politie in de verschillende stadsdelen. De conclusie die hieruit volgt is dat de veiligheidsindex niet in relatie staat tot hoe veilig men zich voelt in hun stadsdeel en hoeveel vertrouwen zij hebben in de politie.

(4)

3 1. Inleiding

Op 26 januari 2016 maakte de Nationale Politie bekend dat politie-eenheden tijdens patrouil-les op openbare plekken zullen worden uitgerust met mitrailleurs. Het bericht volgde op de terroristische aanslagen in Parijs (AD, 2016). Bovendien zou het aantal agenten op straat ook moeten worden opgeschroefd. Los van de directe aanleiding pasten de maatregelen ook bin-nen het beleid van de in 2012 opgerichte Nationale Politie. In dat jaar werden de 25 regionale politiekorpsen gecentraliseerd tot een nationaal korps met 10 regionale eenheden. Onderdeel van dat beleid is het versterken van het vertrouwen in de politie door middel van een grotere aanwezigheid, zichtbaarheid en een betere bereikbaarheid in het publieke domein (Minister van Veiligheid en Justitie, 2012, p.6). Het doel is om daarmee het veiligheidsgevoel van men-sen te vergroten.

De beleidsplannen van de in 2012 opgerichte Nationale Politie werden met gemengde reacties ontvangen. Zo stelt de Nederlandse Politiebond dat meer blauw op straat niet is waar-gemaakt. Volgens de belangenorganisatie zou het met name gaan om een verplaatsing van agenten van de ene naar de andere plek. Objectief gezien zou het aantal agenten op straat ge-lijk zijn gebleven, maar was er een verschuiving naar grotere stedege-lijke gebieden zichtbaar (NOS, 2016). Daarom is het nog maar de vraag of de recente maatregelen van de Nationale Politie daadwerkelijk leiden tot een verhoogde mate van vertrouwen in de politie of een ver-hoogde perceptie van veiligheid.

In Amsterdam is in de jaren tussen 2008 en 2013 het vertrouwen in de politie afgeno-men (OIS, 2015, p.36). De afneafgeno-mende mate van vertrouwen is een probleem voor de politie. Dit kan ertoe leiden dat de politie minder snel wordt ingeschakeld en/of ondersteund door burgers (Minister van Veiligheid en Justitie, 2012, p.6). Met de oprichting van de Nationale Politie is er daarmee dan ook een hernieuwde focus komen te liggen op het vertrouwen vanuit de burgers. Het politiebeleid gaat uit van het principe dat wanneer het vertrouwen toeneemt, de algehele veiligheid, maar vooral de veiligheidsperceptie, ook toeneemt. Daarnaast zal een verhoogde mate van veiligheidsperceptie tevens een verhoogde mate van vertrouwen opleve-ren.

In dit onderzoek ligt de focus op wat het vertrouwen in de politie van burgers daad-werkelijk is ten opzichte van de veiligheidsperceptie. Om hier een beeld van te schetsen is er kwantitatief onderzocht wat de veiligheidsperceptie van burgers daadwerkelijk is. Om hier achter te komen is aan burgers gevraagd in welke mate men de politie op straat ziet en of zij daar tevreden mee zijn. Daarnaast wordt er gevraagd naar de tevredenheid in het contact dat

(5)

4

burgers met de politie hebben. Bovendien wordt er gekeken naar de mate van vertrouwen in de politie. Zorgt een verhoogde aanwezigheid en goed contact voor meer vertrouwen, of zien burgers dit anders? Vervolgens kan er een gegeneraliseerde uitspraak over de inwoners van Amsterdam worden gemaakt. In dit onderzoek wordt er dan ook met name gekeken naar hoe een verhoging van veiligheidsperceptie van mensen in relatie staat tot het vertrouwen in de politie. Voelen mensen zich veiliger door een grotere aanwezigheid en zichtbaarheid en meer contact met de politie, en leidt dit dan ook tot meer vertrouwen in die politie? Met dit onder-zoek wordt er gekeken hoe burgers tegen het beleid van de Nationale Politie en de overheid aankijken. Wordt het doel vanuit de Nationale Politie met betrekking tot het verbeteren van de vertrouwensrelatie tussen burgers en politie bereikt?

In dit onderzoek is geprobeerd om de volgende hoofdvraag te beantwoorden: in hoe-verre hangt het vertrouwen van burgers in de politie af van de veiligheidsperceptie in hun stadsdeel in Amsterdam? Om deze hoofdvraag te beantwoorden is het van belang om de on-afhankelijke variabele veiligheidsperceptie en de on-afhankelijke variabele vertrouwen in de po-litie verder uit te werken. Om de veiligheidsperceptie en het vertrouwen in de popo-litie te onder-zoeken zal er dan ook allereerst gekeken worden naar de veiligheidsperceptie van inwoners van verschillende stadsdelen in Amsterdam. De keuze van de stadsdelen in Amsterdam is gevallen op de stadsdelen Zuid, West en het Centrum. Deze keuze is gebaseerd op basis van de veiligheidsindex van het bureau Onderzoek, Informatie en Statistiek van Amsterdam. Zuid krijgt hierbij de hoogste veiligheidsindex toegedeeld, Centrum de laagste en West bevindt zich tussen het Centrum en Zuid in. Als tweede wordt de graad van vertrouwen in de politie in bovengenoemde stadsdelen in kaart gebracht. Ten slotte betreft het derde stuk de manier waarop de veiligheidsindex het effect van veiligheidsperceptie op vertrouwen in de politie beïnvloedt.

2. Theoretisch Kader

2.1 Veiligheidsperceptie en vertrouwen in de politie

Een hogere mate van vertrouwen in de politie vanuit de samenleving is één van de belangrijk-ste doelbelangrijk-stellingen die de in 2012 opgerichte Nationale Politie zichzelf heeft gebelangrijk-steld. Vertrou-wen heeft daarmee een kernfunctie gekregen in het beleid van de Nationale Politie. Het beleid is gebaseerd op het idee dat burgers sneller de politie inschakelen wanneer zij vertrouwen hebben in die politie. Bovendien zijn burgers dan ook meer bereid om mee te werken met de

(6)

5

politie wanneer de politie daarom vraagt. Zo kan door een focus op vertrouwen in de politie de samenwerking tussen burger en politie worden versterkt, wat uiteindelijk kan leiden tot meer veiligheid (Minister van Veiligheid en Justitie, 2012, p.34). De visie van de Nationale Politie komt terug in verschillende onderzoeken. Deze onderzoeken gaan in op hoe veilig-heidsperceptie vertrouwen beïnvloedt en andersom.

Er zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd naar veiligheidsperceptie in relatie tot de zichtbaarheid en aanwezigheid en contact van de politie. Zo schreef Bauman over angst en onveiligheid en daarmee over veiligheidsperceptie van burgers in de samenleving (Bauman, 2013, p.83). Veiligheidsperceptie gaat om fysieke en sociale effecten zoals het straatbeeld en angst voor terrorisme en onbekende mensen. Volgens Bauman ontstaan er in de samenleving steeds meer factoren waardoor de veiligheidsperceptie van mensen verslechtert, zoals terro-risme. Een terroristische aanslag als die op het World Trade Center in New York in 2001, kan mensen een onveilig gevoel geven op verschillende plekken in de wereld door de impact van de mediaverslagen. Dit is zeker het geval wanneer een terroristische aanslag dichterbij komt, denk hierbij aan de aanslagen in Parijs (2015) en Brussel (2016). Hierdoor staat het gevoel van onveiligheid niet meer in verhouding tot de concrete dreiging.

De overheid draagt de verantwoordelijkheid om bedreigingen zoals terrorisme en het effect daarvan op de veiligheidsperceptie aan te pakken (Bauman, 2013, p.83). Wanneer de overheid er niet in slaagt om burgers een veilig gevoel te bieden, kan de drang naar veiligheid leiden tot stigmatisering van bevolkingsgroepen. De angst wordt daarmee in de samenleving vaak gefocust op het onbekende, zoals immigranten of onbekende bezoekers in een buurt (Easton, et, al., 2010, p.88). De overheid probeert het onbekende te verkleinen en de veilig-heidsperceptie te vergroten met verschillende maatregelen. Een van de grootste maatregelen is de oprichting van de Nationale Politie, die zich onder andere richt op een grotere aanwezig-heid op straat, online platforms en meer machtsvertoon door nieuwe uniformen en zwaardere bewapening (NOS, 2016).

In Amsterdam heeft de gemeente een indeling gemaakt van de buurten naar veiligheid om een reëel beeld te vormen van de veiligheid, zowel objectief als subjectief gezien. De ge-meente heeft dit inzichtelijk gemaakt door middel van een veiligheidsindex. Deze is opge-bouwd uit drie onderdelen: criminaliteit, overlast en beleving. Bij de criminaliteitsindex gaat het over high impact en high volume misdaad, respectievelijk misdaad die de persoon fysiek schaadt en misdaad die bezit van de persoon schaadt. Denk hierbij aan geweldpleging en in-braak. De overlastindex betreft de gevallen waarbij bewoners niet direct worden getroffen, maar waar zij indirect door worden belast, zoals geluidsoverlast en mensen die onder invloed

(7)

6

van alcohol en/of drugs op straat mensen lastig vallen. De belevingsindex neemt risicopercep-tie, onveiligheidsbeleving en vermijdingsgedrag mee in de analyse. Het gaat daarmee vooral over wat mensen zelf ervaren en hoe zij hun gedrag daarop aanpassen. Opvallend genoeg is de rol van de politie echter in alle drie de onderdelen van de veiligheidsindex buiten be-schouwing gehouden (OIS, 2015). De nationale overheid en de politie benadrukken juist hoe belangrijk de rol van de politie is bij de perceptie van veiligheid, maar dat komt dus niet naar voren in de Amsterdamse veiligheidsindex.

Naast veiligheidsperceptie is vertrouwen in de politie een kernaspect in het onderzoek naar het functioneren van de politie in de samenleving. Hierbij kan vertrouwen in politie ver-schillen wanneer er een onderscheid wordt gemaakt in de verver-schillende soorten misdaad. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om een onderscheid in misdaad tegen de persoon of tegen bezit van een persoon. Wu en Sun (2009, p.10) vatten dit samen met het begrip fear of crime. Zij hante-ren drie vormen van angst voor misdaad in hun analyse van vertrouwen in de politie: de angst voor diefstal, terrorisme en illegale handel. Deze angst voor misdaad is een onderdeel van veiligheidsperceptie. Het gaat hierbij met name om of mensen zich veilig voelen en welke rol de politie daarbij speelt. Wu en Sun leggen met het begrip fear of crime de nadruk op angst die ontstaat voor het daadwerkelijke misdrijf. Wanneer het aankomt op de invloed van veilig-heidsperceptie op vertrouwen in de politie is de angst nadat een misdrijf heeft plaatsgevonden van groter belang.

Vanuit dat perspectief is het concept slachtofferschap essentieel. Een ervaring met een van de bovengenoemde vormen van misdaad is van invloed op zowel de veiligheidsperceptie als het vertrouwen in de politie. Wanneer een individu slachtoffer is geworden van een mis-daad, kan dat leiden tot meer –of juist minder- vertrouwen en een hogere of lagere veilig-heidsperceptie dan mensen die nog nooit slachtoffer zijn geweest (Payne & Gainey, 2007, p.3). Payne en Gainey maken hierbij een indeling van het soort misdaad waarmee de persoon in aanraking is gekomen, zoals geweldpleging, inbraak en diefstal. Volgens de onderzoek lijkt het soort misdaad niet van grote invloed te zijn op de veiligheidsperceptie en het vertrouwen in de politie. Als een persoon in aanraking is gekomen met een misdaad, neemt diegene idea-liter contact op met de politie. Contact met de politie, bijvoorbeeld bij het doen van een aan-gifte, leidt tot in veel gevallen tot een positieve houding ten opzichte van de politie. Wanneer de politie de zaak niet oplost of wanneer de persoon in kwestie niet het gevoel heeft juist te worden behandeld, heeft dit een nadelig effect op de mate van vertrouwen in de politie.

De mensen die contact opnemen met de politie zijn in drie categorieën op te delen: slachtoffer, klager en misdadiger. Bij de eerste twee van de drie rollen valt op dat zij over het

(8)

7

algemeen een positievere houding ten opzichte van de politie hebben. Deze houding wordt met name beïnvloed door hoe snel en in welke mate zij worden geholpen en benaderd door de politie. Daarnaast is er een verschil tussen slachtoffers en mensen die nog nooit slachtoffer van een misdaad zijn geweest. Slachtoffers hebben in de meeste gevallen een minder positie-ve houding ten opzichte van de politie, en daarmee minder positie-vertrouwen in de politie. Het positie- ver-minderd vertrouwen kan voortkomen uit de verwachtingen die mensen van de politie hebben, waar niet aan voldaan wordt (Payne & Gainey, 2007, p.5). Zoals verwacht kan worden is de houding ten opzichte van de politie vanuit misdadigers minder positief dan die van de slacht-offer en klager. Mede vanwege ethische bezwaren is de rol van misdadiger niet meegenomen in de vragenlijst. Dit sluit uiteraard niet uit dat een respondent in deze rol in aanraking is ge-komen met de politie.

In dit onderzoek is het van belang dat er wordt gecontroleerd voor slachtofferschap. Er wordt dan ook gevraagd of mensen in het verleden slachtoffer zijn geworden van een misdaad en zo ja, wat voor soort misdaad. Op deze manier wordt er gekeken naar de invloed van slachtofferschap op vertrouwen in de politie en veiligheidsperceptie. Bovendien is het inte-ressant om te kijken naar de invloed van het soort misdaad. Hebben slachtoffers van geweld-pleging minder vertrouwen in de politie en voelen zij zich minder veilig dan slachtoffers van diefstal? Uitgaande van het onderzoek van Payne en Gainey (2007) is het goed mogelijk dat het soort misdaad niet van grote invloed is. De veiligheidsindex van Amsterdam heeft hier echter wel degelijk onderscheid in gemaakt. Er zal dan ook in dit onderzoek een vergelijking worden gemaakt tussen de verschillende misdaden waar buurtbewoners slachtoffer van zijn geworden. Er kan echter worden verwacht dat er geen verschil zou optreden, enkel slachtoffer zijn van een misdaad zorgt in de meeste gevallen voor een significant negatieve invloed (Pay-ne & Gai(Pay-ney, 2007, p.12).

Naast de interne factor van slachtofferschap bij de invloed op veiligheidsperceptie en vertrouwen in de politie is ook de werkwijze en houding van de politie zelf van invloed. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om bereikbaarheid en de procedure van een aangifte. Wu en Sun halen in hun onderzoek corruptie aan als belangrijke factor voor het vertrouwen in politie (Wu en Sun, 2009, p.10). In Nederland is dit waarschijnlijk een minder belangrijke factor, aange-zien Nederland volgens onderzoek van Transparency International in de top vijf van minst corrupte landen ter wereld staat (Corruption Index, 2015). Desalniettemin kan het interessant zijn om dit mee te nemen, omdat dit onderzoek de perceptie bekijkt in plaats van de feitelijke situatie, waardoor vermoedens van corruptie een rol zouden kunnen spelen.

(9)

8

De politie kent, als onderdeel van de overheid, een interessante vertrouwensband ten opzichte van burgers. Zo krijgt de politie het vertrouwen om als autoriteit de orde te handha-ven. Daarmee krijgt de politie de legitimiteit om macht uit te oefenen tegen de burgers zelf. De politie heeft vertrouwen nodig vanuit de burger om orde te kunnen handhaven, maar dient daartoe burgers in specifieke gevallen aan macht te onderwerpen. Het vertrouwen dat sommi-ge bursommi-gers aan de politie sommi-geven, kan in bepaalde sommi-gevallen daarom worden sommi-geschaad. Boven-dien is het vertrouwen in de overheid van belang voor het vertrouwen in de politie. De politie is een overheidsorganisatie; wanneer burgers de overheid niet vertrouwen is er een grote kans dat zij het werk van de politie tevens niet vertrouwen (Kääriäinen, 2007, p.410 ; Wu en Sun, 2009, p.10).

Voor het effectief functioneren van de politie is een sterke connectie met burgers be-langrijk. Het gaat hierbij om de eerder genoemde aanwezigheid en bereikbaarheid van de po-litie. Dat kan leiden tot een verhoogde mate van vertrouwen en daarmee een sterker gevoel van veiligheid. Wanneer het vertrouwen in de politie in specifieke buurten betreft, is een wijkagent een manier om de bindingen tussen mensen te versterken en daarmee het sociaal kapitaal te vergroten (Kääriäinen, 2007, p.412). Het vertrouwen kan volgens Kääriäinen wor-den opgebroken in twee delen: persoonlijk vertrouwen en gegeneraliseerd vertrouwen. Per-soonlijk vertrouwen is gebaseerd op ervaringen en eerder contact met de actoren, zoals de politie. Gegeneraliseerd vertrouwen is de algemene houding ten opzichte van in dit geval de politie. In dit onderzoek zal er met name gekeken worden naar het persoonlijke vertrouwen, er wordt gevraagd naar het contact dat de respondent met de politie heeft. Daarnaast wordt er gevraagd naar de wensen wat betreft de bereikbaarheid en het contact met en vanuit de politie. Met deze resultaten wordt er een gegeneraliseerd beeld gevormd. Door te vragen naar de per-soonlijke beleving, kan er een algemene houding onder de respondenten worden geschetst. Gegeneraliseerd en persoonlijk vertrouwen lopen daarmee uiteindelijk in elkaar over.

Holmberg (2012) gaat dieper in op het persoonlijke vertrouwen dat Kääriäinen onder-scheidde. Het onderzoek van Holmberg (2012) gaat over de perceptie van veiligheid van bur-gers met betrekking tot community policing in Scandinavië. Bij community policing staat het contact tussen burgers en politie centraal. Een kernwaarde hierin is de vertrouwensband van-uit de burgers naar de politie toe. De investering in een vertrouwensband tussen burger en politie levert voor beide partijen voordelen op. Zo kan de politie de burgers raadplegen wan-neer dat nodig is en zal de burger eerder de politie inschakelen in geval van nood (Holmberg, 2005, p.2).

(10)

9

Naast het onderzoek van Holmberg richt een onderzoek van De Lange en Van de Veer (2012) op de gevolgen van politiepatrouilles op de perceptie van veiligheid. De respondenten-groep in dit onderzoeken betreft winkelpubliek, het kan hier dus zowel om ‘toeristen’ als buurtbewoners gaan. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat de aanwezigheid en zichtbaar-heid van politie van invloed is op de perceptie van veiligzichtbaar-heid onder burgers, maar dat deze afhankelijk is van de omgeving (Veer&Lange, 2012, p.8). Zo heeft een schone omgeving een positief effect op de veiligheidsperceptie en heeft een drukke buurt een negatief effect. Wan-neer een plek als onveilig wordt bestempeld, zorgt de aanwezigheid van politie voor een ver-hoogde perceptie van veiligheid. Op een plek die als veilig wordt beschouwd zorgt de aanwe-zigheid van politie voor een tegengesteld effect; de mate van veiligheid wordt als lager erva-ren. (Veer&Lange, 2012, P.8-10). Holmberg (2005, p.11) beschrijft een gelijksoortige trend. Hij stelt dat de aanwezigheid van politie bij mensen een gevoel van onveiligheid kan opwek-ken. Zo reageerden Deense burgers met name vol vragen op de aanwezigheid van de politie, omdat zij dachten dat er iets was gebeurd. Dit gaat in tegen de verwachting dat mensen zich veiliger zouden voelen wanneer de politie veel aanwezig en zichtbaar is (Veer&Lange, 2012, p.9-12).

Ook omgekeerd blijkt de connectie te gelden. Zo speelt het vertrouwen dat mensen in de buurt in de politie hebben mee in welke mate buurtbewoners zich veilig voelen in de buurt. Het zou voor de hand liggen dat in een buurt met een hoge graad van veiligheidsperceptie, het vertrouwen in de politie ook hoog is. Uit een onderzoek in Turkije naar de samenhang tussen veiligheidsperceptie en vertrouwen in de politie bleek er echter niet altijd een significant ef-fect te worden gevonden. Een veiligere buurt levert dus niet altijd een hogere mate van ver-trouwen in de politie op. Daarnaast kon er tevens niet worden vastgesteld of verver-trouwen in de politie een verhoogde veiligheidsperceptie oplevert (Cakar, 2015, p.11).

Er is al veel onderzoek uitgevoerd naar veiligheidsperceptie en vertrouwen in de poli-tie, onder andere met experimenten (Veer&Lange, 2012). De resultaten vanuit die onder-zoeken zijn echter uiteenlopend. Zo zorgde een verhoogde veiligheidsperceptie in Denemar-ken tot een verhoogd vertrouwen in de politie, maar in Turkije werd dit verband niet gevon-den (Cakar, 2015, P.11 ; Holmberg, 2005, p.2). Wat betreft onderzoek in Amsterdam is de veiligheidsindex van de gemeente al bekend, waar veiligheidsperceptie ook een rol in speelde. De rol van de politie was in dat onderzoek echter afwezig. Het is daarmee interessant om te onderzoeken welke mate van veiligheidsperceptie er in de Amsterdamse stadsdelen is, en of deze afhankelijk is van de veiligheidsindex. Bovendien is het interessant om te kijken naar de graad van vertrouwen in de politie en hoe deze afhangt van de veiligheidsindex. Zo kan er

(11)

10

vervolgens worden gekeken naar de relatie tussen veiligheidsperceptie, vertrouwen in de poli-tie en de veiligheidsindex.

2.2 De Nationale Politie en beleid

De Nationale Politie is opgericht in 2012 en is in werking getreden op 1 januari 2013. Bij de centralisering van de politiekorpsen tot één Nationale Politie is er een nieuw beleidsplan op-gesteld. Het kerndoel betreft bijdragen aan en het veiliger maken van Nederland en het aan-bieden van ruimte aan politiemedewerkers en de professionaliteit daarvan. Het doel van de Nationale Politie is het verbeteren van de prestaties, verhoogd vertrouwen vanuit de burgers en een korps dat als eenheid functioneert. Deze eenheid wordt gewaarborgd door een nauwere samenwerking tussen leidinggevende en werknemers. De wisselwerking tussen leidinggeven-de en het dagelijks werk van bijvoorbeeld een straatagent dient te worleidinggeven-den geïntensifieerd (Minister van Veiligheid en Justitie, 2012, p.6).

Interessant is dat er bij de centralisering van de politie tevens een grote nadruk ligt op de wijk. Zo is er een sterke focus op samenwerking vanuit de politie met burgers in de wijk. De rol van de wijkagent is hierin belangrijk. Deze persoon is aanspreekpunt in de wijk en zal daarom dan ook als een van de eerste een bedreiging van de veiligheid waarnemen, samen met de inwoners van die wijk. Het is dan ook de bedoeling dat inwoners van de wijk dit zo spoedig mogelijk aangeven aan de agent en dat de agent burgers op hun gedrag aanspreekt. Door de samenwerking op te zoeken met burgers kan er een vergrote veiligheid worden be-reikt, wat beide partijen ten goede komt. De politie levert dan ook informatie aan burgers en verwachten hetzelfde terug, zodat er een sterke vertrouwensband kan worden gerealiseerd (Minister van Veiligheid en Justitie, 2012, p.49).

Het beleid van de Nationale Politie focust zich hiermee met name op de wisselwerking tussen burger en politie. Van belang is het onderlinge en wederzijdse vertrouwen. In het be-leidsplan komt dit uitgangspunt duidelijk naar voren:

“De politie heeft de overtuiging dat zij, door als één korps te werken aan verbetering van haar presta-ties en het vertrouwen dat de burger in haar stelt, een grotere bijdrage kan leveren aan de veiligheid van onze samenleving.” (Minister van Veiligheid en Justitie, 2012, p.22)

Het citaat laat zien dat prestaties en vertrouwen de twee pijlers zijn voor het functioneren van de politie. Door het centraliseren van informatiestromen hoopt de politie sneller en adequater

(12)

11

te kunnen handelen, waardoor zowel de prestaties als het vertrouwen stijgen. Bovendien dient de communicatie naar de burger toe ook duidelijk te zijn. De politie speelt daarom in op so-ciale media om vanuit daar berichtgeving te laten plaatsvinden. De burger kan tevens via deze sociale mediakanalen contact opnemen met de politie over minder urgente zaken en vragen. Meer contact tussen de burgers en politie is de kernwaarde wat tot een veiligere samenleving en beleving daarvan moet leiden bij burgers (Minister van Veiligheid en Justitie, 2012, P.40).

2.3 Invloed opleidingsniveau, leeftijd en gender op veiligheidsperceptie en vertrouwen in de politie

Zoals eerder vernoemd is slachtofferschap van invloed op zowel veiligheidsperceptie als ver-trouwen in de politie. Naast slachtofferschap kunnen opleidingsniveau, leeftijd en gender ook van invloed zijn. Zo kan het opleidingsniveau de mate van veiligheidsperceptie en het ver-trouwen in de politie zowel negatief als positief beïnvloeden. Het Centraal Bureau voor Statis-tiek (CBS) in Nederland heeft een onderzoek uitgevoerd naar maatschappelijke participatie en vertrouwen in de Nederlandse samenleving in 2010. Zoals al eerder aangegeven is de mate van vertrouwen in de overheid van belang bij de mate van vertrouwen in de politie. Het CBS (2010) kwam er door middel van vragenlijsten achter dat het vertrouwen in de overheid hoger is onder hoogopgeleiden dan onder laagopgeleiden. Bovendien is de leeftijd van invloed, zo hebben ouderen minder vertrouwen in de overheid en de politiek dan jongeren.

Dezelfde resultaten zijn te vinden wanneer het vertrouwen betreft in instituties zoals de politie. Hoogopgeleiden en jongeren hebben meer vertrouwen in instituties dan laagopge-leiden en ouderen. Van belang hierbij is de mate van participatie van burgers in de betrokken instituties. Zoals zorgt het beleid van de Nationale Politie voor samenwerking en participatie vanuit zowel burgers als de politie tot een verhoogd vertrouwen. Beide partijen zijn zo beter bekend met elkaar en het netwerk kan versterkt worden, wat tot een verhoogde mate van ver-trouwen leidt (CBS, 2010, p.179). Belangrijk om te noemen is dat de mate van verver-trouwen afneemt met de leeftijd. Er kan hier met name een onderscheid worden gemaakt tussen jonge-ren en oudejonge-ren. Er is hierbij geen specifieke leeftijdsgjonge-rens aan te geven. Een mogelijke oor-zaak kan zijn dat wanneer men ouder is zij vaker gebruik hebben gemaakt van de diensten van de instituties en hierdoor zijn teleurgesteld. Bovendien is de kans groter dan ouderen in con-tact zijn geweest met criminaliteit in hun leven dan jongeren (Payne & Gainey, 2007, p.3).

(13)

12

Ten slotte kan gender van invloed zijn wanneer het vertrouwen in de politie betreft, voor zowel slachtoffers als niet slachtoffers. Uit het onderzoek van Payne en Gainey (2007) kwam naar voren dat er geen significant verschil bestaat tussen mannen en vrouwen in hun vertrouwen naar de politie. Andere onderzoeken, waaronder die van Hurst en Frank (2000) hebben in enkele gevallen aangetoond dat mannen meer vertrouwen hebben in de politie. Daartegenover staan weer onderzoeken die beweren dat vrouwen meer vertrouwen hebben in de politie (Taylor, 2001). In dit onderzoek zal er worden gecontroleerd worden voor gender, maar vanuit bovenstaand onderzoek is het goed mogelijk dat er geen significant verschil zal optreden.

In dit onderzoek wordt er gevraagd naar leeftijd, gender en opleidingsniveau, deze variabele dienen als controle voor de veiligheidsindex. Zo kan er gekeken worden of de resul-taten worden bepaald door het verschil in veiligheidsindex of juist door leeftijd, gender en/of opleidingsniveau. Wanneer het opleidingsniveau betreft kan de mate van kennis en het gevoel van representatie de oorzaak zijn van de verhoogde mate van vertrouwen onder hoogopgelei-den (CBS, 2010, p.180). In dit onderzoek is het echter niet van belang om te onderzoeken in welke mate mensen zich gerepresenteerd voelen door de overheid, maar er zal worden onder-zocht hoe de politie deze taak vervult.

3. Probleemstelling

3.1 Stand van debat

Een belangrijk onderdeel van het debat voor dit onderzoek is de veiligheidsindex van de ge-meente Amsterdam, via het Bureau Onderzoek, Informatie en Statistiek is een Veiligheidsin-dex vastgesteld van de verschillende stadsdelen en buurten. Hoewel het onderzoek gaat over de veiligheid, is de rol van de politie buiten beschouwing gelaten. Vertrouwen in politie is in meerdere landen onderzocht, zoals Turkije en Denemarken (Holmberg, 2005 ; Cakar, 2015). In Nederland is dit niet het geval. Naast dat er dus geen onderzoek is uitgevoerd, is er op het gebied van de politiemacht wel veel veranderd door de oprichting van de Nationale Politie in 2012. Sinds het bestaan van de politie was deze tot 2012 altijd regionaal ingedeeld (Minister van Veiligheid en Justitie, 2012). Het is daarom van belang om nog eens te kijken naar een

(14)

13

het vertrouwen in de politie, zodat vervolgens kan worden gekeken naar de invloed van vei-ligheidsperceptie daarop.

Wat betreft veiligheidsperceptie is er in Amsterdam recentelijk onderzoek gedaan naar zowel inwoners als winkelbezoekers in diverse winkelstraten (OIS, 2015 ; Veer&Lange, 2012). De respondenten woonden dus niet in alle gevallen in het betreffende stadsdeel. Om te onderzoeken wat de veiligheidsperceptie van de bewoners is, is er daarom enkel een focus nodig op zij die in het stadsdeel wonen. Het OIS heeft in het vaststellen van de veiligheidsin-dex wel de veiligheidsbeleving meegenomen, zoals vernoemd is daar de rol van de politie is buiten beschouwing gelaten. Door de rol van de politie bij veiligheidsperceptie te onder-zoeken en naar het vertrouwen in de politie te kijken, beide in relatie tot de veiligheidsindex, worden er nieuwe inzichten verworven ten opzichte van Amsterdamse stadsdelen.

3.2 Hoofd- en deelvragen.

De hoofdvraag van dit onderzoek wordt: In hoeverre hangt het vertrouwen van burgers in de politie af van de veiligheidsperceptie in hun stadsdeel in Amsterdam?De veiligheidsperceptie is als onafhankelijke variabele gekozen omdat deze is opgebouwd uit de aanwezigheid van de politie en het contact met de politie. Zoals uit het onderzoek van Holmberg (2005) naar voren kwam kan de aanwezigheid van de politie voor een verminder vertrouwen in de politie zor-gen. Hetzelfde geldt voor een slechtere bereikbaarheid en slecht contact. De afhankelijke va-riabele wordt daarmee het vertrouwen in de politie. Bovendien is de veiligheidsperceptie een onderdeel van de veiligheidsindex die de gemeente Amsterdam heeft vastgesteld, ook hier wordt deze als onafhankelijke variabele geïnterpreteerd.

De eerste deelvraag is: in welke mate varieert de veiligheidsperceptie in Amsterdamse stadsdelen in functie van de veiligheidsindex? Deze deelvraag koppelt terug op het artikel van De Veer en De Lange (2012), waarin de auteurs stellen dat de aanwezigheid van politie enkel een verhoogde perceptie van veiligheid oplevert in een buurt als die als onveilig wordt erva-ren. Uit de literatuur blijkt dat de aanwezigheid en zichtbaarheid van invloed is op de veilig-heidsperceptie van inwoners in een buurt. In deze deelvraag zal er dan ook onderzocht worden hoe zichtbaarheid daar een invloed op heeft, hoe frequent inwoners politie zien en of zij op-vallen in het straatbeeld van het stadsdeel en wat daarin verschilt per stadsdeel (Holmberg, 2005).

De tweede deelvraag is: in welke mate varieert het vertrouwen in de politie in Amster-damse buurten in functie van de veiligheidsindex? In deze deelvraag wordt er onderzocht

(15)

14

hoeveel vertrouwen er in de wijken in de politie is. Vanuit de literatuur kan er verwacht wor-den dat in de wijken met een lagere veiligheidsindex er minder vertrouwen in de politie heerst (Nix et. Al., 2015). Er is echter ook literatuur waarin geen significant effect werd opgemerkt wat betreft de mate van vertrouwen en de veiligheid van de buurt (Cakar, 2015, p.11). Het is daarom interessant om te onderzoeken in welke mate er vertrouwen is in bovenstaande wijken en of deze verschillend is per buurt.

De derde deelvraag is: beïnvloedt de veiligheidsindex de relatie tussen veiligheidsper-ceptie en vertrouwen in de politie? De stadsdelen in dit onderzoek zijn geselecteerd op basis van de veiligheidsindex in die stadsdelen. Het is daarom van belang te onderzoeken hoe de veiligheidsindex de invloed van veiligheidsperceptie op vertrouwen in de politie beïnvloed. Vanuit de theorie kan er worden verwacht dat een veiligere wijk, een hogere veiligheidsper-ceptie met zich meebrengt en daarmee eventueel ook een sterkere mate van vertrouwen in de politie. Hoe deze invloed precies werkt is nog niet onderzocht in Amsterdam, het is daarom interessant welke richting dit verband precies opwerkt en of er een significant effect te vinden is. Zorgt een hogere veiligheidsindex voor een verhoogde veiligheidsperceptie en daarmee voor meer vertrouwen in de politie, of werkt dit andersom of is er geen significant verband te vinden? (Holmberg, 2005 ; Brands et al., 2015, p.35).

3.3 Hypotheses

3.3.1 Hoofdvraag: In hoeverre hangt het vertrouwen van burgers in de politie af van de veiligheidsperceptie in hun buurt in Amsterdam?

H1: Veiligheidsperceptie heeft een positieve invloed op de mate van vertrouwen van in de politie.

H0: Veiligheidsperceptie heeft geen invloed op de mate van vertrouwen van in de poli-tie gecontroleerd.

3.3.2 Deelvraag één: In welke mate varieert de veiligheidsperceptie in Amsterdamse buur-ten in functie van de veiligheidsindex?

In het onderzoek van de Veer en de Lange (2012) kwam naar voren dat de veiligheidspercep-tie afhankelijk is van de criminaliteitscijfers in die wijk. Daarnaast toonde het onderzoek van Holmberg (2005) in Denemarken aan dat mensen zich in een veilige wijk veiliger voelen dan

(16)

15

mensen in een onveilige wijk. De factor van invloed was hier met name zichtbaarheid van politie. Op basis van bovenstaande twee onderzoeken zijn de volgende hypotheses opgesteld:

H1: De mate van veiligheidsperceptie is hoger in een wijk met een hogere veiligheids-index ten opzichte van een wijk met een lagere veiligheidsveiligheids-index.

H0: De mate van veiligheidsperceptie is niet hoger in een wijk met een hogere veilig-heidsindex ten op zichtte van een wijk met een lagere veiligveilig-heidsindex.

Deelhypothese één: Is er een verschil in invloed van de vorm van slachtofferschap op de mate van veiligheidsperceptie?

Uit het onderzoek van Payne en Gainey (2007, p.5) is naar voren gekomen dat in het verleden slachtoffer zijn geweest van een misdaad een negatieve invloed heeft op de mate van veilig-heidsperceptie. Vanuit de theorie worden de volgende hypotheses opgesteld:

H1: Er is een positief verschil in de vormen van slachtofferschap op de mate van vei-ligheidsperceptie.

H0: Er is geen verschil in de invloed van slachtofferschap op de mate van veiligheids-perceptie.

Deelhypothese twee: is er een verschil tussen de genders in de invloed op de mate van veilig-heidsperceptie?

Uit het onderzoek van Payne en Gainey (2007, p.5) is naar voren gekomen dat gender waar-schijnlijk niet van invloed is op de mate van veiligheidsperceptie. In verschillende onder-zoeken kwam naar voren dat mannen een hogere mate van veiligheidsperceptie ondervinden, terwijl er in andere zoeken naar voren kwam dat dit voor vrouwen het geval is.

H1: Er is een verschil de invloed van de genders op de mate van veiligheidsperceptie. H0: Er is geen verschil de invloed van de gendersop de mate van veiligheidsperceptie.

3.3.3 Deelvraag twee: hoe hoog is het vertrouwen in de politie in Amsterdamse buurten in functie van de veiligheidsindex?

(17)

16

In het onderzoek van Nix (2015) kwam naar voren dat mensen die wonen in een veilige wijk een verhoogde mate van vertrouwen hebben in de politie ten opzichte van inwoners van een onveilige wijk. Op basis van deze theorie zijn de volgende hypotheses opgesteld:

H1: De mate van vertrouwen in de politie is lager in een wijk met een lage veiligheidsin-dex ten opzichte van een wijk met een hoge veiligheidsinveiligheidsin-dex.

H0: De mate van vertrouwen in de politie is niet lager in een wijk met een lage veilig-heidsindex ten op zichtte van een wijk met een hoge veiligveilig-heidsindex

Deelhypothese één: Heeft slachtofferschap invloed op de mate van vertrouwen in politie?

Uit het onderzoek van Payne en Gainey (2007, p.5) is naar voren gekomen dat in het verleden slachtoffer zijn geweest van een misdaad een negatieve invloed heeft op de mate van ver-trouwen in de politie. Vanuit de theorie worden de volgende deelhypotheses opgesteld:

H1: Er is een positief verschil in de vormen van slachtofferschap op de mate van mate van vertrouwen in de politie.

H0: Er is geen verschil in de invloed van slachtofferschap op de mate van vertrouwen in de politie.

Deelhypothese twee: is er een verschil tussen de genders in de invloed op de mate van ver-trouwen in de politie?

Uit het onderzoek van Payne en Gainey (2007, p.5) is naar voren gekomen dat gender waar-schijnlijk niet van invloed is op de mate van vertrouwen in de politie. In verschillende onder-zoeken kwam naar voren dat mannen een hogere mate van vertrouwen in de politie ondervin-den, terwijl er in andere zoeken naar voren kwam dat dit voor vrouwen het geval is.

H1: Er is een verschil de invloed van de genders op de mate van vertrouwen in de po-litie.

H0: Er is geen verschil de invloed van de genders op de mate van vertrouwen in de po-litie.

(18)

17

Deelhypothese drie: heeft vertrouwen in de overheid invloed op de mate van vertrouwen in de politie?

Vanuit onderzoek van Wu en Sun (2009, p.10) komt naar voren dan vertrouwen in de over-heid van invloed is op vertrouwen in de politie. Een verlaagd vertrouwen in de overover-heid zorgt in de meeste gevallen voor een verlaagd vertrouwen in de politie. De volgende hypotheses zijn opgesteld:

H1: Een hoger vertrouwen in de overheid zorgt voor een verhoogd vertrouwen in de politie.

H0: Vertrouwen in de overheid heeft geen invloed op vertrouwen in de politie.

3.3.4 Deelvraag 3: is de veiligheidsindex van invloed op de relatie tussen veiligheidspercep-tie en vertrouwen in de poliveiligheidspercep-tie?

In het onderzoek van Cakar (2015) in Turkije kwam naar voren dat een verhoogde veilig-heidsperceptie in veel gevallen samengaat met een verhoogde mate van vertrouwen in de poli-tie. Er zijn dan ook de volgende hypotheses opgesteld:

H1: De veiligheidsindex heeft een positieve invloed op de relatie tussen veiligheids-perceptie en vertrouwen in de politie niet.

H0: De veiligheidsindex beïnvloed de relatie tussen veiligheidsperceptie en vertrou-wen in de politie niet.

3.4 Wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie

Dit onderzoek is zowel maatschappelijk als wetenschappelijk relevant. De wetenschappelijke relevantie is terug te vinden in het belang van vertrouwen in de politie voor de perceptie van veiligheid die in meerdere artikelen wordt aangehaald. Er wordt een positief verband gesteld: meer vertrouwen in de politie zorgt voor een verhoogde perceptie van veiligheid (Cakar, 2015, p.11-13). Eerder onderzoek in landen als de Verenigde Staten en Turkije toonde echter

(19)

18

aan dat de veiligheidsperceptie van veel meer afhangt dan vertrouwen in de politie, zoals de buurt en eerdere ervaringen met criminaliteit. Een soortgelijk onderzoek is eerder uitgevoerd onder voetgangers in winkelgebieden van Amsterdam. Er is echter niet onderzocht wat de veiligheidsperceptie van buurtbewoners is en welke mate van vertrouwen zij hebben in de politie. De Nationale Politie is namelijk een fenomeen wat pas sinds 2012 bestaat en daarmee een verandering met zich meebrengt. Dit onderzoek kan daarmee nieuwe informatie opleve-ren over de situatie in Amsterdam.

Het onderzoek is maatschappelijk relevant door de reorganisatie van de politie in 2012 tot de Nationale Politie. Vertrouwen vanuit de burgers naar de politie is van de kernwaarden die bij de oprichting werden vastgesteld. Het inzetten van meer politie op straat is onderdeel van het beleid om dat vertrouwen te bewaren. Daarnaast richt dit onderzoek zich op buurtbe-woners, terwijl andere onderzoeken zich richtte op winkelbezoekers. Door het verband tussen vertrouwen in de politie en het veiligheidsgevoel te onderzoeken, kan er ook een beoordeling worden gemaakt van de focus van de politie op vertrouwen. Dat zou uiteindelijk tot een ver-betering kunnen leiden van het beleid van de politie.

3.5 Interdisciplinariteit

De onderzoeksvraag past in het domein van security studies, een op zich al interdisciplinair onderzoeksveld. In dit onderzoek ligt de focus met name op een mix tussen de disciplines psychologie en sociologie. Zo komen verschillende psychologische aspecten van veiligheid zoals veiligheidsperceptie en vertrouwen aan bod. Zo wordt er gevraagd naar eerdere ervarin-gen met misdaad, waarbij het psychologische aspect van geweld naar voren komt. Daarnaast is de sociologie terug te vinden in hoe mensen zich veilig voelen in een grotere context van de buurt. Hoe verhoudt de veiligheidsperceptie van individuen zich tot elkaar en wat zegt dat over de groep als geheel in de Amsterdamse Stadsdelen?

Dit onderzoek biedt bovendien een aanvulling door security studies uit te breiden met sociale geografie, wat naar voren komt in de selectie van de stadsdelen in Amsterdam. De Veiligheidsindex is een voorbeeld van een instrument dat ontstaan is uit de combinatie van sociaalgeografische factoren zoals omgeving en de buurt en misdaad en de dreiging daarvan. Ten slotte is politicologie van belang met betrekking tot het beleid van de Nationale Politie, wat de aanleiding voor dit onderzoek is. De Nationale Politie is een overheidsorgaan dat macht uitoefent. In dit onderzoek wordt er gevraagd naar in hoeverre inwoners van Amster-dam vertrouwen hebben in de politie en in hoeverre zij daarmee tevreden zijn. De focus op

(20)

19

macht in de politicologie wordt hier kort aangehaald. Er wordt namelijk een deel van de legi-timering van de politie bekeken door de houding ten opzichte van de politie te onderzoeken. De combinaties van deze disciplines samen maakt dat dit onderzoek een interdisciplinaire aanpak nodig heeft. Zo kan er een meer omvattend antwoord gegeven worden op de onder-zoeksvraag.

4. Methode

4.1 Onderzoekstrategie en –design

In dit onderzoek is er gebruik gemaakt van een kwantitatieve onderzoeksstrategie. Er is geke-ken naar de samenhang tussen de twee hoofdconcepten, vertrouwen in politie en veiligheids-perceptie in relatie tot de veiligheidsindex in Amsterdam. Vanuit de theorie zijn er acht hypo-theses opgesteld. Deze acht hypohypo-theses zijn getest met als doel een gegeneraliseerde uitspraak te doen over de inwoners van Amsterdam. Met behulp van deze generalisatie kunnen er voor-spellingen worden gedaan in vergelijkbare stadsdelen en steden (Bryman, 2012, p.35-39).

De epistemologie bij een kwantitatief onderzoek zoals deze is positivistisch. Dit houdt in dat de sociale wereld wordt bestudeerd met natuurwetenschappelijke technieken, data die empirisch is verzameld en valt te meten. In dit onderzoek betreft dit een vragenlijst die wordt geanalyseerd met behulp van statistiek. Aspecten zoals vertrouwen in politie en veiligheids-perceptie zullen kwantificeerbaar worden gemaakt zodat er een relatie kan worden onderzocht tussen deze twee concepten met de veiligheidsindex. Er wordt door middel van een statische analyse geprobeerd een gegeneraliseerd en objectief beeld te vormen door het testen van de opgestelde hypotheses. Naast de positivistische epistemologie wordt er een objectivistische ontologie gebruikt. Het onderzoeken van het verband tussen vertrouwen in de Nationale Poli-tie en de veiligheidspercepPoli-tie van buurtbewoners en de conclusies die daaruit voorkomen staan namelijk los van de interpretatie van de onderzoeker. Dit bouwt voort op de gedachte dat het binnen de sociale wereld mogelijk is om een nagenoeg objectieve meting te verrichten (Bryman, 2012, p. 27-36).

Het design van dit onderzoek is daarom dan ook ingericht om objectief data te genera-liseren. In dit onderzoek is er sprake van een cross-sectioneel design, dit houdt in dat er data zal worden verzameld bij meerder subpopulaties over meerdere variabelen van meerdere ca-ses in een bepaald moment in de tijd. In dit onderzoek betreft dat de verschillende stadsdelen

(21)

20

in Amsterdam waarin vertrouwen en veiligheidsperceptie gemeten zal worden. Met als doel een verband te identificeren tussen vertrouwen in de (Nationale) politie en veiligheidspercep-tie van bewoners. (Bryman, 2012, p. 51-74).

4.2 Dataverzameling

Om een zo objectief mogelijke dataverzameling te handhaven is gebruik gemaakt van self-completion vragenlijsten. Hierbij heeft de respondent zelf een vragenlijst ingevuld met be-trekking tot de concepten, zonder invloed van de onderzoeker. Er kan zo geen bias naar de onderzoeker ontstaan en de onderzoeker kan tevens de respondenten tijdens het verzamelen van de data niet meer beïnvloeden. Daarnaast kan er door middel van deze methode een grote groep respondenten bereikt worden. De vragenlijst is online verspreid via sociale media en buurtverenigingen in de relevante stadsdelen. Door de online verspreiding, mede via buurt-verenigingen, van de vragenlijst wordt de deelname voor respondenten vergemakkelijkt en is er een grotere variatie aan respondenten geworven. Bovendien is er gebruik gemaakt van con-trolevragen in de vragenlijst om zeker te zijn dat respondenten niet zomaar een antwoord heb-ben ingevuld. Voordat de vragenlijst werd verspreid wordt is er een pilot gehouden onder een kleine groep respondenten. Na deze pilot zijn er enkele vragen anders geformuleerd en/of is er iets aan toegevoegd. De vragenlijst werd hierdoor duidelijker en kon hierdoor duidelijker re-sultaten opleveren (Bryman, 2012, p. 235).

4.3 Data-analyse

De verzamelde data is geanalyseerd met behulp van het programma SPSS. Voordat de vra-genlijst werd verspreid is er eerst een pilot gehouden waarbij de vravra-genlijst zal werd getest op onduidelijkheden. Na de pilot is de vragenlijst verspreid en is er een Cronbach’s Alpha test in SPSS uitgevoerd om de interne betrouwbaarheid van de vragenlijst te controleren. De resulta-ten van de Cronbach’s Alpha zijn te vinden in bijlage 2. Elk van de variabele voldeed aan de betrouwbaarheidstest met een waarde van .7 of hoger , afgezien van de variabele contact. Dit houdt in dat deze variabele niet afzonderlijk kan worden getest, omdat de variabele niet vol-doet aan de betrouwbaarheidsnorm. De variabele contact is echter onderdeel van de grotere variabele veiligheidsperceptie. De variabele veiligheidsperceptie als geheel voldoet aan de eisen van de betrouwbaarheidsanalyse. Er is dan ook gekozen om de variabele contact in de originele vorm te behouden (Field, 2011, p. 666-677).

(22)

21

Vervolgens zijn er regressie- en variantieanalyses uitgevoerd. Door middel van de variantieanalyse is er gekeken naar verschillen tussen groepen in de invloed op de uitkomst variabele. De resultaten hiervan zijn te vinden verderop in dit onderzoek. De lineaire regres-sieanalyse is gebruikt om te kijken naar of er een verband bestaat tussen twee variabelen vei-ligheidsperceptie en vertrouwen in de politie. Bovendien kan er een voorspelling worden ge-daan op basis van de gevonden resultaten, door de vastgestelde lineaire formule. Er is geke-ken hoe er wordt gescoord op de variabele vertrouwen in de politie en de veiligheidsperceptie van buurtbewoners. Daarna is er gekeken hoe de twee variabelen samenhangen en of er spra-ke is van een positief of negatief verband.

4.4 Populatie en sampling

De populatie in dit onderzoek betreft de inwoners van de stadsdelen Zuid, West en het Cen-trum in Amsterdam. Het stadsdeel Amsterdam Zuid is geselecteerd omdat de buurten in deze wijk hoog scoren op veiligheid. Het stadsdeel West scoort gemiddeld op de veiligheid en het Centrum scoort slecht op de veiligheidsindex. Het aantal inwoners per stadsdeel verschilt en komt neer op respectievelijk 141.438, 142.278 en 86.418 inwoners. In dit onderzoek is er een sample gerealiseerd van 214 respondenten die de vragenlijst hebben ingevuld. De verdeling van de wijken is niet helemaal gelijk (Tabel 1), er zijn echter voor elke wijk minimaal 30 res-pondenten gevonden waardoor er een vergelijking kan worden gemaakt (Field, 2011, p. 172).

De respondenten zijn verworden door middel van theoretical sampling, wat inhoudt dat de respondenten niet random maar op basis van de theorie worden benadert. De vragenlijst is online worden verspreid, met als enige eis dat de respondenten wonachtig zijn in de stads-delen Zuid, West of het Centrum van Amsterdam. Daarnaast is de vragenlijst via verschillen-de verenigingen in verschillen-de stadsverschillen-delen verspreid om een grotere variatie aan responverschillen-denten te ver-werven. Omdat deze stadsdelen verschillend scoren op de veiligheidsindex kan er vanuit de data een generalisatie worden gemaakt naar andere steden en wijken met een lage, gemiddel-de al dan niet hoge score op gemiddel-de veiligheidsingemiddel-dex. Naast gemiddel-de theoretical sampling is er boven-dien gevraagd of de respondenten de vragenlijst zouden wilden doorsturen naar bekenden die tevens woonachtig zijn in een van bovenstaande stadsdelen, er is dan ook ten dele gebruikt gemaakt van snowball sampling.

(23)

22

4.5 operationalisering

De stadsdelen die onderzocht worden in dit onderzoek, zijn geselecteerd op basis van de vei-ligheidsindex van Amsterdam. Dat concept is van belang voor alle drie de deelvragen. Op de website van Onderzoek, Informatie en Statistiek Amsterdam is de veiligheidsindex per buurt in de Amsterdamse stadsdelen te vinden. De veiligheidsindex loopt van een score van 54 tot 184, waarbij een hogere score een minder veilige buurt aangeeft. Om een verscheidenheid aan stadsdelen te onderzoeken zijn de stadsdelen gekozen met een hoge, gemiddelde en lage in-dex, zodat de verschillen tussen de drie ook duidelijk worden. Uit de cijfers zijn respectieve-lijk de volgende stadsdelen gekozen: Zuid, West en het centrum. Amsterdam-Zuid heeft een gemiddelde veiligheidsindex van 79.41, Oud-west 88.7 en het Centrum 137.7 (OIS, 2015).

In deelvraag één staat de onafhankelijk variabele veiligheidsperceptie2 centraal. Vei-ligheidsperceptie valt onder te verdelen in verschillende dimensies. Zo blijkt dat de veilig-heidsperceptie afhangt van de aanwezigheid en zichtbaarheid van de politie (Veer&Lange, 2012, p.8) (Holmberg, 2005, p.11). Het gaat hierbij tevens om het persoonlijke contact met de politie en met andere buurtbewoners (Nofziger&Williams, 2005, p.17-19) . Daarnaast is de situatie in de buurt van belang, voornamelijk hoe buurtbewoners hun buurt ervaren. Zoals de fysieke toestand van de buurt, het straatbeeld dat de mensen zien. Bovendien gaat het om de drukte van de buurt en wat voor effect dit heeft op de buurtbewoners (Brands, Aalst et al., 2015, p.35).

Ten eerste zal de frequentie, tevredenheid en wensen van buurtbewoners in de stadsde-len in Amsterdam gemeten worden met een Likertschaal. Het gaat hierbij vooral om hoe men-sen de zichtbaarheid en aanwezigheid ervaren. De indicatoren horende bij politieaanwezig-heid zijn: zichtbaarpolitieaanwezig-heid en aanwezigpolitieaanwezig-heid van de politie. Een voorbeeld item is hier: ik ben tevreden met de aanwezigheid van de politie in mijn buurt. Een controlerende vraag zou hier zijn: ik ben ontevreden met de aanwezigheid van de politie in mijn buurt. Daarnaast zijn de dimensies van zichbaarheid: de herkenbaarheid van de politie in de buurt en hoe mensen de zichtbaarheid graag zouden zien . Een tweede voorbeelditem hierbij is: De politie is herken-baar in mijn buurt (Holmberg, 2005). Deze items worden beantwoord op een vijfpunt Likert-schaal van “helemaal mee oneens” tot “helemaal mee eens”.

Ten derde wordt het persoonlijke contact van de buurtbewoners met de politie geme-ten aan de hand van een Likertschaal. De bijbehorende indicatoren zijn het kennen van

1

Berekening gemiddelde veiligheidsindex, zie bijlage 1.1. 2 Operationalisering veiligheidsperceptie, zie bij lage 1.2.

(24)

23

tieagenten, tevredenheid met het contact, bereikbaarheid van de politie en wensen voor verbe-tering. Een voorbeeld item hier is: Ik ken individuele agenten in mijn buurt. Een tweede voor-beelditem is: Ik ben tevreden met het contact dat ik heb met de politie (Nofziger&Williams, 2005). Deze items worden beantwoord op een vijfpunt Likertschaal van “helemaal mee on-eens” tot “helemaal mee on-eens”.

Ten vierde kan de situatie van de buurt gemeten worden aan de hand van een Likert-schaal. Het gaat hierbij om de indicatoren straatbeeld en drukte in buurt. Voorbeelditems hier zijn: in mijn buurt ligt er veel afval op straat, ik ben tevreden met het straatbeeld in mijn buurt en het is erg druk op straat in mijn buurt (Brands, Aalst et al., 2015). Deze items wor-den beantwoord op een vijfpunt Likertschaal van “helemaal mee oneens” tot “helemaal mee eens”. Ten slotte is het van belang om te vragen of mensen zich veilig voelen in hun buurt. Het gaat hierbij om de indicatoren angst in relatie tot misdaad (Ziersch, et. Al, 2007). Ook hier worden deze items beantwoord op een vijfpunt Likertschaal van “helemaal mee oneens” tot “helemaal mee eens”.

De afhankelijke variabele ‘vertrouwen in de politie3

staat centraal in deelvraag 2. Ver-trouwen valt onder te verdelen in verschillende dimensies: persoonlijk verVer-trouwen, gegenera-liseerd vertrouwen en vertrouwen in de overheid(Kääriäinen, 2007, p.412 ; Nix & Wolf et. Al., 2015, p. 612-614). Ten eerste zal het persoonlijke vertrouwen in de Nationale Politie worden gemeten aan de hand van een Likert-schaal. Van belang is hier de persoonlijke erva-ringen van individuen met de politie. Indicatoren zijn hier intenties en functionaliteit. Voor-beelditems hier zijn: de politie is er om mij te beschermen, de politie beschermt mij voldoen-de en in geval van nood is voldoen-de politie er om mij te helpen. Deze items worvoldoen-den beantwoord op een vijfpunt Likertschaal van “helemaal mee oneens” tot “helemaal mee eens” (Kääriäinen, 2007).

Ten tweede zal het gegeneraliseerd vertrouwen worden gemeten aan de hand van een Likert-schaal. Indicatoren zijn hier tevens intenties en functionaliteit van de politie. Voor-beelditems hier zijn: de politie verricht haar werk goed, de politie handelt vanuit de juiste intenties en de politie handelt op basis van de wet. Het gaat hierbij om de mening van de res-pondent, met juiste intenties wordt er dan ook gedacht vanuit wat de respondent juist vindt. De antwoordmogelijkheden. Deze items worden beantwoord op een vijfpunt Likertschaal van “helemaal mee oneens” tot “helemaal mee eens” (Kääriäinen, 2007 ; Nix & Wolf et. Al., 2015).

(25)

24

Ten slotte zal ook het vertrouwen in de politie gemeten worden aan de hand van en Likert-schaal. Hier zijn de indicatoren dezelfde als bij de dimensie ‘gegeneraliseerd vertrou-wen’: intenties en functionaliteit. Het gaat hierbij om de mening van de respondent, er wordt dan ook gevraagd of de respondent vindt dat de overheid vanuit zijn of haar optiek de juiste intenties heeft en/of juist handelt. Voorbeeld items hier zijn: de overheid maakt beleid vanuit de juiste intenties; de overheid handelt op basis van de wet; ik heb vertrouwen dat de over-heid handelt op basis van het welzijn van burgers. Deze items worden beantwoord op een vijf punt Likertschaal van “helemaal mee oneens” tot “helemaal mee eens” (Kääriäinen, 2007).

4.6 Ethiek

In het onderzoek naar de veiligheidsperceptie in buurten kan er sprake zijn van ethische kwes-ties. Bij sociaalwetenschappelijk onderzoek zijn er vier ethische kwesties van belang: do no harm to participants, lack of informed consent, invasion of privacy en deception (Bryman, 2012, PP. 130-150). Allereerst bestaat de vragenlijst uit vragen die met name gaan over de mening en het gevoel van de respondent. Er zal geen grafisch beeldmateriaal of tekst in voor komen die mensen kan beledigen al dan kwetsen. Ten tweede is er voorafgaand aan de vra-genlijst een tekst die over de inhoud van de vravra-genlijst gaat en het doel van het onderzoek. De respondent wordt hiermee op de hoogte gesteld en kan zo een beslissing maken of hij/zij wil deelnemen aan het onderzoek of niet. Daarnaast kon de respondent op elk moment kiezen om zich uit het onderzoek terug te trekken. Zo wordt er voldaan aan de kwestie van informed consent. Bovendien is de vragenlijst anoniem ingevuld en heeft de respondent de keus ge-maakt om de vragenlijst wel of niet te vullen. Hiermee blijft de respondent anoniem en zal de privacy gewaarborgd worden. Ten slotte zijn de vragen in de vragenlijst helder geformuleerd en hebben deze enkel betrekking hebben op wat er voorafgaand is verteld. Zo wordt de res-pondent niet misleid en is zij op de hoogte van wat het onderzoek inhoudt.

(26)

25 69 144 1

Geslacht

Man Vrouw Anders 95 74 44

Inwoners

Amsterdam Zuid Amsterdam West Amsterdam Centrum 120 62 23 10

Opleidingsniveau

WO HBO MBO Middelbare School 99 114

Slachtofferschap

Ja Nee 5. Resultaten 5.1 Databeschrijving

De dataset bestaat uit 213 respondenten met een leeftijd van 17 tot 74 jaar. Onderstaand zijn er meerdere grafieken te zien die de variatie in de data set weergeven. De cijfers in de grafie-ken geven het aantal respondenten weer die in de genoemde categorie valt.

Deze grafieken tonen een zeer beperkte spreiding in opleidingsniveau aan, veruit het grootste deel van de respondenten hebben een universitaire opleiding afgerond, gevolgd door een HBO opleiding. Er zal dan ook geen test kunnen worden uitgevoerd met betrekking tot het oplei-dingsniveau omdat de spreiding niet groot genoeg is. De onderstaande tabel geeft de beschrij-vende statistieken weer behorende tot de onafhankelijke en afhankelijke variabele weer in dit onderzoek (Tabel 1).

(27)

26

Tabel 1. Beschrijvende Statistieken

N X s S2 Min Max Zichtbaarheid 213 3.43 .83 .69 1 5 Contact 213 3.27 .58 .34 1 5 BuurtSituatie 213 3.60 .63 .40 1 5 VertrouwenPolitie 213 3.60 .62 .38 1 5 VertrouwenOverheid 213 3.41 .62 .55 1 5 VeiligheidsPerceptie 213 3.43 .51 .27 1 5 (Bron: SPSS)

5.2 Hoofdeffect veiligheidsperceptie op vertrouwen in de politie.

De hoofdvraag luidt: In hoeverre hangt het vertrouwen van burgers in de politie af van de veiligheidsperceptie in hun buurt in Amsterdam? Er wordt gekeken naar de invloed van vei-ligheidsperceptie op vertrouwen in de politie. Om deze invloed te bekijken wordt er een line-aire regressie uitgevoerd. Allereerst worden de aannames gecontroleerd. Voor zowel de varia-bele veiligheidsperceptie als vertrouwen in de politie is er aan de aannames voldaan (Bijlage 4&5). Daarnaast was er voor zowel de variabele veiligheidsperceptie als de variabele ver-trouwen in de politie was een outlier, deze is verwijderd om een vertekening van het gemid-delde te voorkomen. Uit de lineaire regressie analyse komt naar voren dat er spraken is van een significant effect, F(1, 211) = 5.06, p < .05, R2 = .02. Dit houdt in dat de nulhypothese wordt verworpen en de alternatieve hypothese wordt aangenomen: Veiligheidsperceptie heeft een positieve invloed op de mate van vertrouwen van in de politie. In tabel 2 is te zien dat veiligheidsperceptie voor een zwak positief effect zorgt op het vertrouwen in de politie. Het model dat hier uit naar voren komt is: vertrouwen in de politie = 2.96 + (.19 x veiligheidsper-ceptie) + error.

Tabel 2. Regressie veiligheidsperceptie en vertrouwen in politie.

B SE Beta P

Constante 2.96 .28 .00

Veiligheidsperceptie .19 .08 .16 .02

(28)

27

Veiligheidsperceptie bestaat uit drie onderdelen: zichtbaarheid/aanwezigheid van de politie, contact met de politie en de buurtsituatie. Omdat er een significant effect aanwezig is het inte-ressant om te kijken in welke van de drie onderdelen deze zich bevindt. Er wordt dan ook een regressie uitgevoerd waarbij model 1 bestaat uit zichtbaarheid, aan model twee wordt contact toegevoegd en aan model drie wordt daarbij buurtsituatie toegevoegd. De Lineaire regressie analyse toont aan dat er sprake is van een niet significant effect bij model 1, F(1, 211) = 0.04 p > .05, R2 = .00. Bij model 2 is er sprake van een significant effect, F(1, 211) = 15.55 p < .05, R2 = .13. Ten slotte is er ook bij model 3 sprake van een significant effect F(1, 211) = 10.39 p < .05, R2 = .13. Dit houdt in dat de variabele zichtbaarheid alleen geen invloed heeft op vertrouwen in de politie. Wanneer deze wordt aangevuld met de variabele contact is er wel sprake van een invloed op vertrouwen in de politie. Hetzelfde geldt wanneer de variabele buurtsituatie wordt toegevoegd aan zichtbaarheid en contact.

In tabel 3 is te zien dat zichtbaarheid een negatieve invloed heeft op vertrouwen in de politie, -.14. Contact daarentegen heeft een positieve invloed op vertrouwen in de politie, .42. Echter was de Cronbach’s Alpha van contact te laag, er is daarmee niet voldaan aan de be-trouwbaarheids analyse. Contact wordt daarom dan ook niet opgenomen in de regressie verge-lijking. Ten slotte is te zien in tabel 3 dat bij model 3 de variabele buurtsituatie niet voor een significant effect zorgt. De regressievergelijking wordt dan ook: vertrouwen in de politie = 2.96 + (.-.14 x zichtbaarheid) + error.

Tabel 3. Regressie veiligheidsperceptie en vertrouwen in politie vergeleken.

(Bron: SPSS)

Naast de regressieanalyse die hierboven is uitgevoerd is er tevens een correlatieanalyse uitge-voerd om te controleren of de relatie ook de andere kant op kan bestaan. Uit de Pearson

corre-B SE Beta P Constante 2.96 .28 .00 Model 2 Zichtbaarheid -.14 .05 -.20 .01 Contact .42 .08 .40 .00 Model 3 Zichtbaarheid -.14 .05 -.20 .01 Contact .42 .08 .40 .00 Buurtsituatie .03 .07 .03 .662

(29)

28

latieanalyse kwam naar voren dat er sprake is van een significante correlatie r = .16, p < .05 (Bron: SPSS). Dit houdt er dat er sprake is van een zwak positieve correlatie tussen de varia-belen veiligheidsperceptie en vertrouwen in de politie. Beide variabele hebben dus een zwak lineair verband met elkaar. De relatie kan daardoor dus ook andersom bestaan.

5.3 Veiligheidsperceptie

5.3.1 Veiligheidsperceptie in functie van de veiligheidsindex.

Deelvraag één luidt: in welke mate varieert de veiligheidsperceptie in Amsterdamse buurten in functie van de veiligheidsindex? In deze deelvraag wordt er gekeken of er een significant verschil in veiligheidsperceptie is in de stadsdelen Amsterdam Zuid, West en het Centrum. De veiligheidsindex is het hoogst in stadsdeel Zuid en het laagst in het Centrum. Er wordt ver-wacht dat een hogere veiligheidsindex een hogere mate van veiligheidsperceptie oplevert. Om te kijken naar het verschil tussen de wijken is er gekozen voor een variantie analyse. Aller-eerst zijn de aannames gecontroleerd voor de variabele veiligheidsperceptie. Er is hierbij aan alle aannames voldaan (bijlage 4). Daarnaast was er sprake van een outlier wat betreft de va-riabele veiligheidsperceptie, deze is verwijderd om een vertekening van het gemiddelde te voorkomen (Bijlage 3).

Uit de one-way ANOVA komt naar voren dat er geen significant verschil tussen de drie stadsdelen in de mate van veiligheidsperceptie, F(2, 210) = .19, p > .05 (Zie tabel 4 ). Dit houdt in dat de alternatieve hypothese wordt verworpen en de nulhypothese wordt aangeno-men: De mate van veiligheidsperceptie is niet hoger in een wijk met een hogere veiligheidsin-dex ten op zichtte van een wijk met een lagere veiligheidsinveiligheidsin-dex.

Tabel 4. ANOVA Veiligheidsperceptie

SS DF MS F Sig. Tussen groepen (Samengevoegd) .100 2 .500 .186 .830 Binnen groepen 56.091 210 .267 (Bron: SPSS)

(30)

29

5.3.2 Slachtofferschap en veiligheidsperceptie.

Deelvraag 1.1 luidt: is er een verschil in invloed van de vorm van slachtofferschap op de mate van veiligheidsperceptie? Er wordt gekeken naar het verschil in veiligheidsperceptie tussen slachtoffers van een misdaad en personen die nog nooit slachtoffer van een misdaad zijn ge-weest. Er wordt verwacht dat slachtoffers een lagere mate van veiligheidsperceptie hebben dan niet slachtoffers. Om het verschil te bekijken is er gekozen voor een variantie analyse. Allereerst zijn de aannames gecontroleerd, hieruit kwam naar voren dat er niet is voldaan aan de aanname gelijke variantie. De levene’s test geeft een significantie aan (Bijlage 7). Er wordt daarom gekeken naar Welch en Brown-Forsuthe robuuste test gekeken (Tabel 6). In deze ta-bel is te zien dat er geen sprake is van een significant verschil tussen de verschillende vormen van slachtofferschap. De alternatieve hypothese wordt dan ook verworpen en de nulhypothese wordt aangenomen: Er is geen verschil in de invloed van slachtofferschap op de mate van veiligheidsperceptie.

Tabel 5. ANOVA Slachtofferschap

Statistiek DF 1 DF 2 P Welch 1.23 3 64.90 .31 Brown-Forsythe 1.20 3 107.87 .31 (Bron: SPSS) 5.3.3 Gender en veiligheidsperceptie.

Deelvraag 1.2 luidt: is er een verschil tussen de genders in de invloed op de mate van veilig-heidsperceptie? Er wordt hierbij gekeken naar het verschil in veiligheidsperceptie tussen de genders. Er wordt verwacht dat er een verschil bestaat tussen de genders. Allereerst zijn de aannames gecontroleerd, aan de aannames is voldaan (Bijlage 4). Om het verschil te bekijken tussen man en vrouw is er gekozen voor een variantie analyse. Uit de one-way ANOV komt naar voren dat er geen significant verschil is in de mate van veiligheidsperceptie tussen man en vrouw, F(2, 210) = 1.48, p > .05 (Tabel 6). Dit houdt in dat de alternatieve hypothese wordt verworpen en de nulhypothese wordt aangenomen: Er is geen verschil de invloed van de genders op de mate van vertrouwen in de politie.

(31)

30

Tabel 6. ANOVA gender en veiligheidsperceptie

SS DF MS F Sig. Tussen groepen (Samengevoegd) .781 2 .390 1.479 .230 Binnen groepen 55.410 210 .264 (Bron: SPSS) 5.4 Vertrouwen in de politie.

5.4.1 vertrouwen in de politie in functie van de veiligheidsindex.

Deelvraag twee luidt: hoe hoog is het vertrouwen in de politie in Amsterdamse buurten in functie van de veiligheidsindex? Er wordt hierbij gekeken naar het verschil in de mate van vertrouwen in de politie tussen de verschillende stadsdelen. Er wordt verwacht dat de mate van vertrouwen hoger is in de stadsdelen met een hogere veiligheidsindex. Om het verschil te bekijken tussen de stadsdelen is er gekozen voor een variantie analyse. Allereerst zijn de aan-names gecontroleerd voor de variabele vertrouwen in de politie. Aan de aanaan-names is voldaan (Bijlage 5). Daarnaast was er sprake van een outlier wat betreft de variabele vertrouwen in de politie, deze is verwijderd om een vertekening van het gemiddelde te voorkomen (Bijlage 3).

Uit de one-way anova blijkt dat er geen significant verschil is tussen de wijken met verschillende veiligheidsindexen in het vertrouwen in de politie van inwoners van deze wij-ken, F(2, 210) = .78, p > .05 (Zie tabel 7). Dit houdt in dat de alternatieve hypothese wordt verworpen en de nulhypothese wordt aangenomen: De mate van vertrouwen in de politie is niet lager in een wijk met een lage veiligheidsindex ten op zichtte van een wijk met een hoge veiligheidsindex

Tabel 7. ANOVA vertrouwen in de politie

SS DF MS F Sig. Tussen groepen (Samengevoegd) .597 2 .298 .783 .458 Binnen groepen 80.061 210 .381 (Bron: SPSS)

(32)

31

5.4.2 Slachtofferschap en vertrouwen in de politie

Deelvraag 2.1 luidt: is er een verschil in invloed van de vorm van slachtofferschap op de mate van vertrouwen in politie? Er wordt gekeken naar het verschil in mate van vertrouwen in de politie tussen slachtoffers van een misdaad en personen die nog nooit slachtoffer van een mis-daad zijn geweest. Er wordt verwacht dat slachtoffers een lagere mate van vertrouwen in de politie hebben dan niet slachtoffers. Om het verschil te bekijken is er gekozen voor een vari-antie analyse. Allereerst zijn de aannames gecontroleerd, hieruit kwam naar voren dat er niet is voldaan aan de aanname gelijke variantie. De levene’s test geeft een significantie aan (Bij-lage 7). Er wordt daarom gekeken naar Welch en Brown-Forsuthe robuuste test gekeken (Ta-bel 5). In deze ta(Ta-bel is te zien dat er geen sprake is van een significant verschil tussen de ver-schillende vormen van slachtofferschap (Tabel 8). De alternatieve hypothese wordt dan ook verworpen en de nulhypothese wordt aangenomen: Er is geen verschil in de invloed van slachtofferschap op de mate van vertrouwen in de politie.

Tabel 8. ANOVA Slachtofferschap

Statistiek DF 1 DF 2 P

Welch

1.515 3 64.39 .22

Brown-Forsythe 1.443 3 107.71 .23

(Bron: SPSS)

5.4.3 Gender en vertrouwen in de politie

Deelvraag 2.2 luidt: is er een verschil tussen de genders in de invloed op de mate van ver-trouwen in de politie? Er wordt hierbij gekeken naar het verschil in mate van verver-trouwen in de politie tussen de genders. Er wordt verwacht dat er een verschil bestaat tussen de genders. Allereerst zijn de aannames gecontroleerd, aan de aannames is voldaan (Bijlage 3). Om het verschil te bekijken tussen man en vrouw is er gekozen voor een variantie analyse. Uit de one-way anova blijkt dat er geen significant verschil is tussen de wijken met verschillende veilig-heidsindexen in de veiligheidsperceptie van inwoners van deze wijken, F(2, 210) = .647, p > .05 (Zie tabel 9). Dit houdt in dat de alternatieve hypothese wordt verworpen en de nulhypo-these wordt aangenomen: Er is geen verschil de invloed van de genders op de mate van ver-trouwen in de politie.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

We zien dat volgende componenten van vertrouwen bevraagd worden: algemeen vertrouwen, procedureel vertrouwen, distributief vertrouwen, vertrouwen in effectiviteit,

Laag vertrouwen wordt in het bijzonder problematisch wanneer dit effect heeft op gedragingen van burgers, zoals hun geneigdheid actief of passief met de politie samen te

Om een bijdrage te leveren aan meer kennis over het vertrouwen van burgers in de overheid doen we in dit artikel verslag van een onderzoek naar de aanpak van criminaliteit en

die jongens wordt gepakt, krijgt hij niet langer de softe behandeling die gebruikelijk was bij iemand die voor de eerste keer in de fout gaat – er wordt direct een passende

Zoals te zien is in tabel 5, blijkt dat er echter geen significante correlaties gevonden zijn tussen het kijken naar de programma’s en het vertrouwen in de politie.. Hierdoor

D e kwartiermakers van de nieuwe nationale politie hebben een devies voor hun organisatie bedacht?. Het luidt: Alert en

Prestaties van de p olitie doen ertoe, h oe su bjectief ze ook worden beleefd of waargen om en. Om effectief op te ku n n en treden tegen zich tbare en aan stootgeven de crim

Relaties op basis van vrijwilligheid zijn relaties tussen: - Fortis en aandeelhouders (VEB) - Fortis en het management Relaties die gezien kunnen worden als gedwongen relaties