• No results found

Onderzoek naar bedrijfsafvalstromen in het Stadsgewest Tilburg

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Onderzoek naar bedrijfsafvalstromen in het Stadsgewest Tilburg"

Copied!
94
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Onderzoek naar bedrijfsafvalstromen in het Stadsgewest

Tilburg

Citation for published version (APA):

Aarts, G. T. M. (1983). Onderzoek naar bedrijfsafvalstromen in het Stadsgewest Tilburg. (Project waste-management; Vol. WMIII/5). Samenwerkingsorgaan KHT-THE.

Document status and date: Gepubliceerd: 01/01/1983

Document Version:

Uitgevers PDF, ook bekend als Version of Record

Please check the document version of this publication:

• A submitted manuscript is the version of the article upon submission and before peer-review. There can be important differences between the submitted version and the official published version of record. People interested in the research are advised to contact the author for the final version of the publication, or visit the DOI to the publisher's website.

• The final author version and the galley proof are versions of the publication after peer review.

• The final published version features the final layout of the paper including the volume, issue and page numbers.

Link to publication

General rights

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain

• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal.

If the publication is distributed under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license above, please follow below link for the End User Agreement:

www.tue.nl/taverne Take down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us at: openaccess@tue.nl

providing details and we will investigate your claim.

(2)

QPV

83

AAR

M039813

Onderzoek naar bedrijfsafvalstromen in

het Stadsgewest Tilburg

december 1983

G.T.M. Aarts

(3)

. I

' '

Onderzoek naar bedrijfsafvalstromen in het Stadsgewest Tilburg

Deelrapport nr. WMIII/5 van de rapportage betreffende fase III van het KHT-THE-Provincie Noord-Brabant project 'Waste Management', 1983.

Samenwerkingsorgaan KHT-THE, Postbus 90153, 5000 LE Tilburg, tel. 013-662010. Projectcoordinator ir. B. van Weenen (THE)., Postbus 513, 5600 MB Eindhoven.

(4)

Onderzoek naar bedrijfsafvalstromen in het·stadsgewest Tilburg

BI8LIOTHEEK

8 40471R

T.H.EINDHOVEN

Afstudeerverslag van G.T.M. Aarts

Technische Hogeschool Eindhoven Afdeling der Bedrijfskunde

Begeleiders:

prof.dr. J. van Rees prof.dr. C.B. Tilanus

(5)

·voorwoord

Het rapport dat voor u ligt dient als afstudeerverslag voor de vakgroep Bedrijfsekonomie van de Afdeling der Bedrijfskunde van de Technische Hogeschool Eindhoven. Mijn begeleiders waren Prof. dr. J. van Rees en Prof. dr. C.B. Tilanus.

Het onderzoek, waarvan dit rapport een resultaat is, werd mogelijk gemaakt door en uitgevoerd voor het projekt Waste Management van het Samenwerkingsorgaan KHT-THE en het Stadsgewest Tilburg.

Op deze plaats wil ik van de gelegenheid gebruik maken om iedereen die heeft meegewerkt aan dit onderzoek voor zijn bijdrage te bedanken. In het bijzonder wil ik Jan en Fred bedanken voor onder andere hun dagelijks gezelschap, ge-interesseerdheid en goede begeleiding en hun succes wensen bij hun experiment.

Tenslotte wil ik alle medewerkers van het Stadsgewest be-danken. Zij hebben er aan bijgedragen dat ik aan mijn tijd in hun midden prettige herinneringen overhoud.

Tilburg, december 1983 Frits Aarts • I

.

i

!

< j

(6)

Hoofdstuk 1: Hoofdstuk 2: Hoofdstuk 3: Hoofdstuk 4: Hoofdstuk 5: Hoofdstuk 6: INHOUDSOPGAVE In Leiding '. pag. 1 1.1. ALgemeen 1 1.2. De AfvaZstoffenwet 1

1.3. Het PPovinciaaZ afvaZstoffenpZan

NooPd-BPabant 1

1.4. Het pPojekt Waste Management 2

1.5. OndePzoek van bedPijfsafvaZstPomen in het

Stadsgewest TiLbUPg 2

De pPobZeemsteZZing 2.1. De doeZsteZZingen 2.2. De methodiek

De uitvoePing van de enquete 3.1. InLeiding

3.2. Het VPagenfoPmuLieP

3.3. De bedPijven in het Stadsgewest 3.4. VaststeLLing univePsum en steekpPoef 3.5. De Pesponse

3.6. De ophoging van de PesuLtaten

De PesuLtaten van de enquete oveP de in 1982 VPijgekomen bedPijfsafvaLstoffen in het

Stads-3 3 3 ? ? ? ? 9 10 10 gewest 13 4.1. InLeiding 13 4.2. De hoeveeLheden bedPijfsafvaLstoffen 14 4.3. De samensteLZing van de bedPijfsafvaLstoffen 1? 4.4. De vePvoePswijze en de kosten van vePvoeP

en afwePking 19

4.5. Het hePgebPuik van de bedPijfsafvaLstoffen 21 4.6. AfvaLvePWePkingsinPichtingen in eigen beheeP 23

De evaZuatie van de enquete 25

5.1. InLeiding 25

5.2. EvaLuatie van de opzet van de enquete 25 5. 3. EvaLuatie van het VPagenfoPmuLieP 28 De bijzondePe kategoPieen bedPijfsafvaLstoffen 33

6.1. InLeiding 33

6.2. Chemisch afvaL en afgewePkte oLie 33

6.3. Autobanden 35

6.4. AutowPakken 35

6.5. ZiekenhuisafvaL 3?

6. 6. SLib van riooLwatePzuivePingsinstaUaties 3?

6. ?. AgPaPisch afvaL 39

6.8. Bouw- en sLoopafvaL 39

6.9. VePbPandingsPesten van koLengestookte instaLLaties en

(7)
(8)
(9)
(10)
(11)

5

industrie en openbare nutsbedrijven van de Standaardbedrijfsinde-ling (zie bijlage 1). Deze enquete wordt gedurende 1983 voor de derde maal uitgevoerd. De toegepaste werkwijze heeft substantiele invloed gehad op de onderzoeksmethoden die in dit rapport aan de orde komen.

De reeds beschikbare gegevens over bedrijfsafvalstoffen in het Stadsgewest Tilburg hebben betrekking op de aangeboden afvalstof-fen op de centrale afvalbegraafplaats Spinder. Deze gegevens kennen niet de nodige specifikatie en kunnen niet beschouwd wor-den als representatief voor alle afvalstromen in het Stadsgewest. Daarom is het gewenst de afvalstromen te meten aan de bron. Dit wordt gedaan door middel van een schriftelijke enquete onder bedrijven in het Stadsgewest. De enquete werd ingesteld onder bedrijven in alle bedrijfstakken (zie S.B.I. in bijlage 1). Er worden gegevens gevraagd over het jaar 1982.

Overigens werden niet alle bedrijven geenqueteerd. Om gegevens te verkrijgen over het totaal van de bedrijfsafvalstromen was het voldoende een steekproef uit het bedrijvenbestand te nemen en alleen de bedrijven die getrokken waren te enqueteren. Met behulp van de gegevens die via deze bedrijven aangeleverd zijn konden uitspraken worden gedaan over alle bedrijven.

Informatie over de overige tien kategorieen bedrijfsafvalstoffen in figuur 1 werd vergaard door zoveel mogelijk gebruik te maken van bestaande gegevens, of het toepassen van bestaande modellen. Op grond van inzichten opgedaan tijdens de uitvoering van het onderzoek werd een evaluatie gegeven van de onderzoeksmethode en werden verbeteringen aangedragen.

(12)

' . ~

7

Hoofdstuk 3 De uitvoering van de enquete

3.1. Inleiding

Het doel van de enquete is het beschikbaar stellen van informatie over de afvalstromen van bedrijven in het Stadsgewest Tilburg over het jaar 1982. Het gaat hier alleen om de kategorieen indus-trieafen kantoor-, winkel- en dienstenafval. Onder de term be-drijf wordt oak een instelling zonder specifiek ondernemingskarak-ter verstaan (bijvoorbeeld school en bejaardentehuis).

Hieronder zal achtereenvolgens worden ingegaan op de totstandko-ming van het vragenformulier, het Stadsgewestelijk Bedrijvenregis-ter, de vaststelling van het universum en de steekproefgrootte, de enqueteresponse en de wijze van verwerking van de geretourneer-de en bruikbare vragenformulieren.

3.2. Het vragenformulier

Bij dit regionale onderzoek is gebruik gemaakt van de ervaringen die het C.B.S. heeft met haar bedrijfsafvalstoffenenquete (zie hoofdstuk 2.2.). Het vragenformulier is ontworpen op basis van door het C.B.S. gehanteerde indelingen. Tevens is op een aantal andere punten de werkwijze van het C.B.S. al dan niet na aanpas-sing overgenomen, bijvoorbeeld de wijze van ophogen van de resul-taten en de volume/gewicht-omrekening.

Voorafgaande aan de enquete is een proefenquete ingesteld met als doel te toetsen of de vragenlijst door invullers geheel begre-pen werd en of de aard en de omvang van de vraagstelling tot weigering van medewerking aan (onderdelen van) het onderzoek zou leiden. Op grand van uitkomsten van de proefenquete is het vragenformulier op een aantal punten bijgesteld. In hoofdstuk 5.2. wordt hierop nader ingegaan. In bijlage 2 is het "vragen-formulier afvalstoffen bedrijven en instellingen Stadsgewest Tilburg over 1982" opgenomen.

3.3. De bedrijven in het Stadsgewest

In het Stadsgewest Tilburg zijn om en nabij 9000 (niet-agrari-sche) bedrijven gevestigd. Deze bedrijven worden per vestiging geregistreerd door de gemeente Tilburg in opdracht van het Stads-gewest. De registratie richt zich onder meer op het adres, het aantal werknemers en de hoofdaktiviteit van de bedrijven. De hoofdaktiviteit wordt uitgedrukt in een bedrijfsklasse waarbij de Standaard Bedrijfsindeling van het C.B.S. is gebruikt. . Onderscheid wordt gemaakt in bedrijfstakken en bedrijfsklassen, waarbij het laatste een onderverdeling is van het eerste. Voor een overzicht van de bedrijfstakken- en de bedrijfsklasseninde-ling wordt verwezen naar bijlage 1. In de tekst worden slechts verkorte aanduidingen van de bedrijfstakken- en klassen gebruikt.

(13)

8

Bij de start van het onderzoek was het bedrijvenregister voor de stadsgewestgemeenten exklusief Tilburg bijgewerkt tot en met 1981; voor de gemeente Tilburg tot en met 1982. Het bedrijvenre-gister is het frame, dat wil zeggen referentiekader, van de

enque-te. In tabel 1 is weergegeven hoe de bedrijven verdeeld. zijn

over de grootteklassen en de bedrijfstakken. De

bedrijfsklasseko-des die hier gebruikt worden zijn identiek aan die van de Stan~ daardbedrijfsindeling.

Tabel 1: Aantal vestigingen per bedrijfstak en grootteklasse van het bedrijvenregister en het aantal werknemers

bedrijfstak grootteklasse (aantal wn per bedrijf) totaal

1 2-4 5-9 10-19 20-49 50-99' 100-199 200-499 ~500 onb. vest. l<indb.en viss. 22 31 15 7 4 1 1 0 0 0 81 delfst, .winn. 0 2 0 0 0 0 0 0 0 0 2 industrie(2) 98 153 . 85 78 72 44 17 5 0 0 552 industrie(3) 62 81 54 47 54 17 9 5 4 1 334 openb.nutsbedr. 0 2 5 1 2 1 0 1 0 0 12 184 127 88 67 18 9 1 0 0 602 bouw en inst.bed~~ 108 handel 1220 2281 532 217 77 12 8 1 0 0 4358 transport 37 76 52 34 17 8 4 3 0 0 231 bank en verz.wez. 381 305 132 57 35 12 6 2 1 1 932 ov. dienstverl. 435 622 247 191 134 50 28 16 5 1 1729 totaal tot aal vest. 2363 3737 1249 720 462 163 82 34 10 3 werkn. 2363 9598 8140 9648 13551 11328 11176 10531 10272

Bij nadere beschouwing van de bedrijfstakken industrie (2) en

industrie (3) wordt duidelijk dat er in deze beide bedrijfstakken

andersoortige bedrijven zitten. Industrie (2) bevat bedrijven

8823

die zich veelal bezighouden met de veredeling van organische

stoffen. Industrie (3) bevat veel bedrijven die zich met hewer-king van metaal, kunststof en steen bezighouden. (zie bijlage 1). Vanwege dit verschil in bedrijfsaktiviteit worden beide bedrijfs-takken niet samengevoegd maar afzonderlijk .behandeld in het onder-zoek. Zij worden verder aangeduid als in tabel 1.

In hoofdstuk 2.2. wordt ziekenhuisafval als bijzondere kategorie

opgevoerd. Omdat echter ziekenhuizen en dergelijke instellingen in het gewestelijke bedrijvenregister zijn opgenomen zijn ~ij meegenomen in de enquete. In hoofdstuk 7 is bij het

totaalover-aantal werkn. 623 6 11470 11221 458 7099 17648 3687 6929 27466 86607

(14)

/ 9 .

zicht van de afvalstromen zodanig gekorrigeerd dat het zieken-huisafval 'niet dubbel wordt geteld.

3.4. Vaststelling universum en steekproef

Met behulp van het frame (zie 3.3.) is het universum van de en-quete bepaald; dat is de groep van bedrijven waarover gegevens worden gewenst. Niet alle bedrijven zijn in het universum opgeno-men. Ongeveer 83% van de bedrijven heeft minder dan 10 werkne-mers, terwijl het aantal werknemers in deze groep van bedrijven ongeveer 23% van het totaal omvat. (Op de samenhang tussen het aantal werknemers en de afvalstoffen wordt hieronder ingegaan.) Omdat bovendien de (normaal verwerkbare) afvalstoffen van kleine bedrijven waarschijnlijk vaak vermengd met huisvuil worden afge-voerd is bij deze groep inventarisatie van afvalstoffen in het kader van deze enquete te kostbaar en onnodig. Daarom zijn de kleinste bedrijven niet opgenomen in het universum.

Vanwege de aard van de bedrijfsaktiviteiten is de grootte-klasse 5-9 werknemers(wn) in de bedrijfstakken industrie(2) en indus-trie(3) wel opgenomen in het universum.

Op grond van bovenstaande argumenten is gekozen voor het univer-sum dat in tabel 2 is weergegeven.

label 2: Universum en steekproefpopulatie van de enquete

grootteklasse aantal bedrijven steekproefpopulatie

10 universum

5-9 wn {industrie) 139 50

10-49 wn 1182 400

50 of meer wn 289 289

totaal 1610 739

Ve~ondersteld wordt dat de kenmerken van de afvalstoffen van een bedrijf samenhangen met enerzijds de bedrijfsgrootte, hier uitgedrukt in werknemersaantal en anderzijds de aard van de ak-tiviteiten, hier uitgedrukt in de bedrijfsklasse. Per grootteklas-se van het universum is een steekproefgrootte bepaald ten behoeve van de vaststelling van de steekproefpopulatie, dat zijn de

be-drijv~n die daadwerkelijk ge~nqueteerd worden.

Er is geen inzicht in de gemiddelde waarde van de hoeveelheid en de samenstelling van het afval en de spreiding ervan. Daarom is het onmogelijk om bij een bepaalde nauwkeurigheid met een bepaalde betrouwbaarheid op bevredigende wijze de steekproeffrak-ties uit te rekenen. Om die reden is volstaan met de

(15)

veronderstel-10

ling dat in de grootteklassen 5-9 wn en 10-49 wn genoegen kan worden genomen met 50 respektievelijk 400 bedrijven in de steek-proef. Gezien de verwachte grote hoeveelheden afvalstoffen en het betrekkelijk geringe aantal bedrijven in grootteklasse 50 en meer wn is het zinvol om hier alle 289 bedrijven te enqu@te-ren. In tabel 2 is de steekproefgrootte per grootteklasse weerge-geven.De steekproeven in de grootteklassen 5-9 en 10-49 wn zijn aselekt en geautomatiseerd uitgevoerd met behulp van het komputer-programmapakket Statistical Package of Social Sciences.

3.5. De response

Op 18-6-1983 ZlJn 739 vragenformulieren verzonden; hiervan ZlJn uiteindelijk 454 formulieren terugontvangen en geschikt bevonden voor verwerking. Dit is een response van 62%. Op welke wijze beoordeeld is of een vragenformulier geschikt was en hoe de formu-lieren precies verwerkt zijn wordt aangegeven in hoofdstuk 5.

Tabel 3 laat zien hoe de response is verdeeld over de

grootteklas-sen en hoe de non-response is opgebouwd.

Tabel 3: response en non-response per grootteklasse

grootte- I steekproef- response non-response

klasse populatie niet bruikbaar niet ingestuurd

(aantal) (%) (aantal) (%) (aantal) (%)

5-9 wn 50 29 58 2 4 19 38

10-49 wn 400 242 61 16 4 142 35

>49 wn 289 183 63 43 15 63 22

totaal 739 454 62 61 8 224 30

De response ligt in elke grootteklasse dicht bij het gemiddelde. Het valt op dat in de grootteklasse 50 of meer wn relatief veel formulieren het predikaat niet-bruikbaar hebben gekregen.

Het opgeheven zijn van het bedrijf was in 27 gevallen de reden

van niet-insturen,·waarvan 5 gevallen in de grootteklasse 5-9

wn.

3.6. De ophoging van de resultaten

Teneinde uitspraken te kunnen doen over het universum moesten de resultaten van de bedrijven die een bruikbaar formulier hebben opgeleverd worden "opgehoogd".

(16)

I '

11

De gehanteerde methode van ophoging bestaat uit het per eel ~· d.w,z. per groottek~asse en bedrijfsklasse - vermenigvuldigen van de totaalwaarden van de variabalen (voorzover deze absoluut zijn) met een ophoogfaktor.

De ophoogfaktoren zijn tot stand gekomen door het aantal werkne-mers "in de response". Dit houdt in dat bij de ophoging is uitge-gaan van een lineair verband tussen aantal werknemers en hoeveel.,.. heid afvalstoffen. Dit is gedaan binnen elke eel, dus alleen bij bedrijven die in dezelfde grootteklasse en in dezelfde be-drijfsklasse vallen. Bijvoorbeeld: In de bebe-drijfsklasse zakelijke dienstverlening zijn in de grootteklasse 50 of meer wn 7 vragen-formulieren verwerkt. Bij de bedrijven die deze vragen-formulieren inge-. stuurd hebben, zijn 707 personen werkzaam. Er is bekend dat in

de hele eel 918 personen werkzaam zijn. De ophoogfaktor wordt derhalve 1,30.

In de eellen waar bepaling van de ophoogfaktor op deze wijze . niet mogelijk was (door afwezigheid van response) of tot uitsehie-ters zou leiden, heeft samenvoeging plaatsgevonde~ met een eel die kwa bedrijfssamenstelling het meest op de betreffende eel lijkt.

In de bedrijfstak landbouw en visserij (het betreft hier dienst-verlenende bedrijven) is sleehts een vragenformuiier geretour-neerd en bruikbaar bevonden. Daarom is deze bedrijfstak niet opgenomen in de resultaten. De grootste gehanteerde ophoogfaktor is 11,03; het gemiddelde van de ophoogfaktoren is 3,66 bij 87 ophoogfaktoren). Een overzicht van alle ophoogfaktoren staat in bijlage 5.

De fout bij de ophoging.

De gegevens in de response ZlJn opgehoogd opdat uitspraken konden worden gedaan over het universum. Hierbij wordt een fout gemaakt, die bestaat uit enerzijds toevallige faktoren en anderzijds ver-waarlozing van het systematische verschil tussen bedrijven die aangeschreven zijn maar waarvan geen gegevens verwerkt konden worden en de bedrijven die niet bij de steekproefpopulatie b~trok~ ken zijn. Bij het ophogen is stilzwijgend verondersteld dat het systematische verschil niet bestaat, maar de bedrijven in

de

non-response hebben in ieder geval als afwijkend kenmerk gemeen dat ze geen (bruikbaar) vragenformulier opgeleverd hebben. Omdat nagenoeg alle bedrijven die niet hebben gereageerd zijn opgebeld, bestaat er inzicht in de redenen hiervoor.

Omdat het hier overwegend toevallige faktoren betreft mag de fout bij het ophogen verwaarloosd worden. In hoofdstuk 5 wordt uitge-breider ingegaan op deze argumentatie.

(17)

J.L.

STORTEN IS VfJ\BODEN V00R:

-

-

.

Op de centrale afvalbegraafplaats van het -- - - -- - - -·

-bepaalde stoffen geweerd Stadsgewest 'worden

Een vuilnf~wagen van de

(18)

13

:;5'

Hoofdstuk 4 De resul taten van de enquete over de in 1982 vr.ijgekomen bedrijfsafvalstoffen in het Stadsgewest

4.1. Inleiding

Irt de probleemstelling is reeds gesteld dat door middel van de enquete alleen de kategorieen industrieafval en kantoor-, winkel-en diwinkel-enstwinkel-enafval onderzocht wordwinkel-en. De resultatwinkel-en geldwinkel-en voor de bedrijven in de industrie met 5-9 werknemers en alle bedrijven met meer dan 9 werknemers.

In het navolgende worden de belangrijkste resulaten beschreven. Voor een overzicht van de resultaten die in dit hoofdstuk niet besproken worden, wordt verwezen naar bijlage 3. Daarin zijn alle gemaakte tabellen opgenomen.

In veel gevallen waren de bedrijven niet in staat het gewicht van de vrijgekomen afvalstoffen op te geven, maar wel het volume. Met behulp van de opgegeven samenstelling van de afvalstoffen heeft dan een omrekening plaatsgevonden van volume naar gewicht door toepassing van de cijfers van tabel 4. Behalve het gewicht van glas zijn deze cijfers afkomstig van het I.V.A. (lit. 2). Zij zijn gebaseerd op steekproefmetingen bij kontainerbedrijven.

label 4: soort papier/karton hout ov. organisch glas kunststoffen metal en zand/klei overig

Volume-gewicht van afvalkomponenten bij kantoor- en kantineafval en procesafval (ton/m3)

type

kantoor- en kantineafval procesafval

0,08 0,08 0,3 0,3 0,2 0,2 0,4 0,4 0,15 0,05 0,1 0,35 1 1 0,7 0,7

Bij ongeveer 20% van de vragenformulieren heeft een omrekening van volume naar gewicht plaatsgevonden. Dit betekent dat de waar-de van waar-de resultaten van waar-de enquete ten waar-dele afhangt van waar-de kwali:.... teit van de omrekenfaktoren in tabel 4. Hierin bestaat weinig inzicht. Binnenkort wordt door het I.V.A. een herhaald onderzoek

(19)

14

gedaan naar deze omrekenfaktoren.

In de enquete is de bedrijven gevraagd naar de hoeveelheid

che-mische afvalstoffen die is vrijgekomen in 1982. In dit hoofdstuk worden alleen de kategorieen industrieafval en kantoor-, winke1-en dienstenafval behandeld. De enqueteresultaten betreffende chemische afvalstoffen komen in hoofdstuk 6.2. aan de orde.

4.2. De hoeveelheden bedrijfsafvalstoffen

Er is de bedrijven gevraagd naar de totale vrijgekomen hoeveelheid

afvalstoffen, naar de hoeveelheden per type en de wijze waarop de afvalstoffen verwerkt zijn. Tevens is gevraagd of de

afvalstof-fen door derden of door het eigen bedrijf werden verwerkt en of dit binnen of buiten het Stadsgewest gebeurde.

Tenzij anders is vermeld op het vragenformulier is steeds aange-nomen dat afval dat afgevoerd werd door een partikulier kontainer-bedrijf is gestort op de ~entrale afvalbegraafplaats in het

Stads-gewest (dit is een redelijke aanname, want bouw- en sloopafval, wat nog op partikuliere stortplaatsen gestort wordt, is bij de

enquete uitgezonderd). Alle afval dat door de gemeentelijke reini-gingsdiensten werd opgehaald is gestort op de centrale

afvalbe-graafplaats.

Tevens is aangenomen dat de partikuliere kontainerbedrijven niets van doen hebben met hergebruiktoepassingen. Wellicht zullen in de

toekomst dergelijke dergelijke initiatieven wel een (belangrijke) rol gaan spelen.

Tenzij anders is vermeld op het vragenformulier is steeds

aange-nomen dat hergebruik van papier, karton en glas binnen en

her-gebruik van metalen buiten het Stadsgewest heeft plaatsgevonden. Deze veronderstelling is slechts ten dele in overeenstemming met de werkelijkheid. Dit moet in aanmerking worden genomen bij het interpreteren van tabel 6 en tabel 11.

Tabel 5: Totale hoeveelheid afvalstoffen naar type en verwerkingsmethode

type

kantoor- en brandbaar onbrandbaar totaal

verwerkings- kantineafval procesafval procesafval

methorle ton % ton % ton % ton %

storten 26150 94 22233 52 22871 60 71254 65 verbranden 28 0 I

I

4965 12 4993 5 komposteren 102 1 91 0 193 0 hergebruik 1447 5 15574 36 15098 40 32119 30 overig 0 0 0 0 7 0 7 0 i totaal 27727 100 I 42863 100 37976 100 108566 100

(20)

15

Uit tabel 5 blijkt dat de totale hoeveelheid bedrijfsafvalstof-fen gelijk is aan 108.566 ton. De belangrijkste verwerkingsmetho-den waren storten (65%) en hergebruik (30%). Verbranverwerkingsmetho-den had een tamelijk gering aandeel (5%) terwijl andere verwerkingsmetho-den in zeer beperkte mate toegepast werverwerkingsmetho-den. Komposteren gebeurde voornamelijk door enige grote verzorgingstehuizen.

Van het totale bedrijfsafval is 26% kantoor- en kantineafval. De rest is ongeveer gelijkelijk verdeeld over brandbaar en on-brandbaar procesafval (40% respektievelijk 34%). Het overgrote deel van het kantoor-en kantineafval is gestort (94%), de rest is voornamelijk hergebruik van papier/ karton. Van het procesaf-val is ruim eenderde hergebruikt.

label 5: Totale hoeveelheid afvalstoffen naar verwerker en bestemming

-·- bestemmin\

binnen stadsgewest buiten stadsgewest totaal

verwerker (ton) (%) (ton) (%) : (ton) (%)

eigen beJrijf 4988 5 47 0

I

5035 5

derden 87554 95 159 77 100 103531 95

totaal 92542 100 16024 100 l

I

108555 100

Tabel 6 geeft aan wat de plaats van verwerking van de bedrijfs-afvalstoffen is en of de verwerking gedaan is door derden of

I

I

in het eigen bedrijf. Verwerking van bedrijfsafval gebeurde voor-namelijk door derden (95%). Voor een uitsplitsing van tabel 6 naar verwerkingsmethode wordt verwezen naar bijlage 3 tabel B t/m E.

Verreweg het grootste deel van de afvalstoffen is verwerkt door derden binnen het Stadsgewest (81%). Hiervan werd 80% gestort en de rest hergebruikt. Van het totaal werd 15% verwerkt door derden buiten het Stadsgewest.

Dit gebeurde overwegend ten behoeve van hergebruikstoepassingen (91%). Van het totaal werd 5% verwerkt door het eigen bedrijf binnen het Stadsgewest. Dit betreft voornamelijk verbranding

_van hout op het bedrijfsterrein. Verwerking door het eigen

be-. drijf buiten het Stadsgewest betreft eveneens overwegend de ver-branding van hout.

(21)

16

Tab~l 7: De afvalstoffen per grootteklasse en bedrijfsklasse

grootteklasse

bedrijfstak 5-9 wn (ind) 10-49 wn 50 en meer wn

I

totaal ton %

I

ton % ton %

i

ton industrie ( 2) 989 78

!

75 75 31 32972 40 1 41536 ' industrie ( 3) 274 22 i 1231 5 11450 13 12955 openb.nutsbedr. ; 0 0 495 1 495 ' bouw-en instal.bedr. 1237 5 437 1 1674 handel 11011 44 8382 10 19393 transport 553 2 1364 2 1917 bank- en verz.wez. 285 1 2417 3 2702 ov. dienstverl. 2992 12 24902 30 27894 tot aal 1263 100 24884 100 82419 100 108566

Tabel 7 laat zien dat de helft van de bedrijfsafvalstoffen af-komstig is van de industrie. Voorts zijn de kategorieen overige dienstverlening en handel belangrijke afvalproducenten (26% res-pektievelijk 18%). Ongeveer driekwart van het afval wordt geprodu-ceerd door bedrijven in grootteklasse 50 en meer wn.

De bedrijven in de grootteklasse 5-9 wn hebben slechts een aan-deel van 1% in de totale bedrijfsafvalstroom. In de grootteklasse 10-49 wn heeft de handel een aandeel van 44%. In de grootteklas-se 50 en meer wn speelt de "overige dienstverlening" een opval-lend grate rol met 30%.

Tabel 8: De vrijgekomen bedrijfsafvalstoffen per gemeente c.q. gebied

gemeente c.q. gebied bedrijfsafvalstoffen (ton) % van totaal

Til burg 49370 45 overig kerngebied 14914 14 Dongen 20042 i9 Gilze en Rijen 16702 15 Loon op Zand 2758 3 overige gemeenten 4780 4 totaal 108566 100 % 38 12 0 2 18 2 2 26 100

(22)

/ i7

Bij de samenstelling van tabel 8 is niet in aanmerking genomen hoeveel bedrijven per eel gevestigd zijn in elk van de gemeenten. Er is verondersteld dat de response hiervan in verhoucting een geed beeld geeft. Er is opgehoogd volgens de wijze die in hoofd-stuk 3.6. beschreven is.

De tabel laat zien dat in de gemeente Tilburg verreweg het meeste bedrijfsafval geproduceerd werd (45%). De gemeenten Tilburg, Oongen en Gilze en Rijen nemen samen 79% voor hun rekening.

4.3. De samenstelling van de bedrijfsafvalstoffen

Er is de bedrijven per type afvalstof gevraagd naar de samenstel-ling. Tevens is de samenstelling gevraagd van de afvalstoffen die binneh en die buiten het Stadsgewest zijn verwerkt.

Als gewicht van het vrijgekomen bedrijfsslib is zoveel mogelijk het gewicht van de droge stof genomen (1 ton/m3).

Tabel 9: Totale hoeveelheid afvalstoffen naar type en samenstelling

type

samenstelling: kantoor- en brandbaar I onbrandbaar

!

totaal kantineafval procesafval procesafval

ton % ton % ton % ton %

papier,karton 12258 44 15973 37 28231 26 hout 1431 5 13664 32 15095 14 ov. organisch 6817 25 10375 24 17192 16 glas 872 3 1000 3 1872 2 kunststoffen 2027 7 2851 7 479 1

I

5357 5 metal en 661 3 38 75 10 4536 4 zand, klei 2797 10 24483 65 27280 25 overig 864 3 8139 21 9003 8 tota1d 27727 100 42863 100 37976 100 108566 100 i

Zeals tabel 9 laat zien ZlJn de belangrijkste bestanddelen van het afval papier/karton (26%), zand/klei (25%), overig organisch

(16%) en hout (14%). In volumepercenten is het geschatte aandeel van papier/karton 68% en dat van zand/klei slechts 5%. Dit illus-treert dat weergave van de samenstelling in volumepercenten een heel ander beeld geeft van het belang van de diverse komponenten dan weergave in gewichtspercenten.

Kantoor- en kantineafval bestaat voornamelijk uit papier, karton en overig organisch afval.

Onbrandbaar procesafval bestaat voor het grootste deel uit zand, klei (veel bedrijfsslib!) en overig afval.

(23)

18

Brandbaar procesafval is ongeveer gelijkelijk verdeeld over de diverse soorten, met uitzondering van kunststoffen (7%).

Tabel 10: De samenstelling van de bedrijfsafvalstoffen die binnen respektievelijk buiten net Stadsgewest zijn verwerkt

-

verwerkingsplaats

samenstelling: binnen Stadsgewest buiten Stadsgewest

ton % ton % papier,karton 25523 28 2708 17 ! hout 10281 11 4814 30 I I ov. organis~h 15360 17 1832 12

I

glas [ 1649 2 223 1

i

I kunststoffen

I

4 718 5 639 4 i ! \ ' metal en 2466 3 2070 13

I

I zand, klei 23756 25 3524 22 I i I overig. 8889 9 114 1 I I I totaal 92642 100 15924 100 I

~·:1l·el 10 laat zien of de afv<J.lstoffen zijn verwerkt binnen of buiten het gewest.

De verwerkingsplaats van papier/ karton, glas en metalen is voor een deel bepaald door de aanname dat metalen buiten en papier, karton en glas binnen het Stadsgewest zijn verwerkt (in de geval-len waar dit niet opgegeven was; zie 4.2.).

Opvallend is de relatief grote hoeveelheid hout die buiten het gewest werd verwerkt. Voor een uitsplitsing van tabel 10 naar type wordt verwezen naar bijlage 3 tabel H, I en J.

Tabel 11 geeft aan dat de bedrijfstakken industrie (2), openbare nutsbedrijven en overige dienstverlening veel zand/klei hebben voortgebracht. Een groot deel hiervan is bedrijfsslib en werd geproduceerd door slechts enkele bedrijven (lijmproduktie, leer-bewerking, ziekenhuizen).

(24)

19

label 11: Bedrijfsafvalstoffen naar samenstelling per bedrijfstak

bedrijfstak

industrie industrie openb. bouw- han- trans- bank-samenstelling: ( 2) ( 3) nuts in st. del port verz.

% % % % % % % papier,karton 19 19 12 21 38 63 54 I hout 19 10 1 39 22 2 0 ov. organisch 21 9 2 I 2 9 6 46 I

I

glas 0 1 0

I

1 6 9 0 kunststoffen 4 8 1

I

3 5 2 0 metal en 2 14 29 7 5 15 0 zand, klei 34 3 45 9 8 3 0 overig 1 35 9 18 5 0 0 totaal (%) 100 100 100 100 100 100 100 totaal (ton) 41535 12956 495 1675 19392 1917 2702

4.4. De vervoerswijze en de kosten van vervoer en verwerking

Er is de bedrijven gevraagd op welke W1Jze de afvalstoffen afge-voerd zijn. Indien niet ingevuld was op welke wijze de

afvalstof-fen, die bestemd waren voor ~ergebruik, respektievelijk die

ver-werkt zijn op het bedrijfsterrein, zijn vervoerd, is aangenomen dat dit met "overig vervoer" respektievelijk met "eigen vervoer" gebeurd is.

Tabel 12: Totale hoeveelheid afvalstoffen naar type en vervoerswijze

type:

kantoor~ en brandbaar onbrandbaar totaal vervoerswijze: kantineafval

.

procesafval procesafval

ton % ton % ton % ton

eigen vervoer 306 1 6297 15 12076 32 18679 gemeentereiniging 8812 32 1392 3 651 2 10855 part.kontainerbedrijf 17139 62 22504 52 15226 40 54869 overig vervoer 1470 5 126 70 30 10023 26 24153 totaal 27727 100 42853 100 37976 100 108566 ' overig dienst. % 27 3 16 1 5 2 38 8 100 27894 J % 17 10 51 22 100

(25)

20

Volgens tabel 12 werd ruim de helft (51%) van de bedrijfs~fval­

stoffen door partikuliere kontainerbedrijven vervoerd.

Slechts 10% werd door de gemeentelijke reinigingsdiensten afge-voerd.

Indien afval door een partikulier kontainerbedrijf werd afgevoerd is de naam van dat bedrijf gevraagd. Uit het totaaloverzicht blijkt dat de vier meestgenoemde 67% en de tien meestgenoemde kontainerbedrijven 89% van de klanten voor hun rekening namen. Er is de bedrijven ook gevraagd naar de kosten van vervoer en verwerking. Alleen de bedrijven die de gevraagde kosten hebben opgegeven, zijn meegenomen in het totaaloverzicht van tabel 13. Bij de berekening van de kosten zijn de opgegeven kilometers Verreden met eigen vervoer omgerekend met behulp van een kilome-terprijs van f 1,=. De hoogte Van dit tarief is diskutabel, maar he eft niet zoveel invloed op de totale kosten, omdat er weinig kilometers werden opgegeven.

Tabel 13~ Kosten van vervoer en verwerking per grootteklasse

to tale hoeveel- totale kosten kosten per ton

grootteklasse heid

ton guldens guldens

5-9 wn (ind) 327 18853 58

10-49 wn 2806 193677 69

50 en meer wn 32134 2268747 71

totaal 35267 2481277 70

In tabe::. _:. ic,-Ji'GCi1 de kOL'-tC:1 van ve:..·voer en verwerking van de

afvalstoffen gegeven per grootteklasse. De kosten per ton blijken in de grootteklasse 5-9 wn iets lager te zijn dan in beide andere grootteklassen.

De kosten van vervoer en verwerking per ton van he.t afval liggen in de verschillende grootteklassen niet ver uiteen. Daarom Veroor-zaakt het verschil in steekproefgrootte in de verschillende groot-teklassen in tabel 14 geen sterk vertekend beeld.

(26)

21

Tabel14 Kosten van vervoer en verwerking per bedrijfstak

to tale hoeveel- totale kosten kosten per ton

bedrijfsklasse heid

ton guldens guldens

industrie 12956 1354952 105

industrie 7693 275983 36

openb. nutsbedrijven 306 1~816 52

bouw- en inst. bedrijven 333 17730 ~3

handel 4259 145727 34 transport 1037 37325 36 bank- en verzekeringswezen

I

518 42065 81 overige dienst

!

8163 591579 72 I I totaal : 35265 2481277 ' 70

Volgens tabel 14 ZlJn de kosten van vervoer en verwerking bij de industrie (2) f 105 per ton. Dit is erg hoog vergeleken met de rest. Het is des te opvallender in aanmerking genomen dat de kosten per ton bij industrie (3) maar f 36 per ton bedragen. Wellicht is hier sprake van enkele uitschieters in de industrie

(2), of zijn er meetfouten opgetreden. Een meer plausi~ele

verkla-~ing van dit verschil is niet gevonden. Voorts zijn bij de handel

en het transport de kosten per ton afval beduidend lager dan het gemiddelde.

De kosten per ton zijn in grootteklasse 5-9 wn iets lager dan in beide andere grootteklassen.

4.5. Het hergebruik van de bedrijfsafvalstoffen

Tabel 15 laat zien in welke mate hergebruik van de verschillende soorten bedrijfsafvalstoffen plaatsgevonden heeft.

Bedrijfsslib dat verwerkt is in de landbouw valt hier ook onder

hergebruikt€ stoffen. . .

Kwa hergebruikpercentage skoren metalen 'en zarid/klei het hoogst met 47 respektie~elijk 46%. Dan volgen papier/karton en hout met respektievelijk 34 en 32%. Het hergebruik van overig orga-nisch afval betreft voor een groot deel organisch slib dat

(27)

. 22

label 15: Afvalstoffen afgevoerd t.b.v. hergebruik naar samenstelling

hoeveelheid deel van totaal samenstell ing ton % papier, karton 9550 34 hout 4824 32 ov. organisch 1957 11 kunststoffen 658 12 glas 309 16 meta len 2133 47 zand, klei 12560 46 overig

I

128 1 totaal

l

32119 30

.label 16: Mate van hergebruik per komponent per bedrijf$tak

bedrijfstak

indu- indu- openb. bouw- han- trans- bank- overig strie strie nuts inst. del port verz. dienst

Samenstelling % % % % % % % % papier, kart on 31 27 0 0 67 4 28 13 hout 28 7 0 0 57 0 0 9 ov. organisch 22 1 0 0 1 0 0 1 glas 0 7 0 0 26 0 0 3 kunststoffen 19 31 0 0 1 0 0 0 metal en 30 70 100 73 42 0 0 3 zand,. klei 39 0 0 0 0 0 0 65 overig 3 2 0 0 0 0 0 0

--

----

--

---

--

----

---

---

-

-

---~--- -gemiddeld (%) 30 19 29 5 42 2 16 29 totaal (ton) 12514 2L 6 7 14 7 86 8174 45 432 8194

(28)

. ' l ,. : -'r--~

f.:.-23

De bedrijfstak handel ligt duidelijk boven het gemiddelde van 30% hergebruik; de bedrijfstakken industrie (3), bouw- en instal-latiebedrijven, transport en bank-en verzekeringen liggen duide-lijk daaronder.

4.6. Afvalverwerkingsinrichtingen in eigen beheer

Bij de beantwoording van de enqu§te zijn geen stortplaatsen in eigen beheer opgegeven.

Volgens het Afvalstoffenplan deel I-II van de Provincie Noord--Brabant zijn er de laatste jaren nog vijf in gebruik geweest

(lit. 3). Hiervan moesten er in de loop van 1981 twee gesloten worden en een ultimo 1983. De overige twee moesten zo snel moge~

lijk afgebouwd worden.

In tegenstelling tot stortplaatsen ZlJn er wel vuilverbrandings~

installaties in eigen beheer opgegeven. Vijf van de geenqueteerde bedrijven hebben te kennen gegeven dat zij een verbrandingsinstal-latie gebruiken en twee bedrijven meldden dat zij de aanschaf van,een installatie overwegen.

Bij de bestaande installaties wordt geen uitbreiding van de kapa-citeit verwacht. Een van de bedrijven bezit twee ovens, de andere een. In ongeveer de helft van de gevallen wordt de vrijkomende warmte voor verwarming of stoomproduktie aangewend.

(29)
(30)

i .

25

Hoofdstuk 5 De evaluatie van de enquete

5 .1. Inleiding

In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de gevolge werkwijze bij de uitvoering van de enquete. Hierbij worden kanttekeningen gemaakt en eventuele verbeteringen aangegeven.

In figuur 2 is schematisch weergegeven hoe globaal genomen de werkwijze is geweest. Aan de hand van deze figuur zijn hoofdstuk

5.2. en 5.3. opgezet. Hqofdstuk 5.2. behandelt de opzet van de enquete en hoofdstuk 5.3. richt zich de aspekten van het vragen-formulier.

Eerst moeten nog wat algemene opmerkingen gemaakt worden. Het vragenformulier leidde in veel gevallen tot problemen. Dit niet zozeer vanwege de aard van de vraagstelling, maar omdat de gevraagde gegevens niet bekend waren. De belangrijkste vraag was: "Hoeveel afvalstoffen zijn er vrijgekomen". Deze vraag kon men in veel gevallen niet beantwoorden. waarschijnlijk is een groot gedeelte van de non-response hieraan te wijten.

De nauwkeurigheid van de in hoofdstuk 4 opgesomde cijfers hangt

i~ sterke mate af van de kwaliteit van de schattingen van

be-d~ijfsfunktionarissen. Daarom moet hier benadrukt worden dat

de resultaten van het onderzoek slechts dan voor gebruik geschikt zijn, wanneer men voorzichtigheid in acht neemt.

5.2. Evaluatie van de opzet van de enquete De steekproef

D~ steekproef uit het universum is uitgevoerd per grootteklasse zonder rekening te houden met het feit dat bepaalde bedrijfs-klassen hierdoor weinig getrokken worden. Dit had tot gevolg dat enkele bedrijfsklassen, die niet zo vaak voorkomen, niet in de steekproef verschijnen. Dit kan ongewenste afwijkingen tot gevolg hebben. Daarom is het gewenst om bij de steekproef~

t~ekking het aantal bedrijven per bedrijfsklasse te regelen, bijvoorbeeld door een bepaald minimum op te leggen.

H~t is moeilijk te beoordelen of de steekproefgrootte per grootte-klasse optimaal was. De relatieve response was in de grootteklas-sen ongeveer gelijk. Wellicht was het in dit onderzoek zinvol om de grootteklasse 10-49 wn bijvoorbeeld 600 in plaats van 400 bedrijven te enqueteren. Hierdoor worden bij gelijke response de ophoogfaktoren lager, waardoor het effekt van slechte afval-schattingen kleiner wordt.

De proefenquete

De proefenquete is gehouden onder vijf bedrijven in de grootte-klasse 5-9 wn en tien in beide andere. Dit was voldoende om een redelijk inzicht te krijgen in de zwakten van het vragenformulier. Wellicht is het zinvol om niet (alleen) telefonisch kontakt op

' ..

(31)

ASPEKTEN

V/0

OPZET

FIGUUR 2: Schema van de dataverwervende- en verwerkende fase

VRAGEN-FORMULIER 26 STEEKPROEF POPULATLE T.B.V. PROEFENQUETE RESULT A TEN PROEFENQUETE UNIVERSUM STEEKPROEF-POPULATIE

- - - . - - - j - - - -

,..--- r

-~-~

..

ASPEKTEN VAN HET VRAGENFOR-MULIER .---''-'B::::IJ:.::ST.:..:I!:.::Ll:::;ING=rVRAGEIIFORN. DEFINITIEF VRAGENFORMULIER f---.<~ VRAGENFORN. CODEBOEK COO! RING GECODEEROE VRAGENFORMULIEREN VERZONDEN VRAGENFORMUL IEREN 1+---. GERETOURNEERDE VRAGENFORMULIEREN CONTROLE VERWERKBARE VRAGENFORMULIEREN HERINNERING r--- - - 1 -ASPEKTEN V/0. OPZET GEAUTOMATISE£RD VERWERKINGS-PROGRAMMA VE~RKING RESULTATEN IN TABELVORM . I BEPALING 'f OPHOOGFAKTOREN OPHOOG-FAKTOREN INVENTARISATIE '---~ BEDRIJFSAFVAL UNIVERSUM

(32)

27

te nemen met de bedrijven die in het kader van de proefenquete worden benaderd, maar om bezoeken af te leggen. Hierdoor wordt de proefenquete in feite een serie interviews en kan een beter

inzieht verkregen worden in de problemen die de bedrijven he,bben

met betrekking tot het invullen van het vragenformulier. Het nadeel van deze werkwijze is dat een vertekend beeld kan ont-staan, omdat men dan bij de proefenquete niet op dezelfde manier als bij de enquete het vragenformulier invult.

Het is bijkans onmogelijk om de response die uiteindelijk met de enquete gehaald zal worden, te sehatten uit de proefenquete. In bijlage 4 zijn de resultaten van de proefenquete en de

verande-ringen, die na~r aanleiding daarvan in het vragenformulier

aan-gebraeht zijn, opgenomen. Het betreft hier een verslag dat meteen na het uitvoeren van de proefenquete is opgesteld.

De response

De response van de enquete bedroeg 62%. De response van de be-drijfsafvalstoffenenquete van het C.B.S. in 1978 bedroeg 73% voor het totaal en 63% voor de kleinste groep bedrijven (50-95 wn). In de enquete heeft sleehts 8% van de geenqueteerde bedrijven meer dan 99 werknemers. Het lijkt er op dat grote bedrijven (>99 wn) beter (kunnen) medewerken dan kleinere bedrijven.

Er kunnen verbeteringen worden aangebracht in de enquete, die waarsehijnlijk tot een hogere response leiden (zie elders indit hoofdstuk en in hoofdstuk 8).

De ophoging

De ophoging van de resultaten is uitgevoerd per eel. Dit is de

juiste werkwijze als de eell~n zieh van elkaar onderseheiden.

Er zijn 103 eellen gehanteerd. Dit betekent dat zieh gemiddeld ongeveer vier bedrijven in de response in een eel bevinden. Daar-om is het niet goed mogelijk Daar-om aan te tonen dat er tussen de eellen versehil bestaat. Aannemelijk is eehter dat de aard van de bedrijfsaktiviteiten een erg belangrijke invloed uitoefent op de hoeveelheid en de aard van de afvalstoffen van een bedrijf.

En

eigenlijk zal het oak duidelijk zijn dat de sehaalgrootte

van een bedrijf wordt weerspiegeld door de hoeveelheid

afvalstof-fen per werknemer, welke faktor is gebruikt als.ophoogkriterium.

De hoeveelheid afvalstoffen per werknemer is niet. de enige

parame-ter waarmee het afval van een bedrijf in een bepaalde·eel

besehre-ven kan worden. Een volledig model hiervoor is echter moeilijk te

6ntwikkelen, zelfs voor sleehts ~~n eel. Omdat een dergelijk

model herhaald regionaal onderzoek kan vervangen, is het echter bijzonder zinvol om pogingen te doen om een model met een enigs-zins voorspellende waarde te ontwikkelen.

De verwerking

Voor dit onderzoek is een verwerkingsprogramma gesehreven in de komputertaal Algol. Dit programma kan de opgeslagen enquete-gegevens omzetten in tabellen die de gevraagde totaalresul.taten

op overziehtelijke wijze weergegeven.

.I . .

(33)

28

Een nadeel van het schrijven van een goed funktionerend ad hoc programma is dat het tijdrovend is. Het grote voordeel is dat langdurig handmatig sorteren niet nodig is en dat op elk moment wijzigingen doorgevoerd kunnen worden, bijvoorbeeld ten gevolge van la'at binnengekomen vragenformulieren.

5.3. Evaluatie van het vragenformulier

Het definitieve vragenformulier

Het definitieve vragenformulier is ontstaan door aanpassing van het oorspronkelijke vragenformulier met behulp van de resultaten van de proefenquete. De aanpassingen die gedaan zijn, zijn ver-meld in het verslag van de proefenquete in bijlage 4.

Het definitieve vragenformulier staat in bijlage 2.

Opmerkingen over de inhoud en de struktuur van het vragenformu-lier worden verderop gemaakt, daar waar ook verbeteringen worden aangegeven.

Verzending van de vragenformulieren

Met hulp van de komputer zijn adres-etiketten vervaardigd van de bedrijven die aangeschreven werden. Vervolgens is naar deze bedrijven een vragenformulier met bijbehorende brief (zie bijlage 2) en gefrankeerde retourenveloppe gestuurd.

De bedrijven die in het kader van de proefenquete een - enigszins ander - vragenformulier kregen, zijn niet meer benaderd omdat telefonisch voldoende informatie waa verzameld om het defirtitieve vragenformulier in te vullen.

In de begeleidende brief is de bedrijven verzocht om in geval van niet-deelname aan de enquete het lege vragenformulier terug te sturen.

Meteen na verzending van de vragenformulieren nam een stroom van terugkomende formulieren een aanvang. Het verloop van de binnengekomen formulieren als funktie van de tijd staatin

bijla-ge 5. Na 20 dabijla-gen werd een herinnering verstuurd en na nog ·eens

20 dagen werd begonnen met het opbellen van de nog niet gerea-geerd hebbende bedrijven. De indruk bestaat dat het opbellen van bedrijven een belangrijke schakel is en dat hiervoor veel tijd en mankracht moet worden gereserveerd. Het is aan te raden de ver-stuurde vragenformulieren van een volgnummer te voorzien; De indruk bestaat dat dit niet tot non-response leidt en het is erg handig bij de verwerking.

De non-response bestaat uit niet-instuurders en niet bruikbare formulieren.

Daar nagenoeg alle bedrijven in de eerste groep werden opgebeld, bestaat er inzicht in de redenen van niet-meewerken. De belang-rijkste redenen zijn:

faillisement

weigering door drukte, onwil en dergelijk

ziekte of vakantie (de enquete werd in de zomerperiode gehouden) van hiervoor essentiele personen

onbekendheid met de gevraagde gegevens

(34)

29

De voornaamste reden van niet-bruikbaarheid is dat men de ge-vraagde gegevens niet voldoende kan schatten.

Ook betreft het hier leeg teruggestuurde formuliereh.

De kodering

Elk binnengekomen vragenformulier dat geschikt bevonden werd is met behulp van een kodeboek in cijfervorm overgebracht op een zogenaamd ponsdokument om de geautomatiseerde verwerking gemakkelijker te laten verlopen.

De 454 ponsdokumenten zijn overgebracht op magneetschijf (Reken-centrum van de Technische Hogeschool te Eindhoven).

Voorstel tot wijziging vragenformulier

De ervaringen die opgedaan zijn door het gebruik van het vragen-formulier zijn vertaald in een aantal wijzigingen. In figuur 4 is een vragenformulier weergegeven dat als basis kan dienen voor een gelijksoortig onderzoek. Het is eventueel uit te breiden met vragen die betrekking hebben op specifieke regionale aspekten .

...

,, ... Ik doe 'n onderzoek naar

(35)

30

Enkele opmerkingen bij figuur.3:

Er is geen goed alternatief beschikbaar voor de gehanteerde WlJZe van ophogen. Daarom blijven het aantal werkneme~s en de bedrijfs-klasse noodzakelijke vragen.

De volgende vragen zijn noodzakelijk:

hoeveelheden hergebruikt (per komponent)

hoeveelheden (exklusief hergebruik) en verwerkingsmethode (per komponent)

hoeveelheden per vervoerswijze en de kosten daarvan. Vragen naar de plaats van verwerking leveren niet het gewenste antwoord daar de bedrijven dit vaak niet weten. Deze informatie is op een andere manier (waarschijnlijk) beter te verkrijgen. Verwerking door het eigen bedrijf kan duidelijk worden bij het antwoord op de vraag naar de vervoerswijze.

De indeling van de afvalstoffen in type is niet zinvol gebleken, maar leverde verwarring op. Deze vraag moet niet gesteld worden, als toepassing van het antwoord niet mogelijk is.

Verwerkingsinrichtingen in eigen beheer zijn op een andere manier te inventariseren (Hinderwetvergunningen). Dan kunnen alsnog gegevens over verwerkte hoeveelheden worden verkregen.

(36)

3i

FIGUUR 3: Voorstel voor een nieuw basisvragenformulier.

volgnummer:

aantal werknemers: bedrij fsklasse:

afvalstoffen afgevoerd t.b.v. hergebruik:

komponent: hoeveelheid (ton): % van totaal:

' J papier,karton hout ov. organisch glas kunststoffen metal en zand,klei slib steen e.d. overig totaal

afvalstoffen (exklusief hergebruik) (ton):

verwerking: komponenten:

papier hout ov.org. glas kunstst. metal en zand slib steen overig totaal storten verbranden komposteren overig onbekend totaal

vervoerswijze en kosten van vervoer en verwerking:

wijze van vervoer: hoeveelheid (ton): · kosten (guldens):

v'erwerking op eigen terre in vervoerd met eigen vervoer gemeentereiniging kontainerbedrijf overig vervoer ,, totaal :,k··

(37)

33

Hoofdstuk 6 De bijzondere kategorieen bedrijfsafvalstoffen

6.1. Inleiding

In dit hoofdstuk komen de tien bijzondere kategorieen van be-drijfsafval aan de orde (zie paragraaf 4.2.). Met uitzondefing van de kategorieen chemische afvalstoffen en afgewerkte olie geldt dat de gegevens verkregen zijn uit bestaande bronnen of met behulp van bestaande modellen. Voor elke kategorie zijn gege-vens verzameld over de in 1982 in het Stadsgewest vrijgekomen hoeveelheden. Deze worden in hoofdstuk 7 in een figuur onderge-bracht en vergeleken met andere gegevens. Tevens is voor elke kategor~e zoveel mogelijk opgenomen over de samenstelling, de toegepaste methoden van verwerking en de verwachte ontwikkelingen in de toekomst.

6.2. Chemisch afval en afgewerkte olie

Het is vooralsnog onmogelijk een goede schatting te geven voor de totale hoeveelheid chemische afvalstoffen, die vrijkomt in het Stadsgewest Tilburg. Om toch een indruk te geven van de om-vang en de aard hiervan worden twee aanknopingspunten gebruikt. Hierbij moet worden opgemerkt dat het niet waarschijnlijk is dat elk bedrijf exakt heeft opgegeven hoeveel chemische afvalstof-fen het heeft geproduceerd. Tevens kan de ophoging tot flinke afwijkingen leiden, omdat het hier om een relatief klein aantal grootaanbieders gaat.

In het Stadsgewest Tilburg bestaan vergevorderde plannen om een inzamelsysteem in te voeren voor kleine hoeveelheden chemische afvalstoffen. Het gaat hier om gemeentelijke depots voor chemi-sche afvalstoffen die vrijkomen bij huishoudens en kleine hoeveel-heden die vrijkomen bij bedrijven.

Ten behoeve van de opzet van deze depots is een ruwe schatting gemaakt van het te verwachten jaarlijkse aanbod:

Men gaat uit van 150 ton huishoudelijk chemisch afval, waarvan men een aanbod bij het depot van 5 ton verwacht. Van de bedrijven verwacht men zo'n 20 ton per jaar.

Naar schatting komt er in Nederland jaarlijks ongeveer 100.000 ton afgewerkte olie vrij bij garages, doe-het-zelvers ·en fabrie-ken. Naar schatting wordt hiervan zo'n 90% ingezameld door een vijftiental gespecialiseerde bedrijven, die de olie dan al niet na bewerking verkopen.

De olie kan opgewerkt worden tot smeerolie of fungeren als brand-stof.

De resterende 10% verdwijnt op niet nader vastgestelde wijze. (lit. 12).

(38)

34

In de enquete "Afvalstoffen bij bedrijven en instellingen Stadsge-west Tilburg over 1982" is een vraag opgenomen naar de vrijgeko-men hoeveelheden chemische afvalstoffen (inklusief afgewerkte olie). In tabel 17 is weergeven welke hoeveelheden opgegeven zijn en de hoeveelbeden na ophoging op de in hoofdstuk 3 beschre-ven wijze. Nogmaals moet hier de nadruk gelegd worden op het feit dat hier niet gesproken kan worden van een betrouwbare weergave van de werkelijke situatie. De gegeven cijfers kunnen slechts een eerste indruk geven van het minimum en het totale aanbod van chemische afvalstoffen.

label 17: Enqueteresultaten chemische afvalstoffen (vaste stof in ton en vloeistof 1n m3)

bewerking c.q. soort hergebruik (vast) (ton) hergebruik (vloeibaar) (m1 ) ontgift (vast) onty~ft (vloeib~ar) geneutraliseerd (vast) geneutraliseerd (vlceibaar) ontwaterd (vast) ontwaterd (vloeibuar) emulsiebehandeld (vast) emulsiebehandeld (vloeibaar) verbrand (vast) verbrand (vloeibaar) opgeslagen (vast) opgeslagen (vloeibaar) overig (vast) overig (vloeibaar) verfstoffen afgewerkte olie reinigingsmiddelen f 0 to c h.e n: i k a 1 i en oplosmiddelen bestrijdingsmiddelen batterijen overig totaal voor o~·hcging 0 46

:

o

I

29

!

213 174 2 128 198 3 227 53 63 82 71 30 40 !O 0 0 0 I

o

21

66 1427 ---na ophoging · 52 44 468 388 2 334 239 3 777 71 76 296 97 42 82 4 91 3056 0 0 0 0 0 0 0

(39)

In de enquete is de bedrijven gevraagd naar afvalstoffen in de zin van de W.C.A .. Daarnaast zijn enkele andere aanduidingen gehanteerd die wat meer toegankelijk zijn voor niet-specialisten. Er is voor gezorgd dat dubbeltellingen hierdoor niet voorkomen. Als schatting voor het totaaloverzicht van afvalstromen in hoofd-stuk 7 wordt genomen:

chemische afvalstoffen 2770 ton afgewerkte olie 296 ton.

Hierbij is aangenomen dat het aantal liters gelijk is aan het

aan-, tal kilogrammen.

6.3. Autobanden

De meest hoogwaardige verwerkingsmethode van afgedankte autoban-den is het vernieuwen van het loopvlak, ofwel coveren. Sinds enige jaren echter worden door de Nederlandse industrie geen personenwagenbanden vernieuwd. De voornaamste reden hiervoor is het geringe prijsverschil tussen nieuwe en vernieuwde banden, gekombineerd met een wantrouwen dat, ten onrechte nog steeds bestaat ten aanzien van de kwaliteit van vernieuwde banden. Een~ derde van de afgesleten banden per personenwagens is geschikt om vernieuwd te worden.

Daarentegen is vernieuwen van bus- en vrachtwagenbanden uit ekono-misch oogpunt zeer gunstig en vindt op grote schaal plaats (60-80% wordt vernieuwd en 40-45% is nog een tweede maal te coveren). Er is een beperkte toepassing van afgedankte banden in de land-bouw (als gewicht op afdekfolie), als stootkussens bij vaartuigen en als oeverbeschoeiing.

Van afgedankte banden kan het rubber weer gebruikt worden als grondstof in de rubberindustrie (granulaat, regranulaat). ~et grootste deel van de afgedankte autobanden wordt gestort of verbrand. Beide methoden hebben echter grote nadelen, die worden veroorzaakt door de vorm en het materiaal van de banden.

In 1980 is een landelijke werkgroep gevormd met als doel het stimuleren van loopvlakvernieuwing, het op gang brengen van de bandenstroom naar de verwerkingsindustrie en het bevorderen van verwerkings- en afzetmogelijkheden. Met name vervoersproblemen spelen bij het laatste een rol. Deze wil men aanpakken door .het opzetten van een inzamelsysteem.

Per jaar worden in Nederland ongeveer vijf miljoen autobanden afgedankt. Dit komt overeen met een gewicht van ongeveer 50.000 ton. Hiervan wordt ongeveer 7% ingenomen door vrachtwagenbanden

(lit. 4).

Naar rato van bevolkingscijfers worden in het Stadsgewest Til-burg per jaar ongeveer 1.070 ton autobanden afgedankt.

6.4. Autowrakken

De Afvalstoffenwet bevat een apart hoofdstuk dat de verwij.dering

(40)

J6

van autowrakken beoogt te regelen. De provincies moeten plannen opstellen inzake de verwijdering van autciwrakken.

Het Nederlands Ekonomisch Instituut (N.E.I.) heeft in 1978 een inventarisatie verricht op alle terreinen in Nederland waarop zich autowrakken bevonden (lit. 5).

In het kader van de voorbereiding van het provinciale autowrak-kenplan heeft het N.E.I. in opdracht van de Provincie Noord-Bra-bant dit onderzoek herhaald voor deze provincie. Per gemeente

is een inventarisatie gemaakt van de terreinen met autowrakken. Van elk terrein is, eventueel in samenwerking met de beheerder een schatting gemaakt van het aantal opgeslagen autowrakken. De gemiddelde doorlooptijd van een autowrak op een dergelijk terrein is gesteld op negen maanden. Hiermee kan een schatting worden gemaakt van het aantal autowrakken dat is vrijgekomen. Uit dit onderzoek is het volgende afgeleid voor de stadsgewestelijke situatie.

label 18: Autowrakkenterreinen 1n het stadsgewest naar grootteklasse en beheerder

'

beheerder

-partikulier gemeente O'J eri.g

grootteklasse (frek\Oentie)

·-~ 10 2 3 10 t/m 25 7 2 26 t/m 100 9 3 150 1 200 3 1 4CO 2 I 1 I 500 1 I 8GO 1 1 lC 00 l 1500 2

I

-I

totaal 28 10 2 aantal al.!towrakken .6156-6943 901-1377 1400

Uit tabel 18 blijkt dat er in totaal ongeveer 9.000 autowrakken opgeslagen liggen in het Stadsgewest. Omdat gesteld is dat de omlooptijd hiervan negen maanden bedraagt betekent dit dat er naar schatting 12.000 autowrakken per jaar vrijkomen.

Van de autowrakken is 9% vrachtwagen en 91% personenwagen. Bij een gemiddeld gewicht van een vrachtwagenwrak van 6.000 kg en

(41)

37

van een personenwagenwrak van 900 kg kan gesteld worden dat in het Stadsgewest in 1982 om en nabij 15.000 ton aan autwrakken is vrijgekomen.

Naar schatting wordt hiervan meer dan 75% uiteindelijk op de een of andere manier hergebruikt, hetzij voordat of nadat de wrakken in een shredderinstallatie zijn verwerkt (hetgeen overi-gens buiten het Stadsgewest plaatsvindt).

6.5. Ziekenhuisafval

In opdracht van het provinciale bestuur van Noord-Brabant stelt het onderzoeksbureau Bongaerts, Kuyper en Huiswaard in deze pro-vincie momehteel een onderzoek in naar ziekenhuisafval (lit~

6). Het betreft hier een enqu~te onder alle intramurele instellin-gen. Op basis van de resultaten tot dusver wordt aangenomen dat ongeveer 2 kilogram per bed per dag aan afval vrijkomt.

Hierin is niet het afval opgenomen dat via de lucht of de riole-ring wordt afgevoerd.

Voor de 19 instellingen in het Stadsgewest Tilburg geeft men

~en totaal beddenkontingent aan van 4249 (1-1-83). Een globale schatting van de hoeveelheid afval die in 1982 in deze instellin-gen is vrijgekomen is derhalve 3102 ton.

Dit wordt genomen als schatting van de hoeveelheid ziekenhuis-afval in figuur 4. Omdat ziekenhuisziekenhuis-afval tevens is meegenomen in de enquete (zie paragraaf 3.3.), is van de hoeveelheid kan-toor-, winkel- en dienstenafval 3102 ton afgetrokken voordat deze kategorie in figuur 4 is opgenomen.

De Afvalstoffenwet geeft geen echte definitie voor ziekenhuisaf-val. De wet ga~t uit van alle afval dat in ziekenhuizen en derge-lijke instellingen vrijkomt. Onderscheid wordt gemaakt in intramu-rele en extramuintramu-rele instellingen. Alleen voor de eerste worden vooralsnog regelingen getroffen.

Ziekenhuisafval wordt onderverdeeld in de kategorieen: anatomisch afval

kadavers van proefdieren

(potentieel) besmette afvalstoffen

afval gelijk te stellen met huishoudelijk afval chemisch afval uit laboratoria en apotheken.

De diskussie spitst zich momenteel toe op de vraag welke afval-stoffen een speciale behandeling vereisen (verbranding) en voor welke afvalstoffen in beginsel elke verwerkingsmethode toelaat-baar is. Dit is een diskussie over overwegend ethische en bakte-riologische aspekten. Er wordt een getal genoemd van 70% dat verbrand dient te worden.

6.6. Slib van rioolwaterzuiveringsinstallaties

In·tabel 19 is weergegeven welke rioolwaterzuiveringsinstallaties (rwzi's) in het Stadsgewest Tilburg operationeel zijn in het

(42)

38

b.eheer van de overheid (Waterschap "De Dommel", Hoogheemraadschap West-Brabant en Gemeentelijke waterzuiveringsinstallaties Til-burg). Aangegeven is hoeveel slib ter verwerking is aangeboden en op welke wijze dit is verwerkt.

De cijfers zijn afkomstig van bovengenoemde overheidsinstanties.

Tabel 19: Slibproduktie in ISB2 door r~zi's in het stadsgrwest Tilburg ih btheer van de overheic

m' I %droge_ stof m' d.s. bestemming

Tilburg noord 5660 35,3 1998 centrale stortplaats

Tilburg ocst 5370 19,4 1042 centrale stortplaats

Hilvarenbeek 20000 3,0 600 landbouw

Oisterwijk 3500 17 '0 595 zwarte grond0

Rijen (1)

I

3100 2,0 62 I opslag eigen terrein

Rijen ( 2) 4770 18,0 859

I

lagunering Kaatsheuvel 9000

I

4' 1 369 landbouw Alphen 1000

I

4' 1 41 landbouw Riel 1370 3 '7 51 l andbouw totaal 53770

I

5617

0 in de toekomst zal het slib afkomstig van "Oisterwijk" ook 1n de L:.ndbouw toe9epast

kunnen worden

Zuiveringsslib afkomstig van deze installaties valt niet onder de Wet op de chemische afvalstoffen.

Bij landbouwkundige toepassing van vloeibaar zuiveringsslib wor-den in kwantitatief en kwalitatief opzicht eisen gesteld die vermeld zijn in de "Richtlijn voor de afzet van vloeibaar z

uive-ringsslib ten behoeve van gebruik op bouw- of grasland", die

is uitgegeven door de Unie van waterschappen in Den Haag in 1980.

Het slib van de installaties in Tilburg voldoet niet aan de

ge-stelde normen en mag derhalve niet worden gebruikt in de land-bouw. (Bron: I.V.A.). Op het Ministerie van Landbouw en Visserij

wordt momenteel een diskussie gevoerd, die er wellicht toe leidt

dat over 5

a

10 jaar geen zuiveringsslib meer in de landbouw

toegepast mag worden. (Bron: projekt Waste Management).

Er is aangenomen dat 1 m3 slib 1 ton weegt. De hoeveelheid slib

die is vrijgekomen wordt dus geschat op 5.617 ton (droge stof).

Om vergelijking met de Nederlandse situatie mogelijk te maken in

hoofdstuk 7 wordt de hoeveelheid genomen zoals het slib vrijkomt

(43)

39

6.7. Agrarisch afval

De definitie van agrarisch afval die hier gehanteerd wordt luidt: Een restant, veroorzaakt door de produktie van een agrarisch be-drijf, waar om ekonomische, juridische, technische of andere reden(en) geen nuttig of zelfs schadelijk hergebruik van wordt gemaakt. Vele restanten die wettelijk beschouwd worden als afval zijn geen afval omdat zij nuttig (als voer of als meststof) herge-bruikt worden.

Maar afval dat juridisch niet als zodanig erkend wordt (zoals mest die leidt tot verslechtering van de bodemkwaliteit als ge-volg van overbemesting, of restprodukten met een te hoog gehalte aan bestrijdingsmiddelen) is dit uit ons oogpunt wel. (lit. 6) Het agrarische "afval" dat vrijkomt is te verdelen in plantaardig afval en dierlijk afval. Het laatste bestaat overwegend uit mest. In principe wordt alle plantaardig "afval" op akkers gebracht. Tot in zekere mate kan de dierlijke mest, voornamelijk bestaande uit drijfmest, als aanvulling op het plantaardig afval ook op

de

akkers (en weilanden) worden verspreid.

In het Stadsgewest Tilburg is er globaal genomen een evenwicht tussen de mesthoeveelheden die nuttig aangewend kunnen worden op het land en de hoeveelheden die vrijkomen. Hierbij is in aan-merking genomen dat ook zuiveringsslib een dergelijk toepassing kent.

De hoeveelheid agrarische "mest" waar het om gaat in het Stadsge-west Tilburg is 2.516.311 ton. Dit is drijfmest en stapelbare mest van rundvee, varkens, p1uimvee en mestkalveren (lit. 7). Voor het totaaloverzicht in hoofdstuk 7 wordt de hoeveelheid agrarisch afva1 op nul gesteld, omdat er geen afval als zodanig vrijkomt.

6.8. Bouw- en sloopafval

Bouw- en sloopafval komt vrij in diverse kwaliteiten. Vaak is het goed bruikbaar, bijvoorbeeld als verdichtingsgruis voor we-genaanleg. Een gedeelte van het in het Stadsgewest Tilburg vrijko-mende bouw- en sloopafval wordt verwerkt in een puinbreekinstal-latie. In de toekomst kan hergebruik van bouw- en sloopafval snel toenemen en ten gevolge van een uitgebreide toepassing van de methode van selektief slopen.

In een rapport van de Stichting Bouwcentrum worden de volgende cijfers voor de provincie Noord-Brabant voor 1982 geprognoti-se erd ( lit • 8 ) .

Uit de cijfers van tabel 20 kan worden afgeleid dat de volgende

hoeveelheden bouw- en sloopafval naar schatting ~rijkomen:

per afgebroken waning: 84 ton

per verbeterde woning: 21 ton

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

-Beiden zijn pathogenen (ziekteverwekkers) waartegen ons lichaam

Zoals in Tabel 1 te zien is de uitkomst van de analyse niet-significant met een p-waarde van 0,86; ook de hoofdvariabelen familie (0,517) en busyness

Het merkwaardige hieraan is niet alleen dat een aantal Vlaamse organisaties die leven bij de gratie van de subsidies die zij vanwege de Vlaamse rege- ring en de

de administratie Wegen en Verkeer, afdeling West-Vlaanderen, opdracht te geven de situatie langs de Meensesteenweg in Bissegem opnieuw te onderzoeken en concreet na te gaan of de

Deze is als volgt geformuleerd: ‘In hoeverre voldoet het huidige kwaliteitsbeleid van Saxion aan de vernieuwde eisen van het accreditatiestelsel en hoe beoordelen

Aangezien we vermoeden dat de invloed van de transformationeel leider (TL) gemodereerd wordt door steun van de leidinggevende uit de moederorganisatie (SLM) moeten we ook in de

Er wordt in deze studie onderzoek gedaan naar: (1) de verschillen in effectiviteit van een online behandeling op basis van life-review interventie met betrekking tot

Door een hoge correlatie tussen entertainment en hoe lang de respondenten al reality-tv kijken, kan geconcludeerd worden dat respondenten die al langer reality-tv