• No results found

Analyse van het interval spenen - eerste inseminatie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Analyse van het interval spenen - eerste inseminatie"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Analyse van het interval spenen

-

eerste

inseminatie

Peter Vesseur, PV, Ronald Scholten, Bas Kemp, LUW Vakgroep Veehouderu

Door het Proefstation voor de Varkenshouderij is in samenwerking met de LUW, Vakgroep Veehouderij, een dataanalyse met betrekking tot het interval spenen -eerste inseminatie na spenen (BE) uitgevoerd. De gevolgen van verschillende inter-vallen voor de produktie zijn nagegaan en er is naar de achterliggende oorzaken voor het ontstaan van de verschillende intervallen gezocht. De bewerkte gegevens hebben betrekking op de periode juni 1987 tot en met mei 1992. De periode waarin sprake was van (de gevolgen van) de PEARS uitbraak is buiten de analyse gehouden. De cycli waarin met PG600 behandeld is, zijn bij het bepalen van de gevolgen van verschillende intervallen voor de produktie, buiten beschouwing gelaten.

De methodische aanpak en de gedetailleerde resultaten van de analyse zijn beschre-ven in het Proefverslag P I .88.

Het ISE is in de moderne varkenshouderij nau-welijks meer van belang als bron van een te hoog aantal verliesdagen. In een CBK-bestand was het ISE in 1990: 7,4 dagen (bron: CBK; SIVA produkten b.a.), op het proefbedrijf van het Proefstation te Rosmalen was dit nog wat lager: 5,7 (in 199 I zijn beide cijfers 0,5 dagen hoger; in dat jaar kreeg de Nederlandse var-kenshouderij met de PEARS epidemie te maken). Het ISE heeft echter wel gevolgen voor de produktie.

Gevolgen van verschillende ISE’s voor de

biggenproduktie

Onder Nederlandse omstandigheden is er spra-ke van een achteruitgang in resultaten van inse-minaties bij een toename van het ISE tot en met de tweede week na spenen, daarna nemen de resultaten weer toe. Dit is volledig in overeen-stemming met de bevindingen van A. Leman in een groot Amerikaans databestand. De worp-grootte (=totaal geboren) van zeugen met een ISE van 6, 7, 8 of 9- 12 dagen, is lager dan die bij zeugen gelnsemineerd op dag 4 of 5 na spenen (0,3-0,9 big). Insemineren op dag 19 of later geeft een significant grotere worp dan insemineren op dag 4 t/m 12 (toename I á 2 biggen; P<O,O5). Zie figuur 1.

Wat betreft het aantal levendgeboren biggen

is insemineren op dag 6 verantwoordelijk voor significant slechtere resultaten in vergelijking met insemineren op dag 4 of 5 (0,50 big: P<O,O5). Inseminatie op dag 7 tot en met 12 na spenen geeft hetzelfde aantal levendgeboren biggen als op dag 6 na spenen. Insemineren op dag 19 of later doet het aantal levendgeboren duidelijk toenemen ( l,5 á 2 biggen; P<O,O5). Zie figuur 2. Het partuspercentage is voor zeugen die tussen 9 en 12 dagen na spenen geinsemineerd worden, significant lager dan het partuspercen-tage bij insemineren op dag 5 na spenen (onge-veer 23% lager; P<O,O5). Zie figuur 3.

Het gecombineerde effect van het partusper-centage en het aantal levendgeboren kan inzich-telijk gemaakt worden door het aantal levend-geboren biggen per uitgevoerde eerste insemi-natie te berekenen (figuur 4). Uit deze figuur wordt duidelijk dat insemineren in de periode 9- 12 dagen na spenen, slechts 6,6 big per inse-minatie heeft opgeleverd, terwijl later uitgevoer-de inseminaties weer tot gunstiger resultaten hebben geleid. Opvallend is verder vooral het tegenvallende resultaat bij insemineren op dag 6. )

(2)

Figuur 1: Het effect van het ISE op worp- Figuur 2: Het effect van het ISE op het aantal grootte (totaal geboren). levendgeboren biggen.

-L, lowndgabor*n biggen 13.60 1 0-3 4 5 S 7 8 9-12 13-18 >=19 worpgrcdte aI 12.37 1 ll.94 1 ll.79 1 11.43 1 11.27 1 ll.94 1 11.371 1 ( 1 1 ( 1 1112.051 13.031 levsndgeboren 10.80 aantal -1 10.72 ) 1 10.75 1 10.3, ( 10.29 1 10.24 10.27 1, 02 ,220 worpen 11 134 1333 348 108 83 87 47 25 aanlal 11 184 1333 348 108 1 1 1 a!andeard error 1 0.95 I 0.22 1 0.12 1 0.18 1 0.30 1 0.38 1 0.30 1 1 worpen

I 1 ) ) 1 1 88 57 0.48 0.54 1 I l ( 1 1 1 ) 47 [ 25 rhndaard error om 0.22 0.12 0.38 0.30 0.36 ) 0.38 ( 0.44 1 0.60

Figuur 3: Het effect van het ISE op het partus-percentage.

Figuur 4:

Inlarval spenen-dakken (dagen)

Het effect van het ISE op het aantal levendgeboren biggen per eerste inseminatie

(partuspercentage x levendgeboren).

I*v*ndgnbor*n bigg*n 0-1 6.59 1 9.751 0.40 18.7819.24 [ 8.49 1 5.55 ( 9.44 1 9.15 Intwv~l l p~nwwhkk~n (dagen)

(3)

Factoren van invloed op het interval

spe-nen

-

eerste inseminatie

In de analyse is ook de invloed van factoren op de lengte van het ISE onderzocht. Zo blijkt de

pariteit een belangrijke factor van invloed op

het ISE te zijn, Met name de eersteworps zeu-gen hebben een lang ISE, maar dit blijkt gedeel-telijk te verklaren, door het gewichtsverlies

tijdens de lactatie. De interactie tussen de

pariteit en het gewichtsverlies tijdens de lactatie blijkt namelijk significant te zijn. Eersteworps zeugen die tijdens de lactatie meer dan 75% van hun lichaamsgewicht verliezen, hebben een significant langer ISE dan de eersteworps zeugen die minder dan 7,5% verliezen (tabel 1). Twee-deworps zeugen die tijdens de lactatie meer dan 125% van hun lichaamsgewicht verliezen, hebben, in vergelijking tot de tweedeworps zeu-gen die minder dan l2,5% verliezen, een

ten-dens tot een verlengd ISE. Uit de data-analyse kwam ook naar voren dat de eersteworps zeu-gen in de groepshuisvesting (voerstation, groepsgrootte ongeveer 40 en regelmatig van samenstelling veranderend), in vergelijking tot de eersteworps zeugen in de voerligboxen en het aangebonden systeem, een significante ver-lenging van het ISE hebbem, het

huisvestings-systeem is dus een factor die het ISE kan

bein-vloeden (tabel 2).

Een seizoensinvloed is aanwezig: zeugen die

tijdens de maanden april tot en met september worden gespeend hebben een significant langer ISE. Het jaar is ingedeeld in de vier kwartalen, de bijbehorende ISE’s zijn respectievelijk 7,7 ,

8,2 , 8, I en 7,5. Het effect van het seizoen op de lengte van het ISE is enigszins afgezwakt door het feit dat in het tweede, maar vooral in het derde kwartaal, het gebruik van een hor-moonpreparaat om oestrus te induceren

aan-Tabel 1: Invloed van het gewichtsverlies tijdens de lactatie op de lengte van het ISE (interval spe-nen-eerste inseminatie)(n = 1495 worpen).

Gewichts- Worpnr I verlies ISE S Worpnr 2 ISE S Worpnr 31415 ISE S Worpnr 26 ISE S < O,O% 0,o - 5,0% 5, I - 7,5% 7,6 - I2,5% > l2,5% I I ,4 9,5 I 0,o I l,7 l4,7 ab a b” c 6,5 a 6,7 a 6,7 a 8,0 a 8,5 a 6,l a 6,0 a 6,3 a 6,5 a 6,5 a 6,3 a 6,l a 6,0 a 6,5 a 5,9 a

S = significantie: a,b,c verschillende letters in kolom P<O,O5

Tabel 2: Invloed van de interactie tussen het huisvestingssysteem en het worpnummer op de lengte van het ISE (interval spenen-eerste inseminatie)(n = 2948 worpen).

Huisves-ting Worpnr I ISE S Worpnr 2 ISE S Worpnr 31415 ISE S Worpnr 26 ISE S GHV VLB AGB l3,O I I,O lO,8 b b 7,8 7,4 ,b 6,7 b 6,4 a 6,4 a 6,2 a 6,l a 6,3 a 6,2 a

GHV = groepshuisvesting, VLB = voerligboxen, AGB = aangebonden S = SignifÏcantie: a,b, verschillende letters in kolom P<O,O I

(4)

zienlljk hoger is dan in het eerste of vierde kwartaal. Hierdoor wordt de verlenging van het ISE gemaskeerd.

Zodra het aantal gespeende biggen boven de negen komt, zien we een stijging van het ISE optreden (verlenging ISE ongeveer 0,5- I ,O dag). Het MS of krruisingstype van de zeug heeft een significante invloed op de lengte van het ISE. De zuivere NI-zeugen (Nederlands landvar-ken), de DN-kruisingszeugen (Duroc * Neder-lands landvarken) en de zeugen uit de rotatie-kruising (met daarin de rassen: Groot Yorkshire, Fins landvarken en Nederlands landvarken) ver-schillen allen significant van elkaar. De lengte van het ISE is respectievelijk 9,7 , 7,8 en 6,2 dagen. Het praktijkonderzoek voor de varkenshouderij kan, op basis van dit onderzoek, keuzes maken voor vervolgonderzoek.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Sporters die tijdens de trainingen zelf de rol van spel- of wedstrijdleider opnemen, erkennen gemakkelijker de functie van een official en hebben meer respect voor de

Naast een rolmodel zijn, het zelf beheersen van de spelregels en de moreel juiste keuzes maken, kan je heel wat initiatieven nemen om ervoor te zorgen dat jouw sporters fair play

Het oprichten van een afdeling rolstoelbasketbal vraagt een grote financiële inspanning voor een club, maar niet alle aanpassingen voor sporters met een beperking zijn duur.. In

Er is een verplicht overlegmoment tussen beide coaches en de scheidsrechter voor de aanvang van de wedstrijd waarin afspraken gemaakt worden over de regels die gehanteerd worden

Spelers krijgen namelijk niet alleen punten voor elke wedstrijd die ze winnen, maar ook voor die waaraan ze deelnemen en voor hun aanwezigheid tijdens de training. KYU

Trainers die oog hebben voor het sociale aspect van sport, zoeken naar manieren om ook sporters die over minder middelen beschikken, een andere culturele achtergrond hebben,

The recognition of environmental history as an identifiable sub-discipline in South African historiography is long overdue. The developments in this field in the past

Project title Governance for Sustainability Summary of research problem, output, scientific relevance, market.. Socio3Political science shows a growing interest