• No results found

Ik kom oet Losser, ik weet van niks

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ik kom oet Losser, ik weet van niks"

Copied!
90
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ik kom oet Losser, ik weet van niks

EEN ONDERZOEK NAAR P OTENTIËLE PMPC’S OMT RENT DE SMOKKELROUTE

Nienke Maatman Hospitality Business School

Saxion Hogescholen Augustus 2015

(2)

2

I K K O M O E T L O S S E R , I K W E E T V A N N I K S

Nienke Maatman

310108

Hoger Toeristisch en Recreatief Onderwijs Hospitality Business School

Saxion Hogescholen Deventer, Augustus 2015 Moduul: Thesis Externe opdrachtgever: Gemeente Losser Mw. M. (Monique) Hamers Interne opdrachtgever: Kenniscentrum Hospitality Saxion

Mr. M. (Michiel) Flooren Mw. E (Ellen) Ruiter Examinatoren: Mw. I. (Inge) Hermann Mw. M. (Mirjam) Algera Onderzoekdocent: Mw. D. (Desirée) Logger

(3)

3

VOORWOORD

Voor u ligt het thesis rapport ‘Ik kom oet Losser, ik weet van niks’. Dit onderzoek is geschreven ter afronding van de opleiding Hoger Toeristisch en Recreatief Onderwijs aan de Hospitality Business School van Saxion Hogescholen in Deventer. Het rapport dient bij te dragen aan de toeristische recreatieve gebiedsontwikkeling in de regio Losser, Overijssel.

De opdrachtgever is de gemeente Losser, samen met het Kenniscentrum Hospitality van Saxion Hogescholen. Het advies binnen dit rapport dient bij te dragen aan de vorming van Product-Markt-Partner-Combinaties waarin toeristische recreatieve organisaties in de regio Losser samenwerkingsverbanden aangaan en een gezamenlijk product aanbieden aan een gezamenlijke markt. Op die manier hoopt de gemeente Losser op een succesvolle uitdraging van de Smokkelroute, welke bijdraagt aan de toeristische recreatieve gebiedsontwikkeling van de gemeente.

Tijdens het schrijven van deze thesis heb ik veel hulp en begeleiding mogen ontvangen van verschillende partijen. Graag wil ik mijn eerste examinator, Inge Hermann, en het Kenniscentrum Hospitality, Michiel Flooren en Ellen Ruiter bedanken voor alle begeleiding en feedback in de vorm van e-mails en vele afspraken op school. Mijn dank gaat uit naar mijn opdrachtgever Monique Hamers voor haar enthousiasme en flexibiliteit rondom het onderzoek en in het speciaal mijn vader Wim Maatman, die voor mij als klankbord fungeerde. j

Arnhem, 18 augustus 2015 Nienke Maatman

(4)

4

MANAGEMENTSAMENVATTING

Deze thesis is geschreven in opdracht van de gemeente Losser en het Kenniscentrum Hospitality van Saxion Hogescholen. De gemeente Losser ontwikkelt momenteel een regionale Smokkelroute en wenst een succesvolle uitdraging hiervan. Het Kenniscentrum Hospitality probeert in opdracht van de provincie Overijssel bij te dragen aan de ontwikkeling van Product-Markt-Partner-Combinaties (PMPC’s). Beide partijen verwachten een succesvolle uitdraging van de Smokkelroute wanneer PMPC’s rondom de route worden ontwikkeld. Het doel van dit onderzoek is bij te dragen aan het oplossen van het volgende managementprobleem:

Op welke wijze kunnen toeristische recreatieve organisaties in de regio Losser allianties vormen en gezamenlijk producten ontwikkelen om tot kansrijke PMPC’s te komen rondom de Smokkelroute, om zo bij te dragen aan een succesvolle uitdraging van de route?

Om dit probleem op te lossen zijn de volgende hoofdvragen geformuleerd:

1.

Binnen welke kaders vallen PMPC’s omtrent de Smokkelroute?

2.

Welke markten dienen te worden benaderd en welke producten dienen te worden ontwikkeld voor een PMPC ter bevordering van het succesvol uitdragen van de Smokkelroute?

3.

Welke toeristische recreatieve organisaties in de regio vormen potentiële allianties voor een PMPC omtrent de Smokkelroute?

Deze vragen zijn beantwoord aan de hand van literatuuronderzoek, deskresearch en veldonderzoek. Het veldonderzoek betreft een kwalitatief onderzoek waarbij respondenten individueel geïnterviewd zijn. Het betreffen toeristische recreatieve organisaties uit de regio Losser.

De kaders waarbinnen de PMPC’s rondom de Smokkelroute vallen zijn bepaald door de verschillende doelen en eisen die betrokken partijen hebben gesteld rondom PMPC’s en de Smokkelroute. De partijen betreffen de Provincie Overijssel, de gemeente Losser, de opdrachtgever en de respondenten. Aan de hand van deze kaders en de wensen en behoeftes van respondenten betreffende een samenwerking zijn de overige hoofdvragen beantwoord. Dit heeft geresulteerd in drie potentiële PMPC’s. Na afweging in een confrontatiematrix is de PMPC ‘de Smokkelvakantie’ als beste naar voren gekomen. Deze PMPC had de hoogste totaalscore op onderdelen als doelen van betrokken partijen, haalbaarheid en kosten.

Deze PMPC biedt een wandel- en fietsarrangement aan langs de Smokkelroute, waarbij deelnemers eten en overnachten bij de horeca gelegenheden aan de route. Dit alles gebeurt vanuit het thema smokkelen. De voornaamste doelgroepen vormen 55+’ers en wandelliefhebbers, vooral vertegenwoordigd in de belevingswereld ingetogen aqua van het BSR-model. Partners binnen deze PMPC zijn de regionale VVV’s, enkele horeca gelegenheden en een lid van de Historische Kring Losser die smokkelverhalen vastlegt.

Om deze PMPC te implementeren is een implementatieplan geschreven waarbij gebruik is gemaakt van de PDCA-Cyclus. Hierin worden concrete acties, doelen en rolverdeling nader toegelicht. Zo kan de samenwerking van start gaan en heeft het kansen tot slagen.

(5)

5

INHOUD

Voorwoord ... 3 Managementsamenvatting ... 4 1. Inleiding ... 7 1.1 Introductie ... 7 1.2 Context ... 7 1.3 De Smokkelroute ... 8 1.4 Aanleiding ... 9 1.5 Doelstelling ... 9 1.6 Hoofd- en deelvragen... 9 1.7 Leeswijzer ... 10 2. Theoretisch kader ... 11

2.1 Toeristische recreatieve gebiedsontwikkeling ... 11

2.2 Product–Markt–Partner-Combinaties ... 13 2.3 Cultuurtoerisme ... 16 2.4 Thematische routes ... 17 2.5 Succesvolle allianties ... 19 2.6 Samenhang ... 22 3. Methodologie ... 23 3.1 Onderzoekstrategie ... 23 3.2 Waarnemingsmethoden ... 24 3.3 Analyse technieken ... 24 3.4 Onderzoekseenheden ... 24 3.4.1 Profielen respondenten... 25 4. Resultaten veldonderzoek ... 27 4.1 Kenmerken organisaties ... 27 4.2 Alliantievorming ... 29 4.3 PMPC omtrent de Smokkelroute ... 29 4.4 Vormgeving PMPC ... 30 4.5 Randvoorwaarden PMPC ... 31 5. Conclusie ... 33 6. Discussie ... 39 7. Advies ... 40 7.1 Potentiële PMPC’s ... 40 7.2 Afweging alternatieven ... 42

(6)

6 7.3 Implementatieplan ... 43 7.4 Financieel ... 44 7.5 Conclusie advies ... 45 Nawoord ... 46 Literatuurlijst ... 48 Bijlagen ... 52

Bijlage I: Conceptueel kader onderzoek ... 52

Bijlage II:Noordoost-Twente en de gemeente Losser ... 53

Bijlage III: Eerste opzet Smokkelroute ... 54

Bijlage IV: Interview Guide ... 55

Bijlage V: Boomdiagram interview guide ... 58

Bijlage VI: Respondenten in kaart ... 59

Bijlage VII: Codering in tabel ... 60

Bijlage VIII: Interview fragmenten ... 61

Bijlage IX: Verantwoording partnerkeuze hoofdvraag 2... 86

Bijlage X: PMPC’s in figuur ... 88

Bijlage XI: Toelichting confrontatiematrix ... 89

(7)

7

1. INLEIDING

Dit hoofdstuk beschrijft de opzet van het onderzoek en is onderverdeeld in introductie, de context van het onderzoek, een introductie van de Smokkelroute, de aanleiding van het onderzoek, de doelstelling van het onderzoek, hoofd- en deelvragen en sluit af met de leeswijzer. Voor het onderzoek is een conceptueel kader ontwikkeld, deze is terug te vinden in bijlage I.

1.1 INTRODUCTIE

Wandelen vormt een belangrijk deel van de Nederlandse vrijetijdsbesteding. In 2012 wandelde een derde van de Nederlanders regelmatig (Werkgroep Beleving Routenetwerken, 2014). Volgens Nationale Wandelmonitor (2010) telde Nederland datzelfde jaar 6,6 miljoen wandelaars van 18 jaar en ouder. Hieronder vallen 850.000 lange afstandswandelaars en 200.000 Nederlanders die een meerdaagse wandelvakantie houden in ons land. Dit is een lichte stijging ten opzichte van 2005. Nederlanders wandelen vooral voor hun plezier (85%), hun gezondheid (66%) en natuurbeleving (53%). Wandelingen worden het liefst in de directe woonomgeving gemaakt en 66% van de wandelaars wandelt het liefst met zijn of haar partner. Dat wandelen zo populair is in Nederland, is volgens Nationale Wandelmonitor (2010) deels te verklaren vanwege het uitgebreide en goed onderhouden wandelnetwerk dat het land biedt. Zo biedt Nederland ruim 7000 kilometer aan regionale wandelroutes. Routes die voorzien zijn van een thema bieden mogelijkheid tot leren, relaxen en het hebben van plezier (Richards, 2007). Volgens Gelders Manifest Recreatieve Routenetwerken (2015) gaan met route gebonden activiteiten ook bestedingen bij ondernemers gepaard. Zij doen er goed aan bewust te worden van de aantrekkende werking en kansen die routes bieden. Thematische routes zijn tevens een goede manier om cultuur en toerisme samen te brengen en gebiedsontwikkeling te stimuleren. Beelden en verhalen binnen een thema zijn een effectief middel voor toeristische recreatieve gebiedsontwikkeling. Volgens VROM-raad (2006) geeft dit het gebied identiteit. Toeristische elementen uit het gebied krijgen door de beelden en verhalen meer betekenis en diepgang. De route zelf blijft de grootste attractie, maar deze kan versterkt worden door het aanbod van ondernemers.

1.2 CONTEXT

Deze thesis wordt geschreven in samenwerking met Saxion Hogescholen en het Kenniscentrum Hospitality. De thesis valt binnen het project de Kracht van Gastvrij Overijssel. In dit project worden onderzoeken gedaan naar potentiële Product Markt Partner Combinaties (voortaan PMPC) voor verschillende opdrachtgevers in de provincie. Dit onderzoek vindt plaats in opdracht van de gemeente Losser binnen de afdeling Recreatie en Toerisme. De opdrachtgever van dit onderzoek is Monique Hamers, beleidsmedewerker Recreatie en Toerisme, en Economische Zaken.

De gemeente Losser ligt in de regio Noordoost-Twente, dicht bij de Duitse grens en telt vijf zogeheten kerkdorpen (voor visualisatie zie bijlage II). Dit zijn Beuningen, De Lutte, Glane, Losser en Overdinkel (Gemeente Losser, 2013). In totaal betreft het een oppervlakte van 9.962 hectare en telt de gemeente per 1 januari 2013 meer dan 22.500 inwoners (Gemeente Losser, 2013). De gemeente heeft een recreatief aanbod dat vooral bestaat uit natuurgebieden als de Boerskotten, de Paasberg en de

(8)

8

Duivelshof (Gemeente Losser, 2013). Dit trekt fietsers en wandelaars naar de gemeente, maar biedt ook recreatieve mogelijkheden voor de lokale bevolking. De regio Noordoost-Twente ziet graag dat door het brede aanbod toeristen en recreanten langer in het gebied verblijven, vaker terug komen en meer besteden.

1.3 DE SMOKKELROUTE

De gemeente Losser wil zich ontwikkelen op toeristisch recreatief gebied. Sinds oktober 2014 is de gemeente in samenwerking met Erve de Bergboer en Welhuis B.V. actief in het ontwikkelen van een regionale Smokkelroute. Deze route dient in september 2015 gerealiseerd te worden. Middels deze route wil de gemeente Losser het zuidelijk deel van de gemeente verbinden met de rest van Noordoost-Twente en het recreatieve aanbod in de regio vergroten. Als resultaat dient de route tevens het dorp Overdinkel en het smokkelverleden van de regio op de kaart zetten. De Smokkelroute dankt haar naam aan dit rijke smokkelverleden. Twente was ooit een achtergesteld gebied vanwege slechte verbindeningen met andere delen van het land. In Duitsland waren producten te krijgen die in Nederland niet voorhanden waren en vice versa. Zo ontstond er een levendige ilegale handel en groeide vanuit de overheid de jacht op de smokkelaars. Het smokkelen werd op die manier een stukje identiteit van de regio (Welhuis B.V., 2015. Businesscase Smokkelroute. Intern document). Tijdens de Smokkelavond op 29 oktober 2014 kwam naar voren dat organisaties nog altijd affiniteit hebben met het smokkelverleden. De gemeente heeft een sterk vermoeden dat deze organisaties bereid zijn hiervoor vrijetijdsproducten te ontwikkelen (M. Hamers, mondelinge communicatie, 10 februari 2015). Het idee is om door middel van verhalen, gebruiksvoorwerpen en activiteiten de smokkelhistorie zichtbaar te maken voor bezoekers en inwoners van de gemeente.

De Smokkelroute is een langeafstandswandeling. Met ongeveer 45 kilometer in lengte is de route goed voor enkele dagen wandelplezier. De route gaat van start bij camping de Bergboer en passeert vele bezienswaardigheden, toeritische attracties en cultuurhistorsich erfgoed, zoals Steenfabriek De Werklust, de Starringgroeve en Erve Kraesgenberg. Verder brengt de Smokkelroute ook de unieke natuur en geologie van het gebied nadrukkelijk onder de aandacht. Zo passeert de route rivier de Dinkel, de Zandbergen, Dreiländsee en Arboretum Poortbulten (voor visualisatie zie bijlage III). Om de Smokkelroute te realiseren werkt de gemeente Losser tevens samen met Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten en met verscheidene horecabedrijven, campings, bed and breakfast gelegenheden en recreatievoorzieningen. De route is zeer laagdrempelig, omdat recreanten de mogelijkheid hebben de Smokkelroute te beleven zonder geld uit te geven. Tevens is de route geschikt voor alle leeftijdscategorieën (Welhuis B.V., 2015. Businesscase Smokkelroute. Intern document). De gemeente Losser hoopt dat door de route het Smokkelverleden meer gaat leven in de regio. Uit mondelinge communicatie met de opdrachtgever is gebleken dat weinig inwoners, en vooral jongeren, bekend zijn met gezegde ‘ik kom oet Losser, ik weet van niets’ (M. Hamers, mondelinge communicatie, 10 februari 2015). Het verwijst naar de smokkelaars die in de Almelose rechtbank hun onschuld bezwoeren (218x Overijssel, 2008).

(9)

9

1.4 AANLEIDING

De gemeente verwacht dat PMPC’s een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het toeristisch succes van de Smokkelroute. Maar uit gesprekken met de opdrachtgever is naar voren gekomen dat de gemeente Losser over onvoldoende inzicht in de wensen en behoeften van de organisaties beschikt om PMPC’s te stimuleren. Bovendien kan de gemeente Losser weinig invloed uitoefenen op de organisaties. Dit komt mede door gebrek aan budget en doordat de gemeente Losser zelf geen onderdeel zal vormen van een PMPC. De gemeente Losser wenst daarom een onderzoek naar potentiële allianties tussen toeristische recreatieve organisaties uit de regio. Organisaties dienen daarvoor inzicht te krijgen in elkaars wensen en behoeften. Met deze kennis zijn zij als potentiële allianties beter in staat samen producten te ontwikkelen omtrent de Smokkelroute. Bij de vorming van deze PMPC’s is de rol van de gemeente Losser slechts faciliterend. De Smokkelroute loopt deels door Duitsland en daarom wordt er in dit onderzoek ook gekeken naar grensoverschreidende samenwerkingsmogelijkheden.

Het managementvraagstuk van dit onderzoek luidt:

Op welke manier kunnen toeristische recreatieve organisaties in de regio Losser door kansrijke PMPC’s te ontwikkelen, bijdragen aan een succesvolle uitdraging van de Smokkelroute?

1.5 DOELSTELLING

De doelstelling van dit onderzoek luidt:

Het doel van dit onderzoek is inzicht te verkrijgen in kansrijke PMPC’s omtrent de

Smokkelroute, met als doel drie potentiële PMPC’s te ontwikkelen om zo bij te dragen aan een succesvolle uitdraging van de route.

Voor een succesvolle uitdraging dient te worden bijgedragen aan de doelstellingen van de Smokkelroute, zoals behandeld in hoofdstuk 1.3. Literatuuronderzoek, deskresearch en veldonderzoek dienen te leiden tot een bruikbaar advies, vertaald in drie kansrijke PMPC’s. De PMPC’s worden voorzien van een implementatieplan waarbij aandacht is voor het financiële aspect. Dit wordt gedaan aan de hand van de PDCA-Cyclus van Deming (geciteerd in Management Start, 2006).

Het advies is relevant voor de toeristische recreatieve sector in de regio Losser omdat het inzicht biedt in de vorming van potentiële PMPC’s omtrent de Smokkelroute die zij kunnen aangaan. Wanneer de PMPC’s de Smokkelroute succesvol uitdragen, en daarmee meer toeristen naar de regio trekken die langer verblijven en meer besteden, kan zowel de toeristische recreatieve sector als de gemeente Losser hiervan profiteren.

1.6 HOOFD- EN DEELVRAGEN

De bovenstaande doelstelling kan worden behaald wanneer het managementvraagstuk beantwoord wordt. Om deze vraag te beantwoorden zijn een adviesvraag en drie hoofdvragen geformuleerd met zes deelvragen.

(10)

10 De adviesvraag luidt:

Welke potentiële PMPC’s dragen bij aan het succesvol uitdragen van de Smokkelroute?

De hoofd- en deelvragen luiden:

1.

Binnen welke kaders vallen PMPC’s omtrent de Smokkelroute?

1.1. Wat is toeristische recreatieve gebiedsontwikkeling en welke rol spelen wandelroutes hierin?

1.2. Wat zijn Product-Markt-Partner-Combinaties en wanneer sluiten deze aan op de Smokkelroute?

2.

Welke markten dienen te worden benaderd en welke producten dienen te worden ontwikkeld voor een PMPC ter bevordering van het succesvol uitdragen van de Smokkelroute?

2.1. Wat zijn thematische routes en welke trends en ontwikkelen zijn hierin te vinden?

2.2. Welke ideeën leven er bij de toeristische recreatieve organisaties in de regio aangaande de invulling van een PMPC omtrent de Smokkelroute?

3.

Welke toeristische recreatieve organisaties in de regio vormen potentiële allianties voor een PMPC omtrent de Smokkelroute?

3.1. Wat zijn succesvolle allianties en wat zijn essentiële voorwaarden voor het samenstellen hiervan?

3.2. Binnen welke kaders willen en kunnen toeristische recreatieve organisaties in de regio PMPC’s rondom de Smokkelroute aangaan?

Hoofdvraag 1 bepaalt de kaders waarbinnen het onderzoek plaatsvindt en waarbinnen het advies wordt gepresenteerd. De bijbehorende deelvragen worden beantwoord door middel van literatuuronderzoek en deskresearch. Hoofdvraag 2 heeft betrekking op potentiële producten en markten binnen een PMPC omtrent de Smokkelroute. Deelvraag 2.1 wordt beantwoord met literatuuronderzoek en deskresearch en deelvraag 2.2 met veldonderzoek. Tot slot heeft hoofdvraag 3 betrekking op de partners binnen een PMPC. Deelvraag 3.1 wordt beantwoord door middel van literatuuronderzoek en deelvraag 3.2 door middel van veldonderzoek.

1.7 LEESWIJZER

De deelvragen uit het literatuuronderzoek en het deskresearch worden beantwoord in hoofdstuk 2. Theoretisch kader. Hierin worden tevens de kernbegrippen gedefinieerd en geoperationaliseerd. De resultaten uit hoofdstuk 2 geven de input voor de interview guide. In hoofdstuk 3, methodologie, komt de onderzoeksopzet aan bod. De resultaten van het veldonderzoek worden besproken in hoofdstuk 4. De conclusies uit alle resultaten worden besproken in hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 vormt de discussie waarin de validiteit en betrouwbaarheid van het onderzoek wordt gepresenteerd. In hoofdstuk 7 komt het tot een advies in de vorm van drie potentiële PMPC’s. Het onderzoek wordt afgesloten met een nawoord en een reflectie op eigen handelen.

(11)

11

2. THEORETISCH KADER

Dit hoofdstuk beantwoordt vier deelvragen uit het onderzoek, zoals beschreven in hoofdstuk 1.6. Tevens behandelt dit hoofdstuk de kernbegrippen uit het onderzoek. Begrippen worden gekaderd om zo tot een bruikbaar advies te kunnen komen (Verhoeven, 2007). De verschillende definities worden geoperationaliseerd in dimensies en aspecten. De samenhang tussen de begrippen is te vinden in hoofdstuk 2.6, weergegeven in een conceptueel model. Literaire bronnen worden beoordeeld aan de hand van AAOCC criteria van Brotherton (2008). Hierbij worden bronnen beoordeeld op autoriteit, accuraatheid, objectiviteit, actualiteit en dekking.

Het theoretisch kader zal middels definities antwoord geven op de volgende vragen:

-

Wat verstaan we onder toeristische recreatieve gebiedsontwikkeling?

-

Wat verstaan we onder cultuurtoerisme?

-

Wat verstaan we onder thematische routes?

-

Wat verstaan we onder alliantie?

2.1 TOERISTISCHE RECREATIEVE GEBIEDSONTWIKKELING

Gebiedsontwikkeling is de afgelopen decennia de oplossing geworden voor het (her)ontwikkelen van gebieden (Jansen, 2008). Hierbij worden volgens Jansen (2008) de ontwikkelingen van wonen, werken, winkelen, leisure en parkeren steeds vaker gecombineerd. Zo wordt een gebied aantrekkelijker voor toeristen, inwoners en bedrijven. De gemeente Losser wil bijdragen aan de gebiedsontwikkeling in de regio en hoopt met de Smokkelroute de gemeente aantrekkelijker te maken voor toeristische en recreatieve activiteiten. Daarmee vormt toeristische recreatieve gebiedsontwikkeling één van de kernbegrippen in dit onderzoek. Om dit begrip te definiëren wordt eerst bepaald wat gebiedsontwikkeling inhoud. De definities zijn weergegeven en geoperationaliseerd in tabel 2.1.

Tabel 2.1: Definities gebiedsontwikkeling

Auteur Definitie Dimensies Aspecten

Wallagh (2006, pag. 45 - 48)

Een fysieke en functionele

transformatie van een gebied, dat – gegeven het schaalniveau, de lange doorlooptijd van een gebiedsgerichte aanpak en de ambitie om binnen het duidelijk begrensde gebied

(ruimtelijk, sociaal, economisch, cultureel) opgaven in samenhang te realiseren- plaats vindt in een (door de tijd veranderend) krachtenveld, waarbinnen partijen met

uiteenlopende belangen, posities, rollen, verantwoordelijkheden en Transformatie van een gebied Fysiek Functioneel Middel: Gebiedsgerichte aanpak Schaalniveau Doel: Samenhang

realiseren binnen een begrensd gebied Ruimtelijk Sociaal Economisch Cultureel In een krachtenveld van partijen Belangen Posities Rollen Verantwoordelijkheden

(12)

12

risico’s te traceren zijn. Risico’s De Zeeuw

(2007, pag. 7)

De kunst van het verbinden van functies, disciplines, partijen, belangen en geldstromen, met het oog op de (her-)ontwikkeling van een gebied. Verbinden Functies Disciplines Partijen Belangen Geldstromen Doel: (Her)ontwikkelen Gebied Van Bussel (2013, pag. 21)

Gebiedsontwikkeling is het proces waarin publieke en private partijen samenwerken en wat leidt tot het (her)-ontwikkelen of opnieuw inrichten van landelijk of stedelijk gebied, waarbij verschillende functies, zoals ondergrondse en bovengrondse infrastructuur, worden gecombineerd en verbonden. Proces van samenwerken Publieke ondernemingen Private ondernemingen Doel: (Her)ontwikkelen of opnieuw inrichten Landelijk gebied Stedelijk gebied Middel: Combineren en verbinden van functies Ondergrondse infrastructuur Bovengrondse infrastructuur

Gebiedsontwikkeling wordt door de auteurs op verschillende manieren omschreven. Wallagh (2006) spreekt van een transformatie, de Zeeuw (2007) noemt het verbinden en volgens Van Bussel (2013) is gebiedsontwikkeling een proces van samenwerken. De Zeeuw (2007) en Van Bussel (2013) noemen het doel van gebiedsontwikkeling beide het (her)ontwikkelen van een gebied. Wallagh (2006) zegt dat het doel van gebiedsontwikkeling is om samenhang te realiseren binnen een begrensd gebied. Alle auteurs geven aan dat bij gebiedsontwikkeling verschillende partijen betrokken zijn. Deze zijn te vinden in de aspecten. Op basis van de bovenstaande definities is de volgende definitie geformuleerd voor toeristische recreatieve gebiedsontwikkeling:

‘Toeristische recreatieve gebiedsontwikkeling is het proces waarin verschillende partijen samenwerken, wat leidt tot het (her-)ontwikkelen of opnieuw inrichten van een gebied (ruimtelijk, sociaal, economisch, cultureel) met als doel het stimuleren van de toeristische recreatieve sector.’

Verschillende vormen van toerisme kunnen bijdragen aan het ontwikkelen van een gebied omdat het leidt tot verbindingen tussen bijvoorbeeld ondernemers en organisaties. Andersom kan een aantrekkelijk en goed ontwikkeld gebied ook zorgen voor meer toerisme. Uit onderzoek van Briedenhann en Wickens (2002) naar de bijdrage van toeristische routes aan economische ontwikkeling in een gebied is gebleken dat toeristische routes een sterk middel zijn voor ontwikkeling en dat deze routes als katalysator kan werken voor de verkoop van lokale producten. Daarnaast stellen onderzoekers dat toeristische routes ondernemers kansen bieden. Ondernemers krijgen de mogelijkheid activiteiten op te zetten of ondersteunende diensten aan te bieden als restaurants en hotels. Briedenhann en Wickens (2002) raden aan toeristisch recreatieve activiteiten en attracties te klusteren. Hierdoor ontstaan allianties tussen verschillende gebieden en regio’s. Deze samenwerking zou volgens hen de economische ontwikkeling stimuleren en daarmee de algehele ontwikkeling van een gebied. Wandelroutes kunnen dus direct bijdragen aan de ontwikkeling van een gebied. Figuur 2.1

(13)

13

geeft de samenhang weer tussen het organiserend vermogen binnen de toeristische recreatieve sector en de mate van ruimtelijke kwaliteit en economische ontwikkeling. Hoe beter de vrije tijd- en toeristische sector georganiseerd is, hoe hoger de ruimtelijke kwaliteit en economische ontwikkeling in het gebied.

Figuur 2.1: Samenhang organiserend vermogen vrijetijd & toerisme en aspecten van gebiedsontwikkeling

Gebiedsontwikkeling Noordoost-Twente werkt vanuit de visie ‘verbinden maakt sterk’ (Gebiedsvisie Noordoost-Twente, 2012). Doel hierbij is om een vitale samenleving te realiseren. Hieronder staan de aspecten versterking van ruimtelijke kwaliteit, duurzame ontwikkeling en de versterking van de sociale kwaliteit centraal. De Smokkelroute dient bij te dragen aan de volgende aspecten: (1) De kwaliteiten van (cultuur) historie, het smokkelverleden van de regio meer zichtbaar en beleefbaar maken, (2) het meer benutten van bronnen en beken in de beleving, (3) het inzetten van streekproducten en (4) het bieden voor mogelijkheden van verdere economische groei in de recreatie- en toerismesector (Welhuis B.V., 2015. Businesscase Smokkelroute. Intern document). Uit de Businesscase Smokkelroute (Welhuis B.V., 2015) komt ook naar voren dat de route (5) het zuidelijk deel van de gemeente dient te verbinden met de rest van Noordoost-Twente, (6) het recreatieve aanbod in de regio dient te vergroten en (7) het dorp Overdinkel op de kaart dient zetten. Al deze aspecten dragen bij aan de gebiedsontwikkeling van Noordoost-Twente en aan de ontwikkeling van de toeristische recreatieve sector. De Smokkelroute kan als instrument worden gezien voor toeristische recreatieve gebiedsontwikkeling.

2.2 PRODUCT–MARKT–PARTNER-COMBINATIES

Dit onderzoek dient te resulteren in aanbevelingen voor enkele Product-Markt-Partner-Combinaties. Dit begrip is ontwikkeld door de provincie Overijssel met als doel het ondernemerschap voor gezamelijke productontwikkeling te stimuleren (Provincie Overijssel, 2014). Verschillende ondernemers vormen allianties om een gezamenlijk product te ontwikkelen voor een gezamenlijke markt. Het conceptuele model van een PMPC is te vinden in figuur 2.2 op pagina 15. Volgens Hultink en Schoormans (2004) is productontwikkeling een complex proces. Om een succesvol product te ontwikkelen is het volgens hen belangrijk gedurende het hele proces rekening te houden met de

(14)

14

markt. Daarom zullen PMPC’s in dit onderzoek worden opgebouwd vanuit de markt, dan het product en tot slot de partners.

Markt

Om de juiste doelgroep te benaderen dient men de markt te segmenteren. Dat kan middels het Brand Strategy Research Model (Smartagent Company, 2015), vanaf nu BSR-model. Hierin worden doelgroepen gesegmenteerd op basis van achterliggende waarden, behoeften en motieven. Twee dimensies staan hierin centraal: de sociologische dimensie (de horizontale as) en de pshychologische dimensie (de verticale as). Op basis hiervan kan bepaald worden of iemand ego- of groepsgericht is en introvert of extravert. Zo komen vier belevingswerelden in beeld door middel van vier kleuren, weergegeven in figuur 2.3 op pagina 15. Combinaties van kleuren zijn ook mogelijk. RECRON (2010) werkt de belevingswerelden verder uit.

De Smokkelroute kent als doelgroepen 55+’ers en wandelliefhebbers (Welhuis B.V., 2015. Businesscase Smokkelroute. Intern document). Daarnaast is uit mondelinge communicatie naar voren gekomen dat ook de lokale bevolking en in het bijzonder de jeugd tot de gewenste doelgroepen behoren. (M. Hamers, mondelinge communicatie, 10 februari 2015). Opdrachtgever mevrouw Hamers hoopt dat door de route het thema smokkelen meer gaat leven onder de inwoners van Losser. Als de lokale bevolking zich verbonden voelt met het thema en de geschiedenis, dan versterkt dit volgens haar de beleving van de toerist.

Volgens RECRON (2010) bevinden 55+’ers en wandelliefhebbers zich voornamelijk in de belevingswereld van de ingetogen aqua (tussen blauw en groen) en vormen deze dus één doelgroep. Deze doelgroep karakteriseert zich door een brede interesse en een ruimdenkend vermogen. Recreanten in deze doelgroep zijn geïnteresseerd in cultuur en vinden het belangrijk bij te dragen aan de maatschappij. In deze groep zitten vaak echtparen waarvan de kinderen het huis uit zijn. Ze houden van sportieve activiteiten als fietsen en wandelen.

De lokale bevolking is een doelgroep gebasseerd op geografische ligging en kan daarom niet in een belevingswereld worden gepast omdat waarschijnlijk alle belevingswerelden in de doelgroep voorkomen. De doelgroep dient eerst verder gesegementeerd te worden. Een doelgroep kan gevonden worden in de belevingswereld gezellig lime (RECRON, 2010). Deze doelgroep ziet recreëren als ‘even lekker weg met elkaar’. Gezelligheid en een (sportieve) ontspanning staan hierin centraal. Daaraan stelt de doelgroep geen specifieke eisen. Recreanten in deze doelgroep hebben gemiddeld minder te besteden.

De laatste interessante doelgroep kan worden gevonden in de belevingswereld uitbundig geel. Deze recreanten gaan graag met het gezin of een grotere groep (vrienden, familie of kennisen) op pad. Hierbinnen valt dus ook de lokale jeugd. Recreanten in deze belevingswereld zijn echte levensgenieters. Deze doelgroep recreëert het liefst op een actieve, sportieve en het liefst verrassende manier waarbij iedereen het naar hun zin kan hebben. Recreanten in deze belevingswereld hebben meer te besteden dan gemiddeld.

(15)

15

ego

groep

extravert

introvert

sociologische dimensie sociologische dimensie psychologische dimensie psychologische dimensie Gele wereld Rode wereld

Blauwe wereld Groene wereld

Gele wereld Rode wereld

Blauwe wereld Groene wereld

Product

Producten dienen te passen binnen één van de drie provinciale thema’s: water, puur of cultuur. De Smokkelroute valt binnen het thema cultuur. Producten in dit onderzoek dienen het thema smokkelen te dragen (M. Hamers, mondelinge communicatie, 10 februari 2015). Volgens de VROM-raad (2006) dienen organisaties op cultuurtoerisme in te spelen door vraag-gestuurde allianties te sluiten en samen nieuwe producten aan te bieden. Bezoekers kiezen namelijk niet meer voor aparte activiteiten, maar zijn op zoek naar combinaties daarvan. Allianties binnen thematische routes kunnen toeristen voorzien van een compleet aanbod van vervoer, verblijf en vermaak dat is afgestemd op de kwaliteiten van het gebied, zodat het zich toeristisch ontwikkelt. Bij aanvang van dit onderzoek bestond nog de mogelijkheid om bij uitvoering van concrete plannen een provinciale subsidie-bijdrage te krijgen van 50%, met een maximum bijdrage van €200.000,-. (Provincie Overijssel, 2014). In de periode dat dit onderzoek is uitgevoerd, is het subsidieplafond helaas al bereikt. Echter, het concept blijft bestaan en wordt nog steeds aangemoedigd door de provincie.

Partner

PMPC’s zijn bedoeld voor ondernemers en organisaties in de vrijetijdssector en organisaties op het gebied van cultuur, natuur, zorg en sport (Provincie Overijssel, 2013). De ondernemers en organisaties vinden in elkaar een partner om een allantie te vormen. Voor de Smokkelroute gaat het vooral om partners binnen de toeristische recreatieve sector uit de regio Losser. De voorkeur van de gemeente Losser gaat uit naar een grensoverschrijdend samenwerkingsverband met een organisatie in Gronau, Duitsland, uit dezelfde sector (M. Hamers, mondelinge communicatie, 10 februari 2015). De potentiële partnerschappen zijn zeer divers. Langs de route liggen 22 verschillende toeristische attracties en bezienswaardigheden en er zijn 37 overnachtingsmogenlijkheden te vinden, onder andere in de variant van camping, bed and breakfast, hotel en vakantiewoning (Welhuis B.V., 2015. Businesscase Smokkelroute. Intern document). De potentie tot partnerschappen in de regio Losser zijn daardoor legio. Hoofdstuk 2.5 gaat dieper in over het succesvol samenstellen van een alliantie.

Figuur 2.3: het BSR-model

(16)

16 Combinatie

Het NBTC (2008) noemt een PMPC een krachtige bundeling van middelen. Door te clusturen zorgen organisaties dat specifieke markten en doelgroepen kunnen kiezen uit een toeristisch recreatief aanbod dat bij hun behoeften past. Het NBTC (2008) noemt een PMPC functioneel en emotioneel. Het houdt namelijk rekening met de reismotieven van de potentiële reiziger. Als voorbeeld spreekt het NBTC (2008) over de PMPC Holland The Good Life. In deze PMPC staat het goede leven centraal, dat zich uit in een compleet aanbod van lekker eten en drinken, wandelen en fietsen en het bezoeken van wellnesscentra. Dit aanbod wordt meestal geconsumeerd tijdens korte vakanties en met een verblijf in een 4- en 5-sterrenhotel, luxe bungalowpark of een betere bed & breakfast accomodatie.

De provincie Overijssel hoopt dat door PMPC’s de kwaliteit van het toeristisch aanbod wordt verhoogd, zodat meer bezoekers naar Overijssel komen en meer besteden. Indirect zorgt dit voor meer werkgelegenheid in de sector. Daarnaast wordt de bekendhed van de toeristische merken in de provincie versterkt (Provincie Overijssel, 2013).

2.3 CULTUURTOERISME

De gemeente Losser gebruikt de plaatselijke cultuur als middel om het gebied toeristisch en recreatief te ontwikkelen. De Smokkelroute brengt immers de geschiedenis van Losser onder de aandacht en daarmee ook een stuk cultuur. Hierdoor vormt cultuurtoerisme een belangrijk begrip binnen dit onderzoek. Over cultuurtoerisme is veel te vinden in de literatuur. Er zijn drie bruikbare definities gekozen, weergegeven en geoperationaliseerd in tabel 2.2.

Tabel 2.2: Definities cultuurtoerisme

Auteur Definitie Dimensies Aspecten

Reisinger (1994, pag. 24-28)

Cultuurtoerisme is een vorm van special interest tourism, gebaseerd op het zoeken naar of het

participeren in nieuwe en diepe culturele ervaringen, ongeacht kunstzinnig, intellectueel, emotioneel of psychologisch van aard.

Special interest tourism Motivatie: Culturele ervaringen Kunstzinnig Intellectueel Emotioneel Psychologisch Richards (1999, pag. 16-32)

De reis van personen naar culturele attracties, weg van hun eigen omgeving, met de intentie nieuwe informatie en ervaringen te verzamelen om zo hun culturele behoeftes te verzadigen.

Reis van personen Naar culturele attracties Weg van eigen omgeving Motivatie:

Intentie tot verzamelen

Nieuwe informatie Nieuwe ervaringen Doel: Culturele behoeftes te verzadigen Silberberg (1995, pag. 361-365)

Het bezoek van personen van buiten de gastgemeenschap dat volledig of deels wordt gemotiveerd door interesse in de geschiedenis, kunst, wetenschap of lifestyle/erfgoed van

Bezoek van personen Van buiten de gastgemeenschap Aan:

Gastgemeenschap Religie

(17)

17

de gastgemeenschap, de religie, de groep of het instituut.

Groep Instituut Motivatie: Interesse Geschiedenis Kunst Wetenschap Lifestyle/erfgoed Uit de drie bovenstaande definities komt naar voren dat cultuurtoerisme in eerste instantie draait om het afreizen naar een plek buiten je eigen gemeenschap. Richards (1999) bekijkt dit vanuit de toerist (de reis van personen, weg van hun eigen omgeving) en Silberberg (1995) bekijkt het vanuit de gastgemeenschap (het bezoek van personen van buiten de gastgemeenschap). Reisinger (1994) noemt het een type special interest tourism. Hierin komt niet alleen naar voren dat het draait om reizen (het toeristische aspect van deze term) maar dat ook de motivatie van belang is: speciale interesse. Dit zijn volgens Reisinger (1994) diepe culturele ervaringen. Ook Silberberg spreekt van interesse als reismotivator De auteur heeft het niet direct over cultuur, maar benoemt aspecten die hier binnen vallen - zoals geschiedenis, kunst en erfgoed. Ook Reisinger (1994) benoemt verschillende aspecten. In dit onderzoek gaan we uit van een combinatie van de definitie van Reisinger (1994) en Silberberg (1995), om een zo compleet mogelijk beeld te scheppen van de term cultuurtoerisme:

‘Cultuurtoerisme is een vorm van special interest tourism, dat volledig of deels wordt gemotiveerd door interesse in de geschiedenis, kunst, wetenschap of lifestyle/erfgoed van de gastgemeenschap.’

Smokkelroute vormt een toeristische recreatieve attractie waarbij deelnemers een route kunnen lopen die verbonden is met de smokkelgeschiedenis van de regio. Uit Gebiedsvisie Noordoost-Twente (2012) blijkt dat de smokkelroute dient bij te dragen aan onder andere het meer zichtbaar maken van cultuurhistorie en het inzetten van streekproducten. Er mag daarom geconcludeerd worden dat de Smokkelroute een culturele attractie vormt voor zowel inwoners als toeristen. Thematische routes zijn dus onderdeel van cultuurtoerisme en zullen ook cultuurtoeristen trekken. Maar omdat toerisme minimaal één overnachting vereist vallen niet alle bezoekers van de Smokkelroute onder cultuurtoerisme (CBS, 2014). Daarom betreft de doelgroep van de Smokkelroute ook cultuur geïnteresseerde dagrecreanten.

2.4 THEMATISCHE ROUTES

Thematische routes zijn op vele plekken in Nederland te vinden. Alleen al de provincie Noord-Brabant telt er 100 (Vrijetijdshuis Brabant, 2013). Ook de Smokkelroute wordt een thematische route genoemd en daarmee vormt een thematische route één van de kernbegrippen uit dit onderzoek. Vanuit de literatuur zijn twee bruikbare definities gevonden van thematische routes, weergegeven en geoperationaliseerd in tabel 2.3.

(18)

18 Tabel 2.3: Definities thematische route

Auteur Definitie Dimensies Aspecten

Richards (2000, pag. 132)

Thematische routes zijn toeristische producten die een gekozen thema associëren met een van natuurlijk aanwezige of gecreëerde attracties en kan worden bereikt via verschillende manieren van transport. Gekeken vanuit duurzaamheid bieden deze routes kansen tot het verzamelen van informatie, het hebben van plezier en tegelijkertijd ontspanning.

Toeristische producten

Associëren thema Natuurlijk

aanwezige attracties Gecreëerde

attracties Verschillende manieren

van transport

Bieden kansen Verzamelen informatie

Hebben van plezier Ontspanning Silbergh et

al. (1994, pag. 123)

Een thematische route is bedoeld voor lopen, fietsen, paardrijden, autorijden of iedere andere vorm van transport, gebaseerd op het

natuurlijke of culturele erfgoed van een gebied om een educatieve ervaring te verzorgen en daardoor het plezier van bezoekers te vergroten. Het wordt ter plekke gemarkeerd of op een kaart aangegeven en interpretatieve literatuur is meestal beschikbaar om de bezoekers te begeleiden.

Bedoeld voor transport Lopen Fietsen Paardrijden Autorijden

Iedere andere vorm van transport Gebaseerd op erfgoed

van een gebied

Natuurlijk Cultureel Verzorgt educatieve ervaring Interpretatieve literatuur ter begeleiding Vergroot plezier bezoeker

Gemarkeerd Ter plekke

Op kaart

Opvallend is dat Richards (2000) thematische routes hoofdzakelijk beschrijft als een toeristisch product. Silbergh et al (1994) doet dit niet en geeft direct het gebruiksdoel van de route aan, namelijk dat het bedoeld is voor transport. Beide auteurs geven aan dat de route gebonden is aan een thema of een stukje erfgoed. Deze zijn van nature aanwezig of gemaakt. Daarnaast zijn de auteurs het er over eens dat een thematische route de bezoeker iets kan leren en kan vermaken. In dit onderzoek gaan we uit van de definitie van Richards (2000) omdat hij spreekt van een toeristisch product.

‘Een thematische route is een toeristisch recreatief product, dat een gekozen thema associeert met gemaakte-, culturele- of van natuurlijk aanwezige attracties met het doel de bezoeker te vermaken, iets te leren en te laten ontspannen.’

De Smokkelroute is niet alleen een toeristisch product maar ook een recreatief product, bezoekers hoeven namelijk niet per se te overnachten bij het deelnemen aan de route.

Om het juiste aanbod aan thematische routes te ontwikkelen, is het van belang aandacht te besteden aan de huidige trends en ontwikkelingen in de wandelwereld. Deze bepalen mede de vraag binnen de markt. Hiervoor zijn verschillende onderzoeken gedaan naar wandelaars. Outdoorfriends (2014) heeft een top 15 outdoor trends gepubliceerd voor het jaar 2014. Op nummer één stond hier hikingspecials. Dit werd uitgelegd als ‘wandelen met een speciale activiteit onderweg of een speciaal doel’. Verder kwam uit de top 15 naar voren dat steeds meer mensen gaan wandelen met een mobiele applicatie als

(19)

19

digitale gids of spelleider. Daarnaast ontdekken steeds meer kinderen outdoor activiteiten via apps en games, een natuurquiz bij het wandelen of door middel van klimparken. Tot slot zijn senioren (60+ers) erg actief in wandelen en outdoor activiteiten. Uit onderzoek van Wandelmonitor (2010) is gebleken dat 66% van de wandelaars het liefst wandelt in directe woonomgeving. Wandelnet (2014) geeft aan dat naar verwachting het aantal 65+ers in ons land de komende jaren zal stijgen tot 24% (4,5 miljoen) rond 2038. Deze ouderen vormen een grote doelgroep in de wandelsector: het zijn mensen met meer tijd en geld dan jongere doelgroepen en zij wandelen graag. Doordat oudere mensen vaker te maken hebben met fysieke beperkingen, wordt het steeds belangrijker een wandelomgeving te vinden die dicht bij huis ligt of goed mobiel bereikbaar is en groeit de voorkeur voor gelijkmatige paden. Ook willen vakantiegangers steeds vaker de natuur in. Vakantiegangers willen terug naar ‘puur natuur’, houden van ‘echt’ eten en originele, pure en duurzame belevingen. Wandelen gaat om ontspanning en gezelligheid, maar tegenwoordig zijn Nederlanders ook vaker actief op zoek naar verdieping en spiritualiteit. Dit vindt men vaak door contact te maken met de natuur, door bijvoorbeeld deel te nemen aan stiltewandelingen onder begeleiding van een wandel-coach. Deze wandelingen spelen in op de behoefte van mensen om de drukte van het dagelijks leven te ontvluchten. Tot slot geeft Wandelnet (2014) aan dat mensen het liefst tijd en geld besteden aan kleine projecten die dicht bij hen staan of in hun belevingswereld passen. Ze laten zich hierbij beïnvloeden door aanbevelingen uit eigen kring. Bij de ontwikkeling van een thematische route kan het volgens Richards (2000) nodig zijn om daar nieuwe attracties aan te binden. Op deze manier wordt het thema effectiever gepresenteerd. Als de attracties binnen hetzelfde thema te ver van elkaar vandaan liggen, zijn ondersteunende diensten nodig om wandelaars gemotiveerd te houden de hele route te lopen. Dit zijn bijvoorbeeld restaurants of overnachtingsgelegenheden. Thematische routes die regionaal of internationaal zijn (zoals in het geval van de Smokkelroute) leveren kansen om de samenwerking tussen verschillende partijen te verbeteren. Richards (2000) geeft namelijk aan dat het succesvol uitdragen van lange thematische routes zonder een goede samenwerking gedoemd is te falen. Een succesvolle route kan ook de individuele toeristische recreatieve plekken op de route ook succesvol maken. Een voorbeeld hiervan is de Glasroute in Duitsland, tussen Neustadt en Passau. Deze route is 250 kilometer lang en verbindt fabrieken, musea, galerijen, workshops en festivals die iets met glas- en kristalblazen te maken hebben. Soms hoeft een thematische route niet ontwikkeld te worden, maar ligt deze er al doordat het in het verleden vaak bewandeld is. Dit verleden vormt dan ook het thema. Voorbeelden hiervan zijn de historische Pelgrimsroute naar Santiago de Compostella vanuit verschillende plekken in Europa, de Zijderoute naar Azië of de Chinese muur. Ook de Smokkelroute betreft deels een veel bewandelde route uit het verleden, waarbij juist die geschiedenis het thema vormt. De route steekt een aantal keren de grens over, waaronder één van de plekken waar vroeger het smokkelen plaats vond. De Smokkelroute vormt daarmee een internationale thematische route rondom het thema smokkelen vanwege het culturele smokkelverleden van de regio.

2.5 SUCCESVOLLE ALLIANTIES

PMPC’s worden gevormd door allianties. Daarmee vormt het begrip alliantie één van de kernbegrippen uit dit onderzoek. Vanuit de literatuur wordt het begrip op verschillende manieren benaderd. De definities zijn weergegeven en geoperationaliseerd in tabel 2.4.

(20)

20 Tabel 2.4: Definities alliantie

Auteur Definitie Dimensies Aspecten

Dittrich (2006, pag. 1)

Een afspraak tussen twee of meer bedrijven die erop is gericht om de marktpositie van die bedrijven te verstevigen. Hierbij worden kennis en vaardigheden uitgewisseld, maar soms ook kapitaal, technologie of personeel. De intensiteit van de samenwerking, de machtsverhoudingen, duur en de investeringen die ermee gemoeid gaan kunnen per alliantie sterk verschillen.

Afspraak Twee bedrijven

Meer bedrijven Doel: Marktpositie verstevigen Middelen: Uitwisselen Kennis Vaardigheden Kapitaal Technologie Personeel Variabel Intensiteit samenwerking Machtsverhouding Duur Investeringen Chiou & White (2005, pag. 2456)

Een alliantie is een vrijwillige, coöperatieve overeenkomst tussen partnerorganisaties aangaande de co-ontwikkeling van producten,

technologieën of diensten; het

toevertrouwen van monetaire activa; de uitwisseling of het delen van kennis; de gezamenlijke marketing van producten of diensten; het verstrekken van licenties voor producten, technologieën of diensten; het vastzetten van eigen vermogen; en/ of joint-ventures.

Overeenkomst Vrijwillig Coöperatief Partnerorganisaties Doel: Co-ontwikkeling Producten Technologieën Diensten Middelen:

Toevertrouwen Monetaire activa Uitwisselen of delen Kennis

Gezamenlijke marketing

Producten Diensten Licenties verstrekken Producten

Technologieën Diensten Vastzetten eigenvermogen Joint-ventures Duysters et al. (2010, pag. 10)

Allianties zijn vrijwillige, evolutionaire en flexibele organisatievormen; tussen twee of meer organisaties; om zowel gezamenlijke als individuele

doelstellingen te verwezenlijken; waarbij producten, diensten, en technologieën worden uitgewisseld,

Organisatievorm Vrijwillig Evolutionaire Flexibel Tussen twee of meer organisaties Doel: Gezamenlijke en Zowel gezamenlijk als individueel

(21)

21

gedeeld, of gezamenlijk ontwikkeld; met het behoud van de eigen identiteit.

individuele doelstellingen te verwezenlijken

Met behoud eigen identiteit Middel: Uitwisselen Delen Gezamenlijk ontwikkelen Producten Diensten Technologieën

Alle auteurs geven aan dat een alliantie een samenwerking is (afspraak, overeenkomst en organisatievorm) tussen twee of meer bedrijven. Volgens Dittrich (2006) is het doel van een alliantie het verstevigen van de marktpositie. Chiou en White (2005) noemen co-ontwikkeling van producten het doel en Duysters et al (2010) spreek van het verwezenlijken van gezamenlijke en individuele doelstellingen als doel van een alliantie. Allen spreken van dezelfde middelen: het delen en toevertrouwen van eigendommen als producten, diensten en technologieën. In dit onderzoek gaan we uit van de definitie van Chiou en White (2005) omdat deze spreekt van de co-ontwikkeling van producten, technologieën of diensten, wat van toepassing is op processen binnen PMPC’s.

‘Een alliantie is een vrijwillige, coöperatieve overeenkomst tussen partnerorganisaties aangaande de co-ontwikkeling van producten, technologieën of diensten; het toevertrouwen van monetaire activa; de uitwisseling of het delen van kennis; de gezamenlijke marketing van producten of diensten; het verstrekken van licenties voor producten, technologieën of diensten; het vastzetten van eigen vermogen; en/ of joint-ventures.’

Duysters et al. (2010) geeft aan dat een alliantie een middel kan zijn om strategische doelen van een organisatie te verwezenlijken. De huidige markt is dynamisch en om te overleven dienen organisaties geïntegreerde en flexibele oplossingen te bieden aan consumenten. Deze oplossingen kunnen volgens Duysters et al. (2010) beter gerealiseerd worden door middel van samenwerking. Allianties bieden organisaties verschillende voordelen. Een voorbeeld hiervan is het vermogen te transformeren. De kernactiviteiten van een organisatie kunnen opnieuw worden vormgegeven, doordat de alliantie toegang biedt tot nieuwe technologieën, vaardigheden en inzichten. Daarnaast biedt een alliantie ook een mate van flexibiliteit, in onzekere markten kan worden geëxperimenteerd met nieuwe product- of marktcombinaties. Tot slot kan er ook sprake zijn van kostenreductie, doordat de kosten van een nieuw product worden verdeeld onder de partners. Echter, allianties kunnen ook nadelig zijn voor een organisatie. Volgens Duysters et al. (2010) is het overheersende nadeel het kostenaspect. De kosten gaan vooral zitten in het coördineren van een alliantie, zoals het managen van tijd en conflicten. Daarnaast kunnen organisaties hun concurrentiekracht verliezen of afhankelijk worden van de partner. Het is daarom van belang de juiste keuzes te maken omtrent alliantie vorming.

Om tot succesvolle allianties te komen heeft Porter Lynch (2001) acht voorwaarden opgesteld: (1) de alliantie ontstaat uit kritische drijfveren, (2) de partners hebben samen meer kracht dan afzonderlijk (het 1+1=3 principe), (3) partners kunnen goed samenwerken en hebben een vertrouwensrelatie (4) de alliantie leidt tot een win-win situatie. Dit houdt in dat de uitvoering, risico’s en opbrengsten gelijk zijn onder partners. (5) Organisaties delen dezelfde organisatiecultuur waardoor sprake is van operationele integratie, (6) de alliantie biedt groeimogelijkheden, (7) er is sprake van een sterke focus en een helder

(22)

22

doel en (8) tot slot is leiderschap essentieel. Het topmanagement van de organisatie dient de alliantie te steunen.

De allianties binnen een PMPC zijn relatief kleine samenwerkingsverbanden. Bij de vorming van allianties zal aandacht worden besteed aan de acht voorwaarden, maar niet alle onderdelen zullen even zwaar wegen in het proces tot alliantievorming. Dit komt omdat binnen een PMPC de co-ontwikkeling van producten centraal staat en de partners weinig invloed op elkaars organisaties zullen uitoefenen. Het is niet van essentieel belang dat de organisaties eenzelfde bedrijfscultuur bezitten (punt 5). Voor de vorming van PMPC’s zal enkel worden gezocht naar een gezamenlijke voorkeur in manieren van samenwerken. Ook dient de alliantie niet per se te worden ondersteund door top management (punt 7). Wel zal bij de vorming van PMPC’s aandacht zijn voor de verdeling van verantwoordelijkheden, waartoe management taken behoren.

2.6 SAMENHANG

Het conceptuele model hieronder (figuur 2.4) geeft de samenhang tussen de kernbegrippen weer. De PMPC’s in dit onderzoek dienen bij te dragen aan de uitdraging van thematische wandelroutes (in dit geval de Smokkelroute in Losser), hetgeen onderdeel vormt van cultuurtoerisme. Cultuurtoerisme draagt op haar beurt weer bij aan de toeristische recreatieve gebiedsontwikkeling van de gemeente.

Figuur 2.4: Conceptueel model samenhang kernbegrippen Cultuurtoerisme PMPC’s Thematische routes Toeristische recreatieve gebiedsontwikkeling

(23)

23

3. METHODOLOGIE

Dit hoofdstuk onderbouwt de onderzoeksopzet van het veldonderzoek, weergegeven in tabel 3.1. Het veldonderzoek dient de volgende doelstelling te behalen:

Het doel van het veldonderzoek is inzicht te verkrijgen in de randvoorwaarden en ideeën van toeristische recreatieve organisaties in de regio Losser betreft de invulling van PMPC’s omtrent de Smokkelroute.

Tabel 3.1: Onderzoeksopzet

3.1 ONDERZOEKSTRATEGIE

Om de deelvraag te beantwoorden is er gekozen voor kwalitatief onderzoek. Volgens Baarda, De Goede en Teunissen (2009) is kenmerkend voor een kwalitatief onderzoek het gebruiken van verschillende databronnen. De nadruk bij deze onderzoekvorm ligt op het begrijpen of doorgronden van individuele mensen, groepen of situaties. Kwalitatief onderzoek wordt ook gekenmerkt als subjectief. Dit komt omdat het moeilijk is een kwalitatief onderzoek te herhalen en exact dezelfde resultaten te boeken. Een kwalitatief onderzoek wordt daarom vaak gekeurd op termen als geloofwaardigheid, transparantie of adequaatheid. Dit kwalitatieve onderzoek valt binnen de interpretatieve stroming (Verhoeven, 2007). Er wordt gezocht naar interpretatie en gaat de diepte in om achter beweegredenen en ideeën te komen van de respondenten. Het interview vraagt naar meningen. Daarom is het volgens Hak (2004) van groot belang dat de interviews individueel worden afgelegd en niet in groepsverband. Dit maakt het onderzoek het meest betrouwbaar, omdat de resultaten niet beïnvloed worden door bijvoorbeeld groepsdruk of machtsverhoudingen tussen deelnemers. Wanneer het een groepsinterview betreft is het onwaarschijnlijk dat deelnemers hun mening met anderen zonder censuur delen.

Het type kwalitatieve onderzoek betreft een meervoudige casestudy. Volgens Baarda, De Goede & Teunissen (2009) kiest men hier een casestudy wanneer de onderzoeker een persoon onder alledaagse omstandigheden en in zijn geheel wil onderzoeken. In dit onderzoek zullen meerdere individuen worden onderzocht. Daarmee vormt het een meervoudige casestudy. Baarda, De Goede & Teunissen (2009) geven aan dat een meervoudige casestudy wordt gehouden wanneer de gekozen cases kunnen worden gezien als representanten van gelijksoortige cases. Dat wil zeggen dat de uitkomst van dit onderzoek ook mag worden gebruikt om aannames te doen van gelijksoortige, niet onderzochte cases. Daarnaast ligt een meervoudige casestudy voor de hand wanneer men de verschillende cases wilt vergelijken (Baarda, De Goede & Teunissen, 2009). De potentie tot partnerschappen in de regio Losser zijn namelijk talrijk, zo is gebleken in hoofdstuk 2.4.

Opzet onderzoek naar kansrijke PMPC’s betreft de Smokkelroute

Case De Smokkelroute

Fenomeen Strategische allianties en potentiële producten voor PMPC’s Onderzoekseenheden Toeristische recreatieve organisaties in de regio Losser Type veldonderzoek Kwalitatief onderzoek

Onderzoekstrategie Individuele interviews

Waarnemingsmethoden Half-gestructureerd interview Steekproeftype Theoriegerichte selectie Analysetechniek Axiaal coderen

(24)

24

3.2 WAARNEMINGSMETHODEN

Het kwalitatief onderzoek vindt plaats in de vorm van ondervraging. De individuele interviews zijn half-gestructureerd. Dit betekent dat de interviewvragen van tevoren zijn vastgelegd in een interview guide die topics en sub topics bevat. Door het volgen van de interview guide, te vinden in bijlage IV en weergegeven in een code boom in bijlage V, zal geen onderwerp worden overgeslagen, maar is er genoeg vrijheid om door te vragen op antwoorden indien nodig. Volgens Hak (2004) wordt kwalitatief onderzoek gekenmerkt door de voortdurende afwisseling van waarneming en analyse. Daarbij gelden dezelfde onderzoekcriteria als in ieder ander onderzoek. Waarneming en analyse wisselen elkaar af door een voortdurende reflectie op resultaten. Er wordt daarbij gereflecteerd op de antwoorden waardoor de vragen verder op bepaalde onderwerpen kunnen ingaan of de vraagstelling kan veranderen. Het succes van dat onderzoek hangt af van het vermogen van de interviewer om zo flexibel mogelijk te reageren op de antwoorden.

3.3 ANALYSE TECHNIEKEN

De gegevens uit de individuele interviews worden getranscribeerd. Interviews worden opgenomen en de opname zal naderhand volledig worden uitgeschreven. Daarna dient de tekst te worden geanalyseerd om tot de juiste conclusies te komen. Volgens Baarda, De Goede & Teunissen (2009) is de eerste stap in de het analyseren van gegevens het open coderen van tekstfragmenten. Een tekstfragment wordt hierbij voorzien van een code die relevant is voor het beantwoorden van je vraagstelling. De onderzoekvraag en onderzoekdoelstelling zijn het uitgangspunt bij de ordening van het coderen. De losse tekstfragmenten worden via codes omgezet in theorie. Dit heet een gefundeerde-theoriebenadering. In dit onderzoek zullen gegevens axiaal gecodeerd worden. Tekstfragmenten zullen op die manier onder verschillende thema’s worden ingedeeld om zo verschillende vragen te beantwoorden. De codes en de verbanden ertussen zullen worden weergegeven in een model.

3.4 ONDERZOEKSEENHEDEN

In dit veldonderzoek vormen respondenten de onderzoekseenheden. Dit zijn meerdere individuen die ondervraagd worden en informatie geven over zichzelf. Ze delen hun mening of ideeën (Baarda, De Goede & Teunissen, 2009). Om te bepalen wie de respondenten betreffen, is gekozen voor een selecte steekproef. Normaal gesproken stopt de selectie wanneer wordt aangenomen dat nieuwe respondenten geen nieuwe informatie meer opleveren. Bij dit onderzoek wordt rekening gehouden met het tijdsbestek van ongeveer zes maanden. Daarom is er gekozen voor maximaal tien respondenten. Bij de keuze welke potentiële respondenten te benaderen, zijn een aantal criteria opgesteld. Ten eerste moet het gaan om ondernemers of medewerkers van organisaties die (a) in de regio Losser gelokaliseerd zijn, (b) affectie hebben met de vrijetijdsindustrie of het smokkelverleden van de regio en (c) waarschijnlijk open staan voor een samenwerking binnen de kaders van de Smokkelroute. Het leggen van contacten resulteerde in tien respondenten die in negen interviews zijn of haar organisatie vertegenwoordigden. Deze organisaties betroffen twee restaurants, twee accommodaties, twee VVV’s, een regionale marketing organisatie, een museum, een historische kring en de gemeente Losser, welke schematisch zijn weergegeven in tabel 3.2. De profielen van de respondenten zijn opgesteld aan de hand van informatie van de websites, mondelinge informatie bij het schatkameroverleg van 1 april 2015 op het gemeentehuis in Losser en aanvullende informatie dat gegeven is tijdens de interviews.

(25)

25 Tabel 3.2: Overzicht respondenten

3.4.1 PROFIELEN RESPONDENTEN

Lucièn Game: Meneer Game is oprichter en eigenaar van Denekamperdijk 59. Op dit gelijknamige adres in Losser is een restaurant met speeltuin te vinden voor dagrecreatie. Daarnaast liggen er visvijvers voor sportvissers. De locatie kan worden gehuurd voor feesten en partijen. Hiervoor zijn verschillende arrangementen ontwikkeld. Het bedrijf is lid van de Koninklijke Horeca Nederland (Denekamperdijk59, 2015). Meneer Game is tevens voormalig eigenaar van het Smokkelmuseum in Overdinkel. Dit museum heeft hij samen met zijn vader opgericht en draaide op vrijwilligers. Het museum is afgebrand in augustus 2012. Meneer Game was aanwezig bij het schatkameroverleg op 1 april 2015.

Sietse Smit: Meneer Smit is werkzaam bij Stichting Historische Kring Losser. Deze kring wordt gevormd door een groep vrijwilligers en zet zich sinds 1969 in voor het behoud van het cultuur-historische erfgoed van de gemeente Losser (Stichting Historische Kring Losser, 2015). Meneer Smit verzamelt smokkelverhalen en interviewt hiervoor oud-smokkelaars of bekenden van smokkelaars. Vier keer per jaar brengt de Historische Kring een blad uit genaamd Oet Dorp en Marke. Hierin is onder andere zijn verhaal te vinden over de opa van meneer Smit, ooit een smokkelaar. Ook meneer Smit was aanwezig bij het schatkameroverleg op 1 april 2015.

Jos in het Veld: Meneer In Het Veld is oprichter en eigenaar van Laserdecoratie Twente in Overdinkel en lid van de gemeenteraad als fractievoorzitter van het CDA in Losser. Als ondernemer is meneer In Het Veld niet actief in de toeristische recreatieve sector. Toch is hij geïnteresseerd in de Smokkelroute, omdat deze ten gunsten kan vallen van Overdinkel, het dorp waarin hij woonachtig is. Ook is hij ervan overtuigd dat de gemeente kan helpen met het opzetten van samenwerkingsvormen rondom de route. Meneer In Het Veld werd als potentiële respondent aangedragen door opdrachtgever Monique Hamers. José Olde Rikkert: Mevrouw Olde Rikkert is eigenaar van minicamping de Bergboer in de Lutte, het toeristische hart van de gemeente Losser. Deze camping verhuurt staanplaatsen en boerderijappartementen. Ook biedt de Bergboer de activiteiten boerengolf en boogschieten aan (de Bergboer, 2015). Mevrouw Olde Rikkert is benaderd door opdrachtgever Monique Hamers om het concept van de Smokkelroute uit te werken. Dit heeft zij gedaan in samenwerking met Welhuis Beheer B.V.. Mevrouw Olde Rikkert was aanwezig bij het schatkameroverleg op 1 april 2015 op het gemeentehuis in Losser.

Naam Functie Organisatie Datum Tijd

1 Lucién Game Eigenaar Denekamperdijk 59 3 juni 2015 11:00 uur 2 Sietse Smit Vrijwilliger Historische Kring Losser 3 juni 2015 13:00 uur 3 Jos in het Veld Raadslid/eigenaar Gemeente Losser en

Laserdecoratie Twente

8 juni 2015 10:00 uur

4 José Olde Rikkert

Eigenaar Minicamping en Bungalows de Bergboer

8 juni 2015 15:00 uur

5 Elke Roolvink Eigenaar VVV De Lutte - Losser - Beuningen

9 juni 2015 14:30 uur

6 Ellen Wolters Eigenaar Tuincentrum Wolters 10 juni 2015 9:00 uur 7 Anita Evering Voorzitter Steenfabriek de Werklust 10 juni 2015 11:00 uur 8 Kyra Priessdorf Leidinggevende Citymarketing Gronau 23 juni 2015 10:00 uur 9 Stephanie Wolf Medewerker Toeristik Service Gronau 23 juni 2015 10:00 uur 10 Ellen Jansink Eigenaar Erve Naatsboer 23 juni 2015 11:00 uur

(26)

26

Elke Roolvink: Mevrouw Roolvink is directrice van VVV de Lutte – Losser - Beuningen. Deze organisatie vormt het gastheerschap van de gemeente. Het hoofdkantoor zit in de Lutte. De VVV informeert toeristen en inwoners over de toeristische recreatieve activiteiten in de regio (VVV De Lutte – Losser – Beuningen, 2015). Daarnaast houdt de VVV zich bezig met het organiseren en promoten van deze activiteiten, vaak in samenwerking met toeristische recreatieve organisaties. Ondernemingen kunnen lid worden van de VVV. Mevrouw Roolvink was aanwezig bij het schatkameroverleg op 1 april 2015. Ellen Wolters: Mevrouw Wolters vormt samen met haar man en dochter de directie van Tuincentrum Wolters in Overdinkel. De organisatie verkoopt huis- en tuinartikelen en beschikt over een brasserie waarin de winkelende gast iets kan eten en drinken (Tuincentrum Wolters, 2015). De brasserie is aangesloten bij de VVV. Mevrouw Wolters werd als potentiële respondent aangedragen door opdrachtgever Monique Hamers.

Anita Evering: Mevrouw Evering is op vrijwillige basis voorzitter van Stichting Steenfabriek de Werklust in Losser. Deze stichting heeft als doel het vroeg-industrieel erfgoed te behouden. Het terrein met daarop het gebouw vormt een museum waarin vrijwilligers rondleidingen geven (Steenfabriek de Werklust, 2015). Daarnaast zijn er ook regelmatig exposities en evenementen te vinden. Mevrouw Evering werd als potentiële respondent aangedragen door opdrachtgever Monique Hamers.

Kyra Priessdorf: Mevrouw Priessdorf is leidinggevende bij Citymarketing Gronau in Gronau (Duitsland). Deze organisatie is onderdeel van Kulturburo Gronau GMBH. Kulturburo Gronau is bekend met samenwerken met de gemeente Losser op het gebied van toerisme. Citymarketing houdt zich bezig met de interne en externe marketing van de stad. Kulturburo houdt zich verder bezig met de marketing van de stad Gronau en het culturele aanbod van bijvoorbeeld evenementen en festivals (Kulturburo Gronau, 2015). Door mevrouw Priessdorf op te nemen in het onderzoek wordt aandacht besteed aan de Duitse kant van de grens en de smokkelroute. Mevrouw Priessdorf werd als potentiële respondent aangedragen door opdrachtgever Monique Hamers.

Stephanie Wolf: Mevrouw Wolf is medewerkster bij de Toeristik Service in Gronau, in dit onderzoek ook wel VVV Gronau genoemd. Ook deze organisatie is onderdeel van Kulturburo Gronau GMBH. Kulturburo Gronau is bekend met samenwerken met de gemeente Losser op het gebied van toerisme. De Toeristik Service is vergelijkbaar met een VVV en houdt zich onder andere bezig met het informeren van bezoekers en inwoners over toeristische recreatieve activiteiten in de regio. Ook organiseert het evenementen en verkoopt het tickets voor de trein, musea en festivals (Toeristik Service Gronau, 2015). Door mevrouw Wolf op te nemen in het onderzoek wordt aandacht besteed aan de Duitse kant van de grens en de smokkelroute. Mevrouw Wolf werd als potentiële respondent aangedragen door opdrachtgever Monique Hamers.

Ellen Jansink: Mevrouw Jansink is oprichtster en eigenaresse van bed and breakfast Erve Naatsboer in Overdinkel. Deze woonboerderij ligt op vijf minuten loopafstand van de Duitse grens en heeft een waardering van een 9.7 op de website bedandbreakfast.nl. Mevrouw Jansink organiseert ook high tea, lunches, luxe workshops en luxe tapasmaaltijden (Erve Naatsboer, 2015). Mevrouw Jansink werd als potentiële respondent aangedragen door respondent mevrouw Wolters.

De locatie van alle respondenten zijn in kaart gebracht op de kaart van de Smokkelroute, te vinden in bijlage VI.

(27)

27

4. RESULTATEN VELDONDERZOEK

Dit hoofdstuk beschrijft de resultaten uit het veldonderzoek. Respondenten zijn geïnterviewd en deze interviews zijn getranscribeerd. De interview fragmenten zijn gecodeerd. De codering is te vinden in bijlage VII en de interview fragmenten in bijlage VIII.

4.1 KENMERKEN ORGANISATIES

Corebusiness

De organisaties houden zich bezig met verschillende segmenten binnen de vrijetijdseconomie. Twee van de tien organisaties betreft een VVV en hebben hierdoor eenzelfde corebusiness. Mevrouw Roolvink geeft in fragment 5.2 aan dat dit ‘het gastheerschap van de gemeente Losser’ betreft voor VVV De Lutte - Losser - Beuningen. De werkzaamheden van haar bedrijf zijn gelijk aan die van mevrouw Wolf, zo is te lezen in fragment 8.3. Daarnaast betreffen twee organisaties een accommodatie. Mevrouw Olde Rikkert en mevrouw Jansink werken beide met een corebusiness die gericht is op de verkoop van overnachtingen (fragment 4.1 en 9.3). Meneer Game is eigenaar van een horeca gelegenheid (restaurant) en geeft in fragment 1.2 als corebusiness aan dat het draait om de verkoop van eten en drinken waarbij de speeltuin een magneet vormt. Ook mevrouw Wolters heeft te maken met verkoop van eten en drinken maar gebruikt juist de brasserie als magneet voor haar corebusiness, ‘de verkoop van de planten en de bloemen’ (fragment 6.12). Twee organisaties hanteren een corebusiness die erop gericht is de geschiedenis in stand te houden. Meneer Smit geeft aan dit te doen door historische verhalen te behouden opdat de geschiedenis blijft leven (fragment 2.15) en mevrouw Evering richt zich zowel op de instandhouding van het historisch terrein rondom Steenfabriek de werklust als het vertellen van verhalen en het geven van rondleidingen (fragment 7.1 en 7.2). Meneer In Het Veld houdt zich bezig met de verkoop van graf- en urn-monumenten (fragment 3.1) en zit tevens in de raad van de gemeente Losser als fractievoorzitter namens het CDA (fragment 3.2). Tot slot is mevrouw Priessdorf werkzaam bij Citymarketing Gronau, die als corebusiness de interne en externe marketing voor Gronau hanteert.

Doelgroep

De meeste organisaties hebben een vrij brede doelgroep. Vier van de tien organisaties hebben als doelgroep zowel de lokale bevolking als de toeristen. Het betreft de organisaties van meneer Game (fragment 1.1), mevrouw Roolvink (fragment 5.4), mevrouw Priessdorf en mevrouw Wolf (8.5). Verder geven drie respondenten aan vooral vroeg-senioren te gast te hebben. Mevrouw Jansink geeft in fragment 9.7 aan dat zij vooral met 55+’ers te maken heeft en mevrouw Olde Rikkert hoopt in fragment 4.7 in de toekomst een bredere doelgroep te krijgen en ook jonge gezinnen vaker bij haar te laten overnachten. Ook mevrouw Wolters heeft vooral te maken met 50+’ers, zo blijkt in fragment 6.13. Zij hoopt ook jongere mensen aan te trekken, maar ziet ook in dat een tuincentrum voor de meeste studenten niet in trek ligt. Mevrouw Evering houdt een brede doelgroep aan door middel van verschillende programma’s binnen het museum. Op die manier probeert zij jong en oud te trekken (fragment 7.6 en 7.7). De historische kring Losser heeft volgens meneer Smit de grootste doelgroep, namelijk ‘De mens’ (fragment 2.6). Als ondernemer richt meneer In Het Veld zich niet op toerisme of recreatie en daarom zal zijn doelgroep niet worden meegenomen in dit onderzoek.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In 2009 werkte het INBO, samen met de Vrije Uni- versiteit Brussel (VUB) en in opdracht van het Brussels Instituut voor Milieubeheer (BIM), een monitoringstrategie uit

In zijn brief van 21 maart, 1953, aan Endt geeft Van Geel het fragment uit de brief van Nescio als volgt weer: ‘Nescio die me vroeg een huisje te zoeken voor hem [voor zomer-huur

Volgens de minister is de invoering van het passend onderwijs nodig, omdat de huidige organisatie van de extra ondersteuning ingewikkeld en bureau- cratisch is, de groep met

Ik maakte het mee dat een moedige Sudanese mensenrechtenactiviste in Den Haag gehuldigd werd door de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie vanwege haar grenzeloze moed in

De supporters die meer voor het voetbal komen, omdat er een familielid of vriend mee speelt, hebben andere plaatsen op het sportcomplex die voor hen belangrijk

Vanuit SAVE bestaat de wens om veel meer vanuit een gezamenlijk plan te gaan werken of dat zij eventueel verder kunnen met het plan van de gezinswerker (Floor Roks, persoonlijke

Het is vanzelfsprekend dat huisarts en CJG hierin samenwerken en elkaar versterken, zodat de kwaliteit van preventie en zorg voor jeugd en gezin verbetert.. Hoe werken CJG

Ik geloof Heer ik weet zeker dat u mij nooit alleen laat En uw liefde duurt voor eeuwig Als ik mijn kracht verlies. Ik geloof dat u mij optilt en vasthoudt Ik weet