• No results found

Life is difficult but I will never give up : de invloed van temporeel geweld en de rol van hoop in het dagelijks leven van vluchtelingen in Amsterdam

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Life is difficult but I will never give up : de invloed van temporeel geweld en de rol van hoop in het dagelijks leven van vluchtelingen in Amsterdam"

Copied!
73
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

‘Life is difficult but I

will never give up’

De invloed van temporeel geweld en de rol van hoop in

het dagelijks leven van vluchtelingen in Amsterdam

Masterscriptie Cultural and Social Anthropology Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen

Naam: Filiz Çatalgöl

Studentnummer: 10002395 Supervisor: Dr. Danny H. de Vries Eerste Lezer: Dr. Joop de Jong Tweede Lezer: Dr. Barak Kalir Datum: 11-12-2015

(2)

2 Verklaring: Ik heb de UvA regels ten aanzien van fraude en plagiaat gelezen en begrepen [http://www.student.uva.nl/fraude-plagiaat/voorkomen.cfm]. Ik verklaar deze scriptie volledig mijn eigen werk is, dat ik alle bronnen die ik heb gebruikt zorgvuldig en correct heb aangegeven, en dat ik volgens de regels heb geciteerd. Ik heb deze scriptie, in deze of gewijzigde versie, niet eerder ingediend voor een ander vak of als onderdeel van een ander werkstuk.

11 december 2015, Amsterdam

(3)

3

A

bstract

Since World War 2 the number of displaced people all over the world has not been as high as it is today. The consequences of this global phenomenon are felt and dealt with on a local level. After conducting fieldwork for three months in a shelter for thirty refugees from Eritrea and Ethiopia in Amsterdam, I have researched the way these refugees are navigating through their daily lives. I will show that my informants are living in a context of temporal violence in which both their past and their future are being denied which results in the forced living in the present.

The situation of these refugees is marked by constant uncertainty and instability which can be interpreted as a chronic crisis, a concept based on the insights of the anthropologist Henrik Vigh (2008). Even though the refugees are experiencing the consequences of this chronic crisis, their behavior does not result in passivity. By means of the notion of hope and the way this is being practiced I will offer a deeper understanding of the way my informants try to find their way in their lives despite their hardships. Following the anthropologist Jarett Zigon (2009) I will show that hope can be a helpful concept for understanding everyday practices. When dealing with people whose lives are marked by uncertainty and instability, hope can be analyzed as a social construct. It can be seen as both a conviction as well as a practice that are reinforced in multiple ways which I will refer to as hope-making practices and everyday practices. Hope arises in times of crisis, it can function as a resource for perseverance but at the same time it is a dangerous notion for it can always turn into hopelessness.

In this thesis I will show the extent to which temporal violence influences the daily life of the refugees of the ‗Limoengroep' and I will look into the meaning of hope in this process. This research will be a humble contribution to the emergent focus in anthropology that the anthropologist Joel Robbins calls ‗the anthropology of the good‘ where anthropologists aim to explore the way that people living in different kinds of societies strive to create the good in their lives.

(4)

4

Inhoud

Inleiding ... 4 1. Hoofdstuk 1 Methodologie ... 14 1.1 Methodologische Verantwoording ... 14 1.2 Ethische Verantwoording ... 19

2. Hoofdstuk 2 Ontkenning van het Verleden ... 22

2.1 Inleiding ... 22

2.2 Antropologie & Geweld: Structureel - Symbolisch ... 23

2.3 De Asielprocedure ... 25

2.4 Het Verleden als Leesbaar ... 31

2.5 Conclusie ... 33

3. Hoofdstuk 3 Geforceerd Leven in het Heden ... 35

3.1 Inleiding ... 35

3.2 Persoonlijke Crisis: Onzekerheid & Onvoorspelbaarheid... 36

3.3 Verlies: Stabiliteit, Veiligheid, Helderheid ... 38

3.4 Vervaging Temporele - Ruimtelijke Horizon ... 42

3.5 Social Navigation & Social Vigilance ... 44

3.6 Conclusie ... 46

4. Hoofdstuk 4 Hoop voor de Toekomst ... 48

4.1 Inleiding ... 48

4.2 Hoop als Overtuiging & Practice ... 49

4.3 Actieve resistance: Hope-making Practices ... 52

4.4 Coping & Hopeloosheid: Dagelijkse praktijken ... 56

4.5 Conclusie ... 60

Conclusie ... 62

Dank ... 68

(5)

5

I

nleiding

‗Hope does not arise in good times. Rather, hope is born out of the socio-historic-cultural, as well as the personal, condition of struggle. Hope is what we find when we might expect to find hopelessness – and as such, we always risk that slippage into hopelessness‘ (Zigon 2009: 262).

Het is woensdagmiddag. Jack1 en ik zitten in de gemeenschappelijke ruimte aan een van de ronde, houten tafels. Naast ons zitten een paar mannen onderuitgezakt op hun stoelen. Ze zeggen niets. Jack kijkt hun kant op en glimlacht, zijn handen liggen ineen gevouwen in zijn schoot. Jack is ruim drie jaar geleden vertrokken uit Ethiopië vanwege de onstuimige politieke situatie en verblijft sinds die tijd in Nederland. Hij droomt van de verbetering van de situatie in zijn land maar is vastberaden om tot die tijd elders te verblijven. Het is een dag zoals vele andere dagen, een aantal vluchtelingen van de opvang hangen rond in de gemeenschappelijke ruimte. In het keukentje staan een paar vrouwen te koken. In de hoek sleutelt iemand aan een fiets. De meeste mensen lijken zich echter te hebben teruggetrokken in hun kamers. Louis, een drieëndertig jarige man uit Ethiopië, loopt langs en ik vraag hoe het met hem gaat. Hij haalt zijn schouders op en antwoord: ‗Same like everyday. Same life, same problem‘. Terwijl hij weg sjokt vraag ik me af hoe veel van deze dagen de vluchtelingen al hebben meegemaakt en hoeveel er nog zullen komen. Dagen waarin het lijkt alsof de tijd stilstaat, dagen die zodanig overeen komen dat het voelt alsof er slechts één hele lange dag is verstreken. Jack verteld me over de geschiedenis van de Limoengroep2, de groep vluchtelingen waar hij deel van uitmaakt, en beschrijft de ontberingen die zij tot op de dag van vandaag hebben moeten doorstaan. Ik luister en vraag hem tot slot of hij soms bang is dat zijn medemensen de hoop hebben opgegeven. Hij denkt er even over na en antwoord vervolgens:

‗No we are not hopeless but still you can see frustration … If you become hopeless or

1

Alle namen van informanten in deze scriptie zijn pseudoniemen

(6)

6 if we become hopeless then we cannot stay, then we cannot even wake up for the next day. But still you can see frustration. You can see frustration because of the uncertainty. What is tomorrow? What after these days? What I am going to do, this is my time to go to school, this is my time! I have rights, I belong to this earth, I am getting marginalized because I was born somewhere else that is why I came to this country. You know, all these things come in our minds … but we are not hopeless‘.

Het bovenstaande fragment is een greep uit een van de dagen die ik doorbracht bij een vluchtelingen opvang in Amsterdam. Gedurende drie maanden heb ik vrijwel iedere dag in deze opvang veldwerk gedaan bij de vluchtelingen van de Limoengroep, een groep van ongeveer dertig mannen en vrouwen afkomstig uit Eritrea en Ethiopië. Vanwege uiteenlopende redenen hebben zij hun thuisland verlaten en maken daarmee onderdeel uit van de zestig miljoen mensen die momenteel op de vlucht zijn.3 Veel van de vluchtelingen van de Limoengroep wonen inmiddels al jaren in Nederland waar ze in eerste instantie naar toe zijn gekomen om asiel aan te vragen maar wat ze tot op de dag van vandaag nog niet hebben gekregen. De meeste van hen zijn uitgeprocedeerd, dit houdt in dat zij om asiel hebben gevraagd maar dit niet hebben gekregen omdat uit onderzoek door de staat zou zijn gebleken dat de persoon in kwestie geen risico loopt op vervolging of ernstige schade in het land van herkomst.4 In de praktijk houdt dit in dat uitgeprocedeerde vluchtelingen geen legaal bestaan kunnen opbouwen door de structurele ontzegging van onder andere een baan, studie en een huis. Tegelijkertijd is de terugkeer naar het thuisland vaak onmogelijk, onwenselijk of beide. Voor uitgeprocedeerde vluchtelingen bestaat er vanwege hun burgerrechtelijke status altijd het gevaar dat ze zullen worden opgepakt door de politie en ze vervolgens zullen worden opgesloten in een detentiecentrum. In de werkelijkheid blijkt het geforceerd deporteren van vluchtelingen naar het land van herkomst echter problematisch te zijn. Dit heeft onder andere te maken met bureaucratische belemmeringen die ik elders zal toelichten.

Wanneer het een vluchteling lukt om een verblijfsvergunning te bemachtigen blijft zijn of haar situatie onzeker, asiel is in essentie immers van tijdelijke duur. Zodra de situatie in het land van herkomst verbeterd zal hij of zij moeten terugkeren. Los van het feit of dit wordt gezien als een wenselijk verloop van de gang van zaken is het een gegeven dat elementen van onzekerheid en tijdelijkheid onlosmakelijk zijn verbonden aan de aard van asiel. Hoewel

3http://www.unhcr.nl/unhcrinnederland/nieuws/artikel/1cc1385fbd54b5e585d8a12cbdcbe9c1/unhcr-

waarschuwt-dat-de-wereld afgli.html (20-11-2015)

(7)

7 vluchtelingen in eerste instantie hun thuisland verlaten om elders een zeker bestaan op te bouwen blijkt dat zij in de pijnlijke realiteit vaak het tegenovergestelde aantreffen zoals de antropoloog Henrik Vigh tevens heeft opgemerkt: ‗for people who are caught in bureaucratic situations that work beyond their grasp and logic, such bureaucracies paradoxically […] seem to produce precisely the uncertainty that they seek to eliminate‘ (Vigh 2009: 431). Zaken die ontbraken in het land van herkomst zoals basisvoorzieningen, zekerheid en stabiliteit zijn nog steeds buiten bereik voor de vluchtelingen van de Limoengroep.

Hoewel het in theorie mogelijk is voor de vluchtelingen van de Limoengroep om terug te keren naar het land van herkomst, is dit in de praktijk voor ieder van hen ondenkbaar gezien de situatie in hun thuisland in hun ogen nog steeds niet leefbaar is. De terugkeer van vluchtelingen wordt dan ook over het algemeen door vluchtelingen organisaties, supporters van vluchtelingen en vluchtelingen gezien als de minst aantrekkelijke of onmogelijke optie.5 Veel vluchtelingen komen op een bepaald moment vast te zitten in dezelfde positie waarbij het niet mogelijk voor hen is om te verblijven in het gastland maar zij tevens vanwege uiteenlopende redenen niet terug kunnen keren naar het land van herkomst. Dit vormt een groot onderdeel van de dagelijkse realiteit voor de vluchtelingen van de Limoengroep. Maar wat gebeurd er dan? Hoe ontvouwd een leven zich waarin teruggaan naar wat achter hun ligt ondenkbaar is en het beginnen aan de toekomst voorwaardelijk is?

Ik zal in deze scriptie aantonen dat er in het geval van de vluchtelingen van de Limoengroep sprake is van een fenomeen dat ik temporeel geweld noem: de structurele ontkenning van zowel een verleden als een toekomst, waardoor vluchtelingen geforceerd worden om te leven in het nu. Ik refereer in dit geval niet naar direct fysiek geweld maar naar een vorm van structureel geweld: ‗Violence [which is] exerted systematically—that is, indirectly—by everyone who belongs to a certain social order‘ (Farmer 2004: 307). Dit geweld komt voor uit de systematische onttrekking van mogelijkheden die betrekking hebben op temporaliteit, het being in time (de Vries 2011). Er is in het geval van temporeel geweld sprake van een systematische ontkenning van een specifiek verleden van de vluchtelingen namelijk het burgerrechtelijk verleden. Deze ontkenning manifesteert zich enerzijds in de asielprocedure waarbij van vluchtelingen wordt geëist om een consistent en overzichtelijk verhaal over hun verleden te vertellen dat moet worden ondersteund door legitieme documenten. In de praktijk kunnen zich hierbij echter verschillende problemen voordoen die

(8)

8 in essentie voortkomen uit de assumptie dat er binnen een verhaal over het verleden bepaalde elementen leesbaar kunnen worden gemaakt en dus een aantoonbare waarheid bevatten. Wanneer het asielverzoek wordt afgewezen staat dit gelijk met de afwijzing van de mogelijkheid tot het verwezenlijken van een bepaalde toekomst. Anderzijds manifesteert temporeel geweld zich in de ontkenning van een gewenste toekomst. De toekomst waar de vluchtelingen op hopen is een toekomst waarbij hen het recht is toegewezen op basisvoorzieningen, het recht om te werken, studeren en het recht op een (t)huis. De toekomst die echter in de realiteit wordt aangewezen staat in het teken van terugkeer naar het land van herkomst, terugkeer naar het land en de omstandigheden waar in eerste instantie voor is gevlucht.

De toekomst waar de vluchtelingen op hopen wordt in zowel in het ‗gastland‘ als in het land van herkomst niet mogelijk gemaakt. Dit heeft enerzijds te maken met het bureaucratische systeem waarin zij terecht komen en anderzijds is dit gerelateerd aan de te hoge aanwezige risico‘s. Mijn informanten maken onderdeel uit van de groep mensen die zich nog steeds in Nederland bevinden en ondanks alles proberen om de toekomst waar zij op hopen waar te maken. Ik zal in deze scriptie illustreren dat er in het geval van mijn informanten sprake is van een context van chronische crisis, een term die ik ontleen aan Henrik Vigh. Binnen deze context navigeren zij door het dagelijks leven waarbij hoop zowel een vorm van verzet is als een overlevingsstrategie. In deze scriptie staat dan ook de volgende vraag centraal: In hoeverre heeft temporeel geweld invloed op het dagelijks leven van de vluchtelingen van de Limoengroep in Amsterdam en wat is hierbij de rol van hoop?

Tijdens mijn veldwerk heb ik gekeken naar de wijze waarop de vluchtelingen zich staande proberen te houden ondanks de vele beperkingen en beproevingen die zij dagelijks ervaren. Mijn persoonlijke interesse ging voornamelijk uit naar de wijze waarop mensen omgaan met situaties van structureel geweld. Hoewel mijn informanten zeker kunnen worden gezien als slachtoffers wil ik laten zien dat zij veel meer zijn dan dat. Om dit te kunnen duiden heb ik me gericht op de notie hoop en de manier waarop hoop in het dagelijks leven vorm krijgt. Met behulp van het theoretisch raamwerk van Henrik Vigh en Jarett Zigon en aan de hand van illustraties uit mijn veldwerk zal ik aantonen dat hoop een cruciale rol speelt in het geval van een onzekere in instabiele situatie zoals die van de vluchtelingen van de Limoengroep. In de onderstaande paragraaf zal ik allereerst het theoretisch raamwerk uiteenzetten dat noodzakelijk is voor het inkaderen van de problematiek die in dit onderzoek aan bod komt. Dit is tevens een weergave van alle relevante concepten.

(9)

9

THEORETISCH RAAMWERK & CONCEPTEN Vluchtelingen

In deze scriptie zal ik doorgaans naar de personen uit mijn onderzoeksgroep refereren als ‗vluchtelingen‘. De algemene definitie van het woord vluchteling is afgeleid van de definitie die in het Verdrag van Genève is geformuleerd: Een vluchteling is een persoon die ´uit gegronde vrees voor vervolging wegens zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging, zich bevindt buiten het land waarvan hij de nationaliteit bezit, en die de bescherming van dat land niet kan of, uit hoofde van bovenbedoelde vrees, niet wil inroepen, of die, indien hij geen nationaliteit bezit en verblijft buiten het land waar hij vroeger zijn gewone verblijfplaats had, daarheen niet kan of, uit hoofde van bovenbedoelde vrees, niet wil terugkeren‘ (Verdrag van de Status van Vluchtelingen 1951). Volgens de United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) is iemand in Nederland pas een vluchteling wanneer deze met goed gevolg de asielprocedure heeft doorlopen en dus asiel heeft verkregen. Tot die tijd is deze persoon een asielzoeker, een persoon die om de formele erkenning van vluchteling heeft gevraagd maar deze tot dusver niet heeft gekregen. De term ongedocumenteerd persoon wordt eveneens gebruikt voor een iemand wiens asielaanvraag is afgewezen.

Ik heb ervoor gekozen om met de term vluchteling naar de onderzoeksgroep te refereren. De term vluchteling is problematisch aangezien deze een zeer brede, verschillende en complexe groep mensen representeert: ´The term refugee has analytical usefulness not as a label for a special, generalizable ‗kind‘ or ‗type‘ of person or situation, but only as a broad legal or descriptive rubric that includes within it a world of different socioeconomic statuses, personal histories, and psychological or spiritual situations (Malkki 1995: 496). Ik heb desalniettemin de term vluchteling verkozen boven andere termen vanwege onder andere het feit dat mijn informanten hier de voorkeur aan gaven. Ik werd hier op geattendeerd tijdens een gesprek met Jack:

‗I came to this country to get protection and to feel democracy. Refugee is somebody who is in need of protection, so as far as we are claiming these rights we have to call ourselves refugee, we have to take the terms if you see the terms you can see really it different that is why we are saying we are refugee‘.

Hoewel iedere term problematisch van aard is wanneer er wordt gerefereerd naar een extreem veelzijdige groep moet er vanuit praktische overwegingen een term worden gekozen. Het

(10)

10 overnemen van de bovenstaande emic claim leek mij in dit geval toepasselijk en dit weerspiegelt bovendien mijn activistische positie: als een persoon niet formeel wordt erkend als vluchteling door de staat betekent dit niet dat hij of zij daadwerkelijk geen vluchteling is.

Temporeel geweld

In de literatuur over ongedocumenteerde migratie en vluchtelingen bestaat er een onderscheid tussen onderzoek dat voornamelijk gericht is op overkoepelende structuren en macht zoals studies over ‗illegaliteit‘, migranten en governmentality (Fassin 2011, de Genova 2002) en studies die inzoomen op de individuen binnen deze structuren (Puggioni 2005, Pulvirenti & Mason 2012, Spitzer 2007). De bestaande literatuur is voor een groot deel gericht op de uitoefening van structureel geweld in de context van migratie (Fassin 2011, de Genova 2002, Massey et al. 2005, Menjívar & Abrego 2012, Rutledge & Roble 2010). Het begrip structureel geweld is gebaseerd op het idee van de socioloog John Galtung en is ondertussen een veelgebruikte term geworden binnen antropologie (Bourgois 2001, Farmer 2004, Scheper-Huhges 1992). De antropoloog Paul Farmer definieert structureel geweld als volgt: ‗Structural violence is violence exerted systematically—that is, indirectly—by everyone who belongs to a certain social order: hence the discomfort these ideas provoke in a moral economy still geared to pinning praise or blame on individual actors (Farmer 2004: 307). De notie structureel geweld is bruikbaar bij onderzoek dat gericht is op sociale mechanismes van onderdrukking. Structureel geweld verwijst over het algemeen naar de systematische onttrekking van fundamentele mensenrechten en basisvoorzieningen door de staat van een specifieke groep mensen die zich ondanks hun medeplichtigheid actief verzetten tegen dit geweld. Met de term temporeel geweld verwijs ik naar een vorm van structureel geweld. Het geweld wat wordt uitgeoefend op de vluchtelingen heeft betrekking op het being in time. Door middel van bureaucratisch opgelegde voorwaarden wordt het verleden van vluchtelingen op systematische wijze ontkend door legitieme instanties. Hierdoor worden zij geforceerd om te overleven in het nu. Met de term temporaliteit bedoel ik deze context ‗the state of existing within or having some relationship with time‘.6

Ik verwijs in dit geval naar de ontkenning van een specifiek soort verleden, het burgerrechtelijk verleden.

De positie als uitgeprocedeerde vluchteling staat over het algemeen in het teken van wachten. Wachten op een verblijfsvergunning, wachten op het daadwerkelijk mogen deelnemen aan het ‗normale leven‘ waarbij het recht op werken, studeren en een thuis

(11)

11 volledig is toegewezen. Een beloning voor het wachten is echter niet gegarandeerd, de vluchtelingen die wachten op een toekomst zouden evengoed kunnen worden teruggestuurd met lege handen. Een gevoel van onzekerheid en onvoorspelbaarheid is inherent aan het wachten van mijn informanten en kan worden gezien als uitoefening van temporeel geweld: het geforceerd leven in het nu waarbij het verleden is ontkend en de toekomst eveneens wordt ontkend.

Chronische Crisis & Social Navigation

Wanneer ik spreek over de situatie van de vluchtelingen van de Limoengroep doel ik voornamelijk op het onzekere bestaan van hen als gevolg van de grenzen van een bureaucratisch systeem dat in Nederland wordt gehanteerd. Om deze situatie te kunnen duiden heb ik gebruik gemaakt van de ontologische standpunten van Henrik Vigh. In het artikel Crisis and Chronicity: Anthropological Perspectives on Continuous Conflict and Decline (2008) richt hij zich op de wijze waarop antropologen onderzoek kunnen doen wanneer er in samenlevingen sprake is van langdurige crisis door onder andere structureel geweld. Hij pleit in dit geval voor een hernieuwde conceptualisering van de term crisis omdat de levens van de mensen in kwestie worden gekenmerkt door de continu aanwezige mogelijkheid van conflict. De term crisis verwijst in de traditionele zin van het woord naar een tijdelijke situatie. Voor veel mensen in de wereld is een crisis echter doorgaans onderdeel van de dagelijkse realiteit: het begrip betekent in dit geval een doorlopend proces waarbij het begin en het einde onduidelijk is. In dit geval moet er volgens Vigh worden uitgegaan van een crisis als context in plaats van een crisis in context:

‗Crisis is not rupture, it is fragmentation: a state of somatic, social or existential incoherence. It is ―discrimination‖ in the understanding of separation, as a situation in which a whole or a unity has been dismantled and particularised into its parts. What is important to realize is that though crisis is fragmentation, it is, in a social scientific perspective, not a short-term explosive situation but a much more durable and persistent circumstance (Vigh 2008: 9).

Een crisis is in dit geval niet van korte duur maar heeft een chronisch karakter. Volgens Vigh kan een crisis als context worden onderverdeelt in twee gerelateerde dimensies: een sociale en een persoonlijke crisis. De sociale crisis refereert naar de dynamiek van economische, politieke en sociale processen. De persoonlijke crisis is gerelateerd aan de individuele ervaring van deze processen die wordt gedefinieerd als een staat van zijn, gemarkeerd door de

(12)

12 dagelijkse ervaring van een extreme beperking van agency (ibid.: 13). Het is de laatstgenoemde dimensie waar ik naar refereer als ik spreek over een chronische crisis. De persoonlijke crisis kan worden gezien als de manifestatie van temporeel geweld, het geforceerd (over)leven in het heden. Hoewel het concept chronische crisis door Vigh wordt onderbouwd met voorbeelden uit Bissau in West-Afrika, stelt hij dat de notie toepasbaar is op verschillende contexten:

‗Though [chronic crisis] may seem excessive from the safety and prosperity of our world of privileged plenty, we need not move far, neither temporally nor spatially, before becoming aware that social, political and existential crisis play a very real role as a constant in the lives of many people around the world‘ (Vigh 2008: 7).

De theoretische uiteenzetting van de notie chronische crisis en het concept social navigation is uiterst bruikbaar voor de analyse van situaties die gemarkeerd worden door onzekerheid en instabiliteit. Volgens Vigh is een gevolg van het leven een situatie die wordt gemarkeerd door onzekerheid en onvoorspelbaarheid het continu moeten aanpassen aan wisselende omstandigheden. De term social navigation is een passende term om dit proces van aanpassen en het bewegen door het dagelijks leven te duiden. Dit begrip verwijst naar de manier waarop mensen handelen in tijden van moeilijke of onzekere omstandigheden en is tevens gericht op de manier waarop mensen bewegen met betrekking tot de toekomst. Het is een nuttig concept om te onderzoeken hoe mensen omgaan en handelen in een context van onzekerheid en instabiliteit en om te duiden ‗how [people]disentangle themselves from confining structures, plot their escape and move towards better positions‘ (Vigh 2009: 419).

Hoop

De notie hoop is in verschillende disciplines zoals filosofie en theologie een belangrijk object van studie. Er is tevens veel over hoop geschreven in de context van de gezondheidszorg (Brown et al. 2010, Eggerman & Panter-Brick 2010, Simpson 2004) en psychologie (Bernardo 2010, Du & King 2013, Valle et al. 2006). Het concept is echter niet beperkt tot deze disciplines maar is tevens een object van studie binnen antropologie (Crapanzano 2003, Hage 2003, Mar 2005, Miyazaki 2006, Narotzky & Besnier 2014, Pine 2014, Zigon 2009). Jarett Zigon beargumenteert in zijn artikel Hope Dies Last: Two aspects of hope in contemporary Moscow (2009) dat we moeten loskomen van de dichotomie binnen de term hoop als ofwel passief ofwel actief en stelt voor dat hoop beide aspecten bevat. Hoop is in zijn passieve vorm volgens Zigon een ‗existential stance of being-in-the-world. In this way hope

(13)

13 can be thought of as the temporal structure of the background attitude that allows one to keep going or persevere through one‘s life‘ (Zigon 2009: 257). Het actieve aspect van hoop formuleert hij als de temporele orientatie waar bewust en intentioneel naar wordt gehandeld: ‗those moments when social and moral life is reflectively and consciously called into question and posed as a problem‘ (ibid.: 257). Hij refereert hier naar als het proces van temporalization: het intentionele en creatieve gebruik van zowel het verleden als de toekomst wat intentionele en actie teweeg brengt. Temporaliteit is in dit geval inherent aan de notie van hoop:

‗Hope is not simply a looking-forward-to-the-better-future, but more importantly it is a referencing back to the founding event that makes a certain kind of life possible. But such hope as persevering does not imply that hope is essentially past-oriented. Rather, […] hope necessitates continuance. In this way temporality can be conceived of as the continuous recycling of past and future ecstasies in the constitution of multiple presences, rather than a linear flow out of a past into a future‘ (ibid.: 258).

Hoop kan in het geval van een instabiele context functioneren als een resource die kan worden ingezet voor volharding en voor de activiteiten die deze volharding in stand houdt:

‗Hope cannot be simply rendered as either passive or active but instead must be understood as a complex temporal concept that shifts from context to context and, in fact, within a particular context. Hope, then, is a resource that can be called upon not only for perseverance, but also for the activity needed to maintain this perseverance‘ (ibid.: 262).

Hoop bevat zowel een actief als een passief aspect, het is zowel een practice als een overtuiging. De activiteiten voor het creëren van hoop kunnen verschillende vormen aannemen die ik hope-making practices noemen. Hoop als overtuiging heeft echter begrenzingen en krijgt in de context van een instabiele situatie tevens een ´gevaarlijk´ karakter omdat het kan omslaan in hopeloosheid. In momenten van hopeloosheid is actieve resistance van temporeel geweld door middel van hope-making practices niet altijd mogelijk. Op deze momenten kunnen basale dagelijkse activiteiten een mogelijkheid vormen om tijdelijk te ontsnappen aan temporeel geweld, ook wel het passieve aspect van hoop. Het houden van hoop vormt op deze manier een noodzakelijke overlevingsstrategie dat zowel

(14)

14 actieve resistance tegen temporeel geweld kan betekenen als een mechanisme voor coping met temporeel geweld.

Opbouw

In hoofdstuk 1 geef ik een overzicht van de methodologische uitgangspunten die relevant zijn voor mijn onderzoek. Ik zal hier zowel de methodologische verantwoording inzichtelijk maken als de ethische verantwoording die relevant was voor dit onderzoek bespreken. Hoofdstuk 2 is gericht op de oorsprong van temporeel geweld waarbij een weergave van de sociaal-politieke processen van cruciaal belang is voor het begrijpen van dit geweld. Ik zal antwoord geven op de vraag hoe temporeel geweld zich manifesteert in de context van vluchtelingen in Nederland. In hoofdstuk 3 zal ik inzoomen op de manifestatie van temporeel geweld waarbij de volgende vraag centraal staat: Wat is het gevolg van temporeel geweld voor de situatie van de vluchtelingen van de Limoengroep? Met behulp van de theoretische inzichten van Henrik Vigh zal ik aantonen dat er in het geval van de vluchtelingen van de Limoengroep sprake is van een chronische crisis. Dit kan worden gezien als het gevolg van het temporele geweld dat zich manifesteert in het heden. In hoofdstuk 4 zal ik tot slot ingaan op de manier waarop de vluchtelingen in het dagelijks leven navigeren ondanks deze situatie van chronische crisis. Aan de hand van het theoretisch raamwerk van Jarett Zigon zal ik de notie hoop deconstrueren en laten zien dat hoop moet worden gezien als een complex temporeel concept. In dit laatste hoofdstuk zal ik me richten op de rol van hoop voor de vluchtelingen van de Limoengroep in de context van temporeel geweld.

Tijdens het bestuderen van bestaande literatuur omtrent vluchtelingen in de context van geweld heb ik ondervonden dat het idee van temporeel geweld tot dusver nog niet bestaat. De focus op temporaliteit is een manier om inzicht te verkrijgen in de leefwereld van informanten en een mogelijkheid licht te werpen op processen van sociale dynamiek. Het verleden, het heden en de toekomst zijn drie dimensies die aan elkaar verbonden zijn en invloed hebben op de wijze waarop de manier waarop mensen het dagelijks leven ervaren. De term temporeel geweld is volledig nieuw en om is deze reden van belang voor antropologische theorievorming.

(15)

15

H

oofdstuk 1 Methodologie

In dit hoofdstuk volgt een uiteenzetting van de methodologische uitgangspunten van het onderzoek. Het hoofdstuk is verdeeld in twee secties, de methodologische verantwoording en de ethische verantwoording. Allereerst zal ik een aantal belangrijke aspecten toelichten die van belang zijn geweest voor het verloop van dit onderzoek waaronder de onderzoekspopulatie en het veld. Vervolgens zal ik ingaan op de wijze waarop ik toegang heb verkregen tot het veld en de manier waarop dit mijn rol als onderzoekster heeft beïnvloed. Hierna volgen de beschrijving en de verantwoording van de toegepaste methoden binnen het onderzoek. Tot slot zal ik reflecteren op ethische overwegingen en de verschillende obstakels die ik ben tegengekomen in het onderzoek en de wijze waarop deze het onderzoek hebben beïnvloed.

1.1 METHODOLOGISCHE VERANTWOORDING Onderzoekspopulatie & Veld

De data die ik in deze scriptie zal presenteren is verzameld tijdens mijn veldwerk in Amsterdam in de periode van eind mei 2015 tot eind augustus 2015. De specifieke setting waar ik veldwerk heb verricht is de toenmalige opvang in het centrum van Amsterdam waar de vluchtelingen van de Limoengroep verbleven. De data die in deze scriptie is gebruikt, waaronder interviews, field notes en observaties, is hoofdzakelijk op deze plaats verzameld. Ik heb daarnaast andere plaatsen bezocht waar mijn informanten aanwezig waren zoals de Ethiopische/Eritrese kerk in Amstelveen en verschillende parken in Amsterdam. Tijdens het veldwerk woonde ik op mijn huidige adres in Amsterdam West, op ongeveer een half uur fietsen van het veld.

De onderzoekspopulatie bestond uit een groep van achtentwintig mensen waaronder tien vrouwen en achttien mannen allen afkomstig uit Ethiopië of Eritrea. De meerderheid was tussen de twintig en de vijftig jaar oud. Iedereen uit de groep sprak Amhaars en/of Tigrinya, beide Semitische talen gesproken in Ethiopië en Eritrea. Een groot deel van de mannen sprak Engels, een aantal van hen spraken daarnaast ook Nederlands. De meeste vrouwen spraken zowel geen Engels als Nederlands. Hoewel ik aanvankelijk twijfelde om een tolk in te schakelen heb ik hier van afgezien vanwege de gevoelige onderwerpen die aan bod kwamen

(16)

16 tijdens interviews. Naarmate ik een duidelijker beeld kreeg van de onderlinge verhoudingen tussen personen van de groep begreep ik dat de meeste vrouwen slechts één persoon vertrouwde als vertaler. Gezien de persoonlijke situatie van deze persoon heb ik besloten om me voornamelijk te richten op de mannelijke leden van de groep. De enige vrouw die redelijk goed Engels sprak kampte tijdens het onderzoek met veel lichamelijke en geestelijke klachten. Ik heb haar desondanks gevraagd voor een interview maar dit heeft zij geweigerd. Ik heb van te voren geïnformeerd naar de mogelijkheid van het interviewen van vrouwen en ik was me bewust van de beperkte mogelijkheden. Hoewel interviewen als onderzoeksmethode met vrouwen problematisch was heb ik wel activiteiten met hen ondernomen zoals bezoekjes aan de kerk en het koken van maaltijden.

Al mijn interviews zijn afgenomen in het Engels. Vanwege de aanwezige taalbarrières zijn mijn informanten hoofdzakelijk mannen geweest. De opvang waar zij op dat moment verbleven was een semi openbare ruimte, de voordeur werd in de gaten gehouden door de mensen van de Limoengroep maar de ruimte was in principe toegankelijk voor mensen van buitenaf. Naast de openbare ruimtes had iedere vluchteling een (gedeelde of privé) slaapkamer. De vluchtelingen waren gesteld op hun privacy dus deze plekken waren in principe niet toegankelijk. In de ‗common room‘ waar onder andere de mogelijkheid was om te koken waren nagenoeg altijd mensen te vinden.

Acces

Om mijn toegang te verzekeren heb ik een paar weken voor aanvang van het onderzoek het veld bezocht. Ik heb toen Felix ontmoet, een drieëndertig jarige man uit Eritrea die uiteindelijk een van mijn key informants zou worden. Voordat het veldwerk begon had ik besloten om hem te interviewen voor een opdracht voor het vak Designing Fieldwork. Ik koos ervoor om een vluchteling van de Limoengroep te interviewen om na te gaan in hoeverre dit een reële onderzoeksmethode was en om bewust te worden van eventuele obstakels in het veld. Sinds dit eerste interview heb ik Felix regelmatig opgezocht, hij heeft mij voorgesteld aan veel vluchtelingen van de Limoengroep en hij is tevens degene met wie ik als eerste activiteiten ondernam zoals het wekelijkse bezoek aan de kerk. De andere persoon die als key informant functioneerde tijdens mijn veldwerk is Jack, een tweeëndertig jarige man uit Ethiopië en tevens de informele coördinator van de Limoengroep. Aan het begin van mijn onderzoek werd mij verteld dat Jack degene is die in eerste instantie beslist over eventuele onderzoeken/interviews over en met de groep. Ik heb toen zo snel mogelijk een afspraak met hem gemaakt, mijn toegang hing op dit moment immers van zijn goedkeuring af. Tijdens het

(17)

17 kennismaking gesprek met Jack heb ik het onderwerp en de tijdsduur van het onderzoek toegelicht. Diezelfde dag heeft hij me laten weten dat de groep akkoord ging met het onderzoek. Zijn toestemming en dat van de groep is uiteindelijk van cruciaal belang geweest. Voornamelijk dankzij het contact met Jack en Felix is het snowball sampling (O‘Reilly 2005: 44) een succesvolle strategie gebleken voor het creëren van een onderzoeksgroep.

Het verkrijgen van toegang had gevolgen voor mijn rol als onderzoekster. Omdat het onderzoek zich afspeelde in een semi openbare ruimte moest mijn aanwezigheid worden verklaard. Ik heb me voorgenomen om duidelijk te zijn over mijn identiteit als onderzoekster, dit was tevens gebaseerd op ethische overwegingen. Daarnaast was het voor de strekking van mijn onderzoek van groot belang om deel te kunnen nemen aan dagelijkse activiteiten en interacties. Mijn rol in het veld kan vanwege de mate van mijn participatie en de transparantie van mijn identiteit worden gezien als die van participant-as-observer (Bryman 2008: 410).

Naarmate mijn veldwerk vorderde kwam ik erachter dat de buddy‘s van vluchtelingen eveneens van grote waarde waren. Het buddy programma was opgezet door vrijwilligers en was bedoelt als hulpmiddel voor het ondersteunen van vluchtelingen in hun asielprocedure door middel van het koppelen van vluchtelingen aan Nederlandse vrijwilligers. In de praktijk betekende dit onder andere het vergezellen van een persoon naar instanties, het bijstaan van een persoon tijdens medische procedures, het begeleiden van iemand door het bureaucratische systeem en bovenal het bieden van morele steun. De reden waarom ik buddy‘s heb betrokken bij mijn onderzoek is omdat zij de vluchtelingen vaak langer en beter kenden dan ik dus dit bleek een mooie alternatieve weg voor het verzamelen van data. Ook de overige vrijwilligers waaronder de Engelse en de Nederlandse docenten droegen bij aan de beeldvorming over de vluchtelingen aangezien zij ook langere tijd waren betrokken bij de Limoengroep. De buddy‘s waren allen van Nederlandse afkomst en woonden in de buurt van de opvang. In totaal waren er ongeveer 15 buddy‘s ten tijde van het onderzoek.

Omdat ik vanwege persoonlijke redenen mijn veldwerk wilde combineren met een vorm van vrijwilligerswerk besloot ik tevens deel te nemen aan het buddy programma. Tijdens het veldwerk was ik buddy van Sophie, een meisje van tweeëntwintig afkomstig uit Eritrea. Ik was en ben nauw betrokken bij haar asielprocedure wat mij ontzettend veel heeft geleerd over de algemene situatie waar vluchtelingen zich in bevinden. Daarnaast bleek het zeer voordelig voor mijn ´integratie´ in het veld als onderzoeker. Gedurende de drie maanden van het onderzoek waren er enkele andere studenten aanwezig voor bijvoorbeeld het afnemen

(18)

18 van interviews. Zij bleven echter nooit langer dan een dag. Ik was daarentegen gemiddeld vijf dagen in de week aanwezig in de opvang. Omdat ik tevens buddy was had ik een legitieme reden om het veld vaak te bezoeken. Mijn bijzondere positie als zowel onderzoekster als buddy rechtvaardigde op deze manier mijn sterke aanwezigheid in het veld wat positief uitpakte voor het verloop van het onderzoek. Mijn betrokkenheid is echter wel van invloed geweest op de mate van objectiviteit binnen het onderzoek, ik zal hier later dieper op ingaan.

Methoden

Etnografisch onderzoek bestaat uit verschillende aspecten waaronder het onderdompelen van de onderzoeker in een sociale setting gedurende een langere periode, het luisteren naar en deelnemen aan conversaties, het regelmatig observeren van de gedragingen van leden van de gekozen setting om zo het inzicht van een cultuur te ontwikkelen, het verzamelen van documenten over de onderzoeksgroep en het afnemen van interviews met informanten die ingaan op kwesties die niet direct kunnen worden waargenomen (Bryman 2008: 402). De bovenstaande aspecten hebben in mijn onderzoek gediend als methodologische richtlijnen.

Ondanks de focus van mijn onderzoek op de notie hoop heb ik voor zover dit mogelijk was geprobeerd een tunnel visie in het veld te vermijden. Een inductieve onderzoeksstrategie leek om deze reden toepasselijk. De inductieve aanpak heeft onder meer gezorgd voor de erkenning van het belang van temporaliteit in mijn onderzoek, een notie die voor aanvang van het onderzoek geen centrale plaats had. Temporaliteit was daarnaast van groot belang voor het verloop van het onderzoek. Ik ben me er van bewust dat de periode waarin mijn veldwerk heeft plaatsgevonden van grote invloed is geweest op het onderzoek. De vluchtelingen van de Limoengroep zaten tijdens mijn veldwerk meer dan een half jaar in dezelfde opvang, veel van hen waren hier tot op zekere hoogte tot rust gekomen en de meesten van hen hadden om deze reden ook meer ruimte voor het participeren in mijn onderzoek. Enkele maanden na mijn onderzoek moesten mijn informanten de opvang verlaten en waren zij in verschillende opvangen verspreid over de stad Amsterdam. Het was in deze periode niet alleen lastig om met hen te communiceren en hen te ‗lokaliseren‘, de verhuizing bracht tevens veel verdriet, stress en onzekerheid met zich mee waardoor het doen van onderzoek op dat moment vrijwel onmogelijk (en naar mijn idee onwenselijk) was. Als mijn veldwerk op een ander moment in de tijd had plaatsgevonden zou mijn onderzoek er zonder twijfel anders hebben uitgezien.

Voor het vergroten van zowel de interne als externe validiteit heb ik gekozen voor het gebruik van meerdere verschillende onderzoeksmethoden, het proces waar naar wordt verwezen als triangulatie (ibid.: 379). Door de combinatie van onder andere interviews en

(19)

19 participerende observatie heb ik een veelzijdiger beeld te kunnen schetsen van de dagelijkse realiteit van mijn informanten dan wanneer ik gebruik had gemaakt van slechts één onderzoeksmethode. Als terrein van kennisproductie zijn narratieven van groot belang voor het onderzoeken van de betekenis die informanten toekennen aan ervaringen (Eastmond 2007: 260). Het afnemen van interviews was om deze reden een geschikte methode voor de strekking van dit onderzoek. Ik heb in het bijzonder gekozen voor semi-structured interviews omdat ik me bewust was van de onderwerpen die ik wilde bespreken maar ik daarnaast ook ruimte wilde overlaten voor het verkennen van nieuwe en onvoorziene informatie (Bryman 2008: 120). Deze keuze bleek tijdens het veldwerk niet geheel onproblematisch te zijn. Het lukte me niet om per week 3 personen te interviewen, iets wat ik aanvankelijk wel van plan was. In eerste instantie hield ik mezelf voor dat dit lag aan het feit dat ik nieuw in het veld was en nog niet genoeg rapport had opgebouwd met mijn informanten. Toen er enige tijd was verstreken en ik uiteraard nog steeds vrij nieuw in het veld was, had ik wel het idee dat meer mensen me vertrouwden maar zij toch liever niet wilde deelnemen aan interviews. De personen die wel akkoord gingen wilden vaak niet dat het interview zou worden opgenomen. Ook had ik bij een aantal informanten het gevoel alsof er zeer politiek correct werd geantwoord. Een van de buddy‘s wees mij op een gegeven moment op nog een mogelijke reden voor het afwijzen van interviews door de vluchtelingen:

‗Als jij de taal spreekt van procedures en regels maar ook gewoon door gaat vragen over dingen die in het dagelijks leven niet gebeuren kan dat op die manier ook wel eens wat achterdocht oproepen van ―hee dat ik heb eerder gehoord‖ en dat is niet goed afgelopen‘.

Vanaf dat moment besloot ik om de vluchtelingen niet meer te vragen voor interviews en me hoofdzakelijk te richten op informele gesprekken waarin ik vragen uit mijn interview guide verwerkte. Deze strategie in combinatie met deep hanging out bleek succesvol te werken. Wat hier echter problematisch aan was, was het feit dat ik niets kon opnemen en ik vaak moest weglopen om notities te maken uit angst dat ik zou vergeten wat er werd gezegd. Dit was in principe geen groot probleem al bleek het soms lastig om weg te lopen uit een interessant gesprek gezien het vaak voorkwam dat mijn informanten in de tussentijd iets anders waren gaan doen. In sommige gevallen verliep het gesprek wat stroever bij terugkomst.

Door middel van de interview methode heb ik in een inkijkje kunnen krijgen in de wijze waarop mijn informanten het dagelijks leven ervaren. Over het algemeen ben ik blij met het verloop van het onderzoek en heb ik het gevoel dat ik interessante data heb verzameld in

(20)

20 de loop van de maanden. In totaal heb ik veertien semi-structured interviews afgenomen en negen open interviews. In plaats van het benaderen van de ervaringen van vluchtelingen op een ééndimensionale wijze heb ik daarnaast gekozen voor de methode participerende observatie. Op deze manier werd het mogelijk om te zien hoe bepaalde uitlatingen en ideeën zich verhouden tot de gedragingen in de praktijk. Participerende observatie is zeer nuttig voor het bestuderen van deze gedragingen. Mensen kunnen immers van alles zeggen over wat ze doen in de praktijk maar in hoeverre komt dit overeen met wat ze daadwerkelijk doen? In het kader van mijn onderzoek en de focus op het dagelijks leven van mijn informanten is participerende observatie als onderzoeksmethode zeer waardevol gebleken. Ik heb deelgenomen aan verschillende activiteiten zoals koken, sporten, taallessen en het bezoeken van de kerk om zo een zo goed mogelijk geïnformeerd beeld te kunnen schetsen van de dagelijkse realiteit van mijn informanten.

1.2 ETHISCHE VERANTWOORDING

Informed Consent

Voor aanvang van het onderzoek was ik me bewust van het feit dat de onderzoeksgroep kan worden gezien als een kwetsbare groep in de Nederlandse samenleving onder andere vanwege het gebrek aan (het recht op) bepaalde basisvoorzieningen. Onder andere om deze reden heb ik gestreefd om zo nauw mogelijk de richtlijnen van informed consent te volgen (Bryman 2008: 121). Alle informanten waren op de hoogte van mijn positie als onderzoekster en het onderwerp van het onderzoek. Mijn exacte onderzoeksonderwerp was echter niet te allen tijde van het veldwerk bekend gezien ik inductief te werk ben gegaan. Voor aanvang van ieder interview heb ik mijn informanten gevraagd over de mogelijkheid tot het opnemen van het interview. Ook heb ik duidelijk gemaakt dat het interview op ieder gewenst moment kon worden afgebroken indien nodig. Ik ben daarnaast tot op heden nog in contact met de meeste van mijn informanten en informeer hen van tijd tot tijd over de vooruitgang van mijn scriptie. Alle persoonsnamen van zowel vluchtelingen als supporters die aan bod komen in deze scriptie zijn vanwege ethische overwegingen pseudoniemen. De naam ‗Limoengroep‘ waarmee wordt gerefereerd naar de onderzoeksgroep is eveneens een pseudoniem. De hoofdzakelijke redenen hiervoor zijn het respecteren van de privacy en de bescherming van de veiligheid van mijn informanten.

(21)

21

Obstakels

Op verzoek van mijn supervisor had ik destijds een email gestuurd naar het Ethisch Bestuur van de UvA met daarin informatie over mijn veldwerk/master onderzoek. Enkele weken later ontving ik de volgende reactie: ‗The board realizes that this research has probably already started, but does want to express its worries about the safety of the student. A group of Anthropology students has conducted research among the Limoengroep a short while ago, which went wrong (intimidated by the group). Precisely because of the troubled experiences it is a difficult group to conduct your fieldwork. The student should be very clear that she has nothing to offer to them, can make no promises in order not to create expectations. The board would also like to urge to be very strict in anonymising the members of the group and the group itself‘ (Secretary AISSR Ethical Advisory Board, Persoonlijke communicatie, 16-06-2015). Hoewel ik in eerste instantie was geschrokken van deze reactie kon ik me tevens het potentiële gevaar moeilijk voorstellen. Ik deed ondertussen al een tijdje onderzoek bij de Limoengroep en ik vond het idee van een dergelijk incident niet waarschijnlijk, ik voelde me immers op mijn gemak bij de groep. Met behulp van mijn supervisor heb ik vervolgens contact opgenomen met de toenmalige supervisor van het groepje studenten. Hij lichtte de essentie van het voorval toe maar was eveneens van mening dat er niet per definitie sprake was van een ‗gevaarlijke‘ situatie. Ik heb tevens de studente in kwestie gesproken die het voorval in haar eigen woorden vertelde. Op basis van de bovenstaande gesprekken heb ik besloten het onderzoek voor te zetten. Ik heb echter wel een aantal voorzorgsmaatregelen genomen zoals het voornemen om me niet af te zonderen met een informant.

Een ander probleem gerelateerd aan het voorgaande probleem was het feit dat er al eerder studenten onderzoek hadden gedaan bij deze groep en zij dit naar mijn mening niet op een ethisch verantwoorde wijze hebben gedaan. Zo vertelde Frank, een tweeëntwintig jarige Ethiopische man, dat hij over het algemeen slechte ervaringen met studenten had gehad. Er waren volgens hem veel studenten geweest die onderzoek bij de vluchtelingen van de Limoengroep deden waarna ze verdwenen en nooit meer contact opnamen. Ik ben in de veronderstelling dat een aantal vluchtelingen mede hierdoor huiverig waren om te worden geïnterviewd. Uiteraard is niet alle desinteresse voor participatie hier aan te wijten, een aantal van hen kon niet participeren vanwege lichamelijke en/of emotionele problemen en sommige vluchtelingen wilden simpelweg niet deelnemen aan het onderzoek.

(22)

22 Hoewel ik me tijdens het onderzoek richtte op het thema hoop en dit zeker ben tegengekomen zal ik niet ontkennen dat ik ook veel hopeloosheid heb gezien. Van interviews met zwaar depressieve informanten tot algemene naargeestigheid, het veldwerk viel me af en toe behoorlijk zwaar. Op een warme zomeravond had ik een heftig interview gehad met een man die een tragisch verleden had en me over zijn suïcidale gedachten had verteld. Na het interview fietste ik naar het park waar wat vrienden gezellig biertjes dronken en genoten van de mooie avond. Op dat moment begreep ik waarom ook de antropologen die in het thuisland zouden blijven werden gewaarschuwd voor eenzaamheid.

Aan de ene kant raakte ik na verloop van tijd enigszins gewend aan de ellende die ik in de opvang tegenkwam, hoe afschuwelijk dat ook klinkt. Aan de andere kant leerde ik mijn informanten steeds beter kennen en raakte ik daardoor ook steeds meer betrokken. Door af en toe letterlijk afstand te nemen kon ik hier mee omgaan. Wat me voornamelijk frustreerde was het onrecht waar mijn informanten mee te maken kregen, dit is tevens de reden dat ik dit onderzoek heb gedaan. Ondanks de ellende en hopeloosheid heb ik veel positieve en hoopvolle mensen leren kennen. De situatie waarin de vluchtelingen zich in bevonden en de momenten van hopeloosheid vormden een belangrijk onderdeel van mijn onderzoek en wilde ik dan ook een centrale plek geven in mijn scriptie.

(23)

23

H

oofdstuk 2 Ontkenning van het Verleden 2.1 Inleiding

Een vreemdelingenrecht advocaat stelde tijdens een interview over de opvang van vluchtelingen op 26 november 2015 het volgende:

‗En als [vluchtelingen] naar de mening van ambtenaren niet geloofwaardige verklaringen afleggen mogen ze uit de opvang worden gezet. Wat zijn geloofwaardige verklaringen? Het is nu gelegitimeerd om mensen basisbehoeften te onthouden. Gemeenten mogen ze wel opvangen, maar hoeven dat niet te doen. Mensen worden afhankelijk van de liefdadigheid van anderen. Nu zijn het vluchtelingen, morgen zijn het bijstandstrekkers die niet geloofwaardig zijn en aan wie basisbehoeften worden onthouden‘.7

De vraag in hoeverre een verklaring geloofwaardig kan worden geacht is tevens relevant in het kader van de asielprocedure. Vluchtelingen moeten in dit proces een consistent verhaal vertellen over hun verleden dat ondersteund moet worden met legitieme documenten. Maar wanneer wordt een verhaal geloofwaardig bevonden en wie bepaalt de criteria van geloofwaardigheid? Als een verklaring over het verleden van een vluchteling ongeloofwaardig wordt geacht heeft dit extreme gevolgen voor de toekomst van de persoon in kwestie. Ik zal laten zien dat in dat geval zowel het burgerrechtelijke verleden van een vluchteling als de toekomst wordt ontkend waardoor diegene wordt geforceerd om te (over)leven in het heden, het fenomeen dat ik temporeel geweld noem.

In dit hoofdstuk zal ik nader ingaan op de manifestatie van temporeel geweld in het geval van vluchtelingen in Nederland. Hoewel mijn onderzoek hoofdzakelijk is gericht op de invloed van geweld op het dagelijks leven van vluchtelingen is een weergave van de sociaal-politieke processen van cruciaal belang voor het begrijpen van dit geweld. Ik zal allereerst de theoretische notie geweld toelichten. Vervolgens geef ik een overzicht van de hedendaagse asielprocedure die vluchtelingen in Nederland moeten doorlopen. Ik zal aantonen dat bij dit proces het leesbaar maken van het verleden van vluchtelingen centraal staat. Een narratief van een vluchteling over zijn of haar verleden moet aan bepaalde voorwaarden voldoen om als

7

(24)

24 overtuigend bewijs te kunnen dienen. De kans dat er niet aan deze voorwaarden kan worden voldaan is groot wat als gevolg heeft dat het verleden van de persoon in kwestie wordt ontkend. Ik zal tot slot beargumenteren dat dit proces kan worden gezien als de uitoefening van temporeel geweld, een vorm van structureel geweld.

2.2 Antropologie & Geweld: Structureel - Symbolisch

De werking van politieke, sociale en economische processen met betrekking tot geweld op een specifieke groep mensen binnen een samenleving is geen onbekend terrein binnen antropologie (Bourgois 2010, Farmer 2004, Scheper-Hughes 1992). Structureel geweld als specifieke vorm van geweld wordt in deze context geduid als een notie die verwijst naar de wijze waarop instituties en organisaties binnen een samenleving op systematische wijze fundamentele mensenrechten en basisvoorzieningen onttrekken aan de inwoners van deze samenleving. Binnen antropologische studies gericht op ongedocumenteerde migratie is er tevens veel geschreven over structureel geweld. Voorbeelden van kritisch onderzoek in dit kader zijn onder andere de sociale constructie van migranten en ‗illegaliteit‘/‗legaliteit‘ (de Genova 2002) en de vernieuwde rol van de natie staat met de bijbehorende technologieën zoals bewakingssystemen en regimes van uitsluiting (Fassin 2011).

Structureel geweld als gevolg van immigratiewetten en de invloed op de levens van ongedocumenteerde immigranten is tevens een veelbesproken onderwerp (Massey et al 2005, Menjívar & Abrego 2012, Rutledge & Roble 2010). De sociologen Cecilia Menjívar en Leisy Abrego (2012) stellen dat het effect van de immigratiewetten op personen nadelig werkt voor de assimilatie van immigranten. Dit proces noemen zij legal violence, een term die refereert naar de invloed van wetten als potentieel schadelijk voor mensenrechten. Dit gebeurd volgens hen vanwege de koppeling van immigratiewetten met het strafrecht:

‗Under certain circumstances, policy makers and political leaders enact laws that are violent in their effects and broader consequences. Although their effect may be considered a form of both structural and symbolic violence, we refer to it as legal violence because it is embedded in legal practices, sanctioned, actively implemented through formal procedures, and legitimated—and consequently seen as ―normal‖ and natural because it ―is the law‖‘ (Menjívar & Abrego 2012: 1387).

Legal violence bestaat dus uit zowel elementen van structureel geweld als symbolisch geweld. Symbolisch geweld, naar het gedachtengoed van de socioloog Pierre Bourdieu, is een vorm van indirect geweld dat grotendeels wordt uitgevoerd door culturele mechanismen van de

(25)

25 staat. Dit geweld wordt uitgeoefend op een agent met zijn of haar medeplichtigheid (Ritzer 2011: 533).

In het geval van de uitvoering van het asielbeleid in Nederland is er tevens sprake van elementen van legal violence en dus tevens van elementen van symbolisch geweld. De asielprocedure bevat een aspect van normalisering: het is ‗normaal‘ in de zin van een gestandaardiseerd proces dat uitgevoerd door overheidsinstanties en als normaal wordt ervaren. De agents die onderworpen zijn aan de effecten van de asielprocedure zijn zich echter wel bewust van het potentiële onrecht binnen deze procedure. Dit is tevens een eigenschap van symbolisch geweld:

‗Individuals who endure these power inequalities, however, are fully aware of the effects, but the conditions are so overwhelming and structures so omnipotent that there is little room for questioning this natural order of things […] individuals come to understand their marginalized positions as natural and can then become contributors to their own plight but also actors in trying to change those conditions‘ (Menjívar & Abrego 2012: 1386).

Dit laatstgenoemde gevolg is van toepassing bij mijn informanten die zich in de vorm van activisme uitlaten over de staat als hoofdzakelijk verantwoordelijk voor hun gemarginaliseerde positie in de maatschappij. Ondanks het feit dat er openlijk wordt gedemonstreerd tegen het huidige asielbeleid door zowel vluchtelingen als supporters wordt deze vorm van geweld gelegitimeerd omdat de instanties die de wetten mogelijk maken, zoals de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) en het Ministerie van Veiligheid en Justitie, publiekelijk geaccepteerd zijn. Om deze reden is er tevens geen sprake van een duidelijk identificeerbare ‗dader‘ bij deze vorm van geweld. Ofschoon er zeker sprake is van elementen van symbolisch geweld bij temporeel geweld zal ik voornamelijk inzoomen op de aspecten van structureel geweld.

In het geval van mijn informanten is er sprake van een specifieke vorm van structureel geweld namelijk geweld dat temporeel van aard is. Het temporele element verwijst in dit geval naar het geforceerd moeten leven in het heden door de ontkenning van zowel het verleden als van de toekomst. Met temporaliteit bedoel ik in dit geval het being in time (de Vries 2011). De antropologen Susan Narotzky en Niko Besnier (2014) stellen dat:

(26)

26 ‗the capacity to access different kinds of valuable assets is intimately related to temporality, particularly when the relationship between the present and the future is rife with uncertainty […] past, present and future are related to one another in multiple ways (ibid.: S13).

Temporaliteit is in het geval van mijn onderzoek een belangrijk aspect om toe te lichten omdat de wijze waarop het verleden, het heden en de toekomst elkaar beïnvloeden van cruciaal belang is om de ervaring van geweld te kunnen begrijpen.

Het structurele geweld als temporeel van aard is in het geval van mijn informanten geconcretiseerd in de asielprocedure waarbij verschillende voorwaarden worden gesteld aan een ‗bewijsbare‘ geschiedenis. Wanneer er niet aan deze voorwaarden kan worden voldaan resulteert dit in de ontkenning van het verleden. Ik verwijs in dit geval niet naar het verleden van vluchtelingen als geheel maar naar een specifiek aspect van hun verleden, hun burgerrechtelijke verleden. Hoe dit proces precies in zijn werk gaat zal ik in de onderstaande paragraaf uiteenzetten. Ik zal allereerst de verschillende stappen binnen de asielprocedure weergeven.

2.3 De Asielprocedure

Om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning op grond van asiel moet er aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Een persoon kan in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning wanneer er sprake is van ‗gegronde redenen om in het land van herkomst te vrezen voor vervolging op grond van ras, godsdienst, nationaliteit, politieke overtuiging of wanneer iemand behoort tot een bepaalde sociale groep‘.8

Ook in het geval van gegronde redenen voor het vrezen van een onmenselijke behandeling in het land van herkomst of wanneer iemand een gezinslid is van een persoon die in het bezit is van een verblijfsvergunning asiel en gelijktijdig met deze persoon naar Nederland is gekomen, is het mogelijk asiel aan te vragen.

De procedure voor het aanvragen van asiel voor volwassenen bestaat uit zes stappen. Allereerst moet een vluchteling worden geregistreerd, dit gebeurd bij de vreemdelingenpolitie bij een van de asielzoekerscentra in Nederland.9 Na het aanmeldingsproces begint de rust- en voorbereidingstermijn van ongeveer acht dagen waarbij de vluchteling zowel informatie over de asielprocedure ontvangt als juridische/medische begeleiding. In deze periode verblijft de

8https://kdw.ind.nl/Dialog.aspx?knowledge_id=%2fdialoogvreemdeling%3finit%3dtrue%26prefill%3dtrue%26k

nowledge_id%3d%252fdialoogvreemdelinginit%253dtrue%252c%25252fdialoogvreemdelinginit%25253dtrue %26WensKlant%3dIkWilAsielAanvragen%26jse%3d1 (17-09-2015)

(27)

27 vluchteling in een opvanglocatie in nabijheid van een kantoor van de IND. Hierna volgt het eerste gehoor, de procedure waarbij de vluchteling in gesprek met de IND uitvoerig verslag moet doen over zijn of haar identiteit, nationaliteit en de afgelegde reisroute (IND, 20 oktober 2015). Het daaropvolgende nader gehoor gaat in op de redenen van vertrek van het land van herkomst. Op basis van deze twee procedures wordt vervolgens beoordeelt of de asielaanvraag binnen acht dagen kan worden behandelt of dat er een nader onderzoek nodig is waarbij de asielprocedure stil wordt gelegd en er na een periode van 6 maanden opnieuw naar wordt gekeken. De laatste stap in de asielprocedure is het beslissen of de vluchteling daadwerkelijk recht heeft op bescherming. Deze beslissing wordt gemaakt op basis van de Nederlandse Vreemdelingenwet, het internationale Vluchtelingenverdrag en het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM). Wanneer het recht op asiel wordt toegekend door de IND aan een vluchteling krijgt deze een verblijfsvergunning van gemiddeld 5 jaar. Wanneer na deze periode dezelfde voorwaarden van toepassing zijn wordt er een verblijfsvergunning van onbepaalde tijd toegekend. Tijdens de asielprocedure en tot het moment van ontvangst van de verblijfsvergunning is het voor vluchtelingen niet mogelijk om te werken, studeren of een huis te huren/kopen.

De bovenstaande omschrijving van het verloop van de asielprocedure bevat in de praktijk vele problematische aspecten. Een vluchteling moet ten tijde van het eerste gehoor zijn of haar identiteit en nationaliteit aantonen wat in eerste instantie moet worden gedaan aan de hand van identiteitsdocumenten.10 Dit is vaak problematisch gezien een vluchteling de benodigde documenten zoals een paspoort of een geboorte akte vaak niet in zijn of haar bezit heeft. Het komt veel voor dat deze documenten zijn vernietigd, niet zijn meegenomen of überhaupt nooit zijn verkregen in het land van herkomst.11 Wanneer een vluchteling wel in het bezit is van een identiteitsbewijs moet deze authentiek en legitiem zijn bevonden door het Ministerie van Buitenlandse zaken.12 In de praktijk blijkt dit een moeizaam en kostbaar proces te zijn met een kleine kans van slagen. Het komt tevens voor dat vluchtelingen een geschiedenis van migratie hebben waardoor er niet één land wordt gezien als geboorteland. Dit was het geval bij de meerderheid van mijn informanten waaronder Felix, een drieëndertig jarige man uit Eritrea. Hoewel hij een goedgehumeurd en rustig karakter had, werd hij vaak kwaad wanneer we een gesprek hadden over de asielprocedure. Felix had in zijn leven veel

10http://wijzijnhier.org/over-het-asielgat/les-in-asielpraktijk/ (13-10-2015) 11

http://wijzijnhier.org/over-het-asielgat/waarom-kunnen-vluchtelingen-vaak-niet-terug-keren/ (22-10-2015)

(28)

28 gemigreerd en uitte zijn frustratie over het feit dat enkel zijn narratief over zijn nationaliteit tijdens de asielprocedure onvoldoende was:

Felix: ´Where is your nationality, explain it. I tell him, about Ethiopia, about Eritrea, Eritrea where? What place you born? I know that place. I know street where I born, because I am big man. Where is my country? Ask me, I know!‘

De term geboorteland is eveneens problematisch gezien veel vluchtelingen meerdere nationaliteiten hebben zoals Frank, een tweeëntwintig jarige man uit Ethiopië. Zijn moeder kwam uit Somalië, zijn vader uit Eritrea, hijzelf was geboren in Ethiopië maar heeft vanaf jongs af aan in Libië gewoond. Belangrijk hierbij is dat termen zoals ´geboorteland´ of ´nationaliteit´ in de praktijk vaak ´onleesbaar´ zijn.

Het geven van een heldere, samenhangende verklaring en bewijstukken tijdens het eerste gehoor blijkt daarnaast vaak moeizaam te gaan gezien het eerste interview plaatsvind wanneer mensen er mentaal vaak niet goed aan toe zijn vanwege hun recente aankomst in Nederland. Vaak zijn vluchtelingen uitgeput en angstig door de reis die ze gemaakt hebben en nerveus voor de reis die ze te wachten staat. De asielprocedure als bureaucratisch doolhof wordt op dit moment vaak gewantrouwd vanwege het feit dat vluchtelingen niet weten welke elementen van hun verhaal veilig zijn om te vertellen en welke elementen tegen hun kunnen werken waardoor ze als gevolg een tegenstrijdig verhaal kunnen vertellen. Een aantal supporters gaven aan dit te hebben meegemaakt met vluchtelingen waaronder Eric, een Nederlandse supporter van rond de dertig jaar:

‗Als je bijvoorbeeld de eerste interviews van mensen leest lijkt het alsof zij het idee hebben ―door het interview kan ik hier terecht‖, dus vertellen ze dingen in dat interview en opeens blijkt dat hetgeen wat ze verteld hebben tegen hun werkt. Dit leidt tot het idee dat als ze hun mond hadden gehouden over iets of iets anders hadden verteld dat ze daar misschien voordeel uit hadden kunnen halen. Nu dachten ze voordeel eruit te halen maar uiteindelijk wordt het anders gebruikt dan zij hopen. Ze zijn in die interviews dankbaar voor het interview, hoewel de interviewer helemaal niet goed met hun omgaat want er worden dingen uitgepikt die niet gaan over menselijke waarden, maar over afspraakjes of regeltjes, eerder om mensen buiten de deur te houden dan om hier te verwelkomen‘

(29)

29 Dit wantrouwen onder vluchtelingen heeft onder meer te maken met het feit dat veel van hen zijn gevlucht van een regime gekenmerkt door repressie en onderdrukking zoals het geval is bij Eritrese en Ethiopische vluchtelingen.13 Mijn informanten uitten daarnaast zorgen over het feit dat de beslissing over hun leven in de handen lag van slechts één persoon die voor hun een vreemde was. Onder andere Steve, een zesentwintig jarige man uit Ethiopië, gaf aan dat hij dit ervaarde als problematisch:

‗But if the one who ask you, the one who decide, the guy who talk to you, if that guy… we are humans you know. If I see you maybe the first time I see you maybe I hate you, you know? It is feeling it is human nature, if I don‘t like you I don‘t like you‘

In het tweede gehoor vind de procedure plaats waarbij de vluchteling de mogelijkheid heeft om uit te wijden over zijn of haar reden voor het aanvragen van asiel. Ook bij deze stap is het aandragen van bewijs zeer gecompliceerd. Harde bewijzen van de redenen voor het ontvluchten van een land, bijvoorbeeld vanwege het aanhangen van een bepaalde verboden politieke partij, zijn meestal op dat moment niet in iemands bezit (of zijn het nooit geweest).

Bewijs voor het onderbouwen van de vluchtroute bleek eveneens moeilijk te zijn. Vluchtelingen hebben in veel gevallen de reis op illegale wijze afgelegd en mensensmokkelaars verstrekken over het algemeen geen kwitanties. Wanneer er geen geldige identiteitsbewijzen aanwezig zijn wordt er gevraagd of de vluchteling zijn of haar geboorteland kan beschrijven. In dit geval kan er naar bepaalde aspecten worden gevraagd die voor vluchtelingen niet behoren tot vanzelfsprekende kennis over hun thuisland. Een voorbeeld hiervan is het vragen om het tekenen van een plattegrond van de plaats waar hij of zij vandaan komt. Dit is problematisch aangezien het vaak voorkomt dat sommige van hen het basisprincipe van een plattegrond niet kennen.

Problemen omtrent de vertaling door de aangewezen tolk komen eveneens vaak voor.14 Voorbeelden hiervan zijn het betwijfelen van de integriteit van de aangewezen tolken en de onwetendheid over de correcte vertaling van gesprekken zoals onder andere Frank aangaf:

13http://www.volkskrant.nl/buitenland/-regime-eritrea-verdient-veel-geld-aan-vluchtelingen~a3662068/

(20-10-2015)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Tabel 2: Aantal broedparen bij broedvogels in Vlaanderen tijdens de periode 2007-2012 (1 tot 6), het minimum en maximum aantal/schatting voor 2007-2012 (7), de populatiedoelen

The literature review that follows focuses on issues that are central to the development of a work unit performance measurement questionnaire, namely organizational

Het mest- gedrag van de varkens is essentieel in de Star+-stal aangezien deze stal veel dichte vloer heeft, waardoor er een vrij groot risico bestaat op het bevuilen van deze

moeten wij wachten tot de vlam uitslaat? 47 In dit werk analyseerde Vitringa onder het pseudoniem Jan Holland de verschillen tussen de oude en moderne armoede, waarbij de

In het noordwestelijk deel kan gebruik gemaakt worden van de bestaande dijk, zo moet geen nieuwe dijk worden aangelegd en wordt een deel van het Natura 2000 gebied ontzien. Vanuit

- uitbreiding plasberm in de breedte (vanaf de IJzer tot aan de voet van de nieuwe dijk): tot 300 m landinwaarts; maximale diepte: variabel tussen 1,60 en 2, 00 m TAW; openingen

- Het is onduidelijk welke inventarisatiemethode gevolgd wordt: op welke manier de trajecten afgebakend worden en welke kensoorten (gebruikte typologie) specifiek worden

Relaties op basis van vrijwilligheid zijn relaties tussen: - Fortis en aandeelhouders (VEB) - Fortis en het management Relaties die gezien kunnen worden als gedwongen relaties