• No results found

Het effect van stereotypering en de sociale norm op de kloof tussen de intentie en het daadwerkelijke gedrag bij mannen en vrouwen bij een conflict tussen werk en kinderen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het effect van stereotypering en de sociale norm op de kloof tussen de intentie en het daadwerkelijke gedrag bij mannen en vrouwen bij een conflict tussen werk en kinderen"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het Effect van Stereotypering en de Sociale Norm op de Kloof

tussen de Intentie en het Daadwerkelijke Gedrag bij Mannen

en Vrouwen bij een Conflict tussen Werk en Kinderen

Shelley Bosch

Bachelor thesis Social Psychology Naam begeleider: Astrid Jehle Studentnummer: 11163003 Aantal woorden: 5879 Inleverdatum: 2 juni 2017

(2)

Abstract

In deze studie werd onderzocht of er een kloof bestaat tussen de intentie die mannen en vrouwen hebben bij de verdeling van hun tijd tussen werk en kinderen en het daadwerkelijke

gedrag wat zij laten zien en of mannen en vrouwen hier ook in verschilden. Dit zou kunnen komen door de bestaande stereotyperingen en sociale norm uit de samenleving over een

traditionele rolverdeling tussen mannen en vrouwen. Aan het onderzoek deden 212 deelnemers mee die allemaal de vragenlijst ingevuld hadden. De intentie van zowel mannen

als vrouwen was om de vrije tijd eerder aan de kinderen te besteden dan aan het werk. Dit kwam ook overeen met het daadwerkelijke gedrag wat zij lieten zien. Mannen en vrouwen

verkozen de kindgerelateerde boven de werkgerelateerde cadeaubonnen. Hieruit kan geconcludeerd worden dat er geen kloof bestaat tussen de intentie en het daadwerkelijke gedrag bij het voorrang geven van het werk of kinderen. Zowel mannen als vrouwen kozen in

(3)

Inleiding

In de vorige eeuw was er een traditionele rolverdeling tussen mannen en vrouwen bij de opvoeding van de kinderen en het verdienen van het geld (Larson, 1993). Zo was de vader vaker de kostwinnaar dan de moeder en namen moeders vaker de zorg van de kinderen op zich. Tot de tachtiger jaren waren vaders vaak niet aanwezig in de beschouwingen over de opvoeding en het ouderschap (LeMasters & DeFrain, 1989). Dit is een traditionele

rolverdeling. Hierdoor hebben wetenschappers in deze jaren zich vooral gericht op moeders als opvoeders van de kinderen (Connell & Goodman, 2002). Moeders werden gezien als de verzorgers van het kind en vaders als de kostwinnaar. Volgens Haines, Deaux en Lofaro (2016) is hier de laatste dertig jaar een verschuiving in te vinden. Het aantal vrouwen die participeren op de werkvloer is gestegen (Haines, Deaux & Lofaro, 2016). Waar vrouwen in de jaren ‘80 vaker thuisbleven om voor de kinderen te zorgen, hebben zij nu steeds vaker een vaste baan. Hierdoor zijn zij minder vaak thuis bij de kinderen.

In de laatste 30 jaar is de traditionele rolverdeling tussen vrouwen en mannen

veranderd. (Haines, Deaux & Lofaro, 2016). De traditionele rolverdeling was dat de vrouwen voor de kinderen zorgden en mannen de kostwinners waren. Dit was de standaard toen. Nu de laatste dertig jaar hier een verandering in te zien is en vrouwen dus ook steeds vaker aan het werk gaan en mannen ook steeds vaker voor de kinderen zorgen, is het de vraag of de

traditionele rolverdeling nog steeds als de standaard gezien wordt of dat er door de jaren heen een nieuwe standaard is ontstaan (Haines, Deaux & Lofaro, 2016). Het is belangrijk om dit te weten voor de wetenschap, omdat vrouwen zich door de sociale norm als mindere moeders kunnen voelen als zij vaker en meer werken als de sociale norm is dat vrouwen voor de kinderen moeten zorgen (de Bel, 2010). Bij mannen zou dit ook kunnen gelden. Volgens De Bel (2010) worden mannen als goede vaders gezien als zij een goede leider zijn, en dan vooral op het werk. Zij kunnen zich als een mindere man en vader gaan voelen als zij door de

(4)

samenleving als minder competent worden gezien op het werk als zij vaker voor de kinderen zorgen. Deze sociale druk en het gevoel dat men moet kiezen tussen werk en kinderen kan hierbij bijvoorbeeld leiden tot een burn-out (De Bel, 2010). Van vrouwen werd vaak verwacht dat zij de kinderen opvoedden en dat zij dit ook goed doen door hier veel tijd voor vrij te maken (Russo, 1979). In de vorige eeuw werkten vrouwen dan ook veel minder dan mannen. Volgens Russo (1979) omschreven vrouwen zichzelf en werden door anderen omschreven aan de hand van hun ouderschap en huwelijksstatus. Moeders werden of als goed omschreven, dan waren zij warm, lief, hartelijk, geduldig en gul. Of zij werden als slecht omschreven, dan waren zij koel en afwijzend. Er was voor vrouwen geen middenweg. Tekortkomingen in hun kinderen, zoals lage cijfers op school, werden verantwoordelijk gesteld aan het feit dat

moeders naast het ouderschap ook andere doelen in het leven hebben, zoals een baan of dat zij veel aandacht aan hun partner besteedden en hierdoor een goed huwelijk hadden (Russo, 1979). Dit betekende toen dat vrouwen niet genoeg aandacht aan de kinderen besteedden en werden hierdoor als mindere goede moeder omschreven. Nu hebben vrouwen steeds vaker naast het ouderschap ook een baan. Volgens Russo (1979) zouden vrouwen in deze tijd , als de sociale norm nog steeds hetzelfde is gebleven, als steeds slechtere moeders gezien worden, omdat zij naast het ouderschap ook een vaste baan hebben.

Door de traditionele rolverdeling van de vorige eeuw tussen mannen en vrouwen is volgens Silverstein (1991) de rol van mannen bij het ouderschap en de opvoeding vaak genegeerd in onderzoeken. Dit laat ook de sociale norm van die tijd zien, namelijk mannen horen niet voor de kinderen te zorgen, maar zijn goede vaders als zij een goede kostwinnaar zijn (Haines, Deaux & Lofaro, 2016). Mannen die nu vaker voor de kinderen zorgen, zouden door de sociale norm als mindere man hierdoor gezien kunnen worden. Zij brengen namelijk niet meer alleen het brood op de plank.

(5)

vrouwen wel nog steeds de overhand in de zorg voor de kinderen (Pleck & Masciadrelli, 2004). Vaders nemen wel steeds meer verantwoordelijkheid voor de zorg van de kinderen vergeleken met de vorige eeuw. Ondanks deze verschuivingen in de genderrollen hebben volgens Park, Smith en Correll (2010) impliciete metingen aangetoond dat vrouwen nu nog steeds beoordeeld worden op de rol in de opvoeding van de kinderen, veel vaker dan mannen. Ouderschapsrollen zijn tegenwoordig nog steeds gestereotypeerd. Moeders worden sterker geassocieerd met ouderschap en het gedrag dat daarbij hoort dan vaders, terwijl vaders sterker geassocieerd worden met professioneel werk gerelateerd gedrag dan moeders (Park, Smith & Correll, 2010).

Door de stereotyperingen die nu nog steeds bestaan over genderrollen en de sociale norm uit de samenleving zouden vrouwen die werken zich als mindere moeder kunnen gaan zien en mannen die voor de kinderen zorgen als minder competente man en werknemer (Haines, Deaux & Lofaro, 2016, de Bel, 2010). Doordat vrouwen steeds vaker een vaste baan hebben, moet de zorg van de kinderen nu beter verdeeld worden tussen mannen en vrouwen en moet dit gecombineerd worden met de baan die zij hebben (Livingston, 2014). Vrouwen ervaren hun ouder- en werk identiteit vaker als tegenstrijdig dan mannen (Hodges & Park, 2013). Vrouwen ervaren namelijk meer conflict als zij er niet voor de kinderen kunnen zijn. Mannen hebben dit niet (Slaughter, 2012). Vrouwen worden vaak neergezet als aangeboren verzorgers en opvoeders van kinderen, terwijl dit bij mannen gezien wordt als aangeleerd (Park, Banchefsky & Reynolds, 2015). Hierdoor worden vrouwen als meer essentieel gezien bij het opvoeden van de kinderen, terwijl doordat vrouwen steeds vaker ook aan werk zijn tegenwoordig de opvoeding van de kinderen vaker verdeeld moet worden tussen man en vrouw. Vrouwen ervaren veel meer schuld en schaamte dan mannen (Benetti-McQuoid & Bursik, 2005). Dat zou in deze situatie ook het geval kunnen zijn.

(6)

en vrouwen in deze tijd. Stereotyperingen zijn namelijk onvermijdelijk (Stangor, 2016). Ze worden door iedereen gebruikt, bewust of dan wel onbewust. Stereotyperingen zijn

noodzakelijk om de complexe werkelijkheid beter te kunnen begrijpen en zorgen ervoor dat de overload aan informatie die binnenkomt beter en sneller verwerkt kan worden. Daarnaast heersen er ook altijd sociale normen in de samenleving (Stangor, 2016). De mens is een sociaal wezen en stemt zijn gedrag af op dat van andere mensen. Mensen willen van nature erbij horen en niet uitgesloten worden. Hierdoor passen zij zich vaak aan de menigte en sociale normen aan, wat vaak ongeschreven regels zijn. De sociale norm over de rolverdeling tussen mannen en vrouwen is dat vaders werken en moeders voor de opvoeding van de kinderen en het huishouden zorgen (Larson, 1993). Als de rolverdeling in een gezin anders was, werden de mannen vaak als slechte vaders gezien en vrouwen als slechte moeders (Russo, 1979). Mensen willen niet uitgesloten worden en aan de sociale norm voldoen (Stangor, 2016). Als de eigen opvatting niet overeen komt met de sociale norm kan er psychologische spanning en ongemak ervaren kunnen worden, ofwel cognitieve dissonantie (Festinger, 1959). In dit geval kan er cognitieve dissonantie ontstaan als de opvatting over de rolverdeling tussen moeders en vaders niet overeen komt met de traditionele rolverdeling, de sociale norm. Mensen willen van nature dissonantie altijd reduceren, omdat het als

ongemakkelijk ervaren wordt (Festinger, 1959). Zij kunnen dit reduceren door hun gedrag te veranderen. Maar volgens Festinger (1959) wordt het veranderen van gedrag als lastig ervaren door de mens. De vraag hierbij is of mensen dan alleen de intentie hebben om hun gedrag aan de sociale norm aan te passen of dat zij ook daadwerkelijk ander gedrag gaan laten zien. Mannen en vrouwen zouden een andere intentie tot gedrag kunnen hebben dan het gedrag dat zij daadwerkelijk laten zien. Zo zou de intentie dan overeenkomen met de traditionele

rolverdeling en het daadwerkelijke gedrag dat vrouwen ook werken en mannen ook helpen bij de opvoeding van de kinderen.

(7)

Door de verdeling van tijd tussen kinderen en de baan zou er bij zowel mannen als vrouwen een Work-family conflict kunnen ontstaan (Barnett & Gareis, 2006) Dit conflict wordt omschreven als een vorm van een conflict tussen bepaalde rollen, waarbij de rol van de druk op werk en familie met elkaar competeren (Frone, 2003). Dit conflict kan in twee

richtingen voorkomen. Als de werkrol de familierol belemmert, is er sprake van WFC

(Work-family conflict). Als de familierol de werkrol belemmert, is er sprake van FWC (Family-work conflict). Volgens Barnett en Gareis (2006) ervaren mannen en vrouwen evenveel en even

sterk een Work-family conflict. De vraag hierbij is, is dat als er zo een situatie voordoet, kiezen mannen en vrouwen dan eerder voor de kinderen of geven zij het werk voorrang. Uit eerder onderzoek blijkt wel dat mannen en vrouwen, ondanks dat zij een

Work-family conflict evenveel en even sterk ervaren, wel verschillen in wel gedrag zij hier op

volgend laten zien en hoe zij hier op reageren (Mennino, Rubin & Brayfield, 2005). In het onderzoek van Mennino, Rubin en Brayfield (2005) werd gekeken naar de impact van een werkcultuur op familie en het huishouden. Zij kwamen tot de conclusie dat mannen en

vrouwen anders reageren op een conflict tussen werk en familie. In het onderzoek kwam naar voren dat mannen en vrouwen met een baan en kinderen vaak in conflict komen met de keuze tussen het vooropstellen van de kinderen of het werk. Zij moeten vaak kiezen tussen 1 van de twee. Een baan staat vaak lijn tegenover ouderschap en dit komt niet overeenkomt met de bestaande sociale norm hierover (Mennino, Rubin & Brayfield, 2005), namelijk dat moeders zich bezighouden met de opvoeding en vaders met het werk (Larson, 1993). Werknemers met kinderen, vooral vrouwen, ervaren veel meer spillover (overloop) bij een conflict tussen werk en familie (Dilworth, 2004). Dilworth (2004) onderzocht welke predictoren er meespelen bij een negatieve spillover van werkende moeders en vaders. Uit haar onderzoek bleek dat vrouwen veel meer stress ervaren bij een conflict tussen werk en familie. Vrouwen zouden in zo een conflict eerder kiezen voor familie, terwijl mannen eerder zouden kiezen voor het werk

(8)

(Dilworth, 2004). Dit komt overeen met de sociale norm, de traditionele rolverdeling. Hebben mannen en vrouwen alleen de intentie om het bovenstaande te doen of laten zij dat gedrag ook daadwerkelijk zien? Dat is in bovenstaande onderzoeken van Mennino, Rubin en Brayfield (2005) en Dilworth (2004) niet onderzocht.

Het verschil tussen mannen en vrouwen bij een Work-family conflict zou verklaard kunnen worden door de bestaande stereotyperingen over genderrollen en de sociale norm uit de samenleving (Mennino, Rubin en Brayfield, 2005). Vrouwen zouden zichzelf naar de buitenwereld als goede moeder willen neerzetten door te zeggen dat zij de kinderen altijd voor hun werk zullen plaatsten en dat mannen juist als competente man gezien willen worden door te zeggen dat zij hun baan op de eerste plek zullen zetten. Dit zou bekeken kunnen worden met de Intention-behavior gap. De Intention Behavior Gap veronderstelt dat een intentie tot bepaald gedrag niet altijd gelijk vertaald wordt naar het daadwerkelijke gedrag (Godin, Connor & Sheeran, 2005). Zo zouden vrouwen wel de intentie kunnen hebben om hun

kinderen altijd voorrang te geven, maar dat hoeft in werkelijk niet ook altijd te gebeuren. Hoe sterker de impliciete associaties van vrouwen met ouderschap en mannen met werken, hoe meer er gedacht wordt dat vrouwen het conflict moeten oplossen door familie op de eerste plek te zetten. Mannen zouden juist werk op de eerste plek moeten zetten (Park, Smith & Correll, 2010). Op expliciet niveau zouden vrouwen evenveel werk thuis doen, het

huishouden en de zorg voor kinderen, ongeacht hoeveel uur zij werken. Bij mannen zou dit juist aangepast zijn op het aantal uur werk. Uit dit onderzoek blijkt dus dat er bij een

Work-family conflict bij zowel mannen als vrouwen hun intentie niet overeen komt met het gedrag

dat zij laten zien en er dus een Intention-behavior gap ontstaat.

In deze huidige studie wordt onderzocht of er een kloof bestaat tussen de intentie tot voorrang geven van werk op kinderen of kinderen op werk van en het daadwerkelijke gedrag van mannen en vrouwen bij een Work-family conflict en of mannen en vrouwen hier ook van

(9)

elkaar in verschillen. De hypothese hierbij is, is dat de intentie bij zowel mannen als vrouwen afwijkt van het daadwerkelijke gedrag dat zij laten zien bij een conflict tussen werk en kinderen en dat mannen en vrouwen hier ook met elkaar in verschillen. Dit zal gemeten worden aan de hand van een vragenlijst. Hiermee wordt de intentie tot gedrag gemeten en het daadwerkelijke gedrag wat zij laten zien. Ook wordt er een manipulatiecheck gedaan door te kijken of de moeders en vaders daadwerkelijk een conflict tussen werk en kinderen hebben ondervonden.

Er wordt verwacht dat mannen met een vaste baan zowel na een Work-family conflict als een Family-work conflict het werk voorrang zullen geven op kinderen. Mannen hebben namelijk te maken met stereotyperingen (deBel, 2010). Zij worden als goede vader gezien als zij een goede leider en de kostwinnaar zijn, terwijl mannen ook volgens het onderzoek van Haines, Deaux en Lofaro (2016) steeds vaker de zorg van de kinderen op zich nemen. Om aan de sociale norm uit de samenleving te voldoen zullen mannen naar verwachting de intentie hebben om het werk voorrang te geven en dit aan de buitenwereld willen laten zien. Bij vrouwen wordt juist verwacht dat zij na zowel een Work-family conflict als een Family-work

conflict zullen zeggen dat zij de kinderen op de eerste plek zullen zetten en dit ook

daadwerkelijk hun intentie is. Dit omdat vrouwen als goede moeder gezien willen worden en dus sociaal wenselijk zullen antwoorden dat zij hun kinderen altijd voor hun baan zullen plaatsten en dit ook naar buiten willen dragen (de Bel, 2010). Er wordt dus bij de intentie van mannen en vrouwen een hoofdeffect van gender verwacht. Bij het daadwerkelijke gedrag wat mannen en vrouwen laten zien wordt er verwacht dat zowel mannen en vrouwen na een

Work-family conflict de kinderen op de eerste plek zullen zetten. Door de verschuiving die de laatste

dertig jaar bezig is, houden zowel mannen als vrouwen zich bezig met de opvoeding van de kinderen en hebben zij vaak allebei vaak een baan (Haines, Deaux & Lofaro, 2016). In het conflict kreeg het werk voorrang, hierdoor wordt verwacht dat mannen en vrouwen zich

(10)

hierover schuldig zullen voelen en dus de volgende keer eerder aandacht aan de kinderen zullen geven. Na een Family-work conflict wordt verwacht dat zowel mannen als vrouwen eerder het werk voorrang zullen geven. Dit om dezelfde reden als bij het Work-family conflict. Mannen en vrouwen zouden zich schuldig kunnen gaan voelen over dat zij hun kinderen voorrang hebben gegeven en minder tijd in hun werk hebben kunnen investeren en zouden dit compenseren door daarna eerder voor het werk te kiezen. Bij het daadwerkelijke gedrag wordt dus verwacht dat er een hoofdeffect van conditie zou zijn.

Methode Pilot Studie

Voorafgaand aan het onderzoek heeft er een pilot studie plaatsgevonden. De

deelnemers die aan het echte onderzoek mee zouden doen, zouden random ingedeeld worden in een WFC of FWC conditie. Zij moesten bij een van de twee condities dan een situatie beschrijven waarin of het werk voorrang kreeg op de kinderen of de kinderen juist op het werk. Deze situatie moest zo uitgebreid mogelijk beantwoord worden. Een jaar geleden was hetzelfde onderzoek ook al uitgevoerd, maar waren er te weinig deelnemers. Bij deze deelnemers was er nu gecheckt of de WFC en FWC condities te vergelijken waren. Er werd gekeken naar de ernst van de situatie, de emoties die hierbij loskwamen en of werk en de kinderen op dat moment te combineren waren. Uit de pilot studie kwam naar voren dat de WFC en de FWC condities goed met elkaar te vergelijken waren en er dus een conclusie over getrokken kan worden. Er waren geen grote verschillen te vinden tussen beide condities.

(11)

Deelnemers

De deelnemers aan het onderzoek werden geworven door middel van berichten op Facebook die gedeeld werden met de link van het onderzoek, mensen met kinderen werden in parken en bij basisscholen aangesproken en er werd gebruik gemaakt van de eigen vrienden- en familiekring. Ook waren er flyers opgehangen rond basisscholen en in schoolkrantjes en nieuwsbrieven geplaatst. De inclusiecriteria van dit onderzoek waren dat de deelnemers minimaal één kind onder de dertien jaar moesten hebben, minimaal twintig uur in de week moesten werken en een partner moesten hebben van het andere geslacht. De deelnemers werden random ingedeeld in de WFC of de FWC conditie. Onder de participanten werden twee waardebonnen verloot van een webshop naar keuze die of werkgerelateerd of

kindgerelateerd was. Aan het onderzoek deden 510 mensen mee.

Materiaal

De afhankelijke variabele van het onderzoek was de Intention Behavior Gap, ofwel het verschil tussen de intentie en het daadwerkelijke gedrag. De onafhankelijke variabelen van het onderzoek waren gender en de verdeling tussen werk en kind(eren). Dit kon een WFC of een FWC zijn.

De intentie die ouders hebben in wat zij voorrang willen geven, werd gemeten door middel van een slider in de vragenlijst. De deelnemers moesten in de vragenlijst op een schaal van één tot en met acht aangeven waar zij, als zij deze week een dagdeel vrij zouden hebben, deze tijd eerder aan zouden besteden. De vraag was: “Wanneer u deze week een vrij dagdeel heeft, aan wie of wat bent u van plan deze tijd te besteden? Ik ga deze tijd besteden aan mijn werk of aan mijn kind(eren). Geef met de slider uw keuze aan”. De deelnemers vulden dan op de slider in waar zij hun vrije dagdeel eerder aan zouden besteden, met als 1 aan het werk, 3 eerder aan mijn werk dan aan mijn kind(eren), 6 eerder aan mijn kind(eren) dan aan mijn

(12)

werk en 8 aan mijn kind(eren). Op dezelfde manier werd ook gevraagd naar waar de

deelnemers eerder tijd aan zouden besteden bij een vrij dagdeel tussen werk en hunzelf, werk of de partner, hunzelf of de partner, hunzelf of de kinderen en partner of de kinderen. In dit onderzoek werd er alleen gekeken naar de verdeling tussen werk en kinderen.

Of de kinderen of het werk daadwerkelijk voorrang kregen als er zich een conflict voordeed, werd gemeten door aan het einde van de vragenlijst aan de deelnemers te vragen aan welke van de acht webshops zij de meeste voorkeur gaven voor een waardebon t.w.v. 25 euro met als 1 de sterkste voorkeur en met als 8 de minste voorkeur. Hiermee werd het

daadwerkelijke gedrag gemeten. Er werden daadwerkelijk twee waardebonnen van één van de acht webshops verloot, waardoor de deelnemers niet door zouden hebben dat deze vraag ook bij het onderzoek hoorde. Er werd gevraagd: “Als dank voor je deelname kun je kans maken op een cadeaubon. We verloten 4 cadeaubonnen ter waarde van 25 euro. Geef hieronder aan voor welke webshop je een cadeaubon zou willen winnen. Je kunt op de link naar de webshop klikken om deze webshop te bekijken. Je kunt je keuze aangeven door de naam van de

webshop van je keuze te selecteren en deze naar boven of beneden te slepen, al naar gelang de voorkeur die je voor deze webshop hebt, waarbij 1: sterke voorkeur tot 8: minste voorkeur”. Onder de acht webshops waren er vier gerelateerd aan kinderen, namelijk Kids favorites, snap je kind, hibba en kidsproof. De andere vier webshops waren werkgerelateerd, namelijk

managementboek, staples, AM Academy classes en space events. Op deze manier kon er gekeken worden waar de deelnemers daadwerkelijk voor kozen als het er op aan kwam, de kinderen of het werk.

De deelnemers werden door de online vragenlijst random ingedeeld in de WFC of FWC conditie. Hiermee werd de Work-family conflict geoperationaliseerd. In de WFC conditie moesten de respondenten een situatie omschrijven waarin het werk voorrang kreeg op de kinderen. In de FWC conditie moest er een situatie omschreven worden waarbij de kinderen

(13)

voorrang kregen op het werk.

Gender werd gemeten door de vraag: “Wat is uw geslacht?”. De deelnemers konden de antwoorden man, vrouw en anders aanklikken. Als er anders aangeklikt werd door de

deelnemer, werd deze uit het onderzoek gehaald.

Daarnaast werd er ook nog naar de leeftijd van de deelnemer gevraagd en het geslacht van de partner. Deze moest tegengesteld zijn als van de deelnemer, anders werd de respondent niet meegenomen in het onderzoek. Andere demografische factor was opleidingsniveau. Ook werd er gevraagd naar hoeveel kinderen de deelnemer had en hoe oud deze waren. Alle deelnemers moesten minimaal 1 kind onder de 13 jaar hebben, anders werden zij niet in het onderzoek meegenomen. De respondenten moesten de kinderen met een partner opvoeden en minimaal 20 uur in de week werken. Hier werd ook in de vragenlijst naar gevraagd samen met hoeveel uur de partner werkte, wat ook minimaal 20 uur per week moest zijn, en hoeveel uur er gebruik werd gemaakt van iemand anders om op te passen.

Procedure

Deze studie was onderdeel van een groter onderzoek. In het gehele onderzoek werd hetzelfde onderzocht, maar werden er meerdere variabelen meegenomen. Er werd ook gekeken naar een Work-family conflict bij mannen en vrouwen, maar hierbij werd er ook gekeken naar geslacht van de partner, hoeveel uur er per week gewerkt werd door de deelnemer en door de partner, leeftijd, opleidingsniveau, aantal kinderen en de leeftijd van hen en of er ook door iemand anders nog voor de kinderen gezorgd werd. Ook werd er nog gekeken naar emoties en affect en hoe traditioneel de omgeving en de deelnemer zelf was in rollenpatronen. Daarnaast werd er ook onderzocht hoe de tijd verdeeld werd tussen werk en kinderen, werken en het zelf, werk en de partner, zelf en de partner, zelf kinderen en partner en kinderen. In deze studie werd er alleen gekeken naar geslacht, Work-family conflict en is de

(14)

Intention Behavior Gap toegevoegd. Alle andere variabelen werden wel gemeten door de

vragenlijst, maar zijn in dit onderzoek achterwegen gelaten.

Voor het onderzoek werden 510 deelnemers random ingedeeld in twee condities, namelijk de WFC conditie en de FWC conditie. De deelnemers werden door de vragenlijst te starten via een link of QR code ingedeeld in één van deze vier condities.

De deelnemers konden zelf bepalen waar zij de vragenlijst invulden, of zij het direct wilden invullen als zij werden aangesproken op een plek of dat zij later via een mail met de link mee wilden doen. Er werd niet precies verteld waar het onderzoek over ging om zo bijvoorbeeld sociaal wenselijke antwoorden te voorkomen. In de flyer stond dat er voor het onderzoek gezocht werd naar werkende ouders die vaak stress ervaren in de balans tussen thuis en op het werk en of zij wilden bijdragen aan een minder stressvol bestaan voor hen en de kinderen. Dit werd ook gezegd dat het doel van het onderzoek was, als mensen op straat werden aangesproken. De vragenlijst duurde tussen de vijftien en dertig minuten. Dat lag eraan in hoeverre de deelnemers uitgebreid op de vragen antwoordden. Eerst werd er gevraagd naar de demografische factoren, zoals geslacht, leeftijd, aantal kinderen, leeftijd kinderen en het aantal uur dat er gewerkt werd. Daarna werd er, afhangend van de conditie waarin de deelnemer ingedeeld was, gevraagd naar een situatie waarin of het werk voorrang kreeg op de kinderen of de kinderen voorrang kregen op het werk. Deze situatie moest zo uitgebreid mogelijk beschreven worden. Daarna werd er uitgevraagd naar in hoeverre de respondent een bepaalde emotie hierbij voelde, zoals boos, ontevreden met zichzelf of verdrietig, maar ook blij of tevreden. Dan volgde er een aantal stellingen waarbij de man of vrouw kon aangeven in hoeverre hij of zij het daarmee eens was. Deze stellingen gingen over de rolverdeling tussen mannen en vrouwen. Dan kwam er een vraag over traditionaliteit van de omgeving en volgde de voorrang vragen. Als laatste werd de vraag naar de voorkeur voor de cadeaubon gesteld. Aan het einde van de vragenlijst werd wel nog gevraagd wat de

(15)

deelnemers dachten wat het doel van het onderzoek was. Ook konden zij hun e-mailadres achterlaten als zij kans op één van de vragenlijsten wilden maken. Er werd alleen contact met de deelnemers opgenomen als zij een waardebon gewonnen hadden.

Resultaten

Aan het onderzoek deden 212 deelnemers mee, 164 moeders en 48 vaders. Alle deelnemers hebben de vragenlijst afgemaakt. De respondenten die de vragenlijst niet afgemaakt hadden of in de tussentijd gestopt waren, waren er vooraf al uitgehaald. Deze waren handmatig uit het SPSS bestand verwijderd. Ook deelnemers die minder dan 20 uur werkten, als geslacht anders hadden ingevuld, waarvan de partner minder dan 20 uur werkte en die een partner van hetzelfde geslacht hadden werden handmatig uit het data bestand verwijderd. De respondenten die geen kinderen onder 13 jaar hadden, geen goede situatie hadden beschreven bij de Work-family conflict vraag of niks wisten bedenken of de laatste cadeaubon vraag niet ingevuld hadden werden ook handmatig verwijderd.

Er heeft een standaardisatiecheck plaatsgevonden op sekse. Hiermee werd gekeken of de verhouding tussen mannen en vrouwen niet significant van elkaar verschilde in beide condities. Dit werd met de Pearson Chi-kwadraat toets gedaan. De afhankelijke variabele was sekse en de onafhankelijke variabele was conditie. Aan de assumptie Expected Count was voldaan. Alle verwachte waarden waren groter dan 5. Ook aan de assumptie

onafhankelijkheid was voldaan. Uit de resultaten van de Chi-kwadraat toets bleek dat er geen significant verschil was in sekse tussen de twee condities, X²(1) = 0.814, p = .231.

Daarnaast is er een manipulatiecheck tussen de twee condities, FWC en WFC, gedaan. In het databestand waren alle antwoorden bekeken die gegeven waren in de twee condities. De antwoorden die niet voldeden of niet uitgebreid genoeg waren, waren handmatig verwijderd. In conditie 1, de WFC conditie, bleven 96 respondenten over, waarvan 19 mannen en 77

(16)

vrouwen. In conditie 2, de FWC conditie, zaten 116 mensen, waarvan 29 mannen en 87 vrouwen.

Voor zowel de WFC conditie als de FWC conditie werd de gemiddelde score berekend in hoeverre de respondenten, als zij een aantal uur vrij hadden deze week, deze tijd eerder aan hun werk of aan hun kind(eren) zouden besteden. Dit is ook voor mannen en vrouwen gedaan met de bijbehorende standaardafwijkingen, zie tabel 1.

Tabel 1

Gemiddelde score in welke mate de vrije tijd eerder aan het werk of aan kinderen besteed wordt en standaarddeviaties (tussen haakjes) voor de WFC conditie, de FWC conditie, mannen en vrouwen Conditie/ Geslacht WFC 6.43 (1.634) FWC Man Vrouw 6.52 (1.512) 6.17 ( 1.589) 6.57 (1.551)

Er is een onafhankelijke t-toets uitgevoerd op deze gemiddelden. Er is eerst gekeken naar het verschil in geslacht. De afhankelijke variabele was de gemiddelde verdeling tussen werk en kinderen en de onafhankelijke variabele was geslacht. Er werd hiermee getoetst of de gemiddelde score op de verdeling significant verschilde tussen mannen en vrouwen. Aan de assumptie normaliteit, getoetst met de Shapiro-Wilk test, was voldaan. Aan de assumptie van gelijke variantie was niet voldaan. Deze werd gestest met de Levene’s test, p = .031. Dus werd er gekeken naar de tabel Equal variances not assumed. De onafhankelijke t-toets liet

(17)

zien dat er geen significant verschil was tussen mannen en vrouwen bij de verdeling tussen werk en kinderen t (77) = 0.906, p = .0368. Daarna was er gekeken naar of er een verschil in conditie was bij verdeling tussen werk en kinderen. Aan de assumptie normaliteit was voldaan. Aan de assumptie van gelijke variantie was niet voldaan, p < .001. De

onafhankelijke t-toets liet zien dat er een significant verschil was tussen WFC en FWC bij de verdeling van tijd tussen werk en kinderen t (207) = -1.39, p < .001.

Een variantienanalyse (Independent Factorial ANOVA) is uitgevoerd op de gemiddelde scores van de verdeling van tijd tussen werk en kinderen, de intentie, met een

tussen-deelnemers variabele conditie (WFC vs. FWC) en nog één tussen-tussen-deelnemers variabele (man/vrouw). Aan de aannames van normaliteit en gelijke variantie was voldaan. Met de Mauchly’s W is de aanname van sphericiteit getoetst. Aan deze aanname was niet voldaan, W = 0.716, p < .001. De Huynh-Feldt gaf een waarde van groter dan 0.7 aan en dus kon er univariaat getoetst worden met een Huynh-Feldt correctie, omdat de GG een waarde had van 0.965.

Uit de resultaten kon opgemaakt worden dat er geen significant hoofdeffect was van geslacht op de intentie F (1, 3) = 3.062, p = .82. Ook was er geen significant hoofdeffect van conditie op intentie F (1, 208) = 1.266, p = .287. Wel was er een significant interactie-effect tussen geslacht en conditie F (1, 208) = 2360.733, p <.001.

Voor zowel de WFC conditie als de FWC conditie werd ook de gemiddelde score berekend welke webshop de voorkeur had voor de waardebon met de bijbehorende standaardafwijkingen, zie tabel 2.

(18)

Tabel 2

Gemiddelde webshopvoorkeur score voor de waardebon en standaarddeviaties (tussen haakjes) per webshop voor de WFC en de FWC conditie

Webshop WFC FWC Kids Favorites 5.39 (2.536) 5.52 (2.365) Snap je kind Hibba Kids proof Spaces events Staples AM Academy Management book 2.79 (1.628) 2.35 (1.522) 3.22 (1.784) 3.43 (1.622) 4.95 (1.959) 4.96 (1.834) 5.41 (1.689) 5.78 (1.679) 5.55 (1.846) 5.89 (1.873) 4.93 (2.221) 4.78 (2.052) 3.77 (2.622) 3.30 (2.400)

Een variantienanalyse (Independent Factorial ANOVA) is uitgevoerd op deze gemiddelden met een tussen-deelnemers variabele conditie (WFC vs. FWC) en nog één tussen-deelnemers variabele (man/vrouw). De afhankelijke variabele was hier het daadwerkelijke gedrag, getoetst met de gemiddelde score op de cadeaubonnen. Aan de aannames van normaliteit en gelijke variantie was voldaan. Met de Mauchly’s W is de aanname van sphericiteit getoetst. Aan deze aanname was niet voldaan, W = 0.863, p < .001. De Huynh-Feldt gaf een waarde van groter dan 0.7 aan en dus kon er univariaat getoetst worden met een Huynh-Feldt correctie, omdat de GG een waarde had van 0.859.

Uit de resultaten kon opgemaakt worden dat er geen significant hoofdeffect was van geslacht op gedrag F (1, 3) = 2.151, p = .144. Ook was er geen significant hoofdeffect van conditie op gedrag F (1, 208) = 0.828, p = .480. Wel was er een significant interactie-effect

(19)

tussen geslacht en conditie F (1, 208) = 670.340, p <.001.

Discussie

In deze studie werd onderzocht of er een kloof is tussen de intentie en het

daadwerkelijke gedrag bij mannen en vrouwen bij een conflict tussen werk en kinderen en of mannen en vrouwen hier ook van elkaar van verschilden. Mannen en vrouwen verschilden niet in de intentie wat zij eerder voorrang zouden geven bij vrije tijd, werk of kinderen. Dit was niet naar verwachting. Er werd verwacht dat mannen eerder voor het werk zouden kiezen na zowel een WFC als FWC en vrouwen bij beide conflicten voor de kinderen. Uit de

resultaten bleek dat zowel mannen als vrouwen eerder aangaven de intentie te hebben om de kinderen voorrang te geven als zij vrije tijd zouden hebben. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat de genderstereotyperingen over de traditionele rolverdeling bij mannen toch mee veranderd zijn met de tijd. De sociale norm zou dan veranderd kunnen zijn in dat het voor mannen nu meer geaccepteerd wordt als zij ook voor de kinderen zorgen en dat mannen daar nu eerlijker voor uit durven te komen. Dat vrouwen ook voor de kinderen zouden kiezen was naar verwachting. Daarnaast kwam er ook uit de resultaten dat er ook geen verschil zat tussen een WFC en een FWC op de intentie wat voorrang zou krijgen. Dit was ook naar verwachting.

Uit de resultaten bleek ook dat mannen en vrouwen ook niet verschilden in het gedrag dat zij daadwerkelijk lieten zien. Zowel mannen als vrouwen kozen eerder voor een

cadeaubon voor een kinderwebshop dan voor een werkgerelateerde cadeaubon. Ook zat er geen verschil in of er een WFC of FWC was meegemaakt. Dit laatste was niet naar

verwachting. Er werd verwacht dat er na een WFC eerder voor een kindercadeaubon gekozen zou worden en bij een FWC voor een werkgerelateerde cadeaubon. Dit om het goed te maken met het ene wat geen voorrang kreeg. Mannen en vrouwen kozen allebei voor de kinderen.

(20)

Dit resultaat kan verklaard worden doordat kinderen als meer belangrijk gevonden worden door zowel mannen als vrouwen dan het werk (De Bel, 2010).

De resultaten van het huidige onderzoek komen niet overeen met eerder onderzoek. Zo concludeerde Dilworth (2004) dat mannen in conflict eerder voor het werk zouden kiezen en vrouwen voor de familie. In deze studie kozen zowel mannen als vrouwen eerder voor kindgerelateerde cadeaubonnen. Zowel mannen als vrouwen in conflict kozen voor de kinderen. Dit zou verklaard kunnen worden doordat de deelnemers aan het onderzoek alleen een situatie moesten omschrijven en op dat moment niet echt in een conflict tussen werk en kinderen zaten. De Bel (2010) concludeerde dat kinderen als veel belangrijker worden gevonden dan het werk. Omdat de mannen en vrouwen niet in conflict waren, zouden zij dan eerder voor de kinderen kiezen. Wel kwam er overeen dat vrouwen de intentie hebben om hun kinderen voorrang te geven op het werk. Zo concludeerde De Bel (2010) dat vrouwen als goede moeder gezien worden als zij er altijd voor de kinderen zijn. Vrouwen zullen dit dan ook eerder naar de buitenwereld willen tonen om aan deze stereotypering te voldoen en als goede moeder gezien willen worden. In bovenstaande onderzoeken is niet gekeken naar de

intention behavior gap hierbij. De voorgaande onderzoeken keken naar bestaande

stereotyperingen en het daaropvolgende mogelijke gedrag hierop. In het huidige onderzoek is gekeken naar de intentie van ouders in het voorrang geven van de kinderen op het werk of andersom en het daadwerkelijke gedrag wat zij laten zien. Dit als resultaat van bestaande stereotyperingen. Zowel mannen als vrouwen hebben dezelfde intentie, namelijk de kinderen voorrang geven en beide geslachten lieten dit ook in hun gedrag zien. Uit deze studie kan dus geconcludeerd worden dat er geen kloof is tussen de intentie en het daadwerkelijke gedrag van zowel mannen als vrouwen bij het voorrang geven van het werk of de kinderen bij een

Work-family conflict. Ook was er hierbij geen verschil gevonden tussen mannen en vrouwen.

(21)

conditie 1. De respondenten werden random in een conditie ingedeeld. In beide condities zaten in eerste instantie ook evenveel respondenten, maar omdat er handmatig respondenten uitgehaald waren, was het niet meer gelijk verdeeld. Zo werden er deelnemers uitgehaald die geen situatie konden bedenken waarbij zich een WFC of FWC had voorgedaan of de situatie was te vaag of te bondig uitgelegd. Voor vervolgonderzoek zou hier rekening mee gehouden kunnen worden door nog meer te benadrukken dat er uitgebreid geantwoord moet worden en dat als zij hier geen situatie beschrijven, hun vragenlijst ook niet meegenomen kan worden in het onderzoek. Ook zou er preciezer uitgevraagd kunnen worden naar de situatie door

bijvoorbeeld eerst naar de situatie te vragen, dan naar de emotie, dan de gevolgen, waardoor de deelnemers wel alles moeten beantwoorden. Het verschil was niet heel groot en was te overzien. In conditie 1 zaten 96 respondenten en in conditie 2 116 mensen. Wel was het verschil heel groot tussen het aantal mannen en vrouwen die de vragenlijst ingevuld hadden. Aan het onderzoek deden 164 vrouwen mee en 48 mannen. Er is wel een standaardisatiecheck gedaan om te onderzoeken of de verhouding tussen mannen en vrouwen van elkaar

verschilde. Dit was niet het geval. Voor vervolgonderzoek zou er wel gekeken kunnen worden hoe de verhouding tussen mannen en vrouwen die aan het onderzoek meedoen meer gelijk kan worden.

Een andere beperking van het onderzoek was de operationalisatie van het daadwerkelijke gedrag. Wat mannen en vrouwen echt voorrang gaven, hun werk of de kinderen, werd nu gemeten door de vraag of zij een top acht wilden maken van

cadeaubonnen. Vier waren er hierbij werkgerelateerd en vier kindgerelateerd. De deelnemers kregen te horen dat zij als dank voor het meedoen kans maakten op 1 van de twee

cadeaubonnen en of zij een top acht wilden maken van hun favorieten. Bij elke webshop stond in een klein stukje beschreven wat de webshop precies inhield. Als iemand een

(22)

altijd zijn of haar werk boven de kinderen plaatst. Het zou ook het geval kunnen zijn dat diegene toevallig iets voor werk nodig had en dat de cadeaubon hiervoor handig was. Als iemand een kindgerelateerde cadeaubon op nummer 1 had staan, zou dat ook kunnen

betekenen dat een kind bijna jarig en de cadeaubon hiervoor handig uitkwam. In een conflict tussen werk en de kinderen kan er dan alsnog voor het werk gekozen worden. Het is moeilijk om gedrag te meten met een vragenlijst, dan zou er geobserveerd moeten worden of dit meer uitgevraagd moeten worden in een interview. Hier zou veel tijd in gaan zitten en die was er niet voor dit onderzoek door de vele deelnemers die nodig waren. In vervolgonderzoek zouden er wel mensen geïnterviewd of geobserveerd kunnen worden om er zo achter te komen welk gedrag mannen en vrouwen daadwerkelijk laten zien.

Uit dit huidige onderzoek is gebleken dat er geen Intention behavior gap bestaat bij het voorrang geven van het werk of de kinderen bij een Work-familie conflict. Zowel mannen als vrouwen hebben de intentie om hun kinderen voorrang te geven op het werk en laten dit gedrag ook zien. Mannen en vrouwen verschillen hierin ook niet van elkaar. In

vervolgonderzoek zou er gekeken kunnen worden of de sociale norm en de stereotyperingen mee veranderd zijn met de verschuiving van de rolverdeling tussen mannen en vrouwen en of de bevindingen van dit onderzoek daarmee verklaard zouden kunnen worden.

(23)

Literatuurlijst

de Bel, S. (2010). Samen uit, samen thuis. Utrecht: Kosmos Uitgevers.

Benetti-McQuoid, J., & Bursik, K. (2005). Individual differences in experiences of and responses to guilt and shame: Examining the lenses of gender and gender role. Sex

roles, 53(1), 133-142.

Connell, A. M., & Goodman, S. H. (2002). The association between psychopathology in fathers versus mothers and children's internalizing and externalizing behavior problem a meta-analysis. Psychological Bulletin, 128, 746–773.

Dilworth, J. E. L. (2004). Predictors of negative spillover from family to work. Journal of

Family Issues, 25(2), 241-261.

Festinger, L., & Carlsmith, J. M. (1959). Cognitive consequences of forced compliance. Journal of Abnormal and Social Psychology, 58, 203–210

Godin, G., Conner, M., & Sheeran, P. (2005). Bridging the intention–behaviour gap: The role of moral norm. British journal of social psychology, 44(4), 497-512.

Haines, E. L., Deaux, K., & Lofaro, N. (2016). The times they are a-changing… or are they not? A comparison of gender stereotypes, 1983–2014. Psychology of Women Quarterly. doi:10.1007/BF02766650

(24)

Hodges, A. J., & Park, B. (2013). Oppositional identities: dissimilarities in how women and men experience parent versus professional roles. Journal of personality and social

psychology, 105(2), 193.

LeMasters, E. E., & DeFrain, J. D. (1989). Parents in contemporary America: A sympathetic

view. Wadsworth Publishing Company.

Mennino, S. F., Rubin, B. A., & Brayfield, A. (2005). Home-to-job and job-to-home spillover: The impact of company policies and workplace culture. The Sociological

Quarterly, 46(1), 107-135.

Park, B., Banchefsky, S., & Reynolds, E. B. (2015). Psychological essentialism, gender, and parenthood: Physical transformation leads to heightened essentialist conceptions. Journal

of personality and social psychology, 109(6), 949.

Park, B., Smith, J. A., & Correll, J. (2010). The persistence of implicit behavioral associations for moms and dads. Journal of Experimental Social Psychology, 46(5), 809-815.

Pleck, J. H., & Masciadrelli, B. P. (2004). Paternal Involvement by US Residential Fathers:

Levels, Sources, and Consequences. The role of the father in child development (4th ed., pp. 222-271). New York: Wiley.

Russo, N. F. (1979). Overview: Sex roles, fertility and the motherhood mandate. Psychology

(25)

Silverstein, L. B. (1991). Transforming the debate about child care and maternal employment. American Psychologist, 46(10), 1025.

Stangor, C. (2016). Social Group in Action and Interaction (2nd edition). New York: Psychology Press.

(26)

Reflectieverslag

Ik vond het schrijven van de bachelorthese erg lastig. Ik zat vaak met mijn handen in het haar, omdat ik vastliep en ben hierdoor zelfs een keer overnieuw begonnen. Vooral het schrijven van de inleiding vond ik erg lastig. Ik viel vaak in de herhaling en schrijf erg langdradig. Dit heb ik ook vaak bij andere vakken als feedback gehad. Ik heb nu geprobeerd om zo beknopt mogelijk te schrijven, maar blijf het lastig vinden. Ook het SPSS gedeelte vond ik erg lastig. Ik heb af en toe om hulp moeten vragen. SPO had ik dit jaar ook niet gehaald. Ik heb hierdoor vaak bij medestudenten om hulp gevraagd met mijn analyses en bij de methodologiewinkel geweest. Ik vind het onderwerp wel heel interessant. Ik heb er veel van geleerd en ben

erachter gekomen dat ik nog meer onderzoek wil doen naar stereotyperingen, genderrollen en verschillen tussen mannen en vrouwen. Dit was een van de redenen waarom ik sociale

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The aim of this qualitative study is, therefore, to explore the patient perspective of perceived symptoms, causes, consequences and coping strategies to deal with fatigue in a

Mijn eigen observatie van de afwezigheid van de kerk wordt ondersteund door Keersmaekers (1981: 37), die beweert dat De Belleforests Histoires Tragiques (en dus ook

We also examined whether the association between childhood adversity and later cardiometabolic health was mediated by adverse health behaviors, psychological distress, mood

Despite promising short-term effects on body weight and QoL, we were unable to detect effects of a lifestyle intervention on levels of perceived stress, mood

Data obtained under unstable conditions exhibit clear self-similar scaling and our analysis reveals a strong sensitivity of the statistical aspect ratio of coherent structures

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Er werd verondersteld dat geur een positievere invloed zou hebben op percepties en gedrag van consumenten, waarbij effecten sterker zouden zijn voor vrouwen en dat de effecten

Het publiek mag niet weten dat journalisten eigenlijk gewone mensen zijn, omdat gewone mensen hun baan willen behouden of zelfs carrière willen maken en gewone mensen elkaar