• No results found

De bescherming van de echtgenoot en van de samenwonende partner bij overlijden en bij scheiding in de Anglo-Amerikaanse rechtsstelsels, vergeleken met de continentale rechtsstelsels

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De bescherming van de echtgenoot en van de samenwonende partner bij overlijden en bij scheiding in de Anglo-Amerikaanse rechtsstelsels, vergeleken met de continentale rechtsstelsels"

Copied!
58
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE

BESCHERMING

VAN

DE

ECHTGENOOT

EN

VAN

DE

SAMENWONENDE

PARTNER

BIJ

OVERLIJDEN EN BIJ SCHEIDING IN DE

ANGLO-AMERIKAANSE

STELSELS,

VERGELEKEN MET DE CONTINENTALE

RECHTSSTELSELS

Aantal woorden: 18.424

Charlotte VanDamme

Studentennummer: 01404911

Promotor: Prof. dr. Jan Bael Commissaris: Stan Devos

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in het Notariaat

(2)
(3)

Dankwoord

Aan de start van mijn masterproef lijkt het mij een gelegen moment om een aantal personen te bedanken.

Allereerst wens ik mijn promotor professor dr. Jan Bael en mijn commissaris Stan Devos te bedanken voor de goede begeleiding en het vertrouwen in mij om deze masterproef tot een goed einde te brengen.

Daarnaast ben ik ook mijn broer Anthony en mijn ouders dankbaar om mij de kans te geven mijn master Notariaat te vervolledigen en voor de steun en onvoorwaardelijke liefde die ik heb ontvangen de afgelopen jaren.

Verder gaat mijn dank uit naar Hannelore, die met veel plezier deze thesis heeft willen overlezen.

Met het schrijven van deze masterproef sluit ik niet enkel de master Notariaat af, maar ook mijn studententijd. Daarom zou ik graag mijn vrienden en kotgenoten willen bedanken voor de steun en om mijn studententijd in Gent zo aangenaam te maken. Laura, Ina en Brent, zonder jullie zouden de afgelopen zes jaren er nooit zou mooi hebben uitgezien. Bedankt voor deze onvergetelijke tijd!

Charlotte VanDamme, Oostende, 17 augustus 2020

(4)

Inhoudsopgave

Dankwoord ... 3

Inleiding ... 6

Hoofdstuk I: De bescherming van de langstlevende partner bij overlijden ... 8

§ 1. De continentale rechtstelsels ... 8

A. België ... 8

1. Het erfrecht van de langstlevende echtgenoot ... 8

a. Wettelijke devolutie ... 8

b. Conventionele devolutie ... 9

c. Bijkomende bescherming voor de langstlevende echtgenote ... 11

2. Het erfrecht van de langstlevende wettelijk en feitelijk samenwonende partner ... 15

B. Nederland ... 17

1. Het erfrecht van de langstlevende echtgenoot ... 17

a. Het versterferfrecht: de wettelijke verdeling ... 18

b. Het versterferfrecht: de wilsrechten ... 19

c. Testamentair erfrecht ... 23

d. Bijkomende bescherming voor de langstlevende echtgenote ... 25

2. Het erfrecht van de langstlevende geregistreerde partner en de samenwonende levenspartner ... 26

§ 2. Angelsaksische landen ... 26

A. Engeland en Wales ... 26

1. Het erfrecht van ‘the surviving spouse’ ... 26

a. Het wettelijk erfrecht: ‘intestacy’ ... 27

b. Een volledige testeervrijheid? ... 28

2. Het erfrecht van ‘the civil partner’ ... 31

B. Schotland ... 32

C. Verenigde Staten van Amerika ... 33

1. ‘Intestate succession’ ... 34

2. ‘Testate succession’ ... 34

3. De ‘Marital Trust’ ... 37

Hoofdstuk II: De bescherming van de ex-echtgenoot bij echtscheiding ... 39

(5)

A. België ... 39

1. De rechterlijke billijkheidscorrectie ... 40

2. Versterking informatieplicht van de notaris ... 42

3. Het beding van verrekening van aanwinsten en het beperkt toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen ... 42

4. De preferentiële toewijzing ... 43

B. Nederland ... 44

1. Beginselen van redelijkheid en billijkheid ... 44

2. De ‘koude uitsluiting’ gemilderd: het verrekenbeding ... 44

§ 2. Angelsaksische landen ... 46

A. Engeland en Wales ... 46

1. Ancillary relief ... 46

2. Marital agreements ... 47

B. Schotland ... 48

C. De Verenigde Staten van Amerika ... 49

Besluit ... 51

Bibliografie ... 53

§ 1. Wetgeving ... 53

§ 2. Rechtspraak ... 53

(6)

Inleiding

1. De bescherming van de langstlevende partner is een hoofdstuk in het burgerlijk recht dat doorheen

de jaren sterk is ontwikkeld en aangepast. In België is men met de zeer recente wetswijziging van het erfrecht1 en het huwelijksvermogensrecht2 tot een versterkte positie gekomen voor de langstlevende echtgenoot. Deze wijzigingen hadden tot doel een rechtvaardige hervorming door te voeren met als klemtoon de solidariteit tussen echtgenoten.3 De langstlevende echtgenoot bekleedt in ons burgerlijk recht doorheen de jaren steeds een precaire positie.

2. Ook bij een echtscheiding kan het voorkomen dat men de ex-partner een betere positie toekent

t.a.v. de andere ex-echtgenoot. Een voorbeeld kan dit verduidelijken: een koppel, gehuwd onder het stelsel van scheiding van goederen, vraagt een echtscheiding aan. Het zou daarbij niet billijk zijn om het vermogen te verdelen volgens de zuivere scheiding van goederen, nu de vrouw haar job heeft opgegeven om voor de kinderen te zorgen en zelf geen eigen vermogen heeft kunnen opbouwen. In België kan men sinds kort beroep doen op het nieuwe artikel 1474/1 BW, de rechterlijke billijkheidscorrectie, om als benadeelde echtgenoot aanspraak te maken op een vergoeding, mits aan alle voorwaarden is voldaan.

3. Uit het voorgaande kan de onderzoeksvraag van deze thesis worden afgeleid, namelijk hoe wordt de bescherming van de langstlevende en van de samenwonende partner bij overlijden of bij echtscheiding ingevuld in de Anglo-Amerikaanse rechtstelsels, in vergelijking met de continentale rechtstelsels? Om deze vraag te kunnen beantwoorden zal eerst en vooral de

bescherming van de partner in het erfrecht en bij echtscheiding in België worden bestudeerd. Daarnaast zal ook bekeken worden hoe men dit vraagstuk onder handen neemt in ons buurland Nederland. Om het toepassingsgebied van deze thesis te beperken zal vervolgens gekeken worden naar het recht van Engeland en Wales, Schotland en de Verenigde Staten van Amerika (hierna:

1 Wet van 31 juli 2017 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging

van diverse andere bepalingen ter zake, BS 1 september 2017, 81.578.

2 Wet van 22 juli 2018 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en diverse andere bepalingen wat het

huwelijksvermogensrecht betreft en tot wijziging van de wet van 31 juli 2017 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse bepalingen ter zake, BS 27 juli 2018, 59.435.

3 K. GEENS, “Wat ik van het huwelijksvermogensrecht begrijp”, in C. DECLERCK en W. PINTENS (eds.),

(7)

VSA). Via de vergelijking met andere landen en rechtstelsels kan dit de Belgische wetgever aanzetten om eventueel meer mogelijkheden tot bescherming van de langstlevende of ex-partner in te bouwen in de Belgische wet.

4. In deze thesis zal ik het voornamelijk hebben over de langstlevende echtgenote, maar het spreekt

voor zich dat wat wordt gezegd over de langstlevende echtgenote, mutatis mutandis ook geldt voor de langstlevende echtgenoot.

(8)

Hoofdstuk I: De bescherming van de langstlevende partner bij overlijden

§ 1. De continentale rechtstelsels

A. België

1. Het erfrecht van de langstlevende echtgenoot

5. Het erfrecht kan in België twee mogelijke uitwerkingen krijgen: enerzijds, wanneer de decujus

niets regelt, zal de nalatenschap verdeeld worden volgens het wettelijk erfrecht of de ab intestaat devolutie.4 Anderzijds, wanneer de erflater voor zijn overlijden regelingen heeft getroffen met betrekking tot de uitwerking van zijn nalatenschap, wordt de conventionele devolutie toegepast.5 In beide gevallen wordt de positie van de langstlevende echtgenoot beschermd, echter verschillend qua omvang naargelang de toepasselijke devolutie.

a. Wettelijke devolutie

6. De erfrechtelijke aanspraken van de langstlevende echtgenote variëren naargelang de

hoedanigheid van de erfgenamen waarmee zij in samenloop tot de nalatenschap komt. Ze heeft hoofdzakelijk erfrechtelijke aanspraken in vruchtgebruik. Zo worden de aanspraken van de bloedverwanten niet helemaal uitgesloten maar wordt hun deel herleid naar de blote eigendom. Artikel 745bis, § 1 BW maakt een onderscheid tussen de samenloop met afstammelingen, geadopteerden of afstammelingen van dezen van de erflater, de samenloop met bloedverwanten in de opgaande lijn, broers of zussen of afstammelingen van dezen en de samenloop met andere erfgerechtigden. In het eerste geval heeft de langstlevende echtgenote recht op het vruchtgebruik van de gehele nalatenschap (art. 745bis, § 1, eerste lid BW). De blote eigendom komt dan terecht bij de afstammelingen van de decujus. In het tweede geval verkrijgt de langstlevende echtgenote enerzijds de volle eigendom van het deel van de eerststervende in het gemeenschappelijk vermogen en in het vermogen dat exclusief tussen de echtgenoten in onverdeeldheid bestaat en anderzijds het vruchtgebruik van de overige goederen van diens eigen vermogen (art. 745bis, § 1, tweede lid BW). Komt zij in samenloop met andere erfgerechtigden, dan erft ze de volle eigendom van de nalatenschap (art. 745bis, § 1, derde lid BW).

4 R. BARBAIX, Familiaal vermogensrecht in essentie, Antwerpen, Intersentia, 2018, 207, nr. 529. 5 R. BARBAIX, Het nieuwe erfrecht 2017, Antwerpen, Intersentia, 2017, 69.

(9)

7. De nieuwe wet inzake het erfrecht voerde een nieuw artikel 858bis BW6 in ten voordele van de langstlevende echtgenote, met name een voortgezet vruchtgebruik op de goederen door de erflater geschonken met voorbehoud van vruchtgebruik. Om hiervoor in aanmerking te komen dienen enkele voorwaarden vervuld te zijn7: eerst en vooral dient de schenker zich een vruchtgebruik op de geschonken goederen te hebben voorbehouden. Ten tweede dient de langstlevende echtgenote reeds de hoedanigheid van echtgenote op het moment van de schenking te bezitten en tot slot mag de schenker de langstlevende echtgenote niet hebben uitgesloten van dit voortgezet vruchtgebruik. Ze moet dus tot de nalatenschap komen. Uiteraard speelt dit vruchtgebruik enkel indien de langstlevende echtgenote hier niet aan heeft verzaakt. De langstlevende geniet van bescherming in die zin dat ze van het vruchtgebruik mag blijven genieten van een goed dat reeds weggeschonken is door de eerststervende. Stel bijv. dat de man voor zijn overlijden zijn buitenverblijf aan zee schonk aan zijn kinderen met voorbehoud van vruchtgebruik (voor zichzelf), kan de langstlevende echtgenote genieten van een voortgezet vruchtgebruik op dit goed. Zonder deze bescherming op grond van artikel 858bis BW kon de langstlevende echtgenote geen aanspraken meer maken op dit goed, daar dit goed reeds was weggeschonken en niet meer in de nalatenschap viel.

b. Conventionele devolutie

8. De langstlevende echtgenote heeft in het Belgische erfrecht een precaire positie, zij behoort samen

met de afstammelingen van de decujus tot de categorie van reservataire erfgenamen. Dit betekent dat ze een reserve heeft; zij zal steeds aanspraak kunnen maken op een bepaald voorbehouden erfdeel in de nalatenschap.8 Enkel deze twee categorieën van personen beschikken over een reserve. De wettelijk samenwonende partner en de feitelijke samenwonende partner zijn geen reservataire erfgenamen en kunnen door de decujus integraal onterfd worden.

6 Art. 39 van de wet van 31 juli 2017 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en

tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake, BS 1 september 2017, 81.578.

7 T. DELAMEILLEURE, “Hoever reikt het wettelijk opvolgend vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot?” in C.

DECLERCK en W. PINTENS (eds.), Patrimonium 2019, Brugge, die Keure, 2019, 226-228.

8 R. BARBAIX, “De inbreng en de inkorting in het nieuwe erfrecht” in J. BAEL, R. BARBAIX en H. CASMAN,

(10)

9. Met de hervorming van het erfrecht werd niet enkel de verschillende categorieën van reservataire

erfgenamen gewijzigd9, ook de omvang van de reserve werd onder handen genomen.10 Waar onder het oude recht de omvang van de reserve afhankelijk was van het aantal reservataire erfgenamen die tot de nalatenschap kwamen, wordt onder het huidige erfrecht het reservatair erfdeel en het beschikbaar deel eenvormig vastgelegd. Het is een vast breukdeel, namelijk de helft van de fictieve massa, dat door de erflater niet kan worden aangetast. Derhalve kan het reservatair erfdeel geen voorwerp uitmaken van beschikkingen onder kosteloze titel.11

De langstlevende echtgenoot geniet van een tweeledige reserve die steeds een aanspraak in vruchtgebruik zal zijn (art. 915bis §1 BW):

a) Een zogenaamde ‘abstracte reserve’: het vruchtgebruik op de helft van de fictieve massa. b) Een zogenaamde ‘concrete reserve’: het vruchtgebruik op het onroerend goed dat dient als

voornaamste gezinswoning ten tijde van het overlijden en het aldaar aanwezige huisraad, met name de preferentiële goederen.

De precieze verhouding tussen de reserves is als volgt: beide reserves worden niet gecumuleerd, maar gecombineerd.12 Dit betekent dat wanneer de waarde van het vruchtgebruik op de gezinswoning en de huisraad de helft van de fictieve massa overschrijdt, de langstlevende echtgenoot hoe dan ook recht heeft op zijn concrete reserve. Overschrijdt de concrete reserve de helft van de fictieve massa niet, dan heeft hij recht op het vruchtgebruik van die preferentiële goederen aangevuld met wat nog nodig is om tot de abstracte reserve te komen. De reservataire aanspraken van de overlevende echtgenote vervallen niet door de louter feitelijke scheiding ten tijde van het overlijden. Enkel wanneer is voldaan aan de toepassingsvoorwaarden van artikel 915bis, § 3 BW kunnen de aanspraken van de langstlevende echtgenote worden ontnomen.13

9 De ascendenten verloren hun positie als reservatair erfgenaam door de wet van 31 juli 2017.

10 Wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van

diverse andere bepalingen ter zake, Parl.St. Kamer 2016-17, nr. 54-2282/1, 1-3.

11 R. BARBAIX, “De inbreng en de inkorting in het nieuwe erfrecht” in J. BAEL, R. BARBAIX en H. CASMAN,

Rechtskronieken voor het notariaat. Deel 31, Brugge, die Keure, 2017, 75.

12 C. AUGHET, “Erfwet 31 juli 2017: eerste overzicht” in N. APPERMONT, C. DECLERCK en W. PINTENS (eds.),

Patrimonium 2017, Brugge, die Keure, 2017, 126, nr. 23; H. CASMAN, “Nieuwe erfrecht. Een geactualiseerde

kennismaking”, NJW 2018, (810) 818, nr. 50.

13 C. DECLERCK en A. MAELFAIT, “Erfrecht” in C. DECLERCK en W. PINTENS (eds.), Patrimonium 2019,

(11)

10. De bescherming van de langstlevende echtgenoot vertoeft zich enerzijds in de abstracte reserve,

anderzijds de concrete reserve, met dit laatste als een gegarandeerd vruchtgebruik op de voornaamste gezinswoning en het huisraad ten tijde van het overlijden. Bovendien is deze reserve op fiscaal vlak interessant, gezien de gezinswoning vrijgesteld wordt van alle erfbelasting (art. 2.7.4.1.1, § 2, derde lid VCF).14

c. Bijkomende bescherming voor de langstlevende echtgenote

11. Zijn de echtgenoten gehuwd onder het wettelijk stelsel of het stelsel van algehele gemeenschap,

dan hebben zij de mogelijkheid om de langstlevende echtgenoot bijkomend te beschermen door in het huwelijkscontract een louter verblijvings- of keuzebeding in te lassen. Dit leidt tot een optimale bescherming van de langstlevende echtgenoot.

Het verblijvingsbeding houdt in dat bij het overlijden van de eerststervende het volledig gemeenschappelijk vermogen aan de langstlevende echtgenote wordt toebedeeld. Het keuzebeding wijkt daarvan af door te bepalen dat de langstlevende echtgenote de keuze krijgt over welke goederen uit het gemeenschappelijk vermogen ze naar zich toe wilt trekken. Zij maakt deze keuze geheel volgens haar eigen noden en wensen.15 Deze mogelijkheid heeft echter een groot nadeel: het kostenplaatje. Op alles wat de langstlevende echtgenote erft dat meer bedraagt dan de helft van het gemeenschappelijk vermogen, zal erfbelasting verschuldigd zijn (art. 2.7.1.0.4 VCF).16 Bovendien zal, wanneer de langstlevende echtgenote sterft, opnieuw erfbelasting verschuldigd zijn op alles wat nog overblijft van dit reeds belaste vermogen.17

Deze verblijvings- en keuzebedingen hebben tot gevolg dat de reservataire aanspraken van de erfgenamen niet kunnen worden ingeroepen.18 Dit zijn immers huwelijksvoordelen die ontstaan uit

14 H. CASMAN, A. VERBEKE, N. NIJBOER, S. SLAETS en B. VERDICKT, Vermogensplanning tussen echtgenoten

anno 2020, Antwerpen, Intersentia, 2020, 49, nr. 69.

15 T. DELAMEILLEURE, “Hoe worden huwelijksvoordelen fiscaal behandeld” in C. DECLERCK en W. PINTENS

(eds.), Patrimonium 2018, Brugge, die Keure, 2018, 343, nr. 15.

16 Uitgezonderd de gezinswoning, die vrijgesteld wordt van alle erfbelasting overeenkomstig artikel 2.7.4.1.1, § 2, derde

lid VCF.

17 T. DELAMEILLEURE, “Hoe worden huwelijksvoordelen fiscaal behandeld” in C. DECLERCK en W. PINTENS

(eds.), Patrimonium 2018, Brugge, die Keure, 2018, 343, nr. 16.

18 H. CASMAN, A. VERBEKE, N. NIJBOER, S. SLAETS en B. VERDICKT, Vermogensplanning tussen echtgenoten

(12)

een huwelijksovereenkomst en niet uit de nalatenschap van de eerststervende.19 Dit moet echter genuanceerd worden: wanneer er niet-gemeenschappelijke kinderen bestaan, zal artikel 1465 BW spelen. Het huwelijksvoordeel zal niet meer reservebestendig zijn wanneer meer dan de helft van de opgebouwde aanwinsten aan de langstlevende echtgenoot worden toegekend, ook al gebeurde dit via een huwelijksovereenkomst. De reservataire erfgenamen zullen hun reserve kunnen inroepen en de inkorting eisen.20 Een tweede nuancering ligt vervat in artikel 1464 BW: wanneer er enkel gemeenschappelijke kinderen bestaan, kan zo’n verblijvingsbeding gehele uitwerking krijgen behalve voor de goederen die in het gemeenschappelijk vermogen zijn ingebracht. Wanneer de langstlevende echtgenoot naast de aanwinsten ook meer dan de helft van de niet-aanwinsten krijgt (de ingebrachte goederen), wordt de helft van die niet-aanwinsten beschouwd als een inkortbaar huwelijksvoordeel.

Een verblijvings- of keuzebeding is dus een ideale manier om de langstlevende echtgenote te beschermen wanneer de echtgenoten onder het wettelijk stelsel of het stelsel van algehele gemeenschap gehuwd zijn, echter met beide nuanceringen in het achterhoofd.

12. Zijn de echtgenoten gehuwd onder het stelsel van scheiding van goederen, dan is een

verblijvingsbeding of keuzebeding niet mogelijk, gezien er principieel geen sprake kan zijn van een gemeenschappelijk vermogen in dit huwelijksstelsel. Op grond van artikel 1469, § 1, eerste lid BW kunnen echtgenoten bedingen toevoegen om de eventuele onroerende goederen die in onverdeeldheid tussen hen bestaan, te regelen.21 Deze bedingen worden als huwelijksvoordelen beschouwd, wat met zich meebrengt dat artikel 1465 BW in geval van niet-gemeenschappelijke kinderen ook van toepasssing zal zijn.

13. Een eerste optie om de langstlevende echtgenote te beschermen na het overlijden van de

eerststervende bestaat erin een beperkt intern gemeenschappelijk vermogen toe te voegen aan

19 H. CASMAN, A. VERBEKE, N. NIJBOER, S. SLAETS en B. VERDICKT, Vermogensplanning tussen echtgenoten

anno 2020, Antwerpen, Intersentia, 2020, 47, nr. 66.

20 H. CASMAN, A. VERBEKE, N. NIJBOER, S. SLAETS en B. VERDICKT, Vermogensplanning tussen echtgenoten

anno 2020, Antwerpen, Intersentia, 2020, 48, nr. 67.

21 H. CASMAN en A. VERBEKE, “De vierde piste. De huwelijksvoordelen met betrekking tot onverdeelde goederen:

een nuttig alternatief voor verblijvingsbeding in een gemeenschapsstelsel, voor een finaal verrekenbeding in een scheiding van goederen, en voor het beding van aanwas tussen echtgenoten”, Nieuwsbrief Notariaat 2020, afl. 1, (1) 1.

(13)

het stelsel van scheiding van goederen. Bij het overlijden zal dit vermogen in twee worden verdeeld en komt de helft toe aan de nalatenschap van de eerststervende en de andere helft aan de langstlevende (in volle eigendom). Het grote voordeel aan deze beperkte gemeenschap is het feit dat, net als bij het wettelijk stelsel, de echtgenoten voornoemde huwelijksvoordelen kunnen koppelen aan dit vermogen, denk aan het verblijvingsbeding, keuzebeding… Deze huwelijksvoordelen zijn reservebestendig en brengen fiscaal dezelfde gevolgen mee zoals het geval was bij het wettelijk stelsel.22

14. Wat ook een verdere bescherming van de langstlevende echtgenote beoogt, is het opnemen van

een beding van aanwas in een overeenkomst die bestaat naast de huwelijksovereenkomst. Hierin komen de echtgenoten onder opschortende voorwaarde overeen dat het aandeel van de eerststervende in een bepaald (onroerend) goed van rechtswege zal aanwassen bij het aandeel van de langstlevende echtgenote. De reserve van de kinderen kan hier niet tegen in worden geroepen.23 De aanwasovereenkomst is een kanscontract, beide partners hebben een gelijke kans om het goed volledig voor zich te winnen.24 Wat de fiscaliteit van het beding van aanwas betreft, wijkt ze af van wat men bijv. bij een verblijvingsbeding onder een gemeenschapsstelsel gaat betalen aan belastingen. Waar de langstlevende bij het overgaan van de gezinswoning door een verblijvingsbeding geen successierechten moet betalen, zal bij het overgaan van de woning door een beding van aanwas het verkooprecht25 worden geheven. Wat betreft de gezinswoning zal een verblijvingsbeding voordeliger zijn, echter wanneer de eerststervende onroerende goederen (andere dan de gezinswoning) laat overgaan door middel van een beding van aanwas, zal hierop nog steeds het verkooprecht worden geheven. Dit zal dan weer voordeliger zijn dan via een verblijvingsbeding,

22 H. CASMAN, A. VERBEKE, N. NIJBOER, S. SLAETS en B. VERDICKT, Vermogensplanning tussen echtgenoten

anno 2020, Antwerpen, Intersentia, 2020, 64-65, nr. 89.

23 A. VAN DEN BROECK en H. DECOUTERE, “Het beding van aanwas: VLABEL schiet met scherp”,

Successierechten 2018, afl. 4, 1; A. VERBEKE, “Planning tussen echtgenoten via huwelijksovereenkomsten” in H.

CASMAN, A. VERBEKE, N. NIJBOER, S. SLAETS en B. VERDICKT, Vermogensplanning tussen echtgenoten anno

2020, Antwerpen, Intersentia, 2020, 71, nr. 99.

24 H. CASMAN, A. VERBEKE, N. NIJBOER, S. SLAETS en B. VERDICKT, Vermogensplanning tussen echtgenoten

anno 2020, Antwerpen, Intersentia, 2020, 20, nr. 35.

(14)

waar successierechten op worden betaald die hoger kunnen liggen dan het in Vlaanderen geldende 10% verkooprecht.26

15. Een andere mogelijkheid is om een finaal of periodiek verrekenbeding in te lassen in het

huwelijkscontract (art. 1469 e.v. BW). Bij een stelsel van scheiding van goederen kan dit een oplossing bieden voor het geval waarbij de mindere of niet beroepsactieve echtgenoot geen of amper een eigen vermogen kon opbouwen. Deze clausule wordt gesloten onder de opschortende voorwaarde van het overlijden van één van de echtgenoten. Indien deze voorwaarde uitwerking krijgt, ontstaat in hoofde van de langstlevende echtgenote een verrekeningvordering op de nalatenschap, ten belope van wat tussen de partijen werd opgenomen in de zogenaamde ‘verrekenmassa’. Deze massa is vrij samen te stellen en kan bijv. bestaan uit alle roerende goederen, de financiële activa, de huwelijkse aanwinsten…27 De echtgenoten zijn bovendien vrij om zelf de verdeelsleutel, het verrekentijdstip en de verrekenmodaliteiten te bepalen (art. 1469, § 2, tweede lid BW).

16. Een mogelijkheid die openstaat voor de echtgenoten gehuwd onder eender welk stelsel betreft

de bescherming van de langstlevende echtgenote door middel van een testament. De erflater kan vrij beschikken over het beschikbaar deel van zijn vermogen en kan ervoor opteren dit via testament te legateren aan de langstlevende echtgenote. Een testament is een relatief eenvoudige oplossing om de langstlevende te begiftigen, echter staan hier toch enkele nadelen tegenover. Daar een testament een beschikking onder kosteloze titel is, kunnen de reservataire erfgenamen de inkorting eisen wanneer het beschikbaar deel werd overschreden.28 Bovendien zijn testamenten eenzijdig herroepbaar.29 Het is dus denkbaar dat de ene echtgenoot tijdens het leven het testament waarin hij zijn aandeel in een goed legateert aan de andere echtgenoot, herroept of wijzigt. Een testament kan

26 Van zodra het onroerend goed, anders dan de gezinwoning, meer bedraagt dan 500.000 €, is het aandeel van de

langstlevende partner 250.000 €, wat betekent dat hij in de hoogste schijf wat betreft de successierechten zal belanden (27%); H. CASMAN, A. VERBEKE, N. NIJBOER, S. SLAETS en B. VERDICKT, Vermogensplanning tussen

echtgenoten anno 2020, Antwerpen, Intersentia, 2020, 72, nr. 100.

27 T. DELAMEILLEURE, “Hoe worden huwelijksvoordelen fiscaal behandeld” in C. DECLERCK en W. PINTENS

(eds.), Patrimonium 2018, Brugge, die Keure, 2018, 339, nr. 8.

28 H. CASMAN, A. VERBEKE, N. NIJBOER, S. SLAETS en B. VERDICKT, Vermogensplanning tussen echtgenoten

anno 2020, Antwerpen, Intersentia, 2020, 19, nr. 34.

(15)

dus een mogelijkheid zijn om de langstlevende echtgenote te beschermen, maar dan gaat deze best gepaard met bijv. een beding van aanwas.

17. Tot slot kan de langstlevende echtgenote op grond van artikel 1389/1 BW de preferentiële toewijzing vragen van het onroerend goed dat diende tot gezinswoning en de inboedel en/of de

goederen die diende als bedrijfsgoederen.

2. Het erfrecht van de langstlevende wettelijk en feitelijk samenwonende partner

18. Naast de langstlevende echtgenoot, geniet ook de langstlevende wettelijk samenwonende partner

van (weliswaar beperkte) erfaanspraken sinds de wet van 28 maart 2007.30 De wettelijk samenwonende partner dient evenwel een verklaring van wettelijke samenwoning te hebben afgelegd overeenkomstig artikel 1476 BW. Voorts mag de wettelijk samenwonende partner geen afstammeling zijn van de overledene. Is dit het geval, dan valt hij buiten het toepassingsgebied van artikel 745octies BW en kan hij niet erven op grond van dit artikel.31

Op grond van artikel 745octies, § 1 BW verkrijgt de langstlevende wettelijk samenwonende partner het vruchtgebruik van het onroerend goed dat tijdens het samenwonen het gezin tot gemeenschappelijke verblijfplaats diende en van het daarin aanwezige huisraad. Net als de concrete reserve waarop de langstlevende echtgenoot aanspraak kan maken, wordt het deel van de nalatenschap van de samenwonende partner beperkt tot de preferentiële goederen. Bovendien erft hij het recht op de huur van het onroerend goed dat diende tot gemeenschappelijke verblijfplaats en het vruchtgebruik van het aldaar aanwezige huisraad, indien de eerststervende partner mede-huurder was van de woning (art. 745octies, §1, tweede lid BW).

19. Een eerste verschil met de langstlevende echtgenoot is dat de langstlevende wettelijk

samenwonende partner steeds hetzelfde erft, namelijk het vruchtgebruik van de preferentiële

30 Wet 28 maart 2007 tot wijziging, wat de regeling van het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende

partner betreft, van het Burgerlijk Wetboek en van de wet van 29 augustus 1988 op de erfregeling inzake landbouwbedrijven met het oog op het bevorderen van de continuïteit, BS 8 mei 2007, 24.928.

31 Art. 745octies, § 1, derde lid BW; R. BARBAIX, Het nieuwe erfrecht 2017, Antwerpen, Intersentia, 2017, 167, nr.

(16)

goederen, ongeacht met welke erfgenamen hij in samenloop komt.32 Wilt men meer dan deze goederen laten toekomen aan de samenwonende partner, dient men dit te doen bij testament, zelfs indien de wettelijk samenwonende partner de enige erfgenaam is. Doet men dit niet, erft de partner enkel deze preferentiële goederen en gaat de blote eigendom van voormelde goederen en de volle eigendom van alle andere goederen naar de Staat.33 BARBAIX betreurt deze lacune in de wetgeving, nu de samenwoners actief stappen moeten ondernemen door een testament op te stellen vooraleer de partner kan erven wanneer geen andere erfgerechtigden tot de nalatenschap komen.34 Een tweede belangrijk verschil betreft het feit dat de wettelijk samenwonende partner geen reservatair erfgenaam is. Hij heeft bijgevolg geen reserve waar hij zich op kan beroepen indien de eerststervende partner bij testament alles toekent aan een ander persoon. Heeft de erflater bij testament het erfrecht van de samenwonende partner beperkt, kan deze niets ondernemen.35

De wettelijk samenwonende partner wordt op het vlak van het erfrecht aanzienlijk minder beschermd dan de langstlevende echtgenoot. Dit onderscheid werd aangekaart voor het Grondwettelijk Hof maar deze antwoordde dat dit onderscheid gerechtvaardigd was.36

20. Feitelijk samenwonende partners hebben geen wettelijke erfaanspraken, al was het

oorspronkelijk wel de bedoeling deze toe te kennen.37 Heeft de erflater de bedoeling de feitelijk samenwonende partner te beschermen of begunstigen, zal hij gebruik moeten maken van een testament.

21. Een mogelijke oplossing om meer bescherming te bieden aan de langstlevende wettelijke of

feitelijk samenwonende partner bestaat erin een overeenkomst van aanwas op te maken betreffende bijv. de gezinswoning. Net zoals zo’n overeenkomst kan bestaan tussen echtgenoten gehuwd onder het stelsel van scheiding van goederen (supra nr. 14), kan zo’n overeenkomst ook worden opgemaakt tussen de wettelijk of zelfs feitelijk samenwonende partners. Betreft het de gezinwoning,

32 R. BARBAIX, Familiaal vermogensrecht in essentie, Antwerpen, Intersentia, 2018, 255, nr. 630; R. BARBAIX, Het

nieuwe erfrecht 2017, Antwerpen, Intersentia, 2017, 172, nr. 308.

33 R. BARBAIX, Familiaal vermogensrecht in essentie, Antwerpen, Intersentia, 2018, 255, nr. 630. 34 R. BARBAIX, Het nieuwe erfrecht 2017, Antwerpen, Intersentia, 2017, 172-173, nr. 308. 35 De partner kan natuurlijk steeds proberen het testament aan te vechten.

36 GwH 7 november 2013, NJW 2014, noot K. VANDENBERGHE; R. BARBAIX, Familiaal vermogensrecht in

essentie, Antwerpen, Intersentia, 2018, 254, nr. 628.

37 Wetsontwerp tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek houdende regeling van het erfrecht van de langstlevende

(17)

zal dit hen evenwel ‘duur’ komen te staan. Wettelijk samenwonende partners en feitelijk samenwonende partners die minstens drie jaar ononderbroken samenwonen op het moment van overlijden van één van hen, genieten van de vrijstelling van erfbelasting op de gezinswoning. Laten ze het goed overgaan door middel van een testament, zal dit goed gratis bij de langstlevende partner belanden. Het testament is dan wel een goedkopere oplossing, toch kunnen reservataire erfgenamen hiertegen hun reserve inroepen. Via het beding van aanwas bekomen de partners zekerheid dat het goed bij de langstlevende van hen gaat belanden, waar sommige mensen een hogere fiscale prijs voor over hebben.38

22. De hervorming van het familiaal vermogensrecht heeft aan de positie van de wettelijk en feitelijk

samenwonenden nauwelijks iets gewijzigd. CASMAN acht het aannemelijk dat in een volgende hervorming deze twee materies aan bod zullen komen, maar de toekomst zal dit moeten uitwijzen.39

B. Nederland

1. Het erfrecht van de langstlevende echtgenoot

23. Naast België werd ook in Nederland een grondige erfrechtherziening doorgevoerd in de wet,

weliswaar enkele jaren voor de Belgische wetswijziging in 2017. Voor Nederland geldt als omslagpunt 1 januari 2003, vanaf dan speelt het ‘nieuwe’ erfrecht en werd het boek 4, Erfrecht, ingevoerd. Vóór de wijziging van het erfrecht in 2003 was de langstlevende echtgenoot amper te vinden in het toen geldende versterferfrecht.40 Sinds 1 januari 2003 bekleedt de langstlevende echtgenoot een versterkte positie ten opzichte van de kinderen.41

Net zoals in België ofwel de wettelijk devolutie ofwel de conventionele devolutie uitwerking kan krijgen, bestaat in Nederland een gelijkaardige tweedeling van het erfrecht (art. 4:1 NBW). Enerzijds spreekt men over het versterferfrecht, dat standaard van toepassing zal zijn wanneer

38 H. CASMAN, A. VERBEKE, N. NIJBOER, S. SLAETS en B. VERDICKT, Vermogensplanning tussen echtgenoten

anno 2020, Antwerpen, Intersentia, 2020, 73, nr. 101.

39 H. CASMAN, “Nieuwe erfrecht. Een geactualiseerde kennismaking”, NJW 2018, (810) 816-817, nr. 42.

40 W. KOLKMAN, “Het nieuwe Belgische erfrecht in vergelijkend perspectief met Nederland” in C. DECLERCK en

W. PINTENS (eds.), Patrimonium 2018, Brugge, die Keure, 2018, 553, nr. 3.

41 M. VAN MOURIK, “Het erfrecht bij versterf; de wettelijke verdeling” in M. VAN MOURIK (ed.), Handboek

(18)

iemand geen testament heeft gemaakt.42 Anderzijds zal de nalatenschap worden verdeeld volgens het testamentair erfrecht wanneer de erflater een uiterste wilsbeschikking heeft gemaakt.43 Dit maakt het mogelijk om via een testament af te wijken van de regels die standaard gelden overeenkomstig het versterferfrecht.

a. Het versterferfrecht: de wettelijke verdeling

24. De wettelijke verdeling, voortvloeiend uit artikel 4:13 NBW, is van toepassing wanneer de

erflater zowel een langstlevende echtgenote als ten minste één kind als erfgenaam nalaat.44 De erflater kan in een uiterste wilsbeschikking de volledige toepassing van de wettelijke verdeling uitsluiten (art. 4:13 NBW).

De wettelijke verdeling houdt in dat de langstlevende echtgenote van rechtswege de goederen van de nalatenschap verkrijgt en tevens de schulden verbonden aan de nalatenschap voor zijn rekening neemt. De kinderen blijven echter niet in de kou staan, maar krijgen een vorderingsrecht op de langstlevende echtgenote wegens onderbedeling dat overeenkomt met de waarde van zijn erfdeel, die opeisbaar wordt in slechts twee gevallen:

a) wanneer de echtgenote in staat van faillissement is verklaard of ten aanzien van haar de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard; of

b) wanneer de echtgenote is overleden.

Indien de erflater bepaalde gevallen bij uiterste wilsbeschikking heeft bepaald waardoor de vordering wel opeisbaar wordt, gelden deze gevallen uiteraard ook.45 Het feit dat de vorderingen van de kinderen slechts in beperkte gevallen opeisbaar worden, bouwt voort op de doelstelling van de wettelijke verdeling om de langstlevende echtgenote ongestoord te laten voortleven.46 De vordering van het kind betreft een vordering in geld, waarvan de omvang overeenkomt met de

42 P. VAN DER ES, Erfrecht van de langstlevende echtgenoot in Monografieën BW, Deventer, Wolters Kluwer, 2019,

1.

43 X, Voor het leven geregeld: het erfrecht vanaf 1 januari 2003,

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/brochures/2014/12/09/voor-het-leven-geregeld-het-erfrecht-vanaf-1-januari-2003, 2 (consultatie 23 juli 2020).

44 M. VAN MOURIK, “Het erfrecht bij versterf; de wettelijke verdeling” in M. VAN MOURIK (ed.), Handboek

Erfrecht, Deventer, Wolters Kluwer, 2020, 56.

45 Art. 4:13 NBW.

46 M. VAN MOURIK, “Het erfrecht bij versterf; de wettelijke verdeling” in M. VAN MOURIK (ed.), Handboek

(19)

waarde van zijn erfdeel.47 De erfdelen van de kinderen en de echtgenote zijn gelijk, zo blijkt uit artikel 4:11, eerste lid NBW. Waar in België de afstammelingen van de erflater hun erfdeel onmiddellijk kunnen opeisen, zullen de kinderen in Nederland moeten wachten tot de langstlevende ouder sterft vooraleer hun vorderingsrecht uitwerking zal kunnen krijgen.

De langstlevende echtgenote krijgt ingevolge de wettelijke verdeling van rechtswege de goederen van de volledige nalatenschap. Zij krijgt deze goederen in haar hoedanigheid van erfgenaam. Er is hier sprake van een rechtstreekse verkrijging door de echtgenote. De kinderen, tevens mede-erfgenamen, zijn hiertoe niet gerechtigd.48

b. Het versterferfrecht: de wilsrechten

25. Nadelig aan het systeem van de wettelijke verdeling betreft het feit dat de afstammelingen het

uitzicht kunnen verliezen over de goederen in de nalatenschap van hun ouders. Dit komt vooral voor wanneer de langstlevende echtgenote hertrouwt of een partnerschap laat registreren na het overlijden van de eerststervende. Wanneer deze langstlevende echtgenote sterft, zullen de goederen uit diens nalatenschap toekomen aan de nieuwe partner van de erflater ingevolge de wettelijke verdeling. De Nederlandse wetgever heeft een oplossing voor dit probleem geboden in de vorm van vier wilsrechten, terug te vinden in de artikelen 4:19 tot 4:22 NBW. Het kind kan zo goederen uit de nalatenschap van een ouder verkrijgen in bepaalde omstandigheden, zodat zijn belangen toch nog beschermd blijven.49 Uiteraard kan de wettelijke verdeling ook via een uiterste wilsbeschikking aan de kant worden geschoven, maar de wetgever heeft met het invoegen van deze wilsrechten de positie van de kinderen toch extra willen verankeren in de wet.50

47 P. VAN DER ES, Erfrecht van de langstlevende echtgenoot in Monografieën BW, Deventer, Wolters Kluwer, 2019,

26.

48 M. VAN MOURIK, “Het erfrecht bij versterf; de wettelijke verdeling” in M. VAN MOURIK (ed.), Handboek

Erfrecht, Deventer, Wolters Kluwer, 2020, 62.

49 P. VAN DER ES, Erfrecht van de langstlevende echtgenoot in Monografieën BW, Deventer, Wolters Kluwer, 2019,

47.

50 M. VAN MOURIK, “Het erfrecht bij versterf; de wilsrechten” in M. VAN MOURIK (ed.), Handboek Erfrecht,

(20)

De vier wilsrechten kunnen worden uitgeoefend in de volgende situaties:

a) de langstlevende ouder uit zijn voornemen om opnieuw in het huwelijk te treden (art. 4:19 NBW);

b) de hertrouwde langstlevende ouder sterft waardoor de vordering in de nalatenschap van de eerststervende ouder opeisbaar wordt (art. 4:20 NBW);

c) na het openvallen van de nalatenschap van zijn ouder heeft het kind een niet-opeisbare vordering op zijn stiefouder (art. 4:21 NBW) en

d) de stiefouder sterft waardoor de vordering in de nalatenschap van de ouder opeisbaar wordt (art. 4:22 NBW).

26. Hertrouwt51 de langstlevende echtgenote, dan kunnen de kinderen een wilsrecht inroepen. Dit houdt in dat zij de goederen in eigendom zullen krijgen, voortvloeiend uit de vordering die ze hebben op de langstlevende. Niettemin kan de langstlevende de goederen tijdens zijn leven wel blijven gebruiken. De langstlevende echtgenote wordt met name vruchtgebruiker van de goederen die in eigendom aan de kinderen toebehoren.52 Dit vruchtgebruik kan door de langstlevende worden ingeroepen wanneer de kinderen zich op de wilsrechten uit artikel 4:19 NBW of uit artikel 4:21 NBW beroepen.53 In deze twee gevallen gaat het met name om een wilsrecht dat wordt uitgeoefend ten aanzien van een niet-opeisbare vordering. In de praktijk worden deze wilsrechten soms wel eens de bloot-eigendomswilsrechten genoemd.54 In de situaties van b) en d) gaat het om een opeisbare vordering en is een vruchtgebruikvoorbehoud niet aan de orde.55 Deze rechten zijn dan de twee vol-eigendomswilsrechten.56

51 Met hertrouwen wordt in deze context eveneens het aangeven van een partnerschap tot registratie bedoeld.

52 X, Voor het leven geregeld: het erfrecht vanaf 1 januari 2003,

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/brochures/2014/12/09/voor-het-leven-geregeld-het-erfrecht-vanaf-1-januari-2003, 3 (consultatie 23 juli 2020).

53 P. VAN DER ES, Erfrecht van de langstlevende echtgenoot in Monografieën BW, Deventer, Wolters Kluwer, 2019,

58.

54 B. REINHARTZ, “Van de traditionele familie naar de informele familie naar patchwork familie” in D. DE

RUYSSCHER en E. ALOFS (eds.), Het nieuw samengesteld gezin: recht en geschiedenis, Antwerpen, Maklu, 2014, 132.

55 M. VAN MOURIK, “Het erfrecht bij versterf; de wilsrechten” in M. VAN MOURIK (ed.), Handboek Erfrecht,

Deventer, Wolters Kluwer, 2020, 93.

56 B. REINHARTZ, “Van de traditionele familie naar de informele familie naar patchwork familie” in D. DE

RUYSSCHER en E. ALOFS (eds.), Het nieuw samengesteld gezin: recht en geschiedenis , Antwerpen, Maklu, 2014, 132.

(21)

Wanneer de kinderen bijgevolg beschikken over een niet-opeisbare vordering, geschiedt de overdracht van de goederen onder voorbehoud van het vruchtgebruik op grond van artikel 4:23 NBW. Waar in België de langstlevende echtgenote, in samenloop met afstammelingen of met bloedverwanten in de opgaande of zijlijn, altijd over de goederen zal beschikken als vruchtgebruiker, zal dit in Nederland enkel in deze twee situaties voorkomen.

27. Deze wilsrechten brengen bijgevolg met zich mee dat de positie van de kinderen tegenover de

hertrouwde langstlevende echtgenote wordt versterkt. Daarentegen heeft de langstlevende echtgenote in voormelde gevallen de goederen enkel maar in vruchtgebruik, wat een verminderde bescherming biedt voor de echtgenote in vergelijking met wanneer de standaard regels van de wettelijke verdeling worden toegepast.

28. Naast de vier voornoemde wilsrechten, bevat afdeling 2 van titel 3 in het vierde boek van het

Nederlands Burgerlijk Wetboek nog enkele andere regelingen die enige rechten waarborgen voor de langstlevende echtgenote. In het bijzonder gaat het hier over het recht op voortgezet gebruik van de woning en inboedel (art. 4:28 NBW), het recht op vruchtgebruik op woning en inboedel (art. 4:29 NBW) en het recht op vruchtgebruik op andere goederen (art. 4:30 NBW). Het vruchtgebruik zoals bedoelt in deze artikelen wordt ook aangeduid als het verzorgingsvruchtgebruik.57

29. Gedurende zes maanden na het overlijden van de erflater heeft de langstlevende echtgenoot het

recht om de woning die werd bewoond door de eerststervende, te blijven ‘gebruiken’. Dit volgt uit de eerste zin van artikel 4:28, eerste lid NBW. Bovendien kan hij gedurende dezelfde periode de inboedel blijven gebruiken. Woont de echtgenoot in een door de erflater gehuurde woning, ontsnapt hij aan het toepassingsgebied van dit artikel maar kan hij zich wel beroepen op het huurrecht. De bescherming uit artikel 4:28 NBW voorkomt dat de langstlevende geheel of gedeeltelijk onterfde

57 P. VAN DER ES, Erfrecht van de langstlevende echtgenoot in Monografieën BW, Deventer, Wolters Kluwer, 2019,

(22)

echtgenote onmiddellijk na het overlijden van de erflater uit de woning moet vertrekken.58 Dit artikel is van dwingend recht.59

30. Wat het verzorgingsvruchtgebruik betreft, kan er een opdeling worden gemaakt tussen enerzijds

de aanspraak in vruchtgebruik van de langstlevende op de tot de nalatenschap behorende woning en inboedel op grond van artikel 4:29 NBW en anderzijds een vruchtgebruik op alle andere goederen uit de nalatenschap volgens artikel 4:30 NBW. Aan beide artikelen wordt echter een grote voorwaarde verbonden: de echtgenoot dient daadwerkelijk verzorgingsbehoevend te zijn.60 Verder kan het verzorgingsvruchtgebruik enkel voorkomen wanneer de erflater door middel van een testamentaire beschikking de erfaanspraken van de echtgenoot bij versterf heeft beperkt of uitgesloten of wanneer hij tijdens zijn leven omvangrijke giften heeft gedaan.61 Volstaan de woning en de inboedel niet om aan de verzorgingsbehoefte te voldoen, dan maakt de langstlevende op grond van artikel 4:30 NBW aanspraak op de andere goederen uit de nalatenschap in vruchtgebruik. De bewijslast ligt hier bij de langstlevende zelf62 , terwijl voor het vruchtgebruik op de woning en inboedel op grond van artikel 4:29 NBW de bewijslast bij de erfgenamen ligt.63 Dit maakt dat een beroep op artikel 4:29 NBW meer kans op slagen zal bieden dan wanneer een beroep wordt gedaan op het vruchtgebruik op de overige goederen uit de nalatenschap.64 Bovendien kan de langstlevende echtgenote geen aanspraak maken op het verzorgingsvruchtgebruik wanneer een procedure tot echtscheiding meer dan één jaar voor het openvallen van de nalatenschap was aangevangen en de echtscheiding door het overlijden niet meer heeft plaatsgevonden. Dit werd in artikel 4:32 NBW

58 P. VAN DER ES, Erfrecht van de langstlevende echtgenoot in Monografieën BW, Deventer, Wolters Kluwer, 2019,

66.

59 B. REINHARTZ, “Van de traditionele familie naar de informele familie naar patchwork familie” in D. DE

RUYSSCHER en E. ALOFS (eds.), Het nieuw samengesteld gezin: recht en geschiedenis, Antwerpen, Maklu, 2014, 134.

60 P. VAN DER ES, Erfrecht van de langstlevende echtgenoot in Monografieën BW, Deventer, Wolters Kluwer, 2019,

67.

61 P. VAN DER ES, Erfrecht van de langstlevende echtgenoot in Monografieën BW, Deventer, Wolters Kluwer, 2019,

67.

62 B. REINHARTZ, “Van de traditionele familie naar de informele familie naar patchwork familie” in D. DE

RUYSSCHER en E. ALOFS (eds.), Het nieuw samengesteld gezin: recht en geschiedenis, Antwerpen, Maklu, 2014, 135.

63 W. KOLKMAN, “Het nieuwe Belgische erfrecht in vergelijkend perspectief met Nederland” in C. DECLERCK en

W. PINTENS (eds.), Patrimonium 2018, Brugge, die Keure, 2018, 556, nr. 5.

64 W. KOLKMAN, “Het nieuwe Belgische erfrecht in vergelijkend perspectief met Nederland” in C. DECLERCK en

(23)

opgenomen om te voorkomen dat de ene echtgenoot door het rekken van de procedure tot echtscheiding het vooruitzicht op het vruchtgebruik veilig zou kunnen stellen.65

31. De overlevende echtgenote heeft bijgevolg een recht op vruchtgebruik op de woning en inboedel

en een recht op vruchtgebruik op de overige goederen in de nalatenschap. Eerstgenoemde lijkt zeer goed op de concrete reserve, het tweede op de abstracte reserve naar Belgische recht. Toch zijn er enkele concrete verschillen. Allereerst verschilt het Belgische recht van het Nederlandse erfrecht wat betreft het plafond: waar in Nederland het vruchtgebruik de gehele massa belast, kan dit in België slechts voor de helft van de massa.66 Bijkomend zijn de artikelen 4:29 en 4:30 NBW verbonden aan een verzorgingsbehoefte in hoofde van de langstlevende echtgenote. Zij heeft recht op een verzorgingsvruchtgebruik, echter vormen deze rechten slechts een soort ‘vangnet’, met als grens een passend verzorgingsniveau.67 Noch de Belgische concrete reserve noch de abstracte reserve is verbonden aan enige verzorgingsbehoevende voorwaarde.

c. Testamentair erfrecht

32. De wettelijke verdeling is van aanvullend recht, wat betekent dat de erflater bij testament

volledig kan afwijken van wat de wettelijke verdeling standaard bepaalt.68 Desalniettemin zal de erflater rekening moeten houden met de legitieme portie, wat zijn testeervrijheid beperkt.69 De legitieme portie houdt in dat de afstammelingen die door de wet als erfgenamen tot de nalatenschap worden geroepen, recht hebben op een deel van de waarde van het vermogen van de erflater.70 De langstlevende echtgenote behoort niet tot deze groep legitimarissen die aanspraak kan maken op de legitieme portie, enkel de afstammelingen vallen daaronder. De legitieme portie wordt veelal

65 P. VAN DER ES, Erfrecht van de langstlevende echtgenoot in Monografieën BW, Deventer, Wolters Kluwer, 2019,

78.

66 W. KOLKMAN, “Het nieuwe Belgische erfrecht in vergelijkend perspectief met Nederland” in C. DECLERCK en

W. PINTENS (eds.), Patrimonium 2018, Brugge, die Keure, 2018, 556, nr. 5.

67 W. KOLKMAN, “Het nieuwe Belgische erfrecht in vergelijkend perspectief met Nederland” in C. DECLERCK en

W. PINTENS (eds.), Patrimonium 2018, Brugge, die Keure, 2018, 556, nr. 5.

68 B. REINHARTZ, “Van de traditionele familie naar de informele familie naar patchwork familie” in D. DE

RUYSSCHER en E. ALOFS (eds.), Het nieuw samengesteld gezin: recht en geschiedenis, Antwerpen, Maklu, 2014, 134.

69 B. WAAIJER, “De legitieme portie” in M. VAN MOURIK (ed.), Handboek Erfrecht, Deventer, Wolters Kluwer,

2020, 328.

70 B. WAAIJER, “De legitieme portie” in M. VAN MOURIK (ed.), Handboek Erfrecht, Deventer, Wolters Kluwer,

(24)

vergeleken met de reserve uit het Belgisch erfrecht. Dit lijkt KOLKMAN niet correct. De Belgische reserve vertalen naar de legitieme portie is te beperkend. Naast de legitieme portie is de Nederlandse nalatenschap ook ‘gereserveerd’ voor andere wettelijke rechten die toekomen aan de afstammelingen en de langstlevende echtgenote.71

33. Wanneer de legitimarissen tekort komen in hun legitieme portie, kunnen zij hun wettelijk erfdeel

eisen. Desalniettemin heeft Nederlandse wetgever in zo’n geval een algemene bescherming voor de langstlevende echtgenote ingevoerd, met name in artikel 4:81, tweede lid en artikel 4:82 NBW. Verkrijgt de langstlevende echtgenote de nalatenschap ingevolge de wettelijke verdeling op grond van artikel 4:13 NBW, dan beschermt de bepaling van artikel 4:81, tweede lid NBW de langstlevende tegen de aanspraken van een legitimaris.72

Wanneer de erflater op een andere manier in het voordeel van de echtgenote beschikt, kan ze worden beschermd tegen andere legitimarissen. In artikel 4:82 NBW wordt bepaald dat de erflater in zijn testament kan stellen dat de legitieme portie pas opeisbaar wordt ten tijde van het overlijden van de langstlevende echtgenote. Zo zullen de legitimarissen moeten wachten tot zij aan de beurt zijn.73

34. De overlevende echtgenote bekleedt zo een voorrangspositie, die tot uiting komt in artikel 4:81,

derde lid NBW. De vordering van de legitimaris is op grond van deze bepaling niet opeisbaar zolang de langstlevende een vruchtgebruik heeft over de goederen vermeld in artikel 4:29 en 4:30 NBW.74 Het verzorgingsvruchtgebruik heeft bijgevolg voorrang op de aanspraak van een legitimaris. De kinderen kunnen derhalve geen opheffing van het vruchtgebruik vragen wanneer hun legitieme portie wordt geschonden.75 Artikel 4:82 NBW werkt in alle gevallen buiten de wettelijke verdeling, zoals bijv. via een testament.

71 W. KOLKMAN, “Het nieuwe Belgische erfrecht in vergelijkend perspectief met Nederland” in C. DECLERCK en

W. PINTENS (eds.), Patrimonium 2018, Brugge, die Keure, 2018, 552, nr. 1.

72 P. VAN DER ES, Erfrecht van de langstlevende echtgenoot in Monografieën BW, Deventer, Wolters Kluwer, 2019,

87.

73 B. REINHARTZ, “Van de traditionele familie naar de informele familie naar patchwork familie” in D. DE

RUYSSCHER en E. ALOFS (eds.), Het nieuw samengesteld gezin: recht en geschiedenis, Maklu, Antwerpen, 2014, 137.

74 P. VAN DER ES, Erfrecht van de langstlevende echtgenoot in Monografieën BW, Deventer, Wolters Kluwer, 2019,

84.

75 B. REINHARTZ, “Van de traditionele familie naar de informele familie naar patchwork familie” in D. DE

RUYSSCHER en E. ALOFS (eds.), Het nieuw samengesteld gezin: recht en geschiedenis, Maklu, Antwerpen, 2014, 134.

(25)

d. Bijkomende bescherming voor de langstlevende echtgenote

35. Naast voormelde erfrechtelijke beschermingen voor de langstlevende echtgenote, is het ook

mogelijk om in Nederland een verblijvingsbeding op te nemen in de huwelijkse voorwaarden of in een samenlevingscontract. Dit betekent dat wanneer de één overlijdt, de goederen van de gemeenschap bij de ontbinding daarvan, bij de andere zullen verblijven. Dit kan om niet of tegen een vergoeding die overeenkomt met de waarde.76 Het moet hier wel degelijk gaan om deelgenoten, ze moeten beiden een aandeel hebben in de goederen.77 Wanneer er geen vergoeding of een zeer lage vergoeding tegenover staat, bestaat er een groot risico dat het verblijvingsbeding gekwalificeerd zal worden als een quasilegaat. Aangezien ze als gift kan worden beschouwd, zijn deze bedingen vatbaar voor inkorting en vermindering. Dit zorgt ervoor dat een verblijvingsbeding vanuit erfrechterlijk perspectief zinloos lijkt. Evenwel kan de erflater in een testament een bepaling opnemen die bepaalt dat de vordering tot inkorting van de legitimaris niet opeisbaar kan worden verklaard tot op het moment van het overlijden van de langstlevende echtgenote op grond van voormeld artikel 4:82 NBW.78 Zo kan de langstlevende echtgenote toch nog genieten van het verblijvingsbeding tot zijn of haar overlijden, zonder dat de vordering van de legitimaris opeisbaar wordt.

36. Het is in Nederland ook mogelijk een vruchtgebruiktestament op te maken, waarbij aan de

langstlevende echtgenote een vruchtgebruik wordt toegekend op de gehele nalatenschap en de blote eigendom bij de kinderen ligt.79 Vaak wordt dit bewerkstelligd door de kinderen te benoemen tot enige erfgenamen onder de voorwaarde van een legaat van het vruchtgebruik voor de langstlevende echtgenote.80 Uiteraard is het ook mogelijk een gewoon testament op te maken in het voordeel van de langstlevende echtgenote overeenkomstig art. 4:42 NBW.

76 X, Voor het leven geregeld: het erfrecht vanaf 1 januari 2003,

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/brochures/2014/12/09/voor-het-leven-geregeld-het-erfrecht-vanaf-1-januari-2003, 3 (consultatie 25 juli 2020).

77 A. DE BRUIJN, Het Nederlandse Huwelijksvermogensrecht, Deventer, Wolters Kluwer, 2019, 311. 78 A. DE BRUIJN, Het Nederlandse Huwelijksvermogensrecht, Deventer, Wolters Kluwer, 2019, 311-312.

79 B. VERDICKT en R. ELSERMANS, “Vernieuwing in het internationaal erfrecht: de Europese Erfrechtverordening,

Not.Fisc.M. 2016, (258) 272, nr. 58.

80 P. VAN DER ES, Erfrecht van de langstlevende echtgenoot in Monografieën BW, Deventer, Wolters Kluwer, 2019,

(26)

2. Het erfrecht van de langstlevende geregistreerde partner en de samenwonende levenspartner

37. In Nederland spreekt men niet van wettelijk samenwonenden maar wordt een geregistreerd

partnerschap voorzien. Volgens artikel 4:8 NBW wordt de geregistreerde partner volledig gelijkgesteld met de echtgenoot wat betreft boek 4 van het Nederlands Burgerlijk Wetboek. De positie en bescherming die wordt toegekend aan de langstlevende echtgenoot is gelijk aan de positie en bescherming van de geregistreerde partner.81

38. Wat de (feitelijk) samenwonende levenspartner betreft, bepaalt de wet dat deze niet onder de

wettelijke verdeling valt. Zij hebben bijgevolg geen erfrechtelijke aanspraken.82 Dit loopt gelijk met de feitelijk samenwonende in België, die ook geen aanspraak kan maken op erfrecht als feitelijk samenwonende partner, tenzij de partner een legaat voorziet in een testament. Deze optie bestaat ook in Nederland. De gedachte hierachter situeert zich in het feit dat de Nederlandse wetgever vond dat men enerzijds kan kiezen voor het huwelijk, anderzijds voor het geregistreerd partnerschap. Wanneer mensen alsnog kiezen om ongehuwd feitelijk samen te wonen, doen zij indirect afstand van de wettelijke bescherming die voornoemde opties wel bieden.83

§ 2. Angelsaksische landen

A. Engeland en Wales84

1. Het erfrecht van ‘the surviving spouse’

40. Net als in België en Nederland het geval is, kan de erflater ervoor kiezen om al dan niet een

testament te maken. Doet hij dit niet, dan zal de total intestacy of het wettelijk erfrecht uitwerking krijgen en zal zijn nalatenschap overeenkomstig deze regels toebedeeld worden. Opteert de erflater om een testament op te stellen, dan zal zijn uiterste wilsbeschikking uitwerking krijgen. Heeft zijn

81 P. VAN DER ES, Erfrecht van de langstlevende echtgenoot in Monografieën BW, Deventer, Wolters Kluwer, 2019,

14.

82 B. REINHARTZ, “Van de traditionele familie naar de informele familie naar patchwork familie” in D. DE

RUYSSCHER en E. ALOFS (eds.), Het nieuw samengesteld gezin: recht en geschiedenis, Maklu, Antwerpen, 2014, 134.

83 B. REINHARTZ, “Van de traditionele familie naar de informele familie naar patchwork familie” in D. DE

RUYSSCHER en E. ALOFS (eds.), Het nieuw samengesteld gezin: recht en geschiedenis, Maklu, Antwerpen, 2014, 134-135.

84 Gemakshalve zal in deze tekst verwezen worden naar het erfrecht van Engeland, waarmee ook het erfrecht van Wales

(27)

uiterste wilsbeschikking slechts betrekking op enkele goederen, dan zal het wettelijk erfrecht worden toegepast op de goederen waarop het testament geen betrekking heeft (partial intestacy).85

a. Het wettelijk erfrecht: ‘intestacy’

41. Het wettelijk erfrecht wordt hoofdzakelijk geregeld door de Administration of Estates Act 1925.

Wanneer de erflater een langstlevende echtgenote maar geen afstammelingen nalaat, dan verkrijgt de langstlevende de gehele nalatenschap.86 Laat de erflater wel afstammelingen na, dan wordt een opdeling gemaakt naargelang de waarde van de nalatenschap. Bedraagt de gehele nalatenschap meer dan 270.000 pond, dan verkrijgt de langstlevende echtgenote alle personal chattels, een vast nettobedrag met interest van 270.000 pond en een levenslange interest op de helft van het saldo van de rest van de nalatenschap.87 Met personal chattels bedoelt men roerende lichamelijke zaken, zoals bijv. de inboedel, de auto, alle goederen voor persoonlijk gebruik... Geld en hetgeen wat gebruikt wordt voor een onderneming vallen expliciet niet onder personal chattels.88 Het vaste bedrag van 270.000 pond is de fixed net sum, een bedrag dat werd vastgesteld in de Family Provision Order van 2009. Dit bedrag is vrij van death duties of erfbelasting, maar er wordt wel een rente op geheven van 6% vanaf het overlijden tot de dag dat het wordt betaald.89 Is de nalatenschap minder dan 270.000 pond waard, verkrijgt de langstlevende echtgenoot de gehele nalatenschap.90

42. Bij kleinere nalatenschappen wordt de langstlevende beter beschermd in Engeland dan in België

en Nederland. De echtgenoot heeft namelijk recht op de gehele nalatenschap, daar waar ze in België de gehele nalatenschap krijgt in vruchtgebruik (art. 745bis, § 1, eerste lid BW) en in Nederland stoot op de niet-opeisbare vordering van de kinderen (art. 4:13 NBW). Gaat het over een grotere nalatenschap, dan kan de langstlevende zich niet beroepen op een versterkte positie die vergelijkbaar

85 R. KERRIDGE, A. BRIERLEY en P. SIR, Parry and Kerridge: the law of succession, Londen, Sweet & Maxwell,

2009, 7, nr. 2-01.

86 s. 46(1) Administration of Estates Act 1925; M. BEUKER, “Een leven zonder legitieme? Erfrecht in Engeland en

Wales”, Tijdschrift Erfrecht 2018, (90) 90.

87 s. 46(1) j° schedule 1A Administration of Estates Act 1925.

88 s. 55(1)(x) Administration of Estates Act 1925; M. BEUKER, “Een leven zonder legitieme? Erfrecht in Engeland en

Wales”, Tijdschrift Erfrecht 2018, (90) 90; R. KERRIDGE, A. BRIERLEY en P. SIR, Parry and Kerridge: the law of

succession, Londen, Sweet & Maxwell, 2009, 10, nr. 2-13.

89 R. KERRIDGE, A. BRIERLEY en P. SIR, Parry and Kerridge: the law of succession, Londen, Sweet & Maxwell,

2009, 11, nr. 2-14.

90 s. 46(1) j° schedule 1A Administration of Estates Act 1925; M. BEUKER, “Een leven zonder legitieme? Erfrecht in

(28)

is met Nederland. Het is namelijk zo dat de kinderen in Engeland direct een deel van de nalatenschap krijgen waarover zij kunnen beschikken, vergelijkbaar met België, en hun vordering meteen kunnen innen.91

43. Wat het echtelijk huis betreft, bepaalt de Intestates’ Estates Act van 1952 in sectie 5 dat de

langstlevende echtgenote of civil partner de mogelijkheid krijgt om de woning te verkrijgen. Hierbij verwijst ze naar de second schedule van de Intestates’ Estates Act, waar drie voorzieningen worden omschreven om het de langstlevende makkelijker te maken om de woning te verkrijgen. Als eerste creëert de Intestates’ Estates Act een uitzondering op het principe dat een aankoop van een goed uit de nalatenschap vernietigbaar is. Ze bepaalt dat deze regel uitzonderlijk niet geldt voor de langstlevende echtgenote wanneer zij het echtelijk huis wilt overkopen, op voorwaarde dat ze een bewoner was van de woning.92 Verder creëert de Act nog een bijkomende uitzondering: wanneer de langstlevende bewoner was van het huis, is het mogelijk dat de toegestane som geld gedeeltelijk wordt uitgekeerd aan de surviving spouse in de betaling van een som en gedeeltelijk in een deel van de woning.93 Tot slot verleent de Intestates’ Estates Act een recht aan de langstlevende om van de

personal representatives een deel te eisen van de woning in plaats van de toegestane som geld.94

b. Een volledige testeervrijheid?

44. Onder het Engelse recht bestaan er geen verplichte erfdelen die moeten worden toegekend aan

een bepaalde persoon.95 Dit is verschillend van het Belgisch en Nederlands recht, waar respectievelijk de reserve en de legitieme portie moeten in acht worden genomen wanneer men een uiterste wilsbeschikking opmaakt of schenkt. Het ontbreken van zo’n ‘reserve’ betekent echter niet dat er in Engeland een absolute testeervrijheid geldt. Reeds in de dertiende eeuw werd voor de langstlevende echtgenote een bescherming in de wet ingebouwd, de dower, wat haar recht gaf op

91 M. BEUKER, “Een leven zonder legitieme? Erfrecht in Engeland en Wales”, Tijdschrift Erfrecht 2018, (90) 90-91. 92 R. KERRIDGE, A. BRIERLEY en P. SIR, Parry and Kerridge: the law of succession, Londen, Sweet & Maxwell,

2009, 16, nr. 2-27.

93 Sched. 2, par 5(2) Intestates’ Estates Act 1952; R. KERRIDGE, A. BRIERLEY en P. SIR, Parry and Kerridge: the

law of succession, Londen, Sweet & Maxwell, 2009, 14, nr. 2-22.

94 Sched. 2, par 1 Intestates’ Estates Act 1952: R. KERRIDGE, A. BRIERLEY en P. SIR, Parry and Kerridge: the law

of succession, Londen, Sweet & Maxwell, 2009, 14, nr. 2-23.

95 J. WOOD, “England and Wales” in J. WOOD en L. GARB (eds.), International succession, New York, Oxford

(29)

een derde.96 In 1975 werd met de invoering van de Inheritance Act 1975 de bescherming van de nabestaanden aanzienlijk vergroot.97 Deze laatstgenoemde wet zal hierna worden bestudeerd.

45. Principieel geldt in Engeland een testeervrijheid, echter zijn hierop enkele beperkingen

aangebracht.98 In Engeland bestaat bijv. het concept van de proprietary estoppel. Dit houdt in dat een bepaalde belofte door de erflater om iemand iets na te laten, toch kan worden afgedwongen wanneer hij zijn belofte niet nakomt.99 De Inheritance (Provision for Family and Dependants) Act 1975 is evenwel de belangrijkste mildering op de testeervrijheid. Deze wet kent aan de rechtbank de bevoegdheid toe om te oordelen of en in welke mate de toebedeling van de nalatenschap de verzoeker ten onrechte heeft benadeeld en of deze toebedeling al dan niet als redelijk kan worden beschouwd.100 De verzoeker kan bij specifieke voorziening de rechter expliciet verzoeken hierover te oordelen, zo niet zullen de testamentaire beschikkingen of het wettelijk erfrecht blijven gelden.101

Sectie 1 van de Act bepaalt wie zo’n verzoek of claim kan instellen voor de rechtbank. Zij somt zes categorieën van personen op, waarvan de langstlevende echtgenote of civil partner in het kader van deze thesis de voornaamste zijn, dit echter wel op voorwaarde dat de echtgenote nadien niet hertrouwt of de partner niet een nieuw geregistreerd partnerschap aangaat.102 Opdat de verzoeker zijn claim kan indienen, is het vereist dat de erflater gedomicilieerd was in Engeland of Wales. Domicilie is niet hetzelfde als wat wordt begrepen onder ‘gewone verblijfplaats’ in de continentale rechtstelsels. Bijgevolg, wanneer iemand inwoner is van Engeland maar er geen domicilie heeft, dan valt hij niet onder de toepassing van de Inheritance Act en kan hij in principe vrij in zijn testament bepalen wat hij wenst.103 De langstlevende echtgenote heeft een periode van zes maanden

96 M. BEUKER, “Een leven zonder legitieme? Erfrecht in Engeland en Wales”, Tijdschrift Erfrecht 2018, (90) 91. 97 M. BEUKER, “Een leven zonder legitieme? Erfrecht in Engeland en Wales”, Tijdschrift Erfrecht 2018, (90) 91. 98 R. KERRIDGE, A. BRIERLEY en P. SIR, Parry and Kerridge: the law of succession, Londen, Sweet & Maxwell,

2009, 163, nr. 8-01.

99 M. BEUKER, “Een leven zonder legitieme? Erfrecht in Engeland en Wales”, Tijdschrift Erfrecht 2018, (90) 91; J.

MEE, “Proprietary estoppel and inheritance: Enough is enough?”, Conveyancer and Property Lawyer 2013, (280) 280.

100 B. HANOTIAU, “Rapport sur la reserve en droit anglais et en droit américain”, in K.F.B.N., De erfrechtelijke reserve

in vraag gesteld, Deel I, Rechtsvergelijking, Brussel, Bruylant, 1997, (255) 256, nr. 2.

101 M. BEUKER, “Een leven zonder legitieme? Erfrecht in Engeland en Wales”, Tijdschrift Erfrecht 2018, (90) 91. 102 s. 1(1) Inheritance Act 1975.

103 P. MATTHEWS, “Comparative Law – United Kingdom”, in C. CASTELEIN, R. FOQUE en A. VERBEKE,

Imperative Inheritance Law in a Late-Modern Society, Antwerpen, Intersentia, 2009, 138. (Hierna: P. MATTHEWS in Imperative Inheritance Law).

(30)

om haar verzoek in te dienen bij de rechter. Doet ze dit niet binnen deze tijdsspanne, dan heeft de rechter nog steeds de mogelijkheid om het verzoek toch toe te staan.104

46. De rechter beoordeelt het verzoek in twee fases: eerst bekijkt ze of er sprake is van een

reasonable financial provision voor de verzoeker in het testament of volgens de intestaaterfrecht, of via een combinatie van beide.105 Dit moet hij objectief beoordelen, en niet subjectief vanuit het standpunt van de overledene.106 Enkel wanneer de rechter van mening is dat er een reasonable

financial provision ontbreekt, kan ze overgaan tot de volgende fase: het bepalen van de voorziening en op welke manier deze moet gebeuren.107

47. Afhankelijk van de hoedanigheid van de verzoeker, zal de invulling van de reasonable financial

provision verschillen. Sectie 1(2)(a) en (aa) van de Act bepalen de definitie van wat wordt begrepen onder de provision wanneer de verzoeker de langstlevende echtgenote of de civil partner is. Er moet rekening gehouden worden met alle omstandigheden “whether or not that provision is required for his or her maintenance”. Bijgevolg moet men verder kijken dan enkel het levensonderhoud, en zal de rechter rekening moeten houden met de levensstandaard van voor het overlijden.108 Men kan hiervoor kijken naar wat de echtgenote zou hebben gekregen moest het huwelijk worden ontbonden door echtscheiding.109

48. De wetgever heeft enkele richtlijnen in de wet opgenomen om de rechter te helpen bij het nemen

van zijn beslissing omtrent de aanvraag. Deze richtlijnen gelden zowel voor het bepalen of er al dan niet een reasonable financial provision is getroffen als voor welke voorziening dan wel moet worden vastgesteld. Deze general guidelines worden opgesomd in de wet, en de rechter kan onder andere rekening houden met de financiele noden en middelen van de verzoeker, van de nalatenschap…110 De rechter kan evenzeer rekening houden met enkele particular guidelines. Dit

104 P. MATTHEWS in Imperative Inheritance Law, 139. 105 P. MATTHEWS in Imperative Inheritance Law, 140.

106 R. KERRIDGE, A. BRIERLEY en P. SIR, Parry and Kerridge: the law of succession, Londen, Sweet & Maxwell,

2009, 172, nr. 8-18.

107 M. BEUKER, “Een leven zonder legitieme? Erfrecht in Engeland en Wales”, Tijdschrift Erfrecht 2018, (90) 91; P.

MATTHEWS in Imperative Inheritance Law, 140.

108 P. MATTHEWS in Imperative Inheritance Law, 140.

109 M. BEUKER, “Een leven zonder legitieme? Erfrecht in Engeland en Wales”, Tijdschrift Erfrecht 2018, (90) 92. 110 s. 3(1) Inheritance Act 1975.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In het bijzonder onderzoeken we of België een monistisch stelsel van over- dracht heeft , waarbij de eigendom tussen partijen overgaat door het sluiten van de

Zo behandelt Vincent Sagaert uitvoerig wat het lot is van de zakelijke en persoon- lijke gebruiks- en genotsrechten in geval van onteigening, meer bepaald of, en zo ja wanneer,

De Vlaardingse gemeenteraad heeft formeel beleidsmatige en financiële kaders vastgesteld voor de transitie en transformatie van de jeugdzorg, naar aanleiding van voorstellen

Deze ambitieniveaus bieden een terugvaloptie Het verdient aanbeveling om het ambitieniveau naar beneden bij te stellen als onvoldoende voldaan kan worden aan de voorwaarden voor

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het

Berekeningen door De Nederlandsche Bank (DNB, 2014) 15 laten zien dat een loonimpuls die niet het gevolg is van de gebruikelijke mechanismen binnen de economie

Een nadere analyse waarin naast de in de vorige regressieanalyse genoemde controlevariabelen ook alle individuele campagne-elementen zijn meegenomen, laat zien dat