Repetitie
Natuurkunde klas V3 Schooljaar 2011/201228 februari 2012
H4 “Energie” De toets bestaat uit 6 opgaven Versie: A Docent: Bj, Tn Toegestane hulpmiddelen: Pen, Potlood, Geodriehoek en eigen rekenmachine.
- Antwoorden zonder uitwerking/berekening worden fout gerekend. - Let erop dat je de juiste grootheden en eenheden gebruikt.
- Werk netjes en overzichtelijk.
- Schrijf op je antwoordblad welke versie je hebt! Succes Opgave 1:
Elke nacht van 22 uur tot 6 uur staat de buitenlamp van de familie Krook aan. In de lamp zit een spaarlamp van 9 W. Een kWh kost 20 eurocent.
Hoeveel euro is de familie Krook per jaar kwijt aan deze buitenlamp?
Opgave 2:
De soortelijke warmte van melk is 3,9 J/g · °C. Dana verwarmt 100 g melk in een
warmtemeter. Het verwarmingselement in de warmtemeter heeft een vermogen van 14 W. Hoe lang moet het element aan staan om de melk te verwarmen van 40 °C naar 60 °C?
Opgave 3:
Voor alcohol is c = 2,4 J/g · °C en voor olijfolie is c = 1,65 J/g · °C.
Ko verwarmt in dezelfde warmtemeter eerst een hoeveelheid alcohol en daarna, als de warmtemeter helemaal is afgekoeld, dezelfde hoeveelheid olijfolie. Hij verwarmt beide vloeistoffen van 20 °C naar 50 °C.
Hoe lang duurt het verwarmen van de olijfolie als het verwarmen van de alcohol 2,5 min duurt?
Opgave 4:
100 gram van een onbekende vloeistof wordt in een warmtemeter verwarmd met een verwarmingselement van 80 W. In de figuur rechts is het verloop van de temperatuur te zien. Bereken de soortelijke warmte van de onbekende vloeistof.
Opgave 5:
In een elektrische friteuse zit 3,0 kg olie (c = 1,8 J/g · °C) van 20 °C. Het verwarmingselement van 2,2 kW moet deze olie verwarmen tot 190 °C.
A. Bereken hoeveel minuten dit verwarmen minimaal duurt. B. Leg uit waarom in vraag a ‘minimaal’ staat.
Opgave 6:
In figuur 6 zie je een tabel met de energiewaarden van een aantal voedingsmiddelen.
Een metselaar heeft op een normale werkdag een energiebehoefte van 13 · 10³ kJ. Hij eet het volgende:
– ’s Morgens 100 g bruin brood met 150 g kaas en 150 g ei. Hij drinkt hier 200 g volle melk bij.
– ’s Middags 200 g bruin brood met 100 g jam en 200 g kroket. Hij drinkt nu 400 g frisdrank.
– ’s Avonds 200 g aardappels, 200 g sperziebonen en 300 g varkensvlees. Hij drinkt hier 400 g bier bij.
– Verder neemt hij tussendoor nog 100 g pinda’s en 100 g banaan. A. Bereken de energiewaarde van zijn voedsel in MJ.
B. Is de energiewaarde van het voedsel van de metselaar in overeenstemming met zijn energiebehoefte (leg uit)?
Op de vrije zondag luiert de metselaar vooral.
C. Leg uit of de energiebehoefte van de metselaar dan groter of kleiner zal zijn dan op een werkdag en geef uitleg waarom.