• No results found

De effectiviteit van matchende overredingspogingen verklaard door het Causal Attitude Network (CAN) model

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De effectiviteit van matchende overredingspogingen verklaard door het Causal Attitude Network (CAN) model"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Effectiviteit van Matchende Overredingspogingen Verklaard door het Causal Attitude Network (CAN) Model

M.M. Verhoeven

Masterthese Psychologische Gedragsbeïnvloeding Programmagroep Sociale Psychologie

Begeleider: Jonas Dalege Aantal Woorden: 5.684

Aantal Woorden Abstract: 150 Inleverdatum: 30/08/2017

(2)

- 1 - Abstract

In deze studie is onderzocht of het matching effect, wat inhoudt dat matchende overreding effectiever is dan niet matchende overreding, kan worden verklaard vanuit het Causal Attitude Network (CAN) model. Matchende overreding werd verwacht effectiever te zijn omdat het zich, in tegenstelling tot niet matchende overreding, richt op de centraal gelegen knooppunten in het netwerk. Honderdvijfenzestig deelnemers hebben een

attitudevormend en overredend verhaal gelezen over een fictieve presidentskandidaat waarin werd gesteld dat hij wel of niet competent danwel charismatisch was. Na deze verhalen werd gevraagd wat zij van de presidentskandidaat vonden. De antwoorden zijn met elkaar

vergeleken. Hieruit bleek dat wanneer centraal gelegen knooppunten veranderd worden, de hele attitude kan veranderen. Het is echter niet gelukt een goed onderscheid te maken tussen competentie en charisma in de netwerken. Vandaar dat verder werk nodig is om de potentie van een netwerkmodel in het verklaren en voorspellen van attitudeverandering verder te benutten.

De Effectiviteit van Matchende Overredingspogingen Verklaard door het Causal Attitude Network (CAN) Model

Gedragingen zo accuraat mogelijk analyseren en hierdoor deze gedragingen zo effectief mogelijk kunnen beïnvloeden is iets waar velen een hoop baat bij zouden hebben; reclamemakers die voor een stijging in verkopen moeten zorgen, de overheid die het volk de regels wil laten volgen en politici die zoveel mogelijk stemmen willen binnenslepen zijn slechts enkele voorbeelden daarvan. Gedrag kent meerdere oorzaken. De attitude, een globale evaluatieve ten opzichte van een object (persoon, voorwerp, etc) met een bepaalde mate van goed- en/of afkeuring (Eagly & Chaiken, 1993), is er daar één van (Ajzen, 2001). De attitude is sinds het ontstaan van de discipline Sociale Psychologie een van de meest onderzochte

(3)

- 2 - onderwerpen (Crano & Prislin, 2006) en inmiddels bestaat er een zekere consensus over het feit dat een attitude uit drie componenten bestaat; cognitie, affect en gedrag (Haddock & Maio, 2009). Omdat attitudes gedrag kunnen sturen, is het belangrijk om hiervan een gedetailleerd model te hebben, zodat kan worden nagegaan op welke manier een attitude wordt gevormd en hoe deze verandert over de tijd door verschillende invloeden. In dit

onderzoek zal dan ook, met behulp van het Causal Attitude Network (CAN) model (Dalege et al., 2016; Dalege, Borsboom, van Harreveld, & van der Maas, 2017; Dalege, Borsboom, van Harreveld, Waldorp, & van der Maas, 2017) gedetailleerd worden gekeken naar hoe een attitude wordt gevormd en verandert als gevolg van een matchende, danwel niet matchende overredingspoging.

De meest effectieve van de twee, de matchende overredingspoging, houdt in dat de overreding wordt gericht op het onderdeel waar de attitude op gestoeld is (Lavine & Snyder, 1996; Petty & Wegener, 1998; DeBono & Harnish, 1998; Fabrigar & Petty, 1999; Wheeler, Petty & Bizer, 2005). Fabrigar en Petty (1999) onderzochten dit door deelnemers een verhaal te laten lezen over een lemphur, een fictief zeedier. Zij kregen ofwel een affectief geladen verhaal, waarin werd verteld dat het fijn was om met de dieren te zwemmen, ofwel een cognitief geladen verhaal, waarin onder andere werd verteld hoe intelligent de dieren waren. Vervolgens werden beide condities wederom in tweeën gedeeld en kregen zij een affectieve overredingspoging te lezen, waarin werd verteld dat het dier ook wel eens mensen aanviel, of een cognitieve overredingspoging waarin werd verteld dat ze zich soms onvoorspelbaar gevaarlijk gedroegen. Uiteindelijk bleek dat de deelnemers die een matchende

overredingspoging te lezen kregen het meeste beïnvloed werden door de overredingspoging. Tevens had een affectief verhaal gemiddeld meer invloed op de attitude dan een cognitief verhaal, ongeacht of het de attitudevormende tekst of de overredingspoging betrof. See, Petty en Fabrigar (2008); See, Petty en Fabrigar (2013) hebben vastgesteld dat dit veroorzaakt

(4)

- 3 - wordt door dat er meer aandacht is voor de overredingsboodschap die aansluit op de

attitudebasis. Daarnaast zijn de bevindingen met betrekking tot de effectiviteit van matchende overredingsboodschappen ook op andere vlakken teruggevonden; hoge- en lage selfmonitors (Lavine & Snyder, 1996; Petty & Wegener, 1998; DeBono & Harnish, 1998) en bij

extraversie versus introversie (Wheeler, Petty & Bizer, 2005).

Dat een matchende overredingspoging een stuk effectiever is dan een niet matchende poging is derhalve duidelijk. Tot op heden is er echter naar verandering van de algehele attitude gekeken, terwijl het CAN model nu een mogelijkheid biedt om een specifieker beeld te vormen van de attitude en de dynamiek daarvan. Zodoende geeft dit de mogelijkheid om dieper in te gaan op het mechanisme achter het door Fabrigar en Petty (1999) gevonden effect.

Zoals gezegd wordt de mogelijkheid om een attitude op een meer gedetailleerde manier weer te geven geboden door het CAN model (Dalege et al., 2016; Dalege, Borsboom, van Harreveld, & van der Maas, 2017; Dalege, Borsboom, van Harreveld, Waldorp, & van der Maas, 2017). Het CAN model geeft de attitude weer als een netwerk. In het

attitudenetwerk worden de evaluatieve reacties die bestaan tegenover een bepaald object weergegeven als knooppunten welke met elkaar verbonden kunnen zijn. Evaluatieve reacties zijn er op cognitief-, affectief- en gedragsgebied. Wanneer de knooppunten hecht met elkaar verbonden zijn impliceert dit een sterke attitude. Het is dan namelijk niet mogelijk om een knooppunt te veranderen zonder andere knooppunten te beïnvloeden. Dit zou namelijk betekenen dat het netwerk niet meer in balans is (van Borkulo et. al., 2014), iets wat individuen proberen te voorkomen (Gawronski, 2012). Knooppunten die centraal in het netwerk liggen zijn belangrijker voor de algehele attitude dan knooppunten welke meer perifeer in het netwerk zijn opgenomen. Dit omdat een centraal gelegen knooppunt met vele andere knooppunten is verbonden. Mocht dit knooppunt dus veranderen, zal dit het hele

(5)

- 4 - netwerk en dus de gehele attitude beïnvloeden. Hiervoor geldt echter wederom dat zo een grote verandering niet zomaar plaatsvindt. Mocht deze verandering in het knooppunt wel plaatsvinden, zal de gehele attitude omslaan (van der Maas, Kolstein & van der Pligt, 2003)

Bovengenoemde situatie met betrekking tot de centraliteit van een knooppunt kan goed worden geïllustreerd door middel van een voorbeeld. Twee personen; Piet en Irma hebben beide een positieve attitude jegens de politicus Lodewijk Asscher. Beide vinden ze hem intelligent, een goed spreker, vrolijk en enthousiast. Piet vindt hem intelligent, vrolijk en enthousiast omdat hij ooit eens bij een hele goede rede van Asscher is geweest, waar Piet hem voor het eerst zag. Het netwerk is als het ware gebouwd om het feit dat hij hem een goed spreker vindt. Bij Irma is dit minder het geval. Zij heeft haar mening gevormd op basis van meerdere TV debatten waarin ze hem intelligent en enthousiast vond. Dit zijn meer de pijlers waar haar attitudenetwerk met betrekking tot Asscher omheen is gebouwd. Beide netwerken zijn weergegeven in Figuur 1.

(6)

- 5 - Als Asscher vervolgens tijdens een persconferentie heel erg slecht overkomt, kan Irma haar evaluatieve reactie wat betreft Asscher als een goed spreker aanpassen zonder dat dit veel invloed heeft op hoe intelligent en enthousiast ze hem vindt. Piet zal echter zijn hele netwerk moeten aanpassen, Asscher kan voor hem ook niet meer intelligent, vrolijk en enthousiast zijn, anders is het netwerk uit balans. Een andere mogelijkheid is dat Piet het als een incident beschouwd en het netwerk niet aanpast. Dus alleen als de ‘overredingspoging’ overtuigend genoeg is zal een centraal gelegen knooppunt aangepast worden, zo niet zal het knooppunt onaangepast blijven en de reeds bestaande attitude volledig intact.

Zoals ook uit het voorbeeld blijkt, wordt een attitude gevormd rondom de informatie die het eerst beschikbaar was (Edwards, 1990; Crites, Fabrigar & Petty, 1994). De eerste informatie dient als het ware als een kapstok waar latere informatie aan wordt opgehangen. Hoe eerder de informatie ontvangen is, des te belangrijker dit is voor de attitude (Edwards, 1990; Crites, Fabrigar & Petty, 1994; Lavine & Snyder, 1996; Petty, Wegener & Fabrigar, 1997; Petty & Wegener, 1998; Fabrigar & Petty, 1999). Je zou, kijkend naar

attitudenetwerken, kunnen zeggen dat de eerst verkregen informatie centraler in het netwerk is verwerkt (Dalege et al., 2016. Dit zijn dus, voor het vormen van de attitude, de belangrijke knooppunten. Bovendien kan gesteld worden dat dit de knooppunten zijn waar een matchende overredingspoging zich op richt, aangezien de poging gericht is het onderdeel waar de attitude op gestoeld is (Lavine & Snyder, 1996; Petty & Wegener, 1998; DeBono & Harnish, 1998; Fabrigar & Petty, 1999; Wheeler, Petty & Bizer, 2005). Omdat deze knooppunten dus veel connecties hebben dient de matchende overredingspoging overtuigend genoeg te zijn om een verandering in de attitude te kunnen bewerkstelligen.

Om na te gaan of een matchende overredingspoging effectiever is dan een niet matchende overredingspoging omdat hij gericht is op de meer centrale knooppunten van het attitudenetwerk, zijn in deze studie verhalen over een fictieve presidentskandidaat aan de

(7)

- 6 - deelnemers getoond. In deze verhalen werd verteld dat de kandidaat competent danwel

charismatisch is. Vervolgens zijn attitudenetwerken opgesteld. Nadat dit is gebeurd hebben de deelnemers een boodschap te zien gekregen waarin de competentie of het charisma van de presidentskandidaat in twijfel werd getrokken. Dit was de, al dan niet matchende,

overredingspoging. Tot slot werden er weer een netwerken opgesteld om na te gaan of de matchende overredingspoging inderdaad effectiever was en of dit vanuit het CAN model verklaard kon worden.

De hoofdhypothese van deze studie stelt dus dat het matching principe werkt doordat de overredingspoging zich richt op de meest centraal gelegen knooppunten en daarmee de attitude beïnvloedt. Wanneer de overreding er dus voor kan zorgen dat een centraal gelegen knooppunt verandert, kan dit het gehele netwerk veranderen en daarmee de attitude. Om de hoofdhypothese te ondersteunen zijn er drie sub hypotheses opgesteld.

De eerste luidt dat een matchende overreding effectiever is, dat wil zeggen dat deze meer attitudeverandering te weeg zal brengen, dan een niet matchende overredingspoging. In het huidige onderzoek worden de attitudes gebasseerd op competentie en charisma. Dit is weliswaar niet geheel gelijk aan het eerder gebruikte cognitie en affect, maar vertoont wel raakvlak. Vandaar dat er vergelijkbare resultaten werden verwacht als in het onderzoek van Fabrigar en Petty (1999).

Daarnaast wordt gesteld dat de eerst verkregen informatie centraal in het netwerk wordt opgenomen. Omdat in de huidige studie dus een onderscheid is gemaakt tussen

competentie en charisma is de verwachting dat het lezen van een attitudevormende tekst over de competentie van de presidentskandidaat er toe leidt dat de competente knooppunten centraal in het netwerk komen te liggen en dat bij het lezen van een attitudevormend verhaal over het charisma van de kandidaat de charisma knooppunten centraal in het netwerk komen te liggen.

(8)

- 7 - De laatste sub hypothese stelt dat verandering in de centraal gelegen knooppunten leidt tot verandering van de gehele attitude. Dit beeld wordt vooral verwacht wanneer er sprake is van een matchende overredingspoging omdat er in dit geval, naar verwachting, een duidelijke attitudeverandering te zien zal zijn.

Wanneer blijkt dat matchende overreding effectiever is, de eerst verkregen informatie centraal in het netwerk komt te liggen en verandering in de centrale knooppunten leidt tot verandering van de gehele attitude kan worden gesteld dat het matchingprincipe werkt doordat de overredingspoging zich richt op de centrale knooppunten en op deze manier de attitude beïnvloedt.

Methode Deelnemers

Proefpersonen zijn geworven uit eerste- en tweedejaars communicatiewetenschap en psychologie studenten van de UvA. Zij konden het onderzoek online uitvoeren voor

proefpersoonpunten, welke benodigd zijn om de propedeuse te behalen. Uit de op voorhand berekende poweranalyse, om het matching effect te kunnen repliceren, bleek dat er 128 proefpersonen nodig waren om tot een effectsize van 0,25 en een power van 0,8 te komen. Uiteindelijk hebben 165 deelnemers de vragenlijst volledig ingevuld. Vijfenvijftig van de deelnemers waren mannelijke studenten en 110 vrouwelijke studenten. De deelnemers waren allen tussen de 17 en 46 met een gemiddelde leeftijd van 21.

Materialen en Procedure

Als eerste werd het onderzoek geïntroduceerd aan de deelnemers. Zij kregen te lezen dat tijdens het onderzoek werd gekeken naar hoe mensen een beeld vormen over een politicus en hoe dat eventueel hun stemgedrag vormt danwel beïnvloedt.

(9)

- 8 - De deelnemers werden daarna random toegewezen aan twee verschillende condities. In beide condities kregen de deelnemers een kort verhaal te lezen over de fictieve

presidentskandidaat Jan Jansen. Dit betrof het attitudevormende verhaal en werd verteld door een partijgenoot, welke samen met Jan Jansen heeft gewerkt aan een wetsvoorstel. In de competent-conditie werd aan de hand van 6 eigenschappen verteld dat Jan Jansen een

competent politicus is, welke een goede president zou zijn. In de charisma-conditie werd ook verteld dat Jan Jansen een goede president zou zijn, maar dan omdat hij een charismatisch politicus is. Ook in dit verhaal werden 6 eigenschappen benoemd. Beide verhalen waren redelijk gelijk qua lengte. Zie voor beide verhalen appendix A.

Nadat de deelnemers het verhaal hadden gelezen werden er vijf meerkeuze

controlevragen aan hen gesteld om na te gaan in hoeverre zij de tekst goed hadden gelezen. De vragen waren aangepast aan de conditie waarin de deelnemers zich bevonden. Een voorbeeld van een controlevraag is: ‘Wat is de rol van Jan Jansen binnen de partij?’ Waarbij kon worden gekozen uit de antwoordopties; ‘Voorzitter, Lijsttrekker of Kamerlid’.

Het volgende gedeelte was voor alle deelnemers hetzelfde. Er werd bij hen nagegaan in hoeverre zij alle 12 (in beide verhalen) genoemde eigenschappen van toepassing vonden op Jan Jansen. Tevens werd er naar enkele andere eigenschappen gevraagd, zoals

betrouwbaarheid, gevoel van blijdschap ten opzichte van Jan Jansen en of er op hem gestemd zou worden. De vragen werden voor iedere deelnemer in een random volgorde gesteld en konden worden beantwoord middels een continue slider die liep van ‘helemaal mee oneens’ tot ‘helemaal mee eens’. Voorbeelden van deze vragen zijn; ‘Ik vind Jan Jansen intelligent’, ‘Ik vind dat Jan Jansen een goede uitstraling heeft’ en ‘Ik zou op Jan Jansen stemmen’. In dit gedeelte van de vragenlijst was tevens een controlevraag ingebed. Tussen de reguliere vragen door werd de deelnemer gevraagd de slider volledig naar links te verplaatsen om zo te

(10)

- 9 - neerzette om het onderzoek zo spoedig mogelijk af te kunnen ronden. Als laatste onderdeel van dit blok werd de deelnemers gevraagd een gevoelsthermometer in te vullen over Jan Jansen, dit gaf een beeld van de algehele attitude.

Vervolgens kregen de deelnemers wederom een verhaal te lezen over de fictieve presidentskandidaat Jan Jansen. Dit betrof de overredingspoging. Het verhaal was ditmaal afkomstig van een politicus van een andere partij die ook met Jan Jansen had samengewerkt aan het wetsvoorstel omdat de partijen van beide politici een coalitie vormde in de regering. Van dit verhaal waren ook twee versies, één gericht op competentie en één op charisma. In de verhalen werd wederom gesproken over de zes eigenschappen die in de attitudevormende verhalen benoemd waren, ditmaal waren de verhalen echter negatief (zie voor de verhalen Appendix B). De helft van de deelnemers in de initiële competent conditie kreeg wederom een verhaal over de competentie van Jan Jansen te lezen en de andere helft kreeg een verhaal over het charisma van Jan Jansen te lezen. Dit gold ook voor de deelnemers in de initiële charisma conditie. Hierdoor zijn uiteindelijk vier condities ontstaan; competent-competent conditie, competent-charisma conditie, charisma-charisma-conditie en de charisma-competent conditie.

Ook na het overredende verhaal werden er vijf meerkeuze controlevragen aan de deelnemers gesteld om na te gaan in hoeverre zij de tekst goed hadden gelezen. De vragen waren wederom aangepast aan de conditie waarin de deelnemers zich bevonden en waren qua niveau gelijk aan de controlevragen die na de attitudevormende verhalen werden gesteld.

Vervolgens werd aan alle deelnemers wederom gevraagd in hoeverre zij de

eigenschappen op Jan Jansen van toepassing vonden. Dit vragenblok was nagenoeg identiek aan het eerdere blok. Ook in deze vragen was een controlevraag opgenomen, maar ditmaal werd gevraagd de slider compleet naar rechts te schuiven.

(11)

- 10 - Na het beantwoorden van deze vragen werd de deelnemers nog gevraagd naar hun demografische gegevens, werd hen gevraagd wat hun idee was over het doel van het

onderzoek en of zij de vragenlijst serieus hadden ingevuld. Wanneer deze vragen beantwoord waren werden de deelnemers bedankt voor hun deelname aan het onderzoek.

Data Analyse

Eerst is nagegaan welke deelnemers de vragenlijst serieus en oplettend hebben

ingevuld en zodoende konden worden meegenomen in de analyse. Wanneer de deelnemers de slider bij de controlevragen niet volledig naar links en rechts hadden verplaatst zijn zij

uitgesloten uit de analyse. Daarnaast werd aan alle deelnemers na het lezen van het

attitudevormende verhaal en de overredingspoging vijf controlevragen gesteld. Wanneer zij in totaal minder dan zeven van deze vragen goed hebben beantwoordde zijn de gegevens niet in de analyse meegenomen. Er is gekozen voor 7 goede antwoorden omdat dan meer dan de helft van de vragen goed beantwoord moest worden wanneer er wordt gecontroleerd voor kans. Als laatste werden de deelnemers uitgesloten die hebben aangegeven de vragenlijst niet serieus te hebben ingevuld.

Vervolgens zijn de daadwerkelijke analyse uitgevoerd. Eerst is er gekeken naar de hoofdeffecten van het lezen van zowel het attitudevormende verhaal als de overredingspoging (charismatisch vs. competent) op de afhankelijke variabele attitudeverandering (thermometer meetmoment 1 – thermometer meetmoment 2). Het attitudevormende verhaal bepaalt hoe moeilijk de attitude te veranderen is en de overredingspoging veroorzaakt de daadwerkelijke verandering. Vervolgens is er nagegaan of er interactie was tussen het attitudevormende verhaal en de overredingspoging, oftewel of er sprake was van het matching effect.

Daarna is nagegaan hoe een attitudenetwerk reageert op de overredingspoging. Dit begon met het achterhalen van de centraliteit van de knooppunten na het lezen van de

(12)

- 11 - attitudevormende tekst. Dit is gedaan door elk knooppunt te correleren met alle andere

knooppunten (Dalege et al., 2017). Hoe hoger deze correlatie, des te hoger de centraliteit. Het knooppunt dat het meeste correleert met de andere knooppunten is het meest centrale

knooppunt. Er is middels een ANOVA per attitudevormend verhaal gekeken of de netwerken, wat betreft de centraliteit afwijkt tussen de soorten knooppunten (competent, charismatisch, overig) en hierop aansluitend is er met een LSD post-hoc analyse gekeken welke soorten er van elkaar afwijken. Vervolgens is er gekeken naar de correlatie tussen de centraliteit van de knooppunten en de samenhang van de verandering van de knooppunten en de verandering van de attitude voor de vier verschillende condities. Deze correlaties zijn met elkaar vergeleken door ze eerst te standaardiseren. Hierdoor kon worden vastgesteld of verandering van een centraal knooppunt ook de verandering van de attitude betekent, wanneer dit knooppunt centraal in het netwerk gelegen is.

Als laatste is als exploratieve analyse de berekende centraliteit van beide

meetmomenten met elkaar vergeleken. Zo is nagegaan of de positie van de knooppunten na de matchende danwel niet matchende overredingspoging veranderde als gevolg van de

overredingspoging. De berekende correlaties zijn vervolgens met elkaar vergeleken.

Resultaten

Zoals vermeld hebben in totaal 165 deelnemers het onderzoek afgerond. Uiteindelijk zijn er nog zes deelnemers afgevallen omdat zij de controlevragen niet juist hadden

beantwoord of hadden aangegeven de vragenlijst niet serieus ingevuld te hebben. Zodoende zijn er 159 deelnemers meegenomen in de analyse.

Als eerste is er gekeken of er een verschil was tussen de veranderscores van de attitude ten opzichte van Jan Jansen als gevolg van het lezen van het attitudevormende verhaal en de overredingspoging. Er is een variantieanalyse uitgevoerd met als onafhankelijke variabelen

(13)

- 12 - 25 30 35 40 Competent Charisma V era n d ersco re G ev o el st h erm o m et er Competent Charisma het attitudevormende verhaal (competent vs. charismatisch) en de overredingspoging (competent vs. charismatisch) op de afhankelijke variabele attitudeverandering. Hieruit is gebleken dat er als gevolg van het lezen van het attitudevormende verhaal er geen verschil was in attitudeverandering tussen de competente tekst (M = 32.33, SD = 26.22) en de charismatische tekst (M = 31.97, SD = 24.21), F(1, 158) = .008, p = .930, η² <.001. Ook als gevolg van het lezen van de overredingspoging was er geen verschil in attitudeverandering tussen de competente tekst (M = 33.73, SD = 26.92) en de charismatische tekst (M = 30.60, SD = 23.44), F(1, 158) = .613, p = .435, η² =.004. Wel was er sprake van een interactie effect tussen het attitudevormende verhaal en de overredingspoging F(1, 155) = 4.224, p = .042, η² =.036. Wanneer de overredingspoging op hetzelfde vlak was gericht als het attitudevormende verhaal, dan was de attitudeverandering groter dan wanneer dit niet het geval was; competent (M = 38.15, SD = 29.12), charisma-charisma (M = 34.81, SD = 24.25), competent-charisma (M = 27.16, SD = 22.44), competent-charisma-competent (M = 29.43, SD = 24.19). De

gemiddelde attitudeveranderingen zijn grafisch weergegeven in Figuur 2. Hierin is goed te zien dat de overredingspoging een grotere attitudeverandering teweeg brengt wanneer deze matcht met het attitudevormende verhaal.

Figuur 2. Gemiddelde veranderscore van de gevoelsthermometer per conditie. Attitudevormende verhaal

(14)

- 13 - Daarna is gecontroleerd of de netwerken na het lezen van de attitudevormende

verhalen van elkaar verschillen als gevolg van de verschillende teksten die de deelnemers hebben gelezen. Anders gezegd is er gekeken of de competent knooppunten centraler zijn als de deelnemers de competente attitudevormende tekst hebben gelezen en of de charisma knooppunten centraler zijn als de deelnemers de charismatische attitudevormende tekst hebben gelezen. Dit is gedaan middels de Box’s Test Equality of Covariance Matrices. Deze test de hypothese dat variantiematrices gelijk zijn tussen beide condities. Hieruit is gebleken dat de correlatiematrices na het lezen van de verschillende teksten van elkaar afwijken F(210, 74146.221) = 1.4, p <.001.

Op deze bevinding is verder ingegaan door de correlatie van de zes ‘competent-knooppunten’ en de zes ‘charisma-‘competent-knooppunten’ met de rest van het netwerk te vergelijken voor beide teksten. Zo kon worden bekeken of de netwerken daadwerkelijk om de competent, danwel de charisma knooppunten zijn gebouwd. Voor de competente attitudevormende tekst is gebleken dat de competent-knooppunten een gemiddelde correlatie r =.409 hebben en de charisma-knooppunten een gemiddelde correlatie r = .411. De knooppunten die niet direct in de teksten waren opgenomen hebben gemiddelde correlatie r = .449. Uit een variantieanalyse op de gemiddelde correlatie, met één onafhankelijke tussen-deelnemers variabele (soort knooppunt) en als afhankelijke variabele de correlatie, blijkt dat correlaties niet van elkaar verschillen F(2, 19) = .604, p = .558, η² = .066. Uit de daarnaast uitgevoerde LSD post-hoc analyse is tevens gebleken dat de correlatie van de competent-knooppunten met het gehele netwerk niet afwijkt van de correlatie van de charisma-knooppunten met de rest van het netwerk; p = ,966. Dezelfde analyse is uitgevoerd voor de charismatische overredende tekst met vergelijkbare uitkomst. De competent-knooppunten hebben een gemiddelde correlatie r =.284 en bij de charisma-knooppunten is de gemiddelde correlatie r = .320. De knooppunten zonder directe achtergrond hebben een gemiddelde correlatie r = .310. De uitgevoerde

(15)

- 14 - variantieanalyse op de afhankelijke variabele gemiddelde correlatie, met één onafhankelijke tussen-deelnemers variabele (soort knooppunt) liet zien dat de correlaties niet van elkaar verschillen F(2, 19) = .613, p = .553, η² = .067. Uit de daarnaast uitgevoerde LSD post-hoc analyse is daarnaast gebleken dat de correlatie van de competent-knooppunten met het gehele netwerk niet afwijkt van de correlatie van de charisma-knooppunten met de rest van het netwerk; p = ,305. Er is binnen de condities geen verschil, maar de gemiddelde correlatie van de knooppunten met het hele netwerk verschilt wel tussen het competente attitudevormende verhaal (r = .426) en het charismatische attitudevormende verhaal (r = .305) F(1, 39) = 33.046, p < 0.001, η² = .465.

Na deze analyse is gekeken of de centraliteit van de knooppunten na het lezen van de attitudevormende tekst correleert met de samenhang tussen de verandering in de knooppunten met de verandering van de gevoelsthermometer na het lezen van de overredende tekst voor de verschillende condities. In figuur 3 zijn deze correlaties weergegeven in een Scatter Plot. Uit deze analyse is gebleken dat er sprake is van samenhang bij de matching-condities;

competent-competent (r = .727, p < .001), charisma-charisma (r = .806, p <.001). Deze samenhang was ook terug te vinden bij de charisma-competent conditie (r = .605, p = .005). Alleen bij de competent-charisma conditie was dit niet het geval (r = .395, p = .085) Dit betekent dat bij de competent-competent conditie, de charisma-charisma conditie en de charisma-competent conditie de veranderingen die in de meest centrale knooppunten plaatsvinden de verandering van de attitude kan verklaren. Dit patroon ligt in lijn met de eerder gevonden attitude verandering. De verandering van de attitude in de competent-charisma conditie was namelijk het kleinste.

Ook is er gekeken of de berekende correlaties tussen de verschillende condities van elkaar afweken. Hieruit is enkel een significant verschil gebleken tussen de

(16)

charisma-- 15 charisma-- charisma conditie en de competent-charisma conditie (Z = 2.034, p = 0,042). Zodoende zijn dit de enige condities waarvan de correlatie significant van elkaar afwijken.

Figuur 3. Scatter Plots van alle condities waaruit de relatie tussen de centraliteit van de knooppunten na het lezen van de attitudevormende tekst en de correlatie tussen de

verandering in de knooppunten met de verandering van de gevoelsthermometer na het lezen van de overredende tekst blijkt.

competent - competent competent - charisma

(17)

- 16 - Als laatste is een exploratieve analyse uitgevoerd. Hierbij is de centraliteit van alle knooppunten na het lezen van de attitudevormende verhalen vergeleken met de centraliteit van de knooppunten na he lezen van de overredingspoging. Hieruit is een significante samenhang naar voren gekomen bij de competent-competent conditie (r = .557, p = .011) en bij de charisma-charisma conditie (r = .585, p = .007). Dit was niet het geval bij de

competent-charisma conditie (r = -.047, p = .845) en de charisma-competent conditie (r = .402, p = .079). Samengevat betekent dit dat er bij de matchende condities wel sprake is van samenhang tussen de centraliteit van de knooppunten na het lezen van de attitudevormende verhalen en de centraliteit van de knooppunten na het lezen van de overredingspoging, waar dit bij de niet matchende condities niet het geval is.

Hierna is er nagegaan of de berekende correlaties van elkaar afweken. Hieruit is gebleken dat de samenhang bij competent conditie afweek van de competent-charisma conditie (Z = 1.969, p = .041). Ook de correlatie bij de competent-charisma-competent-charisma conditie week af van de competent-charisma conditie (Z = 2.090, p = 0,031).

Discussie

In deze studie is nagegaan of er vanuit het CAN model kan worden verklaard waarom een matchende overredingspoging effectiever is dan een niet matchende overredingspoging. Dit is gedaan door eerst vast te stellen dat er sprake was van het matching effect. Vervolgens is gekeken of het lezen van een competent danwel charismatisch attitudevormend verhaal zorgde voor verschillende netwerken. Hierbij zijn inderdaad verschillen geconstateerd, maar niet de verschillen die van te voren verwacht werden. Het gevonden verschil is namelijk dat het competente attitudevormende verhaald leidt tot een netwerk waarbij de gemiddelde centraliteit van de knooppunten hoger is dan na het lezen van het charismatische

(18)

- 17 - knooppunten waren gebouwd bij het competente attitudevormend verhaal en meer om de charismatische knooppunten bij het charismatische attitudevormend verhaal. Daarna is geconstateerd dat verandering van centraal gelegen knooppunten in drie van de vier gevallen samenhing met een verandering van de attitude. In het geval van de matchende condities was dit bij beide het geval. Er waren echter amper verschillen tussen de condities onderling. Als laatste is uit een exploratieve analyse gebleken dat centrale knooppunten in de matchende condities nog steeds centraal in het netwerk gelegen zijn na de overredingspoging, in

tegenstellig tot bij de niet matchende condities. Al deze bevindingen tezamen zorgen voor een redelijk gecompliceerde puzzel.

De puzzel is lastig te leggen doordat in het onderzoek het competente

attitudevormende verhaal er niet toe heeft geleid dat de competent-knooppunten centraler in het netwerk zijn gelegen dan de overige knooppunten, evenals het charismatische

attitudevormende verhaal er niet voor heeft gezorgd dat de charisma-knooppunten centraler in het netwerk zijn gelegen dan de overige knooppunten. Dit is in strijd met eerdere

onderzoeksresultaten van Edwards (1990); Crites, Fabrigar en Petty (1994). Zij vonden juist wel dat de initiële attitude wordt gebouwd om de verkregen informatie, dus dat deze

informatie centraler in het netwerk gelegen zou moeten zijn. De gevonden afwijking wordt mogelijk veroorzaakt door de andere onderzoeksopzet. Waarbij als eerste gedacht kan worden aan de manier waarop gemeten is. In het onderzoek van Crites, Fabrigar en Petty (1994) is als meetinstrument gebruik gemaakt van onder andere semantische differentiaal en een checklist om aan te geven of een woord het gevoel ten opzichte van het object beschreef (affect), de eigenschappen van het object beschreef (cognitief), of een globale evaluatie van het object was (attitude). In de huidige studie konden de deelnemers enkel van vooraf bepaalde eigenschappen aangeven in welke mate deze voor hen van toepassing waren. Deze andere methode is gebruikt vanwege het verschil in aard tussen enerzijds cognitie en affect, gebruikt

(19)

- 18 - in eerdere onderzoeken, en anderzijds competentie en charisma, gebruikt in de huidige studie. Affect en cognitie zijn twee van de drie componenten waaruit een attitude bestaat (Haddock & Maio, 2009). Dit geldt dit niet voor competentie en charisma. Dit zijn slechts

eigenschappen die raakvlak vertonen met affect en cognitie. Het gebruiken van competentie en charisma in plaats van cognitie en affect kan een andere oorzaak zijn voor het niet vinden van dezelfde resultaten als in de eerdere studies. Zoals eerder gesteld toont competentie voornamelijk raakvlak met cognitie en heeft charisma meer raakvlak met affect. Tussen competentie en charisma is echter een grote overlapping, waardoor de scheiding tussen beide minder zwart wit is dan in het geval van cognitie en affect. Charisma is in feite een van de competenties die een politicus/presidentskandidaat dient te bezitten. Anders gezegd zal een competent politicus ook charismatisch zijn, terwijl een charismatisch politicus niet per definitie competent is. Dit idee wordt ondersteund door het feit dat het netwerk na het lezen van het competente attitudevormende verhaal een stuk hechter is dan dat het was na het charismatische attitudevormende verhaal. De overige knooppunten lijken voor de

proefpersonen makkelijker aan de ‘competent-kapstok’ op te hangen dan aan de ‘charisma-kapstok’ omdat wanneer men denkt aan een presidentskandidaat de competentie van de kandidaat gevoelsmatig meer van belang is dan het charisma. Om er in eventueel vervolgonderzoek voor te zorgen dat er een betere scheiding is tussen de bases van de attitude, zou gebruik gemaakt kunnen worden van de technieken die in de eerdere

onderzoeken zijn gebruikt. Zo kan het makkelijker zijn om een scheiding te bewerkstelligen door affect en cognitie tegenover elkaar te zetten en deze als bases van de attitude te

gebruiken. Dit kan gedaan worden met een fictief en onbekend object, zoals Fabrigar en Petty (1999) dus al eens eerder deden met de lemphur. Wanneer de structuur van de huidige studie meer wordt aangehouden kan er voor worden gezorgd dat de attitudevormende verhalen en de overredingspogingen ook affectief danwel cognitief van aard zijn.

(20)

- 19 - Het zal hoe dan ook interessant zijn om verder onderzoek te verrichten naar het

onderwerp van de huidige studie omdat er een aantal bevindingen zijn die aanleiding geven te veronderstellen dat het matching effect verklaard kan worden vanuit het CAN model. Zo is gebleken dat er een verband is tussen de verandering van de centraal gelegen knooppunten en van het gehele netwerk, en dus de attitude. Dit was vooral het geval wanneer er sprake was van een matchende overredingspoging. Dit impliceert enigszins, ondanks de eerdere bevinding, dat de effectiviteit van matchende overreding verklaard kan worden vanuit het CAN model. Er is nu gebleken dat door de overredingspoging te richten op de centrale knooppunten en dit op een wijze te doen die overtuigend genoeg is, er op de meest effectieve manier een attitude veranderd kan worden. Omdat in eerdere onderzoeken dus wel is gebleken dat de eerste verkregen informatie de kern van een attitude vormt, zou logischerwijs in

vervolgonderzoek aan het licht moeten komen dat een matchende overredingspoging effectief is omdat het zich op de centrale knooppunten van een attitudenetwerk richt. Dat kan er dan ook voor zorgen dat de verschillen tussen matchende en niet matchende overreding groter worden, waardoor er ook een verschil ontstaat tussen de matchende en niet matchende condities wat betreft de correlatie tussen centraliteit van de knooppunten en de samenhang tussen verandering van de knooppunten met de verandering van de gehele attitude.

Verder is uit de huidige studie naar voren gekomen dat de centraal gelegen knooppunten na een matchende overredingspoging hun centrale positie in het netwerk

behouden. Dit betekent dat bij een matchende overreding het netwerk intact blijft en alleen de waarde van de knooppunten veranderen. De attitude wordt als het ware aangepast via de lijnen van het reeds bestaande netwerk. Wanneer de overredingspoging niet matcht met het attitudevormende verhaal, dan wijzigt het hele netwerk als gevolg van de overreding. Het belang van de eerder verkregen informatie die (naar verwachting) in eerste instantie centraal in het netwerk was opgenomen raakt zijn centrale positie en dus zijn belang bij het vormen

(21)

- 20 - van de attitude gedeeltelijk kwijt. Omdat is gebleken dat niet matchende overreding voor een kleinere attitudeverandering zorgt, kan gesteld worden dat de attitude meer ambivalent wordt als gevolg van de niet matchende overreding. De waarde van de voorheen centraal gelegen knooppunten blijft gelijk, maar omdat de positie in het netwerk minder centraal wordt en de andere knooppunten veranderen van waarde en positie wordt de attitude wat diffuser. Hierbij dient wel de kanttekening geplaatst te worden dat in de huidige studie de centraliteit van de knooppunten niet direct kon worden afgeleid vanuit het attitudevormende verhaal. Dit toont wederom het belang aan van vervolgonderzoek waarbij er voor kan worden gezorgd dat de bases van de attitude daadwerkelijk centraal in het netwerk komen te liggen. Het kan

vervolgens namelijk interessant zijn om nader te onderzoeken wat de gevolgen zijn voor een attitude die al een langere tijd bestaat en waarvan de positie van de knooppunten al langere tijd ‘vast’ staan. In de bestaande onderzoeken wordt er bij niet matchende overreding vaak informatie gegeven over knooppunten waar eerder nog geen informatie over bekend was. Hierdoor kan de positie en de waarde van deze knooppunten relatief gemakkelijk aangepast worden. Als er over de niet centrale knooppunten al informatie bekend is, kan dit deze dynamiek bemoeilijken. Dit kan er toe leiden dat de verandering van de attitude als gevolg van een niet-matchende overredingspoging nog kleiner zal worden en, omdat de effectiviteit van matchende overreding niet afhangt van het veranderen van de positie van de knooppunten binnen het netwerk, het verschil in attitudeverandering met matchende overreding nog groter. Dit zal er wederom aan bijdragen dat er een verschil kan ontstaan tussen de matchende en niet matchende condities wat betreft de correlatie tussen centraliteit van de knooppunten en de samenhang tussen verandering van de knooppunten met de verandering van de gehele attitude.

Het is verleidelijk om meteen met zulk soort vervolgonderzoek te beginnen, maar het is verstandig om eerst de ontbrekende puzzelstukken uit de huidige studie te leggen. Dit kan

(22)

- 21 - worden gedaan door vervolgonderzoek uit te voeren waarin alle drie de sub hypotheses uit de huidige studie bewezen worden. Een onderzoek waaruit dus wel blijkt dat de informatie in het attitudevormende verhaal centraal in het netwerk terecht komt. Dit zal bovendien bijdragen aan de effectiviteit van de matchende overredingspoging omdat deze beter op de centrale knooppunten van het netwerk gericht kan worden. Het loont derhalve om eerst de huidige puzzel helemaal te leggen alvorens aan een nieuwe puzzel te beginnen, maar dit onderzoek kan zeker worden gezien als aanzet naar het gedetailleerder in kaart brengen van de

(23)

- 22 - Literatuurlijst

Ajzen, I. (2001). Nature and operation of attitudes. Annual review of psychology, 52, 27-58. Crano, W. D., & Prislin, R. (2006). Attitudes and persuasion. Annu. Rev. Psychol., 57,

345-374.

Crites, S. L., Fabrigar, L. R., & Petty, R. E. (1994). Measuring the affective and cognitive properties of attitudes: Conceptual and methodological issues. Personality and Social Psychology Bulletin, 20, 619-634.

Dalege, J., Borsboom, D., van Harreveld, F., van den Berg, H., Conner, M., & van der Maas, H. L. (2016). Toward a formalized account of attitudes: The Causal Attitude Network (CAN) model. Psychological Review, 123, 2-22.

Dalege, J., Borsboom, D., van Harreveld, F., & van der Maas, H. L. (2017). Network analysis on attitudes: A brief tutorial. Social Psychological and Personality Science. Advance online publication.

Dalege, J., Borsboom, D., van Harreveld, F., & van der Maas, H. L. (2017). Network structure explains the impact of attitudes on voting decisions. Scientific Reports, 7, 4909.

DeBono, K. G., & Harnish, R. J. (1988). Source expertise, source attractiveness, and the processing of persuasive information: A functional approach. Journal of Personality and social Psychology, 55, 541.

Edwards, K. (1990). The interplay of affect and cognition in attitude formation and change. Journal of personality and social psychology, 59, 202-216.

Fabrigar, L. R., & Petty, R. E. (1999). The role of the affective and cognitive bases of

attitudes in susceptibility to affectively and cognitively based persuasion. Personality and social psychology bulletin, 25, 363-381.

(24)

- 23 - Gawronski, B. (2012). Back to the future of dissonance theory: Cognitive consistency as a

core motive. Social Cognition, 30, 652-668.

Lavine, H., & Snyder, M. (1996). Cognitive processing and the functional matching effect in persuasion: The mediating role of subjective perceptions of message quality. Journal of Experimental Social Psychology, 32, 580-604.

Petty, R. E., & Wegener, D. T. (1998). Matching versus mismatching attitude functions: Implications for scrutiny of persuasive messages. Personality and Social Psychology Bulletin, 24, 227-240.

Petty, R. E., Wegener, D. T., & Fabrigar, L. R. (1997). Attitudes and attitude change. Annual review of psychology, 48, 609-647.

See, Y. H. M., Petty, R. E., & Fabrigar, L. R. (2008). Affective and cognitive meta-bases of attitudes: Unique effects on information interest and persuasion. Journal of

Personality and Social Psychology, 94, 938.

See, Y. H. M., Petty, R. E., & Fabrigar, L. R. (2013). Affective–cognitive meta-bases versus structural bases of attitudes predict processing interest versus efficiency. Personality and Social Psychology Bulletin, 39, 1111-1123.

Van der Maas, H. L., Kolstein, R., & Van Der Pligt, J. (2003). Sudden transitions in attitudes. Sociological Methods & Research, 32, 125-152.

Wheeler, S. C., Petty, R. E., & Bizer, G. Y. (2005). Self-schema matching and attitude change: Situational and dispositional determinants of message elaboration. Journal of Consumer Research, 31, 787-797.

(25)

- 24 - Appendix A.

Gedurende onze samenwerking tijdens het opstellen van het wetsvoorstel is mij nogmaals duidelijk geworden waarom Jan Jansen onze lijsttrekker is. Jan Jansen is een competent politicus. Hij is goed op de hoogte van wat er speelt in de maatschappij (1), de behoeftes van het volk zijn hem bekend. Omdat hij zo intelligent is (2) weet hij deze behoeftes goed te verwoorden, iets wat in het wetsvoorstel duidelijk is terug te zien. Daarnaast viel mij ook op dat Jan Jansen erg creatief (3) is. Hij komt met ideeën waar anderen nog niet aan hadden gedacht, waardoor het uiteindelijke voorstel nog sterker is geworden. Jan Jansen heeft

weliswaar zelf de grootste inbreng gehad, maar dat betekende niet dat hij niet open stond voor de ideeën van anderen (4), hij luisterde goed naar iedereen. Uiteindelijk nam Jan Jansen, mede vanwege zijn positie binnen de partij, zelf de definitieve besluiten. Dit deed hij op een erg sterke manier (5), waardoor niemand aan de gemaakte keuzes twijfelde. Uit eigenlijk alles wat Jan Jansen doet blijkt zijn ambitie (6). De ambitie om het hoogst haalbare te bereiken, maar zeker ook de ambitie om het volk zo goed mogelijk van dienst te zijn.

Al deze eigenschappen te samen zorgen er voor dat hij de kiezer op een nagenoeg perfecte wijze kan vertegenwoordigen, iets wat hem de ideale kandidaat maakt om onze toekomstige minister-president te worden.

(1) Belangstelling voor de publieke zaak, (2) Intelligent, (3) Creatief, (4) Luisteren, (5) Besluitvaardig, (6) Ambitieus

Charismatisch:

Gedurende onze samenwerking tijdens het opstellen van het wetsvoorstel is mij nogmaals duidelijk geworden waarom Jan Jansen onze lijsttrekker is. Jan Jansen is een charismatisch politicus. Hij is veel tussen de mensen te vinden (1), hierdoor is hij goed op de hoogte van wat er speelt in de maatschappij. In zijn gesprekken met de kiezer weet hij zich uit de meest benarde situaties te redden door zijn positieve taalgebruik (2) wat er voor zorgt dat hij ons partijprogramma altijd op een goede manier kan presenteren. De kennis van de behoeftes van het volk die deze gesprekken hem oplevert weet hij begenadig te presenteren (3) iets wat natuurlijk goed van pas kwam bij het opstellen van het wetsvoorstel. Als er vervolgens ergens discussie over ontstond dan wist Jan Jansen dit altijd goed te leiden (4), waardoor de

discussies altijd iets bijdroegen en nooit negatief waren voor de groepssfeer. Tijdens de discussies was het besluit vaak gelijk aan de intentie van Jan Jansen, hij wist door zijn

woordkeuze, maar zeker ook door zijn uitstraling alle neuzen dezelfde kant op te krijgen (5). Tijdens de presentatie van het voorstel in de kamer bleef Jan Jansen ook moeiteloos overeind. Er waren weliswaar enkele kritische vragen over het voorstel, maar door zijn charme (6) en goede verhaal stemde uiteindelijk een ruime meerderheid in met het voorstel.

Doordat Jan Jansen zijn plannen zo goed kan verwoorden en daardoor nagenoeg iedereen achter zijn ideeën krijgt, kan hij de kiezer goed vertegenwoordigen, iets wat hem de ideale kandidaat maakt om onze toekomstige minister-president te worden.

(1) Veel contact met mensen, (2) Goed taalgebruik, (3) Goede presentatievaardigheden, (4) Discussies goed leiden, (5) Uitstraling, (6) Charme

(26)

- 25 - Appendix B.

Tijdens het samenwerken aan het wetsvoorstel is Jan Jansen mij in negatieve zin opgevallen, hij is absoluut geen goede politicus. Het lijkt wel alsof hij geen idee heeft van wat er speelt onder de bevolking (1), hij is gewoonweg niet op de hoogte van de wensen die er zijn in het land. Daarnaast leek het af en toe alsof hij niet alles bij kon benen. Dan moest alles wat langzamer omdat de stof die behandeld werd te ingewikkeld voor hem was (2). Ook vond ik Jan Jansen vrij inspiratieloos (3), hij kwam zelden met een nieuw inzicht, hierdoor bleef zijn bijdrage in het algemeen vrij beperkt. Desondanks wilde hij wel erg zijn stempel drukken. Hij nam de leidersrol op zich, maar volgens mij alleen om er voor te zorgen dat de ideeën vanuit zijn partij een voorkeursbehandeling kregen (4). De opinies van mijn partij lieten hem koud. Dit zorgde er dan ook voor dat de keuzes die hij nam bij ons niet in goede aarde vielen. Hij hakte de knoop door zonder dat er ook maar enigszins sprake was van consensus (5). Het lijkt voor mij wel alsof Jan Jansen gewoon snel wil scoren. Hij heeft de ambitie om hoog de ladder op te klimmen, maar dit doet hij puur uit eigen belang en niet om anderen te helpen (6). Wij hadden als partij al besloten samenwerkingen met Jan Jansen en zijn partij in de toekomst naar een minimum te beperken vanwege de onprettige samenwerking. Ik kan me ook niet voorstellen dat iemand zich zou willen laten vertegenwoordigen door iemand als Jan Jansen dus zal de samenwerking ook minder vaak nodig zijn, gelukkig maar.

(1) Belangstelling voor de publieke zaak, (2) Intelligent, (3) Creatief, (4) Luisteren, (5) Besluitvaardig, (6) Ambitieus

Charismatisch:

Tijdens het samenwerken aan het wetsvoorstel is Jan Jansen mij in negatieve zin opgevallen, hij mist de uitstraling van een goede politicus. Hij begeeft zich zelden tussen de mensen en zit veilig op zijn kantoor (1), hierdoor kan hij onmogelijk op de hoogte zijn van wat er speelt onder de bevolking. De enkele keren dat we samen op pad waren viel mij op dat hij zich moeilijk kan uitdrukken. Er klinkt vaak een negatieve lading in zijn woorden (2) wat er voor zorgt dat de gesprekken regelmatig vrij stroef verliepen. Ook de manier waarop hij kennis overdraagt en presenteert vind ik niet sterk (3). Dit was het geval tijdens de presentaties in onze werkgroep van het wetsvoorstel, maar ook de presentatie in de kamer van het voorstel was absoluut niet overtuigend. Mede hierdoor ontstonden er vaak discussies. Deze discussies werden weliswaar geleid door Jan Jansen, maar dit deed hij ook niet krachtig (4). De

discussies werden vaak op de man gespeeld, waardoor het geen bijdrage leverde aan de ontwikkeling van het wetsvoorstel. Deze situaties waren vaak ongemakkelijk, iets wat ook terug te zien was in de uitstraling van Jan Jansen, het leek wel een soort moedeloosheid (5). Dat het voorstel werd aangenomen kan ik niet de verdienste van Jan Jansen noemen. Veel kamergenoten zijn het daarover met mij eens. Hij acteert onvriendelijk en wordt weinig charmant gevonden (6).

Doordat Jan Jansen zich zo opstelt lijkt hij puur naar de korte termijn te kijken. Hij handelt in mijn ogen niet in het belang van het volk, iets wat hij juist geacht wordt te doen als politics. Ik verwacht dan ook geen doorslaand succes voor hem de aankomende verkiezingen.

(27)

- 26 - (1) Veel contact met mensen, (2) Goed taalgebruik, (3) Goede presentatievaardigheden, (4) Discussies goed leiden, (5) Uitstraling, (6) Charme

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ik beschouw dit merk als mijn eerste keuze wanneer ik hairstyling producten koop.. Ik raad vrienden/kennissen/familie aan om dit hairstyling merk

Total transforming growth factor ␤1 (TGF-␤1) concentrations in peritoneal samples measured immediately after initiation of the procedure (t = 0) and after 45 minutes (t = 1) in

Er wordt in deze studie onderzoek gedaan naar: (1) de verschillen in effectiviteit van een online behandeling op basis van life-review interventie met betrekking tot

In het volgende hoofdstuk wordt beschreven op welke manier de belangrijkste competenties voor verpleegkundigen in het MST bepaald zijn, hoe de indicatoren zijn vastgesteld en welk

De vierde hypothese is opgedeeld in twee delen, het eerste deel luidt: ‘bedrijven met een centrale positie in het netwerk zijn gemiddeld groter dan de overige bedrijven in

4.2 Effect of state custodianship from a constitutional property clause perspective As established in the previous subsection, the Constitutional Court in Sishen

(i) (7 pts.) Write the appropriate two-way ANOVA model that can be applied to investigate the effects of cheese type and method (and their interaction) on the moisture content..

Steeds meer waarnemingen An- derzijds duiden deze gegevens, samen met alle andere waarnemingen, ontegenspreke- lijk op lokale vestiging – terwijl we daarover, tot minder dan