• No results found

Europese rivierkreeft in Nederland: kansen in Kerkrade

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Europese rivierkreeft in Nederland: kansen in Kerkrade"

Copied!
50
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

I. Roessink en F.G.W.A. Ottburg

Alterra-rapport 2372 ISSN 1566-7197

Meer informatie: www.alterra.wur.nl

Alterra is onderdeel van de internationale kennisorganisatie Wageningen UR (University & Research centre). De missie is ‘To explore the potential of nature to improve the quality of life’. Binnen Wageningen UR bundelen negen gespecialiseerde en meer toegepaste onderzoeksinstituten, Wageningen University en hogeschool Van Hall Larenstein hun krachten om bij te dragen aan de oplossing van belangrijke vragen in het domein van gezonde voeding en leefomgeving. Met ongeveer 40 vestigingen (in Nederland, Brazilië en China), 6.500 medewerkers en 10.000 studenten behoort Wageningen UR wereldwijd tot de vooraanstaande kennisinstellingen binnen haar domein. De integrale benadering van de vraagstukken en de samenwerking tussen natuurwetenschappelijke, technologische en maatschappijwetenschappelijke disciplines vormen het hart van de Wageningen Aanpak.

Alterra Wageningen UR is hèt kennisinstituut voor de groene leefomgeving en bundelt een grote hoeveelheid expertise op het gebied van de groene ruimte en het duurzaam maatschappelijk gebruik ervan: kennis van water, natuur, bos, milieu, bodem, landschap, klimaat, landgebruik, recreatie etc.

Europese rivierkreeft in Nederland:

kansen in Kerkrade

(2)
(3)

Europese rivierkreeft in Nederland:

kansen in Kerkrade

(4)
(5)

Europese rivierkreeft in Nederland:

kansen in Kerkrade

I. Roessink en F.G.W.A. Ottburg

Alterra-rapport 2372

Alterra Wageningen UR Wageningen, 2012

(6)

Referaat

Roessink, I. en F.G.W.A. Ottburg, 2012. Europese rivierkreeft in Nederland: kansen in Kerkrade. Wageningen, Alterra, Alterra-rapport 2372. 48 blz.; 26 fig.; 20 tab.; 17 ref.

Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de gemeente Kerkrade. In dit onderzoek wordt onderzocht of er voor een

herintroductie van de Europese rivierkreeft in zijn oorspronkelijke leefgebied mogelijke geschikte locaties binnen het gebied ‘Park Erenstein’ aanwezig zijn. Om dit te bepalen zijn verschillende waterpartijen in dit gebied geïnventariseerd op hun geschiktheid waarbij gebruik gemaakt is van chemische, fysische en biologische kwaliteitscriteria en de mate van isolatie van het water. De onderzochte waterpartijen lagen in Gaia Zoo park, aan de Cranenweyer of meer geïsoleerd in het gebied.

Uit de inventarisatie blijkt dat er verschillende locaties binnen het gebied aanwezig zijn die direct geschikt lijken voor een uitzetting van Europese rivierkreeften (dit zijn de waterpartij van het muskusossenverblijf, van het gorillaverblijf en die bij de ingang van Gaia Zoo park). Ook zijn er enkele locaties die in hun huidige toestand nog niet geschikt zijn, maar zeker potentieel geschikt te maken zijn (waterpartij bij slingerapen en de vijver bij Nieuw Erenstein). Het voorkomen van grote (roof)vissen en concurrerende Turkse rivierkreeften maken de Cranenweyer zelf en de hiermee verbonden wateren niet geschikt voor het uitzetten van de Europese rivierkreeft.

Trefwoorden: Anselderbeek, Cranenweyer, Europese rivierkreeft (Astacus astacus), Gaia Zoo, gemeente Kerkrade, herintroductie, kasteel Erensteijn, sportvissers, Turkse rivierkreeft (Astacus leptodactylus), visvijvers en waterkwaliteit.

Foto omslag: volwassen mannetje Europese rivierkreeft. Foto: Fabrice Ottburg. Alle foto’s in dit rapport zijn gemaakt door Fabrice Ottburg.

ISSN 1566-7197

Dit rapport is gratis te downloaden van www.alterra.wur.nl (ga naar ‘Alterra-rapporten’). Alterra Wageningen UR verstrekt geen gedrukte exemplaren van rapporten. Gedrukte exemplaren zijn verkrijgbaar via een externe leverancier. Kijk hiervoor op www.rapportbestellen.nl.

© 2012 Alterra (instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek) Postbus 47; 6700 AA Wageningen; info.alterra@wur.nl

– Overname, verveelvoudiging of openbaarmaking van deze uitgave is toegestaan mits met duidelijke bronvermelding.

– Overname, verveelvoudiging of openbaarmaking is niet toegestaan voor commerciële doeleinden en/of geldelijk gewin.

– Overname, verveelvoudiging of openbaarmaking is niet toegestaan voor die gedeelten van deze uitgave waarvan duidelijk is dat de auteursrechten liggen bij derden en/of zijn voorbehouden.

Alterra aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.

Alterra-rapport 2372

(7)

Inhoud

Samenvatting 7

1 Introductie 9

1.1 Algemeen 9

1.2 Europese rivierkreeften 9

1.3 Europese rivierkreeften in Nederland 10

1.4 Mogelijkheden voor een populatie in Kerkrade 12

2 Resultaten inventarisatie 15 3 Discussie 39 3.1 Biochemische situatie 39 3.2 Fysieke situatie 40 3.3 Biologische situatie 40 4 Conclusie 43 5 Dankwoord 45 6 Referenties 47

(8)
(9)

Samenvatting

In opdracht van gemeente Kerkrade heeft Alterra onderzocht of er binnen het gebied ‘Anstelvallei’

mogelijkheden bestaan voor het succesvol uitzetten van Europese rivierkreeften (Astacus astacus). De hier aanwezige wateren zijn beoordeeld op hun chemische, fysieke en biologische karakteristieken en ook op hun mate van isolatie. De onderzochte wateren beslaan verschillende waterpartijen binnen het Gaia Zoo park, de kasteelgracht, visvijvers en de Craneweyer. Ook zijn twee monsterpunten in de Anselderbeek meegenomen. Hoewel er in verschillende wateren hoge stikstofgehalten gemeten zijn, vormen deze geen belemmering voor het voorkomen van kreeften. De kasteelgracht, de visvijvers en de Cranenweyer zelf, zijn op basis van de biochemische en fysieke inventarisaties goede locaties. Ze worden echter door de biologische situatie toch niet geschikt bevonden. Dit komt doordat hier al de Turkse rivierkreeft (Astacus leptodactylus) voorkomt en/of een populatie grote vis aanwezig is die op rivierkreeft predeert. Beide zijn situaties die een succesvolle introductie van de Europese rivierkreeft zullen bemoeilijken.

De locaties die in hun huidige toestand direct geschikt zijn voor de Europese rivierkreeft zijn de waterpartijen in Gaia Zoo bij de muskusossen en de gorilla’s. De grootte van de waterpartijen gaf niet de indruk dat deze (regelmatig) voor onderhoud geleegd moeten worden. Als dit onverhoopt toch gebeurt, beïnvloedt dit zeker de geschiktheid van deze locaties. Buiten het park is de Anselderbeek geschikt bevonden. De beek valt onder het beheer van het Waterschap Roer en Overmaas.

Locaties die met enkele ingrepen geschikt te maken zijn, zijn de waterpartij bij de slingerapen en de vijver bij Nieuw Erenstein. Voor de waterpartij bij de slingerapen geldt dat het zuurstofgehalte, dat op dit moment onvoldoende is, met actieve beluchting verhoogd kan worden tot een acceptabel niveau. Hierbij moet worden opgemerkt dat eventuele negatieve neveneffecten van beluchten in de winterperiode op dit moment niet duidelijk zijn. Als de lage zuurstofgehalten worden veroorzaakt door opeenhopingen van organisch materiaal is dit te verhelpen door de waterpartij alleen te schonen. De vijver bij ‘Nieuw Erenstein’ vergt een aanpassing van de huidige oppervlakte en diepte van de waterpartij. Ook zal het huidige visbestand aangepakt moeten worden. Verder wordt aangeraden om, als er voor gekozen wordt om Europese rivierkreeften in een water uit te zetten, voor deze locatie een beheersplan op te stellen. Een dergelijk plan bevat, maar hoeft zeker niet gelimiteerd te zijn tot, onderdelen als hoe om te gaan met (periodiek) onderhoud van de waterpartij en de monitoring van de populatie uitgezette dieren.

(10)
(11)

1

Introductie

1.1

Algemeen

De Europese rivierkreeft (Astacus astacus) komt van oudsher voor in, met name, het oostelijk deel van Nederland en is de grootste zoetwater ongewervelde die ons land rijk is. In de vorige eeuw is het aantal Europese rivierkreeften echter sterk teruggelopen en voor zover officieel bekend, is er op dit moment nog maar één populatie over, die gesitueerd is in het beheersgebied van Geldersch Landschap (Ottburg en Roessink, 2012). In samenwerking met Alterra is Geldersch Landschap aan het onderzoeken hoe deze laatste populatie kreeften is uit te breiden en er mogelijk nieuwe populaties mee te starten.

Dit rapport is een inventarisatie voor één van deze mogelijke plekken voor een nieuwe populatie. Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de gemeente Kerkrade waarbij onderzocht is of er binnen het Anstelvallei in Kerkrade mogelijkheden liggen voor het introduceren van een populatie Europese rivierkreeften.

1.2

Europese rivierkreeften

De Europese rivierkreeft (Astacus astacus) is de meest voorkomende inheemse soort in Europa en ook de enige die oorspronkelijk in Nederland voorkomt (Figuur 1). De Europese rivierkreeft is te onderscheiden van de zoetwaterkreeft (Austropotamobius pallipes), de steenkreeft (Austropotamobius torrentium), en de Turkse rivierkreeft (Astacus leptodactylus) door de roodkleurige onderkant van scharen en poten. De bovenzijde is naar gelang de vindplaats, lichter of donkerder gekleurd en wisselt van bruin tot olijfgroen en zelfs blauw (Schot en Verdonschot, 1996). De soort komt in zoet en redelijk koel, zuurstofrijk water voor. Mannetjes kunnen een grootte van 16 cm bereiken, de vrouwtjes blijven iets kleiner (Skurdal en Taugbol, 2002). Europese rivierkreeften zijn vooral ’s nachts actief en zijn echte omnivoren met een zeer breed dieet dat bestaat uit allerlei aquatische ongewervelden, aas, (water)planten en organisch materiaal (Nyström et al., 1996). Overdag rusten de dieren onder overhangende oeverbegroeiingen in al dan niet zelf gegraven schuilplaatsen tussen (boom)wortels en stenen.

De Europese rivierkreeft kan tot 15 jaar oud worden en is pas na 3 tot 5 jaar, bij een grootte van 6,2 tot 8,5 cm, geslachtsrijp (Meyer et al., 2007; Skurdal and Taugbol, 2002). De paartijd begint als in de herfst de watertemperatuur daalt (oktober-november). De eieren worden ongeveer vijf maanden lang door het vrouwtje onder de staart (vastgehecht aan de pleopoden) meegedragen. Een vrouwtje draagt 80 tot 200 eieren met zich mee. Hoewel er een positieve relatie is tussen het aantal eieren en de grootte van het vrouwtje, is er een grote variabiliteit tussen individuen aanwezig (Taugbol et al., 1988). Rond de maand mei komen de eieren uit waarna de kleine kreeftjes eerst nog enige tijd bij de moeder blijven. Pas na enkele vervellingen verlaten de jonge kreeften hun moeder definitief om hun eigen weg te gaan. Het aantal malen dat de jongen in hun eerste jaar verschalen is afhankelijk van de watertemperatuur en het voedselaanbod. Als de dieren ouder worden neemt het aantal verschalingen per jaar af, tot maar één of twee keer per jaar (Skurdal en Taugbol, 2002). Dit verschalen is nodig omdat kreeften een hard pantser hebben en alleen kunnen groeien door het oude pantser af te werpen en een nieuwe te maken.

(12)

Figuur 1.

Een mannelijk exemplaar van de Europese rivierkreeft (Astacus astacus) uit de laatste populatie die Nederland anno 2012 nog kent.

In vrijwel alle leefgebieden binnen Europa staan populaties van Europese rivierkreeften onder druk. Hiervoor zijn meerdere oorzaken aan te wijzen, die variëren van eutrofiering, verzuring, habitat vernietiging,

overexploitatie, toxische stoffen, waterpeil verlaging, habitat fragmentatie tot de introductie van exotische rivierkreeften en ziekten.

In de 20ste eeuw zijn verschillende soorten exotische kreeften geïntroduceerd in Nederland. Dit waren allemaal

soorten die oorspronkelijk uit de Verenigde Staten komen en via verschillende routes Nederland wisten te bereiken. Deze soorten zijn direct geïmporteerd vanwege hun gastronomische waarde, hebben zich via grensoverschrijdende wateren toegang verschaft of zijn ontsnapte ‘huisdieren’ uit de tuinvijver. Deze exotische kreeften beïnvloedden de inheemse kreeftenpopulaties zeer sterk doordat er concurrentie optrad om

schuilplaatsen en voedsel (Gherardi, 2006), maar vooral door de introductie van de zogenaamde

‘kreeftenpest’. Dit is een fatale schimmelziekte veroorzaakt door Aphanomyces astaci waartegen de exotische kreeften uit de VS immuun zijn maar de inheemse is dit niet (Geiger et al., 2005).

1.3

Europese rivierkreeften in Nederland

Ook in Nederland was de Europese rivierkreeft een algemeen voorkomende soort in beken, rivieren, meren en poelen. In de literatuur wordt tot omstreeks 1900 met betrekking tot de aantallen vaak gesproken in termen als ‘algemeen’ of ‘talrijk’ en werd de soort nog voor consumptiedoeleinden gevangen (Schot en Verdonschot, 1996). De vroegst gevonden melding van een Europese rivierkreeft in Nederland stamt uit 1160 in de Maas bij Nijmegen (Geelen, 1975). Verdonschot en collega’s (1996) hebben alle gevonden meldingen in de literatuur in kaart gebracht waaruit een historisch verspreidingsbeeld naar voren komt. Dit beeld laat zien in welke Nederlandse stroomgebieden de Europese rivierkreeft algemeen is geweest (Figuur 2).

(13)

Figuur 2.

Waarnemingen van Europese rivierkreeften in Nederland tot circa 1960 (naar Verdonschot et al., 1996)

Uit de periode van 1900 tot circa 1947 zijn er beduidend minder vangstmeldingen van Europese rivierkreeften in Nederland. Her en der wordt er melding gemaakt van het verdwijnen van de soort door kreeftenpest, watervervuiling en normalisatie (Schot en Verdonschot, 1996). Met uitzonderingen van het gebied van Geldersch Landschap rondom Arnhem zijn er geen meldingen van Europese rivierkreeften meer na 1984 (Schot en Verdonschot, 1996) en voor zover officieel bekend, gaat het hier om de laatste Europese populatie rivierkreeften in Nederland.

(14)

1.4

Mogelijkheden voor een populatie in Kerkrade

Een mogelijke locatie waar de soort weer geïntroduceerd kan worden zou het gebied ‘Erenstein’ in Kerkrade kunnen zijn (Figuur 3). Zoals te zien is in Figuur 3 A bevindt de gemeente Kerkrade zich binnen het voormalige verspreidingsgebied van de Europese rivierkreeft in Nederland. Dit betekent dat, als hier een geschikte plaats voor een nieuwe populatie gevonden kan worden, de soort weer in een deel van het oorspronkelijke leefgebied teruggeplaatst kan worden. Hierbij komen de dieren dus niet op een plek terecht waar ze eigenlijk niet thuis horen.

Figuur 3.

De ligging van Kerkrade in Nederland (A) en een detail weergave van de waterpartijen binnen het Anstelvallei (B).

In 2003 is door Niewold een inventarisatie uitgevoerd naar de geschiktheid van enkele sprengbeeksystemen op de Zuidelijke Veluwe voor herintroductie van de Europese rivierkreeft (Niewold, 2003). Hoewel Niewold dertien selectiecriteria gebruikt om de wateren te screenen op hun geschiktheid, zijn deze in dit rapport tot drie hoofdzaken teruggebracht. De geschiktheid van de locaties voor introductie van de Europese rivierkreeft is getoetst op de biochemische, fysieke plus biologische gesteldheid en de mate van isolatie van het water in kwestie.

Binnen de biochemische gesteldheid werd gekeken naar opgelost zuurstofgehalte, zuurgraad (pH), elektrisch geleidend vermogen (EGV), maar ook naar de samenstelling van het water wat betreft calcium (Ca), ijzer (Fe),

cadmium (Cd), koper (Cu), mangaan (Mn), totaal fosfor (P), fosfaat (P-PO4), ammonium (N-NH4), nitraat en nitriet

(N-(NO3+NO2)) en totaal stikstof (N). De nutriënten totaal fosfor, fosfaat, ammonium, totaal stikstof, nitraat en

nitriet werden gemeten om de voedselrijkheid van het water te onderzoeken. Calcium werd gemeten omdat dit een belangrijk element is voor de opbouw van een kreeftenskelet. De overige elementen ijzer, cadmium, koper en mangaan zijn gemeten omdat een hoge concentratie van (één van) deze elementen kan duiden op een mogelijke verontreiniging van de sliblaag of een ongewenste grote ophoping van slib. Bij de fysieke

gesteldheid werd onder andere gelet op het type bodemsubstraat, de aanwezigheid van schuilplaatsen, vorm van de oever en randbegroeiing. De biologische parameters omvatten aanwezigheid van andere kreeften (mogelijke dragers van de kreeftenpest) en de aanwezigheid van vis. De mogelijke aanwezigheid van vis en (andere) kreeften is vastgesteld met interviews met enkele aanwezige sportvissers en inventarisatierondes overdag en ’s nachts. Wanneer waargenomen, werden kreeften gevangen. Verschillende exemplaren werden

Cranenweyer Visvijver 2 Slotgracht kasteel Erenstein Nieuw Erenstein Visvijver 1 Bospoel/blusvijver RWZI Zuiveringsinstallatie Anselderbeek A B

(15)

ingevroren en op een later stadium werden DNA analyses uitgevoerd om de aanwezigheid van de kreeftenpest

schimmel Aphanomyces astacii te onderzoeken. In totaal zijn 19 punten in 18 wateren onderzocht (Tabel1).

Van de monsterpunten 1, 2, 4, 6-16 zijn watermonsters genomen voor chemische analyse.

Figuur 4.

Inzet van fuiken voor het vangen van mogelijk aanwezige rivierkreeften.

Het onderzoeken van de aanwezigheid van rivierkreeften werd uitgevoerd door nachtelijke schijnronden met de zaklamp en het gebruik van kreeftenfuiken. De fuiken werden, voorzien van kattenvoer, overdag geplaatst. De fuiken werden altijd met één hoek boven het wateroppervlak geplaatst zodat als er een amfibie of

waterroofkever in de fuik zou zwemmen, deze altijd lucht kan krijgen. Na een nacht werden de fuiken geleegd en werd gekeken of er kreeften gevangen waren.

De mate van isolatie van een water wordt belangrijk gevonden omdat een uitzetting van Europese

rivierkreeften met een relatief gering aantal zal plaatsvinden. Deze startpopulatie is daarmee dus gevoelig voor verstoringen van buitenaf. Hoe moeilijker dergelijke verstoringen kunnen plaatsvinden, hoe beter een water op dit punt scoort. Locaties waarbij mensen uit het water kunnen halen of waarbij kreeften die het land opkruipen direct in contact met mensen komen worden minder geschikt geacht. Als locaties voor educatieve doeleinden gebruikt moeten worden, stellen wij of aquaria of een waterpartij die beter is afgesloten, bijvoorbeeld een zogenaamde invalide vijver (vijver met inkijk ruit aan de zijkant), voor.

Tabel 1.

Lijst van monsterpunten

Monsterpunt Locatie Omschrijving

1 Nieuw Erenstein Vijver met kleine beekloop

2 Bospoel/blusvijver Nabij RWZI gelegen poel

3 Cranenweyer Uitlaat van het meer

4 Cranenweyer Noordzijde meer

5 Cranenweyer Middendeel, boven stuw

6 Visvijver 1 1ste vijver vanaf de Cranenweyer

7 Visvijver 2 2de vijver vanaf de Cranenweyer

8 Kasteelgracht Gracht slot Erenstein

9 Anselderbeek Ter hoogte van kasteel Erenstein

10 Anselderbeek Bovenstrooms van kasteel Erenstein (inlaat gracht)

11 Gaia Zoo Oude vijverpartij

12 Gaia Zoo Oude vijverpartij

13 Gaia Zoo Waterloop nabij ingang park

14 Gaia Zoo Vijver bij oude kraanvogelverblijf

15 Gaia Zoo Verdeelbassin

16 Gaia Zoo Waterpartij dierverblijf boshonden

17 Gaia Zoo Waterpartij dierverblijf muskusossen

18 Gaia Zoo Waterpartij dierverblijf slingerapen

(16)

De precieze ligging van de waterpartijen in Gaia Zoo evenals de hier aanwezige pompinstallaties en waterverdeling is weergegeven in Figuur 5. Hierbij moet opgemerkt worden dat de selectie van de

bemonsterde wateren in overleg met medewerkers van Gaia Zoo heeft plaats gevonden. Dit leken de meest veel belovende water partijen en omvatten niet alle in het park aanwezige vijvers. Waterpartijen zoals bij de dwergnijlpaarden (die wekelijks geleegd en met de hoge druk spuit schoongespoten worden) of bij de otters (dieren die kreeft op hun menu hebben staan) waren bij voorbaat niet geschikt en vielen logischerwijs buiten deze selectie.

Figuur 5.

Plattegrond van Gaia Zoo met daarin weergegeven de verschillende waterpartijen, pompinstallaties en waterverdeling binnen het park. Bron: Gaia Zoo.

(17)

2

Resultaten inventarisatie

1. Vijver Nieuw Erenstein.

Dit is een ondiepe vijver die gevoed wordt door een kleine beekloop. Vanuit de vijver loopt deze beek via een duiker onder de weg door, waarna de beek vervolgens vrij stroomt in het weiland. Dit weiland wordt weer richting de Cranenweyer verlaten via een duikerbuis. Onbekend is in hoeverre deze in open verbinding kan staan met de Cranenweyer. De vijver ligt pal voor Nieuw Erenstein in een omheinde weide, waar op het moment van inventariseren enkele paarden liepen. Er is een dikke sliblaag van 20 tot 30 cm aanwezig en de

vijver is voor ongeveer 1/3 deel dicht gegroeid met scherpe zegge (Carex acuta). In de vijver zwemmen twee

schubkarpers en drie koikarpers rond, allemaal vissen van >60 cm lengte. Hierbij moet worden opgemerkt dat de waterdiepte zo gering is dat de karpers met de rug boven het water uitkwamen en op sommige stukken alleen maar konden zwemmen door op hun flank te kantelen. Dat deze omstandigheden verre van optimaal zijn

voor deze dieren mag duidelijk zijn. Verder werden bastaardkikker (Pelophylax kl. esculentus), oeverlibel

(Orthetrum cancellatum), platbuik (Libellula depressa) en vuurjuffer (Pyrrhosoma nymphula) waargenomen.

Tabel 2.

Gemeten waarden vijver Nieuw Erenstein.

Parameter Waarde EGV (µS/cm) 150.6 pH 7.35 O2 (mg/L) 13.23 Temperatuur (°C) 27.2 Ca (mg/L) 89.1 Fe (mg/L) - P (mg/L) - Cd (µg/L) - Cu (µg/L) 0.42 Mn (µg/L) 5.26 N - NH4 (mg/L) 0.12 N - (NO3+NO2) (mg/L) 5.75 Nts (mg/L) 6.3 P - PO4 (mg/L) - Figuur 6

(18)

De waterkwaliteitsparameter opgelost zuurstof (O2) geeft een zeer goede waarde weer en de pH waarde is licht basisch (>7). De temperatuur is wat aan de hoge kant, dit wordt veroorzaakt door de afwezigheid van schaduw en het lage peil waardoor het water snel opwarmt. Opvallend is dat de vijver, die gevoed wordt door een beekje, een verhoogd stikstofgehalte heeft.

In beken in Limburg en Twente wordt de in de kader richtlijnwater voorgestelde norm van 2 mg/l wel vaker overschreden en dit wordt meestal veroorzaakt door bovenstrooms landbouwkundig gebruik en/of

stikstofrijke kwel. Hoewel dit niet per definitie een probleem vormt voor kreeften resulteert dit wel in een score voor voldoende van het chemisch criterium.

Parameter Onvoldoende Matig Voldoende Goed

Chemisch Fysisch Biologisch

Mate van isolatie ?

Voor de parameters fysisch en biologisch scoort deze waterpartij onvoldoende. Voor het fysische aspect wordt dit veroorzaakt door de schaal. De vijver zelf is slechts enkele meters in doorsnede, maar maakt onderdeel uit van een beek. Er bestaan mogelijkheden om de schaal te vergroten. Dit kan direct al door het water op diepte te brengen en open te maken. Indirect kan de schaal worden vergroot door meerdere retentie-vijvers aan de beek te koppelen.

De slechte biologische scoren wordt voornamelijk veroorzaakt door de aanwezigheid van grote karpers. Als de vis verwijderd kan worden en de morfologie van de vijver kan worden aangepast, kunnen hier mogelijkheden ontstaan. De mate van isolatie heeft meer aandacht nodig. Op dit moment is niet duidelijk of de vijver in de winter en het voorjaar in open verbinding staat met de Cranenweyer en of mogelijke concurrenten en of predatoren vanuit de Cranenweyer deze vijver kunnen bereiken.

(19)

2. Bospoel/blusvijver

Dit is een relatief kleine poel omringd door grauwe wilg, elzen en kleiner blijvende bosschages. De poel ligt aan een B-weg en is goed bereikbaar. Het wateroppervlak is volledig overdekt met kroos en dit wijst op eutrofe (voedselrijke) omstandigheden. Er is verder geen duidelijke instroom of uitstroom van water waar te nemen. Hierdoor wordt aangenomen dat dit een grotendeels stilstaand water is. De bodem is zeer zacht en door de steile oever en kroosbedekking niet goed te karakteriseren.

Tabel 3.

Gemeten waarden Bospoel/blusvijver

Parameter Waarde EGV (µS/cm) 614 pH 7.32 O2 (mg/L) 0.37 Temperatuur (°C) 21.1 Ca (mg/L) 69.3 Fe (mg/L) - P (mg/L) - Cd (µg/L) - Cu (µg/L) 0.37 Mn (µg/L) 3.77 N - NH4 (mg/L) 0.18 N - (NO3+NO2) (mg/L) 0.83 Nts (mg/L) 1.5 P - PO4 (mg/L) - Figuur 7

Het volledig met eendenkroos bedekte wateroppervlak duidt erop dat de bospoel/blusvijver zeer voedselrijk is.

De voedselrijkdom van het water wordt bevestigd door het hogere EGV, dit betekent dat er meer ionen (voedingszouten) aanwezig zijn. Dat ditzelfde beeld niet terug komt in de waarden van de fosfaat- en stikstofvormen (Tabel 3) heeft te maken met het feit dat deze stoffen voor het overgrote deel in de

waterbodem zitten en wanneer ze hieruit vrij komen direct door het kroos opgenomen worden. De pH is licht basisch. Het water is echter vrijwel zuurstofloos. Dit is een bekend probleem bij een volledige bedekking met kroos en heeft tot gevolg dat in dergelijke wateren maar zeer weinig dieren kunnen overleven. Er is tijdens de inventarisatie ook geen aquatische fauna waargenomen.

Parameter Onvoldoende Matig Voldoende Goed

Chemisch Fysisch Biologisch Mate van isolatie

De bospoel/blusvijver scoort op alle vier criteria een onvoldoende. Vooral door de zuurstofloosheid van het water, de schaal en de mate van isolatie is deze poel niet geschikt voor het uitzetten van Europese rivierkreeften.

(20)

3. Cranenweyer uitlaat

Dit is de uitstroom van het Cranenweyer stuwmeer. Hier zijn alleen de EGV, ph, O2 en temperatuur gemeten

(Tabel 4). De EGV-waarde geeft aan dat het water redelijk voedselrijk is. Het water is licht basisch (pH>7) en het zuurstofgehalte is in orde. Hierbij moet worden opgemerkt dat de monsterpunt zich na enkele betonnen constructies bevond, waarbij het passerende water extra turbulentie ondervindt en daarmee extra zuurstof kan opnemen.

Tabel 4.

Gemeten waarden Cranenweyer uitlaat

Parameter Waarde EGV (µS/cm) 585 pH 7.3 O2 (mg/L) 8.7 Temperatuur (°C) 23.2 Figuur 8

Uitlaat van de Cranenweyer op de noordoever.

Er werden op deze locatie enkele riviergrondels (Gobio gobio) en veel zwanenmosselen (Anodonta cygnea) waargenomen die karakteristiek zijn voor stromende systemen. Omdat het hier om de uitlaat van de

(21)

4. Cranenweyer - Noordelijke oever

Dit monsterpunt is een grindstrand met hier en daar enkele grotere rotsblokken. Er staan veel wilgen tot aan het water. Er is overdag een zichtwaarneming van een brasem gedaan, dit was echter een dood exemplaar. De nachtelijke observatieronde (o.a. op zicht schijnen met een zaklamp) resulteerde in onverwacht veel waarnemingen van de Turkse rivierkreeft (Astacus leptodactylus) en een enkele Schele Pos (Gymnocephalus cernua).

Figuur 9

Volwassen mannetje Turkse rivierkreeft (Astacus leptodactylus). Tabel 5.

Gemeten waarden Cranenweyer - Noordelijke oever

Parameter Waarde EGV (µS/cm) 585 pH 8.22 O2 (mg/L) 11.83 Temperatuur (°C) 25 Ca (mg/L) 45.3 Fe (mg/L) - P (mg/L) - Cd (µg/L) 0.005 Cu (µg/L) 1.03 Mn (µg/L) 1.46 N - NH4 (mg/L) 0.25 N - (NO3+NO2) (mg/L) 4.25 Nts (mg/L) 5.3 P - PO4 (mg/L) 0.037

(22)

Figuur 10

Impressie van de noordelijke oever van de Cranenweyer.

De EGV-waarde geeft aan dat het water redelijk veel ionen bevat en waarschijnlijk voedselrijk is (Tabel 5). Dit wordt bevestigd door de gemeten stikstofwaarden. Deze geven verder aan dat het meeste van de opgeloste stikstof (Nts) in de vorm van nitraat en/of nitriet (NO3 + NO2) aanwezig is. De pH is basisch en het

zuurstofgehalte is hoog (> 10 mg/L).

Parameter Onvoldoende Matig Voldoende Goed

Chemisch Fysisch Biologisch Mate van isolatie

Voor het fysische criterium scoort de Cranenweyer een goed, terwijl op basis van het aanwezige

stikstofgehalte een voldoende wordt gescoord bij het chemische criterium. In het kader van herintroductie van de Europese rivierkreeft zal worden gewerkt met relatief lage aantallen van deze soort. Het voorkomen van predatoren zoals karper, baars, brasem en blankvoorn is daarom in eerste instantie ongewenst. Ook de aanwezigheid van concurrerende Turkse rivierkreeften zorgt ervoor dat de Cranenweyer ongeschikt is voor het uitzetten van Europese rivierkreeften.

(23)

5. Cranenweyer - middenstuk boven de stuw

Op deze plek wordt het stuwmeer in tweeën gesplitst door een kleine stuw. Over deze stuw ligt een brug over het meer. Op deze plaats bestaat de oever voornamelijk uit zand met enkele grote stenen. Tijdens de

inventarisatie werden er vier grote brasems (Abramis brama) en kleine baars (Perca fluviatilis) waargenomen.

Tabel 6.

Gemeten waarden Cranenweyer - middenstuk boven de stuw

Parameter Waarde EGV (µS/cm) 588 pH 8.87 O2 (mg/L) >20 Temperatuur (°C) 25.9 Figuur 11

Overzicht van de Cranenweyer, het enige stuwmeer dat Nederland rijk is. Sportvisserij is een veel beoefende lifestyle op de Cranenweyer.

De gemeten waterkwaliteitsparameters geven hetzelfde beeld weer als bij de eerdere monsterpunten, namelijk een relatief wat hogere EGV-waarde karakteristiek voor voedselrijker water en een redelijk hoge pH en

zuurstofgehalte en dit wijst op een zeer productief systeem.

Parameter Onvoldoende Matig Voldoende Goed

Chemisch Fysisch Biologisch Mate van isolatie

Voor het midden-gedeelte van de Cranenweyer kunnen dezelfde conclusies worden getrokken zoals die zijn weergegeven bij de noordelijke oever.

(24)

6. Visvijver 1

Dit is de eerste visvijver gerekend vanaf de Cranenweyer. De vijver heeft een zanderige bodem en is omringd door zwarte els (Alnus glutinosa). Faunistische waarnemingen overdag betroffen een schooltje van vijftien baarsjes (Perca fluviatilis), futen (Podiceps cristatus), Canadese gans (Branta canadensis) paddenlarven (Bufo bufo) en volwassen exemplaren van de bastaardkikker (Pelophylax kl. esculentus), waterwantsen, verschillende waterjuffers en keizerlibel (Anax imperator). ’s Nachts werden blankvoorn (Rutilus rutilus), baars (Perca fluviatilis), snoek (Esox lucius), zeelt (Tinca tinca) en verschillende exemplaren van de Turkse rivierkreeft (Astacus leptodactylus) waargenomen.

Tabel 7.

Gemeten waarden Visvijver 1

Parameter Waarde EGV (µS/cm) 598 pH 7.95 O2 (mg/L) 7.39 Temperatuur (°C) 25.1 Ca (mg/L) 53.2 Fe (mg/L) - P (mg/L) - Cd (µg/L) - Cu (µg/L) 0.51 Mn (µg/L) 0.94 N - NH4 (mg/L) 0.36 N - (NO3+NO2) (mg/L) 2.48 Nts (mg/L) 3.6 P - PO4 (mg/L) - Figuur 12

(25)

Het water is voedselrijk en licht basisch (pH>7). De zuurstofgehalten zijn in een goede ordegrootte voor aquatische organismen zoals rivierkreeften. Echter ook hier scoort het criterium chemisch op basis van het aanwezige stikstofgehalte een voldoende.

Parameter Onvoldoende Matig Voldoende Goed

Chemisch Fysisch Biologisch Mate van isolatie

Hetzelfde kan worden gezegd voor het fysische criterium. De vijver is voldoende groot en omzoomd met begroeiing die de benodigde beschaduwing en schuilplaatsen voor kreeften waarborgt. De mate van isolatie en het voorkomen van concurrenten (Turkse rivierkreeft) en predatoren in de vorm van vissen zorgen ervoor dat visvijver 1 ongeschikt is voor het uitzetten van Europese rivierkreeften.

7. Visvijver 2

Dit is de tweede vijver gerekend vanaf de Cranenweyer. Ook deze vijver heeft een zanderige bodem, maar het water was erg troebel en dit verhinderde gedetailleerde waarnemingen. Er kon overdag wel visactiviteit worden vastgesteld maar er werd geen daadwerkelijke vis waargenomen. ’s Nachts werden er bittervoorn (Rhodeus amarus), snoek (Esox lucius), blankvoorn (Rutilus rutilus) en paddenlarven waargenomen. De vijver wordt omringd door een oevervegetatie gedomineerd door scherpe zegge (Carex acuta) en lisdodde (Typha latifolia).

Tabel 8.

Gemeten waarden Visvijver 2

Parameter Waarde EGV (µS/cm) 530 pH 9.03 O2 (mg/L) >20 Temperatuur (°C) 25.9 Ca (mg/L) 34.4 Fe (mg/L) - P (mg/L) - Cd (µg/L) 0.006 Cu (µg/L) 1.01 Mn (µg/L) 1.46 N - NH4 (mg/L) 0.13 N - (NO3+NO2) (mg/L) 4 Nts (mg/L) 5.1 P - PO4 (mg/L) -

Ook hier is het water voedselrijk en basisch (pH>7). Het water is volledig verzadigd met zuurstof en het is een systeem waarin volop primaire productie (fotosynthese door algen en waterplanten) plaatsvindt.

Parameter Onvoldoende Matig Voldoende Goed

Chemisch Fysisch Biologisch Mate van isolatie

Voor visvijver 2 kunnen dezelfde conclusies worden getrokken als visvijver 1 met uitzondering van het wel of niet voorkomen van Turkse rivierkreeften. Deze soort is hier tijdens het veldbezoek niet aangetroffen. Hierbij moet worden opgemerkt dat visvijver 1 ten tijde van het veldbezoek troebel was en dit maakte het

inventariseren met behulp van een zaklamp onmogelijk. Ook de geplaatste fuik leverde geen resultaat op. Hierbij moet worden opgemerkt dat dit laatste geenszins een garantie is dat er hier geen kreeften voorkomen.

(26)

In de Craneweyer zaten ook niet in alle uitgezette fuiken een kreeft, terwijl hier toch een grote populatie Turkse rivierkreeften aanwezig was.

Figuur 13

Overzicht vVsvijver 2, waar diverse ‘hengelstekken’ aanwezig zijn.

8. Kasteelgracht slot Erenstein

Het water van de gracht was erg troebel waardoor de bodem van de gracht niet duidelijk gekarakteriseerd kon worden. In de inventarisatierondes in het licht en het donker werd duidelijk dat er in de gracht grote karper (Cyprinus carpio) en brasems (Abramis brama) aanwezig waren (meer dan tien individuen van elke soort werden waargenomen). Ook zwom er blankvoorn (Rutilus rutilus) en bittervoorn (Rhodeus amarus) in de gracht. Uit gesprekken met hier aanwezige vissers bleek dat er ook Europese meerval (Silurus glanis) aanwezig is.

Tabel 9.

Gemeten waarden kasteelgracht slot Erenstein

Parameter Waarde EGV (µS/cm) 547 pH 8.78 O2 (mg/L) 20.06 Temperatuur (°C) 24.3 Ca (mg/L) 45.4 Fe (mg/L) - P (mg/L) 0.15 Cd (µg/L) 0.008 Cu (µg/L) 1.22 Mn (µg/L) 1.65 N - NH4 (mg/L) 0.96 N - (NO3+NO2) (mg/L) 5.92 Nts (mg/L) 8.2 P - PO4 (mg/L) 0.112

(27)

Figuur 14

De slotgracht rondom Kasteel Erenstein.

Het water van de gracht is voedselrijk en basisch (pH>7). Verder is het water volledig verzadigd met zuurstof.

Parameter Onvoldoende Matig Voldoende Goed

Chemisch

Fysisch ?

Biologisch Mate van isolatie

Op basis van het aanwezige stikstofgehalte scoort de slotgracht een voldoende voor het chemische criterium. De fysische waarden scoren een voldoende met een vraagteken: de grootte en diepte van de gracht zijn voldoende, maar de structuur in de gracht (onder andere aanwezigheid van schuilmogelijkheden) is onbekend en het ontbreken van voldoende beschaduwing langs dit water (in de vorm van bomen) bepalen deze score. De mate van isolatie en het voorkomen van predatoren in de vorm van vissen zorgen ervoor dat de slotgracht niet geschikt is voor het uitzetten van Europese rivierkreeften. Onbekend is of in de slotgracht ook Turkse rivierkreeften aanwezig zijn, waarbij de kanttekening moet worden geplaatst dat er geen fuik is uitgezet en het water te troebel was om te kunnen inventariseren met een zaklamp.

(28)

9. Anselderbeek

Dit monsterpunt is het deel van de beek ter hoogte van kasteel Erenstein. De bedding bestaat uit kiezel en keien met hier en daar zachtere zandafzettingen. De beek ligt beschaduwd tussen steile oevers die zijn begroeid met verschillende soorten bomen en struikgewas. Tijdens de inventarisaties werden jonge vis van onbekende afkomst, bruine kikkers (Rana temporaria), watervlokreeften (Gammarus sp.), riviergrondel (Gobio gobio), blankvoorn (Rutilus rutilus), maar geen kreeften waargenomen. Het water was troebel maar dit had waarschijnlijk te maken met werkzaamheden bovenstrooms, waarbij pijlers voor een voetgangersbrug werden aangebracht. In de beek werden geen rivierkreeften waargenomen.

Tabel 10.

Gemeten waarden Anselderbeek

Parameter Waarde EGV (µS/cm) 547 pH 8.78 O2 (mg/L) 20.06 Temperatuur (°C) 24.3 Ca (mg/L) 63.9 Fe (mg/L) - P (mg/L) - Cd (µg/L) 0.014 Cu (µg/L) 1 Mn (µg/L) 0.89 N - NH4 (mg/L) 0.04 N - (NO3+NO2) (mg/L) 10.5 Nts (mg/L) 10.6 P - PO4 (mg/L) 0.033 Figuur 15

(29)

Het water was voedselrijk en bevatte veel stikstof in de vorm van nitraat en/of nitriet. Verder was het water basisch, goed voorzien van calcium en volledig verzadigd met zuurstof. Dit laatste werd veroorzaakt doordat het water bovenstrooms een kleine waterval passeerde waardoor er door de zo veroorzaakte turbulentie extra zuurstof in het water opgenomen kan worden. Voor het chemische criterium scoort dit deel van de beek een voldoende.

Voor het fysische en biologische aspect geldt dat de Anselderbeek is beoordeeld vanaf visvijver 1 tot aan de weg na de zuiveringsinstallatie. Er is voldoende structuur in de vorm van schuilplaatsen, boomstronken, stenen en dergelijke aanwezig evenals begroeiing door het beekbegeleidend bos. Omdat niet het gehele

bovenstroomse gedeelte van de Anselderbeek is onderzocht (dit viel buiten de scope van de opdracht) en daarmee dus onbekend is hoe hier de situaties zijn scoort de beek voor fysisch en biologisch goed met een vraagteken.

Parameter Onvoldoende Matig Voldoende Goed

Chemisch

Fysisch ?

Biologisch ?

(30)

10. Anselderbeek

Dit monsterpunt bevindt zich net bovenstrooms van kasteel Erenstein. Hier bevindt zich ook een waterinlaatpunt, dat vermoedelijk dient om de gracht van vers water te voorzien. Het substraat op de beekbodem is steenachtig en ook hier wordt de beek begeleid door steile oevers met (op plekken sterk gesnoeide) begroeiing. Er is een oude zuiveringsinstallatie aanwezig die uitmondt in de beek. De installatie lijkt op het oog echter al geruime tijd niet meer in gebruik te zijn. Tijdens de inventarisatierondes werd jonge vis, driedoornige stekelbaars (Gasterosteus aculeatus), bruine kikker (Rana temporaria) en riviergrondel (Gobio gobio) waargenomen. In de beek werden geen rivierkreeften waargenomen.

Tabel 11.

Gemeten waardes Anselderbeek - bovenstrooms slot Erenstein

Parameter Waarde EGV (µS/cm) 703 pH 8.2 O2 (mg/L) 8.77 Temperatuur (°C) 21.1 Ca (mg/L) 62 Fe (mg/L) - P (mg/L) - Cd (µg/L) 0.012 Cu (µg/L) 0.68 Mn (µg/L) 2.37 N - NH4 (mg/L) 0.04 N - (NO3+NO2) (mg/L) 10.5 Nts (mg/L) 11.2 P - PO4 (mg/L) 0.026 Figuur 16

(31)

Parameter Onvoldoende Matig Voldoende Goed Chemisch

Fysisch ?

Biologisch ?

Mate van isolatie

De conclusies voor monsterpunt 10 van de Anselderbeek komen overeen zoals deze zijn beschreven bij monsterpunt 9 van de Anselderbeek.

(32)

11. Gaia Zoo - oude vijver

Deze vijver is een waterpartij die al bestond voor het Gaia Zoo park werd aangelegd. De vijver laat zich het beste omschrijven als de hoger liggende helft van een oude bospoel. Volgens historische meldingen kwamen hier in het verleden verschillende soorten amfibieën voor, maar recente inventarisaties zijn helaas niet beschikbaar. Tijdens het veldbezoek werden geen dieren waargenomen (er heeft geen gestandaardiseerde inventarisatie naar amfibieën plaats gevonden). De bodem van de vijver is volledig bedekt met slib en het oppervlak is bedekt met kroos. De randvegetatie bestaat voornamelijk uit gele lis (Iris pseudacorus) en lisdodde (Typha latifolia).

Tabel 12.

Gemeten waarden Gaia Zoo - oude vijver

Figuur 17

Overzicht oude vijver 1.

De gemeten EGV waarde geeft aan dat er redelijk veel ionen in oplossing zijn en dit kan duiden op zeer voedselrijke omstandigheden. Dit wordt echter niet ondersteund door de gemeten waarden van stikstof en fosfaat. Dit kan worden veroorzaakt doordat beschikbare nutriënten in het water direct door de planten opgenomen worden en het EGV door andere (afbraak)producten gestuurd wordt. Dat de waterkwaliteit niet heel goed is, is te zien in het lage zuurstofgehalte en het zeer hoge mangaanniveau. Dit laatste wijst er op dat door het achterwege blijven van een periodieke opschoning de sliblaag veel te dik geworden is en dat de poel aan het verlanden is.

Parameter Onvoldoende Matig Voldoende Goed

Chemisch Fysisch Biologisch Mate van isolatie

De geringe grootte van de vijver, de achterstand in het onderhoud en de lage zuurstofgehalten betekenen dat in de huidige staat het water niet geschikt is. Door het schonen en baggeren van de vijver is het mogelijk om de waterkwaliteit in chemische en fysische zin snel te verbeteren. Echter de schaal van de vijver en de toegankelijkheid van de kreeften voor het publiek zorgt ervoor dat de vijver niet geschikt bevonden wordt voor Europese rivierkreeften. Parameter Waarde EGV (µS/cm) 683 pH 7.36 O2 (mg/L) 3.08 Temperatuur (°C) 18 Ca (mg/L) 76.1 Fe (mg/L) - P (mg/L) - Cd (µg/L) - Cu (µg/L) 0.35 Mn (µg/L) 346 N - NH4 (mg/L) 0.06 N - (NO3+NO2) (mg/L) - Nts (mg/L) 0.7 P - PO4 (mg/L) -

(33)

12. Gaia Zoo - oude vijver

Deze vijver is een lager gelegen gedeelte van de eerste vijver (11). De bovenste vijver loopt via een kleine waterloop over in deze waterpartij. De vijver is grotendeels omgroeid met riet (Phragmites australis) en heeft een zachte modderbodem.

Tabel 13.

Gemeten waarden Gaia Zoo - oude vijver

Figuur 18

Overzicht oude vijver 2.

De vijver deelt veel van de eigenschappen van de bovenliggende waterpartij (11) zoals het lage zuurstofgehalte en hoge EGV. Opvallend is dat het mangaangehalte hier veel lager is en dit geeft aan dat het meeste

slib/afspoelsel in de bovenste vijver wordt afgevangen waardoor er minder slib-ophoping plaats lijkt te vinden in de onderste vijver. Toch is ook deze vijver al sterk aan het verlandden.

Parameter Onvoldoende Matig Voldoende Goed

Chemisch Fysisch Biologisch Mate van isolatie

Door de geringe grootte van de vijver, de achterstand in het onderhoud en de lage zuurstofgehalten is ook deze waterpartij in zijn huidige staat niet geschikt. Door het schonen en baggeren van de vijver is het mogelijk om de waterkwaliteit in chemische en fysische zin snel te verbeteren. Echter de schaal van de vijver en de toegankelijkheid van de kreeften voor het publiek zorgt ervoor dat de vijver niet geschikt bevonden wordt voor Europese rivierkreeften. Parameter Waarde EGV (µS/cm) 645 pH 7.59 O2 (mg/L) 4.01 Temperatuur (°C) 20.3 Ca (mg/L) 70.5 Fe (mg/L) - P (mg/L) - Cd (µg/L) - Cu (µg/L) 0.32 Mn (µg/L) 1.76 N - NH4 (mg/L) 0.06 N - (NO3+NO2) (mg/L) - Nts (mg/L) 0.7 P - PO4 (mg/L) -

(34)

13. Gaia Zoo - waterloop nabij ingang

Dit monsterpunt is de beekloop die bij de ingang van het park begint. De waterloop is kunstmatig aangelegd en bevat veel grind, keien en grotere rotsblokken die voor de nodige schuilplaatsen zorgen. Hoewel de waterloop veelal ondiep is, zijn er op verschillende plaatsen diepere delen. De waterloop is sterk begroeid met een gevarieerde vegetatie waarbij het begin gedomineerd wordt door waterdrieblad (Menyanthes trifoliata).

Figuur 19

Waterloop bij de ingang van Gaia Zoo. Tabel 14.

Gemeten waarden Gaia Zoo - waterloop nabij ingang

Parameter Waarde EGV (µS/cm) 360 pH 8.08 O2 (mg/L) 8.13 Temperatuur (°C) 19.2 Ca (mg/L) 36.6 Fe (mg/L) - P (mg/L) - Cd (µg/L) - Cu (µg/L) 0.89 Mn (µg/L) 4.22 N - NH4 (mg/L) - N - (NO3+NO2) (mg/L) 0.14 Nts (mg/L) 0.6 P - PO4 (mg/L) -

Het water is redelijk koel en basisch van aard. De vele rotsblokken waar het water langs stroomt, zorgen ervoor dat er veel turbulentie ontstaat waardoor er meer zuurstof in het water opgenomen kan worden met een goed zuurstofgehalte als gevolg (Tabel 14). Het water bevat verder weinig nutriënten.

Gezien de goede waterkwaliteit, de aanwezige schuilplaatsen (rotsen en diepere delen) en de voorkomende vegetatie wordt deze waterloop gezien als een mogelijk geschikte locatie.

(35)

Parameter Onvoldoende Matig Voldoende Goed Chemisch

Fysisch Biologisch Mate van isolatie

Ondanks de aanwezige goede waterkwaliteit en de lokaal geschikte schuilplaatsen geldt ook voor deze locatie dat de toegankelijkheid van de kreeften voor het publiek de locatie ongeschikt maken voor het uitzetten van Europese rivierkreeften.

14. Gaia Zoo - vijver oude kraanvogelverblijf

De vijver in het ‘oude kraanvogelverblijf’ is een kleine vijver met een oeverbegroeiing gedomineerd door rus (Juncus sp.) en lisdodde (Typha latifolia). De vijver heeft een flauw aflopende oever, lijkt een geringe diepte te hebben en is verder volledig begroeid met draadvormende algen. Er werd geen vis(activiteit) waargenomen.

Tabel 15.

Gemeten waarden Gaia Zoo - vijver oude kraanvogel verblijf

Parameter Waarde EGV (µS/cm) 357 pH 8.64 O2 (mg/L) >20 Temperatuur (°C) 23.8 Ca (mg/L) 24.2 Fe (mg/L) - P (mg/L) - Cd (µg/L) 0.008 Cu (µg/L) 0.59 Mn (µg/L) 1.39 N - NH4 (mg/L) - N - (NO3+NO2) (mg/L) - Nts (mg/L) 1.1 P - PO4 (mg/L) - Figuur 20

Vijver in het oude kraanvogelverblijf.

Het water bevat zeer weinig nutriënten en is volledig verzadigd met zuurstof. Dit laatste is het gevolg van de grote primaire productie van de algen. Als gevolg van deze productie en de bijbehorende opname van bicarbonaat uit het water is de pH van water basisch.

Parameter Onvoldoende Matig Voldoende Goed

Chemisch Fysisch Biologisch Mate van isolatie

Ondanks dat deze vijver goed scoort op het chemische aspect en de mate van isolatie is het vooral de grootte van de vijver, c.q. te klein oppervlak en te geringe diepte die bepaalt of de vijver wel of niet geschikt is. In combinatie met het ontbreken van beschaduwing wordt deze vijver ongeschikt geacht voor Europese rivierkreeften. Daarnaast is in de huidige situatie onbekend door welke diersoort dit leegstaande verblijf in de toekomst wordt bewoond en hoe zich dit verhoudt met eventueel aanwezige kreeften.

(36)

15. Gaia Zoo - verdeelbassin

Dit monsterpunt is genomen in een waterverdeelstation in het park. Het verdeelstation ligt volledig beschaduwd in een bosschage en heeft steile wanden. Tijdens de inventarisatie werden veel bruine kikkers waargenomen. Daar deze dieren door de steile wanden niet gemakkelijk meer uit het bassin kunnen klimmen is het aan te bevelen om hier één of meerdere ‘fauna uittreed punten’ (FUP) aan te brengen. Er was verder een grote populatie waterslakken aanwezig en er werd geen vis waargenomen in het bassin.

Tabel 16.

Gemeten waarden Gaia Zoo - Verdeelbassin

Parameter Waarde EGV (µS/cm) 342 pH 8.42 O2 (mg/L) 8.91 Temperatuur (°C) 19.4 Ca (mg/L) 34.1 Fe (mg/L) - P (mg/L) - Cd (µg/L) - Cu (µg/L) 0.99 Mn (µg/L) 8.21 N - NH4 (mg/L) 0.06 N - (NO3+NO2) (mg/L) 0.18 Nts (mg/L) 0.9 P - PO4 (mg/L) - Figuur 21

Eén van vele verdeelbassins die aanwezig zijn op het park.

Het water is redelijk koel, basisch en goed voorzien van zuurstof. Ook zijn er weinig voedingstoffen in het water aanwezig.

Parameter Onvoldoende Matig Voldoende Goed

Chemisch Fysisch Biologisch Mate van isolatie

Hoewel de waterkwaliteit van het bassin goed was, evenals de mate van isolatie, is deze waterpartij een technische installatie (verdeelstation) dat niet gezien wordt als een geschikt water om Europese rivierkreeften in te huisvesten.

(37)

16. Gaia Zoo - waterpartij boshonden

Deze waterpartij maakt deel uit van het boshonden-verblijf. Het verblijf wordt afgescheiden meteen loopbrug over het water waaraan een ijzeren hekwerk is bevestigd. De waterpartij loopt door onder de loopbrug en een aanzienlijk deel bevindt zich buiten het boshonden verblijf. Er werden geen vissen maar wel enkele wilde eenden (Anas platyrhynchos) waargenomen en in de kant buiten het verblijf waren enkele ondergedoken waterplanten zichtbaar.

Tabel 17.

Gemeten waarden Gaia Zoo - waterpartij boshonden

Parameter Waarde EGV (µS/cm) 484 pH 8.16 O2 (mg/L) 8.78 Temperatuur (°C) 21 Ca (mg/L) 43.5 Fe (mg/L) - P (mg/L) - Cd (µg/L) - Cu (µg/L) 0.49 Mn (µg/L) 17 N - NH4 (mg/L) 0.08 N - (NO3+NO2) (mg/L) 0.08 Nts (mg/L) 0.8 P - PO4 (mg/L) 0.056 Figuur 22

De waterpartij bij de boshonden.

Er werden weinig voedingstoffen in het water aangetroffen en het water was basisch en zuurstofrijk (Tabel 17), De waterpartij was redelijk groot en hoewel er niet meteen veel substraat op de bodem waargenomen werd gaf de loopbrug over het water veel schaduw en beschutting.

Op de parameters chemisch en fysisch scoort dit water goed en voor isolatie een voldoende. Het zijn dan ook niet zozeer deze parameters die het water ongeschikt maken. De ongeschikt van dit water wordt bepaald door de aanwezigheid van boshonden. Boshonden (Speothos venaticus) zijn erg goede zwemmers en staan bekend om het feit dat zij prooien tot in het water achtervolgen. Europese rivierkreeften kunnen mogelijk als voer worden gezien door boshonden.

Parameter Onvoldoende Matig Voldoende Goed

Chemisch Fysisch Biologisch Mate van isolatie

(38)

17. Gaia Zoo - waterpartij muskusossen

Dit monsterpunt is de waterpartij bij de muskusossen (Ovibos moschatus). Het water wordt voortdurend

belucht om zomers de krooslaag te breken (voorkomt dat de ossen het oppervlak als gras zien) en ’s winters om te voorkomen dat het water dicht vriest, waardoor de dieren zouden kunnen ontsnappen. Er werden geen vissen waargenomen en er was voornamelijk kroos aanwezig.

Tabel 18.

Gemeten waarden Gaia Zoo - waterpartij muskusossen

Parameter Waarde EGV (µS/cm) 353 pH 8.56 O2 (mg/L) 9.74 Temperatuur (°C) 20.5 Figuur 23

De goed beluchte waterpartij bij de Muskusossen.

Parameter Onvoldoende Matig Voldoende Goed

Chemisch Fysisch Biologisch Mate van isolatie

De waterpartij beslaat een groot oppervlak en is door de beluchting continu zuurstofrijk. De bewoners van het verblijf vormen geen probleem voor kreeften en er lijken geen concurrenten dan wel predatoren aanwezig te zijn.

Op alle parameters scoort deze waterpartij goed en lijkt daarmee geschikt te zijn voor de Europese

rivierkreeft. Evenals alle andere waterpartijen die zijn beoordeelt gaat het hier wel om een momentopname in het voorjaar. In deze tijd van het jaar is de beluchting (zie de foto van Figuur 23) een positief aspect voor de kreeften. Of dit in de winter ook zo is, is niet duidelijk. Continue beluchting in de winter kan tot gevolg hebben dat de waterlaag goed gemengd blijft waardoor het water boven de bodem kouder wordt dan wanneer er geen beluchting zou zijn. Omdat verdere gegevens hierover nu nog ontbreken is niet duidelijk in hoeverre dit negatieve gevolgen kan hebben voor overwinterende kreeften.

(39)

18. Gaia Zoo - waterpartij slingerapen

Deze waterpartij beslaat de gracht om het apenverblijf. De gracht beslaat een groot oppervlak en wordt deels beschaduwd door bomen. Delen van de gracht worden bedekt met kroos. Er werden verder waterslakken waargenomen, maar tijdens de inventarisatie werden geen vissen gezien.

Tabel 19.

Gemeten waarden Gaia Zoo - waterpartij slingerapen

Parameter Waarde EGV (µS/cm) 467 pH 8.33 O2 (mg/L) 2.46 Temperatuur (°C) 21.6 Figuur 24

Waterpartij van de slingerapen.

Het water is basisch van aard, maar heeft een erg laag zuurstofgehalte. Hoewel de grootte van het water zeer geschikt is om een populatie kreeften te huisvesten, is het zuurstofgehalte hiervoor nu te laag waardoor deze locatie in zijn huidige toestand niet geschikt is. Als de lage zuurstofgehalten veroorzaakt worden door overschot aan organisch materiaal in het water kan door deze waterpartij te schonen en te baggeren het zuurstofgehalte op het juiste peil worden gebracht. Onduidelijk is of deze waterpartij in de winter wordt belucht.

Parameter Onvoldoende Matig Voldoende Goed

Chemisch Fysisch Biologisch Mate van isolatie

(40)

19. Gaia Zoo - waterpartij gorilla’s

Net als bij het vorige punt (18) is deze waterpartij een gracht voor de afscheiding van het dierverblijf. De gracht wordt belucht om het kroosdek te breken (voorkomt dat de dieren het oppervlak als gras zien) en om te voorkomen dat het water in de winter dicht vriest. Het water is deels bedekt met kroos en er komen enkele ondergedoken waterplanten voor. Tijdens de inventarisatie werden veel waterslakken gezien, maar werd geen vis waargenomen. Verder is de gracht deels beschaduwd door bomen.

Tabel 20.

Gemeten waarden Gaia Zoo - waterpartij gorilla’s

Parameter Waarde EGV (µS/cm) 469 pH 8.2 O2 (mg/L) 8.44 Temperatuur (°C) 20.5 Figuur 25

De gracht voor het gorilla-verblijf.

Evenals bij de muskusossen scoort dit water bij de gorilla’s (Gorilla gorilla) goed op alle parameters en lijkt daarmee geschikt te zijn voor de Europese rivierkreeft. Ook hier wordt het water belucht en is niet duidelijk in hoeverre dit negatieve gevolgen kan hebben voor overwinterende kreeften.

Parameter Onvoldoende Matig Voldoende Goed

Chemisch Fysisch Biologisch Mate van isolatie

(41)

3

Discussie

3.1

Biochemische situatie

De onderzochte monsterpunten waren in hun huidige situatie niet allemaal geschikt als herintroductieplaats van de Europese rivierkreeft (Astacus astacus). Eén van de belangrijkste parameters is het zuurstofgehalte van het water in kwestie. Hoewel de huidige inventarisatie maar een momentopname is, laat deze zien dat de bospoel, Gaia Zoo - oude vijver A, Gaia Zoo - oude vijver B en Gaia Zoo - slingerapen veel te lage zuurstofgehalten hebben (Figuur 26A). Hierbij moet ook worden opgemerkt dat enkele wateren (Cranenweyer - midden, visvijver 2, kasteelgracht Erenstein en Gaia Zoo - kraanvogels) een volledige zuurstofverzadigding kenden en dit is karakteristiek voor zeer productieve systemen.

Figuur 26.

Gemeten waarden van zuurstof, calcium, NO2+NO3 en PO4 in de verschillende wateren. Het grijs gearceerde gebied geeft de

waarden weer waarbinnen problemen voor kreeften kunnen ontstaan (Schot en Verdonschot, 1996). Monsterpunt Nieuw Erens tein Bospoel Cranew eyer uitlaat Cranew eyer noor d oev er Cranew eyer

middenvisvijvevisr 1vijver 2

Kasteel gracht E renstei n Anselder beek A Anselder beek B Gaia Z oo - oude v ijver A Gaia Z oo - oude v ijver B Gaia Z oo par k - ingang Gaia Z oo - kr aanv ogel Gaia Z oo - opv ang bas sin Gaia Z oo - m uskus ossen Gaia Z oo - bos honden Gaia Z oo - sl inger apen Gaia Z oo - gor illa's Zuur st of gehal te (m g/ L) 0 5 10 15 20 Monsterpunt Nieuw Erens tein Bospoel Cranew eyer noor d oev er visvijve r 1 visvijve r 2 Kasteel gracht E renstei n Anselder beek A Anselder beek B Gaia Z oo - oude v ijver A Gaia Z oo - oude v ijver B Gaia Z oo par k - ingang Gaia Z oo - kr aanvogel Gaia Z oo - opv ang bas sin Gaia Z oo - m uskus ossen C a (m g/ L) 0 20 40 60 80 100 Monsterpunt Nieuw Erens tein Bospoel Cranew eyer noor d oev er visvijve r 1 visvijve r 2 Kasteel gracht E renstei n Anselder beek A Anselder beek B Gaia Z oo - oude v ijver A Gaia Z oo - oude v ijver B Gaia Z oo par k - ingang Gaia Z oo - kr aanv ogel Gaia Z oo - opv ang bas sin Gaia Z oo - m uskus ossen N O2 + NO 3 (m g/ L) 0 10 20 30 40 50 Monsterpunt Nieuw Erens tein Bospoel Cranew eyer noor d oev er visvijve r 1 visvijve r 2 Kasteel gracht E renstei n Anselder beek A Anselder beek B Gaia Z oo - oude v ijver A Gaia Z oo - oude v ijver B Gaia Z oo par k - ingang Gaia Z oo - kr aanv ogel Gaia Z oo - opv ang bas sin Gaia Z oo - m uskus ossen PO 4 (m g/ L) 0.0 0.1 0.2 0.3 0.4 0.5

A

B

D

C

(42)

Calcium (Ca) is belangrijk voor het uitharden van het uitwendige chitineskelet van kreeften na een vervelling en moet daarom in voldoende mate aanwezig zijn. Analyses van beschikbare literatuur en inventarisaties van geschikte wateren op de zuidelijke Veluwe geven aan dat het calciumgehalte hoger dan 20 mg/L moet zijn (Schot en Verdonschot, 1996; Niewold, 2003). Alle wateren waar monsters van geanalyseerd zijn, laten een calciumgehalte zien dat hoger is dan 20 mg/L en zijn wat dit betreft dus geschikt voor kreeften (Figuur 26B). Niet alleen moeten stoffen zoals zuurstof en calcium in voldoende mate aanwezig zijn, andere stoffen kunnen

bij hoge concentraties juist negatieve bijwerkingen hebben. Nitriet en nitraat (NO2 + NO3) en fosfaat (PO4) zijn

enkele stoffen uit deze laatste categorie. Hoewel nitriet (NO2) zeer giftig is voor aquatische organismen, wordt

dit in het buitenwater door bacteriën snel omgezet naar het minder giftige nitraat (NO3). In de chemische

analyse konden deze twee stoffen niet gescheiden gemeten worden, maar er wordt aangenomen dat het

overgrote deel van het totale gemeten (NO2+NO3)gehalte uit nitraat (NO3) bestaat. Hoewel in sommige wateren

het totale nitriet- en nitraatgehalte soms erg hoog is, valt dit nog steeds binnen de marge van wat Europese rivierkreeften (Astacus astacus) kunnen verdragen (Figuur 26C) waardoor dit geen belemmerende parameter vormt. Dat dit geen probleem vormt, wordt mede onderstreept door het feit dat in de wateren die gevoed

worden door de Anselderbeek (Visvijvers en Cranenweyer), die hoge (NO2+NO3)gehalten hebben, erg veel

Turkse rivierkreeften (Astacus leptodactylus) bevatten.

Ook de gehalten van fosfaat (PO4) waren in alle gevallen lager dan de waarden waarboven problemen worden

verwacht (Figuur 26D).

3.2

Fysieke situatie

De fysieke toestand van de meeste onderzochte wateren waren geschikt voor kreeften, dat vooral in de Cranenweyer en aanliggende visvijvers onderstreept werd door het talrijke voorkomen van de Turkse rivierkreeft. In de gevallen waarbij de fysieke toestand van het water niet voldoende was (de vijver bij Nieuw Erenstein, de bospoel en in Gaia Zoo de oude vijvers A en B, de oude kraanvogelvijver, en het verdeelbassin) heeft dit vooral te maken met zowel de oppervlakte als de diepte van de waterpartij. In bijna alle gevallen is hieraan niet veel te veranderen omdat de vijvers binnen vaste constructies vallen, waardoor deze wateren niet geschikt bevonden worden. Uitzondering hierop is echter de vijver bij Nieuw Erenstein. Deze waterpartij ligt in een weiland in het buitengebied en kan wellicht (afhankelijk van de lokale bodemgesteldheid) zowel in oppervlak als in diepte uitgebreid worden. Als dit inderdaad tot de mogelijkheden behoort kunnen in de vijver van Nieuw Erenstein interessante mogelijkheden voor Europese rivierkreeften ontstaan.

Ten tijde van het veldbezoek deed zich een andere situatie voor dan in het voorjaar. In het (vroege)voorjaar staat de beek vol water en daarmee staat de vijver en mogelijk in verbinding met de Cranenwyer. In hoeverre hierdoor eventuele Turkse rivierkreeften vanuit de Cranenweyer via de beek vijver Nieuw Erenstein kunnen bereiken is onduidelijk. Deze situatie heeft enige aandacht nodig als ervoor wordt gekozen om hier eventueel Europese rivierkreeften te herintroduceren.

3.3

Biologische situatie

Hoewel in een normale situatie rivierkreeften ook samen met vissen in een water voorkomen, heeft het niet de voorkeur om een nieuwe kreeftenpopulatie te introduceren in een water wat volledig bevolkt is met haar predatoren. Wat betreft vissen staan zowel snoek (Esox lucius), baars (Perca fluviatilis), kwabaal (Lota lota) en vooral paling (Anguila anguila) bekend om hun predatie op rivierkreeften (Appelberg et al., 1993; Frutiger en Müller, 2002; Hirvonen et al., 2007). Echter, ook meerval (Silurus glanis) en karper (Cyprinus carpio) foerageren op kreeften van een voor hen geschikt formaat. Enige mate van predatie hoeft zeker niet erg te zijn, maar daar een herintroductie maar met een relatief laag aantal kreeften kan starten, is elk opgegeten exemplaar er één te veel. Wateren waarin deze of andere grote vis is aangetroffen, worden daarom als niet geschikt bestempeld.

(43)

Naast het voorkomen van predatoren (dieren die kreeften eten) is het mogelijk voorkomen van concurrenten (dieren die hetzelfde voedsel eten, van dezelfde schuilplaatsen gebruik maken en/of ziekteverwekkers bij zich dragen) van belang. In dit geval gaat het hierbij voornamelijk over het voorkomen van andere (exotische) rivierkreeften. In de inventarisaties zijn alleen maar exemplaren van de Turkse rivierkreeft (Astacus

leptodactylus) waargenomen. Hoewel de Europese rivierkreeft in de individuele interacties domineert over de Turkse rivierkreeft (Zaikov et al., 2010), laat een veldstudie in Zwitserland zien dat populaties van de inheemse Europese rivierkreeft en steenkreeft (Austropotamobius torrentium) langzaam toch verdrongen worden door de Turkse rivierkreeft (Stucki en Romer, 2001). Hoewel de Turkse rivierkreeft als individu niet sterker is, kan hij blijkbaar door andere factoren (bijvoorbeeld meer nakomelingen, reproductie op jongere leeftijd, betere overleving, et cetera) als populatie toch domineren. Dit betekent dat het introduceren van Europese

rivierkreeften niet succesvol zal zijn in een water waar al Turkse rivierkreeften voorkomen. Het is daardoor dus zeer onwaarschijnlijk dat een eventueel uit een ander water ontsnappende Europese rivierkreeft een

spreekwoordelijke ‘poot aan de grond’ krijgt in de Cranenweyer of de aanliggende visvijvers.

Tijdens de inventarisaties zijn verder geen andere rivierkreeften aangetroffen. Hoewel dit erop wijst dat de Cranenweyer en de bovenstroomse wateren geen kreeftenpest bevatten, is dit geen garantie zoals recent onderzoek van Kokko en collega’s heeft aangetoond (Kokko et al., 2012). In hun onderzoek vonden zij namelijk Turkse rivierkreeften, dezelfde soort als in de Cranenweyer voorkomt, die drager waren van de kreeftenpest (Aphanomyces astacii). DNA-analyses van, uit de Cranenweyer en visvijvers, gevangen exemplaren lieten echter zien dat de populatie Turkse rivierkreeften in Kerkrade geen drager is van de kreeftenpest. Dit geeft aan dat de Cranenweyer, en daarmee ook alle hierop uitmondende wateren, niet geïnfecteerd zijn met de voor Europese rivierkreeften dodelijke schimmelziekte en wat dit betreft dus geschikt zijn voor de Europese rivierkreeft.

(44)
(45)

4

Conclusie

Deze studie toont aan dat in de huidige situatie de onderzochte locaties nog niet optimaal zijn om een succesvolle herintroductie van de Europese rivierkreeft mogelijk te maken. Echter de aanpassingen die noodzakelijk zijn, zijn relatief eenvoudig door te voeren om zo op termijn een introductie van Europese rivierkreeften binnen de gemeente Kerkrade wel mogelijk te maken.

Binnen dit onderzoek, uitgevoerd binnen de ‘Anstelvallei’ van de gemeente Kerkrade, zijn verschillende locaties gevonden die mogelijk geschikt zijn voor de Europese rivierkreeft (Astacus astacus). Hoewel er in verschillende wateren hoge stikstofgehalten gemeten zijn, vormen deze geen belemmering voor het voorkomen van

kreeften. De kasteelgracht (8), de visvijvers (6 en 7) en de Cranenweyer zelf (3, 4 en 5) zijn op basis van de biochemische en fysieke inventarisaties goede locaties. Door de biologische situatie worden deze toch niet geschikt bevonden. Dit komt doordat hier de concurrerende Turkse rivierkreeft (Astacus leptodactylus) al voorkomt en/of een populatie grote vissen die rivierkreeft op het menu hebben staan. Beide zijn situaties die een succesvolle introductie van de Europese rivierkreeft bemoeilijken.

De locaties die in hun huidige toestand direct geschikt zijn voor de Europese rivierkreeft zijn in Gaia Zoo de waterpartijen bij de ingang van het park (13), de muskusossen (16) en de gorilla’s (19). De grootte van de waterpartijen gaf niet de indruk dat deze (regelmatig) voor onderhoud geleegd moeten worden. Mocht dit onverhoopt toch het geval zijn, dan beïnvloedt dit zeker de geschiktheid van deze locaties.. Deze waterpartijen zijn ook geschikt bevonden omdat het voor bezoekers lastig is deze wateren fysiek te benaderen. Hierdoor zullen eventueel uitgezette populaties van Europese rivierkreeften niet snel verstoord worden door enerzijds de

bezoekers zelf of anderzijds door andere, door bezoekers gedumpte, rivierkreeften1. Daarnaast is buiten het

park de Anselderbeek (9 en 10) geschikt bevonden. Deze beek valt echter onder het beheer van het Waterschap Roer en Overmaas.

Er zijn ook locaties die met enkele ingrepen geschikt te maken zijn. Binnen Gaia Zoo is dit de waterpartij bij de slingerapen. Het zuurstofgehalte, dat op dit moment onvoldoende is, kan door actieve beluchting verhoogd worden tot een acceptabel niveau zodat rivierkreeften hier kunnen leven. Hierbij moet worden opgemerkt dat eventuele negatieve neveneffecten van beluchten in de winterperiode (door beluchten wordt mogelijk de splitsing in een koude bovenlaag en warmere onderlaag ongedaan gemaakt en dit kan van invloed zijn op de overwintering van de Europese rivierkreeften) op dit moment niet duidelijk zijn. Dit geldt ook voor de andere geschikt bevonden waterpartijen die worden belucht. Als de lage zuurstofgehalten worden veroorzaakt door opeenhopingen van organisch materiaal is dit te verhelpen door de waterpartij te schonen.

In het park Erenstein zelf is de vijver bij ‘Nieuw Erenstein’ een mogelijk geschikt te maken locatie. Een aanpassing aan de huidige oppervlakte en diepte van de waterpartij is hierbij wel noodzakelijk. Ook zal het huidige visbestand aangepakt moeten worden. In dit kader is het goed te vermelden dat de

leefomstandigheden voor de grote karpers in deze vijver niet goed zijn en dat het voor het welzijn van de dieren in ieder geval beter is als ze verplaatst worden naar een andere locatie. Verder wordt aangeraden om, als er voor gekozen wordt om Europese rivierkreeften in een water uit te zetten, voor deze locatie een

beheersplan op te stellen. Een dergelijk plan bevat, maar hoeft zeker niet gelimiteerd te zijn tot, onderdelen als hoe om te gaan met (periodiek) onderhoud van de waterpartij en de monitoring van de populatie uitgezette dieren.

(46)
(47)

5

Dankwoord

De auteurs hebben tijdens de voorbereiding en uitvoering van dit onderzoek de nodige ondersteuning mogen ontvangen en zijn daar vooral de volgende personen dankbaar voor.

Hanneke de Boer voor het rondleiden van de auteurs binnen het Gaia Zoo Park en het toesturen van de digitale kaart van het park. Maar zeker ook Bas, Mienke en Willem die tijdens hun reguliere werkzaamheden in het park die dag tijd voor ons wisten te maken. Verder Monique Korsten van waterschap Roer en Overmaas voor het overleg over de waterkwaliteitsparameters van de Anselderbeek en de verschillende collega’s van de laboratoria van Wageningen UR die de chemische en biologische monsters hebben geanalyseerd. Verder bedanken wij Maurice Tilmans voor het leggen van het contact met de gemeente Kerkrade. Van de gemeente Kerkrade bedanken wij vooral Tom Sijstermans en Victor Moura voor het mogelijk maken van dit onderzoek.

(48)
(49)

6

Referenties

Appelberg, M., B. Söderbäck en T. Odelström, 1993. Predator detection and perception of predation risk in the crayfish Astacus astacus L. . Nord J Freshw Res 68: 55-62.

Frutiger, A. en R. Müller, 2002. Controlling unwanted Procambarus clarkii populations by fish predation. Freshw Crayfish 13: 309-315.

Geelen, J.F.M., 1975. Orconectes limosus (Raf.) and Astacus astacus (Crustacea, Decapoda) in The Netherlands. Aquatic Ecology 9(3): 109-113.

Geiger, W., P. Alcorlo, A. Baltanas en C. Montes, 2005. Impact of an introduced Crustacean on the trophic webs of Mediterranean wetlands. Biological Invasions 7: 49-73.

Gherardi, F., 2006. Crayfish invading Europe: the case study of Procambarus clarkii. Marine and Freshwater Behaviour and Physiology 39(3): 175-191.

Hirvonen, H., S. Holopainen, N. Lempiäinen, M. Selin en J. Tulonen, 2007. Sniffing the trade-off: effects of eel odours on nocturnal foraging activity of native and introduced crayfish juveniles. Mar Freshw Behav Physiol 40: 213-218.

Kokko, H., L. Koistinen, M.M. Harlioglu, J. Makkonen, H. Aydin en J. Jussila, 2012. Recovering Turkish narrow clawed crayfish (Astacus leptodactylus) populations carry Aphanomyces astaci. Knowledge and Management of Aquatic Ecosystems(404).

Meyer, K.M., K. Gimpel en R. Brandl, 2007. Viability analysis of endangered crayfish populations. Journal of Zoology 273: 364-371.

Niewold, F.J.J., 2003. Kansen voor de Europese rivierkreeft Astacus astacus in Nederland; Onderzoek naar geschikte locaties voor (her)kolonisatie in sprengenbeeksystemen op de zuidelijke Veluwe. Wageningen,

Alterra: 44.

Nyström, P., C. Brönmark en W. Granéli, 1996. Patterns in benthic food webs: a role for omnivorous crayfish? Freshwater Biology 36(3): 631-646.

Ottburg, F.G.W.A. en I. Roessink, 2012. Europese rivierkreeften in Nederland. Wageningen, Alterra-rapport 2341.

Alterra-rapport 2341: 42.

Schot, J.A. en P.F.M. Verdonschot, 1996. Astacus astacus: een ecologisch profiel gebaseerd op informatie uit de literatuur. Wageningen, IBN-DLO.

Skurdal, J. en T. Taugbol, 2002. Crayfish of commercial importance. Biology of freshwater crayfish. D. Holdich.

Oxford, Blackwell Science: 465-503.

Stucki, T.P. en J. Romer, 2001. Will Astacus leptodactylus displace Astacus astacus and Austropotamobius torrentium in Lake Ageri, Switzerland? Aquatic Sciences 63(4): 477-489.

Taugbol, T., J. Skurdal en E. Fjeld, 1988. Maturity and fecundity of Astacus astacus females in Norway. Freshwater Crayfish 10: 388-395.

Verdonschot, P.F.M., J.A. Schot en M.W. van den Hoorn, 1996. Astacus astacus : leefomstandigheden in de

Rozendaalse beek en de Beekhuizense beek. Wageningen, IBN-DLO: 92.

Zaikov, A., I. Piskov en I. Iliev, 2010. Investigation on shelter competition between narrow-clawed crayfish Astacus leptodactylus (Esch.) and noble crayfish Astacus astacus L. Bulgarian Journal of Agricultural Science 16(3): 369-375.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Ook hier is het weer onmogelijk, een algemeen overzicht te geven van alle maatregelen, welke in de verschillende Westeuropese landea zijn genomen. Daarom zullen wij ons beperken tot

stroomse Museum, verw. Die ligging van die heuwel waar Theron deur die Engelse soldate verras is, is nader aan die Wolvaardts se huis. Die ooggetuies se weergawe word dus aanvaar.

Environmental degradation of polymers is the deterioration of polymer properties due to the action of environmental factors , such as heat , light , moisture,

Voor de eerste groep zou, om hen voor het onderwijs te kunnen behouden, meer diversiteit in methodieken kunnen helpen, maar misschien moeten we ook gewoon accepteren dat het

In terms of the Rasch assumption of local independence (Ayele et al., 2014), item 4 of the original harmonious passion subscale and items 3 and 6 of the

Scale-College Version, intrinsic motivation, extrinsic motivation, amotivation, factorial validity, reliability, convergent validity, discriminant validity, criterion

This article shows that rural Swazi communities have established non-state community security frameworks that operate outside the realm of the state and in the process contribute