Zelftoets Meetkunde met algebra
Licht elk antwoord voldoende toe.
Hoekensom
1
Zie de figuur hiernaast. Bereken de som van de 6
gemarkeerde hoeken in de figuur. Licht je antwoord toe met
een redenatie of bewijs.
Vierkant bedekt met cirkels
Gegeven is vierkant ABCD met zijde 8.
We bedekken het vierkant deels door er een cirkel op
te leggen.
De cirkel met middelpunt M gaat door de punten C en
D en raakt bovendien aan zijde AB. Zie figuur.
2
Bereken exact de straal van deze cirkel.
Nu wordt er een cirkel met middelpunt N en straal 2√7
midden op het vierkant gelegd. Deze cirkel snijdt het
vierkant ABCD – nog steeds met ribbe 8 – bij elk
hoekpunt op een afstand x.
Zie figuur.
3
Bereken exact de waarde van x.
Twee rechthoekige driehoeken
Twee rechthoekige driehoeken ABC en ABD
met basis 1 liggen over elkaar zoals in de
figuur hiernaast.
De hoogte AD van de ene driehoek is x en de
hoogte BC van de andere rechthoek is y.
Het snijpunt E van de twee schuine zijden ligt
op hoogte h.
Verder zijn in de figuur de lijnstukken met
lengte p en q aangegeven. Er geldt p + q = 1.
4
Toon aan dat geldt:
h h
1
x
y
5
Laat met algebra zien dat hieruit volgt:
h
xy
x y
a b c d e fh
y
x
p
q
1
A
B
C
D
E
F
B
A
x
x
C
D x
x
x
x
x
x
N
B
A
C
D
M
Vlinderfiguur
Gegeven is een cirkel met diameter 10. In de cirkel is
een vlinderfiguur getekend als volgt: AB is middellijn
van de cirkel. De punten C en D liggen zodanig dat CD
de middellijn AB loodrecht snijdt in P.
Bovendien is CP = DP = 4. Zie figuur.
6
Leg uit dat ∆BPD ~∆CPA.
(Tip: gebruik driehoek DPA of BPC.) 7Bereken exact de lengte van AP.
Puzzelen!
In een vierkant met zijde 1 zijn twee kwartcirkels
getekend.
Een vierkant ligt met een zijde op het grote vierkant en
twee andere hoekpunten liggen op de kwartcirkels. Zie
hiernaast.
Een kleine cirkel raakt aan beide kwartcirkels en aan
het vierkant, zoals hiernaast is aangegeven.
8
Bereken de zijde van het kleinere vierkant.
9
Bereken de straal van deze kleine cirkel.
1
A
D
C
B
P
4
4
Zelftoets Meetkunde met algebra
Uitwerkingen
Hoekensom
1 3pDe 4 driehoeken samen hebben hoekensom 4 ∙ 180º = 720º.
De middelste driehoek heeft hoekensom 180º en de drie direct aangrenzende hoeken aan deze
binnenste driehoek zijn samen dus ook 180º (overstaande hoeken). De ongemerkte hoeken samen zijn 2 ∙ 180º = 360º. De gemerkte hoeken zijn dus samen 720º – 360º = 360º.
Vierkant bedekt met cirkels
2 4pGebruiken van het juiste driehoekje 1p
Opstellen van de vergelijking r2 = 42 + (8 – r)2 1p
r2 = 16 + 64 – 16r + r2 → 16r = 80 → 80 16 5
r 2p
3 6pGebruiken van het juiste driehoekje 1p
Opstellen van de vergelijking (2√7)2 = 42 + (4 – x)2 1p
28 = 16 + x2 – 8x + 16 → x2 – 8x + 4 = 0 → (x – 4)2 = 12 → x – 4 = ±√12 → x = 4 ± 2√3 3p
Omdat x < 4 vervalt de oplossing x = 4 + 2√3, dus x = 4 – 2√3 1p
Twee rechthoekige driehoeken
4 5p∆ABD ~ ∆FBE (namelijk gelijke hoek bij B en rechte hoeken bij A en F, hh) 1p
Hieruit hp 1y, ofwel p hy 1p
∆BAC ~ ∆FAE (namelijk gelijke hoek bij A en rechte hoeken bij B en F, hh) 1p Hieruit hq 1x, ofwel h x q 1p p + q = 1, dus hx hy 1 1p 5 3p keer 1 1 1 1 keer 1 (x y) 1 xy xy x y xy h h y x 3p 6 6pADB90 (Thales) 1p 180 90 90 PAD PDA (hoekensom driehoek) 1p
Dus PAD90 PDA PDB 1p
Verder APD BPD90, dus BPDDPA (hh) 1p
Ook CPADPA (gelijke zijden) 1p
Dus BPDCPA 1p
7 6pNoem de lengte van AP x, dan is de lengte van BP 10 x 1p
Uit de gelijkvormigheid van BPD en CPA volgt dan
4
4 10
x
x
2pUitwerken tot 10x x 2 16, ofwel x210x16 0 1p
(x2)(x 8) 0 geeft x2 of x8 1p
Puzzelen!
8 6p Tekenen van een straal van een hoekpunt van het grote vierkant
naar een hoekpunt van het kleine vierkant en loodlijn naar beneden, geeft een rechthoekige driehoek met zijden van 1, z en
½ + ½ z 2p
De st. van Pythagoras geeft 12 z2(1212z)2 1p Dit geeft 1z214z221z 41 5z22z 3 0
1p Dit geeft z = 3/
5 (z = –1 vervalt) 2p
9 6p Verbinden van het middelpunt van de kleine cirkel met een
hoekpunt van het vierkant en loodlijn naar beneden, geeft een rechthoekige driehoek met zijden van 1 + r, 1 – r en ½ (zie figuur) 3p De st. van Pythagoras geeft
2 2 1 2 2 (1r) (1 r) ( ) 1p Dit geeft 2 2 1 1 4 4 2 1 2 1 4 r r r r r 1p Het antwoord 1 16 r 1p r rr