• No results found

Keuzes om trots op te zijn : het effect van decision difficulty en doelactivatie op post-choice emoties in het eetdomein

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Keuzes om trots op te zijn : het effect van decision difficulty en doelactivatie op post-choice emoties in het eetdomein"

Copied!
37
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Keuzes om Trots op te zijn:

Het Effect van Decision Difficulty en Doelactivatie op Post-Choice Emoties in

het Eetdomein

Milou Abrahams

Studentnr.: 10007113

Datum: 31-01-2016

Begeleiding: Daniela Becker, Rob W. Holland & Nils Jostmann

Masterthese Psychologie van Gezondheidsgedrag

Universiteit van Amsterdam

(2)

Milou Abrahams Universiteit van Amsterdam 2

Abstract

Uit voorgaand onderzoek is gebleken dat het maken van moeilijke keuzes leidt tot negatieve emoties na de beslissing, wat gevolgen kan hebben voor een volgende keuze. In huidig onderzoek is onderzocht hoe de moeilijkheid van keuzes met betrekking tot gezonde voeding invloed heeft op emoties direct na de keuze (post-choice emoties), en wat dit voor gevolgen heeft voor een volgende voedselkeuze. Tevens is gekeken of de activatie van een gezondheidsdoel voor de keuze de negatieve post choice emoties zou kunnen omdraaien tot positieve post-choice emoties, zoals bijvoorbeeld trots. Hoewel de eerdere bevinding van negatieve post-choice emoties na een moeilijke keuze ook in huidig onderzoek naar voren kwam, bleek toevoeging van gezondheidsdoelactivatie niet voor meer positieve

post-choice emoties te zorgen. Mogelijk dient de gezondheidsdoelactivatie op een ander moment of

andere manier aangeboden te worden om werkzaam te zijn. Dit zal in de toekomst gebruikt kunnen worden om moeilijke gezonde keuzes beter te laten verlopen, wat als gevolg hopelijk zal zorgen voor meer van deze gezonde keuzes.

(3)

Milou Abrahams Universiteit van Amsterdam 3

In het dagelijks leven komt men veelvuldig diverse verlangens tegen. Zo zijn er bijvoorbeeld verlangens naar vrije tijd, slaap, seks, mediagebruik en lekker eten (Hofmann, Vohs, & Baumeister, 2012). Verlangen is het gevoel van iets willen doen of hebben, en motiveert het gedrag (Hofmann & Van Dillen, 2012). In veel gevallen wordt toegegeven aan een verlangen zonder problemen. Echter komt het ook vaak voor dat een verlangen in contrast staat met iemands waarden of voorgenomen doel, waardoor er niet altijd aan toegegeven kan worden. Het verlangen wordt dan een verleiding, welke met zelfcontrole geprobeerd kan worden te weerstaan (Hofmann, Baumeister, Förster, & Vohs, 2012). Zo een verleiding komt vaak voor op het gebied van eten, waarbij iemand een gezondheids-gerelateerd doel en een hedonisch doel kan hebben, welke in veel gevallen conflicteren. Verstandelijk gezien zal het gezondheidsdoel nageleefd worden, aangezien dit op de lange termijn het beste is. Impulsen bewegen je echter naar het hedonische doel, wat op dit moment voldoening geeft. Welk gedrag uiteindelijk tot uiting zal komen is afhankelijk van verschillende factoren, onder andere welk doel op dat moment geactiveerd is en de mate van zelfcontrole die uitgeoefend kan worden (Stroebe, Van Koningsbruggen, Papies, & Aarts, 2013; Inzlicht, Legault, & Teper, 2014).

Een doelconflict op het gebied van eten gaat in veel gevallen om een keuze tussen gezonde of ongezonde voeding. Als deze twee opties dicht bij elkaar liggen qua aantrekkelijkheid, kan dit een lastige keuze zijn. Uit eerder onderzoek is gebleken dat moeilijke keuzes en keuzes waarover goed wordt nagedacht, vaak gepaard gaan met onprettige gevoelens direct na de beslissing (Holland, Becker, & Jostmann, 2014; Carmon, Wertenbroch & Zeelenberg, 2003; Hofmann, Kotabe & Luhmann, 2013; Liberman & Förster, 2006). In hiervoor genoemde onderzoeken rapporteerde men meer negatieve emoties nadat zij een moeilijke keuze hadden gemaakt (negatieve post-choice emoties). Tevens bleken zij de niet-gekozen optie achteraf als aantrekkelijker te evalueren. Dit is theoretisch gezien een interessant fenomeen omdat het in strijd is met prominente psychologische theorieën, zoals de cognitieve dissonantie theorie (Festinger, 1957), predecisional distortion theory (Russo, Meloy, en Medvec, 1998) en principle of compatibility (Tversky, Sattath en Slovic, 1988), welke stellen dat het maken van een beslissing juist leidt tot een spreiding in aantrekkelijkheid van de opties in het voordeel van de keuze.

(4)

Milou Abrahams Universiteit van Amsterdam 4

Deze bevindingen van negatieve post-choice emoties en toegenomen aantrekkelijkheid van het alternatief bleken niet alleen op te gaan na normale, lastige keuzes (zoals in het onderzoek van Carmon et al., 2003), maar dus ook bij verleidingen. Hoewel je bij het toegeven aan een verleiding onder andere een tijdelijk positief gevoel zou verwachten, omdat aan het hedonische doel voldaan wordt, toonden Hofmann, Kotabe en Luhmann (2012) aan dat dit niet het plezierige gevoel geeft wat men ervan dacht. Mensen ondervinden opmerkelijk minder kortstondig geluk als zij toegeven aan verleidingen (welke in conflict waren met een gezondheidsdoel) dan als zij toegeven aan verlangens (zonder conflicterend doel), als gevolg van emoties als schuld, spijt en gebrek aan trots. Maar het weerstaan van verleidingen blijkt ook niet blij te maken. In een onderzoek naar eetverleidingen van Holland, Becker en Jostmann (2014) kregen deelnemers de opdracht een hypothetische keuze te maken tussen pizza en salade. Vervolgens werden verschillende positieve en negatieve emoties uitgevraagd, evenals de keuzemoeilijkheid, en de aantrekkelijkheid van de gekozen optie en het alternatief. Als mensen aangaven het een moeilijke keuze te vinden, en er conflicterende doelen speelden, bleken zij zowel na de gezonde als de ongezonde keuze negatieve gevoelens te ervaren. Zowel het toegeven als weerstaan van de verleiding kan dus leiden tot negatieve post-choice emoties. Dit is een opvallende bevinding, omdat je bij het succesvol uitvoeren van zelfcontrole, zoals bij het weerstaan van een verleiding, in ieder geval trots zou verwachten.

Trots is een emotie die een kritische rol speelt op meerdere gebieden van het psychologisch functioneren (Tracy & Robins, 2007). Het is het resultaat van een evaluatie van een specifieke actie die die naar een gevoel van succes leidt (Lewis, 1993). Trots zorgt voor een goed en tevreden gevoel over jezelf en recent gedrag, en meer zelfvertrouwen in dit gedrag. De trots die je zou verwachten na het weerstaan van een verleiding is niet alleen prettig op het moment na de keuze, maar kan ook invloed hebben bij het maken van volgende keuzes. Hofmann en Fisher (2012) toonden in een van hun studies aan dat zelfregulerende emoties als schuld en trots invloed hebben op een soortgelijke keuze in de toekomst. Zo blijkt na het weerstaan van een verleiding trots vervolgens voor meer zelfcontrole te zorgen door toename in doelbelang, conflict en waarschijnlijkheid om zelfcontrole te gebruiken om verleidingen te weerstaan. Dit kan dus positieve gevolgen hebben voor een volgende keuze. Schuld na

(5)

Milou Abrahams Universiteit van Amsterdam 5

het toegeven aan een verleiding bleek daarentegen niet alleen maar positieve effecten te hebben op zelfcontrole bij een volgende keuze. Al leidde het wel tot een toename in zelfregulerend doelbelang van een volgend conflict en een toegenomen bewustwording van conflict, daarnaast had het ook een nadelig effect op het remmen van de verleiding. Het is dus tevens voor volgend gedrag van belang dat mensen meer trots ervaren nadat zij een ‘goede’, maar moeilijke keuze hebben gemaakt.

Een mogelijke verklaring voor de bevinding dat een moeilijke gezonde keuze leidt tot negatieve post-choice emoties in plaats van trots, wordt gegeven in een artikel van Carmon,

Wertenbroch en Zeelenberg (2003). Zij stellen dat dit komt doordat gehechtheid met de verschillende opties geïnduceerd wordt. Hoe moeilijker het voor iemand is om een keuze maken, hoe meer over beide opties nagedacht wordt en men eraan gehecht raakt. Deze hechting laat beide opties snel voelen als ‘eigendom’. Als er vervolgens een keuze wordt gemaakt, voelt het alsof de alternatieve opties ‘verloren’ gaan. Volgens hen zorgt dit verlies van de overige opties voor onbehaaglijke gevoelens, zoals schuld en spijt, en een positievere evaluatie van de alternatieve optie in vergelijking met voorafgaand aan de beslissing. Deze positievere evaluatie van de alternatieve optie verklaren zij door te stellen dat attitudes over de keuze-opties van de post-choice gevoelens afgeleid worden. Volgens deze theorie leiden negatieve emoties na het maken van een keuze ertoe dat men denkt dat de niet gekozen optie toch aantrekkelijker moet zijn geweest dan zij voor de beslissing dachten.

Liberman en Förster (2006) stellen daarentegen dat deze bevinding mogelijk te verklaren is doordat mensen de relatieve aantrekkelijkheid van de keuze afleiden uit hun gevoel van moeilijkheid van de keuze. Doordat zij moeite hadden om een keuze te maken, denken zij dat de niet gekozen optie erg goed moet zijn geweest, en zal deze eerder gekozen worden als deze na de keuze opnieuw in een keuze met iets anders wordt aangeboden. Hierdoor zal het alternatief na de keuze als positiever beoordeeld worden dan voor de keuze. Wat deze twee theorieën gemeen hebben is dat zij stellen dat het alternatief (de niet-gekozen optie) beschikbaar blijft na de keuze. Hoewel men het al toegeëigend had (Carmon et al.) of dacht dat het erg goed geweest moet zijn (Liberman en Förster) blijft dit onvervuld. Dit alternatief wordt daardoor als vergelijkingsstandaard gebruikt voor de evaluatie van de

(6)

Milou Abrahams Universiteit van Amsterdam 6

gekozen optie. Omdat de vergelijkingsstandaard dus bepaalt hoe de keuze wordt geëvalueerd, is dit een goed punt om te interveniëren.

Huidig onderzoek

In huidig onderzoek is daarom het doel ervoor te zorgen dat mensen een andere

vergelijkingsstandaard gaan gebruiken, en daardoor hun keuze anders evalueren. Een mogelijke manier om voor een andere vergelijkingsstandaard te zorgen, is activatie van een doel. Door een zelfvoorgenomen doel te activeren zal dit doel actiever zijn dan het hedonische doel, waardoor de keuze hiermee vergeleken zal worden. In dit geval zou de gezonde keuze vergeleken moeten worden met een gezondheidsdoel om voor positieve post-choice emoties te zorgen. Gezondheidsdoelactivatie, wat tevens leidt tot meer gezonde keuzes (Brittner & Kulesz, 2015), zal er zo mogelijk voor zorgen dat men de gezonde keuze achteraf zal interpreteren als het overwinnen van de verleidelijke optie, in plaats van het verloren gaan ervan. Door voorafgaand aan de keuze één van de twee conflicterende doelen te activeren, wordt geprobeerd dit de vergelijkingsstandaard te maken in plaats van de niet-gekozen optie. Op deze manier zou het weerstaan van een verleiding een positieve ervaring kunnen worden, en een gevoel van trots overgehouden kunnen worden aan het maken van een moeilijke gezonde keuze.

Tot nu toe zijn in hiervoor besproken studies meerdere correlationele verbanden aangetoond tussen keuzemoeilijkheid, post-choice emoties en een volgende keuze. In deze studie is geprobeerd causale verbanden bloot te leggen over de invloed van doelactivatie in combinatie met moeilijkheid van een gezonde keuze op post-choice emoties, door zowel doelactivatie als de moeilijkheid van de keuze te manipuleren. Met het huidige onderzoek wordt geprobeerd meer informatie te krijgen over

post-choice emoties na een moeilijke keuze, op het gebied van gezonde voeding. Het maken van een

moeilijke gezonde keuze zou in het ideale geval een gevoel van trots moeten geven, wat de kans op het vaker maken van een gezonde keuze groter maakt. Echter blijkt dit dus vaak niet het geval, en is het mogelijk dat deze negatieve post-choice emotie - die ook na een lastige gezonde beslissing ontstaat - leidt tot een tegengestelde keuze op een volgend moment.

(7)

Milou Abrahams Universiteit van Amsterdam 7

In deze studie wordt geprobeerd drie doelen te behalen. Ten eerste wordt getracht de eerdere bevinding van negatieve post-choice emoties na een moeilijke voedselkeuze ook in dit onderzoek aan te tonen. Ten tweede heeft dit onderzoek als doel om een ideale situatie te realiseren, waarin mensen positieve emoties (met name trots) ervaren na het maken van een moeilijke gezonde keuze. In één conditie wordt door middel van doelactivatie geprobeerd om de evaluatie van een moeilijke keuze een andere interpretatie te geven, waarbij de verleiding “overwonnen” wordt in plaats van de verleidelijke optie “opgegeven”. Doordat mensen dan hun gezonde keuze kunnen vergelijken met hun actieve doel, en dus in lijn met hun actieve doel handelen, zal dit hopelijk een trots gevoel geven na de keuze, wat voor meer zelfcontrole op een volgende voedselkeuze kan zorgen (Hofmann & Fisher, 2012). Ten derde wordt bekeken hoe post-choice emoties invloed hebben op een volgende voedselkeuze. Door de samenhang tussen negatieve of positieve post-choice emoties met het maken van een volgende gezonde of ongezonde keuze te onderzoeken, kan meer informatie verkregen worden over hoe deze emoties invloed hebben op zelfcontrole op een volgende keuze.

In dit onderzoek ligt de focus op zelfcontrole succes, wat in dit geval dus het maken van een gezonde keuze is, omdat de belangrijkste hypothese gericht is op trots na gezonde keuzes. Maar ook zelfcontrole falen zal bekeken worden, om de bevindingen uit eerdere onderzoeken te repliceren. De onderzoeksvraag die gehanteerd wordt luidt: Wat is de invloed van doelactivatie in interactie met het maken van een moeilijke versus gemakkelijke gezonde voedselkeuze op post-choice emoties? En wat zijn de gevolgen van post-choice emoties voor een volgende voedselkeuze?

Om antwoord te krijgen op deze vragen zal gebruik gemaakt worden van een online onderzoek, waarbij de verwachte bevindingen op te splitsen zijn in drie delen. Als eerste wordt

verwacht dat het effect van moeite op post-choice emoties afhankelijk is van doelactivatie. Wanneer er geen doel geactiveerd is, wordt op basis van eerder onderzoek verwacht dat een moeilijke gezonde voedselkeuze tot meer negatieve post-choice emoties leidt dan een gemakkelijke keuze. Dit is een replicatie van bevindingen uit eerdere onderzoeken. Als er wel een doel actief is, wordt verwacht dat dit het effect van moeilijkheid op post-choice emoties kan omdraaien. Wanneer een gezondheidsdoel actief is zal een moeilijke gezonde voedselkeuze dan leiden tot meer positieve post-choice emoties,

(8)

Milou Abrahams Universiteit van Amsterdam 8

dan een gemakkelijke keuze. Als laatste wordt verwacht dat positieve post-choice emoties na een gezonde keuze zullen leiden tot een gezonde beslissing bij een volgende keuze.

Vooronderzoek

Methode

Het huidige onderzoek begon met een kort vooronderzoek naar de beoordeling van

verschillende gerechten, met als doel een aantal gezonde en ongezonde gerechten te kunnen selecteren welke als meer en minder lekker beoordeeld werden. Deze gerechten zouden later gebruikt worden voor de echte studie.

Participanten. De participanten voor dit vooronderzoek werden willekeurig benaderd in de

kantine van de Universiteit van Amsterdam. In totaal namen 28 studenten deel aan dit vooronderzoek (22 vrouwen, Mleeftijd = 22.52, SD = 3.38.)

Materialen en procedure. Er is gebruik gemaakt van een vragenlijst met 22 gerechten,

waarbij de participant op een 5-punts Likertschaal diende aan te geven in hoeverre hij/zij het

beschreven gerecht lekker vond (lopend van niet lekker tot heel lekker) en in hoeverre hij/zij dacht dat dit gerecht gezond was (lopend van ongezond tot gezond). Tevens diende zij in te vullen of hij/zij vegetariër was, en wat diegene het liefst en minst graag bestelde in een restaurant (voor vragenlijst, zie bijlage 1).

De participanten werd gevraagd of zij mee wilden werken aan een kort onderzoek, waarvoor zij ter plekke de vragenlijst in konden vullen. Na enige tijd werd de vragenlijst weer bij hen opgehaald en werden zij bedankt voor hun deelname.

Resultaten

Om te bepalen hoe de gerechten geëvalueerd werden, zijn de gemiddelde beoordelingen per gerecht berekend voor zowel ongezond/gezond (1 tot 5) als niet lekker/heel lekker (1 tot 5). Op basis van deze uitkomsten (zie bijlage 2) zijn gerechten geselecteerd die gezond en lekker beoordeeld werden, ongezond en lekker, gezond en niet lekker, en ongezond en niet lekker. Aangezien hiervan

(9)

Milou Abrahams Universiteit van Amsterdam 9

veel gerechten bruikbaar waren, en we de participanten genoeg keuze wilden aanbieden in het hoofdonderzoek, is er besloten tien gezonde en tien ongezonde gerechten te gebruiken. De tien gezonde gerechten die in het hoofdonderzoek gebruikt zouden worden, werden door de deelnemers in het vooronderzoek gezonder geschat dan de tien ongezonde gerechten die geselecteerd werden voor het hoofdonderzoek. Omdat smaak toch iets persoonlijks blijft, was het belangrijk dat mensen ook in het hoofdonderzoek nog genoeg keuze hadden om hun lekkerste of minst lekkere gerecht aan te geven. Zo werden slechts twee gerechten uit het vooronderzoek uitgesloten. Deze voegden weinig toe aan de keuze-opties, aangezien ze veel overlap hadden met een ander genoemd gerecht, of als redelijk gezond beoordeeld werden terwijl deze ongezond bedoeld was.

Hoofdonderzoek

Methode

Participanten. Voor deelname aan het hoofdonderzoek werd geacht dat aan een aantal criteria

werd voldaan: Participanten dienden de Nederlandse taal te beheersen, geen veganistisch of bijzonder voedingspatroon te hebben, en tijdens het onderzoek geen honger te hebben, niet te vol te zitten en niet te eten. Door het plaatsen van een oproep op het proefpersonennet van de Universiteit van Amsterdam werden de participanten voor het onderzoek geworven. Zij konden vervolgens direct deelnemen aan de online studie. Deze nam 30 minuten in beslag, en participanten ontvingen daarvoor een vergoeding van 0,5 proefpersoonpunt.

Design en Operationalisatie. In dit onderzoek werd een 2 (doelactivatie: gezondheidsdoel vs.

geen doel) x 2 (moeilijkheid gezonde keuze: gemakkelijk vs. moeilijk) between subjects-design gebruikt. De variabelen doelactivatie en keuzemoeilijkheid werden hierin gemanipuleerd.

Bij de manipulatie van doelactivatie kreeg de ene helft van de participanten een tekst over het belang van gezonde voeding te lezen, waarna hierover twee vragen gesteld werden (zie bijlage 3). Voor de conditie waarin geen doel geactiveerd werd, werd een tekst over het geheugen aangeboden, waarover ook twee vragen gesteld werden (zie bijlage 3).

(10)

Milou Abrahams Universiteit van Amsterdam 10

Om de keuzemoeilijkheid te manipuleren werd in de beide condities gevraagd een keuze te maken tussen een gezond gerecht en een ongezond gerecht, waarbij deze condities verschillende gerechten aangeboden kregen. De keuze tussen de hoofdgerechten die aangeboden werd, is gebaseerd op eerdere beoordeling van de gerechten door de deelnemers. Eerst hebben zij willekeurige

beschrijvingen (in dit onderzoek is gekozen voor vakantiebestemmingen) en gezonde en ongezonde hoofdgerechten geëvalueerd op een schaal van negatief tot positief (0-100) (zie bijlage 4). Daarna hebben zij de 10 beschrijvingen van vakantiebestemmingen en de 10 gerechten op volgorde gezet van meest favoriet tot minst favoriet. In de gemakkelijke gezonde keuze conditie werd nummer 1

(lekkerst) van gezonde gerechten en nummer vijf (minder lekker) van ongezonde gerechten tegenover elkaar aangeboden. In de moeilijke gezonde keuze conditie was dit nummer 5 (minder lekker) van de gezonde gerechten en nummer 1 (lekkerst) van de ongezonde gerechten. Daarbij werd verwacht dat dit een gemakkelijke gezonde keuze zal zijn voor mensen bij wie het gezondheidsdoel geactiveerd was, omdat hun gezondheidsdoel en hedonische doel hierbij niet conflicteerden. Voor mensen bij wie geen doel geactiveerd werd, werd verwacht dat de keuze voor het gezonde gerecht ook redelijk gemakkelijk was. In de andere keuzemoeilijkheid conditie werd gevraagd een keuze te maken tussen een gerecht dat minder lekker gezond is of een lekker ongezond gerecht. De bedoeling hiervan was een keuze aan te bieden waarbij de keuze voor het gezonde gerecht waarschijnlijk moeilijk zal zijn voor mensen bij wie het gezondheidsdoel geactiveerd was, omdat hierbij het gezondheidsdoel en hedonische doel sterk in conflict zijn. Voor mensen bij wie geen doel geactiveerd was zal het waarschijnlijk extra moeilijk om voor het gezonde gerecht te kiezen, omdat het andere gerecht lekkerder gevonden werd.

Materialen en Procedure. Voorafgaand aan het onderzoek werd de participanten gevraagd

een informed consent te lezen en ondertekenen als zij alles begrepen hadden en wilden deelnemen aan het onderzoek.

In de eerste taak van het onderzoek kregen de participanten de opdracht om van verschillende beschrijvingen aan te geven hoe positief zij dit vinden. Hierbij kregen zij vier keer vijf beschrijvingen van vakanties te zien (twee keer binnen Europa en twee keer buiten Europa) en vier keer vijf

(11)

Milou Abrahams Universiteit van Amsterdam 11

vijf beschrijvingen van ongezonde gerechten). De vakantiebestemmingen werden hier als afleiding gebruikt, zodat niet meteen duidelijk was dat het onderzoek alleen ging over gezonde versus ongezonde voeding. Bij alle participanten werd daarom begonnen met de beschrijvingen van vakantiebestemmingen.

Na het evalueren van alle beschrijvingen, werden deze beschrijvingen in lijstjes van 10 geplaatst (10 vakantiebestemmingen binnen Europa, 10 vakantiebestemmingen buiten Europa, 10 gezonde gerechten en 10 ongezonde gerechten). De participanten kregen hier de opdracht deze

beschrijvingen zo te verslepen naar een top 10, dat hun meest favoriete optie bovenaan stond (op 1) en hun minst favoriete onderaan (op 10).

Hierna werden alle participanten random toegewezen aan twee condities: activatie van een gezondheidsdoel of geen doelactivatie. De ene helft kreeg hier een tekst te lezen over het belang van gezonde voeding, waarover vervolgens twee meerkeuzevragen gesteld werden. Bij een onjuist

antwoord kregen zij een korte uitleg over wat het juiste antwoord op de vraag was. De andere helft van de participanten kreeg hier een tekst te lezen over een willekeurig onderwerp; in huidig onderzoek is gekozen voor een tekst over het geheugen en facebook. Ook zij kregen hierover twee vragen en feedback bij het onjuist beantwoorden ervan. In beide condities werd vervolgens de Nederlandse versie van de Action State Orientation Scale afgenomen. De participanten kregen de mededeling dat deel één van het onderzoek hiermee afgerond is, en deel twee begint.

Aan het begin van het tweede deel werd de participanten gevraagd zich in te leven in de situatie die geschetst zal worden. Vervolgens werd een scenario beschreven waarin zij uiteten gaan met een goede vriend(in). Er is die avond keuze uit twee dagschotels. Hier werden alle participanten willekeurig toegewezen aan twee condities, waarna de ene helft de keuze kreeg tussen hun nummer 1 van gezonde gerechten en nummer 5 van ongezonde gerechten (makkelijk gezonde keuze), uit de eerder gemaakte lijstjes, en de andere helft kreeg de keuze tussen hun nummer 5 van gezonde gerechten en nummer 1 van ongezonde gerechten (moeilijke gezonde keuze).

Nadat elke deelnemer een keuze had gemaakt, werd een vragenlijst afgenomen om de aantrekkelijkheid van gekozen gerecht en alternatief, evaluatie van de moeilijkheid van de keuze, emoties na het maken van de keuze en de gedachten tijdens het maken van de keuze te bepalen. Voor

(12)

Milou Abrahams Universiteit van Amsterdam 12

het uitvragen van de emoties en gevoelens na het maken van deze keuze werd gebruik gemaakt van zelf ontwikkelde vragenlijsten, welke gebaseerd zijn op vragenlijsten die in het onderzoek van Holland, Becker en Jostmann (2014) gebruikt zijn. Met behulp van de volgende opdracht werden de emoties uitgevraagd: Geef voor alle onderstaande emoties aan in hoeverre je deze ervaart, als je denkt

aan de keuze die je net gemaakt hebt, op een schaal van ‘helemaal niet’ tot ‘heel erg’. De emoties en

gevoelens die hier uitgevraagd werden waren: schuld, ongelukkig, spijt, trots, blij en tevreden. Van schuld, ongelukkig en spijt is hierna een maat ‘Negatief affect’ gemaakt (α = .747). Trots, blij en tevreden vormden samen ‘Positief affect’ (α= .601). De evaluatie van de moeilijkheid werd

uitgevraagd met de vraag: Hoe moeilijk was het voor jou om een keuze te maken?, welke zij konden beoordelen op een schaal lopend van ‘Heel gemakkelijk’ tot ‘Heel moeilijk’. Daarnaast dienden de deelnemers aan te geven hoe zeker zij van hun keuze waren, hoe aantrekkelijk zij de gekozen optie en het alternatief vonden, hoe moeilijk het was om een keuze te maken en hoe graag zij toch liever voor het alternatief gekozen hadden. Als laatste gaven zij aan hoe vervelend zij het vonden om de keuze te maken en hoezeer ze zich zouden verheugen op het gekozen gerecht. Alle items in deze vragenlijst zijn op 5-punts Likertschalen gemeten. Tot slot beschreven de deelnemers wat hun gedachten waren bij het maken van de keuze. Ook de tijd die deelnemers namen voor het maken van de keuze werd hier gemeten.

Hierna kregen de deelnemers de opdracht om nog een dessert te kiezen. Zij hadden hierbij de keuze uit zes opties, drie gezonde en drie ongezonde (zie bijlage 6). Vervolgens werden nog enkele vragen gesteld, om het eetgedrag en het belang van gezonde voeding te bepalen. Daarvoor werd de vraag gesteld: ‘Hoe belangrijk is gezonde voeding voor jou?’, wat aangegeven kon worden op een 7-puntsschaal, lopend van ‘Helemaal niet belangrijk’ tot ‘Heel belangrijk’. Tot slot vulden de

deelnemers demografische gegevens in en ontvingen zij een debriefing, die het onderzoek afsloot.

Resultaten

Wegens onafgeronde deelname (n = 65), dubbele deelname (n = 6), het volgen van een speciaal dieet (3) of het niet volgen van de instructies (3) vielen 77 deelnames af. Uiteindelijk bleef

(13)

Milou Abrahams Universiteit van Amsterdam 13

een dataset over van 320 participanten. Ter voorbereiding van de dataset zijn alle participanten uitgesloten die minder dan 30 seconden bezig waren met het lezen van de manipulatie tekst.

Gebaseerd op de gemiddelde leessnelheid werd verwacht dat bij een tijd van minder dan 30 seconden de tekst niet goed gelezen kon zijn en de doelactivatie mogelijk niet gewerkt zou hebben zoals deze bedoeld was in het onderzoek. Deze deelnemers werden daarom uitgesloten van de analyses. Voor de analyses bleef nog een dataset over van 278 participanten, waarvan 76,3% vrouw was. De leeftijd liep van 18 tot 64 jaar, met een gemiddelde leeftijd van 21,01 (SD= 5,30). Van de participanten was 87,4% student aan de Universiteit van Amsterdam, en 6,1% was vegetariër.

De assumpties van normaliteit en homogeniteit van variantie werden in dit onderzoek geschonden. Alle variabelen weken significant af van een normaalverdeling, en van veel variabelen waren de varianties niet homogeen. Hierdoor zullen de resultaten met voorzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd.

Van de 278 overgebleven deelnemers kozen meer mensen voor de ongezonde keuze (n = 172) dan voor de gezonde keuze (n = 106). Echter bleken de deelnemers verder niet gelijkmatig verdeeld over de condities (zie tabel 3).

Tabel 3

Verdeling van de deelnemers over de condities

Doelactivatie Keuze Totaal

Gezond Ongezond

Hoofdkeuze Moeilijkheid Gemakkelijk 47 23 70

Gezondheid Moeilijk 8 51 59

Totaal 55 74 129

Hoofdkeuze Moeilijkheid Gemakkelijk 44 23 67

Controle Moeilijk 7 75 82

(14)

Milou Abrahams Universiteit van Amsterdam 14

Hoofdkeuze Moeilijkheid Gemakkelijk 91 46 137

Totaal Moeilijk 15 126 141

Totaal 106 172 278

Zoals in bovenstaande tabel te zien is, zijn de cel waarin een gezondheidsdoel geactiveerd was en een moeilijke gezonde keuze gemaakt is en de cel waarin geen gezondheidsdoel geactiveerd was en een moeilijke gezonde keuze gemaakt is in vergelijking met de andere cellen in dit onderzoek erg klein, waardoor het lastig is hiermee analyses uit te voeren. Om die reden is ervoor gekozen om cellen te creëren op basis van de eigen beoordeling van de deelnemers, in plaats van op basis van de manipulatie. In plaats van de manipulatie keuzemoeilijkheid (van een gezonde keuze) is gebruik gemaakt van de vraag: ‘Hoe moeilijk was het voor jou om een keuze te maken?’. Ook de manipulatie van doelactivatie heeft niet gewerkt zoals werd gehoopt. Deelnemers die de gezondheidsdoelactivatie hadden ontvangen, bleken gezonde voeding niet significant belangrijker te vinden dan deelnemers die de controle doelactivatie ontvangen hadden, respectievelijk M = 5,04, SD = 1,28 en M = 4,97, SD = 1,36 op een 7-puntsschaal. Om deze reden is in plaats van de alleen de manipulatie

gezondheidsdoelactivatie daarnaast ook het zelfgerapporteerde doelbelang meegenomen in de analyses van de tweede hypothese. Aangezien de activatie van een gezondheidsdoel een cruciale rol speelt in de tweede hypothese, is doelactivatie hierin wel meegenomen, om te zien of dit in combinatie met

doelbelang invloed heeft gehad.

Om een antwoord te krijgen op de eerste hypothese is een multipele regressie analyse uitgevoerd. Hierbij werd gekeken naar de samenhang van (zelfgerapporteerde) moeilijkheid met de

post-choice emoties schuld, spijt en trots, negatief affect en positief affect, afhankelijk van hun keuze

(gezond vs. ongezonde) en de interactie tussen moeilijkheid en keuze. Voor deze eerste algemene analyse werd doelactivatie of doelbelang niet meegenomen, omdat dit niet relevant was bij het repliceren van de eerdere bevindingen.

Schuld. Voor post-choice gevoelens van schuld bleek het model van keuze

(gezond/ongezond) en (zelfgerapporteerde) keuzemoeilijkheid significant, F(2, 146) = 5.08, p = .007. Alleen de factor keuzemoeilijkheid bleek een significante predictor te zijn voor post-choice gevoelens

(15)

Milou Abrahams Universiteit van Amsterdam 15

van schuld (β = .198, p = .002). Hoe moeilijker iemand het vond om een keuze te maken, des te meer gevoelens van schuld ervoeren zij hierna. De interactie tussen keuze en keuzemoeilijkheid bleek geen significante invloed te hebben op gevoelens van schuld.

Spijt. Ook voor spijt was het model van moeilijkheid en keuze significant, F(2, 146) = 46.70,

p < .001. Alleen moeilijkheid bleek hier een significante predictor (β = .535, p < .001.) Wanneer

aangegeven werd dat iemand het een moeilijke keuze vond, werden ook meer gevoelens van spijt gerapporteerd na het maken van de keuze. Interactie tussen moeilijkheid en keuze bleek geen voorspellende waarde te hebben.

Trots. Voor trots bleek het model van moeilijkheid en keuze niet significant, F(2,146) = 1.55,

p = .216. Geen van beide factoren voorspelde post-choice gevoelens van trots (moeilijkheid β = -.114,

p = .254, keuze β = -.116, p = .274). Ook de interactie tussen keuze en moeilijkheid zorgde niet voor

significante invloed op gevoelens van trots.

Negatief affect. Het model van moeilijkheid en keuze bleek voor negatief affect significant te

zijn, F(2, 146) = 41.05, p < .001. Alleen de variabele moeilijkheid bleek een significante predictor (β = .410, p < .001). Er werd meer negatief affect ervaren wanneer deelnemers de keuze moeilijk vonden. Toevoeging van de interactie tussen moeilijkheid en keuze zorgde niet voor een significant betere fit.

Positief affect. Voor positief affect bleek het model van moeilijkheid en keuze ook significant

te zijn, F(2, 146) = 18.23, p < .001. Beide factoren bleken post-choice gevoelens van positief affect te voorspellen (moeilijkheid β = -.228, p < .001, keuze β = -.223, p = .001). Een moeilijke keuze zorgde dan voor minder gevoelens van positief affect, en andersom. Daarnaast werd na het maken van een ongezonde keuze meer positief affect ervaren. Toevoeging van de interactie tussen moeilijkheid en keuze aan het model, bleek geen betere fit te zijn.

Deze bevindingen zijn grotendeels in lijn met eerder genoemde onderzoeken. Moeilijkheid van de keuze bleek dus positief samen te hangen met gevoelens van spijt, schuld en negatief affect. Ook hing de moeilijkheid van de keuze negatief samen met positief affect. Echter zorgde het maken van een moeilijke keuze niet voor significant meer gevoelens van trots dan het maken van een gemakkelijke keuze.

(16)

Milou Abrahams Universiteit van Amsterdam 16

aantrekkelijkheid, is een MANOVA uitgevoerd. De moeite bij het maken van de keuze was hierin de onafhankelijke variabele, en de aantrekkelijkheid van de gekozen optie en het alternatief werden als afhankelijke variabelen ingevuld. Hieruit bleek de moeilijkheid van de keuze significant samen te hangen met aantrekkelijkheid van de gemaakte keuze en aantrekkelijkheid van de niet-gekozen optie, respectievelijk F(4, 139) = 7.46, p < .001 en F(4, 139) = 17.48, p < .001. Wanneer mensen aangaven het een moeilijke keuze te vinden, werd de gekozen optie als minder aantrekkelijk beoordeeld, dan wanneer het als gemakkelijke keuze beoordeeld werd. De niet-gekozen optie werd als aantrekkelijker beoordeeld na een moeilijke keuze dan na een gemakkelijke keuze. Ook dit is in lijn met eerdere bevindingen.

Met de volgende analyses is geprobeerd om ondersteuning te vinden voor de tweede

hypothese in huidig onderzoek. Hierbij werd gekeken of activatie van een gezondheidsdoel voor meer trots kan zorgen na het maken van een moeilijke gezonde keuze. Alleen de deelnemers die voor de gezonde optie hebben gekozen zijn hier dus in meegenomen. Als eerst is er een multipele regressie uitgevoerd voor moeite, doelactivatie en moeite*doelactivatie op trots. Het model met moeite en doelactivatie bleek niet significant te zijn, F(2,103) = 0.71, p = .493. Ook toevoeging van de interactie zorgde niet voor een significant model, F(3,102) = 0.60, p = .618. Activatie van een gezondheidsdoel bleek dus niet voor significant meer trots te zorgen na het maken van een moeilijke gezonde keuze. Dit zou verklaard kunnen worden doordat een gezondheidsdoel alleen geactiveerd kan worden als mensen ook daadwerkelijk een gezondheidsdoel hebben. Daarom is vervolgens een multipele regressie analyse uitgevoerd waarin de interactie tussen doelactivatie en doelbelang is meegenomen. Ook hier bleek zowel het model met moeite en doelactivatie*doelbelang, als de toevoeging van

moeite*doelactivatie*doelbelang niet significant te zijn. Geen van deze factoren hing significant samen met trots. Als laatste is een multipele regressie analyse uitgevoerd om te kijken of doelbelang (zonder doelactivatie) samenhangt met trots na een moeilijke gezonde keuze. Ook hier bleek geen model significant en bleken geen factoren significant samen te hangen met trots. Dit werd ook bevestigd wanneer men naar de correlaties kijkt, waarbij gesplit werd op keuze, doelactivatie en moeite. Voor moeite werd hierbij onderscheid gemaakt tussen de 25 procent met de minste moeite bij het maken van de keuze en de 25 procent die de keuze het moeilijkst vond. Deelnemers die aangaven

(17)

Milou Abrahams Universiteit van Amsterdam 17

het een moeilijke keuze te vinden, gaven niet aan meer trots te ervaren na het maken van de keuze, ongeacht of zij een gezonde of ongezonde keuze hadden gemaakt, of er geprobeerd was een

gezondheidsdoel te activeren, en hoe belangrijk zij gezonde voeding zelf vonden, dan deelnemers die aangaven de keuze gemakkelijk te vinden. Deze bevindingen zijn niet in lijn met de verwachting dat het actief zijn/activatie van een gezondheidsdoel leidt tot meer trots na het maken van een moeilijke gezonde keuze.

Om ondersteuning te kunnen vinden voor de laatste hypothese, is eerst met behulp van een logistische regressie analyse gekeken hoe de post-choice emoties na een eerdere keuze samenhangen met de volgende keuze. Hieruit kwam naar voren dat de post-choice emoties na een gezonde keuze geen significant effect hadden op het maken van een volgende gezonde of ongezonde keuze. Uit een tweede logistische regressie analyse bleek dit anders te liggen na een ongezonde keuze. Post-choice emoties na het maken van een ongezonde keuze werden hier als onafhankelijke variabelen meegenomen, en het maken van een volgende gezonde of ongezonde keuze werd als afhankelijke variabele ingevuld. Gevoelens van schuld en spijt na een ongezonde keuze bleken wel samenhang te hebben met de volgende keuze, respectievelijk β = -.594, p = .007, Nagelkerke R ² = .067 en β = -.512, p = .040, Nagelkerke R ² = .039. Uit deze resultaten lijkt naar voren te komen dat

post-choice emoties na een zelfcontrole succes geen voorspeller zijn voor de beslissing bij een

volgende keuze. Na zelfcontrole falen blijkt echter een significante voorspelling van spijt en schuld, en een trend voor trots (β = -.351, p = .056), op een volgende keuze. Dit is in lijn met de verwachting dat

self-concious emoties zelfcontrole voorspellen.

Discussie

In het huidige onderzoek werd onderzocht of de negatieve post-choice emoties na het maken van een moeilijke keuze opnieuw aangetoond konden worden. Daarnaast had het als doel te

onderzoeken of deze gevoelens konden worden omgezet in gevoelens van trots. Door activatie van een gezondheidsdoel werd getracht om trotse gevoelens over te houden nadat deelnemers een moeilijke gezonde keuze hadden gemaakt.

(18)

Milou Abrahams Universiteit van Amsterdam 18

gehouden dienen te worden. Als eerste bleek uit de manipulatiecheck dat de manipulaties van doelactivatie en keuzemoeilijkheid niet tot uiting zijn gekomen in het onderzoek. Voor

keuzemoeilijkheid was dit geen groot probleem, aangezien alsnog onderscheid gemaakt kon worden tussen deelnemers die de keuze moeilijk en gemakkelijk vonden, met behulp van de

zelfgerapporteerde keuzemoeilijkheid. Voor de manipulatie van doelactivatie is dit daarentegen wel een probleem geweest. Aangezien onderzocht werd of toevoeging van doelactivatie kon zorgen voor

post-choice gevoelens van trots, en men dit dus zelf zou kunnen manipuleren, is dat met dit onderzoek

niet aan te tonen. Echter is wel gekeken of zelfgerapporteerd doelbelang samenhang vertoonde met

post-choice gevoelens van trots.

Een ander punt waar rekening mee moet worden gehouden, is het feit dat er assumpties geschonden zijn. Aan de assumpties van normaliteit en homogeniteit van variantie kon niet worden voldaan, waardoor de resultaten met voorzichtigheid zullen moeten worden geïnterpreteerd.

Toch zijn er interessante bevindingen gebleken uit huidig onderzoek. De resultaten in dit onderzoek toonden aan dat er een positieve samenhang is tussen moeilijkheid van de keuze en de mate van negatieve post-choice emoties. Een moeilijkere keuze zorgde voor een hogere mate van schuld, spijt en negatief affect. Ook positief affect bleek samen te hangen met moeilijkheid en keuze. Een moeilijke keuze en een gezonde keuze gingen gepaard met minder positief affect. Deze resultaten bieden ondersteuning voor de eerste hypothese in dit onderzoek: ‘Verwacht wordt dat een moeilijke

gezonde voedselkeuze tot meer negatieve post-choice emoties leidt dan een gemakkelijke keuze’.

Tevens is het daarmee gelukt eerdere onderzoeken te repliceren. Ook in onderzoeken van Holland, Becker en Jostmann (2014), Carmon, Wertenbroch en Zeelenberg (2003), Hofmann, Kotabe en Luhmann (2013) en Liberman en Förster (2006) kwam dit effect naar voren. Huidig onderzoek biedt daarmee ondersteuning voor dit effect.

Een tweede doel in het onderzoek, het opwekken van trots na een moeilijke gezonde keuze door activatie van een gezondheidsdoel, is tot nog toe niet behaald. Er werden niet meer gevoelens van trots gerapporteerd na een moeilijke gezonde keuze met gezondheidsdoelactivatie dan wanneer er geen doel geactiveerd werd. De gezondheidsdoelactivatie heeft in dit onderzoek niet gewerkt zoals gehoopt, waardoor mogelijk geen gezondheidsdoel geactiveerd is en er daardoor geen alternatieve

(19)

Milou Abrahams Universiteit van Amsterdam 19

vergelijkingsstandaard gebruikt werd. Doordat de keuze mogelijk nog steeds met het actieve

hedonische doel vergeleken werd, zijn waarschijnlijk geen gevoelens van trots gevonden na het maken van een moeilijke gezonde keuze. Huidig onderzoek is daarmee niet in staat gebleken om de tweede hypothese ‘Doelactivatie kan ervoor zorgen dat trots wordt ervaren na het maken van een moeilijke

gezonde keuze’ te ondersteunen of ontkrachten. De bevinding uit het onderzoek van Brittner en Kulesz

(2015) dat gezondheidsdoelactivatie leidt tot meer gezonde keuzes is in huidig onderzoek dan ook niet gebleken.

Ten derde is gekeken hoe post-choice emoties na een moeilijke keuze samenhingen met het maken van een volgende gezonde of ongezonde keuze. De samenhang tussen het ervaren van trots als

post-choice emotie na een gezonde keuze en het maken van gezondere keuzes in de toekomst heeft dit

onderzoek niet kunnen aantonen. Daarentegen bleken spijt en schuld na een ongezonde keuze wel samen te hangen met het maken van een volgende gezonde keuze. Meer schuld en spijt hingen samen met het vaker maken van een gezonde volgende keuze. Voor de derde hypothese‘Verwacht wordt dat

positieve post-choice emoties na een gezonde keuze zullen leiden tot een gezonde beslissing bij een volgende keuze’ heeft dit onderzoek dus nog geen ondersteuning kunnen bieden. De zelfregulerende

emoties zoals deze in het onderzoek van Hofman en Fisher (2012) naar voren kwamen, is in dit onderzoek slechts deels gevonden.

Naast de bevinding dat de doelactivatie in het onderzoek niet gelukt is zoals gehoopt, zou een mogelijke verklaring voor deze bevindingen kunnen zijn dat trots mogelijk een moeilijke emotie is om op te wekken, wanneer het een hypothetische situatie betreft. In huidig onderzoek werd schriftelijk een scenario geschetst, waarin deelnemers zich misschien niet genoeg hebben kunnen inleven om trots te kunnen ervaren. Daarnaast zou de doelactivatie de verkeerde kant op gewerkt kunnen hebben. Aangezien deelnemers in de gezondheidsdoelactivatie vaker voor de ongezonde keuze gingen dan voor de gezonde keuze, zou er mogelijk sprake kunnen zijn van een weerstand-effect na het zien van deze doelactivatie.

Met het oog op vervolgonderzoek is het interessant om te kijken of er wel trots kan worden opgewekt als de doelactivatie op een ander moment aangeboden wordt. Mogelijk heeft het een sterker effect wanneer het ná het maken van een moeilijke keuze getoond wordt, in plaats van enige tijd

(20)

Milou Abrahams Universiteit van Amsterdam 20

ervoor zoals in huidig onderzoek het geval was. Hierdoor zal het gezondheidsdoel waarschijnlijk gemakkelijker beschikbaar zijn, waardoor de keuze hiermee vergeleken wordt, want mogelijk wél een trots gevoel met zich mee zal brengen. Tevens zou het een idee zijn om dit onderzoek meer in een realistische setting uit te voeren, mocht trots dan wel tot uiting komen.

Concluderend kan gesteld worden dat huidig onderzoek een goede eerste stap was naar het opwekken van trots na het maken van een moeilijke gezonde keuze. Toekomstig onderzoek zal moeten uitwijzen of doelactivatie inderdaad voor trotse gevoelens kan zorgen nadat een verleiding weerstaan wordt, en hoe dit een volgende keuze beïnvloedt. Mocht dit het geval zijn, dan zal dat goede gevolgen kunnen hebben voor het weerstaan van verleidingen en behalen van doelen in de toekomst.

(21)

Milou Abrahams Universiteit van Amsterdam 21

Referenties

Allison, D. B., Kalinsky, L. B., & Gorman, B. S. (1992). A Comparison of the Psychometric Properties of Three Measures of Dietary Restraint. Psychological Assessment, 4, 391-398. Bittner, J. V. & Kulesz, M. M. (2015). Health Promotion Messages: The Role of Social Presence for Food Choices. Appetite, 87, 336-343.

Carmon, Z., Wertenbroch, K., & Zeelenberg, M. (2003). Option Attachment: When Deliberating Makes Choosing Feel like Losing. Journal Of Consumer Research, 30(1), 15-29.

Festinger, L. (1957). A Theory of Cognitive Dissonance. Stanford University Press.

Gorman, B. S. & Allison, D. B. (1995). Measures of Restrained Eating. Handbook of Assessment

Methods for Eating Behaviors and Weight-Related Problems: Measures, Theory and Research,

149-184.

Herman, C. P. & Polivy, J. (1975). Anxiety, Restraint and Eating Behavior. Journal of Abnormal

Psychology, 84, 666-672.

Herman, C. P. & Polivy, J. (1980). Restraint eating. Obesity, 208-225.

Hofmann, W., Baumeister, R. F., Förster, G., Vohs, K. D., & King, L. (2012). Everyday Temptations: An Experience Sampling Study of Desire, Conflict, and Self-Control. Journal of Personality

and Social Psychology, 102(6), 1318-1335.

Hofmann, W. & Fisher, R. (2012). How Guilt and Pride Shape Subsequent Self-Control. Social

Psychological And Personality Science, 3(6), 682-690.

Hofmann, W., Kotabe, H., & Luhmann, M. (2013). The Spoiled Pleasure of Giving in to Temptation.

Motivation and Emotion, 37(4), 733-742.

Hofmann, W. & Van Dillen, L. (2012). Desire. Current Directions in Psychological Science, 21(5), 317-322.

Hofmann, W., Vohs, K. D., & Baumeister, R. F. (2012). What People Desire, Feel Conflicted about, and Try to Resist in Everyday Life. Psychological Science, 23(6), 285-288.

Holland, R., Becker, D., & Jostmann, N. (2014). Unpublished manuscript.

(22)

Milou Abrahams Universiteit van Amsterdam 22

Improvement. Current Directions in Psychological Science, 23(4), 302-307.

Lewis, M. (1993). Self-Conscious Emotions: Embarrassment, Pride, Shame, and Guilt. In M. Lewis & J. M. Haviland (Eds.), Handbook of Emotions, 563-573. New York: Guilford Press.

Liberman, N. & Förster J. (2006). Inferences From Decision Difficulty. Journal Of Experimental

Social Psychology, 42(3), 290-301.

Klem, M. L., Klesges, R. C., Bene, C. R., & Mellon, M. W. (1990). A Psychometric Study of Restraint: The Impact of Race, Gender, Weight and Marital Status. Addictive Behaviors, 15, 147-152.

Russo, J. E., Meloy, M. G., & Medvec, V. H. (1998). Predecisional Distortion of Product Information.

Journal of Marketing Research, 35, 438–452.

Stroebe, W., Van Koningsbruggen, G. M., Papies, E. K., & Aarts, H. (2013). Why Most Dieters Fail but Some Succeed: A Goal Conflict Model of Eating Behavior. Psychological Review, 120(1), 110-138.

Tracy, J. L. & Robins, R. W. (2007). The Psychological Structure of Pride: A Tale of Two Facets.

Journal of Personality and Social Psychology, 92, 506-525.

Tversky, A., Sattath, S., & Slovic, P. (1988). Contingent Weighting in Judgment and Choice.

Psychological Review, 95, 371–384.

Van Strien, T., Frijters, J. E. R., Bergers, G. P. A., & Defares, P. B. (1986). The Dutch Eating

Behavior Questionnaire (DEBQ) for Assessment of Restrained, Emotional and External Eating Behavior. Internal Journal of Eating Behavior, 5, 295-315.

Van Strien, T., Frijters, J. E. R., Van Staveren, W. A., Defares, P. B., & Deurenberg, P. (1986). The Predictive Validity of the Dutch Restrained Eating Scale. Internal Journal of Eating Disorders,

5, 747-755.

Wardle, J. (1987). Eating Style: A Validation Study of the Dutch Eating Behavior Questionnaire in Normal Subjects and Women with Eating Disorders. Journal of Psychosomatic Research, 31, 161-169.

(23)

Milou Abrahams Universiteit van Amsterdam 23

Vooronderzoek

Binnenkort ga ik een onderzoek doen naar voedselkeuze. Voorafgaand aan mijn onderzoek moet ik een indicatie hebben van wat over het algemeen lekker en gezond gevonden wordt. Daarom wil ik je vragen deze vragenlijst naar jouw mening in te vullen en niet te lang stil te staan bij elke vraag.

Geslacht: M / V Leeftijd:

Geef van de volgende gerechten aan hoe lekker en hoe gezond je dit vindt. Omcirkel het antwoord van je keuze.

Frisse maaltijdsalade met kip, avocado en een lichte dressing

Niet lekker 1 2 3 4 5 Heel lekker

Ongezond 1 2 3 4 5 Gezond

Exotisch visstoofpotje met bulgur

Niet lekker 1 2 3 4 5 Heel lekker

Ongezond 1 2 3 4 5 Gezond

Verse ravioli met vier soorten kaas

Niet lekker 1 2 3 4 5 Heel lekker

Ongezond 1 2 3 4 5 Gezond

Gevulde paprika met gekruid mager gehakt en sla

Niet lekker 1 2 3 4 5 Heel lekker

Ongezond 1 2 3 4 5 Gezond

Aromatische Thaise curry met rijst

Niet lekker 1 2 3 4 5 Heel lekker

Ongezond 1 2 3 4 5 Gezond

Huisgemaakte hamburger met bacon of kaas en verse frieten

(24)

Milou Abrahams Universiteit van Amsterdam 24

Ongezond 1 2 3 4 5 Gezond

Verse pasta Carbonara (met spek, room en kaas)

Niet lekker 1 2 3 4 5 Heel lekker

Ongezond 1 2 3 4 5 Gezond

Frisse quinoa met gegrilde groenten en feta

Niet lekker 1 2 3 4 5 Heel lekker

Ongezond 1 2 3 4 5 Gezond

Gekruide kipsaté met verse frieten en kroepoek

Niet lekker 1 2 3 4 5 Heel lekker

Ongezond 1 2 3 4 5 Gezond

Malse biefstuk met verse frieten en jus

Niet lekker 1 2 3 4 5 Heel lekker

Ongezond 1 2 3 4 5 Gezond

Wilde zalm met gestoomde groenten en rijst

Niet lekker 1 2 3 4 5 Heel lekker

Ongezond 1 2 3 4 5 Gezond

Rijk gevulde lasagne bolognaise met een romige kaassaus

Niet lekker 1 2 3 4 5 Heel lekker

Ongezond 1 2 3 4 5 Gezond

Oud-Hollands stamppotje met rucola en zongedroogde tomaat

Niet lekker 1 2 3 4 5 Heel lekker

Ongezond 1 2 3 4 5 Gezond

Halve kip van het spit met gebakken aardappels en mayonaise

Niet lekker 1 2 3 4 5 Heel lekker

(25)

Milou Abrahams Universiteit van Amsterdam 25

Houtoven pizza met mozzarella, tomaat en verse pesto

Niet lekker 1 2 3 4 5 Heel lekker

Ongezond 1 2 3 4 5 Gezond

Marokkaanse couscous met falafel en groentetajine

Niet lekker 1 2 3 4 5 Heel lekker

Ongezond 1 2 3 4 5 Gezond

Zwitserse kaasfondue met stokbrood

Niet lekker 1 2 3 4 5 Heel lekker

Ongezond 1 2 3 4 5 Gezond

Huisgemaakte spareribs met drie soorten saus en verse frieten

Niet lekker 1 2 3 4 5 Heel lekker

Ongezond 1 2 3 4 5 Gezond

Vegetarisch groentenstoofpotje met wilde rijst

Niet lekker 1 2 3 4 5 Heel lekker

Ongezond 1 2 3 4 5 Gezond

Biologische broccolisoep met serranoham en speltbroodjes

Niet lekker 1 2 3 4 5 Heel lekker

Ongezond 1 2 3 4 5 Gezond

Wat is jouw favoriete gerecht om in een restaurant te bestellen / Wat bestel je vaak? (hoeft niet één van bovenstaande gerechten te zijn)

………..

Wat is jouw minst favoriete gerecht om in een restaurant te bestellen / Wat bestel je nooit? (hoeft niet één van bovenstaande gerechten te zijn)

………..

(26)

Milou Abrahams Universiteit van Amsterdam 26

Bijlage 2

Vooronderzoek – Beoordeling gerechten

Descriptive Statistics

N Minimum Maximum Mean Std. Deviation

Pizza_lekker 28 3 5 4.46 .576 Maaltijdsalade_lekker 28 3 5 4.18 .772 Hamburger_lekker 28 2 5 4.14 .932 Zalm_lekker 28 2 5 4.11 .786 Curry_lekker 28 1 5 4.00 .903 Quinoa_lekker 28 1 5 3.96 .999 Ravioli_lekker 28 2 5 3.96 .962 Lasagne_lekker 28 2 5 3.93 .940 Kaasfondue_lekker 28 1 5 3.89 1.257 Couscous_lekker 28 2 5 3.89 .916 Kipspit_lekker 28 1 5 3.82 1.020 Biefstuk_lekker 28 2 5 3.75 1.005 Kipsate_lekker 28 1 5 3.71 1.150 Carbonara_lekker 28 1 5 3.71 1.329 Spareribs_lekker 28 1 5 3.68 1.335 Visstoofpotje_lekker 28 1 5 3.61 .875 Paprika_lekker 28 1 5 3.57 1.034 Groentestoofpot_lekker 28 2 5 3.43 1.069 Boerenkool_lekker 28 1 5 3.29 1.213 Karbonade_lekker 28 1 5 2.89 .956 Speklapjes_lekker 28 1 5 2.75 1.236 Bonensoep_lekker 28 1 4 2.68 1.156 Valid N (listwise) 28

(27)

Milou Abrahams Universiteit van Amsterdam 27

Descriptive Statistics

N Minimum Maximum Mean Std. Deviation

Zalm_gezond 28 3 5 4.46 .637 Quinoa_gezond 28 2 5 4.25 .799 Maaltijdsalade_gezond 28 3 5 4.21 .568 Groentestoofpot_gezond 28 2 5 4.14 .848 Visstoofpotje_gezond 28 1 5 3.86 .803 Paprika_gezond 28 2 5 3.75 .701 Couscous_gezond 28 2 5 3.71 .713 Bonensoep_gezond 28 1 5 3.61 1.031 Boerenkool_gezond 28 2 5 3.46 .744 Curry_gezond 28 1 5 3.18 .905 Karbonade_gezond 28 2 4 2.89 .629 Pizza_gezond 28 1 4 2.32 .670 Biefstuk_gezond 28 1 3 2.29 .535 Ravioli_gezond 28 1 4 2.21 .787 Lasagne_gezond 28 1 3 2.18 .548 Kipspit_gezond 28 1 4 2.18 .723 Kipsate_gezond 28 1 3 1.93 .766 Speklapjes_gezond 28 1 3 1.89 .737 Carbonara_gezond 28 1 3 1.64 .621 Spareribs_gezond 28 1 3 1.50 .694 Kaasfondue_gezond 28 1 3 1.46 .637 Hamburger_gezond 28 1 2 1.43 .504 Valid N (listwise) 28

(28)

Milou Abrahams Universiteit van Amsterdam 28

Bijlage 3 Doelactivatie

(29)

Milou Abrahams Universiteit van Amsterdam 29

(30)

Milou Abrahams Universiteit van Amsterdam 30

Bijlage 4

(31)
(32)

Milou Abrahams Universiteit van Amsterdam 32

Bijlage 5

Emoti es

(33)

Milou Abrahams Universiteit van Amsterdam 33

Bijlage 6 Dessert keuze

(34)

Milou Abrahams Universiteit van Amsterdam 34

Bijlage 7

(35)
(36)
(37)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor het daaropvolgende deel (&#34;B-quotum&#34;) ligt de melkprijs relatief iets lager. De produktie boven het totale quotum geschiedt tegen de we- reldmarktprijs. Voor

In particular, the access to and manage- ment of land and water needs to improve markedly; the lack of clear and stable land and water rights and the weak regulations and

WHAT MCDA METHOD TO USE IN CONJUNCTION WITH PROBABILISTIC DATA?.. OUR DECISION CONTEXT AND REQUIREMENTS.. WHAT MCDA METHOD TO USE IN CONJUNCTION WITH

BUN indicates blood urea nitrogen; CRP, C-reactive protein; EPO, erythropoietin; ESAM, endothelial cell-selective adhesion molecule; GDF-15, growth differentiation factor 15;

Wat is de betrouwbaarheid en validiteit van een maze en woordenschat taak als indicator van leesvaardigheid in de Nederlandse taal voor leerlingen in het voortgezet onderwijs die

The most notable finding from the additional analysis was that the major and tabloid online newspapers have negative agenda-setting influences on the specialized online news

The Vivado Pipeline Analysis Tool [6] builds upon the ideas presented in [8] and [9]. By using the timing models implemented in Vivado, an existing design is analyzed for

• die Civil Union Act moet gewysig word ten einde duidelik te stel dat hierdie wet slegs vir die voltrekking van huwelike of burgerlike verbintenisse tussen persone van