• No results found

Pro-sociaal gedrag bij gelovigen: religieuze priming heeft geen invloed op de mate van samenwerking en eerlijkheid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Pro-sociaal gedrag bij gelovigen: religieuze priming heeft geen invloed op de mate van samenwerking en eerlijkheid"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Pro-sociaal gedrag bij gelovigen:

religieuze priming heeft geen invloed

op de mate van samenwerking en

eerlijkheid

Minke Hoogstrate

Masterthese

Studentnummer: 6061265

Begeleider: D. L. R. Maij

Tweede beoordelaar: M. van Elk

Instelling: Universiteit van Amsterdam

Opleiding: Sociale Psychologie

Datum: april 2015

(2)

2

Abstract

Uit eerder onderzoek is gebleken dat mensen die in God geloven pro-socialer gedrag vertonen wanneer zij worden geprimed met religie. Dit onderzoek heeft als doel om deze bevindingen te repliceren en het onderliggend mechanisme te onderzoeken. De invloed van het gevoel in de gaten te worden gehouden door God (de supernatural watching hypothesis) en de associatie tussen religie en moraliteit worden bekeken als mogelijke mechanismen. Deelnemers worden toegewezen aan een bidconditie of controleconditie waarna zij geld mogen investeren in een publieke pot en verschillen moeten zoeken tussen twee plaatjes. Uit de resultaten blijkt dat met religie geprimede gelovigen niet hoger scoren op pro-sociaal gedrag dan niet geprimede gelovigen. Alleen de associatie tussen religie en moraliteit correleert met pro-sociaal gedrag, maar alleen voor één van de drie afhankelijke variabelen. Geconcludeerd kan worden dat religieuze priming in dit onderzoek geen invloed had op de mate waarin gelovigen pro-sociaal gedrag vertonen.

(3)

3

Inhoudsopgave

De Invloed van Religieuze Priming op Pro-Sociaal Gedrag bij Gelovigen 4

Methode 9

Resultaten 16

Conclusie en Discussie 19

Literatuurlijst 24

(4)

4

De Invloed van Religieuze Priming op Pro-Sociaal Gedrag bij Gelovigen

Een groot deel van de bevolking gelooft in het bestaan van God. Zo geeft 51% van de Europeanen aan in God te geloven (Special Eurobarometer, 2010). In de Verenigde Staten loopt dit percentage zelfs op tot 92% (Gallup, 2011). Geloof in God wordt vaak gelinkt aan pro-sociaal gedrag. Pro-pro-sociaal gedrag houdt in dat iemand iets doet om een ander te helpen, zonder daar zelf beter van te willen worden (The Psychology Dictionary, z. j.). De link tussen religie en pro-sociaal gedrag is al terug te vinden in de Bijbel. In de Gelijkenis van de barmhartige

Samaritaan ligt een gewonde man langs de kant van de weg nadat hij is overvallen. Een Joodse priester en een Joodse tempeldienaar passeerden de gewonde, maar deden niets om hem te helpen. Een Samaritaan bood hem wél hulp en verzorgde zijn wonden en bracht hem op zijn ezel naar een herberg. Dit Bijbelse verhaal illustreert dat godsdienst niets betekent zolang een gelovige niet omkijkt naar mensen in nood.

Gelovigen worden door anderen vaak als behulpzamer beoordeeld dan niet-gelovigen (Morgan, 1983) en zij worden als meer open en meer vriendelijk gezien (Ellison, 1992). Ook worden gelovigen beoordeeld als zeer empathisch en als mensen die veel altruïstisch gedrag vertonen (Saroglou, Pichon, Trompette, Verschueren, & Dernelle, 2005). Overigens denken gelovigen ook positief over zichzelf. Mensen die in God geloven geven zelf aan sterkere pro-sociale neigingen te hebben dan mensen die niet in God geloven (Monsma, 2007). Mensen die een week eerder een kerk bezochten gaven bijvoorbeeld vaker aan zich te hebben ingezet als vrijwilliger of geld te hebben gegeven aan een goed doel dan mensen die een week eerder geen kerk bezochten (Pelham & Crabtree, 2008).

Echter wordt ook kritiek geuit op deze bevindingen. Bij zelfrapportage-onderzoeken kunnen resultaten worden beïnvloed door sociale wenselijkheid. Gelovige mensen kunnen eerder geneigd zijn tot sociaal wenselijk antwoorden om hun imago in stand te houden (Galen, 2012). Een manier om problemen met zelfrapportage te ondervangen is het gebruiken van religieuze priming. Priming is het activeren van informatie die al eerder is opgeslagen in het

(5)

5

langetermijngeheugen door sensorische input zoals beelden of geluiden. De geactiveerde

informatie neemt toe in beschikbaarheid, waardoor iemands waarneming of gedachtegang wordt veranderd (Gray, 2007, blz. 311). Door de saillantie van religieuze gedachten te manipuleren kunnen deelnemers willekeurig worden toegewezen aan condities waarin aspecten van religie juist wel of juist niet saillant zijn, zodat causale effecten van het denken aan religie of God op diverse uitkomstmaten kunnen worden getoetst (Shariff, Willard, Andersen, & Norenzayan, 2015).

Uit onderzoek blijkt dat gelovigen meer pro-sociaal gedrag vertonen wanneer zij worden geprimed met religie of met God. Gelovigen zijn na religieuze priming eerder bereid om

daklozen te helpen (Pichon & Saroglou, 2009), geven meer geld uit aan een ander bij economische spellen (Ahmed & Hammarstedt, 2011; Ahmed & Salas, 2013; Carpenter & Marshall, 2009; Shariff & Norenzayan, 2007), spelen minder vals (Mazar, Amir, & Ariely, 2008; Randolph-Seng & Nielsen, 2007) en zijn eerder bereid om pamfletten voor een goed doel te verspreiden (Pichon, Boccato, & Saroglou, 2007).

Uit de meta-analyse van Shariff, Willard, Andersen, & Norenzayan (2015) over 25 onderzoeken blijkt dat de effecten van religieuze priming op pro-sociaal gedrag robuust zijn. De effectgrootte was echter laag en veel van de in deze meta-analyse geïncludeerde onderzoeken hadden een kleine steekproefgrootte en een te lage power. Tevens blijkt uit de meta-analyse dat de gemiddelde effectgrootte veel groter is wanneer de deelnemers sterk gelovig zijn dan

wanneer zij niet sterk geloven. Daarom wordt in dit onderzoek een grote steekproef genomen voor voldoende power en er worden alleen sterk gelovigen benaderd. Om de meest gelovige personen te benaderen worden deelnemers geworven via kerken en Christelijke

studentenverenigingen. Voor het huidige onderzoek zullen alleen Christelijke deelnemers worden geworven omdat het meeste onderzoek naar pro-sociaal gedrag bij gelovigen is uitgevoerd in Westerse settingen met Christelijke deelnemers, en omdat deze in groten getale aanwezig zijn.

(6)

6

Uit Shariff et al.’s (2015) meta-analyse bleek dat de effectgroottes verschillen per gebruikte primingmethode. In het huidige onderzoek wordt gekozen om gebruik te maken van een zo expliciet mogelijke religieprime, het gebed. Het gebed is vaak een belangrijk onderdeel van een religie en in vrijwel iedere religie wordt gebeden (Bremner, Koole, & Bushman, 2011). Het gebed bestaat vaak uit een directe communicatie tussen een individu en God (Schjoedt, Stodkilde-Jorgensen, Geerts, & Roepstorff, 2009). Twee soorten gebed worden onderscheiden, het geformaliseerde gebed en het geïmproviseerde gebed (Turner, 1969). Bij een geformaliseerd gebed is er sprake van een abstracte recitatie, zoals het Onzevader of een tafelgebed. Het

geïmproviseerde gebed is een persoonlijk gebed waarin men contact zoekt met God. Uit onderzoek blijkt dat hersengebieden die geassocieerd worden met sociale cognitie worden geactiveerd bij een persoonlijk gebed, maar niet bij een geïmproviseerd gebed (Schjoedt, Stodkilde-Jorgensen, Geerts, & Roepstorff, 2009). Omdat een geformaliseerd gebed vaak wordt herhaald gaat dit type gebed min of meer op de automatische piloot. Het geïmproviseerde gebed lijkt daarentegen meer op het aangaan van een gesprek met een natuurlijk wezen. Daarom wordt sociale cognitie met name bij geïmproviseerde gebeden geactiveerd. Omdat de verschillende vormen van gebed verschillende effecten hebben op de activatie van de hersenen worden deelnemers gevraagd zowel geformaliseerd als geïmproviseerd te bidden.

Het is nog niet duidelijk welk mechanisme ten grondslag zou kunnen liggen aan het verband tussen geloof in God en pro-sociaal gedrag. Daarom wordt in dit onderzoek het onderliggende mechanisme nader onderzocht. Een voorgesteld mechanisme is de sterke link tussen moraliteit en religie (Galen, 2012). Veel geloofsovertuigingen helpen mensen bij het onderscheid maken tussen goed en kwaad (Blackburn, 2012). Uit opiniepeilingen blijkt dan ook dat de meerderheid van de Amerikanen gelooft dat kinderen eerder morele volwassenen worden wanneer zij opgroeien met het geloof (Farkas, Johnson, & Foleno, 2001). Deelnemers die een jurylid moesten spelen in een onderzoek bleken milder te zijn voor de aangeklaagde wanneer deze zich na de misdaad had bekeerd tot God (Miller & Bornstein, 2006). Het activeren van

(7)

7

religieuze concepten zou door de sterke associatie tussen religie en moraliteit moeten leiden tot activatie van morele concepten. Hierdoor zouden gelovigen dus meer pro-sociaal gedrag moeten vertonen.

Een andere verklaring voor het onderliggend proces is de supernatural punishing

hypothesis en/of supernatural monitoring hypothesis. Volgens de supernatural monitoring hypothesis schrijft men menselijke eigenschappen toe aan God (antropomorfisme). Hierdoor

geeft het denken aan een bovennatuurlijk wezen mensen het gevoel dat hun gedrag in de gaten wordt gehouden, en dit leidt vervolgens tot pro-socialer gedrag (Gervais & Norenzayan, 2012). Zo bleken studenten die verteld werden dat er een geest van een dode student in de ruimte rondhing minder vals te spelen bij een ruimtelijke intelligentietaak dan studenten die niet over een geest werden verteld (Bering, McLeod, & Shackelford, 2005). Ook blijkt het tonen van ogen boven een collectebus bij te dragen aan een eerlijkere betaling voor het nuttigen van koffie en thee (Bateson, Nettle, & Roberts, 2006). In het verlengde van deze hypothese ligt de

supernatural punishing hypothesis, die stelt dat straf door een bovennatuurlijk wezen tot

pro-socialer gedrag leidt (Johnson, 2005). Voor gelovigen kan angst om in de hel te komen bijvoorbeeld leiden tot pro-socialer gedrag.

Uit eerder onderzoek is gebleken dat verschillende mediatoren en moderatoren een invloed hebben op de relatie tussen religie en pro-sociaal gedrag, namelijk zelfbewustzijn, zelfcontrole, sociale wenselijkheid, empathie en Godsbeeld. Het gevoel in de gaten te worden gehouden door een bovennatuurlijke entiteit zoals een God zou kunnen leiden tot pro-sociaal gedrag door toegenomen zelfbewustzijn en zelfcontrole (McCullough & Willoughby, 2009). Tevens bestaat enige evidentie dat sociale wenselijkheid een rol speelt in de link tussen geloof in God en pro-sociaal gedrag (Galen, 2012). Een onderzoek vond dat religieprimes onder gelovigen leidde tot een toename in publiek zelfbewustzijn en in sociaal wenselijk antwoorden (Gervais &

Norenzayan, 2012). Empathie wordt gezien als grondslag van hulpgedrag (Rushton, 1980) en een positieve relatie wordt verwacht tussen empathie en het behoren tot een religieuze groep

(8)

8

(Francis, Croft, & Pyke, 2012). Ook bleek uit een onderzoek dat valsspelen niet gerelateerd was aan geloof in God, maar aan het beeld dat mensen van God hebben (Shariff & Norenzayan, 2011). Daarom wordt in dit onderzoek eveneens gekeken naar het verband tussen iemands Godsbeeld en de mate waarin zij pro-sociaal gedrag vertonen. Deze mediatoren en moderatoren zullen met vragenlijsten worden gemeten om voor deze variabelen te kunnen controleren.

In dit onderzoek wordt religie bij de helft van de deelnemers geactiveerd door hen het Onzevader te laten bidden, gevolgd door een persoonlijk gebed. De overige deelnemers krijgen de taak om een rijmpje op te lezen. Vervolgens wordt pro-sociaal gedrag gemeten door

deelnemers geld te laten investeren in een publieke pot bij een economische speltaak en te kijken hoe eerlijk zij zijn in een valsspeeltaak waarbij zij verschillen tussen twee plaatjes moeten zoeken. Middels vragenlijsten wordt gekeken naar de invloed van het gevoel in de gaten te worden gehouden door God, de sterkte van de associatie tussen religie en moraliteit en de controlevariabelen op het vertonen van sociaal gedrag. Tevens wordt zelfgerapporteerd pro-sociaal gedrag gemeten omdat vaak een discrepantie bestaat tussen zelfgerapporteerd en

daadwerkelijk pro-sociaal gedrag.

Uit eerdere onderzoeken wordt de hypothese afgeleid dat gelovigen die met religie geprimed worden meer pro-sociaal gedrag zullen vertonen dan gelovigen die niet met religie geprimed worden. Enige evidentie wijst erop dat de ogen van een natuurlijk wezen als toeschouwer leidt tot pro-socialer gedrag; het zogeheten ‘ogeneffect’ (Bateson, Nettle, & Roberts, 2006; Nettle, Nott, & Bateson, 2012). Het is daarom aannemelijk dat een

bovennatuurlijk wezen zoals God als toeschouwer eveneens zal leiden tot pro-socialer gedrag. De tweede hypothese is dus dat een positief verband bestaat tussen het gevoel in de gaten te worden gehouden door God en de mate van pro-sociaal gedrag bij met religie geprimede gelovigen. De derde hypothese is dat er geen verband is tussen de sterkte van de associatie tussen religie en moraliteit en de mate van pro-sociaal gedrag bij met religie geprimede gelovigen. Mensen die in God geloven bleken bijvoorbeeld niet van mensen die niet in God

(9)

9

geloven te verschillen in moreel gedrag (Hofmann, Wisneski, Brandt, & Skitka, 2014). Verondersteld wordt dus dat het gevoel in de gaten te worden gehouden door God het

werkingsmechanisme is achter de toename in pro-sociaal gedrag bij gelovigen wanneer religie saillant wordt gemaakt, en niet de associatie tussen religie en moraliteit.

Verwacht wordt dat deelnemers uit de bidconditie meer geld in de publieke pot investeren en minder liegen over het gevonden aantal verschillen tussen de twee plaatjes dan deelnemers uit de controleconditie. Tevens wordt verwacht dat deelnemers uit de bidconditie hoger scoren op het gevoel in de gaten te worden gehouden door God dan deelnemers uit de controleconditie. Tussen de condities worden geen verschillen verwacht op de sterkte van de associatie tussen religie en moraliteit.

Methode

Deelnemers

Aan het onderzoek namen 310 gelovige personen deel. Vijfentwintig procent van de deelnemers werd beloond met het bedrag dat zij in het publiekegoederenspel hadden verdiend. Volgens een poweranalyse met G*Power bleken er 174 deelnemers benodigd te zijn bij α = .05, power = .8 en een effectgrootte van g = .38. Deze effectgrootte is verkregen uit de meta-analyze van Shariff, Willard, Andersen, en Norenzayan (2015). Deelnemers werden willekeurig verdeeld over de bidconditie en de controleconditie in een between-subjectsdesign. Deelnemers werden online geworven via verschillende bronnen, zoals Christelijke studentenverenigingen, kerken, en diverse fora over het Christelijk geloof. Van de 310 deelnemers hebben 135 deelnemers het onderzoek niet voltooid, overeenkomend met een uitvalpercentage van 43.5%. Het aantal uitvallers verschilde significant tussen de bidconditie (N = 44) en controleconditie (N = 91),

χ²(1) = 8.57, p < .01. Van de 175 deelnemers die het onderzoek voltooiden waren 35 deelnemers

niet alleen tijdens het onderzoek, 12 deelnemers uit de bidconditie gaven aan niet te hebben gebeden en 10 deelnemers uit de controleconditie gaven aan geen rijmpje te hebben opgelezen.

(10)

10

Twee deelnemers uit de controleconditie gaven aan zowel een rijmpje te hebben gelezen als te hebben gebeden en drie deelnemers uit de bidconditie gaven aan zowel te hebben gebeden als een rijmpje te hebben opgelezen. Ook was één deelnemer jonger dan 18. Deze deelnemers zijn uitgesloten van verdere analyses. De data van de 125 overgebleven deelnemers werden

geanalyseerd, waarvan 65 deelnemers uit de bidconditie en 60 deelnemers uit de

controleconditie. De deelnemers hadden een gemiddelde leeftijd van 30.5 jaar (SD = 13.6) en waren tussen de 18 en 74 jaar. Van alle deelnemers was 36% man (N = 45) en 64% vrouw (N = 80) en zij bestonden uit 114 protestanten, vier katholieken, drie Koptische orthodoxe christenen, drie gereformeerden, en twee mensen met een overige religie.

Operationalisatie onafhankelijke en afhankelijke variabelen

De ene helft van de deelnemers werd gevraagd te bidden (Schjoedt, Stodkilde-Jorgensen, Geerts, & Roepstorff, 2009; Bremner, Koole, & Bushman, 2011). In de bidconditie begonnen deelnemers met een geformaliseerd gebed: ze werden gevraagd het Onzevader op te zeggen. Vervolgens werden deelnemers gevraagd om een persoonlijk, geïmproviseerd gebed tot God te richten. Deelnemers werden gevraagd te bidden om Gods aanwezigheid en dichtbij hem te zijn en hem te vragen voor hun te zorgen. Door deelnemers zowel geformaliseerd als geïmproviseerd te laten bidden werden zo veel mogelijk concepten die met geloof te maken hebben geactiveerd. De andere helft van de deelnemers werd toegewezen aan de controleconditie. Deze deelnemers werden gevraagd het rijmpje ‘hoedje van papier’ op te lezen. Omdat gelovigen bidden als positief ervaren (Sharp, 2010) werden deelnemers in de controleconditie vervolgens gevraagd aan hun favoriete eten te denken om te controleren voor het positieve affect dat mogelijk optreedt als gevolg van het bidden in de bidconditie. Als manipulatiecheck werden deelnemers gevraagd of zij hadden gebeden en of zij een rijmpje hadden opgelezen.

Pro-sociaal gedrag werd geoperationaliseerd met een valsspeeltaak en een economische speltaak.

(11)

11

(1) Valsspeeltaak met zoek-de-verschillenparadigma. In veel onderzoek naar supernatural

punishment bij pro-sociaal gedrag is gebruik gemaakt van diverse valsspeeltaken

(Randolph-Seng & Nielsen, 2007; Mazar, Amir, & Ariely, 2008; Shariff & Norenzayan, 2011; Bering, McLead, & Shackelford, 2005). Valsspeeltaken zijn met name geschikt omdat God ontstaan zou zijn om mensen te motiveren zich eerlijk te gedragen. Norenzayan et al. [in press] stellen dat geloof in God toeneemt in grootschalige gemeenschappen omdat de controle van God de sociale controle die afneemt door het groter worden van een gemeenschap compenseert. God wordt verondersteld te belonen en te straffen aan de hand van hoe goed men zich houdt aan de normen en men houdt zich beter aan normen wanneer zij geloven te worden bestraft of beloond voor het wel of niet gehoorzamen aan die normen. Tegelijkertijd werden twee plaatjes getoond en

deelnemers werden gevraagd om zo veel mogelijk verschillen te vinden binnen dertig seconden. Om deelnemers te motiveren zo veel mogelijk verschillen te vinden werd hen verteld dat de taak een indicatie is van intelligentie. Verteld werd dat er maximaal vijf verschillen zijn, maar in werkelijkheid was er slechts één verschil, zie Afbeelding 1.

Afbeelding 1.

Gebruikte Plaatjes in het Zoek-de-verschillenparadigma.

Deelnemers moesten zelf de tijd in de gaten houden en doorklikken naar de volgende pagina nadat de tijd voorbij was. Deelnemers werden daarom aangeraden een stopwatch bij de

(12)

12

hand te houden. Er werd geen digitale timer gebruikt omdat deelnemers dan door kunnen hebben dat de tijd die ze daadwerkelijk gebruiken wordt gemeten. Het aantal gerapporteerde verschillen en hoe lang deelnemers doorzoeken naar verschillen nadat dertig seconden zijn verstreken geven aan of deelnemers oneerlijk zijn.

(2) Economische speltaak met een publiekegoederenspel (public goods game; Ahmed & Hammarstedt, 2011). Vaak worden economische speltaken gebruikt met twee personen. Bij een dictatorspel bepaalt persoon A wat persoon B krijgt en wordt dus gulheid gemeten. Bij een publiekegoederenspel met drie personen hangt het gedrag van persoon A af van de

verwachtingen van het gedrag van persoon B en C. Het publiekegoederenspel meet dus samenwerking. Deelnemers werd verteld dat ze in dit taakje worden gekoppeld aan twee deelnemers die deze taak al eerder hebben gedaan. De leeftijd, het geslacht en de hoogst afgeronde opleiding van de twee gekoppelde deelnemers werden kenbaar gemaakt. In werkelijkheid werden deelnemers niet aan elkaar gekoppeld, maar kreeg iedere deelnemer dezelfde informatie. Het verstrekken van deze informatie maakte de taak geloofwaardiger, omdat deelnemers deze gegevens zelf ook hebben ingevuld. Deelnemers werden verteld dat ze alle drie 25 credits krijgen ter waarde van €2,50. Ze mochten zelf kiezen hoeveel geld ze daarvan in een algemene pot wilden stoppen. Om de financiële waarde van de credits saillant te maken werden deelnemers op dezelfde pagina gevraagd hun IBAN-nummer in te vullen voor de vergoeding waar zij kans op maakten. Het geld in de algemene pot werd opgeteld en

vermenigvuldigd met 1,5, en werd vervolgens gelijk verdeeld over de drie deelnemers. Deelnemers wisten niet hoeveel geld de andere deelnemers hebben ingezet. Hoe meer geld de deelnemer inzette, des te groter was zijn of haar risico om geld te verliezen. Het ingezette bedrag is dus een indicatie van het vertrouwen dat de deelnemer had in de twee andere deelnemers.

Materiaal

In de Autobiografische Vragenlijst werd gevraagd naar leeftijd, geslacht en de hoogst genoten opleiding.

(13)

13

Sociaal-economische status werd gemeten door te vragen naar het gecombineerde jaarlijkse inkomen en door deelnemers op een visueel analoge schaal van 0 (onderaan) tot 100 (top) te laten aangeven waar zij denken zich te bevinden op de sociale ladder.

Moraliteit werd gemeten met de Moral Care Questionnaire (Bekkers & Verkaik [in

press]). De vragenlijst heeft een Cronbach’s alfa (α) van .80. Deze vragenlijst bestaat uit 4 items welke worden beoordeeld op een vijfpuntsschaal, variërend van 1 (zeer mee oneens) tot 5 (zeer mee eens). Voorbeeldstellingen zijn: “Mensen zouden bereid moeten zijn om anderen te helpen die minder geluk hebben gehad” en “Zelf mensen helpen die hulp nodig hebben is belangrijk voor mij”.

Empathie werd gemeten met de Empathy Questionnaire (Bekkers & Verkaik [in press]), α = .72. Deze vragenlijst bestaat uit 4 items welke worden beoordeeld op een vijfpuntsschaal, variërend van 1 (zeer mee oneens) tot 5 (zeer mee eens). Voorbeeldstellingen zijn: “Ik voel me vaak bezorgd over mensen die het minder goed hebben dan ik” en “Meestal kunnen de

problemen van andere mensen mij niets schelen”.

Zelfcontrole werd gemeten met de Brief Self Control Scale (Tangney, Baumeister, & Boone, 2004), α = .72. Deze vragenlijst bestaat uit 13 items welke worden beoordeeld op een vijfpuntsschaal, variërend van 1 (helemaal niet) tot 5 (heel erg). Voorbeeldstellingen zijn: “Ik ben goed in het weerstaan van verleidingen” en “Ik weiger dingen die slecht voor me zijn”.

Het Godsbeeld werd gemeten met drie visueel analoge schalen. De vragen bij deze visueel analoge schalen zijn “In hoeverre gelooft u dat God het verleden, het heden en de toekomst kent?”, “In hoeverre gelooft u dat God het beste voorheeft met de mensheid en de wereld?” en “In hoeverre gelooft u dat God de dingen op zijn beloop laat of zich bemoeit met de wereld?” De eerste twee vragen worden beoordeeld van 0 (helemaal niet) tot 100 (helemaal wel), en de derde vraag wordt beoordeeld van 0 (God laat dingen op zijn beloop) tot 100 (God bemoeit zich met de wereld).

(14)

14

Zelfgerapporteerd pro-sociaal gedrag werd gemeten met de Vragenlijst Zelfrapportage Pro-sociaal Gedrag, α = .65. Deze vragenlijst bestaat uit 14 items over activiteiten waarvan men moet aangeven hoe vaak iemand deze in de afgelopen 12 maanden heeft uitgevoerd. De

antwoordmogelijkheden zijn: vaker dan één keer per week, een keer per week, een keer per maand, zeker twee of drie keer, één keer, en helemaal niet. Voorbeelditems zijn “Hoe vaak heeft u in de afgelopen 12 maanden geld gegeven aan een goed doel?” en “Hoe vaak heeft u in de afgelopen 12 maanden heeft u een fooi gegeven terwijl u niet goed werd geholpen?”.

Het gevoel in de gaten te worden gehouden door God en door anderen werd gemeten met de Monitoring by Self, Others and God-vragenlijst (Carter, McCullough & Carver, 2012). Alleen de schalen Monitoring by God (α = .72), en Monitoring by Others (α = .87) worden afgenomen. De vragenlijst bestaat uit 6 items die worden beoordeeld op een zevenpuntsschaal, variërend van 1 (helemaal mee eens) tot 7 (helemaal mee oneens). Voorbeeldstellingen zijn: “Als ik rondloop krijg ik snel het gevoel dat voorbijgangers naar me kijken” (monitoring by Others) en “ik geloof dat een hogere macht mijn gedrag kan zien” (monitoring by God). De stellingen voor ‘monitoring by others’ zijn meer evaluatief van aard, terwijl de stellingen voor ‘monitoring by God’ meer neutraal zijn. Op aanraden van Carter, McCullough en Carver (2012) worden de stellingen voor ‘monitoring by others’ neutraler verwoord zodat ze beter zijn te vergelijken met de stellingen voor ‘monitoring by God’. Tevens worden de stellingen aangepast zodat ze allemaal vooraf worden gegaan met “Op dit moment…” omdat de verwachting is dat het gevoel in de gaten te worden gehouden afhankelijk is van of een natuurlijke persoon of een God toekijkt, en dit is een momentopname. Daarnaast wordt ervoor gekozen om termen als ‘Opperwezen’ en ‘hogere macht’ te vervangen door ‘God’, omdat die termen niet per se naar God verwijzen. Een voorbeeld van een nieuwe stelling is “Op dit moment heb ik het gevoel dat God mijn gedrag in de gaten houdt”. De aangepaste vragenlijst is opgenomen als bijlage, zie Bijlage 1 en 2.

(15)

15

Sociale wenselijkheid werd gemeten met de Sociale Wenselijkheidsvragenlijst, α = .56. Deze vragenlijst bestaat uit 10 items welke worden beoordeeld op een vijfpuntsschaal, variërend van 1 (helemaal niet van toepassing) tot 5 (helemaal wel van toepassing). Voorbeeldstellingen zijn: “Als u met ziekteverlof bent van werk of school, bent u dan net zo ziek als u zegt dat u u voelt?” en “Ik zou nooit en seksueel getint programma kijken als ik dat kan vermijden”.

De mate van geloof in God werd vastgesteld met de vragen “In hoeverre beschouwt u zichzelf als religieus?”, “In hoeverre gelooft u in het bestaan van een God?”, “Hoe vaak bezoekt u een kerk, moskee of religieuze bijeenkomst?”, en “Hoe vaak bidt u?”. Deze vragen waren beoordeeld op een zevenpuntsschaal. De eerste twee vragen worden beoordeeld van 1 (helemaal niet) tot 7 (zeer sterk), en de laatste twee vragen worden beoordeeld van 1 (helemaal nooit) tot 7 (heel vaak). Kerkelijke denominatie werd vastgesteld met de vraag “Tot welke religie rekent u zichzelf?”. De antwoordmogelijkheden zijn: geen, katholiek, protestant, islam, hindoeïsme, boeddhisme, jodendom, natuurreligie, en overig. Indien men een overige religie heeft wordt men gevraagd dit verder te specificeren.

Procedure

Het onderzoek vond online plaats met behulp van Qualtrics. Voorafgaand aan het onderzoek werden deelnemers gevraagd het onderzoek uit te voeren op een plek waar zij alleen zijn, zonder toeschouwers. Tevens werd duidelijk gemaakt dat er geen goede of foute

antwoorden zijn en dat het onderzoek gaat om persoonlijke overtuigingen. Eerst werden enkele vragen gesteld over demografische gegevens en sociaal-economische status. Deelnemers werden aselect verdeeld over de bidconditie en de controleconditie. Deelnemers in de bidconditie

werden gevraagd om te bidden en deelnemers in de controleconditie werden gevraagd een rijmpje op te lezen en zij moesten aangeven wat hun favoriete eten is. Vervolgens deden de deelnemers het publiekegoederenspel en de valsspeeltaak zoals hierboven staat beschreven. Hierna werden enkele vragenlijsten afgenomen over moraliteit (Bekkers & Verkaik [in press]), empathie (Bekkers & Verkaik [in press]), het Godsbeeld, het gevoel in de gaten te worden

(16)

16

gehouden door God (aangepaste versie van Carter, McCullough & Carver, 2012),

zelfgerapporteerd pro-sociaal gedrag en sociale wenselijkheid. Met een debriefing werden deelnemers gevraagd waar zij denken dat het onderzoek over gaat en of zij daadwerkelijk alleen waren tijdens deelname aan het onderzoek. Tot slot werden zij bedankt voor hun deelname en krijgen ze uitleg over de daadwerkelijke bedoeling van het onderzoek.

Resultaten

De bidconditie en controleconditie verschilden significant op geslacht, χ²(1) = 4.37, p = .037. Verhoudingsgewijs zaten meer mannen in de bidconditie dan in de controleconditie, terwijl verhoudingsgewijs meer vrouwen in de controleconditie zaten dan in de bidconditie. Op de overige variabelen waren geen verschillen. Tabel 1 laat de scores zien op de afhankelijke variabelen.

Tabel 1.

Beschrijvende statistieken (M, SD) op het Gerapporteerde Aantal Verschillen, de Genomen Tijd voor het Zoeken van Verschillen in Seconden en het Aantal Geïnvesteerde Credits in de

Controleconditie (N = 60) en Bidconditie (N = 65)

Gerapporteerde Aantal Verschillen

Genomen Tijd voor het Zoeken van Verschillen

Aantal Geïnvesteerde Credits

M SD M SD M SD

Controleconditie 0.32 0.60 35.80 13.16 19.40 5.77 Bidconditie 0.32 0.64 38.66 21.34 18.82 7.33

(17)

17

Tegen de verwachting in scoorden deelnemers uit de bidconditie niet significant lager op het gerapporteerde aantal verschillen, U = 1888,00, z = -.01, p = .511, r = -.00.1 Ook tegen de verwachting in scoorden deelnemers uit de bidconditie niet significant lager op de genomen tijd voor het zoeken van verschillen, U = 1740,00, z = -1.04, p = .151, r = -.09. Ook voor de derde afhankelijke variabele werd een onverwacht resultaat gevonden, deelnemers uit de bidconditie scoorden niet significant lager op het aantal geïnvesteerde credits dan in de controleconditie, U

= 1937,00, z = -.07, p = .474, r = -.01.

Tevens zijn enkele ANCOVA’s uitgevoerd op de afhankelijke variabelen. De covariaat moraliteit was significant gerelateerd aan het aantal gevonden verschillen, F(1,121) = 7.35, p = .008, partial η² = .06. Een hogere moraliteit was gerelateerd aan minder gerapporteerde verschillen. De covariaten empathie, F(1,123) = 10.19, p = .002, partial η² = .08, en frequentie kerkbezoek, F(1,123) = 4.35, p = .039, partial η² = .03, waren significant gerelateerd aan de genomen tijd voor het zoeken van verschillen. Hoge empathie en een hogere frequentie van kerkbezoek waren gerelateerd aan meer genomen tijd voor het zoeken van verschillen. Verder waren geen covariaten significant gerelateerd aan afhankelijke variabelen. Omdat geen

hoofdeffect voor bidden is gevonden zal niet voor de covariaten worden gecontroleerd. Tabel 2 laat de correlaties tussen alle variabelen zien. Een hogere frequentie van

kerkbezoek was significant gecorreleerd met een langere tijd voor het zoeken van verschillen (τ = .16, p = .023), een sterkere mate van geloof in God was significant gecorreleerd met een hoger aantal geïnvesteerde credits (τ = .17, p = .028), en een hogere mate van beschouwing van het zelf als religieus was significant gecorreleerd met een hoger aantal geïnvesteerde credits (τ = .15, p = .038). Tevens bleek een hogere positie op de maatschappelijke ladder significant gecorreleerd te zijn met een lager gerapporteerd aantal verschillen (τ = -.18, p < .014). De

1 De afhankelijke variabelen voldeden niet aan de assumptie van normaliteit, en de afhankelijke variabele het aantal

geïnvesteerde credits voldeed daarnaast niet aan de assumptie van homogeniteit van variantie. Daarom zijn verschillen tussen condities op de afhankelijke variabelen getoetst met een Mann-Whitneytoets.

(18)

18

Tabel 2. Correlaties tussen Alle Variabelen

Le ef ti jd G esl ac h t S tu d ie n iv ea u Jaa ri n k o m en P o si ti e ma at -sc h ap p el ij k e la d d er B id fr eq u en ti e F re q u en ti e k er k b ez o ek M at e v an g el o o f in G o d M at e v an b esc h o u w in g v an h et z el f al s re li g ie u s G o d sb ee ld v ra ag 1 G o d sb ee ld v ra ag 2 G o d sb ee ld v ra ag 3 N ei g in g t o t so ci aa l w en se li jk an tw o o rd en G ev o el i n d e g at en t e w o rd en g eh o u d en d o o r an d er en G ev o el i n d e g at en t e w o rd en g eh o u d en d o o r G o d Ze lf g er ap p o rt ee rd p ro -s o ci aa l g ed ra g Ze lf co n tr o le Emp at h ie M o ra li te it G er ap p o rt ee rd e aa n ta l v er sc h il le n G en o me n t ij d v o o r h et z o ek en v an v er sc h il le n A an ta l g eï n v est ee rd e cr ed it s Leeftijd - -.15* .37** .63** .09 .07 -.07 -.02 -.00 -.07 -.04 .00 .19** -.04 -.07 .04 .29** .12 .05 .02 .04 .09 Geslacht - -.13* -.06 -.14 .14 -.00 .14 .01 .23** .26** -.01 -.09 -.02 .10 .12 -.10 .19* .20* -.01 .04 .03 Studieniveau - .33** .19** -.05 -.17* -.14 -.08 -.18* -.16 -.17* .04 .08 -.17* .01 .17* -.02 .00 -.08 -.00 .10 Jaarinkomen - .20** .05 -.02 .06 -.01 .02 .09 .05 .14* -.02 -.04 .06 ,29** .14* .15* -.06 -.01 .09

Positie maat-schappelijke ladder - .01 -.03 -.01 .07 -.10 -.05 .03 -.05 .05 -.07 .06 -.00 -.07 .12 -.18* -.08 .09

Bidfrequentie - .40** .33** .28** .26** .15* .17* .19** -.14* .27** .12* ,12* .08 .14 .05 -.01 .03

Frequentie kerkbezoek - .28** .22** .24** .06 .12 .09 -.24** 0.09 -.06 .15* .03 -.06 .11 .16* -.04

Mate van geloof in God - .32** .35** .24** .06 .12 -.16* .29** .08 .10 .17** .21** .08 .07 .17*

Mate van beschouwing van het zelf als religieus

- .27** .11 .20** .11 -.09 .22* .08 .01 .07 .19** -.04 .08 .15*

Godsbeeld vraag 1 - .37** .27** .17* -.14* .34** -.01 .06 .12 .10 .05 -.01 .12*

Godsbeeld vraag 2 - .19* .07 -.21** .31** -.01 .03 .03 .12 .00 -.08 .13*

Godsbeeld vraag 3 - .11 -.11 .17* .02 -.06 .08 .07 .10 -.07 .15*

Neiging tot sociaal wenselijk antwoorden

- -.12 .15* -.01 .35** .19** .09 .13 .05 .04

Gevoel in de gaten te worden gehouden door anderen

- .03 .15* -.18** .04 -.01 .05 -.05 .06

Gevoel in de gaten te worden gehouden door God

- .04 .04 .15* .16* .11 .08 .06 Zelfgerapporteerd pro-sociaal gedrag - -.06 .18** .18** .06 -.04 -.02 Zelfcontrole - .13 .02 .06 .10 -.04 Empathie - .27** .04 .18** .04 Moraliteit - -.11 .03 .10

Gerapporteerde aantal verschillen - .08 .07

Genomen tijd voor het zoeken van verschillen

- .01

Aantal geïnvesteerde credits -

(19)

19

correlatie tussen mate van geloof in God en beschouwing van het zelf als religieus en het aantal geïnvesteerde credits is volgens verwachting. De correlatie tussen frequentie van kerkbezoek en de genomen tijd voor het zoeken van verschillen is juist tegen de verwachting in.

Zowel een hogere bidfrequentie, een hogere mate van geloof in God als een hogere mate van beschouwing van het zelf als religieus waren gecorreleerd met een sterker gevoel in de gaten te worden gehouden door God. Tussen het gevoel in de gaten te worden gehouden door God en de drie afhankelijke variabelen werd echter geen verband gevonden. De correlaties tussen de drie Godsbeeldvragen en het aantal geïnvesteerde credits waren significant. Een sterkere overtuiging dat God verleden, heden en toekomst kent (τ = .12, p = .043), een sterkere overtuiging dat God het beste met de wereld voor heeft (τ = .13, p = .043), en een sterkere overtuiging dat God zich bemoeit met de wereld (τ = .15, p = .027) waren significant gecorreleerd met een hoger aantal geïnvesteerde credits. De correlaties tussen de

Godsbeeldvragen en de andere twee afhankelijke variabelen waren echter niet significant. Tegen verwachtingen in is de correlatie tussen sterkere empathie en de genomen tijd voor het zoeken van verschillen significant, τ = .18, p = .005. Verwacht werd juist dat de

correlatie tussen empathie en de genomen tijd voor het zoeken van verschillen negatief zou zijn, omdat empathische mensen worden verwacht zich netjes aan de gegeven tijd te houden. Geen correlaties bestonden tussen andere mogelijke mediatoren en moderatoren en de afhankelijke variabelen.

Conclusie en Discussie

In dit onderzoek werd de invloed van religieuze priming op pro-sociaal gedrag bij gelovigen onderzocht. Geen verschillen werden gevonden tussen gelovige mensen die wel en gelovige mensen die niet hadden gebeden op de mate waarin zij valsspelen of geld toebedelen aan een gezamenlijke pot. Ook werden geen verschillen gevonden op het gevoel in de gaten te worden gehouden door God en de sterkte van de associatie tussen religie en moraliteit tussen

(20)

20

gelovige mensen die wel en gelovige mensen die niet hadden gebeden. De hypothese dat

gelovigen die geprimed zijn met religie meer pro-sociaal gedrag vertonen dan gelovigen die niet geprimed zijn met religie werd dus niet ondersteund. De hypothese dat een verband bestaat tussen de mate van pro-sociaal gedrag en het gevoel in de gaten te worden gehouden door God bij gelovigen die zijn geprimed met religie werd eveneens niet ondersteund. De hypothese dat geen verband bestaat tussen de sterkte van de associatie tussen religie en moraliteit en de mate van pro-sociaal gedrag bij gelovigen die zijn geprimed met religie werd ook niet ondersteund. De sterkte van de associatie tussen religie en moraliteit bleek echter wel significant gerelateerd aan het aantal gevonden verschillen. Naarmate de associatie tussen religie en moraliteit sterker is neem het aantal gerapporteerde verschillen af.

Het is niet duidelijk waarom, tegen de verwachting in, geen verschillen tussen de condities werden gevonden op de mate van pro-sociaal gedrag. Het is mogelijk dat er ondanks de expliciete prime in de bidconditie toch weinig verschil was tussen de condities in activatie van het geloof. Door de wijze waarop deelnemers zijn geworven kunnen gedachtes aan het geloof ook saillant zijn geweest in de controleconditie. Doordat deelnemers zijn geworven door het aanschrijven van kerken en Christelijke studentenverenigingen met een mail waarin werd verteld dat het onderzoek ging over geloofsbeleving, kan de activatie van geloofsconcepten in de controleconditie mogelijk ook erg sterk geweest zijn.

Hoewel activatie van geloofsconcepten in de controleconditie zou verklaren waarom geen verschillen tussen condities zijn gevonden, is ook andere verklaring mogelijk. De gevonden resultaten zouden tot stand gekomen kunnen zijn doordat er geen verband is tussen priming van religie en pro-sociaal gedrag. Hoewel geen significante verschillen bestonden tussen de condities tonen de gemiddelde scores op de afhankelijke variabelen bleek dat gelovigen in de bidconditie juist minder pro-sociaal gedrag vertonen dan gelovigen in de

(21)

21

controleconditie. Dit gold voor zowel het aantal gerapporteerde verschillen, de genomen tijd voor het zoeken van verschillen als het aantal geïnvesteerde credits in de publieke pot.

Sommige eerdere onderzoeken vonden ook geen relatie tussen religie en pro-sociaal gedrag (Ahmed & Salas, 2009; Orbell, Goldman, Mulford, & Dawes, 1992; Eckel & Grossman, 2004; Tan, 2006; Anderson, Mellor, & Milyo, 2010; Paciotti et al., 2012). Deze relatie kan echter afhankelijk zijn van de mate waarin iemand gelovig is. Met dit onderzoek is geprobeerd om alleen de meest gelovige mensen te werven, maar toch was er nog differentiatie op de diverse metingen van mate van geloof. Zo bleken mensen die sterk in God geloven en zichzelf als religieus beschouwen in dit onderzoek meer geld te investeren in de publieke pot dan mensen die minder sterk in God geloven en zichzelf niet als religieus beschouwen.

Ook is onduidelijk waarom geen verband is gevonden tussen het gevoel in de gaten te worden gehouden door God en de mate van pro-sociaal gedrag. Mogelijk kan dit worden verklaard door het Godsbeeld, dat wel bleek samen te hangen met de mate van pro-sociaal gedrag. Mensen die geloven dat God het verleden, heden en de toekomst kent, dat Hij het beste met ons voorheeft en dat hij zich met de wereld bemoeit toonden meer pro-sociaal gedrag dan mensen die dat niet geloven. De correlatie tussen Godsbeeld en pro-sociaal gedrag gold echter maar voor één afhankelijke variabele, het aantal geïnvesteerde credits in de publieke pot. Dat zou kunnen komen door de moeilijkheidsgraad van het zoek-de-verschillenparadigma.

In het onderzoek is gebruik gemaakt van een zoek-de-verschillen-paradigma met één verschil tussen de plaatjes. Mogelijk was het paradigma te moeilijk, omdat meer dan de helft van de deelnemers heeft aangegeven geen verschil te kunnen vinden. Ondanks een voorvoortest in Qualtrics hebben enkele deelnemers bovendien aangegeven moeite te hebben met het

bekijken van de plaatjes. Doordat de plaatjes te groot waren konden beide plaatjes niet tegelijkertijd volledig in beeld komen, wat het zoeken naar verschillen heeft bemoeilijkt. Mogelijk zijn mensen minder snel geneigd te liegen over het aantal gevonden verschillen

(22)

22

wanneer zij geen verschil vinden dan wanneer zij één verschil vinden. Bij één gevonden verschil is het immers geloofwaardiger dat er meer verschillen zijn, maar dat men die niet kon vinden. Bij nul gevonden verschillen zal men eerder denken dat er helemaal geen verschillen zijn.

Omdat het onderzoek online is uitgevoerd is het lastig om te achterhalen of deelnemers zich wel aan de instructies hebben gehouden. Bij een laboratoriumonderzoek is meer zekerheid over het naleven van de instructie en zou het uitvalpercentage lager zijn. Bij een

laboratoriumonderzoek was het echter onmogelijk was geweest om een grote steekproefgrootte te realiseren. Een groot voordeel van dit onderzoek is de grote omvang van de steekproef, waardoor de power groter wordt. Uit een post-hoc poweranalyse met G*Power bleek dat dit eenderzoek een power heeft van .68 bij α = .05 en een effectgrootte van g = .38. Omdat veel eerdere onderzoeken een lage power hadden was het juist belangrijk om bij dit onderzoek een grotere power te hebben. Daarnaast is in dit onderzoek gebruik gemaakt van een ecologisch valide prime, namelijk bidden. Gelovige mensen bidden regelmatig en daarom zijn de resultaten van het onderzoek gemakkelijk te vertalen naar het alledaagse leven.

Gezien de verschillende resultaten voor de valsspeeltaak en de economische speltaak is meer onderzoek nodig naar de invloed van het primen van religie op verschillende maten van pro-sociaal gedrag. Vanwege de problemen met het zoek-de-verschillenparadigma zou het huidige onderzoek kunnen worden gerepliceerd met een andere valsspeeltaak. Tevens zou een gecontroleerde laboratoriumstudie een aanvulling kunnen zijn op het bestaande onderzoek. Tot slot is het belangrijk om een tweede controleconditie met niet-gelovigen toe te voegen bij vervolgonderzoek om uit te sluiten dat het niet vinden van verschillen tussen geprimede en ongeprimede gelovigen wordt veroorzaakt door een sterke activatie van het geloof in de controleconditie.

Dit onderzoek heeft bijgedragen aan de beschikbaarheid van kennis over het verband tussen religie en pro-sociaal gedrag. Pluspunten van dit onderzoek zijn de grote power en het

(23)

23

gebruik van een ecologisch valide prime. Uit dit onderzoek is geen verschil gebleken in de mate van pro-sociaal gedrag tussen gelovigen die wel of niet geprimed zijn met religie. Het gevoel in de gaten te worden gehouden door God bleek geen rol te spelen bij het werkingsmechanisme van pro-sociaal gedrag bij gelovigen. De sterkte van de associatie tussen religie en moraliteit bleek wel een rol te spelen. In lijn met Shariff en Norenzayan (2011) bleek het Godsbeeld van gelovigen wel degelijk van belang voor het vertonen van pro-sociaal gedrag.

Het is nu duidelijk geworden dat pro-sociaal gedrag niet bij gelovige mensen kan worden gestimuleerd door hen te vragen te bidden. Wie hulp nodig heeft van een ander kan deze hulp het beste zoeken bij mensen die zeer gelovig zijn.

(24)

24

Literatuurlijst

Ahmed, A., & Hammarstedt, M. (2011). The effect of subtle religious representations on cooperation. International Journal of Social Economics, 38, 900–910.

doi:10.1108/03068291111171405

Ahmed, A. M., & Salas, O. (2009). Is the hand of God involved in human cooperation?

International Journal of Social Economics, 36, 70–80. doi:10.1108/03068290910921190

Ahmed, A., & Salas, O. (2013). Religious context and prosociality: An experimental study from Valparaíso, Chile. Journal for the Scientific Study of Religion, 52, 627–637.

Anderson, L., Mellor, J., & Milyo, J. (2010). Did the devil make them do it? The effects of religion in public goods and trust games. Kyklos, 63, 163–175. doi:10.1111/j.1467-6435.2010.00456.x

Bateson, M., Nettle, D., & Roberts, G. (2006). Cues of being watched enhance cooperation in a real-world setting. Biology Letters, 2, 412–414.

doi:http://dx.doi.org/10.1098/rsbl.2006.0509.

Bekkers, R. & Verkaik, D. [in press]. Four primes that do not affect the principle of care. Bering, J.M., McLeod, K., & Shackelford, T.K. (2005). Reasoning about dead agents reveals

possible adaptive trends. Human Nature, 16, 360-381.

Blackburn, S. (2001). Ethics: A Very Short Introduction. Oxford: Oxford University Press. pp. 9–10. ISBN 978-0-19-280442-6.

Bremner, R. H., Koole, S. L., & Bushman, B. J. (2011).“Pray for those who mistreat you”: Effects of prayer on anger and aggression. Personality and Social Psychology Bulletin,

37, 830-837. doi:10.1177/0146167211402215

Carpenter, T. P., & Marshall, M. A. (2009). An examination of religious priming and intrinsic religious motivation in the moral hypocrisy paradigm. Journal for the Scientific Study of

(25)

25

Carter, E. C., McCullough, M. E., & Carver, C. S. (2012). The mediating role of monitoring in the association of religion with self-control. Social Psychological and Personality

Science, 3, 691–697.

Eckel, C.C. & Grossman, P.J. (2004). Giving to secular causes by the religious and nonreligious: an experimental test of the responsiveness of giving to subsidies. Nonprofit and

Voluntary Sector Quarterly, 33, 271-89.

Ellison, C. G. (1992). Are religious people nice people? Evidence from the National Survey of Black Americans. Social Forces, 71, 411–430. doi:10.1093/sf/71.2.411

Farkas, S., Johnson, J., & Foleno, T. (with Duffett, A., & and Foley, P.). (2001). For goodness’

sake: Why so many want religion to play a greater role in American Life. Opgehaald van

http://www.publicagenda.org/files/pdf/for_goodness_sake.pdf

Francis, L. J., Croft, J.S. & Pyke, A. (2012). Religious diversity, empathy, and God images: perspectives from the psychology of religion shaping a study among adolescents in the UK. Journal of Beliefs & Values: Studies in Religion & Education, 33(3), 293-307. doi: 10.1080/13617672.2012.732810

Galen, L. W. (2012). Does religious belief promote prosociality? A critical examination.

Psychological Bulletin, 138, 876 –906. doi:10.1037/a0028251

Gallup (2011). Gallup poll social series: values and beliefs. Opgehaald van www.gallup.com/file/poll/147890/Belief_in_God_110603%20.pdf

Gervais, W. M., & Norenzayan, A. (2012). Like a camera in the sky? Thinking about God increases public self-awareness and socially desirable responding. Journal of

Experimental Social Psychology, 48(1), 298–302.

Gray, P. (2007). Psychology, 5th Edition. New York: Worth Publishers.

Hofmann, W., Wisneski, D. C., Brandt, M. J., & Skitka, L. J. (2014). Morality in everyday life.

(26)

26

Johnson, D.D.P. (2005). God’s punishment and public goods: A test of the supernatural punishment hypothesis in 186 world cultures. Human Nature, 16, 410–446.

Mazar, N., Amir, O., & Ariely, D. (2008). The dishonesty of honest people: A theory of self-concept maintenance. Journal of Marketing Research, 45, 633–644.

doi:10.1509/jmkr.45.6.633

McCullough, M. E., & Willoughby, B. L. B. (2009). Religion, selfregulation, and self-control: Associations, explanations, and implications. Psychological Bulletin, 135, 69–93. doi:10.1037/a0014213

Monsma, S. V. (2007). Religion and philanthropic giving and volunteering: Building blocks for civic responsibility. Interdisciplinary Journal of Research on Religion, 3, Article 3. Morgan, S. P. (1983). A research note on religion and morality: Are religious people nice

people? Social Forces, 61, 683–692. doi:10.1093/sf/61.3.683

Norenzayan, A., Shariff, A. F., Willard, A. K., Slingerland, E., Gervais, W. M., McNamara, R. A. & Henrich, J. (in press). The Cultural Evolution of Prosocial Religions. Behavioral

and Brain Sciences.

Orbell, J., Goldman, M., Mulford, M. & Dawes, R. (1992). Religion, context and constraint towards strangers. Rationality and Society, 4, 291-307.

Paciotti, B., Richerson, P. J., Lubell, M., Waring, T., McElreath, R., Efferson, C., & Edsten, E. (2012). Are religious individuals more generous, trusting, and cooperative? An

experimental test of the effect of religion on prosociality. Research in Economic

Anthropology, 31, 267-305.

Pelham, B., & Crabtree, S. (2008, October 8). Worldwide, highly religious more likely to help

others. Retrieved from

(27)

27

Pichon, I., Boccato, G., & Saroglou, V. (2007). Nonconscious influences of religion on

prosociality: A priming study. European Journal of Social Psychology, 37, 1032–1045. doi:10.1002/ejsp.416

Pichon, I., & Saroglou, V. (2009). Religion and helping: Impact of target, thinking styles and just-world beliefs. Archive for the Psychology of Religion, 31, 215–236.

doi:10.1163/157361209X424466

Randolph-Seng, B., & Nielsen, M. E. (2007). Honesty: One effect of primed religious representations. International Journal for the Psychology of Religion, 17, 303–315. doi:10.1080/10508610701572812

Saroglou, V., Pichon, I., Trompette, L., Verschueren, M., & Dernelle, R. (2005). Prosocial behavior and religion: New evidence based on projective measures and peer ratings.

Journal for the Scientific Study of Religion, 44, 323–348.

doi:10.1111/j.1468-5906.2005.00289.x

Schjoedt, U., Stodkilde-Jorgensen, H., Geerts, A. W., & Roepstorff, A. (2009). Highly religious participants recruit areas of social cognition in personal prayer. SCAN, 4, 199–207. Shariff, A. F., & Norenzayan, A. (2007). God is watching you: Priming God concepts increases

prosocial behavior in an anonymous economic game. Psychological Science, 18, 803– 809. doi:10.1111/j.1467-9280.2007.01983.x

Shariff, A. F., & Norenzayan, A. (2011). Mean Gods make good people: Different views of God predict cheating behavior. International Journal for the Psychology of Religion, 21, 85– 96.

Shariff, A.F., Willard, A.K., Andersen, T & Norenzayan, A. (2015). Religious priming: A meta-analysis with a focus on religious prosociality. Personality and Social Psychology

(28)

28

Sharp, S. (2010). How does prayer help manage emotions? Social Psychology Quarterly, 73(4), 417-437.

Special Eurobarometer (2010). Biotechnology Report. Opgehaald van http://ec.europa.eu/public_opinion/archives/ebs/ebs_341_en.pdf

Tan, J. H. (2006). Religion and social preferences: an experimental study. Economics Letters, 90, 60-67.

Tangney, J. P., Baumeister, R. F., & Boone, A. L. (2004). High self-control predicts good adjustment, less pathology, better grades, and interpersonal success. Journal of

Personality, 72(2), 271-322.

The Psychology Dictionary. (z. j.). Opgehaald van

http://psychology.about.com/od/pindex/g/prosocial-behavior.htm

Turner, V. (1969). The Ritual Process: Structure and Anti-structure. New York: Cornell University Press, 1977.

(29)

29

Bijlagen Bijlage 1. Aangepaste vragenlijst Monitoring by God.

Ik geloof dat God op dit moment mijn gedrag kan zien

Ik geloof dat God mijn daden op dit moment in de gaten houdt Ik heb op dit moment het gevoel dat ik geobserveerd word door God

Bijlage 2. Aangepaste vragenlijst Monitoring by Others.

Ik geloof dat andere mensen op dit moment mijn gedrag kunnen zien Ik geloof dat andere mensen mijn daden op dit moment in de gaten houden Ik heb op dit moment het gevoel dat ik geobserveerd word door andere mensen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In deze huidige studie wordt onderzocht of er een kloof bestaat tussen de intentie tot voorrang geven van werk op kinderen of kinderen op werk van en het daadwerkelijke gedrag

Omdat deze factoren ook terugkomen in de Veiligheidsmonitor (VM, 2016), hebben deze factoren grote invloed op het cijfer van de veiligheidsbeleving van de bewoners van

If social media constitutes a gateway to younger audiences, this motivation may affect what sort of content       news outlets prioritise on these platforms. 10) research also

Ingrid Oonk van de gemeente Lochem vertelt in De Stentor van 2004 (23 april): “Daar komt bij dat Staring met zijn gedichten onze regio heel goed onder de aandacht kan

2 Faculty of Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science, Hybrid Systems Group, University of Twente, The Netherlands 3 ASML, Veldhoven, The Netherlands.

The proposed network was trained and evaluated on follow- up prostate CT scans for image-guided radiotherapy, where the planning CT contours are propagated to the daily CT images

The results of the present study showed that more than half of the community pharmacists and nutritionists were familiar with the obesity guidelines and considered obesity

Interim and final Reports of the Commission ap- pointed to enquire into the question of the Future form of Government in t.t.e South West Africa