• No results found

Una voca para las niñas en San Jeronimo : een kwalitatief onderzoek naar de invloed van vrijwilligerswerk op de agency van Peruaanse meisjes

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Una voca para las niñas en San Jeronimo : een kwalitatief onderzoek naar de invloed van vrijwilligerswerk op de agency van Peruaanse meisjes"

Copied!
39
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Una voca para las niñas en

San Jeronimo

EEN KWALITATIEF ONDERZOEK NAAR DE INVLOED VAN

VRIJWILLIGERSWERK OP DE AGENCY VAN PERUAANSE MEISJES

Lara van Oosterhout (10548238)

Begeleider: Dorine Greshof

Tweede lezer: Robin Schram 6/25/17 woorden 11896 Algemene Sociale Bachelorscriptie Wetenschappen

(2)

Voorwoord

In Juli 2016 ging ik voor het eerst naar Peru. Alleen, zeven weken naar een land waar ik op dat moment nog bijna niks over wist. Vrijwilligerswerk doen, dat was het plan, de wereld een beetje beter maker. Van tevoren wist ik niet dat dit zo’n indruk op me zou gaan maken en dat ik het land en de mensen daar in mijn hart zou gaan sluiten. Eenmaal terug in Nederland kon ik niets anders bedenken dan dat ik terug wilde, hoe gaaf het zou zijn om dit te combineren met mijn scriptie.

Met dank aan Proyecto Peru en mijn begeleider Dorine Greshof heb ik alles kunnen organiseren om het onderzoek van deze scriptie in Peru te kunnen doen. Wat begon als een leuk idee met liefde voor het land en de mensen werd werkelijkheid. In Maart nog niet echt wetende wat me tegemoet zou komen ben ik terug gegaan. Meer Spaanse lessen waren nodig en twee dagen na aankomst ben ik begonnen met werken bij het project.

Ik wil hierbij Coco bedanken, de eigenaar van het project die me met open armen heeft ontvangen en me graag wilde helpen. Na een dag vol Spaanse les, werken met de kinderen en een interview tussendoor nam hij me mee naar de salsa lessen waar ik mijn hoofd weer even leeg kon maken. Ook wil ik Britt Huiskes bedanken, bijna tegelijkertijd begonnen we aan onze stages en steunden we elkaar als we weer iets in moesten leveren. Ook hebben we nog de overstromingen van het Noorden van Peru naar ons huisje gebracht, hier een gekneusde elleboog en een kapotte laptop aan over gehouden maar Proyecto Peru en Eduardo hebben me geholpen aan een nieuwe laptop en me naar het ziekenhuis gebracht. Al met al heb ik een onvergetelijke tijd in Peru gehad en ben ik blij dat ik deze keuze heb gemaakt.

Ook wil ik kort nog mijn familie en vrienden bedanken, voor jullie hulp nadat ik de verkeerde dag op het vliegveld in Cuzco stond en mijn vlucht had gemist en voor de

momenten dat ik weer even mijn hart moest luchten over deze scriptie of over het feit dat ik liever de eerste dag weer het vliegtuig terug naar Peru zou willen pakken. Toch hebben zij me op de een of andere manier weten te stimuleren deze scriptie af te maken en niet al te veel te dagdromen.

Als laatste gaat mijn dank uit naar mijn begeleider Dorine Greshof voor de feedback die ze me heeft gegeven en de ondersteuning bij mijn plannen. Ook wil ik Robin Schram bedanken die als tweede lezer mijn scriptie van goede feedback heeft voorzien.

Amsterdam, 24 juni 2016 Lara van Oosterhout

(3)

Samenvatting

Peru, een land waar in eerste instantie niet heel veel armoede lijkt te heersen maar waar grote verschillen heersen tussen verschillende bevolkingsgroepen in verschillende delen van het land. In Cuzco zijn veel diverse vrijwilligersprojecten met als doel de lokale gemeenschap te helpen. Dit onderzoek is gedaan naar de invloed van vrijwilligersproject Corazon de los Apus, op de ontwikkeling van de agency van jonge meisjes uit San Jeronimo, een buitenwijk van Cuzco. Er is aan de hand van interviews en terloopse gesprekken naar de mening van

vrijwilligers en Peruaanse meisjes gevraagd als het gaat om de ontwikkeling van agency van deze Peruaanse meisjes. In dit onderzoek is agency de mogelijkheid om je eigen keuzes te maken om op deze manier je leven vorm te geven. Agency is ingedeeld in vier verschillende dimensies, zelfbeeld, sociale vaardigheden, praktische vaardigheden en empowerment. Uit de resultaten is naar voren gekomen dat het vrijwilligersproject zeker bij kan dragen aan de ontwikkeling van de vier dimensies van agency en hiermee dus de agency van de meisjes. Vaak is in verschillende mate persoonlijke begeleiding nog nodig om de meisjes zo goed mogelijk te kunnen helpen, dit kan een vrijwilligersproject doen waar de ondersteuning van school en familie ontbreekt. Er blijven echter altijd cultuurverschillen waardoor de meisjes minder makkelijk in de samenleving kunnen participeren en zorgt onwetendheid van de meisjes met betrekking tot hun toekomst, voor het blijven vasthouden aan vaste patronen binnen hun familie of cultuur.

(4)

Inhoudsopgave

Voorwoord ...1 Samenvatting ...2 1. 1. Inleiding ... 3 8.1 Operationalisering...34 8.2 Respondententabellen...35 8.3 Vragenlijsten...37

1.

Inleiding

In Augustus 2016 zijn tienduizenden Peruanen de straat op gegaan om te protesteren tegen het geweld tegen Peruaanse vrouwen en de laksheid van de overheid hierin

(www.plannederland.nl). De ongelijkheid tussen man en vrouw in Peru lijkt in eerste instantie mee te vallen binnen heel Peru. Zo gaan er gemiddeld 96 meisjes per 100 jongens naar de middelbare school en zouden er meer meisjes dan jongens een vervolgopleiding volgen (www.oneworld.nl). Daarnaast had in 2016 66% van de vrouwen in Peru een baan

(5)

(www.data.worldbank.org). Dit zijn cijfers die over de totale bevolking van Peru gaan maar als er per regio gekeken wordt zijn de verschillen tussen man en vrouw groter (zie figuur 1 in de bijlage). Met name vrouwen uit inheemse groepen of meisjes met ouders uit inheemse groepen hebben een achterstandspositie. Deze achterstandspositie binnen inheemse groepen komt met name door een tekort door bescherming en erkenning door de staat (Boesten, 2010). Vooral in de berggebieden van Peru (o.a. Cuzco en Puno) is er sprake van onderontwikkeling, zo is daar bijvoorbeeld de ongeletterdheid het grootst en zijn de lonen er het laagst

(http://www.inei.gob.pe).

Met het doen van dit onderzoek kan er een stem gegeven worden aan de ontwikkeling van Peruaanse meisjes die opgroeien in een arme omgeving. Het onderzoek van deze scriptie vindt plaatst in een vrijwilligersproject waar meisjes na school naar toe gaan. Hierdoor kan deze scriptie ondersteuning bieden aan de verschillende onderzoeken die gedaan worden naar de invloeden van vrijwilligerswerk op de lokale bevolking.

Dit onderzoek zal ingaan op de bijdrage die vrijwilligerswerk kan leveren aan de ontwikkeling en empowerment van Peruaanse meisjes. Met het doen van dit onderzoek wordt er meer ingegaan op de belevingswereld van de Peruaanse meisjes, de visie op hun eigen ontwikkeling en hun toekomst. Ook zal er worden ingegaan op welke onderdelen van vrijwilligerswerk een bijdrage leveren aan het ontwikkelen van meer mogelijkheden van de meisjes. Dit zal later beschreven worden als agency, waardoor agency het hoofdconcept van deze scriptie is. In de tweede paragraaf van het theoretisch kader zal dit concept nader worden toegelicht.

Het doen van dit onderzoek komt voort uit eerder zelf opgedane ervaringen van de onderzoeker door middel van vrijwilligerswerk in Cuzco. Via Proyecto Peru, een organisatie in Cuzco, is er contact gelegd met vrijwilligersproject Corazon de los Apus. Omdat Proyecto Peru samenwerkt met verschillende vrijwilligersprojecten zal het uiteindelijke onderzoek ook weer teruggestuurd worden naar Proyecto Peru. Op deze manier kunnen zij vervolgens aan de hand van de resultaten van dit onderzoek vrijwilligersprojecten adviezen geven over de manier waarop vrijwilligerswerk wordt vormgegeven om de participanten zo effectief mogelijk te kunnen helpen.

De centrale vraagstelling van deze scriptie is de vraag in hoeverre vrijwilligersproject ‘Corazon de los Apus’ bijdraagt aan het ontwikkelen van agency van meisjes tussen de 8 en 15 jaar uit San Jeronimo, Cuzco. Deze vraag zal beantwoord worden aan de hand van vier deelvragen. Deze vragen gaan over de mate van invloed van het vrijwilligersproject op het zelfbeeld van de Peruaanse meisjes, de ontwikkeling van sociale vaardigheden van de meisjes

(6)

en de praktische en normatieve vaardigheden van de meisjes, en de empowerment van de Peruaanse meisjes.

Dit onderzoek zal uitgevoerd worden door middel van interviews met meisjes en vrijwilligers bij het project ‘Corazon de los Apus’ in San Jeronimo, een buitenwijk van Cusco. Door verschillende visies naar voren te laten komen wordt er getracht een bredere visie te kunnen geven op de ontwikkeling van de agency van inheemse Peruaanse meisjes door deze vrijwilligersprojecten en hiermee de ontwikkeling van hun visie op hun eigen toekomst. Door middel van participerende observatie binnen het vrijwilligersproject zal de onderzoeker tevens naar de motivatie van de meisjes, om te leren en zichzelf te kunnen ontwikkelen, gaan kijken.

2.

Theoretisch kader

Het theoretisch kader van deze scriptie zal verschillende concepten en debatten uiteenzetten om een theoretische achtergrond van dit onderzoek te vormen. Alleereerst zal er een korte uitleg gegeven worden over de huidige situatie in Peru met de focus op armoede en

genderongelijkheid bij inheemse bevolkingsgroepen. Vervolgens zal het hoofdconcept agency worden uiteengezet vanuit verschillende disciplines. Ook zal agency in relatie tot

maatschappelijke structuren worden uitgelegd en zullen verschillende dimensies van agency worden besproken. Daarna zal het principe van vrijwilligerswerk worden uitgelegd en zullen verschillende oorzaken voor het ontstaan ervan, worden belicht. Vervolgens wordt er aan de hand van eerder onderzoek uiteengezet wat de rol van vrijwilligerswerk kan zijn bij de empowerment van meisjes. Het laatste deel van dit theoretisch kader bestaat uit een

uiteenzetting van het begrip empowerment en de functie die empowerment kan hebben voor de meisjes

2.1 Peru; een land met verschillende inheemse groepen in ontwikkeling, buen vivir

In verschillende landen in Zuid-Amerika is het concept buen vivir ontstaan. Buen vivir is een concept wat door inheemse groepen wordt gebruikt in meerdere vormen van

ontwikkelingsbeleid om de huidige grenzen in de politiek mee aan te kaarten. In Peru is buen vivir (letterlijk goed leven) ontstaan vanuit inheems activisme waarmee inheemse principes kunnen worden erkend binnen andere huidige ontwikkelingsmodellen (Merino, 2016). Huidige ontwikkelingsmodellen zouden te veel vanuit westerse optiek naar de ontwikkeling van Zuid-Amerikaanse landen kijken waardoor het wereldbeeld en de interpretaties van de inheemse bevolking niet worden meegenomen (Merino, 2016). Daarnaast zijn de inheemse

(7)

bevolkingsgroepen (waaronder Quechua’s in de omgeving van Cuzco) slecht

vertegenwoordigd en worden ze slecht gerepresenteerd door de Peruaanse politiek. Pas sinds kort zijn ontwikkelingen te zien in de stemmen van de inheemse bevolking en beginnen politieke partijen de inheemse identiteit te erkennen (Raymond & Arce, 2013).

Het is echter niet alleen door de Peruaanse overheid dat inheemse bevolkingsgroepen een achtergestelde positie hebben. Zo zou er ook een sterke invloed van de familie en

omgeving zelf zijn op de ontwikkeling van inheemse Quechua kinderen. Ouders van Quechua kinderen weigeren tweetalig onderwijs voor hun kinderen waardoor hun kinderen alleen maar Quechua zullen blijven spreken en geen Spaans kunnen (Garcia, 2003). Ook is het voor docenten moeilijk om het onderwijs intercultureel te maken waardoor de kinderen alleen kennis hebben van de Quechua cultuur. Het verschil tussen de Peruaanse politiek die opkomt voor de inheemse bevolking en de inheemse bewegingen, is dat de activisten die tweetalig onderwijs voor de Quechua bevolking willen, zichzelf niet classificeren als inheems (Garcia, 2003). Er is dus een sterke relatie te zien tussen de gesproken taal, culturele en nationale identiteit.

De inheemse bevolkingsgroepen hebben dus een andere identiteit dan de Peruanen die in de meer ontwikkelde steden leven. Binnen deze inheemse bevolkingsgroepen is er ook nog een sterk verschil tussen man en vrouw zichtbaar. Een oorzaak hiervan zijn de sterke

genderrollen binnen deze inheemse families. Zoals eerder genoemd is het naar schoolgaande aantal meisjes zo goed als gelijk als het aantal naar school gaande jongens. De ongelijkheid tussen man en vrouw hierin raakt vooral arme, inheemse gezinnen in rurale gebieden waar genderrollen sterker zijn en meisjes in het huis al een achtergestelde positie hebben (Montero, 2006, aangehaald in Ames, 2013).

Volgens Ames zijn de traditionele genderrollen waarin de vrouw niet verder naar school gaat en jong moeder wordt, aan het veranderen (2013). Jonge meisjes zouden graag verder willen leren om meer autonomie te verkrijgen en niet meer financieel afhankelijk van de man te hoeven zijn. Hierdoor kunnen mannen dan ook minder controle uitoefenen over de vrouwen (Ames, 2013). Er is echter vaak niet genoeg geld om deze meisjes door te laten studeren en werken zij mee in het huishouden of raken op jonge leeftijd zwanger en zijn genoodzaakt thuis te blijven voor hun kind. Hierdoor is het moeilijk voor de meisjes om zich los te breken van de huidige genderrollen en posities, simpelweg omdat ze niet de middelen hebben om dit te doen (Ames, 2013).

(8)

Agency is een veelzijdig concept dat daarom goed te gebruiken is om een zo duidelijk

mogelijk beeld te krijgen over de ontwikkeling van de levens van Peruaanse meisjes. Agency is een veelgebruikt en beschreven concept binnen onder andere de sociologie en de culturele antropologie. Een van de theoretici die hierover heeft geschreven is Anthony Giddens in zijn boek ‘The constitution of society’ (1984). Hij beschrijft agency als de mogelijkheid om te handelen om een specifiek proces of de huidige stand van zaken te kunnen beïnvloeden, zonder interventie van anderen (Giddens, 1984). Agency volgens Giddens gaat dus om het hebben van de competenties om een verandering aan te brengen in de huidige stand van zaken (1984). Giddens ziet samenhangend met agency, het concept macht. Men heeft macht op het moment dat men de capaciteiten en mogelijkheden heeft om gewenste uitkomsten te

verwezenlijken (1984). Er kan dus gezegd worden dat hoe meer agency een individu heeft, hoe meer macht hij daar als het ware mee kan verkrijgen. Volgens Giddens is het individu echter niet geheel vrij maar handelt hij altijd binnen bepaalde structuren die extern zijn aan het individu (1984). Deze externe structuren zijn te vinden in de middelen en regels van instituties in de samenleving (Giddens, 1984). Instituties zijn niet alleen maar bedrijven en overheidsinstanties, maar ook de meer vaststaande kenmerken van het leven (Giddens, 1984). Een voorbeeld van zo’n ander soort institutie kunnen genderrollen zijn omdat hierbinnen bepaalde regels of mogelijkheden heersen waarnaar het individu handelt. Ames (2013) benoemt genderrollen als iets waarin de vrouw als het ware vastzit en uit moet breken. Dit is te vergelijken met de manier waarop Giddens agency ziet binnen de maatschappelijke structuren.

De filosofe en feministe Judith Butler ziet gender anders dan Ames en Giddens en benoemt de performativiteit van gender. Verschillende theoretici, waaronder Keister en Southgate (2012), benoemen het onderscheid tussen sexe en gender. Sex gaat om de

biologische verschillen waar gender geconstrueerd wordt door sociale en culturele verschillen. Butler gaat hier tegen-in door aan te geven dat zowel sex als gender geconstrueerd worden, gender zou je zelf construeren en het is niet langer iets vaststaands. Je gender leer je door herhaling en door te doen, uiteindelijk wordt dan alle informatie die je over gender hebt ingeprent, dit is de performativiteit van gender. Gender is veranderlijk omdat er continue herhaling en invloeden bijkomen, maar je blijft gender zelf creëren, je bent geen passief object met het subject van informatie (Butler, 2011). Dit staat in contrast met wat Giddens zegt over de agency van het individu en de externe invloeden hierop, volgens Giddens is het individu passiever en is het moeilijk om tegen deze externe invloeden en structuren in te gaan. Butler houdt het wat kleiner door zich vooral op het individu te richten en te benoemen dat

(9)

gender geconstrueerd wordt door het individu en minder afhankelijk is van maatschappelijke structuren.

Twee theoretici die vanuit de psychologie naar het concept agency kijken zijn Gentsch en Synofzik (2014). Zij gaan vooral in op de mate waarin wij agency ervaren en noemen dit dan de sense of agency, ook wel de herkenning dat je zelf de controle hebt over je eigen handelingen (Gentsch en Synofzik, 2014). Zij betrekken in mindere mate dan Giddens de externe structuren en op welke manier deze de agency van een individu beïnvloeden. Gentsch en Synofzik geven drie dimensies voor waar het gevoel van agency uit bestaat. Allereerst is emotie een dimensie van agency, hier gaat het bijvoorbeeld om hoe gemotiveerd het individu is om een bepaalde handeling uit te voeren. Daarnaast heeft cognitie een invloed op de mate waarin wij agency ervaren. Met bepaalde doelen en/of prioriteiten waar het individu naar streeft, kan het individu een hogere mate van agency ervaren. Als laatste is er de verwachting van bepaalde handelingen. Door de kennis over de gevolgen van bepaalde handelingen kan er een groter gevoel van agency ontstaan (Gentsch en Synofzik, 2014).

Emirbayer en Mische (1998) voegen nog drie dimensies van agency hier aan toe om te kunnen begrijpen waar agency uit voortkomt en hoe we de mate van agency kunnen

inschatten. Het eerste element is het iterational element wat gaat over het sociale interactie aspect. Hierbij verwijst agency naar de mate waarin het individu sociale interacties en identiteiten kan onderhouden. De tweede dimensie is het projective element waarin het individu door middel van agency mogelijke toekomstpaden kan vormen. Hierbij wordt rekening gehouden met de verlangens en angsten voor de toekomst. De laatste dimensie van agency die Emirbayer en Mische onderscheiden is het practical-evaluative element.

Hierbinnen wordt agency gevormd door het praktische vermogen van het individu om handelingen in de huidige veranderende structuren te kunnen analyseren en te veranderen (Emirbayer en Mische, 1998). Het ontwikkelen van deze verschillende aspecten van agency kan op verschillende manieren worden gedaan. In de volgende paragraaf zal toegelicht worden wat de functie van vrijwilligerswerk kan zijn en waarom dit bestaat.

2.3 De functie van vrijwilligerswerk

Vrijwilligerswerk is een activiteit waarin tijd wordt gegeven om een andere persoon, groep of doel te kunnen ondersteunen (Wilson, 2000). Er zijn als het ware twee stromingen die het ontstaan van vrijwilligerswerk verklaren. Als eerste zijn er theorieën die vrijwilligerswerk verklaren door te wijzen naar intrinsieke motivaties voor de vrijwilliger, om zichzelf te leren kennen en te ontwikkelen. Ook zijn er theorieën die naar het meer rationele aspect wijzen die

(10)

voor de ander een voordeel met zich meebrengen (Wilson, 2000).

Om te kunnen begrijpen waarom vrijwilligers ervoor kiezen om vrijwilligerswerk te doen en op welke manier dit uitwerkt in het soort werk wat zij dan verrichten, is het van belang eerst te kijken naar de beweegredenen van de vrijwilligers voor het doen van

vrijwilligerswerk. Volgens Clary en Snyder (1999) zijn er zes specifieke oorzaken voor het ontstaan van vrijwilligerswerk. De belangrijkste hiervoor zijn het waarde-aspect en het sociale aspect. Bij het waarde-aspect ontstaat vrijwilligerswerk omdat de vrijwilliger op deze manier handelt naar bepaalde menselijke waarden, je helpt een ander omdat je dat belangrijk en nodig vindt. Het sociale aspect gaat erom dat de vrijwilliger de sociale relaties leert te versterken, dit draagt dus ook bij aan het versterken van de sociale relaties met de participanten (Clary en Snyder, 1999). Ook zouden carrièreperspectieven, persoonlijke mentale ontwikkeling, het leren begrijpen van de wereld en schuldgevoel redenen zijn voor het doen van

vrijwilligerswerk (Clary en Snyder, 1999). Dit zijn oorzaken van vrijwilligerswerk die vooral focussen op de vrijwilliger.

Als er wordt gezocht naar de oorzaak van vrijwilligerswerk als ondersteuning voor maatschappelijke structuren en hiermee de nationale en individuele ontwikkeling kan er gebruik gemaakt worden van de modernization theory. Een van de theoretici die deze stroming ondersteunde is Henry Bernstein. De moderniseringstheorie gaat er vanuit dat alle landen dezelfde fasen van ontwikkeling doormaken om een ‘moderne’ samenleving te worden. Deze theorie laat zien dat deze universele ontwikkeling van een land kan ontstaan door hulp van andere al ontwikkelde landen (Bernstein, 1971). Vrijwilligerswerk kan dan een onderdeel zijn van de moderniseringstheorie. Vrijwilligers vanuit al ontwikkelde

samenlevingen komen naar minder ontwikkelde locaties om daar mee te helpen. Er worden bijvoorbeeld lessen gegeven over rekenen, taal en schrijven hoe we dat in het Westen ook doen. Vrijwilligerswerk in het buitenland gaat er eigenlijk vanuit dat het westen (de ontwikkelde landen), de onderontwikkelde landen en mensen moeten leren hoe er geleefd moet worden om net zo te ontwikkelen. De manier waarop we dingen aan andere mensen in andere landen leren om ze de mogelijkheid te geven zichzelf meer te ontwikkelen is

vergelijkbaar met wat Henry Bernstein beschreef over de verschillende fasen van ontwikkeling en het opstapje wat we andere mensen dan kunnen geven door vrijwilligerswerk.

Vrijwilligerswerk kan dus voortkomen vanuit motivaties van de vrijwilligers maar kan ook als ondersteuning dienen voor maatschappelijke structuren om te helpen bij de

(11)

2.4 De rol van vrijwilligerswerk bij de ontwikkeling van de lokale bevolking

Er zijn over de hele wereld verschillende vrijwilligersinitiatieven te vinden met elk een andere focus en doelgroep. Echter, omdat er nog veel genderongelijkheid in de wereld is focussen verschillende vrijwilligersprojecten op de empowerment van vrouwen. Stromquist (2015) schrijft in haar artikel over empowerment als manier van sociale verandering. Volgens Stromquist zijn er vier dimensies van empowerment van vrouwen; de economische dimensie, de politieke dimensie, de dimensie van kennis en de psychologische dimensie (Stromquist, 2015). De economische dimensie gaat om de mate van financiële autonomie van de vrouw waar de politieke dimensie gaat om het vermogen om zich te vertegenwoordigen op

verschillende vlakken van besluitvorming. De dimensie van kennis is deels te vinden in het bewustzijn van de werkelijkheid van de vrouwen en de kennis die zij hebben van de obstakels en mogelijkheden voor de gelijkheid van vrouwen ten opzichte van mannen. De laatste dimensie, de psychologische dimensie gaat om het gevoel van eigenwaarde en het gevoel voor het hebben van een goed en eerlijk bestaan (Stromquist, 2015). Stromquist toont de fundamentele rol van zowel individuele als collectieve agency aan bij de empowerment van vrouwen. Kennis speelt in grote rol in de mogelijkheid tot empowerment van vrouwen. Vrouwen hebben niet alleen kennis nodig van de arbeidsmarkt maar ook van het sociale leven om hun positie te verkrijgen (Stromquist, 2015). Stromquist benoemt daarnaast het belang van externe organisaties om de vrouwen te kunnen ondersteunen op lokaal, regionaal en nationaal niveau. Door een tekort aan ondersteuning van organisaties van het eigen land van de

vrouwen is het van belang dat organisaties van buitenaf de vrouwen ondersteunen bij het ontwikkelen van hun agency en daarmee empowerment (Stromquist, 2015).

In het rapport van de World Bank (2012) komt tevens naar voren dat agency van belang is om te begrijpen waarom er genderongelijkheid heerst. Vaak hebben vrouwen minder agency doordat ze bijvoorbeeld niet naar school zijn gegaan of geen economische middelen hebben. Door het ontstaan van Active Labour Market Policies (ALMP’s) kunnen vrouwen tegemoet komen bij het verkrijgen van specifieke vaardigheden, toegang tot informatie en netwerken en betaalbare services om werk en verantwoordelijkheden voor het kind te kunnen combineren. ALMP’s zijn projecten om de vrouwen te helpen meer economische middelen te verkrijgen en hierdoor meer autonomiteit. Dit is daarom ook een voorbeeld van

vrijwilligerswerk omdat mensen uit al ontwikkelde landen vrouwen hiermee helpen (World Bank, 2012). Daarnaast helpen ALMP’s bij het verwezenlijken van meer flexibiliteit bij de traditionele genderrollen (World Bank, 2012). In het rapport van de World Bank worden

(12)

enkele voorbeelden gegeven van deze ALMP’s en de effecten hiervan op de agency van de vrouwen. Door de vrouwen te helpen bij het ontwikkelen van verschillende vaardigheden en meer kennis kunnen deze vrouwen later zelfstandig blijven werken. Net als bij Stromquist (2015) komt ook hier de positieve kant van vrijwilligerswerk naar voren als het gaat om de ontwikkeling van de vrouw. Vrijwilligersprojecten die focussen op de ontwikkeling van de vrouw kunnen gezien worden als onderdeel van deze ALMP’s. Vrijwilligersprojecten zouden dus ook een positieve bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van agency bij inheemse vrouwen.

Forsythe (2011) heeft onderzoek gedaan naar vrijwilligerswerk in Ghana en daar is uit voortgekomen dat vrijwilligerswerk bijdraagt in de ontwikkeling van de bevolking door de behoeften van de bevolking tegemoet te komen. Met name de sociale relaties zouden belangrijk zijn omdat door de sociale relaties de lokale bevolking terecht komt in

verschillende nieuwe sociale netwerken en zichzelf daarbinnen kan ontwikkelen. Ook zouden de vrijwilligers, de lokale bevolking helpen bij het verkrijgen van meer autonomie en

verantwoordelijkheid doordat ze meer kennis en middelen hebben gekregen. Forsythe zag dus in Ghana een positieve invloed van de vrijwilligers op de ontwikkeling van de lokale

bevolking (Forsythe, 2011). In de scriptie van Robin Schram (2012) komt het tegenovergestelde van deze autonomie naar voren. Uit zijn onderzoek naar

vrijwilligerstoerisme in Cuzco kwam het gevaar van dit vrijwilligerswerk naar voren. Men zou afhankelijk kunnen worden van vrijwilligerswerk door de constante stroom aan

vrijwilligers in Cuzco. Hij geeft hier de term resource curse voor. Op het moment dat ergens een overdaad aan is, betekent dit niet altijd dat dit iets positiefs is. Door deze grote

hoeveelheid aan vrijwilligerswerk in Cuzco, zou de lokale bevolking minder zelf het initiatief nemen om zich te ontwikkelen en dus uiteindelijk nog steeds niet de autonomie en

zelfstandigheid te hebben die ze wel willen (Schram, 2012). 2.5 Empowerment als onderdeel van meer gendergelijkheid

Vergelijkbaar aan het concept agency, is het concept empowerment. Volgens Narayan (2005) refereert empowerment aan de uitbreiding van keuzevrijheid en de mogelijkheid tot handeling om je leven te vormen zoals je dat zelf wilt. Dit is vergelijkbaar met de eerder gegeven

definitie van agency. Wat empowerment onderscheidt van agency is de oorsprong.

Empowerment is de uitbreiding van mogelijkheden en middelen van arme mensen binnen een cultuur van ongelijke (institutionele) relaties (Narayan, 2005). Empowerment gaat dus echt om het versterken van de positie van armen, uitgesloten of ondergeschikte groepen terwijl

(13)

agency een concept is wat toepasbaar is op elk individu, alleen de mate van agency bij armen en rijken verschilt dan (Narayan, 2005).

Om empowerment in gang te kunnen zetten is het volgens Deshmukh-Ranadive nodig om de familie in het huishouden te democratiseren waardoor de vaak achtergestelde vrouw meer toegang krijgt tot spaces zowel binnen als buiten het huishouden. Er zijn vier

verschillende soorten spaces waar je in verschillende mate toegang tot hebt. De eerste is physicial space wat gaat om de toegang die een vrouw heeft tot haar woning, de controle en toegang die zij heeft over andere fysieke locaties en de controle die de vrouw heeft over haar eigen lichaam. Het tweede type space die de empowerment van vrouwen kan beïnvloeden is economic space, wat eigenlijk om alles draait wat de vrouw economische onafhankelijkheid kan geven. Daarnaast is er sociocultural space wat sterk afhangt van klasse, religie, en ethnische afkomst. Deze drie indicatoren zijn belangrijke factoren bij het bepalen van de positie van de vrouw in het huishouden en de samenleving en de hiermee behorende toegang tot sociocultural space. Als laatste is er political space wat draait om de politieke situatie in het huishouden (de hiërarchie en mate van autoriteit in het huishouden) en de publieke politieke situatie (de mogelijkheid voor vrouwen om te participeren binnen het politieke klimaat van de samenleving) (Deshmukh-Ranadive, 2005).

Malhotra en Schuler (2005) hebben beschreven op welke manier empowerment van vrouwen onderdeel is van internationale ontwikkeling. Zij beschrijven dat empowerment van vrouwen bijdraagt aan het verminderen van armoede en het verwezenlijken van meer rechten voor de mens. Dit komt dan door het verwezenlijken van een betere positie en hiermee meer mogelijkheden voor de vrouw. Het meten van empowerment is echter moeilijk omdat dit ontstaat door zowel individueel gedrag als normatieve verandering en collectieve actie (Malhotra en Schuler, 2005).

2.6 Interdisciplinariteit

Het onderwerp van deze scriptie is de ontwikkeling van jonge Peruaanse meisjes bij vrijwilligersprojecten in Cusco. Het is van belang om deze casus interdisciplinair te

behandelen vanwege verschillende aspecten. Allereerst is het hoofdconcept agency een vrij breed begrip en wordt er door verschillende theoretici op verschillende manieren naar gekeken. Zo ziet Giddens (1984) agency sterk in relatie tot externe invloeden en is aan de hand van de theorie van Gentsch en Synofzik (2014) een micro blik op agency gegeven, namelijk het gevoel van agency bij het individu. Daarnaast kan agency op verschillende manieren ontwikkeld worden, via het vrijwilligerswerk, via opvoeding, via onderwijs en op

(14)

nog meer verschillende manieren. Eigenlijk dragen dus bijna alle belevenissen in het dagelijks leven wel bij aan het ontwikkelen van agency van het individu. Het beschrijven van agency is gedaan binnen de antropologische, pedagogische en sociologische discipline.

De integratie van dit onderzoek is te vinden binnen het theoretisch kader in een verbinding tussen de verschillende denkers en hun visie op het concept agency. De definitie van agency is aan de hand van verschillende theoretici uiteengezet. Hierdoor is in het theoretisch kader een micro én een macro blik op agency gegeven. In deze scriptie gaat het om de manier waarop agency werkt binnen de Peruaanse structuren om een positieve persoonlijke ontwikkeling en hiermee autonomie wel of niet te kunnen verwezenlijken.

3.

Probleemstelling

3.1 Doelstelling

Peru is een land dat sterk in ontwikkeling is en een grote reden hiervoor is de toename aan toerisme in Peru. Uit het theoretisch kader is echter gebleken dat de ontwikkeling van Peruanen en het land zelf nog sterk verdeeld is. Met name voor inheemse groepen (in buitenwijken van steden) is het moeilijk om een goede positie te verkrijgen en dit door te kunnen geven aan hun kinderen. Omdat er in Peru dan voor deze achtergestelde groepen ook nog sterke genderrollen heersen hebben jonge meisjes vanaf hun geboorte eigenlijk al weinig mogelijkheden om dit te veranderen.

Het project waar dit onderzoek plaatsvindt is het project Corazon de los Apus en bestaat uit enkel meisjes in de leeftijdscategorie 2-15 jaar. In het theoretisch kader is verschillende literatuur over vrijwilligerswerk aan bod gekomen, echter veel theorieën focussen zich op de vrijwilligers. Zo verklaren Clary en Snyder (1999) vrijwilligerswerk vanuit de motieven van de vrijwilligers en niet vanuit de participant. Het onderzoek van Schram (2012) over vrijwilligerstoerisme in Cuzco, is vergelijkbaar met het onderzoek van deze scriptie maar focust tevens vooral op de vrijwilligers en projectleiders en is er niet naar de meningen van de participanten gevraagd. Het onderzoek van Forsythe (2011) is tevens vergelijkbaar met het onderzoek van deze scriptie maar vond plaats in Ghana. Een onderzoek naar de invloed van vrijwilligerswerk op de ontwikkeling van de Peruaanse meisjes in Cuzco waarbij verschillende actoren aan het woord kwamen, was door de onderzoeker niet

gevonden. Het doel van dit onderzoek is daarom het uiteenzetten van de bijdrage van

(15)

participerende observatie en door interviews met de projectleider, de vrijwilligers én een aantal participanten.

Zoals in het theoretisch kader naar voren is gekomen is agency het vermogen (en de kennis) van individuen om te kunnen handelen en om bepaalde keuzes voor de toekomst te kunnen maken zonder hierin beïnvloedt te worden door externe actoren en structuren (Giddens, 1984). Het gaat dus als het ware om de competenties die je hebt om je leven in te vullen zoals je dat zelf wilt.

3.2 Hoofd- en deelvragen

De hoofdvraag van deze scriptie luidt als volgt: ‘In hoeverre draagt vrijwilligersproject ‘Corazon de los Apus’ bij aan het ontwikkelen van agency van meisjes tussen de 8 en 15 uit San Jeronimo, Cusco? Deze vraag zal beantwoord worden aan de hand van vier deelvragen:

1. In hoeverre verandert het zelfbeeld van Peruaanse meisjes door te participeren bij

vrijwilligersprojecten? Deze vraag komt voort uit de theorie van Gentsch en Synofzik (2014) die verschillende aspecten voor de mate van agency geven, waaronder motivatie om te handelen en zelfvertrouwen. Door de onderzoeker is dit samengevoegd tot zelfbeeld.

2. In hoeverre biedt het vrijwilligersproject ondersteuning bij de sociale vaardigheden van de Peruaanse meisjes? Deze vraag komt voort uit zowel het iterational element van Emirbayer en Mische (1998) als de theorie van Forsythe (2011) die het belang van sociale relaties aantoont bij de persoonlijk ontwikkeling.

3. In hoeverre helpen vrijwilligersprojecten bij de ontwikkeling van praktische vaardigheden van de Peruaanse meisjes? Deze vraag komt voort uit het practical-evaluative element van Emirbayer en Mische (1998), waarbij praktische vaardigheden agency kunnen vormen. 4. Welke invloed heeft het vrijwilligersproject op de empowerment van de Peruaanse meisjes? Deze vraag komt voort uit de theorie van Deshmukh-Ranadive (2005) waar empowerment alleen ontstaat bij armen en/of ondergeschikten, zoals de Peruaanse meisjes. Met deze laatste vraag wordt er gekeken in hoeverre de meisjes dus door het vrijwilligerswerk hun positie in de maatschappij kunnen veranderen. Ook komt deze vraag voort uit het projective element van Emirbayer en Mische (1998) die het vormen van een nieuwe (betere) toekomst als een onderdeel van agency zien. Hier gaat het er om dat agency voor mogelijk (nieuwe)

(16)

3.3 Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie

Dit onderzoek tracht meer informatie te verschaffen over de effecten van vrijwilligerswerk op de persoonlijke ontwikkeling van Peruaanse meisjes en door onder andere de

genderongelijkheid in Peru. De wetenschappelijke relevantie van dit onderzoek is onder andere te vinden in het debat rondom de invloed van vrijwilligerswerk op de ontwikkeling van agency onder de participanten. Zoals eerder genoemd zijn er onderzoeken gedaan naar de negatieve kant van vrijwilligerswerk. Zo benoemt Guttentag (2009) de beperkte aandacht voor de lokale behoeften en noemen McGloin en Georgeou (2016) het eigenbelang van vrijwilligers. Daarnaast kan deze ondersteuning een bijdrage leveren aan het debat over de effecten van agency op het hebben van een visie op je eigen toekomst. De maatschappelijke relevantie is te vinden in de uiteindelijke terugkoppeling van dit onderzoek. Dit onderzoek zal zowel naar Proyecto Peru als naar Corazon de los Apus gestuurd worden waardoor beide instituties kunnen reflecteren op hun handelswijze om de meisjes zo veel mogelijk en een betere ondersteuning te kunnen bieden. Hierdoor zal het project zich op een positieve manier kunnen ontwikkelen en de meisjes meer kunnen geven waardoor de meisjes zich uiteindelijk ook beter kunnen ontwikkelen en wellicht een betere toekomst kunnen verkrijgen.

4.

Methode

4.1 Onderzoeksstrategie

Dit onderzoek heeft een kwalitatieve onderzoeksmethode. Het tracht dieper in te gaan op de belevingswereld van de Peruaanse meisjes en heeft niet als doel het verwezenlijken van generaliseerbaarheid. Door middel van een kwalitatieve onderzoeksmethode kan er beter ingegaan worden op de motivatie, de wensen en meningen van de doelgroep. De ontologie van dit onderzoek is constructivistisch van aard omdat een constructivistische ontologie er vanuit gaat dat sociale fenomenen gevormd worden door interactie tussen individuen en hierdoor worden deze sociale fenomenen constant herziend en verandert (Bryman, 2015). Het sociale fenomeen, in deze scriptie de ontwikkeling van de Peruaanse meisjes is constant aan verandering onderhevig door de verschillende betrokken actoren. De epistemologie van dit onderzoek is interpretivistisch omdat er niet is gezocht naar een werkelijkheid die gebaseerd is op feiten maar omdat het gaat om de interpretatie van de onderzoeker van de leefwereld van de Peruaanse meisjes en hun ideeën.

(17)

4.2 Onderzoeksdesign

Het onderzoek waar deze scriptie over gaat is een case-study, het is een erg specifiek onderwerp dat niet snel in deze omgeving en binnen deze structuren ergens anders voor zal komen. De hoofdvraag van dit onderzoek is een open vraag om ruimte open te laten voor interpretatie van de onderzoeker bij de gegeven antwoorden. Door het niet te zwart wit te zien kan er meer op de interpretatie gefocust worden in plaats van op generaliseerbaarheid en hanteerbaarheid. Ondanks dat dit onderzoek misschien niet heel generaliseerbaar is, kan het zeker bijdragen aan een ontwikkeling van de vorm van vrijwilligerswerk in Peru door de terugkoppeling aan het einde naar de verschillende betrokken partijen gedurende het hele proces. Het houdt rekening met culturele, sociologische en economische omstandigheden die kenmerkend zijn voor Peru.

4.3 Onderzoeksmethoden

Dit onderzoek maakt gebruik van triangulatie, wat inhoudt dat er twee verschillende onderzoeksmethoden gebruikt zullen worden (Bryman, 2015). De methoden waarmee dit onderzoek zal worden uitgevoerd zijn het houden van semi-gestructureerde diepte interviews en het doen van participerende observatie. Er is gekozen voor semi-gestructureerde interviews om persoonlijke antwoorden van de vrijwilligers en participanten te kunnen krijgen over hun visie op de ontwikkeling van de Peruaanse meisjes. Er is tijdens de interviews ruimte open gelaten voor eigen interpretaties van de onderzoeker bij verschillende antwoorden en aan de hand hiervan is er op verschillende manieren doorgevraagd. Er is daarnaast gekozen voor participerende observatie omdat de onderzoeker bijna twee maanden zelf bij het project werkzaam zal zijn en door participerende observaties zal de onderzoeker haar interviews kunnen ondersteunen en meer gedetailleerde informatie kunnen verkrijgen. Er kan door middel van participerende observatie onder andere de motivatie om te leren, de fysieke en sociale vaardigheden van de participanten worden geobserveerd. Een nadeel van deze

participerende observatie is dat het moeilijk is om als onderzoeker geheel objectief te blijven en zonder bias te werken met de participanten. Tijdens deze participerende observatie zijn er tevens veel verschillende terloopse gesprekken gevoerd met de participanten. Op deze manier is er meer data verkregen op een niet gestructureerde manier. Een voordeel hiervan is dat de meisjes makkelijker zouden praten dan wanneer het in een officiële interviewsetting zou zijn. is er aan de hand van terloopse gesprekken met de participanten meer data verkregen van de Peruaanse meisjes. De onderzoeker zal haar bevindingen gedurende de observaties

(18)

geschreven bijhouden.

Deze scriptie is daarom een etnografie, er wordt op een beschrijvende manier dieper ingegaan op een bepaalde cultuur of personen doordat de onderzoeker langere tijd als het ware meeloopt met deze personen en tijdelijk participeert binnen de levenswereld van de onderzochte personen (Bryman, 2015).

4.4 Populatie en sampling

Er zullen zowel participanten van het project (de meisjes), als een aantal vrijwilligers en de eigenaar van het project geïnterviewd worden. Deze respondentengroep is verkregen door middel van Proyecto Peru, een vrijwilligersorganisatie én talenschool, die het project Corazon de los Apus als meest passend bij de plannen voor deze scriptie heeft aangewezen. In bijlage 7.2 is een respondententabel te vinden met meer informatie over de respondenten, met name de tijd waarin ze participeren in het project is in deze tabel opgenomen omdat de onderzoeker dat belangrijk vond bij het verklaren van de gegeven resultaten. Omdat een deel van de interviews in het Spaans zal zijn kan het zijn dat er een tolk bij de interviews aanwezig is. 4.5 Operationalisering

Het hoofdconcept van dit onderzoek is agency en wordt door Giddens (1984) omschreven als de mate waarin een individu beschikt over de competenties om een verandering aan te

brengen in de huidige stand van zaken. In het theoretisch kader zijn er vier verschillende dimensies van agency naar voren gekomen. Dit zijn zelfbeeld, sociale vaardigheden, praktische vaardigheden en empowerment. Deze dimensies zijn in het theoretisch kader uitgelegd en daar zijn per dimensie verschillende indicatoren uit voort gekomen. Deze indicatoren per dimensie zijn terug te vinden in de bijlage in het operationaliseringsschema. 4.6 Onderzoeksinstrument

Het onderzoeksinstrument is een vooraf opgestelde vragenlijst die de verschillende dimensies en indicatoren van het concept agency beslaat. Deze vragenlijst wordt gebruikt in semi-gestructureerde interviews wat betekent dat de onderzoeker deze lijst gebruikt als leidraad voor het interview maar hier vanaf kan wijken aan de hand van de antwoorden die zijn

gegeven. Met name de terloopse gesprekjes met de meeste meisjes van het project zijn gedaan zonder vragenlijst om de meisjes een vertrouwder gevoel te geven en het gevoel te geven dat de onderzoeker daar niet per se als onderzoeker was maar meer naar antwoorden vroeg vanuit interesse. Een nadeel hiervan is, is dat het moeilijk is om overzicht te houden over de

(19)

verkregen data maar door dit gestructureerd bij te houden zag de onderzoeker hier zelf geen problemen in. De interviews met de vrijwilligers en de projectleider zijn wel aan de hand van de vragenlijst afgenomen omdat dit voor de respondenten geen invloed zou hebben op de spontaniteit van de gegeven antwoorden.

Verder is er tijdens de observatie gewerkt met een notitieblok uit het zicht van de meisjes met de verschillende dimensies, geschreven op papier, om daaronder korte notities over de meisjes bij te houden.

4.7 Dataverwerking en data-analyse

De onderzoeker tracht de interviews alleen af te nemen door alle vragen van tevoren in het Spaans en Nederlands voor haarzelf op te schrijven en een lijstje met mogelijke woorden mee te nemen. Het transcriberen van de interviews zal tevens in het Spaans of Engels zijn om zo min mogelijk gaten te laten vallen tussen de daadwerkelijke antwoorden van de respondenten en de gebruikte resultaten. Het transcriberen van de interviews zal zo snel mogelijk na de interviews gedaan worden omdat het sowieso al moeilijker is om dit in een andere taal te doen en hierdoor waarschijnlijk ook veel tijd zal gaan kosten.

4.8 Ethische verantwoording

In de week van 20 maart zal er aan de ouders van de meisjes worden uitgelegd wat voor onderzoek er gedaan zal worden en zal er toestemming gevraagd worden. De namen van de meisjes en andere namen in de interviews zullen tevens verandert worden waardoor de anonimiteit van de respondenten gewaarborgd wordt. Het afnemen van de interviews zal begin april beginnen en uiterlijk 2 mei klaar zijn.

5.

Resultaten

5.1 Corazon de los Apus, een beschrijving

Het onderzoek van deze scriptie is uitgevoerd bij het vrijwilligersproject Corazon de los Apus in San Jeronimo, een buitenwijk van Cuzco. Het project is door drie vrienden opgezet met de gedacht om de kinderen en families uit deze week meer kansen te kunnen geven. In het project willen ze de minder bevoorrechte kinderen meer onderwijs aanbieden en hiermee

(20)

trachtten ze de empowerment van de kinderen in gang te zetten. Tegenwoordig is de eigenaar van het project (Coco), naast het aanbieden van meer onderwijs, bezig om de kinderen bewuster te maken van maatschappelijke kwesties en het belang van gezondheidszorg. In verschillende weken wordt er op verschillende dingen gefocust. In de tijd dat de onderzoeker was, is er bijvoorbeeld een campagne geweest over het belang van tandenpoetsen, is er met de kinderen gepraat over gezond eten en recyclen. Er zijn ongeveer twintig meisjes ingeschreven bij het project en ongeveer tien jongens. De kinderen zijn allemaal tussen de 2 en 15 jaar oud. Alle kinderen wonen in de buitenwijk San Jeronimo, een van de armere wijken uit Cuzco. De kinderen komen na

school naar het project toe, om meer te leren, om te spelen of omdat de ouders niet thuis zijn en ze altijd bij het project terecht kunnen.

Gemiddeld zijn er vier vrijwilligers bij het project aanwezig samen met de projecteigenaar Coco.

Deze vrijwilligers komen via verschillende organisaties bij Corazon de los Apus terecht óf kennen Coco en willen een steentje bijdragen. De vrijwilligers zijn meestal afkomstig uit Amerika of Europa, vaak vrouwelijk en rond de twintig jaar. Er wordt geprobeerd

vrijwilligers minimaal twee weken bij het project te laten werken omdat er tijd nodig is om aan het project en de kinderen te wennen. In de tijd dat de onderzoeker bij het project was waren er drie vrijwilligers die maar een of twee weken daar waren, de anderen werkten er al

minstens een maand. Er zijn altijd

twee vrijwilligers die een of twee keer in de week een Engelse les organiseren. Alle

vrijwilligers helpen de kinderen met huiswerk of iets anders wat gevraagd wordt en er is veel ruimte om eigen activiteiten voor de kinderen te organiseren. De vrijwilligers zetten ook de verschillende campagnes op in samenwerking met Coco en bedenken daar verschillende interactieve activiteiten bij. Verder heeft de onderzoeker gedurende haar tijd ook

verschillende meisjes persoonlijk begeleid als het ging om schoolwerk en persoonlijke familieomstandigheden, dit kwam voort uit de interesse van de onderzoeker om meer te doen tijdens haar tijd in Cuzco. Ook koken de vrijwilligers gemiddeld twee keer per week voor de kinderen omdat niet alle kinderen toegang hebben tot voldoende voeding in hun thuissituatie. De vrijwilligers van dit project zijn dus bezig met primaire levensbehoeften maar trachten daarnaast hun steentje bij te dragen aan de persoonlijke ontwikkeling van de kinderen. 5.2 Verloop van het onderzoek

(21)

Voor deze scriptie zijn zeven interviews afgenomen met vrijwilligers, inclusief de

projecteigenaar en zijn met drie meisjes interviews in een interviewsetting afgenomen. Verder is er veel data verzameld door terloopse gesprekjes met de meisjes en is er bijna twee

maanden lang een participerende observatie uitgevoerd. De interviews met de meisjes zijn op de locatie van het project uitgevoerd en duurden meestal rond de vijfentwintig minuten. Een tolk is niet nodig gebleken al kon de eigenaar van het project af en toe nog wel helpen door iets te vertalen. De eerste twee weken bij het project heeft de onderzoeker nog geen

interviews afgenomen omdat ze de kinderen eerst beter wilde leren kennen. Dit merkte zij ook tijdens de interviews, het was makkelijker en de meisjes waren meer open op het moment dat er een vertrouwelijke sfeer hing. De interviews met de vrijwilligers en de projecteigenaar zijn tevens in de laatste 5 a 6 weken afgenomen, tijdens of na het project.

5.3 Ontwikkeling zelfbeeld van de Peruaanse meisjes in het project

Met alle vrijwilligers en de eigenaar van het project is gesproken over het zelfbeeld van de meisjes en hoe zij dit dan zouden inschatten. Voor de vrijwilligers en de participanten was dit niet allemaal gelijk, zelfbeeld is besproken door te praten over de mate waarin zij

zelfvertrouwen in het algemeen, vertrouwen in eigen handelen en motivatie om te leren bij de meisjes zagen.

Wat opmerkelijk was in de antwoorden van de vrijwilligers was dat de mate van zelfvertrouwen van de meisjes hoog was. De vrijwilligers gaven aan dat ze het idee hadden dat de meisjes niet snel verlegen waren en juist heel erg open naar de vrijwilligers en de andere kinderen toe waren. Geen enkele vrijwilliger dacht een verschil te zien in leeftijd en de mater van zelfvertrouwen maar een vrijwilliger dacht wel dat thuissituatie en de thuis

gehanteerde regels sterk het zelfvertrouwen bepalen.

‘.. op het moment dat een meisje thuis al niet het idee heeft dat ze ondersteuning krijgt en zichzelf kan zijn, zal ze dat hier ook niet, ik weet natuurlijk niet hoe het bij de meisjes thuis is maar naar mijn idee is in Quechua gezinnen nog wel wat meer gesloten maar dat zie ik hier dan weer niet..-Chloe-’

Een andere vrijwilligster vond de sfeer van het project zodanig dat ze daardoor het idee had dat de kinderen zichzelf konden zijn. Deze sfeer binnen het project werd ook genoemd door Dina, Indira, Sarai en Junzu. Zij

(22)

komen allemaal minstens twee jaar bij het project en gaven aan graag naar het project te komen. Ze vonden het belangrijk en leuk dat ze bij het project veel vriendinnen hadden en ze vonden het fijn dat de vrijwilligers ze kunnen helpen met huiswerk maar er ook zijn om leuke dingen met ze te doen. De relatie tussen de vrijwilligers en de participanten is dus goed. De onderzoeker zag in haar observatie deze goede relatie ook duidelijk, de kinderen gaven bij binnenkomst de vrijwilligers altijd een knuffel en vroegen in hoge mate aan de vrijwilligers of ze ergens bij konden helpen of iets met ze wilden doen. De kinderen waren altijd heel open naar de vrijwilligers. De eigenaar van het project gaf dit ook aan, hij wilde graag dat de kinderen zich er vrij voelden, dat ze niet worden beperkt in hun doen en laten en dat op het moment dat er iets aan de hand is, de kinderen zich ook zodanig voelen dat ze een vrijwilliger aan durven spreken. De onderzoeker zag door het gedrag van de kinderen dat de kinderen hier ook geen moeite mee hadden. Vaak werden de vrijwilligers door de kinderen erbij gehaald als er ruzie was. Ook gaven Sarai en Rosita aan dat ze op het project het gevoel hadden dat ze ondersteund werden door de vrijwilligers bij hun handelingen, de vrijwilligers wilden de kinderen altijd hebben en hebben een open houding.

Chloe, Manon, Sarah en Zac vonden dat de meisjes nog niet heel veel vertrouwen in eigen handelen hadden. Met name bij het helpen bij huiswerk vroegen de meisjes al snel om hulp en hadden vaak al snel het idee dat het ze niet zou lukken. De vrijwilligers probeerden ze te stimuleren en lieten ze het vaak eerst zelf proberen. De onderzoeker merkte op dat op het moment dat ze de meisjes aan het helpen was bij hun huiswerk dat ze het vaak wel snapten maar dat het logisch nadenken en de motivatie wat minder was. Vaak kregen de meisjes per dag zo’n 10 pagina’s aan huiswerk wat de meisjes al snel ontmoedigde.

‘Vaak als de kinderen binnenkomen en je aangeeft dat ze huiswerk moeten maken, vragen ze gelijk je hulp maar we willen dan altijd dat ze het eerst zelf proberen en niet als schaapjes naar ons gaan zitten luisteren –Zac-‘

De motivatie om te leren was niet bij alle meisjes even sterk terug te zien. De oudste meisjes van het project hadden vaak door waarom het belangrijk was om te leren en handelden hier ook naar. Dit deden ze door bijvoorbeeld gelijk aan hun huiswerk te gaan of zelfstandig Engelse woordjes te leren. Er was echter ook een meisje Ruth (7 jaar) die huiswerk kreeg wat veel te moeilijk voor haar was en haar docenten op haar school hadden haar

ook al opgegeven, dus bij haar zag je ook geen motivatie om te leren meer. De onderzoeker ging vaak in gesprek met Ruth als ze niet wilde werken aan school of om iets anders te leren, waarom het belangrijk was om dit

(23)

wél te doen. Dit lukte af en toe maar het was duidelijk te merken dat haar school er niks meer aan deed en dat haar motivatie niet heel hoog was. Ruth vertelde zelf dat haar ouders vaak weg waren en dat er daarom thuis ook niemand haar hielp of motiveerde. Om het zelfbeeld van de Peruaanse meisjes te onderzoeken is dus gekeken naar zelfvertrouwen, vertrouwen in eigen kunnen en motivatie. Er was een duidelijk onderscheid te zien in zelfbeeld binnen het project in het algemeen en zelfbeeld als het ging om hun schoolprestaties. De meisjes hadden veel hulp nodig bij het huiswerk, als was het dan soms niet eens om uitleg maar meer om motivatie. Op het moment dat het huiswerk klaar was handelden de meisjes meer zelfstandig en met meer zelfvertrouwen. Chloe en Manon, twee vrijwilligers die al langere tijd bij het project rondliepen, gaven aan dat als er geen huiswerk was, het echt meer spelen met de kinderen was en hadden ze niet echt het idee dat ze de kinderen ergens mee hielpen terwijl ze wel echt het idee kregen dat de meisjes de vrijwilligers nodig hadden op het moment dat ze met schoolwerk bezig waren.

5.4 Het project ter ondersteuning van de sociale vaardigheden

De sociale vaardigheden van de meisjes zijn onderzocht door de vrijwilligers te vragen hoe zij vinden dat de meisjes contact aangaan of met andere kinderen kunnen spelen en in hoeverre ze de persoonlijkheid van de meisjes open of gesloten vonden. De meisjes is vooral gevraagd naar de manier waarop zij zichzelf in een groep zien en of ze makkelijk vrienden maken binnen het project. De antwoorden van de vrijwilligers kwamen overeen in de zin dat de meisjes binnen het project een open karakter hadden. Een vrijwilligster die pas twee weken bij het project kwam, viel dit al op.

‘‘.. De meisjes zijn altijd heel vrolijk, open naar andere meisjes en kunnen goed samenwerken, soms hebben ze ergens ruzie om maar dan wordt een van ons er bij gehaald en kunnen ze weer verder samen spelen.’’

Coco dacht daarnaast dat door de telkens wisselende vrijwilligers, de kinderen als het ware gewend raken aan het contact maken met nieuwe mensen en hierdoor wordt dit voor de

kinderen ook steeds makkelijker. Tijdens de participerende observaties was dit ook een van de dingen die de onderzoeker opviel. De meisjes zijn heel spontaan, willen gelijk alles van nieuwe vrijwilligers of participanten weten en zijn niet onzeker om iets te vragen. Ook zijn de meisjes in de ogen van de onderzoeker en de vrijwilligers goede vriendinnen, je hoorde de meisjes af en toe belangstellend naar elkaar vragen en hielpen elkaar waar nodig.

(24)

periode bij het project het moeilijkst is om sociale contacten te maken. Dit lijkt wat logisch omdat je in een groep van ongeveer dertig nieuwe kinderen terechtkomt maar Chloe, die al langer bij het project rondliep, noemde de misschien aanwezige invloed van de thuissituatie. Zo zijn kinderen uit Quechua gezinnen vaak al iets geslotener, omdat zij minder goed Spaans spreken en omdat hun cultuur net weer iets anders is. Naar aanleiding hiervan heeft de onderzoeker Rosita gevraagd naar haar ervaringen hierover. Rosita komt uit een Quechua gezin en heeft nog een kleiner zusje. Haar zusje is een enkele keer met Rosita mee naar het project gekomen maar spreekt alleen Quechua waardoor zij en de andere kinderen elkaar niet begrepen wat nog weleens tot misverstanden of slaan kon leiden. Rosita heeft op school Spaans geleerd maar gaf wel aan duidelijke verschillen te merken tussen haar en meisjes die niet uit Quechua gezinnen komen. Coco zei daarnaast dat kinderen soms uit thuissituaties komen waarin ze minder hebben en mogen en dat ze daarom de eerste periode onzekerder zijn over hoe ze zich mogen gedragen en hoe ze naar andere kinderen toe zijn, dit is ook het geval bij kinderen uit Quechua gezinnen.

5.5 Het project ter ondersteuning van praktische vaardigheden

Een van de insteken van het project is om de praktische vaardigheden van de meisjes te verbeteren en om hun meningen over de maatschappij en hun positie daarbinnen te ontwikkelen. De vrijwilligers helpen de meisjes met onder andere huiswerk, engelse les, tekenen, schrijven en

lezen. Dit zijn allemaal onderdelen van de praktische vaardigheden van de meisjes. De onderzoeker heeft alle meisjes kunnen vragen naar hun mening over de ontwikkeling van hun praktische vaardigheden. Met name Junzu, Roxana en Indira vertelden dat ze het idee hadden goed mee te kunnen op hun school en dat als ze iets niet begrepen, de vrijwilligers hun altijd konden helpen.

‘‘ik vind wat we op school krijgen niet heel moeilijk, ik ben niet de beste maar kan wel goed meekomen’’

De vrijwilligers waren allemaal bezig met het zo veel mogelijk helpen van de kinderen en probeerden ze ook veel nieuwe dingen te leren. Zo vertelde Chloe me dat ze voor de vijf maanden dat ze bij het project was een plan had wat ze de kinderen aan Engels wilde leren en op wanneer. Coco vertelde dat hij voor Ruth, het meisje wat helemaal niet mee komt op school, een schema gaat maken om samen met haar, haar achterstand in te halen. De

(25)

voelen wanneer een kind meer persoonlijke begeleiding nodig heeft en weten daar ook goed op in te spelen.

Opvallend was dat alle meisjes aangaven dat hun praktische vaardigheden heel erg zijn versterkt sinds dat ze bij het project kwamen en dat de meisjes die het langst bij het project kwamen, ook de kennis en vaardigheden hadden die je bij kinderen van hun leeftijd zou verwachten. Met Indira, 13 jaar oud, moest er soms nog flink geoefend worden met lezen en schrijven en dat is in de twee maanden dat de onderzoeker aanwezig was, ook snel verbeterd. 5.6 Empowerment van de Peruaanse meisjes, een verbetering van positie of een droom

Tijdens de interviews is gevraagd in hoeverre de vrijwilligers het met de meisjes hadden over hun toekomst, de wensen en angsten die zij hiervoor hebben. En is er aan de meisjes gevraagd hoe ze hun toekomst zien en of ze bepaalde dromen hebben of niet. Bijna alle vrijwilligers gaven aan het hier niet echt over te hebben met de kinderen. Chloe, die nu twee maanden bij het project werkt, gaf wel aan af en toe te praten met de meisjes over hun toekomst maar dit kwam dan spontaan als ze toch al aan het praten waren. Ook de projecteigenaar gaf aan bezig te zijn met de toekomst van de meisjes. Dit is misschien ook iets logischer aangezien hij dit project is gestart om de kinderen meer mogelijkheden te geven. Hij gaf aan regelmatig de meisjes te vragen over hun dromen en angsten en heeft in het verleden een themaweek over het verschil tussen jongens en meisjes gehouden en de stereotypen die zij daarbij hebben. Daar bleek uit dat niet alle meisjes dit nog weten of weten wat hun mogelijkheden voor de toekomst zijn en wat ze precies willen.

‘..en als we er dan over praten weten sommige meisjes wel wat ze willen maar weten ze gewoon niet zo goed hoe ze hun toekomst kunnen verwezenlijken en dan zijn ze er daarna ook weer minder mee bezig.. -Coco-‘

Dit is ondersteund door de gesprekken met Indira, Roxana, Rosita en Junzu. Zij vertelden me over hun thuissituaties en het werk dat ze eigenlijk nu al voor hun ouders en familie doen. Zo werken Junzu en Rosita vaak op het land met hun ouders of zijn ze thuis voor hun kleinere broertjes en zusjes. Bij Indira en Roxana kwam vooral naar voren dat door de arme

thuissituatie er niet veel mogelijkheden waren om verder te leren of te sparen voor een eventuele universitaire studie. De meisjes waren allemaal vooral bezig met hun toekomst op de korte termijn en waren vooral bezig met wat normaal was en wat makkelijk te behalen was voor ze. Met Ruth, Junzu, Sarai, Dina, Maite en Indira is kort gesproken over de manier waarop zij de vrijwilligers zien en of ze zich daardoor bewuster worden van wereld buiten

(26)

Cuzco en de mogelijkheden die wij hebben. Alleen Maite gaf aan weleens na te denken over het willen zien van andere landen maar wist eigenlijk niet zo goed welke kansen en

ontwikkelingen wij hier dan hebben. De andere meisjes waren minder nieuwsgierig over het leven in andere landen. De onderzoeker kreeg door de gesprekjes het idee dat de meisjes zich eigenlijk niet bewust zijn van de leefwijze en gebruiken in andere landen. De onderzoeker kreeg ook een keer de vraag van Ruth of zij kon lezen en of ze Engels sprak. Dingen die hier heel normaal zijn, zoals kunnen lezen, zijn voor de Peruaanse meisjes minder

vanzelfsprekend.

Als laatste is er met de meisjes ingegaan in hoeverre dit project kan zorgen voor een verandering in positie van de Peruaanse meisjes, in hun thuissituatie, in de stad en in de maatschappij. Coco benoemde het belang van gelijkwaardigheid binnen zijn project. Hij wilde graag dat de meisjes en de paar jongens die er waren, gelijkwaardig met elkaar omgingen. De onderzoeker zag dit terug in de vorm van samenwerking en samen spelen. Toch zag de

onderzoeker verschillen tussen het gedrag van jongens en van meisjes maar heeft niet het idee dat dit anders is dan bij jongens en meisjes van deze leeftijd in Nederland.

Op het moment dat de onderzoeker de meisjes vroeg naar hoe zij hun positie en

toekomst zien (in een thuissituatie) duurde het even voordat de meisjes wisten wat ze hier nou van vonden omdat dit niet echt iets is waar ze mee bezig zijn. Ze wilden wel graag allemaal leren en Indira en en Roxana vertelden specifiek dat zij graag door wilden studeren maar dat ze onzeker waren over de mogelijkheden hiervoor. De jongere meisjes hadden eigenlijk nog helemaal geen idee hierover. Ook kreeg de onderzoeker van alle meisjes een bevestiging op de vraag of zij kinderen wilden en gaven zij aan dat ze dan zichzelf voor de kinderen zien zorgen. Hier komt het stereotype beeld van de huisvrouw dan naar voren. Een verandering in positie van de meisjes is dus nog niet echt te zien.

Coco en de vrijwilligers waren hier positiever over en dachten dat het project de wel kan helpen bij de ontwikkeling en empowerment van de meisjes. Met name de vrijwilligers vonden het moeilijk om een antwoord te geven op de vraag hoe dan, maar Coco probeerde door middel van ondersteuning bij het leren van de meisjes en af en toe met de ouders te praten, de meisjes verder te laten leren en ze op deze manier een betere toekomst te kunnen geven. Ook heeft Coco plannen om via sponsoring de meisjes geld te kunnen geven om daadwerkelijk te kunnen studeren in plaats van jong moeder te worden of in het huishouden te werken.

‘’ Het is misschien een verre droom maar ik hoop de meisjes verder te kunnen helpen in hun leveren door ze te sponsoren en te ontwikkelen waar ik kan, het blijft moeilijk om

(27)

meisjes op hun zestiende moeder te zien worden terwijl je weet dat ze intelligent genoeg zouden zijn om een baan in Cuzco te krijgen’’

Een verschil hierin met de vrijwilligers is dat de vrijwilligers vooral bezig zijn met de kinderen van dag tot dag te helpen en minder met de toekomst van deze meisjes bezig zijn. Coco heeft dit project opgezet en werkt nu al zes jaar met deze kinderen, hij weet wat ze kunnen en wat ze nodig hebben om zich te ontwikkelen. De meisjes zijn zich tevens niet zo bewust van hun toekomst, alleen de iets oudere meisjes maar ook zij weten niet goed wat hun mogelijkheden en capaciteiten zijn.

6. Conclusie

6.1 Antwoord op de centrale vraag

In dit onderzoek is er ingegaan op de invloed van vrijwilligerswerk op de ontwikkeling van agency van Peruaanse meisjes in San Jeronimo. Aan de hand van participerende observatie, een aantal interviews en veel persoonlijke gesprekjes is er veel data verzameld die in deze conclusie aan de theorie gekoppeld zullen worden. Allereerst zal er per deelvraag een

conclusie worden gevormd om aan het eind een antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag van deze scriptie.

Uit de resultaten is naar voren gekomen dat de meisjes in het project zich bewust waren van zichzelf en hun eigen kunnen maar dat dit door schoolwerk niet altijd het geval, met name het vertrouwen in eigen kunnen bij het werken aan huiswerk ontbrak vaak. De taak van de vrijwilligers was hierin dus het motiveren van de meisjes en het zelfvertrouwen geven in eigen handelen en door het creëren van een fijne sfeer in het project had dit zelfvertrouwen van de meisjes de ruimte om te groeien. De antwoorden van de meisjes laten zien dat ze zich fijn voelen in het project en zich daar niet onzeker voelen. Alleen huiswerk wordt snel moeilijk gevonden en wordt er snel om hulp gevraagd. Volgens Gentsch en Synofzik (2014) bestaat zelfbeeld uit motivatie, vertrouwen in eigen handelen en verwachtingen van bepaalde handelingen en kan dit zorgen voor een hogere mate van agency van het individu. Deze motivatie is goed terug te zien bij de Peruaanse meisjes en was het vertrouwen in het eigen handelen niet altijd aanwezig. Door het werk van de vrijwilligers kan het zelfbeeld van de meisjes dus verbeteren en kunnen de meisjes een hogere mate van agency verkregen.

Vervolgens is er ingegaan op de sociale vaardigheden van de meisjes. Volgens Emirbayer en Mische (1998) zorgt de ontwikkeling van het onderhouden van betere en meer sociale relaties door het individu ook voor het ontwikkelen van meer agency voor het

(28)

individu. Uit de resultaten kwam naar voren dat de meeste meisjes in het begin wat

afwachtender waren maar dat ze steeds meer een open karakter kregen naarmate ze langer bij het project kwamen. Door de observaties is ook bevestigd dat veel van de meisjes goede sociale vaardigheden hebben, met elkaar én de vrijwilligers. Wel is een verschil gevonden in de karakters van meisjes uit Quechua families of uit niet-Quechua families. Meisjes van Quechua families kunnen mede door de eventuele taalbarrière en andere gebruiken moeite hebben om zich te mengen met de meisjes die niet uit Quechua gezinnen komen. Dit komt overeen met wat Garcia (2003) schreef over de relatie tussen de gesproken taal (Quechua of Spaans) en de culturele en nationale identiteit en positie en de achtergestelde Quechua gemeenschappen.

De derde deelvraag ging over de invloed van vrijwilligerswerk op de praktische ontwikkeling van de Peruaanse meisjes. Volgens Emirbayer en Mische (1998) zorgen praktische vaardigheden namelijk voor meer agency. Uit de verschillende interviews en de participerende observatie is gebleken dat de vrijwilligers de participanten uitgebreid helpen met alles wat er gedaan wordt binnen het project. Waar nodig kan er intensieve persoonlijke begeleiding worden geboden. Dit project is dus een goede ondersteuning voor de

ontwikkeling van de praktische vaardigheden van de meisjes waardoor zij hierdoor volgens Emirbayer en Mische (1998) meer agency kunnen verkrijgen.

Als laatste is er gekeken naar de empowerment van de Peruaanse meisjes als resultaat van het vrijwilligerswerk. Opvallend was dat de meisjes niet echt wisten wat hun

mogelijkheden voor de toekomst waren en waren dus vooral bezig met wat er op de korte termijn gebeurde. De vrijwilligers waren tevens minder met de toekomst van de meisjes bezig en probeerden vooral zo goed mogelijk de meisjes op de korte termijn te helpen. Alleen Coco dacht na over mogelijkheden om de toekomst voor de meisjes te verbeteren. Onder andere door gelijkheid tussen jongen en meisje binnen het project trachtte hij de traditionele genderrollen bij deze kinderen te verminderen. Het vrijwilligersproject heeft dus wel als insteek om de toekomst van de meisjes te verbeteren maar de meisjes zijn hier zelf nog niet bewust mee bezig. De resultaten zijn dus te koppelen aan de theorie van Deshmukh-Ranadive (2005) over empowerment bij armen en/of ondergeschikten omdat er door het project wordt gewerkt aan de empowerment van deze groepen alleen zijn de meisjes zich daar op dit moment nog niet bewust van.

Het is dus moeilijk om een eenzijdig antwoord te geven op de vraag in hoeverre vrijwilligersproject Corazon de los Apus bijdraagt aan het ontwikkelen van agency van de meisjes tussen 8 en 15 jaar uit San Jeronimo, Cuzco. De meisjes geven aan veel te kunnen

(29)

leren binnen het project en zich daar ook te kunnen ontwikkelen op diverse vlakken. De vrijwilligers zijn ook bezig met de ontwikkeling van de meisjes en proberen ze zo veel mogelijk te leren en te ondersteunen om de meisjes meer kansen te kunnen geven. Door de lange termijn visie van het project kan er ook per meisje gewerkt worden naar een positievere toekomst van de meisjes. Er zijn dus veel mogelijkheden voor de meisjes in het project om zich te ontwikkelen en om hun agency te ontwikkelen en hiermee hun eigen keuzes te kunnen maken om hun leven te veranderen. Er blijven echter altijd aspecten zoals cultuurverschillen waar de Quechua meisjes mee te maken hebben, die het moeilijker maken deze agency te ontwikkelen. Ook is vaak onwetendheid bij de meisjes nog een probleem bij het maken van de keuzes voor hun eigen leven waardoor ze makkelijker in de vaste patronen blijven hangen. Er is dus nog veel te doen voor de ontwikkeling van deze meisjes maar dit is zeker niet onmogelijk.

6.2 Discussie

In dit onderzoek is er aan de hand van participerend onderzoek en interviews met verschillende personen, ingegaan op de invloed die vrijwilligerswerk kan hebben op de ontwikkeling van agency van de Peruaanse meisjes. Door met zowel de projecteigenaar, als de vrijwilligers, als de Peruaanse meisjes in gesprek te gaan trachtte de onderzoeker een zo volledig mogelijk beeld te schetsen om de hoofd- en deelvragen zo goed en onderbouwd mogelijk te beantwoorden. Door de participerende observatie kon de onderzoeker de gegeven antwoorden als het ware checken, door te kijken of zij bijvoorbeeld motivatie bij de

participanten terugzag. Door het gebruik van verschillende methodes en de verkregen data van verschillende actoren hoopt de onderzoeker een zo volledig mogelijk beeld te hebben geschetst. Toch zijn er nog een paar kanttekeningen bij dit onderzoek te plaatsen.

Allereerst is er ondanks, het goed beheersen van de Spaanse taal door de onderzoeker, de mogelijkheid op interpretatie- of taalfouten van de onderzoeker. Zij heeft bij twijfel de projecteigenaar gevraagd maar zeker bij de terloopse gesprekjes met de data en de notities van de participerende observatie de mogelijkheid op fouten door deze taalbarrière. Hier kan dan bij gezegd worden dat de onderzoeker vaker met de meisjes over dezelfde onderwerpen heeft gepraat en op deze manier een beeld geschetst per meisje. Door vaker gegeven antwoorden wist de onderzoeker beter wat het meisje bedoelde en waarom. Ook door naar de ervaringen van de vrijwilligers met deze meisjes kon er naar de mening van de vrijwilligers gevraagd worden en konden de antwoorden en data nogmaals gecontroleerd worden.

(30)

voor de onderzoeker misschien opviel, kan als normaal worden beschouwd binnen de Peruaanse cultuur. Hier heeft de onderzoeker de eigenaar van het project meermaals naar gevraagd, of een gegeven antwoord of gesprek normaal was in Peru of juist niet. Op deze manier heeft de onderzoeker toch getracht in deze cultuur te duiken en niet al te veel met een Nederlandse blik naar deze casus te kijken. De onderzoeker heeft gemerkt dat doordat zij al een keer eerder naar deze plek is geweest, ze al iets beter wist wat gebruikelijk is en wat niet. Toch heeft ze veel met Coco gepraat om ervoor te zorgen dat ze niet te veel door

cultuurverschillen is beïnvloed.

Als laatste heeft de onderzoeker gemerkt dat het soms moeilijk was om het onderzoek voor deze scriptie te combineren met dit vrijwilligersproject. De kinderen waren vaak nog bezig met het verkrijgen van eerste levensbehoeften zoals een goede maaltijd, fatsoenlijke kleren en een goed onderkomen waardoor de onderzoeker zich soms bijna bezwaard voelde om eigenlijk met een andere insteek naar dat project te gaan en met de kinderen om te gaan. Ze vond het daarom de eerste keren moeilijk om met de meisjes een wat persoonlijker gesprek te beginnen waardoor de eerste data misschien minder uitgebreid is geworden. Na de eerste twee weken is dit wel minder geworden en heeft ze naast het verkrijgen van haar data, de kinderen met zo veel mogelijk proberen te helpen. Ook merkte ze dat in dit project de meisjes minder bezig waren met deze sociaal maatschappelijke vraagstukken, hierdoor waren de antwoorden wel zo spontaan mogelijk maar heeft de onderzoeker vanuit verschillende invalshoeken de meisjes gevraagd over dingen zoals hun toekomst om spontane antwoorden op verschillende manieren te verkrijgen. Op deze manier wist de onderzoeker beter dat de gegeven antwoorden ook echt datgene waren wat het meisje dacht.

Deze discussiepunten kunnen in vervolgonderzoek meegenomen worden om een nog beter onderzoek uit te kunnen voeren. De onderzoeker heeft binnen haar onderzoek er alles aan gedaan om het zo betrouwbaar mogelijk te maken maar omdat het hier een case study beslaat en erg specifiek is, is het niet heel generaliseerbaar. Voor andere locaties en projecten met een andere insteek kan er een vergelijkbaar onderzoek worden uitgevoerd.

6.3 Evaluatie

Dit onderzoek heeft de onderzoeker flink uitgedaagd. Aanvankelijk was de onderzoeker zich er niet bewust van hoe indrukwekkend dit project eigenlijk ging worden en dat er veel meer uitdagingen bij kwamen kijken dan verwacht. Zeker de tijdsduur voor dit onderzoek is voor haar krap gebleken en had ze het onderzoek veel liever nog uitgebreider gemaakt omdat veel onderwerpen die met dit onderzoek te maken hadden haar interesseerden. Hierdoor zijn er

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In human patients suspected of NF, it is good practice to obtain tissue specimens for bacterial culture and for histopa- thology in all patients without exception because the

Bij kruisinoculatie, uitgevoerd door Schnathorst, Crogan & Bardin, (1958) blijken de volgende planten vatbaar voor de echte meeldauw van Lactuca sativa:

Zoals gezegd is aan het eind van de proef het verse plant­ gewicht bepaald en zijn er cijfers toegekend voor de stand van het gewas en voor de bladkleur.. Deze gegevens zijn

Het keuzedeel bevat een verdieping van kennis en vaardigheden op het gebied van diverse aspecten van marketing, te weten: begrippen in het vakgebied marketing, grondslagen van

Maar, zo stelt de commissie in dit advies, een goed beleid gericht op bijen en andere bestuivende insecten, draagt zeker bij aan een gezonde omgeving voor al deze insecten en

- Bereidt ondergronden voor volgens de gestelde kwaliteits- en productiviteitsniveaus, controleert tijdens en aan het eind van zijn werkzaamheden het resultaat en lost problemen

As mentioned before, because the numbers of foreign countries entered by each selected traditional company was hard to collect, and this paper only studies the location choice

Research and experience have shown that most women tend to me more naturally disposed to have traits and engage in behaviours wh ich modern workforce values such