• No results found

In hoeverre kan de WAMCA leiden tot een claimcultuur in Nederland nu het, evenals in andere jurisdicties, mogelijk is om een collectieve schadevergoedingsactie in te stellen.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "In hoeverre kan de WAMCA leiden tot een claimcultuur in Nederland nu het, evenals in andere jurisdicties, mogelijk is om een collectieve schadevergoedingsactie in te stellen."

Copied!
51
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Master scriptie

Universiteit van Amsterdam Faculteit der Rechtsgeleerdheid

In hoeverre kan de WAMCA leiden tot een claimcultuur in Nederland nu het, evenals in andere jurisdicties, mogelijk is om een collectieve schadevergoedingsactie in te stellen.

Max van Sinderen

Maxvansinderen@icloud.com 10772731

05-01-2021

(2)

Abstract

In deze scriptie heb ik onderzoek gedaan naar de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (hierna: WAMCA). Deze wet is ingevoerd op 1 januari 2020 en strekt tot invoering van een collectieve schadevergoedingsactie. Tot 1 januari 2020 was het enkel mogelijk om te schikken in een collectieve actie. Behalve de mogelijkheid tot het instellen van een collectieve actie brengt deze wet ook risico’s met zich mee. Meer specifiek heb ik gefocust op het

mogelijk ontstaan van een claimcultuur in Nederland door invoering van de WAMCA. Dit onderzoek is door middel van een analyse van reeds bestaande jurisprudentie, literatuur en vergelijkbare wettelijke bepalingen in andere jurisdicties verricht.

De reden dat ik mijn scriptie aan dit onderzoek geweid heb komt voort uit mijn interesse in het leerstuk van de collectieve schadevergoedingsactie. Het is een complex onderwerp dat zeer actueel is en veel discussie heeft opgeleverd. Het leerstuk is volop in beweging, zowel vanuit nationaal als Europees perspectief.

De analyse in mijn scriptie heb ik opgebouwd door het onderwerp in te leiden en vervolgens in te gaan op de situatie voor de invoering van de WAMCA. Daarna ben ik ingegaan op de redenen van de totstandkoming van de WAMCA, vanuit nationaal en Europees perspectief. Na de beweegredenen ben ik overgegaan tot het bespreken van de aangescherpte

ontvankelijkheidseisen onder de WAMCA waaraan moet worden voldaan om een collectieve procedure te kunnen voeren. Vervolgens ben ik, aan de hand van een rechtsvergelijkend onderzoek, ingegaan op de wettelijke bepalingen in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. In deze jurisdicties bestaat de mogelijkheid tot het instellen van een collectieve schadevergoedingsactie al langere tijd. Ik heb onderzocht of de wettelijke bepalingen in deze jurisdicties met voldoende waarborgen omkleed zijn om het ontstaan van een claimcultuur te voorkomen. Na dit rechtsvergelijkend onderzoek ben ik ingegaan op de risico’s van het ontstaan van een claimcultuur in Nederland en de waarborgen onder de WAMCA. Bovendien heb ik besproken, aan de hand van het rechtsvergelijkend onderzoek, welke oplossingen gebruikt zouden kunnen worden om de WAMCA met meer waarborgen te omkleden.

Naar aanleiding van bovengenoemd onderzoek ben ik tot de conclusie gekomen dat de WAMCA met veel waarborgen is omkleed om het ontstaan van een claimcultuur tegen te gaan. Er bestaat een grote verantwoordelijkheid voor de rechter onder de WAMCA en de

(3)

ontvankelijkheidseisen zijn strikt. Toetsingskaders voor vergoedingen aan procesfinanciers en belangenorganisaties ontbreken veelal nog om houvast te bieden in concrete situaties. Indien de druk op de rechtsspraak niet onwenselijk toeneemt door het aantal ingestelde claims verwacht ik, ondanks de risico’s, dat een claimcultuur effectief kan worden tegengegaan door de WAMCA.

(4)

Inhoudsopgave Abstract ... 2 Afkortingen ... 6 Hoofdstuk 1: inleiding ... 7 1.1. Inleiding onderwerp ... 7 1.2. Onderzoeksvraag ... 9

Hoofdstuk 2: hoe werd massaschade in collectieve actie afgewikkeld voor de WAMCA? ... 10

2.1 Inleiding ... 10

2.2 Wet collectieve actie ... 10

2.3 Wet collectieve afwikkeling massaschade ... 12

Hoofdstuk 3: waarom is de WAMCA tot stand gekomen vanuit nationaal en Europees perspectief? ... 14

3.1 Inleiding ... 14 3.2 Nationaal perspectief ... 15 3.3 Europees perspectief ... 16 3.4 Relevante verschillen ... 17 3.4.1 Aanwijzen belangenorganisatie ... 17 3.4.2 Procesfinanciering ... 19 3.5 Tussenconclusie ... 21

Hoofdstuk 4: hoe zijn de ontvankelijkheidseisen in de WAMCA gewijzigd? ... 22

4.1 Inleiding ... 22

4.2 Voorwaarden voor het instellen van een collectieve actie (lid 1) ... 22

4.2.1 Volledige rechtsbevoegdheid ... 22 4.2.2 Andere partijhoedanigheid ... 23 4.2.3 Voldoende waarborg ... 23 4.2.4 Gelijksoortigheid ... 23 4.3 Ontvankelijkheid (lid 2) ... 24 4.3.1 Onderdeel a ... 24 4.3.2 Onderdeel c ... 24 4.3.3 Onderdeel d ... 24 4.3.4 Onderdeel e ... 25

4.4 Aanvullende ontvankelijkheidseisen (lid 3) ... 25

4.4.1 Geen winstoogmerk ... 25

4.4.2 Scope rule ... 25

4.4.3 Overleg met verweerder ... 26

4.5 De WAMCA-procedure ... 27

4.5.1 Stap 1 ... 27

4.5.2 Stap 2 ... 27

4.5.3 Stap 3 ... 28

4.5.4 Stap 4 ... 28

4.5.5 Schematische weergave van de WAMCA-procedure ... 29

Hoofdstuk 5: in hoeverre heeft de collectieve schadevergoedingsactie in de Verenigde staten en het Verenigd Koninkrijk geleid tot een claimcultuur? ... 30

(5)

5.2 Rule 23 van de Federal Rules of Civil Procedure ... 30

5.2.1 Rule 23(a) toetsen ... 30

5.2.2 Rule 23(b) toetsen ... 31

5.3 Class action procedure in de Verenigde Staten ... 31

5.4 Misbruikgevaar ... 32

5.4.1 Blackmail-settlement ... 32

5.4.2 Sell-out settlement ... 33

5.5 Het Verenigd Koninkrijk ... 34

5.5.1 Class action procedure in het Verenigd Koninkrijk ... 34

5.6 Misbruikgevaar ... 35

5.7 Tussenconclusie ... 36

Hoofdstuk 6: in hoeverre zal de WAMCA leiden tot een claimcultuur in Nederland? ... 37

6.1 Introductie ... 37

6.2 Financiering van de belangenorganisatie ... 37

6.2.1 Belangenorganisaties en procesfinanciers ... 37

6.2.2 Proceskosten ... 38

6.2.3 Vergoedingen ... 39

6.2.4 Waarborgen ... 39

6.2.5 Aanvullende waarborgen vanuit rechtsvergelijkend perspectief ... 40

6.3 Lichtzinnige claims ... 41

6.3.1 Selectie aan de poort ... 42

6.3.2. Opt-out ... 43 6.4 Tussenconclusie ... 44 Hoofdstuk 7: conclusie ... 46 Literatuurlijst ... 48 Boeken ... 48 Kamerstukken ... 48 Jurisprudentie ... 48 Literatuur ... 49 Rapporten ... 50

(6)

Afkortingen

BB Bedrijfsjuridische Berichten BJU Boom Juridische Uitgevers

BW Burgerlijk Wetboek

CPR Civil Procedure Rules

EB Exclusieve Belangenbehartiger GLO Group Litigation Order

HR Hoge Raad der Nederlanden

HvJ EU Hof van Justitie van de Europese Unie NTBR Nederlands Tijdschrift voor Burgerlijk Recht

Richtlijn Richtlijn representatieve vorderingen ter bescherming van de collectieve belangen van consumenten

Rule 23 Rule 23 van de Federal Rules of Civil Procedure Rv Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering Supreme Court Supreme Court of the United States T&C BW Tekst & Commentaar Burgerlijk Wetboek

VWEU Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie WAMCA Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie WCA Wet collectieve actie

(7)

Hoofdstuk 1: inleiding

1.1. Inleiding onderwerp

Van oudsher is het aansprakelijkheidsrecht van toepassing op twee partijen. Enerzijds de partij die de schade heeft berokkend en anderzijds de partij die schade heeft geleden. Dit ligt gecompliceerder in het geval van massaschade. Massaschade treft meerdere personen en wordt veroorzaakt door een enkele gebeurtenis of meerdere gelijksoortige gebeurtenissen.1

Door globalisering en de opkomst van grote bedrijven groeit de laatste decennia de behoefte om massaschade collectief af te wikkelen. Er zijn immers ook steeds meer belangen van groepen die zich lenen voor bundeling. Veel rechtsverhoudingen tussen bedrijven en particulieren worden gestandaardiseerd. Een voorbeeld hiervan is een groot bedrijf dat voor ieder dezelfde algemene voorwaarden hanteert. Indien er een geschil ontstaat door een bepaling in de algemene voorwaarden zal deze op een groot aantal overeenkomsten, gesloten met veel verschillende particulieren, van toepassing zijn.2

Op 1 januari 2020 is de WAMCA in werking getreden. Deze nieuwe wet strekt tot invoering van een collectieve schadevergoedingsactie. De wet brengt, behalve kansen, de nodige risico’s met zich mee. Voornamelijk het ontstaan van een claimcultuur. Voor de hiervoor genoemde datum was het instellen van een collectieve schadevergoedingsactie, te voldoen in geld, niet mogelijk op grond van artikel 3:305a lid 3 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).3 De consequentie hiervan was dat indien er collectief schade werd geleden slechts door middel van een schikking schade vergoed kon worden. Zonder een effectief middel om de partij die schade berokkend heeft te kunnen dwingen tot het vergoeden van de geleden schade.

Het doel van de WAMCA is het op effectieve en efficiënte wijze afwikkelen van collectieve massaschade. Van belang hierbij is dat er een balans wordt gevonden tussen de gedupeerden die hun rechten willen verwezenlijken en het belang van de partijen die worden aangesproken om beschermd te worden tegen ongefundeerde of lichtvaardige claims.4 De gedachte achter de

1 A.A.L. Oving, ‘De WAMCA onder de loep genomen’, BJU 2020/1, p.1. 2 A.A.L. Oving, ‘De WAMCA onder de loep genomen’, BJU 2020/1, p.1. 3 Kamerstukken II 2016/2017, 34608, nr. 3, p.1.

(8)

wet is dat het voor gedupeerden eenvoudiger zal worden om schade collectief te verhalen zonder de positie van de aangesproken partij te verzwakken. Het is de bedoeling dat voor massazaken die zich voordoen een duidelijk kader bestaat voor gecoördineerde afdoening. De chaotische situaties die veroorzaakt worden door vele individuele vorderingen in een groot aantal procedures door vele belangenorganisaties over dezelfde gebeurtenis, zal moeten worden voorkomen in het belang van de rechtszekerheid.

Of dit doel bereikt zal worden door de WAMCA moet afgewacht worden. Nu het mogelijk is om in een collectieve actie schadevergoeding te vorderen is er voor belangenorganisaties in ieder geval een stok achter de deur om een schikking af te dwingen. De partij die

aangesproken zal worden zal vooral baat hebben bij de verscherpte ontvankelijkheidseisen voor belangenorganisaties. Bovendien is er een Exclusieve Belangenbehartiger (hierna: EB) die zal fungeren als vast aanspreekpunt. De verdere ontvankelijkheidseisen zullen nog uitgebreid aan de orde komen.

De WAMCA brengt ook risico’s met zich mee. Namelijk het ontstaan van een claimcultuur. Een concrete definitie van een claimcultuur is niet eenvoudig te geven. Naar mijn mening bestaat de grootste angst in de gedachte dat procesfinanciers en commerciële

belangenorganisaties het aantal massaschadeclaims en procedures zullen vergroten met

commercieel (eigen)belang als het belangrijkste doel. Deze commerciële belangenorganisaties zouden door het instellen van lichtzinnige collectieve claims een beroep op de rechter kunnen doen. Door het grote aantal benadeelden en de angst van de wederpartij voor reputatieschade en hoge kosten bij een veroordeling kan een wederpartij tot een schikking worden

gedwongen. De op deze wijze afgedwongen schikking is in de Verenigde Staten effectief gebleken.5 In de Verenigde Staten wordt door ondernemingen, advocaten en academici vaak geklaagd over class actions die disproportioneel bijdragen aan lichtzinnig claimgedrag.6 Of de WAMCA hiertegen bestand is zal de toekomst moeten uitwijzen.

5 I.N. Tzankova, ‘Wetsvoorstel collectieve schadevergoedingsactie: een oplossing voor welk probleem ookalweer?’, TVP 2017/4, p.107. 6B.J. de Jong, ‘Schade door misleiding op de effectenmarkt’, Deventer: Kluwer 2010, p.376.

(9)

1.2. Onderzoeksvraag

Mijn onderzoek is gericht op de vraag in hoeverre de WAMCA, op grond van artikel 3:305a BW, ervoor kan zorgen dat er een claimcultuur ontstaat in Nederland. Aangezien de WAMCA en de daaruit voortvloeiende mogelijkheid om een collectieve actie tot vergoeding van schade in te stellen nieuw is in Nederland. Andere jurisdicties maken al langer gebruik van een vergelijkbaar leerstuk, daarom zal ik de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk in mijn onderzoek betrekken om te beoordelen of daar een claimcultuur is ontstaan. Mijn

onderzoeksvraag luidt dan ook:

In hoeverre kan de WAMCA leiden tot een claimcultuur in Nederland nu het, evenals in andere jurisdicties, mogelijk is om een collectieve schadevergoedingsactie in te stellen. Voordat deze vraag beantwoord wordt zal onderzocht worden hoe het leerstuk met betrekking tot massaschade werd behandeld voor de invoering van de WAMCA en waarom de invoering van de WAMCA noodzakelijk werd geacht. In het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) staan de procedurele eisen met betrekking tot de hierboven genoemde WAMCA. Deze eisen, in combinatie met de ontvankelijkheidseisen, zijn in het leven geroepen om het niet te eenvoudig te maken voor binnenlandse en buitenlandse belangenorganisaties om een collectieve actie tot vergoeding van schade in te stellen. Daarna zal aan de hand van een rechtsvergelijkend onderzoek worden bekeken in hoeverre er in andere jurisdicties sprake is van een doorgeschoten wettelijke regeling die geleid heeft tot een claimcultuur.

Doorgeschoten in de zin dat het mogelijk is voor belangenorganisaties, met een eigen commercieel belang, eventueel actief op zoek te gaan naar groepen benadeelden.7 Om

vervolgens, door middel van een (groot) aantal lichtzinnige claims, schade vergoed te krijgen door een procedure of schikking in een collectieve actie af te dwingen.8 Ook de mogelijke gevaren voor het ontstaan van een claimcultuur in Nederland zullen onderzocht worden nu Nederland, evenals andere jurisdicties, een wettelijke regeling heeft waar schade vergoed kan worden in een collectieve actie. Dit alles zal onderzocht worden in aparte hoofdstukken, die elk een deelvraag behandelen. Na deze deelvragen zal ik afsluiten met een conclusie waarin ik mijn onderzoeksvraag zal beantwoorden.

7 Ilja Tillema, ‘Commerciële actoren in massaschadezaken: pionieren tussen toegang tot het recht en claimcultuur’, Ars Aequi 2019, p.509. 8 W.C.T. Weterings, ‘Procesfinanciering door derden bij collectieve schadevergoedingsclaims: op zoek naar een balans’, AV&S 2020/14,

(10)

Hoofdstuk 2: hoe werd massaschade in collectieve actie afgewikkeld

voor de WAMCA?

2.1 Inleiding

De WAMCA is in werking getreden op 1 januari 2020. Deze wet is na de Wet collectieve actie (hierna: WCA) en de Wet collectieve afwikkeling massaschade (hierna: WCAM) de volgende grote stap in de ontwikkeling van effectieve, efficiënte en bovendien rechtvaardige afwikkeling van massaschade.9 Opvallend aan het nieuwe artikel 3:305a BW is dat het op een andere manier is ingestoken dan het oude artikel.

In dit hoofdstuk zal ik verduidelijken hoe massaschade in collectieve actie werd afgewikkeld voor de WAMCA en waarom de gebreken die daardoor ontstonden hebben geleid tot de invoering van de WAMCA.

2.2 Wet collectieve actie

In 1994 is de WCA ingevoerd. De invoering van deze wet heeft geleid tot artikel 3:305a BW. Met de invoering van deze wet is de rechtspraak met betrekking tot collectieve acties van verenigingen en stichtingen (hierna: belangenorganisaties) gecodificeerd. Onder de WCA mochten deze belangenorganisaties in civiele procedures een verbod, gebod of verklaring voor recht vorderen in het belang van individuele belanghebbenden.10 Dit bracht een aantal voordelen met zich mee. Het was vanaf toen mogelijk om door middel van het collectiveren van belangen met een groep een vuist te maken met een sterkere onderhandelingspositie tegen degene die de schade had berokkend. In deze situaties was het meestal zo dat individuen onmachtig waren en dankzij het collectiveren van belangen sneller verduidelijking van hun rechtspositie kregen, meestal door het buitengerechtelijk afhandelen van massaclaims.11

Onder de WCA waren de drempels voor het collectiveren van belangen van een groep belanghebbenden laag. Op grond van het oude artikel 3:305a BW was het voor een

9 W.H. van Boom, ‘WCA, WCAM, WAMCA’, Tijdschrift voor Consumentenrecht en handelspraktijken 2019-4, p.154. 10 Idem.

(11)

belangenorganisatie voor ontvankelijkheid al genoeg indien zij in haar statuten het behartigen van belangen had opgenomen. Behalve dat onder artikel 3:305a BW de drempels laag waren gaf de Hoge Raad ook ruim baan aan artikel 3:305a BW.12 De Hoge Raad stelde niet al te strenge eisen aan het gelijksoortigheidsvereiste en de eigen onderzoekskosten van de belangenorganisatie in de preprocessuele fase. Op grond van artikel 6:96 BW konden deze voor vergoeding in aanmerking komen. Bovendien gold een stuitingshandeling, verricht door de belangenorganisatie, voor de individuele belanghebbenden.13

De WCA bleek de mogelijkheid te openen voor onderhandelingen over schadevergoeding voor individuele belanghebbenden. Onder de WCA was het echter niet mogelijk om met finaliteit de individuele schadevergoedingsvorderingen af te doen. De individuele

schadevergoedingsvorderingen waren uitgezonderd onder de WCA omdat de voorkeur werd gegeven aan het individueel afdoen van dat type vorderingen. Toen vervolgens de DES-zaak afgewikkeld moest worden bleek dit problematisch te zijn.

In de DES-zaak heeft een groot aantal dochters, de zogenoemde DES-dochters, letselschade geleden vanwege een omstandigheid gedurende de zwangerschap van hun moeders. De moeders hebben een preparaat, genaamd DES, geslikt gedurende de zwangerschap om miskramen te voorkomen. De miskramen zijn voorkomen, echter leden de geboren dochters aan ernstige lichamelijke aandoeningen door gebruik van het DES-hormoon door de

moeders.14

In de DES-zaak waren de aansprakelijke producenten in principe welwillend om

schadevergoeding toe te kennen aan degenen die zij schade hadden berokkend. Zij waren echter niet welwillend om dit te doen in concrete schadecategorieën, enkel abstract. Ook was het de bedoeling van de producenten dat er daarna geen individuele claims meer zouden volgen, de producenten wilden de zaak afdoen met finaliteit.15 Uiteindelijk is er een schikkingsovereenkomst gesloten tussen de bedrijven die de schade aan de DES-dochters hebben berokkend en de belangenorganisatie die de belangen van de DES-dochters heeft behartigd.

12 HR 13 oktober 2006, ECLI:HR:NL:2006:AW2080.

13 W.H. van Boom, ‘WCA, WCAM, WAMCA’, Tijdschrift voor Consumentenrecht en handelspraktijken 2019-4, p.154. 14 HR 5 oktober 1992, ECLI:HR:NL:1992:ZC0706.

(12)

Naar aanleiding van de DES-zaak bestond de behoefte aan nieuwe wetgeving, om aan deze behoefte tegemoet te komen is in 2005 de WCAM ingevoerd. De WCAM maakte het mogelijk indien een belangenorganisatie een schikking had getroffen over de

schadevergoedingsrechten, zoals gebeurd is in de hiervoor behandelde zaak, deze schikking als overeenkomst algemeen verbindend werd verklaard door het hof Amsterdam.16 Het Hof beoordeelt de betreffende schikking met weging van, onder meer, de waarschijnlijkheid van het slagen van individuele claims en de omvang van de claims.

2.3 Wet collectieve afwikkeling massaschade

Op 27 juli 2005 is de WCAM in werking getreden. Met een beroep op de WCAM kan het hof Amsterdam schikkingen tussen de belangenorganisatie die de belangen van de benadeelden behartigt en de partij die de schade heeft berokkend algemeen verbindend verklaren. Behalve het feit dat een belangenorganisatie voldoende representatief moet zijn ter zake van de belangen ten behoeve van wie de schikking is gesloten gelden er ook additionele voorwaarden. Op grond van artikel 7:907 BW moet de overeengekomen vergoeding bijvoorbeeld redelijk zijn.17

In de praktijk is de WCAM een effectief middel gebleken om collectief geleden

beleggingsschade af te wikkelen. Sinds de inwerkingtreding van de WCAM zijn er een aantal zaken geschikt met betrekking tot prospectusaansprakelijheid en boekhoudschandalen. Dit zijn de zaken met betrekking tot: Dexia, Vie d’or, Shell, Vedior en Converium. De

eerdergenoemde DES-zaak ging om letselschade.18 Een meer inhoudelijke bespreking van een aantal van deze zaken zal nog aan de orde komen.

Het bijzondere van de WCAM is het feit dat, behalve in de DES-zaak, er belanghebbenden waren uit het buitenland. In de zaken met betrekking tot Shell en Converium was veruit het grootste deel van de belanghebbenden woonachtig in het buitenland. In de Converium zaak heeft de gebeurtenis die de schade heeft veroorzaakt buiten Nederland plaatsgevonden en was geen enkele van de veroorzakers van de schade in Nederland gevestigd.19 De WCAM is niet

16 Hof Amsterdam 1 juni 2006, ECLI:HR:NL:2006:AX6640.

17 M.H. ten Wolde & N. Peters, ‘De Wet collectieve afwikkeling massaschade: wat is zij waard in het buitenland?’, NTBR 2013/2, p.1. 18 M.H. ten Wolde & N. Peters, ‘De Wet collectieve afwikkeling massaschade: wat is zij waard in het buitenland?’, NTBR 2013/2, p.1. 19 M.H. ten Wolde & N. Peters, ‘De Wet collectieve afwikkeling massaschade: wat is zij waard in het buitenland?’, NTBR 2013/2, p.1.

(13)

alleen een middel gebleken om nationaal veroorzaakte schade af te wikkelen door middel van een schikking, maar ook internationaal. Dit feit heeft internationaal veel aandacht getrokken.

Een keerzijde van een door het hof Amsterdam algemeen verbindend verklaarde schikking is dat deze niet wordt erkend in het buitenland en daar bovendien niet kan worden afgedwongen. Buitenlandse benadeelden en veroorzakers van schade zijn immers niet gebonden aan een door de Nederlandse rechter gewezen verbindendverklaring van een schikking. Een geschil wordt daardoor dan ook niet met finaliteit afgedaan.20 De vraag bleef dan ook hoe effectief een aan de hand van de WCAM algemeen verbindend verklaarde schikking in het buitenland was. Dit bleek echter niet de enige complicatie.

Benadeelden die beleggingsschade geleden hadden en in het buitenland woonachtig waren konden hun beleggingsschade, die deels een aanknopingspunt had met Nederland, onder de WCAM laten afwikkelen. Deze ontwikkeling vond plaats naast een internationaal groeiende markt voor massaclaims. Er werden belangenorganisaties, of internationaal vergelijkbare varianten hierop, opgericht door ondernemers die zich enkel bezighielden met het indienen van claims. Deze claims waren veelal niet ingegeven door het behartigen van belangen van benadeelden maar voornamelijk voor eigen commerciële belangen.21

De combinatie van buitenlanders die claims door middel van de WCAM wilde laten afwikkelen en ondernemers die zich bezighielden met het indienden van claims lieten een keerzijde zien van de WCAM.22 Deze ontwikkelingen, in combinatie met het feit dat niet welwillende aansprakelijke partijen niet gedwongen konden worden om mee te werken aan een collectieve afwikkeling, hebben de wetgever uiteindelijk gedwongen de wetgeving aan te passen. Er is toen besloten een, niet-bindende, claimcode op te stellen en de WCAM iets aan te scherpen.23 Uiteindelijk is op 1 januari 2020 de WAMCA in werking getreden. Behalve de mogelijkheid om schadevergoeding in geld te vorderen heeft de wetgever ook getracht deze regeling in overeenstemming te brengen met Europees recht.

20 M.H. ten Wolde & N. Peters, ‘De Wet collectieve afwikkeling massaschade: wat is zij waard in het buitenland?’, NTBR 2013/2, p.1. 21 W.H. van Boom, ‘WCA, WCAM, WAMCA’, Tijdschrift voor Consumentenrecht en handelspraktijken 2019-4, p.154.

22 M.H. ten Wolde & N. Peters, ‘De Wet collectieve afwikkeling massaschade: wat is zij waard in het buitenland?’, NTBR 2013/2, p.1. 23 W.H. van Boom, ‘WCA, WCAM, WAMCA’, Tijdschrift voor Consumentenrecht en handelspraktijken 2019-4, p.154.

(14)

Hoofdstuk 3: waarom is de WAMCA tot stand gekomen vanuit

nationaal en Europees perspectief?

3.1 Inleiding

Tot voor kort stond Nederlands recht niet toe dat er met het instellen van een collectieve actie schadevergoeding in geld werd gevorderd. Toen in juli 2014 het voorontwerp van de

WAMCA werd gepubliceerd werd dit sterkt bekritiseerd. Het wetsvoorstel is naar aanleiding van deze kritiek met een aantal amendementen aangenomen waardoor de WAMCA kan worden geacht in overeenstemming te zijn met de Nederlandse praktijk en rechtscultuur.24

De wetgeving op het gebied van collectieve acties is volop in beweging. Gedurende de periode dat in de Tweede Kamer werd gedebatteerd over het wetsvoorstel voor de WAMCA was de Europese Commissie bezig met een ontwerp voor een wetsvoorstel dat grotendeels dezelfde onderwerpen bestrijkt, de Richtlijn representatieve vorderingen (hierna: de richtlijn).25

Met de richtlijn ontstaat er een geharmoniseerd model voor representatieve vorderingen van consumenten in de gehele Europese Unie. Ook vanuit Europees perspectief wordt met de richtlijn een balans gezocht tussen het beschermen van consumenten tegen massaschade en voorkomen dat er misbruik wordt gemaakt van procesrecht.26

Iedere lidstaat zal een procedureel mechanisme moeten instellen dat bevoegde instanties in staat stelt om massaschadezaken voor de rechtbank in verschillende lidstaten te brengen. Het doel van deze wetgeving is het verbeteren van de interne markt door consumenten te

beschermen zonder de rechtbanken van de lidstaten bloot te stellen aan lichtvaardige claims van commerciële belangenorganisaties.27

24 B.M. Katan & D.L. Barbiers, ‘De Richtlijn representatieve vorderingen komt eraan. Wat te doen met de WAMCA?’, NTBR 2019/27, p.2. 25 B.M. Katan & D.L. Barbiers, ‘De Richtlijn representatieve vorderingen komt eraan. Wat te doen met de WAMCA?’, NTBR 2019/27, p.1. 26 Council of the European Union (2020). On representative actions for the protection of the collective interests of consumers. 9573/1/20

REV 1, Brussels.

(15)

In dit hoofdstuk zal ik bespreken waarom het vanuit nationaal perspectief nodig werd geacht de WAMCA in te voeren. Naast dit nationale perspectief zal ik de noodzakelijkheid van de WAMCA bespreken vanuit Europees perspectief, voornamelijk naast de richtlijn. Ook zal ik bespreken of de WAMCA met meer waarborgen is omkleed dan de richtlijn. Bovendien zal ik bespreken of daardoor de consument een gelijke bescherming geniet en tegelijkertijd

lichtvaardige claims effectiever tegen worden gegaan.

3.2 Nationaal perspectief

In de WAMCA staat niet dat de WCAM is ingetrokken of gewijzigd. De WCAM blijft zoals deze was en loopt parallel aan de WAMCA. Vrijwillig schikken als collectief en het

verzoeken tot algemeen verbindend laten verklaren van een vordering blijft een alternatief voor alle betrokken partijen.28

Verwacht kan worden dat partijen tijdens het onderhandelen over een schikking in de zin van de WCAM met de WAMCA in het achterhoofd zullen onderhandelen. Indien geen schikking wordt bereikt bestaat er een alternatief scenario, namelijk de WAMCA waar partijen een andere rechtspositie hebben met mogelijkheid op een andere uitkomst. Dit wordt ook wel ‘best alternative to a negotiated agreement’ genoemd.29 Het is immers mogelijk om onder de WAMCA schadevergoeding af te dwingen door middel van een procedure, iets dat onder de WCAM niet mogelijk is.

Om deze procedure te kunnen starten is het wel noodzakelijk dat de belangenorganisatie ontvankelijk zal worden verklaard. De ontvankelijkheid en de eisen daaraan zullen in het volgende hoofdstuk aan de orde komen. Naast ontvankelijkheid zal de aansprakelijkheid en het causale verband bewezen moeten worden om uiteindelijk tot een plicht tot het betalen van schadevergoeding te komen.

Een partij die aangesproken wordt zal naar verwachting niet serieus willen onderhandelen met een belangenorganisatie die niet voldoet aan de ontvankelijkheidseisen van artikel 3:305a BW. In theorie is er geen koppeling tussen artikel 3:305a en de WCAM. Mijn verwachting is dat deze koppeling in de praktijk wel degelijk zal ontstaan. Zoals eerder besproken kan onder

28 W.H. van Boom, ‘WCA, WCAM, WAMCA’, Tijdschrift voor Consumentenrecht en handelspraktijken 2019-4, p.155. 29 Idem.

(16)

de WCAM een schikking worden bereikt. Indien een aangesproken partij niet alternatief via de WAMCA tot schadevergoeding gedwongen kan worden omdat de belangenorganisatie niet ontvankelijk blijkt te zijn is er voor een aangesproken partij weinig druk om tot een schikking te komen. Nu de WAMCA in werking is getreden en een belangenorganisatie ontvankelijk is in een procedure is mijn verwachting dat de onderhandelingspositie van een

belangenorganisatie zal toenemen. De aangesproken partij is immers op de hoogte van het feit dat indien een schikking in de zin van de WCAM niet slaagt er een alternatief in de vorm van de WAMCA voor handen is.

3.3 Europees perspectief

Het nationaal vaststellen van regelgeving op het gebied van de collectieve actie tot schadevergoeding is complex gebleken. Ook vanuit Europees perspectief is dit het geval aangezien de lidstaten niet erg enthousiast zijn geweest met een dergelijk voorstel tot Europese regelgeving. Met de publicatie van het richtlijnvoorstel, dat eind 2020 is

aangenomen, heeft de Europese Commissie hier getracht verandering in te brengen. Het doel van deze richtlijn is om het eenvoudiger te maken voor consumenten om schade te verhalen door middel van een collectieve actie, wel enkel van Unierechtelijke oorsprong.30

Nederland zag het richtlijnvoorstel meer als een steun in de rug om ook nationaal tot een collectieve schadevergoedingsactie te komen, wat uiteindelijk wettelijk is vastgelegd in de vorm van de WAMCA. Met de WAMCA loopt Nederland op het gebied van collectief procederen in civiele zaken voorop in Europa.31 Zowel vanuit Nederland als vanuit Europees perspectief wordt het belang onderkend van de introductie van een collectieve

schadevergoedingsactie.32 Nu de richtlijn definitief is geworden is de vraag hoe deze door Nederland zal moeten worden geïmplementeerd aangezien er wel degelijk verschillen bestaan tussen de richtlijn en de WAMCA.33

De richtlijn is in het leven geroepen om consumenten beter te kunnen beschermen en indien nodig beter kunnen handhaven. Zowel door potentiële eisers, in de vorm van

belangenbehartigers van consumenten, als potentiële gedaagden, in de vorm van het

30 B.C. Elion & M.H.C. Sinninghe Damste, ‘Europese initiatieven voor collectief schadevergoedingsrecht’, Ondernemingsrecht 2018/105,

p.1.

31 Idem. 32 Idem.

(17)

bedrijfsleven en de overheid is gelobbyd bij het Europees Parlement. Deze acties hebben geleid tot meer dan honderd amendementen die tot inconsistenties hebben geleid en daardoor vanzelfsprekend de kwaliteit van de richtlijn niet ten goede zijn gekomen.34

3.4 Relevante verschillen

De richtlijn ziet enkel op collectieve acties tegen inbreuken op Europese regelgeving met betrekking tot bescherming van consumenten. Behalve de bescherming van consumenten is het ook vanuit de richtlijn, door het stellen van strenge ontvankelijkheidseisen, belangrijk gebleken om het ontstaan van een claimcultuur in de lidstaten te voorkomen. De meest in het oog springende verschillen tussen de Nederlandse en Europese benadering zal ik hier

bespreken. De ontvankelijkheidseisen waaraan voldaan moet worden voor een beroep op de WAMCA zullen in het volgende hoofdstuk uitgebreid aan de orde komen.

3.4.1 Aanwijzen belangenorganisatie

Vanuit de richtlijn is het de bedoeling dat lidstaten instanties aanwijzen die bevoegd zijn om representatieve vorderingen in te stellen op een publiek toegankelijke lijst. De voorwaarden waaronder het hiervoor genoemde toegestaan is dienen duidelijk te zijn. Er moet in ieder geval aan drie minimum-criteria worden voldaan:35

§ De aangewezen instantie dient een non-profit te zijn.

§ Een rechtstreeks verband tussen de doelstellingen van de aangewezen instantie en de geschonden bepaling van Unierecht.

§ Voldoende capaciteit op het gebied van financiën, personen en juridische kennis.

Op het moment dat een aangewezen instantie niet langer voldoet aan deze voorwaarden verliest het zijn procesbevoegdheid. Wat een aangewezen instantie precies is en hoe lidstaten deze moeten uitvoeren is nog niet geheel duidelijk.36

34 B.M. Katan & D.L. Barbiers, ‘De Richtlijn representatieve vorderingen komt eraan. Wat te doen met de WAMCA?’, NTBR 2019/27, p.2. 35 B.C. Elion & M.H.C. Sinninghe Damste, ‘Europese initiatieven voor collectief schadevergoedingsrecht’, Ondernemingsrecht 2018/105,

p.5.2.1.

(18)

Voor ontvankelijkheid van een belangenorganisatie vanuit de WAMCA gelden scherpere eisen dan in de richtlijn, volgens de minister.37 Dit is noodzakelijk omdat het voor

gedupeerden vaak ingewikkeld is om te bepalen welke belangenorganisatie voldoende

kwaliteit en integriteit kan bieden. Behalve dit voordeel van de WAMCA ten opzichte van de richtlijn zorgt de WAMCA voor betere coördinatie van collectieve procedures over dezelfde gebeurtenis en voor dezelfde gedupeerden. Ook dit is een voordeel van de WAMCA ten opzichte van de richtlijn aangezien aangesproken partijen hierdoor niet met veel verschillende eisers in veel verschillende procedures worden geconfronteerd.38

Bovendien is het via een beroep op de WAMCA mogelijk om iedere soort schade te laten afwikkelen. Vanuit de richtlijn kan schade alleen worden afgewikkeld als het ziet op Europese regelgeving met betrekking tot bescherming van consumenten.39 Hier gaat de WAMCA een stuk verder dan de richtlijn.

Zowel onder de WAMCA als de richtlijn lijkt de balans tussen toegang tot het recht en de eisen aan een belangenorganisatie van groot belang. De ontvankelijkheidseisen onder de WAMCA zijn strenger dan die in de richtlijn en ook de toegang tot het recht lijkt groter onder de WAMCA, aangezien iedere soort schade voor vergoeding in aanmerking komt. De

keerzijde hiervan is dat het risico op een claimcultuur groter is in Nederland dan onder de richtlijn. Door een grotere toegang tot het recht onder de WAMCA kunnen meer procedures worden verwacht dan onder de richtlijn aangezien de meeste typen vorderingen die worden ingesteld door commerciële belangenbehartigers zien op financiële producten, aandelen en effecten.40

Zolang de Nederlandse rechter niet te maken krijgt met een (te) grote hoeveelheid procedures, waardoor de rechterlijke macht overbelast raakt, zal naar mijn mening de rechter de toegang tot het recht mogelijk laten met inachtneming van de ontvankelijkheidseisen.

De beoogde doelen van zowel Nederland als Europa lijken op een lijn te liggen. Beiden lijken het van belang te vinden dat er kwalitatief goede en integer handelende belangenorganisaties worden gebruikt bij het instellen van een collectieve actie. Dit doel lijkt men te willen

37 Kamerstukken II 2016/2017, 34608, nr. 11. 38 Kamerstukken II 2016/2017, 34608, nr. 11. 39 Kamerstukken II 2016/2017, 34608, nr. 11.

(19)

bereiken door aan de rechter te toetsen ontvankelijkheidseisen.41 De Nederlandse

ontvankelijkheidseisen zijn volgens de minister strenger dan de ontvankelijkheidseisen vanuit Europa. Met voorgaande in ogenschouw genomen lijkt er vanuit Europa geen bezwaar te zijn over de wijze waarop in Nederland een belangenorganisatie aangewezen dient te worden en hoe deze vervolgens aan rechterlijke toetsing is onderworpen om het ontstaan van een claimcultuur tegen te gaan.

3.4.2 Procesfinanciering

Artikel 3:305a lid 2 BW kent een aantal eisen waar een belangenorganisatie aan moet voldoen. Op grond van lid 2 sub c respectievelijk lid 3 sub a dient een eisende partij over voldoende financiële middelen te beschikken om de kosten van het instellen van een rechtsvordering te dragen en mogen de bestuurders van een belangenorganisatie geen winstoogmerk hebben.

Dit verplicht de rechter om bij de toetsing van de ontvankelijkheid van een

belangenorganisatie, ongeacht of deze zelf of extern is gefinancierd, over voldoende middelen beschikt om de kosten van de procedure te dragen.42 Een van de voornaamste redenen

hiervoor is om te voorkomen dat zogenoemde litigation funders de weg van artikel 3:305a BW kiezen. Deze procesfinanciers hebben een winstoogmerk en willen bovendien in staat zijn om mee te beslissen over de koers van de procedure. Indien de rechter de beloningsstructuur kan toetsen maakt dit de weg via artikel 3:305a BW minder aantrekkelijk.43

De richtlijn bevat een verscherping ten opzichte van de WAMCA met betrekking tot procesfinanciering. Op grond van de WAMCA dient een belangenorganisatie in voldoende mate zeggenschap te hebben over de rechtsvordering ten opzichte van de financier. In de richtlijn mag er vanuit de financier helemaal geen invloed worden uitgeoefend op de beslissingen van de belangenorganisatie, artikel 7 lid 2 stelt dit. Bovendien moeten belangenorganisaties op grond van de richtlijn openbaar maken hoe zij zijn gefinancierd, volgens de WAMCA hoeft dit niet. Bovendien mag volgens de richtlijn een financier geen

41 B.C. Elion & M.H.C. Sinninghe Damste, ‘Europese initiatieven voor collectief schadevergoedingsrecht’, Ondernemingsrecht 2018/105,

p.5.2.1.

42 B.C. Elion & M.H.C. Sinninghe Damste, ‘Europese initiatieven voor collectief schadevergoedingsrecht’, Ondernemingsrecht 2018/105,

p.5.2.3.

43 B.C. Elion & M.H.C. Sinninghe Damste, ‘Europese initiatieven voor collectief schadevergoedingsrecht’, Ondernemingsrecht 2018/105,

(20)

collectieve actie financieren tegen een concurrent.44 De hier besproken verschillen tussen de WAMCA en de richtlijn zijn niet limitatief.

Beide bepalingen lijken hetzelfde doel na te streven, namelijk het belang van de benadeelden. Dit belang wordt door de belangenorganisatie gediend. Indien niet de belangenorganisatie maar een procesfinancier een te grote zeggenschap krijgt over de vordering zal het belang van de benadeelden wellicht minder zwaar wegen, het winstoogmerk des te meer. De

procesfinancier zal immers zijn investering terug willen zien. De vrees van de Europese en Nederlandse wetgever is dan ook dat een collectieve-actieregeling wordt ontworpen die zou kunnen leiden tot commerciële en verwerpelijke ‘US-style class actions’, die zal leiden tot een verhoogde claimcultuur.45 Met de hiervoor genoemde class actions wordt veelal gedoeld op zwakke collectieve claims die verweerders door het grote volume dwingen om te schikken, de zogenoemde ‘blackmail settlements’.46

Een totaalverbod op invloed vanuit de procesfinancier, zoals in de richtlijn, zal het minder aantrekkelijker maken om te investeren in een collectieve actie tot schadevergoeding. Terwijl procesfinanciering in een legitieme collectieve actie wenselijk kan zijn. Er is immers sprake van een inherente asymmetrie in de stimulans om te investeren in een collectieve actie. De eisers, in de vorm van belangenorganisaties, zijn veelal non-profit tegenover een op winst gerichte wederpartij. De verweerder is veelal kapitaalkrachtig waardoor de individuele benadeelden een groot collectief moeten vormen om de investeringsmogelijkheden in kwalitatief hoogwaardige rechtsbijstand in balans te krijgen.47

De waarborg uit de WAMCA door, in voldoende mate zeggenschap, te hebben lijkt mij dan ook voldoende, een totaalverbod lijkt overbodig. Het gevaar voor een excessieve gang naar de rechter blijft daardoor bestaan. Een totaalverbod op zeggenschap bij procesfinanciers lijkt mij in meer gevallen nadelig voor benadeelden. De eis van voldoende mate zeggenschap zal in de toekomst nog aangescherpt kunnen worden door de wetgever, bijvoorbeeld door de wijze van financiering openbaar te maken, zoals in de richtlijn.

44 B.M. Katan & D.L. Barbiers, ‘De Richtlijn representatieve vorderingen komt eraan. Wat te doen met de WAMCA?’, NTBR 2019/27,

p.4.2.

45 I.N. Tzankova, ‘Wetsvoorstel collectieve schadevergoedingsactie: een oplossing voor welk probleem ookalweer?’, TVP 2017/4, p.108. 46 I.N. Tzankova, ‘Wetsvoorstel collectieve schadevergoedingsactie: een oplossing voor welk probleem ookalweer?’, TVP 2017/4, p.108. 47 I.N. Tzankova, ‘Wetsvoorstel collectieve schadevergoedingsactie: een oplossing voor welk probleem ookalweer?’, TVP 2017/4, p.116.

(21)

Het lijkt erop dat het recht is voorzien van de juiste bepalingen om transparante vergoedingen te kunnen afdwingen en excessieve beïnvloeding van procesfinanciers te voorkomen. Ook lijken deze bepalingen ervoor te zorgen dat commerciële belangenorganisaties geen onredelijk hoge vergoedingen bedingen.48 Problematisch is echter dat procesfinanciers in staat zullen blijven om gebruik te maken van cessies of volmachten om zo de bepalingen met betrekking tot de collectieve actie te vermijden. Ook kunnen procesfinanciers hun toevlucht zoeken in andere lidstaten waar de waarborgen omtrent procesfinanciering minder scherp zijn dan in Nederland.

3.5 Tussenconclusie

Op de meeste punten lijkt de WAMCA in overeenstemming te zijn met de richtlijn. Toch bestaan er ook essentiële verschillen waar rekening mee gehouden dient te worden nu het richtlijnvoorstel definitief wordt in de vorm van een richtlijn. Zonder te veel op de zaken vooruit te willen lopen lijkt het mij het meest effectief als de WAMCA door de wetgever slechts op enkele punten aangescherpt of aangepast wordt, met als doel het ontstaan van een claimcultuur tegengaan. Zoals eerder besproken loopt Nederland met een sterk

basismechanisme door de WAMCA voorop in Europa waardoor een drastische verandering van de WAMCA mijns inziens overbodig zal zijn. Bovendien zal de richtlijn er naar mijn mening voor kunnen zorgen dat massaschadezaken met betrekking tot consumenten beter verdeeld zullen worden als iedere lidstaat een basismechanisme dient te hebben om deze zaken te behandelen. Dit zal de druk op de Nederlandse rechters doen afnemen indien er zaken met aanknopingspunten in meerdere lidstaten, waaronder Nederland, zijn. Naast de WAMCA zal de richtlijn dan zorg kunnen dragen voor de bescherming van consumenten en tegelijkertijd beschermen tegen lichtvaardige claims van commerciële belangenorganisaties.

48 B.M. Katan & D.L. Barbiers, ‘De Richtlijn representatieve vorderingen komt eraan. Wat te doen met de WAMCA?’, NTBR 2019/27,

(22)

Hoofdstuk 4: hoe zijn de ontvankelijkheidseisen in de WAMCA

gewijzigd?

4.1 Inleiding

De wetgever heeft artikel 3:305a BW volledig herschreven. De grootste aanpassing heeft betrekking op de aangescherpte ontvankelijkheidseisen. De bepalingen van de WAMCA zijn van toepassing op collectieve acties ten aanzien van gebeurtenissen op of na 15 januari 2016. Deze moeten dan wel worden ingesteld na inwerkingtreding van de WAMCA.49 De

materieelrechtelijke en procesrechtelijke aspecten staan uitgewerkt in artikelen 1018b tot en met 1018m Rv. Deze artikelen zijn net als de artikelen 3:305b en d BW vrijwel hetzelfde gebleven. Behalve voor de Nederlandse worden ook voor buitenlandse belangenorganisaties de ontvankelijkheidseisen aangescherpt op grond van artikel 3:305c BW. In dit hoofdstuk zullen de verscherpte ontvankelijkheidseisen en hun potentiële effect aan de orde komen. De nadruk zal liggen op de aanscherpingen onder de WAMCA die zullen bijdragen aan het tegengaan van een claimcultuur. De minder relevante wijzigingen zal ik niet of enkel kort bespreken. Nadat de ontvankelijkheidseisen aan bod zijn gekomen zal ik schematisch weergeven wat de verschillende stadia zijn van de procedure inzake de collectieve schadevergoedingsactie.

4.2 Voorwaarden voor het instellen van een collectieve actie (lid 1)

4.2.1 Volledige rechtsbevoegdheid

In tegenstelling tot een vereniging, artikel 2:26 e.v. BW, heeft een stichting, artikel 2:285 e.v. BW, per definitie volledige rechtsbevoegdheid. Een vereniging dient de statuten in een notariële akte te laten opnemen voor volledige rechtsbevoegdheid. Hoe strikt de Hoge Raad deze beperking zal handhaven is nog onduidelijk.50

49 C.J.J.M. Stolker, ‘Collectieve actie’, T&C BW. 50 C.J.J.M. Stolker, ‘Collectieve actie’, T&C BW.

(23)

4.2.2 Andere partijhoedanigheid

Indien een stichting, onder het recht van voor 1 januari 2020, als vertegenwoordiger van een groot aantal personen een verklaring voor recht en schadevergoeding vorderde zonder dat deze personen zelf partij zijn in deze procedure, vervolgens later deze eis wijzigt en optreedt als 3:305a BW belangenorganisatie is dit een andere hoedanigheid. Deze hoedanigheid is anders dan de hoedanigheid van de belangenorganisatie tijdens de aanvang van de procedure, dit is in strijd met het uitgangspunt van een goede procesorde. Onder deze bijzondere

omstandigheden mag in dit geval van dat uitgangspunt worden afgeweken.51

4.2.3 Voldoende waarborg

Deze voorwaarden bestaat uit twee delen. De te behartigen doelstellingen dienen in de

statuten te zijn vastgelegd. Behalve het feit dat de doelstellingen dienen te worden vastgelegd in de statuten moeten er ook activiteiten op dit gebied zijn ontplooid door de

belangenorganisatie.52

4.2.4 Gelijksoortigheid

Artikel 3:305a BW ziet op het belang van bescherming van een grote groep personen. Het vereiste van gelijksoortigheid ziet erop dat de belangen ter bescherming waarvan de rechtsvordering strekt, zich lenen voor bundeling. Op deze manier kan een efficiënte en effectieve bescherming ten behoeve van belanghebbenden worden bevorderd. Indien een aanmerkelijk deel van de personen namens wie de collectieve actie is ingesteld niet instemt met het doel van de rechtsvordering staat aan de vordering op grond van artikel 3:305a BW niet in de weg.53

51 HR 3 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:587 (Trafigura). 52 C.J.J.M. Stolker, ‘Collectieve actie’, T&C BW. 53 C.J.J.M. Stolker, ‘Collectieve actie’, T&C BW.

(24)

4.3 Ontvankelijkheid (lid 2)

Artikel 3:305 lid 2 BW stelt een vijftal eisen vanwege de mogelijkheid om in een collectieve actie ook schadevergoeding te vorderen.

4.3.1 Onderdeel a

Op grond van artikel 3:305a lid 2 sub a BW dient een belangenorganisatie die een collectieve actie instelt te beschikken over intern toezicht op het bestuur. Een voordeel van een orgaan dat apart toezicht houdt is dat het bestuur en toezicht gescheiden zijn.54

4.3.2 Onderdeel c

Op grond van artikel 3:305a lid 2 sub c BW worden eisen gesteld aan de financiën waarover een belangenorganisatie dient te beschikken. Dit stelt de rechter in staat te toetsen of het financieel mogelijk is om de collectieve actie in te stellen en de procedure te voeren. De rechter staat de mogelijkheid open om inzicht in de boeken van de belangenorganisatie te vragen en desnoods laten inzien door een, door de rechter toegewezen derde. Vervolgens bestaat de verplichting niet om deze gegevens ook met de wederpartij te delen. Ook kan de rechter via deze weg toetsen, in combinatie met de voldoende gewaarborgde belangen, of er geen ‘third party litigation funding’ aanwezig is met een te sterke invloed op de procedure. De toetsing is slechts marginaal: voldoende is dat de belangenorganisatie weet aan te tonen dat er voldoende middelen ter beschikking staan, of kunnen staan, op het moment van toetsing.55

4.3.3 Onderdeel d

Op grond van artikel 3:305a lid 2 sub d BW zijn een aantal eisen omtrent transparantie opgenomen waar benadeelden essentiële informatie kunnen krijgen over het aansluiten bij en de voortzetting van de procedure. Deze informatie dient op een algemeen toegankelijke website te staan, opgericht door de belangenorganisatie. Hier kan door benadeelden

informatie worden ingewonnen over het functioneren van de belangenorganisatie.56 Op grond

54 Kamerstukken II 2016/2017, 34608, nr. 3. 55 C.J.J.M. Stolker, ‘Collectieve actie’, T&C BW. 56 Kamerstukken II 2016/2017, 34608, nr. 3.

(25)

van artikel 3:305a lid 2 sub d BW moet op de algemeen toegankelijke internetpagina ten minste bepaalde informatie beschikbaar zijn.57

4.3.4 Onderdeel e

Op grond van artikel 3:305a lid 2 sub e BW dient een belangenorganisatie over voldoende ervaring en deskundigheid te beschikken om de procedure te voeren. De rechter kan dit toetsen door, bijvoorbeeld, naar in het verleden gevoerde procedures te kijken. De

belangenorganisatie moet aantoonbaar over voldoende expertise beschikken die relevant is voor de te voeren procedure.58

4.4 Aanvullende ontvankelijkheidseisen (lid 3)

4.4.1 Geen winstoogmerk

Op grond van artikel 3:305a lid 3 sub a BW dient voorkomen te worden dat bestuurders bij de oprichting of hun opvolgers na de oprichting een winstoogmerk hebben. De achtergrond van deze bepaling is dat bestuurders het geld van de belangenorganisatie kunnen zien als eigen geld waardoor er minder verantwoord mee wordt omgegaan. Er zou bijvoorbeeld geld kunnen worden uitgekeerd aan een algemeen nut beoogde instelling of aan deelnemers van de

belangenorganisatie.59 4.4.2 Scope rule

Op grond van artikel 3:305a lid 3 sub b BW is de zogenoemde scope rule in het leven geroepen om te voorkomen dat de WAMCA een aanzuigende werking heeft op zaken die niets te maken hebben met Nederland. Zonder deze scope rule zou de WAMCA kunnen leiden tot een ernstige belasting van het Nederlandse rechtssysteem met grote financiële gevolgen.

Een belangenorganisatie is slechts ontvankelijk op grond van lid 1 indien de rechtsvordering een voldoende nauwe band heeft met de Nederlandse rechtssfeer. Daar is sprake van indien:60

57 Burgerlijk Wetboek Boek 3, artikel 3:305a. 58 Kamerstukken II 2016/2017, 34608, nr. 3. 59 C.J.J.M. Stolker, ‘Collectieve actie’, T&C BW. 60 Burgerlijk Wetboek Boek 3, artikel 3:305a.

(26)

1. de rechtspersoon genoegzaam aannemelijk maakt dat het merendeel van de personen

tot bescherming van wier belangen de rechtsvordering strekt, zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft; of

2. degene tegen wie de rechtsvordering zich richt, woonplaats in Nederland heeft en

bijkomende omstandigheden wijzen op voldoende verbondenheid met de Nederlandse rechtssfeer; of

3. de gebeurtenis(sen) waarop de rechtsvordering betrekking heeft, in Nederland heeft of

hebben plaatsgevonden;

Enkel gevestigd of woonachtig zijn in Nederland is geen voldoende band met de Nederlandse rechtssfeer om ontvankelijk te zijn. Er moeten meer factoren zijn om van voldoende

verbondenheid met de Nederlandse rechtssfeer te spreken. De reden van deze aanscherping is, bijvoorbeeld, indien een grote onderneming enkel een dochteronderneming in Nederland heeft voor fiscale doeleinden. Zonder dat deze dochteronderneming daadwerkelijk substantiële activiteiten in Nederland verricht en niet betrokken is geweest bij de schadeveroorzakende gebeurtenis is dit geen voldoende band met de Nederlandse rechtssfeer. Er moet voorkomen worden dat dit soort partijen in Nederland procedures kunnen starten.61

Nu Nederland de WAMCA heeft ingestoken met de scope rule heeft deze een geografisch-territoriaal karakter gekregen, iets dat normaal gesproken vanuit Europees recht niet is toegestaan. De wetgever verwacht echter dat de bepaling met de scope rule geen strijd zal opleveren met Europees recht, zonder daar argumenten voor te geven. Naar mijn mening levert de scope rule wel degelijk spanning op met Europees recht maar lijkt mij deze bepaling noodzakelijk voor een voldoende afbakening. Het zal aan het Hof van Justitie van de

Europese Unie (hierna: HvJ EU) zijn om te bepalen of de scope rule in strijd blijkt te zijn met Europees recht.

4.4.3 Overleg met verweerder

Op grond van artikel 3:305a lid 3 sub c BW dient er tussen de belangenorganisatie en de verweerder voldoende getracht te zijn overleg te laten plaatsvinden.62

61 R. Dufour, ‘Over de dam die een claimtsunami moet gaan tegenhouden: de scope rule en zijn (on)verenigbaarheid met Europees

bevoegdheidsrecht’, Ondernemingsrecht 2019/169.

(27)

4.5 De WAMCA-procedure

4.5.1 Stap 1

Vanaf het moment dat de verweerder een verzoek tot overleg ontvangt, onder vermelding van het gevorderde, geldt een termijn van twee weken als voldoende op grond van artikel 3:305a lid 3 sub c BW. De procedure vangt aan wanneer een belangenorganisatie een vordering opstelt en indient op grond van artikel 1018c lid 1 Rv.63 Deze vordering wordt

openbaargemaakt in het openbare register voor collectieve acties op grond van artikel 1018c lid 2 Rv zodat, indien er andere belangenorganisaties benoemd willen worden als EB, een vordering kunnen instellen. Vanzelfsprekend dient dit wel te gaan om een vordering omtrent dezelfde gebeurtenis met gelijksoortige feiten en rechtsvragen. Deze belangenorganisaties dienen dat wel te doen bij dezelfde rechtbank als waar de eerste collectieve vordering is ingesteld.64

4.5.2 Stap 2

Nadat de belangenorganisatie is overgegaan tot aantekening in het register voor collectieve acties volgt een wachttermijn van drie maanden die door de rechter eventueel met nog drie maanden kan worden verlengd.65 Na afloop van deze termijn toetst de rechter de hiervoor beschreven ontvankelijkheidseisen, waarna de rechter de ingestelde vordering inhoudelijk zal behandelen. Het doel van deze bepaling is om in gevallen waarin de collectieve vordering niet deugt deze al voor de inhoudelijke behandeling van tafel te krijgen, dit is vergelijkbaar met de Amerikaanse ‘motion to dismiss’. Ook toetst de rechter of er eventueel concurrerende eisers in aanmerking komen voor de status van eiser in de procedure op grond van artikel 1018c lid 5 sub a Rv. Dit is ook het moment dat de rechter een EB aanwijst, op grond van artikel 1018e Rv, en de groep personen bepaalt die benadeeld zijn, dit is de ‘nauw omschreven groep’ om wier belangen de procedure draait. Nadat deze groep bepaald is bestaat voor hen de eerste mogelijkheid tot opt-out, de rechter bepaalt de duur van deze mogelijkheid maar bedraagt minimaal een maand. Voor buitenlandse gedupeerden is er een mogelijkheid tot opt-in.66

63 A. van der Krans, ‘Van WCAM naar WAMCA: class actions in Nederland?’, Onderneming en Financiering 2019/27, p.64. 64 W.H. van Boom, ‘WCA, WCAM, WAMCA’, Tijdschrift voor Consumentenrecht en handelspraktijken 2019-4, p.155. 65 A. van der Krans, ‘Van WCAM naar WAMCA: class actions in Nederland?’, Onderneming en Financiering 2019/27, p.65. 66 W.H. van Boom, ‘WCA, WCAM, WAMCA’, Tijdschrift voor Consumentenrecht en handelspraktijken 2019-4, p.155.

(28)

4.5.3 Stap 3

Na het hiervoor besprokene volgt een korte pauze waarin de mogelijkheid wordt geboden om tot een WCAM-achtige schikking te komen op grond van artikel 1018g Rv.67 Indien er een schikking tot stand komt volgt algemeenverbindendverklaring en is er een tweede

mogelijkheid tot opt-out. Indien het in deze periode niet lukt om tot een schikking te komen is het aan de EB, om namens de eisers, de gronden van de vordering aan te vullen. De

verweerders hebben de mogelijkheid om de gronden van het verweer aan te vullen. Vervolgens gaat het proces verder.

4.5.4 Stap 4

De rechter kan in dat geval de betrokken partijen bevelen om voorstellen tot afhandeling van de collectieve procedure te overleggen op grond van artikel 1018i Rv.68 Dit komt in feite neer op de schikkingsvoorstellen van de betrokken partijen. De rechter stelt een regeling vast tot collectieve schadevergoeding en deze wordt per brief medegedeeld aan de belanghebbenden op grond van respectievelijk artikel 1018i Rv en 1018j Rv. De rechter beslist op de vordering met gezag van gewijsde voor alle belanghebbenden die niet van de mogelijkheid tot opt-out gebruik hebben gemaakt.69

67 W.H. van Boom, ‘WCA, WCAM, WAMCA’, Tijdschrift voor Consumentenrecht en handelspraktijken 2019-4, p.155. 68 A. van der Krans, ‘Van WCAM naar WAMCA: class actions in Nederland?’, Onderneming en Financiering 2019/27, p.66. 69 W.H. van Boom, ‘WCA, WCAM, WAMCA’, Tijdschrift voor Consumentenrecht en handelspraktijken 2019-4, p.155.

(29)

4.5.5 Schematische weergave van de WAMCA-procedure (1) (2) (3) (4)

(30)

Hoofdstuk 5: in hoeverre heeft de collectieve schadevergoedingsactie

in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk geleid tot een

claimcultuur?

5.1 De Verenigde Staten

Indien een partij wordt aangesproken op grond van de WAMCA rijst de vraag of deze geconfronteerd zal worden met hogere vorderingen om massaschade vergoed te krijgen. Uit de hiervoor behandelde deelvragen lijkt te volgen dat de WAMCA zal leiden tot een effectief mechanisme om reële aansprakelijkheid met veel belanghebbenden af te wikkelen.

Logischerwijs bestaat nog steeds angst voor lichtvaardige massaclaims met dubieuze doelen die normaal gesproken niet zouden worden ingediend maar vanwege gemaakte kosten en het te lopen reputatierisico toch geschikt worden: de zogenoemde ‘Amerikaanse toestanden’.70

5.2 Rule 23 van de Federal Rules of Civil Procedure

De class action kent een lange geschiedenis in de Verenigde Staten. De grondslag voor de class action ligt in Rule 23 van de Federal Rules of Civil Procedure (hierna: Rule 23). In Rule 23(a) zijn de algemene eisen opgesomd waaraan moet zijn voldaan. Ik zal hier enkel de damages class action bespreken.

5.2.1 Rule 23(a) toetsen

De eerste toets is de numerosity toets. Hier wordt geen vast getalsmatig criterium gehanteerd. De tweede toets is de commonality toets. De gemeenschappelijke rechtsvragen en feiten dienen gemeenschappelijk te kunnen worden beantwoord. De derde toets is de typicality toets. Deze toets houdt in dat de vordering en het verweer van de partijen die representatief zijn typerend moet zijn voor die van de overige benadeelden. De vierde, en tevens laatste toets, staat bekend als de representation toets. De belangenorganisatie mag enkel de belangen van de benadeelden behartigen indien deze dat op een eerlijke en adequate manier kan doen.71

70 J. de Bie Leuveling Tjeenk & J.B. van de Velden, ‘Collectief schadeverhaal vanuit de optiek van de aangesproken partij’,

Ondernemingsrecht 2017/85, p. 473.

(31)

5.2.2 Rule 23(b) toetsen

Eerst dient aan de vier hiervoor genoemde eisen te zijn voldaan voordat de class action kan worden doorgezet. Indien aan deze eisen is voldaan dient de class action in een van de in Rule 23(b) genoemde categorieën te vallen. Rule 23(b)(3) noemt de damages class action waar collectief schade kan worden gevorderd indien is voldaan aan de eisen genoemd in het artikel. Ten eerste moet voldaan zijn aan het predominance vereiste. Dit vereiste houdt in dat de rechtsvraag van de groep de individuele rechtsvragen moet overheersen. De volgende test is de superiority test die inhoudt dat de class action superieur moet zijn aan de andere methoden die eventueel gebruikt kunnen worden om het geschil te beslechten.72

5.3 Class action procedure in de Verenigde Staten

In de Verenigde Staten vertegenwoordigt de lead plaintiff de benadeelden die zich in een vergelijkbare rechtspositie bevinden, de class. In de class action kan de lead plaintiff namens de groep die hij vertegenwoordigt schadevergoeding vorderen zonder dat de groep van tevoren geïdentificeerd hoeft te zijn. Deze lead plaintiff verzoekt de rechter tot certification, de ontvankelijk verklaring, waar de hiervoor genoemde eisen worden getoetst.73 Ook bij een class action is er voor benadeelden een mogelijkheid tot opt-out, indien hiervan geen gebruik wordt gemaakt is men gebonden aan de uitkomst. De class action staat open voor buitenlandse benadeelden.

Na deze fase begint de inhoudelijke beoordeling van de class action waar uiteindelijk,

meestal, zal worden geschikt. Indien de schikking tot stand komt dient deze door de rechter te worden goedgekeurd. De rechter zal mededelen dat de class action geschikt zal worden, dit biedt de mogelijkheid voor benadeelden om hun bezwaren kenbaar te maken. Partijen hebben ook de mogelijkheid om buiten de rechter om certificatie van de class en inhoud van de schikking te komen. Indien dit lukt kunnen beide verzoeken tegelijkertijd aan de rechter worden voorgelegd, de zogenoemde settlement classes. Deze manier van schikken wordt met argwaan bekeken, het wordt ook wel de sell-out settlement genoemd, die ik hierna zal

bespreken.74

72 B.J. de Jong, ‘Schade door misleiding op de effectenmarkt’, Deventer: Kluwer 2010, p.106. 73 I.N. Tzankova, ‘Toegang tot het recht bij massaschade’, Deventer: Kluwer 2007, p.88. 74 I.N. Tzankova, ‘Toegang tot het recht bij massaschade’, Deventer: Kluwer 2007, p.88.

(32)

5.4 Misbruikgevaar

In de Verenigde Staten wordt door ondernemingen, advocaten en academici vaak geklaagd over class actions die disproportioneel bijdragen aan lichtzinnig claimgedrag.75 The Supreme Court of the United States (hierna: Supreme Court), heeft dit verwoord. Zelfs zwakke zaken hebben volgens de Supreme Court kans van slagen omdat schikkingen in deze zwakke zaken tot stand komen uit vrees van bedrijven voor een foutieve rechterlijke beslissing. Deze beslissing is van zodanige invloed dat de schadevergoeding een substantieel deel van de waarde van het aangesproken bedrijf kan zijn.76 De dynamiek van het Amerikaanse stelsel creëert een misbruikgevaar.

Het voorgaande zorgt ervoor dat advocaten zogenoemde strike suits indienen. Het doel van de advocaten is een schikking afdwingen die disproportioneel is aan de mogelijke

schadevergoeding in het geval dat de procedure wordt beslecht in een rechtszaak. De advocaten hebben als doel een percentage van de schikking te kunnen houden. Er zijn twee mogelijke schikkingen die advocaten op deze manier trachten af te dwingen.77

5.4.1 Blackmail-settlement

Het eerste type collectieve schikking is de blackmail settlement. Hier kan volume worden gegeven aan een vordering door deze uit een groot aantal ondeugdelijke vorderingen te laten bestaan. Dit zorgt voor angst bij aangesproken bedrijven voor faillissement of

reputatieschade. Het kan dan eenvoudiger zijn om simpelweg te betalen om op deze wijze van het te lopen risico tijdens een procedure af te zijn. Deze wijze van misbruik door middel van de blackmail settlement kan tegengegaan worden door voor de inhoudelijke behandeling de schikking te screenen. Het probleem hier is echter dat er op deze wijze veel macht bij de rechter komt te liggen die een onaanvaardbare inbreuk oplevert op het uitgangspunt van juryrechtspraak, dit fenomeen kent de Nederlandse rechtspraktijk niet. Een andere oplossing is de schikking achteraf integraal te toetsen op zowel de inhoud als op de vergoeding voor de advocaten.78

75 B.J. de Jong, ‘Schade door misleiding op de effectenmarkt’, Deventer: Kluwer 2010, p.376. 76 Merill Lynch, Pierce, Fenner & Smith, Incl. v. Dabit, 126 S. Ct. 1503, 1510 (2006). 77 I.N. Tzankova, ‘Toegang tot het recht bij massaschade’, Deventer: Kluwer 2007, p.113. 78 I.N. Tzankova, ‘Toegang tot het recht bij massaschade’, Deventer: Kluwer 2007, p.113.

(33)

5.4.2 Sell-out settlement

Het tweede type collectieve schikking is de sell-out settlement. Deze schikking zorgt niet voor de optimale uitkomst voor de individuele benadeelden maar zorgt wel voor een hoge

vergoeding voor de procederende advocaten, hier ontstaat een belangenconflict waar de advocaten meer lijken te procederen als ondernemers die een percentage van de opbrengst wensen te ontvangen dan belangenbehartigers van benadeelden.79 Dit wordt in de

rechtseconomische literatuur aangeduid als agency costs.80 Het probleem bij deze schikking is dat het erg complex is voor derden om achteraf het schikkingsresultaat en de vergoeding voor de advocaten te beoordelen. Ook voor de benadeelden is het complex om te beoordelen of het ontvangen bedrag na de schikking proportioneel is. Als oplossing voor dit probleem is

aangedragen om het toezicht op de advocaten te verscherpen via het tuchtrecht of via toezichthouders, bijvoorbeeld de rechter.81

Het hiervoor besprokene heeft geleid tot enkele aanscherpingen in de Amerikaanse wetgeving om misbruik tegen te gaan. Er is een zwaardere stelplicht voor eisers, de eisen die gesteld worden aan de lead plaintiff zijn aangescherpt en er zijn aangescherpte regels voor de vergoeding van betrokken advocaten.82

Onduidelijk is nu of de aanscherping van de eisen om een class action te kunnen indienen daadwerkelijk tot minder misbruik leiden. Indien dit het geval is blijft bovendien onduidelijk of dit het geval is doordat het totaal aantal class actions is afgenomen, waardoor zowel zwakke als sterke zaken relatief vaker worden afgewezen. De drempel verhogen zorgt op zichzelf immers niet voor een relatief hoger ingediend aantal kansrijke zaken ten opzichte van zwakke zaken, de angst van bedrijven neemt hierdoor niet af.

79 J.C. Coffee, ‘Entrepreneurial Litigation: Its Rise, Fall and Future’, Harvard University Press 2015, p.1-3.

80 I.N. Tzankova, ‘Strooischade: een verkennend onderzoek naar een nieuw rechtsfenomeen’, Den Haag: SDU Uitgevers 2005, p.112. 81 I.N. Tzankova, ‘Toegang tot het recht bij massaschade’, Deventer: Kluwer 2007, p.117.

(34)

5.5 Het Verenigd Koninkrijk

In het Verenigd Koninkrijk is het al geruime tijd mogelijk om een class action in te stellen. Op 1 oktober 2015 is het systeem uitgebreid met de mogelijkheid om niet enkel via een opt-in maar ook via een opt-out deel te nemen aan een class action. De aangevulde toepasselijke regels met betrekking tot de class action zijn mede tot stand gekomen vanuit Europese regelgeving met betrekking tot de bescherming van consumenten, de eerder besproken richtlijn. De regelgeving met betrekking tot de class action is opgenomen in R. 19.10-19.15 Civil Procedure Rules (hierna: CPR).

5.5.1 Class action procedure in het Verenigd Koninkrijk

Bij massaschade in het Verenigd Koninkrijk staat de uitvaardiging van een Group Litigation Order (hierna: GLO) centraal. Deze GLO kan worden uitgevaardigd door de rechter of op verzoek van benadeelden. Er moet in dat geval wel sprake zijn van gemeenschappelijke feitelijke vragen of juridische vragen in een bepaalde schadecategorie. De hiervoor genoemde rechter is op dat moment, gedurende het proces, de enige bevoegde rechter om de

schadeclaim te behandelen. Na de uitvaardiging kunnen benadeelden opteren voor een opt-in. Door zich te melden bij de rechter kunnen de benadeelden worden ingeschreven in het GLO-register. Omdat sinds 2015 de opt-out mogelijkheid bestaat is het niet meer nodig om actief in te schrijven als men tot de groep benadeelden hoort, enkel mededelen dat men niet mee wil doen is mogelijk.

Anders dan in het systeem in de Verenigde Staten wordt uit deze verschillende zaken die representatief zijn voor de groep een test case geselecteerd. Indien er variaties bestaan in de te beantwoorden vragen kunnen de test cases per groep worden geselecteerd waardoor er

subgroepen worden gevormd. De lead solicitors begeleiden de test cases die voor de

gemeenschappelijke aspecten namens de geregistreerde partijen procederen. De zaken die niet worden geselecteerd als een lead case worden aangehouden tot de lead case is beslist. Deze beslissing is bindend voor alle partijen in het GLO-register en de eventueel gevormde subgroepen. Nadat in de test case is beslist over de punten die gemeenschappelijk zijn kan worden geprocedeerd in de overige aangemelde zaken over individuele vragen. Een andere mogelijkheid is dat al is beslist op gemeenschappelijke punten de zaken collectief worden

(35)

geschikt. Ook is het mogelijk om individueel te schikken op ieder moment in de procedure, zonder rechterlijke tussenkomst.83

5.6 Misbruikgevaar

De in 2015 ingevoerde wet heeft meer mogelijkheden geopend om een collectieve actie in te stellen, mede door middel van de opt-out. De opt-out zorgt er in het algemeen voor dat de groep aanzienlijk toeneemt met als gevolg dat ook de beloning na de class action aanzienlijk in omvang toeneemt. De mogelijkheid om ook individueel te procederen zorgt voor

aangesproken partijen voor een strijd op meerdere fronten. Class actions zijn tot nu toe een relatief weinig voorkomend fenomeen geweest in het Verenigd Koninkrijk.84 In de afgelopen jaren zijn British Airways en Equifax na datalekken door middel van een class action

aangesproken. In de zaak betreffende British Airways waren er 500.000 eisers die

gecompenseerd wilden worden, hoe dit zal aflopen met betrekking tot afwikkeling van de schade is momenteel nog niet duidelijk. In 2019 heeft the High Court in London wel

geoordeeld dat de class action door mag gaan. In de zaak betreffende Equifax zijn 15 miljoen benadeelden getroffen door een data lek. Deze benadeelden hebben een eis ingediend voor 100 miljoen pond, tot dan toe ongekend in het Verenigd Koninkrijk. Behalve class actions met betrekking tot datalekken wordt er in het Verenigd Koninkrijk wetgeving voorgesteld met betrekking tot class actions voor consumenten in het algemeen. Hoe dit zal uitpakken is nog onduidelijk.85

Een andere zorgwekkende ontwikkeling is het feit dat door derden gefinancierde rechtszaken in het Verenigd Koninkrijk drastisch toenemen. Onder meer door liquide hedgefondsen. Deze financiers zijn vervolgens sterk betrokken bij de eisende partijen en hun advocaten aangezien de potentiele uitbetalingen hoog kunnen zijn. De mogelijkheid om eenvoudig financiering te vinden voor een class action zal de aantal ingediende class actions laten toenemen. De wetgeving in het Verenigd Koninkrijk is daar op dit moment nog niet voldoende op aangepast.86

83 I.N. Tzankova, ‘Toegang tot het recht bij massaschade’, Deventer: Kluwer 2007, p.40. 84 Robert Weekes, ‘Class Actions: A New Era in the Uk?’, Lexology 2020, p.32. 85 Robert Weekes, ‘Class Actions: A New Era in the Uk?’, Lexology 2020, p.32. 86 Robert Weekes, ‘Class Actions: A New Era in the Uk?’, Lexology 2020, p.33.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De Jonge Specialist Detachering in een andere opleidingsinstelling In-en uit dienst Detachering Commentaar..

LJL'-' of, om het in thans wat ouderwetse termen te zeggen, in een kapitalisti- sche economische orde; het past niet erg bij de verhouding tussen overheid en haar

Dit extra gebaar heeft als doel om de waardering voor de Indische identiteit en erfgoed zichtbaar te maken en de kennis over de geschiedenis van voormalig Nederlands-Indië

Een D&O-verzekering met adequate dek- king kan voor een beursvennootschap bovendien een manier zijn om goede en ervaren bestuurders, die de re- cente ontwikkelingen met

Reflectieve denkvragen als je een opdracht doet die je niet bevalt?. • Wat spreekt mij niet aan in

Het overlijden van Smeeles oudste zoon en het ziekzijn van zijn vrouw, waarvan zij na tien jaar herstelt, zijn zo ingrijpend, dat alle houvast uit zijn leven wegvalt.. Smeele: ‘En

Onderstaande grafiek geeft naar geslacht en leeftijd de samenstelling weer van het aantal personen dat in het vierde kwartaal van 2016 werkzaam is bij het Rijk.. De blauwe kleur geeft

84 De eisen voor bijvoorbeeld ontvankelijkheid onder het nieuwe artikel 3:305a BW kunnen voor sommige (groepen van) franchisenemers mogelijk een reden zijn om een rechtsvordering