Opdracht 3 Management en
Organisatie 2014-2015
De cursusdienst van de faculteit Toegepaste
Economische Wetenschappen aan de Universiteit
Antwerpen.
Op het Weduc forum vind je een groot aanbod van samenvattingen,
examenvragen, voorbeeldexamens en veel meer, bijgehouden door je
medestudenten.
1. Managers kunnen verschillende soorten van leiderschapsstijlen vertonen. Één leiderschapstijl is de zogenaamde autocratische of productiegerichte leiderschapsstijl. Geef aan de hand van een eigen, concreet voorbeeld aan wat dit precies betekent.
Een taakgerichte leiderschapsstijl probeert het denken en handelen van de medewerkers te beïnvloeden door zich direct toe te spitsen op de te realiseren doelen en de hiervoor noodzakelijke takenpakketten. Taakgerichte leiders sturen hun medewerkers dan ook aan op de inhoud van het door hen te realiseren takenpakket. (p.261)
Een voorbeeld hiervan is een architectenbureau. De hoofdarchitect neemt het werk om een bepaald gebouw te ontwerpen aan en plant wat zijn ondergeschikte medewerkers hiervan moeten uitvoeren. Hij geeft elke werknemer zijn specifieke taken en hecht heel veel belang aan de realisatie van hun taken. Hiervoor houdt hij elke middag een bijeenkomst met het volledige bureau zodat hij zijn medewerkers nauwlettend in het oog kan houden. Indien hij tijdens deze bijeenkomsten merkt dat een medewerker zijn of haar takenpakket niet of ondermaats heeft vervult, grijpt hij in. Als er zich voorziene of onvoorziene problemen voordoen bij de vervulling van een medewerker zijn taken, ondersteunt de hoofdarchitect hem of haar door te zoeken naar inhoudelijke oplossingen voor de problemen. De hoofdarchitect gedraagt zich dus als een echte vakexpert en legt zijn opvattingen en ideeën over het plan strikt op aan zijn ondergeschikten. Alles moet dus vervuld worden volgens de hoofdarchitect zijn plannen zonder dat er veel belang wordt gehecht aan wat de medewerkers ervan vinden. De nadruk ligt dus op het feit dat het plan van het gebouw binnen een bepaalde termijn ingeleverd moet worden en hierbij gedraagt de hoofdarchitect zicht duidelijk als een hiërarchische chef.
2. Volgens de managementliteratuur is het bureaucratische controlemechanisme het meest gepaste controlemechanisme wanneer men wil controleren via het implementatieproces.
Is deze stelling juist of fout, en waarom (beargumenteer je antwoord!)?
Volgens de managementliteratuur zijn er drie verschillende controlemechanismen wanneer men wil controleren via het implementatieproces. Het bureaucratische controlemechanise is er hier één van.
De kernvraag bij het implementatieproces luidt: hoe kunnen doelen en/of plannen concreet worden gerealiseerd? De centrale focus van deze implementatie is de verdere doorvertaling van de doelen en/of plannen naar meer afgeleide, fijnmazige en gespecialiseerde plannen èn naar concrete, hieruit voortvloeiende acties. Deze doorvertaling en acties vereisen een inhoudelijke en procespatige sturing. (p.293)
Verder bepaalt de aard van de activiteiten vervat in doelen en/of plannen welk controlemechanisme het meeste aangewezen is.
Het bureaucratische controlemechanisme is een mechanise mat qua coördinatiemechanismen gebruik maakt van regels, procedures en directe supervisie. Via deze vrij klassieke coördinatiemechanismen hoopt de organisatie de implementatie van de vooropgestelde doelen en/of plannen in goede banen te leiden. Het betreft hier een vrij strikte en strakke controle van het implementatieproces. (p.300)
Het bureaucratisch controlemechanisme is vooral aangewezen indien de taakzekerheid en voorspelbaarheid zeer groot is. (p.301) In andere situaties is één van de twee overige controlemechanismen meer aangewezen. Hierdoor kunnen we dus besluiten dat het bureaucratisch controlemechanisme niet het meest gepaste controlemechanisme is, maar dat het één van de drie is. Dus de stelling is niet helemaal correct.
3. Binnen het rationeel managementperspectief (1), het gedragsmatige managementperspectief (2) en de contingentiebenadering (3) worden aandachtspunten aangehaald met betrekking tot “leiding geven”. Vergelijk deze aandachtspunten. Concreet verwoord van elke stroming de visie op leiderschap en vergelijk deze drie visies onderling. Kortom leg systematisch de gelijkenissen en verschillen uit van deze drie visies.
Binnen het rationeel managementperspectief beschouwt men een eenduidige, autoritaire leiderschapsstijl als de meest efficiënte en effectieve. Er is dus geen of zeer weinig inspraak of participatie van de werknemers. (p.98)
Binnen het gedragsmatige managementperspectief beschouwt men een werknemersgerichte leiderschapsstijl als de meest efficiënte en effectieve. Hier is er wel inspraak of participacie van de werknemers en leiders beschouwen de motivatie van hun werknemers als een belangrijk aandachtspunt. (p.106)
Tenslotte, binnen het managementperspectief van de contingentiebenadering is er geen managementstijl die men als de meest efficiënte en effectieve beschouwt. Hier is er aandacht voor de wijze waarop situaties de keuze van leiderschapsstijlen beïnvloeden. M.a.w. al naargelang de situatie zal een andere leiderschapsstijl aangewezen zijn. (p.115)
Hieruit kunnen we concluderen dat het rationeel managementperspectief en het gedragsmatige managementperspectief tegenpolen van elkaar zijn. Bij het rationele management perspectief is er geen aandacht voor de werknemers terwijl dit bij het gedragsmatige managementperspectief centraal staat.
Het managementperspectief van de contingentiebenadering daarentegen kan heel veel gelijkenissen met beide andere besproken perspectieven vertonen, maar kan er net zo goed zeer sterk van verschillen. Dit hangt allemaal af van de situatie waarin men zich bevindt.
