• No results found

Het alcoholslotprogramma: blazen in bestuur of straf?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het alcoholslotprogramma: blazen in bestuur of straf?"

Copied!
56
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Masterscriptie

Het alcoholslotprogramma

Blazen in bestuur of straf?

Anka Kartal/Knol #10007628 publiekrecht: strafrecht aantal EC: 12 begeleider: dr. mr. A. van Verseveld juli 2015

(2)

Voorwoord

Deze scriptie is geschreven in het kader van de master publiekrecht: strafrecht aan de Universiteit van Amsterdam.

Bij de opzet en het schrijven van dit onderzoek ben ik begeleid door dr. mr. Annemieke van Verseveld. Hiervoor wil ik haar bedanken. Ook zou ik graag Iris Nusselder en mijn vader Jan Knol willen bedanken. Zij zijn degene die het voor mij mogelijk hebben gemaakt om de studie te volgen die ik altijd al had willen doen. Tot slot wil ik mijn moeder, broers, zus en vrienden bedanken die de afgelopen jaren achter me hebben gestaan. Ik heb vier mooie studiejaren gehad aan de Universiteit van Amsterdam en die komen nu ten einde!

(3)

Inhoudsopgave

1.  INLEIDING  ...  3   1.1  BEGRIPPEN  ...  5   1.1.1  Rijbewijzen  ...  5   1.1.2.  Alcoholgehalte  ...  6   1.1.3.  Maatregelen  CBR  ...  7   2.  HET  ALCOHOLSLOT  ...  8  

2.1  MOTIEVEN  EN  OVERWEGINGEN  ...  8  

2.1.1.  Samenloop  met  het  strafrecht  ...  11  

2.1.1.1.  Het  una-­‐via  beginsel  ...  13  

2.2  DE  WETTELIJKE  REGELING  IN  NEDERLAND  ...  14  

2.2.1.  Vorderingsprocedure  ex.  artikel  130  WVW  1994  ...  14  

2.2.1.  Alcoholslotprogramma  ...  18  

2.2.3.  Bezwaar  en  beroep  ...  21  

2.3  DE  PRAKTIJK  ...  22  

2.3.1.  Samenloop  met  het  strafrecht  ...  25  

3.  EEN  EERLIJK  PROCES  ...  28  

3.1  ‘CRIMINAL  CHARGE’  ...  28  

3.2  RECHT  OP  EEN  ONAFHANKELIJKE  EN  ONPARTIJDIGE  RECHTER  ...  29  

3.3  OPENBARE  BEHANDELING  EN  UITSPRAAK  ...  30  

3.4  ONSCHULDPRESUMPTIE  ...  31  

3.5  REDELIJKE  TERMIJN  ...  32  

3.6  NE  BIS  IN  IDEM  ...  32  

3.7  Tussentijdse  conclusie  ...  33  

4.  RECENTE  RECHTSPRAAK  ...  34  

4.1  GERECHTSHOF  DEN  HAAG  ...  34  

4.2  CONCLUSIE  MR.  HARTEVELD  ...  35  

4.3  HOGE  RAAD  ...  37  

4.4  AFDELING  BESTUURSRECHTSPRAAK  VAN  DE  RAAD  VAN  STATE  ...  38  

4.5  Tussentijdse  conclusie  ...  39  

5.  HET  ASP  EEN  ‘CRIMINAL  CHARGE’?  ...  40  

5.1  STRAFRECHT  VERSUS  BESTUURSRECHT  ...  43  

5.1.1.  Tussentijdse  conclusie  ...  45  

5.2  RECHT  OP  EEN  ONAFHANKELIJKE  EN  ONPARTIJDIGE  RECHTER  ...  46  

5.3  OPENBARE  BEHANDELING  EN  UITSPRAAK  ...  46  

5.4  ONSCHULDPRESUMPTIE  ...  47  

5.5  REDELIJKE  TERMIJN  ...  47  

5.6  NE  BIS  IN  IDEM  ...  48  

5.7  Tussentijdse  conclusie  ...  50  

(4)

1. Inleiding

Op 3 maart jongsleden heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan met betrekking tot de

ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie (hierna: OM) in zaken waarin door het Centraal Bureau voor de Rijvaardigheid (hierna: CBR) een alcoholslotprogramma (hierna: ASP) is opgelegd.1 Het gerechtshof Den Haag had het OM niet-ontvankelijk verklaard2 en tegen die uitspraak had het OM cassatieberoep ingesteld. Advocaat-Generaal (hierna: A-G) mr. Harteveld had geconcludeerd tot verwerping van het beroep. 3 Het opleggen van het ASP of de ongeldigverklaring van het rijbewijs voor de duur van vijf jaar blokkeert een latere strafvervolging ter zake van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994). Naar het oordeel van de Hoge Raad is het ne bis in idem beginsel zoals neergelegd in artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) niet van toepassing omdat er geen sprake is van meerdere onherroepelijke beslissingen van de strafrechter. Ook is het internationale kader omtrent het beginsel niet van toepassing. Maar tegen die achtergrond is het wel degelijk in strijd met de beginselen van een goede procesorde wanneer een verdachte door de strafrechter wordt veroordeeld ter zake van hetzelfde feit waarvoor hij reeds door het CBR een ASP opgelegd had gekregen.4

Aansluitend hierop heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) uitspraak gedaan over het ASP en de verbindendheid van de wettelijke

regelgeving.5 De hoogste bestuursrechter verklaarde artikel 17 van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 onverbindend omdat de minister de ingrijpende gevolgen van het ASP onvoldoende had afgewogen.

Kortom, personen die een ASP opgelegd hebben gekregen komen niet meer voor de strafrechter en tegelijkertijd is het alcoholslot voorlopig van de baan. Maar hiermee is het laatste woord nog niet gezegd. Het ligt in de lijn der verwachtingen dat de minister zal komen met een herziening van de regelgeving. De Afdeling refereert hier ook aan in zijn uitspraak. Het is de vraag hoe deze herziening moet worden vormgegeven. Moet een regeling als het ASP namelijk wel in het bestuursrecht worden ondergebracht?

                                                                                                                         

1  Hoge  Raad  3  maart  2015,  ECLI:NL:HR:2015:434.  

2  Gerechtshof  Den  Haag  22  september  2014,  ECLI:NL:GHDHA:2014:3017.   3  Parket  bij  de  Hoge  Raad  20  januari  2015,  ECLI:NL:PHR:2015:8.  

4  Hoge  Raad  3  maart  2015,  ECLI:NL:HR:2015:434,  R.O.  4.3.3.  –  4.3.4.  

5  Afdeling  bestuursrechtspraak  doet  op  4  maart  uitspraak  over  het  alcoholslotprogramma,  

raadvanstate.nl,  23  februari  2015.  http://www.raadvanstate.nl/pers/persberichten/tekst-­‐ persbericht.html?id=709&summary_only=&category_id=8    

(5)

Inhoudelijk waren er behoorlijk wat bezwaren tegen het ASP. Zo werd er gesteld dat de rechter nauwelijks rechtsbescherming kan bieden en de gang naar de rechter daarom weinig zin heeft.6 Daarnaast was er ook een juridisch kritiekpunt. Het alcoholslot zou in alle gevallen een punitieve sanctie zijn en daarom niet in het bestuursrecht thuishoren.7 Ook wordt er gerefereerd aan het una-via beginsel dat het opleggen van een bestuurlijke boete verbiedt in de gevallen waarin wegens dezelfde gedraging al een strafrechtelijke vervolging is ingesteld of een strafbeschikking is uitgevaardigd.8

In een brief van 1 april schrijft de Minister van Infrastructuur en Milieu aan de voorzitter van de Tweede Kamer over de gevolgen van de uitspraken van de Hoge Raad en de Afdeling met betrekking tot het ASP. In de gevallen waarin het CBR nog niet besloten heeft tot oplegging van het ASP zal een andere maatregel worden opgelegd.9 Dit geldt ook voor de nieuwe gevallen die binnenkomen naar aanleiding van de vorderingsprocedure. Hier zal de EMA (Educatieve Maatregel Alcohol en Verkeer) cursus worden opgelegd of een

geschiktheidsonderzoek.10 In de gevallen waarin al een ASP was opgelegd maar dit besluit

nog niet onherroepelijk was, zal het besluit worden teruggedraaid en zullen de kosten voor de betrokkene worden vergoed.11 Vanzelfsprekend zal het OM geen zaken meer voor de rechter brengen waarin het ASP is opgelegd.12

In dit onderzoek zal worden gekeken of een maatregel als het ASP wel thuishoort in het bestuursrecht of dat de maatregel van dien aard is dat deze beter toepassing kan vinden in het strafrecht. De wettelijke regeling die in Nederland toepassing heeft gevonden zal het

uitgangspunt vormen. Allereerst zal deze regelgeving uiteen worden gezet alsmede de normatieve toetsingskaders van het onderzoek. Dit zijn artikel 6 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) en de genoemde recente nationale rechtspraak. Vervolgens zal worden bekeken of het ASP moet worden aangemerkt als een strafrechtelijke vervolging in de zin van artikel 6 EVRM. Indien dat het geval is zullen alle rechten en

                                                                                                                         

6  H.J.B.  Sackers,  ‘Fuzzy  law’  rondom  het  alcoholslot,  Tijdschrift  voor  de  rechterlijke  macht  2014/6,  p.  188.     7Nico  de  Vries,  Annemiek  van  Spanje  en  Bert  Kabel,  Straffen  horen  in  het  stafrecht  thuis,  NJB  2014,  675.   8  Artikel  5:4  Algemene  wet  bestuursrecht,  wet  van  4  juni  1992,  houdende  algemene  regels  van  

bestuursrecht,  Stb.  1992,  315,  zoals  laatstelijk  gewijzigd  op  18  december  2014,  Stb.  2014,  21.  

9  Brief  Minister  van  Infrastructuur  en  Milieu  aan  de  voorzitter  van  de  Tweede  Kamer  der  Staten-­‐Generaal,  

1  april  2015,  p.  2.  

10  Brief  Minister  van  Infrastructuur  en  Milieu,  p.  3.     11  Brief  Minister  van  Infrastructuur  en  Milieu,  p.  3.     12  Brief  Minister  van  Infrastructuur  en  Milieu,  p.  3.  

(6)

waarborgen van artikel 6 EVRM toepassing vinden op de maatregel. De maatregel zal dan ook worden getoetst aan deze rechten en waarborgen. Hierna zal het ASP worden bezien vanuit de recente rechtspraak.

Tot slot zal de conclusie volgen: is het alcoholslotprogramma een maatregel die toepassing dient te vinden in het bestuursrecht, of zou deze beter kunnen worden ondergebracht binnen het strafrecht?

1.1 Begrippen

Omdat het onderzoek zich richt op een specifiek gebied is het voor een goed begrip noodzakelijk om allereerst wat algemeenheden met betrekking tot het onderwerp uiteen te zetten.

1.1.1 Rijbewijzen

In de WVW 1994 wordt onderscheid gemaakt tussen bestuurders en beginnend bestuurders. Een beginnend bestuurder is degene die zijn rijbewijs na 30 maart 2002 heeft gehaald en waarbij er nog geen vijf jaren zijn verstreken na het behalen van het rijbewijs. Deze grens ligt op zeven jaar indien de persoon zijn rijbewijs heeft gehaald onder de leeftijd van 18.13 Indien er vijf respectievelijk zeven jaar zijn verstreken valt men onder de categorie ervaren

bestuurders. Er bestaan de volgende rijbewijs categorieën: rijbewijs A - motor;

rijbewijs AM - bromfiets, snorfiets en brommobiel; rijbewijs B - personenauto;

rijbewijs BE - personenauto met aanhangwagen; rijbewijs C - vrachtwagen;

rijbewijs CE - vrachtwagen met aanhanger; rijbewijs C1 – ‘lichte’ vrachtwagen;

rijbewijs C1E - vrachtwagen met aanhangwagen;

rijbewijs D - bus voor personenvervoer van meer dan 8 personen; rijbewijs DE - bus met aanhanger;

rijbewijs D1 – ‘kleine’ bus;

                                                                                                                         

13  Artikel  8,  derde  lid  van  de  Wegenverkeerswet  1994,  wet  van  21  april  1994,  houdende  vervanging  van  

(7)

rijbewijs D1E - bus met aanhangwagen.14

1.1.2. Alcoholgehalte

Ingevolge artikel 8 WVW 1994 is het verboden om onder invloed van alcohol een

motorrijtuig te besturen. In Nederland is het rijden met een glaasje op niet volledig strafbaar gesteld, maar is er een grens aangegeven waaronder dit is toegestaan.

Om te weten hoeveel iemand gedronken heeft wordt er gewerkt met een alcoholgehalte in iemand zijn uitgeademde lucht of met een alcoholpromillage. Doorgaans wordt er gewerkt met het alcoholgehalte per liter uitgeademde lucht wat afgekort ook wel het aantal Ughl/l (Uggel) wordt genoemd. Dit resultaat wordt verkregen met de ademanalyse. Deze analyse wordt afgelegd op het politiebureau maar bij grootschalige alcoholcontroles soms ook ter plaatse. De eerste test kennen de meesten mensen wel. Die legt men doorgaans af door het raam van de auto wanneer de politie bij een controle vraagt om te blazen. Zodra deze een indicatie van (teveel) alcohol aangeeft zal je een bevel krijgen tot medewerking aan een ademanalyse.15 Het weigeren hiervan levert overigens een strafbaar feit op waar een forse straf op staat.16

Wanneer het aannemelijk is dat het vanwege gezondheid of andere geneeskundige redenen niet wenselijk of mogelijk is dat iemand de test aflegt, vervalt de verplichting.17 In dat geval zal er een bloedonderzoek plaatsvinden en wordt het resultaat weergegeven in promille: het aantal milligram alcohol per milliliter bloed (‰).18

Volgens het tweede lid van artikel 8 WVW 1994 mag een ervaren bestuurder maximaal 220 Ughl/l dan wel 0,5‰ drinken.19 Dit komt overeen met ongeveer twee glazen alcohol.

Volgens het derde lid is deze grens voor een beginnend bestuurder 88 Ughl/l dan wel 0,2‰.20 Dit komt ongeveer overeen met bijna één alcoholische consumptie.

                                                                                                                         

14  Welke  rijbewijs  categorieën  zijn  er?,  rijksoverheid.nl.    

http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/rijbewijs/vraag-­‐en-­‐antwoord/welke-­‐rijbewijscategorieen-­‐ zijn-­‐er.html,  geraadpleegd  op  24  april  2015.    

15  Artikel  163,  eerste  lid  WVW  1994.  

16  Artikel  163,  tweede  lid  WVW  1994.  Volgens  de  oriëntatiepunten  van  de  rechtbank  wordt  hier  opgelegd  

een  geldboete  van  1000  euro  en  een  ontzegging  tot  de  bevoegdheid  tot  het  besturen  van  motorrijtuigen   voor  de  duur  van  negen  maanden.  Landelijk  overleg  van  voorzitters  van  de  strafsectoren  van  de   gerechtshoven  en  de  rechtbanken,  Oriëntatiepunten  voor  straftoemeting  en  LOVS-­‐afspraken,  de   Rechtspraak  april  2015,  p.  11.  

17  Artikel  163,  derde  lid  WVW  1994.  

18  Artikel  163,  vierde  en  zesde  lid  WVW  1994.   19  Artikel  8,  tweede  lid  WVW  1994.  

(8)

Gemiddeld genomen heeft de lever voor de afbraak van één glas alcohol 1,5 uur nodig.21 Dit is een grove schatting, omdat het ook afhankelijk is van je lichaamsgewicht, of en hoeveel je hebt gegeten en de frequentie van het gebruik.22 Hieronder volgt ter verduidelijking een tabel die het aantal Ughl/l uitdrukt in promille.

23

1.1.3. Maatregelen CBR

Naast het alcoholslot beschikt het CBR over drie andere maatregelen, te weten de al eerder genoemde EMA cursus, de Educatieve Maatregel Gedrag en Verkeer (EMG) en het

geschiktheidsonderzoek.

De EMA cursus leert mensen de risico’s van alcohol in het verkeer terwijl ervaringen kunnen worden uitgewisseld.24 Deze cursus bestaat ook in een korte variant: de lichte EMA.

Het onderzoek naar de rijgeschiktheid kent vier varianten: een onderzoek naar alcoholgebruik, drugsgebruik, rijvaardigheid of een medisch onderzoek.25 Afhankelijk van het type onderzoek neemt een psychiater, een onafhankelijk specialist of een rijvaardigheidsinstructeur van het CBR het onderzoek af.

                                                                                                                         

21  Hoe  wordt  alcohol  door  het  lichaam  afgebroken?,  jellinek.nl.  http://www.jellinek.nl/vraag-­‐ antwoord/hoe-­‐wordt-­‐alcohol-­‐door-­‐het-­‐lichaam-­‐afgebroken/,  geraadpleegd  op  7  mei  2015.  

22  Jellinek.nl,  geraadpleegd  op  7  mei  2015.  

23  http://www.jellinek.nl/informatie-­‐over-­‐alcohol-­‐drugs/alcohol/alcoholcalculator/,  geraadpleegd  op  7  

mei  2015.  

24  http://www.cbr.nl/11325.pp,  geraadpleegd  op  7  mei  2015.   25  http://www.cbr.nl/11456.pp,  geraadpleegd  op  7  mei  2015.  

(9)

2. Het alcoholslot

Het alcoholslot wordt in een personenauto gebouwd en fungeert als startonderbreker. De bestuurder moet blazen voordat de auto kan worden gestart. Het slot meet de hoeveelheid alcohol in de uitgeademde lucht en de auto zal niet starten wanneer er teveel alcohol wordt gemeten. De grens ligt hierbij op 88 Ughl/l wat gelijk staat aan 0,2‰. Nadat de auto is gestart zal het apparaat op een aantal willekeurige momenten tijdens de rit vragen om een hertest.26

2.1 Motieven en overwegingen

Volgens de Memorie van Toelichting (hierna: MvT) vloeit het wetsvoorstel voort uit de wens en noodzaak om het aantal verkeersslachtoffers als gevolg van het rijden onder invloed van alcohol terug te dringen.27 Het OM vraagt aandacht voor de consequenties van de samenloop

tussen het ASP en het strafrecht.28 Daarnaast wijst het erop dat de spelregels van het ASP nog

nadere uitwerking behoeven en dat het van belang is dat de betrokken deelnemer adequate informatie krijgt.29

De Nederlandse Vereniging voor de Rechtspraak (NVvR) vraagt aandacht voor de gevolgen voor beroepschauffeurs, de kosten voor de deelnemer en tot slot de effecten voor de

rechtspleging.30

Eén van de aanleidingen voor de verdere aanpak van alcohol in het verkeer is de reductie van het aantal verkeersdoden.31 Voor een groot deel bestaat dit aantal uit alcohol gerelateerde verkeersslachtoffers en daarom zullen specifieke maatregelen nodig zijn. Er zal om die reden vooral worden ingezet op de zware overtreder.32 Volgens de Minister van Verkeer en

Waterstaat zijn nieuwe maatregelen noodzakelijk in aanvulling op de huidige, en één daarvan moet het alcoholslot zijn.33 Het doel van het programma is de deelnemer te leren een

scheiding aan te brengen tussen het gebruik van alcohol en het besturen van een

motorrijtuig.34 In de laatste jaren zou veel ervaring zijn opgedaan met het alcoholslot waarbij de resultaten positief waren.35 Bestuurders die hebben deelgenomen aan het programma zouden veel minder vaak in herhaling vallen dan bestuurders die een onvoorwaardelijke

                                                                                                                         

26  CBR,    Brochure:  Informatie  over  het  alcoholslotprogramma,  april  2014,  p.  5.   27  Memorie  van  Toelichting,  Kamerstukken  II  2008-­‐2009,  31  896  nr.  3,  p.  1.   28  MvT,  p.  2  &  3.   29  MvT,  p.  3.   30  MvT,  p.  3.   31  MvT,  p.  7.   32  MvT,  p.  7.     33  MvT,  p.  8.   34  MvT,  p.  8.   35  MvT,  p.  8.  

(10)

ontzegging tot het besturen van motorrijtuigen hebben gekregen of de ongeldigverklaring van het rijbewijs. Dit blijkt uit evaluatie-onderzoeken in onder meer de Verenigde Staten, Zweden en Canada.36 Voor het bereiken van deze resultaten moet er volgens het onderzoek bij de uitvoering van het programma wel worden voldaan aan bepaalde voorwaarden. Twee daarvan zijn in dit kader relevant. Allereerst dient het opleggen van de verplichte deelname plaats te vinden binnen het bestuursrecht.37 De vraag is waarom de onderbrenging van de maatregel binnen het bestuursrecht de doelstelling van het programma zou bevorderen. Hierover wordt in de Memorie geen uitleg gegeven. Daarnaast moet er sprake zijn van een flexibel

programma, waarin bijvoorbeeld de duur kan worden afgestemd op de specifieke deelnemer.38

Er wordt in de Memorie opgemerkt dat de betrokkene ook via het strafrecht vrijwel altijd te maken zal krijgen met een rijontzegging of de ongeldigverklaring van het rijbewijs.39 Voor de deelname aan het ASP is echter een geldig rijbewijs vereist. Om die reden kan de betrokkene pas beginnen met het programma indien de rijontzegging of de ongeldigheid aan zijn einde zijn gekomen. De Minister was zich dus in ieder geval bewust van de samenloop tussen het strafrecht en bestuursrecht.

De Minister merkt op dat hoewel het technisch mogelijk is om een alcoholslot in te bouwen in motorrijtuigen van de categorieën, A, B, C, C1, D en D1, er toch voor is gekozen om het ASP te beperken tot de categorie B. Allereerst is de regelgeving op dat gebied minder complex terwijl er eerst ervaring op kan worden gedaan met het voor Nederland nieuwe instrument.40 Bovendien zou het gemakkelijker zijn om plaatsen te vinden voor de werkzaamheden rond het alcoholslot. Tot slot stelt de Minister zich voor dat de inbouw van een alcoholslot in een vrachtwagen (met gevaarlijke stoffen) of een bus (met kinderen) zou kunnen stuiten op onbegrip.41 Van deze bestuurders mag een bijzonder verantwoordelijkheidsgevoel worden verwacht. Het is algemeen bekend dat verkeersdelicten gevolgen kunnen hebben voor het werk indien daarvoor een rijbewijs noodzakelijk is. Het behoort tot de risicosfeer van de betrokken bestuurder zelf.42 Bij de oplegging van het programma zal het CBR de betrokkene

                                                                                                                          36  MvT,  p.  9.   37  MvT,  p.  9.   38  MvT,  p.  9.   39  MvT,  p.  10.   40  MvT,  p.  17.   41  MvT,  p.  17.   42  MvT,  p.  17.  

(11)

informeren over de consequenties van een opgelegde rijontzegging of samenloop met een ongeldigverklaring.43

In welke personenauto het alcoholslot wordt ingebouwd wordt overgelaten aan de deelnemer zelf.44 Dit is dus ook mogelijk bij een auto waarvan het kenteken niet op naam van de

deelnemer staat. De deelnemer moet dit zelf regelen. Daarnaast is het mogelijk dat een ander dan de deelnemer de auto gebruikt. Deze persoon zal dan, om de auto te kunnen gebruiken, moeten blazen in het alcoholslot. De resultaten hiervan zijn volledig voor rekening van de deelnemer.45

Wat betreft de duur van het ASP wordt er opgemerkt dat bij een langere duur de kansen groter zijn op duurzame gedragseffecten.46 Volgens de Memorie is de optimale duur afhankelijk van de vraag hoe snel de betrokkene geleerd heeft dat alcohol en verkeer niet samen gaan wat impliceert dat er gekozen zou moeten worden voor een flexibele duur.47 Toch is er gekozen voor de aanvankelijke keuze van twee jaar. De reden voor de afweging is niet in de Memorie vermeld. Wel is rekening gehouden met personen die de scheiding tussen alcohol en verkeer na twee jaar nog niet kunnen maken: voor hen kan de maatregel onbeperkt worden verlengd met telkens een periode van een half jaar.48

Verlenging mogelijk maken in het geval van ziekte van de deelnemer is afgewezen omdat het volgens de Minister niet altijd goed vast te stellen is wanneer van zo’n geval sprake is.49 Verblijf in het buitenland of emigratie laten de verplichtingen van bijvoorbeeld het uitlezen onverlet.50 De deelnemer zal dus alsnog het voertuig in de afgesproken periodes moeten laten uitlezen in Nederland.

Het ASP zal worden vergezeld van een begeleidingsprogramma. Dit zou bijdragen aan het verder terugdringen van recidive.51 Het begeleidingsprogramma zal worden gekoppeld aan de uitgelezen data van het alcoholslot. Op deze manier zou het programma flexibel genoeg zijn om alle bestuurders die voor het programma in aanmerking komen op een adequate wijze te begeleiden.52 Er is echter geen sprake van een behandelingsprogramma voor bijvoorbeeld alcoholverslaafden. Het primaire doel is om de betrokkene bewust te maken van de risico’s

                                                                                                                          43  MvT,  p.  19.   44  MvT,  p.  20.   45  MvT,  p.  21.   46  MvT,  p.  22.   47  MvT,  p.  22.   48  MvT,  p.  23.   49  MvT,  p.  24.   50  MvT,  p.  24.   51  MvT,  p.  27.   52  MvT,  p.  27.  

(12)

van het rijden onder invloed en een scheiding aan te brengen in het gebruik van alcohol en het deelnemen aan het verkeer.53 Het ASP is hiervoor een passend middel waardoor het niet nodig zou zijn om een behandeling in het kader van de verslavingszorg onderdeel te maken van het programma. Het CBR kan bij zijn begeleiding de deelnemer wel adviseren om zich aan te melden bij de verslavingszorg.

De deelnemer zal het alcoholslot periodiek moeten laten uitlezen. De uitleesfrequentie kan variëren afhankelijk van de voorgaande uitslagen. Indien de deelnemer het goed doet zal hij zijn alcoholslot minder vaak hoeven te laten uitlezen. Op deze manier wordt de deelnemer gemotiveerd omdat het vaker uitlezen gepaard gaat met tijd en reiskosten.54

Alle kosten die gemoeid gaan met het programma zullen worden gedragen door de deelnemer. Ten tijde van het wetsvoorstel waren de verwachte kosten per jaar tussen de 1300 en 2000 euro.55 De kosten van het alcoholslot zelf waren nog niet bekend omdat dit wordt overgelaten aan de markt.56 Tot slot hangen de kosten ook af van het aantal deelnemers. Naar verwachting zullen de kosten per leverancier en installateur van het alcoholslot verschillen. Zij bepalen de kosten voor de huur of koop van het slot, de inbouw, het uitlezen en de verwijdering van het slot.57

2.1.1. Samenloop met het strafrecht

De Memorie geeft aan dat samenloop mogelijk is bij de gevallen die aanleiding geven tot een strafrechtelijke vervolging en die tegelijkertijd een ‘vermoeden’ opleveren als in de zin van artikel 130 WVW 1994.58 Dit laatste vermoeden is een reden voor CBR om het alcoholslot op

te leggen. Die samenloop zou beperkt zijn tot de strafrechtelijke ontzegging van de

bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen en het ASP. De doelgroep voor het ASP is immers de doelgroep die ook binnen het strafrecht in aanmerking zal komen voor een ontzegging voor de duur van vier tot negen maanden.59

Er is bewust gekozen om beide procedures gelijk te laten lopen. Hierdoor wordt recht gedaan aan het uitgangspunt dat beide procedures naast elkaar kunnen bestaan omdat ze verschillende doelen dienen.60 Afhankelijk van het promillage zal de officier een strafbeschikking

                                                                                                                          53  MvT,  p.  27.   54  MvT,  p.  29.   55  MvT,  p.  29.   56  MvT,  p.  31.   57  MvT,  p.  31.   58  MvT,  p.  31.     59  MvT,  p.  31.   60  MvT,  p.  32.  

(13)

uitvaardigen of de overtreder dagvaarden voor de politierechter.61 Zodra de periode van de rijontzegging is verlopen zendt de officier het rijbewijs naar het CBR. De betrokkene moet daar een nieuw rijbewijs aanvragen met de codering 103 zodat hij aan het ASP kan

beginnen.62

Twee mogelijke oplossingen voor de samenloop van het ASP met een ontzegging zijn bewust van de hand gewezen. De eerste hiervan betreft de mogelijkheid om de betrokkene alvast met het ASP te laten beginnen en zodra de rechter een rijontzegging heeft opgelegd, het

programma tijdelijk te schorsen.63 Op deze manier wordt voorkomen dat het programma door de ontzegging wordt beëindigd. Deze oplossing zou leiden tot extra lasten bij het CBR. Het CBR zou namelijk moeten worden geïnformeerd door het OM dat er een rijontzegging is opgelegd en tot wanneer deze duurt.64 Volgens de Minister is dit simpelweg informeren kennelijk een behoorlijke last.

Ten tweede is er ook niet voor gekozen om de strafvorderingsrichtlijnen zo aan te passen dat de verdachte die al een ASP opgelegd heeft gekregen enkel een voorwaardelijke rijontzegging krijgt.65 De Wet OM-afdoening maakt namelijk alleen een onvoorwaardelijke rijontzegging

mogelijk en daarnaast zou een voorwaardelijke rijontzegging, vanwege geringe

controlemogelijkheden, weinig tot geen effect hebben.66 Wel wordt nog opgemerkt dat het

voor de verdachte natuurlijk mogelijk is om, vanwege zijn persoonlijke omstandigheden, te pleiten voor een voorwaardelijke straf waar de rechter in mee zou kunnen gaan. Het is volgens de Memorie niet bekend of de invoering van het ASP bij rechters zal leiden tot aanpassing van de strafoplegging.67

De Minister geeft toe dat het vanuit het oogpunt van effectiviteit beter zou zijn als de betrokkene zo snel mogelijk met het programma begint. Dit is echter niet op korte termijn mogelijk en daarom is gekozen voor een groeimodel waarin Nederland ervaring op het kan doen met het programma.

Naast samenloop met een veroordeling van de politierechter kan ook samenloop optreden met de dwangmaatregelen in het kader van de handhaving van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften (Wahv). Op basis van deze wet worden veelal boetes

                                                                                                                          61  MvT,  p.  32.   62  MvT,  p.  32.   63  MvT,  p.  32.   64  MvT,  p.  32.   65  MvT,  p.  32.   66  MvT,  p.  32.   67  MvT,  p.  32.  

(14)

opgelegd en indien deze niet betaald worden kan de officier met bepaalde middelen de betrokkene proberen te dwingen tot betaling.68 De officier kan de betrokkene met

toestemming van de rechter maximaal een week lang gijzelen, zijn rijbewijs innemen voor de duur van maximaal vier weken of het voertuig buitengebruikstellen.69 Zolang deze

maatregelen van kracht zijn zal de betrokkene niet (meer) deel kunnen nemen aan het ASP. Omdat niet voorzien is in registratie van deze gegevens zal het CBR niet op de hoogte zijn van deze maatregelen.70 De Memorie geeft aan dat nog moet worden bezien of nadere voorzieningen moeten worden getroffen.

Tot slot kan nog samenloop optreden met maatregelen die de politie kan treffen in het kader van de WVW 1994. Bij bepaalde verkeersovertredingen kan de politie overgaan tot het meenemen van het voertuig voor maximaal 24 uur, de inbeslagneming van het voertuig of invordering van het kentekenbewijs.71 In al deze gevallen geldt dat het ASP gewoon zal doorlopen. Het kan zijn dat een deelnemer niet meer kan voldoen aan zijn uitleesplicht omdat zijn voertuig in beslag is genomen. Dit geldt weer als het niet meewerken aan het ASP op grond waarvan het rijbewijs ongeldig wordt verklaard omdat het programma wordt beëindigd.72

Erkent wordt dat, ondanks dat de maatregel in het kader van de vorderingsprocedure niet moet worden gezien als strafmaatregel maar als maatregel in het kader van de geschiktheid, deze wel wordt gebaseerd op mededelingen van de politie naar aanleiding van het rijden onder invloed.73 Indien er geen overtreding is begaan, zou immers nooit mededeling aan het CBR worden gedaan en kan er geen alcoholslot worden opgelegd.

2.1.1.1. Het una-via beginsel

Het una-via beginsel is in 2009 ingevoerd en verbiedt de oplegging van een bestuurlijke boete in de gevallen waarin wegens dezelfde gedraging al een strafrechtelijke vervolging is

ingesteld of een strafbeschikking is uitgevaardigd.74 De bestuurlijke boete is een punitieve sanctie binnen het bestuursrecht.75 Voor de invoering van het beginsel was een dergelijke

                                                                                                                          68  MvT,  p.  34.  

69  MvT,  p.  34.   70  MvT,  p.  34.   71  MvT,  p.  35.  

72  Artikel  132,  tweede  lid,  WVW  1994.   73  MvT,  p.  42.  

74  Artikel  5:44  Awb.  Zie  ook  artikel  243  lid  2  Sv  dat  de  oplegging  van  een  bestuurlijke  boete  gelijk  stelt  aan  

een  kennisgeving  van  niet  verdere  vervolging.  Dit  betekent  dat  pas  bij  nieuwe  bezwaren  of  via  een  artikel   12  procedure  er  alsnog  vervolgd  mag  worden,  zie  artikel  255  Sv.  

(15)

dubbele bestraffing gewoon mogelijk. Er is dus sprake van een gewijzigd inzicht met

betrekking tot de samenloop van sanctiemogelijkheden in het bestuursrecht en het strafrecht. De ratio achter de invoering was het voorkomen van het herhaald opleggen van een

bestuurlijke boete voor dezelfde overtreding maar ook het voorkomen dat iemand tweemaal in een sanctieprocedure wordt betrokken voor dezelfde overtreding.76 Met betrekking tot het ASP kan niet meteen worden gesproken van dezelfde overtreding nu de wetgever de mening is toegedaan dat de oplegging van de maatregel het gevolg is van een vermoeden van

ongeschiktheid en niet van het rijden onder invloed. Daarnaast zou het ASP een preventief doel dienen en geen bestraffend doel. In hoofdstuk 4 en 5 wordt hier nader op ingegaan en dan zal blijken of dit standpunt houdbaar is.

2.2 De wettelijke regeling in Nederland

Het ASP is bij formele wet neergelegd in de WVW 1994 en nader uitgewerkt in de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 en het Reglement Rijbewijzen.

Ingevolge artikel 4aa WVW 1994 is het CBR belast met het opleggen en uitvoeren van het ASP. De Dienst Wegverkeer houdt een register bij van de gegevens betreffende het ASP, het zogenoemde alcoholslotregister.77 Dit register bevat gegevens zoals het kenteken van de auto waarin het alcoholslot is ingebouwd, gegevens met betrekking tot de oplegging van het ASP, de betalingen en de periodieke uitlezingen.78 Maar ook persoonsgegevens zoals de volledige naam van de betrokkene, burgerlijke staat, geslacht en het Burgerservicenummer.79

Dit verzamelen en vastleggen heeft als doel de goede en adequate uitvoering van het ASP.80 De Dienst Wegverkeer is verantwoordelijk onder de Wet bescherming persoonsgegevens.81 2.2.1. Vorderingsprocedure ex. artikel 130 WVW 1994

Op grond van artikel 130 WVW 1994 kunnen de korpschef, de commandant, de officier van justitie (hierna: officier) en de directeur van het CBR een schriftelijke mededeling doen aan het CBR indien zij een vermoeden hebben dat de houder van een rijbewijs niet langer

                                                                                                                         

76  Memorie  van  Toelichting,  Kamerstukken  II,  2006-­‐2007,  31  124  nr.  3,  p.  34  &  35.     77  Artikel  129a  WVW  1994.  

78  Artikel  129c,  WVW  1994.  

79  Artikel132c  Reglement  rijbewijzen,  besluit  van  30  mei  1996,  houdende  uitvoering  van  de  

Wegenverkeerswet  1994.   80  Artikel  129a  lid  2,  WVW  1994.   81  Artikel  129b,  WVW  1994.  

(16)

beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid om een motorrijtuig te besturen.82 Dit vermoeden moet ten grondslag liggen aan feiten en omstandigheden die blijken uit eigen waarneming en gegevens afkomstig van de politie, de officier of door de politie nagetrokken gegevens uit andere bron.83 In bijlage 1 van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 is een lijst aan gedragingen

opgenomen die kunnen leiden tot een mededeling aan het CBR. Hieronder vallen gedragingen met betrekking tot de bediening van het motorrijtuig, de beheersing van het motorrijtuig, de bedrevenheid in het deelnemen aan het verkeer en meer in het algemeen het rijgedrag. Relevant voor dit onderzoek is het stuk over drogerende stoffen vermeld in hoofdstuk III. Er is sprake van feiten en omstandigheden die een redelijk vermoeden rechtvaardigen dat iemand niet meer beschikt over de rijvaardigheid indien:

-­‐ bij de persoon een adem- of bloedgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan of hoger dan 350 Ughl/l respectievelijk 0,8‰. Bij een beginnend bestuurder ligt de grens bij 220 Ughl/l respectievelijk 0,5‰;

-­‐ ten aanzien van een persoon in een periode van vijf jaar ten minste twee maal proces-verbaal is opgemaakt op verdenking van het rijden onder invloed waarbij in ieder geval één keer ook daadwerkelijk een te hoog alcoholgehalte is gemeten;

-­‐ een persoon weigert mee te werken aan de ademanalyse;

-­‐ uit een verklaring van een medische deskundige blijkt dat een persoon alcoholafhankelijk is;

-­‐ bij een deelnemer aan het ASP een alcoholgehalte is geconstateerd van 88 Ughl/l, respectievelijk 0,2‰, of die persoon heeft geweigerd mee te werken aan de ademanalyse;

-­‐ de deelnemer van het ASP

o een motorrijtuig heeft bestuurd waarin geen alcoholslot zit ingebouwd;

o een motorrijtuig heeft bestuurd waarvan het kenteken in het alcoholslotregister niet aan hem is gekoppeld en er sprake is van een niet functionerend

alcoholslot;

o een motorrijtuig heeft bestuurd terwijl een ander heeft geblazen.

                                                                                                                         

82  Artikel  130  WVW  1994  jo.  131  Reglement  rijbewijzen.  

83  Artikel  2  jo.  3  Regeling  maatregelen  rijvaardigheid  en  geschiktheid  2011,  regeling  van  de  

Minister  van  Infrastructuur  en  Milieu,  van  31  oktober  2011,  nr.  IENM/BSK-­‐IENM/BSK-­‐ 2011/145875,  houdende  vaststelling  van  de  Regeling  maatregelen  rijvaardigheid  en   geschiktheid  2011.  

(17)

In deze gevallen doen de daartoe bevoegde personen een mededeling aan het CBR. De mededeling moet ten minste binnen zes maanden na constatering van het feit worden gedaan.84 Op grond van artikel 131 WVW 1994 besluit het CBR tot:

a. het opleggen van een educatieve maatregel ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid;

b. oplegging van het ASP of

c. een onderzoek naar de rijvaardigheid of geschiktheid.

Het besluit wordt binnen vier weken na ontvangst van de mededeling genomen.85 De persoon is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de opgelegde maatregel.86 Indien de

medewerking wordt geweigerd besluit het CBR onverwijld tot ongeldigverklaring van het rijbewijs voor de duur van vijf jaar.87 Onder het niet meewerken valt ook het niet voldoen van alle kosten die met de maatregel gemoeid zijn. Het CBR bepaalt op welke categorieën van het rijbewijs deze ongeldigheid ziet.88 Zodra de ongeldigverklaring van kracht is (zeven dagen na bekendmaking van het besluit aan de betrokkene) dient de betrokkene zijn rijbewijs in te leveren bij het CBR.89

Het CBR besluit dat een betrokkene zich moet onderwerpen aan het ASP indien:

-­‐ een persoon heeft gereden met een alcoholgehalte tussen de 570 Ughl/l respectievelijk 1,3‰ en 785 Ughl/l respectievelijk 1,8‰;

-­‐ een persoon als beginnend bestuurder heeft gereden met een alcoholgehalte tussen de 435 Ughl/l respectievelijk 1,0‰ en 785 Ughl/l respectievelijk 1,8‰;

-­‐ een persoon geweigerd heeft mee te werken aan de ademanalyse;

-­‐ ten aanzien van een persoon in een periode van vijf jaar ten minste drie keer proces-verbaal is opgemaakt op verdenking van rijden onder invloed van alcohol, waarbij ten minste één maal daadwerkelijk een gehalte is gemeten van meer dan toegestaan; -­‐ de betrokkene niet in aanmerking komt voor een (lichte) cursus;

-­‐ het geschiktheidsonderzoek geen aanleiding gaf tot ongeldigverklaring van het

rijbewijs, tenzij dat geschiktheidsonderzoek was opgelegd omdat de betrokkene niet in aanmerking kwam voor de lichte EMA cursus.90

                                                                                                                         

84  Artikel  3  lid  3,  Regeling  maatregelen  rijvaardigheid  en  geschiktheid  2011.   85  Artikel  131  WVW  1994.  

86  Artikel  132  sub  b,  WVW  1994.   87  Artikel  132  lid  2,  WVW  1994.   88  Artikel  132  lid  2,  WVW  1994.   89  Artikel  132  lid    4  &  5  WVW  1994.  

(18)

De betrokkene komt in ieder geval niet in aanmerking voor het ASP indien:

-­‐ hij in de afgelopen vijf jaar al eens heeft deelgenomen aan het ASP, tenzij de doorverwijzing naar het ASP plaatsvindt op basis van de uitslag van een geschiktheidsonderzoek;

-­‐ hij in de afgelopen vijf jaar een geschiktheidsonderzoek heeft moeten ondergaan, tenzij de doorverwijzing naar het ASP nu plaatsvindt op basis van de uitslag van het geschiktheidsonderzoek;

-­‐ hij lijdt aan ernstige psychiatrische stoornis, dementie of een langdurige lichamelijke stoornis die deelneming onmogelijk maakt;

-­‐ het bij de politie bekend is dat deze persoon regelmatig andere drogerende stoffen gebruikt;

-­‐ hij uitsluitend het rijbewijs voor de categorieën A1, A2 of A heeft, AM niet meegerekend;

-­‐ hij beschikt over een Nederlands rijbewijs, maar niet in Nederland woonachtig is; -­‐ de overtreding waarop de mededeling is gebaseerd is begaan met rijbewijscategorie

AM;

-­‐ naar het oordeel van het CBR is aangetoond dat de persoon ten tijde van het besluit of beslissing op bezwaar voor zijn inkomen afhankelijk is van zijn rijbewijs van de categorie C1, C, D1 of D.91

Deze inkomensafhankelijkheid kan worden aangetoond met loonstrookjes,

werkgeversverklaringen, een bewijs van inschrijving in de Kamer van Koophandel of overeenkomsten tot opdracht.92 Deze laatste uitzondering is later toegevoegd omdat de maatregel ten opzichte van vrachtwagenchauffeurs onevenredig uitpakte.

Op deze uitzonderingen is ook weer een uitzondering. In afwijking van het hierboven genoemde tweede gedachtestreepje komt een betrokkene toch voor het ASP in aanmerking indien:

-­‐ hem in de afgelopen vijf jaar een (lichte) EMA cursus was opgelegd, maar de persoon het geschiktheidsonderzoek heeft ondergaan.93

                                                                                                                         

91  Artikel  18  Regeling  maatregelen  rijvaardigheid  en  geschiktheid.   92  Artikel  18  lid  2  Regeling  maatregelen  rijvaardigheid  en  geschiktheid.   93  Artikel  17  lid  2  Regeling  maatregelen  rijvaardigheid  en  geschiktheid.  

(19)

2.2.1. Alcoholslotprogramma

Het ASP bevat de volgende onderdelen: a. de inbouw van een alcoholslot;

b. de periodieke uitlezing van het slot door de erkenninghouder; c. het volgen van een begeleidingsprogramma.94

Het alcoholslot wordt verdeeld in periodes van zes maanden.95

Indien de maatregel is opgelegd verklaart het CBR het rijbewijs van de betrokkene ongeldig voor alle categorieën. De enige uitzondering hierop is de categorie AM.96 De betrokkene heeft vervolgens de verplichting om:

-­‐ een alcoholslot te doen inbouwen in ten minste één motorrijtuig; -­‐ alle kosten te betalen aan het CBR;

-­‐ het aanmeldformulier terug te sturen naar het CBR;

-­‐ de feitelijke beschikking te krijgen over een nieuw rijbewijs waarop de codering voor het rijden met een alcoholslot is vermeld.97

Hierbij zijn de volgende (praktische) regels vastgesteld. Allereerst kan per motorrijtuig slechts één alcoholslot worden ingebouwd en kan het slot slechts door één bestuurder worden

gebruikt die het programma opgelegd heeft gekregen.98 Het slot kan alleen worden

ingebouwd in personenauto’s, met uitzonderingen van driewielige motorrijtuigen die binnen de rijbewijscategorie B vallen.99 De betrokkene huurt of koopt het alcoholslot van een

erkenninghouder en maakt met hem afspraken over de inbouw, het uitlezen, onderhoud etc.100 Het CBR bepaalt dat het slot uiterlijk elke 46 dagen dient te worden uitgelezen101 en waar en wanneer de betrokkene zich moet melden voor afspraken of bijeenkomsten.102 Het CBR verlengt na de eerste zes maanden de uitleestermijn met elke 92 dagen indien:

-­‐ op het moment van de laatste uitlezing van de eerste zes maanden ten hoogste drie keer is geblazen waarbij een gehalte hoger dan 88 Ughl/l is geconstateerd;

                                                                                                                         

94  Artikel  19  lid  1  Regeling  maatregelen  rijvaardigheid  en  geschiktheid.   95  Artikel  19  lid  2  Regeling  maatregeken  rijvaardigheid  en  geschiktheid.   96  Artikel  132b  lid  2  WVW  1994.  

97  Artikel  132c  WVW  1994.   98  Artikel  132c  lid  3  WVW  1994.   99  Artikel  132a  Reglement  rijbewijzen.   100  Artikel  132a  lid  3  Reglement  rijbewijzen.  

101  Artikel  19  lid  3  Regeling  maatregelen  rijvaardigheid  en  geschiktheid.   102  Artikel  132b  lid  1  Reglement  rijbewijzen.  

(20)

-­‐ op het moment van de laatste uitlezing van de tweede periode ten hoogste twee keer is geblazen waarbij een gehalte van hoger dan 88 Ughl/l is geconstateerd;

-­‐ op het moment van de laatste uitlezing van de derde periode ten hoogste één keer is geblazen waarbij een gehalte van 88 Ughl/l is geconstateerd;

-­‐ op het moment van de laatste uitlezing (bij een verlenging) geen één keer is geblazen waarbij een gehalte hoger dan 88 Ughl/l is geconstateerd.103

Indien de betrokkene de laatste uitlezing van de eerstvolgende periode niet meer aan deze voorwaarden voldoet besluit het CBR weer tot uitlezing van uiterlijke elke 46 dagen.104 De betrokkene dient het slot vaker te laten uitlezen dan één van de gestelde termijnen indien minder dan 10% van het geheugen van het slot resteert, er onregelmatigheden of technische mankementen zijn, er drie keer een spanningsonderbreking is geconstateerd, de auto is gestart zonder dat er is geblazen of er niet is voldaan aan een hertest dan wel indien bij de hertest een gehalte van meer dan 88 Ughl/l is geconstateerd.

Zoals al eerder vermeld is degene aan wie het ASP is opgelegd verplicht tot medewerking. Verleent hij niet de gewenste medewerking, dan volgt ongeldigverklaring van zijn of haar rijbewijs. Onder het niet verlenen van de vereiste medewerking valt:

-­‐ het niet (tijdig) of op de juiste wijze voldoen van alle kosten; -­‐ het niet (binnen de gestelde termijn) meewerken aan de uitlezingen; -­‐ het niet (binnen de gestelde termijn) meewerken aan de bijeenkomsten en

begeleidingsafspraken zonder voorafgaande geldige reden van verhindering; -­‐ het onder invloed van alcohol of andere stoffen op de bijeenkomsten of

begeleidingsafspraken verschijnen;

-­‐ demonstratief niet deelnemen of het zich agressief gedragen tijdens de bijeenkomsten of begeleidingsafspraken;

-­‐ het op andere wijze verstoren van het groepsproces;

-­‐ het rijden van een motorrijtuig dat niet is voorzien van een (functionerend) alcoholslot, of wel van een alcoholslot maar waarvan het kenteken niet aan de

bestuurder is gekoppeld of indien geconstateerd is dat een ander dan de bestuurder in het slot heeft geblazen;

                                                                                                                         

103  Artikel  19  lid  4  Regeling  maatregelen  rijvaardigheid  en  geschiktheid.   104  Artikel  19  lid  5  Regeling  maatregelen  rijvaardigheid  en  geschiktheid,  

(21)

-­‐ het weigeren mee te werken aan een ademanalyse of indien de ademanalyse hoger uitkomt dan 88 Ughl/l;

-­‐ het opgelegd krijgen (door de rechter) en van kracht gaan van een rijontzegging tijdens het programma;

-­‐ de registratie van vier of meer foutieve hertesten; -­‐ omzeilen van de meting of werking van het alcoholslot;

-­‐ het uitbouwen van het alcoholslot zonder dat er een nieuwe voor in de plaats is gekomen;

-­‐ de verzegeling van de behuizing van het alcoholslot of bedrading is verbroken en er een voorziening is aangebracht die het alcoholslot buiten werking stelt of de auto is gestart zonder het alcoholslot of er is gereden zonder de hertesten te hebben afgelegd; -­‐ de software van het alcoholslot is aangepast of omzeild waardoor de auto kan worden gestart zonder te blazen of er kan worden gereden zonder het afleggen van hertesten; -­‐ het voor de tweede maal blijken van verbroken of beschadigde bedrading/behuizing of

er zijn onregelmatigheden geconstateerd betreffende de aansluitpunten tussen de vaste eenheid en de uitleesapplicatie.105

Het programma duurt in de regel twee jaar. Deze termijn begint te lopen zodra de betrokkene het gecodeerde rijbewijs in handen heeft gekregen.106

De betrokkene is verplicht om het begeleidingsprogramma te volgen en het slot periodiek te laten uitlezen.107 Alle kosten komen geheel voor rekening van de deelnemer.108 Deze kosten worden onderscheiden in:

a. kosten met betrekking tot het opleggen van het programma (330 euro); b. het uitvoeren van het programma voor de duur van twee jaar (790 euro); c. het uitvoeren van de verlening (177 euro per verlenging);

d. het alcoholslotregister.

Deze kosten moeten worden betaald in termijnen die het CBR vaststelt en kunnen niet worden verlengd.109 De totaal wettelijk vastgelegde kosten bedragen 1120 euro exclusief eventuele verlengingen en de kosten van het register.

                                                                                                                         

105  Artikel  20  Regeling  maatregeln  rijvaardigheid  en  geschiktheid   106  Artikel  132c  lid  4  WVW  1994.  

107  Artikel  132c  lid  5  WVW  1994.   108  Artikel  132c  lid  6,  7  &  8  WVW  1994.  

(22)

Minimaal vier weken voor de afloop van het programma vindt er een evaluatie plaats. Indien de betrokkene aan alle voorwaarden heeft voldaan eindigt het programma en krijgt hij weer een rijbewijs zonder codering.110

Maar het CBR kan ook tot verlenging overgaan indien uit de evaluatie naar voren komt dat er in de laatste zes maanden van het programma dan wel tijdens de verlenging er ten minste één blaaspoging is gedaan waarbij een gehalte van 88 Ughl/l of hoger is geregistreerd.111

Deze verlenging duurt zes maanden. Ook weer minimaal vier weken voor de afloop van deze verlenging vindt er een evaluatie plaats. Indien de betrokkene na de verlenging niet heeft voldaan aan de voorwaarden dan kan het CBR nogmaals besluiten tot een verlenging.112

2.2.3. Bezwaar en beroep

Het besluit van het CBR tot oplegging van het ASP is een besluit als in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht (hierna: Awb).113 Dit betekent dat er tegen dit besluit bezwaar en beroep openstaat.114 De betrokkene zal eerst bezwaar moeten maken tegen het besluit alvorens hij bij de rechter terecht kan. Het bezwaarschrift zal binnen zes weken moeten worden ingediend bij het CBR.115 In de regel zal de betrokkene dan worden gehoord116 en beslist het CBR binnen zes weken op het bezwaar. Levert het bezwaar voor de betrokkene niet op wat hij wenst, dan kan hij binnen zes weken beroep instellen bij de bestuursrechter.117 Voor dit beroep dient de indiener van het beroepschrift griffierechten te betalen ter hoogte van 165 euro.118 Deze kosten krijgt de indiener alleen terug indien zijn beroep gegrond wordt verklaard.119 Tegen de uitspraak kan weer hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling.120

De griffierechten bedragen 246 euro en zullen aan de indiener van het beroepschrift worden vergoed indien de Afdeling de uitspraak geheel of gedeeltelijk vernietigd.121 Van belang is

                                                                                                                          110  Artikel  132d  lid  1  WVW  1994.  

111  Artikel  22  Regeling  maatregelen  rijvaardigheid  en  geschiktheid   112  Artikel  132d  lid  4  WVW  1994.  

113  Een  besluit  is  een  schriftelijke  beslissing  van  een  bestuursorgaan,    inhoudende  een  publiekrechtelijke  

rechtshandeling.  Artikel  1:3  Awb.    

114  Artikel  8:1  jo.  7:1  Awb.     115  Artikel  6:4  jo.  6:7  Awb.   116  Artikel  7:2  Awb.  

117  Artikel  6:5  jo.  6:7  jo.  8:1  Awb.   118  Artikel  8:41  Awb.  

119  Artikel  8:74,  eerste  lid,  Awb.   120  Artikel  8:104  Awb.  

(23)

nog dat het bezwaar of beroep de werking van het besluit niet schorst.122 De behandeling in hoger beroep schorst wel het besluit op.123

2.3 De praktijk

Tijdens de loop van het ASP hebben er twee evaluaties plaatsgevonden. Een tussenevaluatie van mei 2013124 en een eindrapport van november 2014. Hieronder volgen de voor dit onderzoek relevante resultaten van het eindrapport.

Allereerst zijn er voor betrokkenen verschillende redenen om al dan niet deel te nemen aan het programma. De belangrijkste redenen om niet deel te nemen waren: hoge kosten, afwachting van de strafrechtelijke procedure, betrokkene heeft geen eigen auto of heeft gekozen voor een ander vervoermiddel.125 Redenen om wel deel te nemen waren: de auto is nodig voor het werk, het alternatief van een ongeldig rijbewijs voor de duur van vijf jaar is geen optie of simpelweg omdat de maatregel is opgelegd.126

Bijna de helft van de uitvallers van het programma wordt veroorzaakt door te veel onjuiste blaaspogingen (42%). Daarnaast het niet (op tijd) betalen van de tweede, derde en vierde betaaltermijn (11%).127 Ten derde was in enkele gevallen een verkeerd besluit genomen (3%) of was de betrokkene ongeschikt (1%).128

Ten aanzien van de duur van het programma gaf 95% van de ondervraagden aan dat ze het programma te lang vonden. Ze merken op dat het programma een juiste en passende

maatregel kan zijn voor recidivisten, maar dat het te zwaar en te lang is voor deelnemers die de eerste keer de fout in zijn gegaan.129 Iedereen zou over één kam worden geschoren terwijl er onderscheid gemaakt zou moeten worden.

Daarnaast zijn er nogal wat problemen met het betalen van de facturen binnen de gestelde termijn. De bedragen zouden te hoog zijn en er worden dan ook steeds meer

                                                                                                                          122  Artikel  6:16  Awb.  

123  Artikel  8:106  Awb.  

124  Rijkswaterstaat  (Ministerie  van  Infrastructuur  en  Milieu),  Evaluatie  alcoholslotprogramma:  tussentijdse  

resultaten  en  aanbevelingen,  Delft,  28  mei  2013.  

125  Rijkswaterstaat  (Ministerie  van  Infrastructuur  en  Milieu),  Evaluatie  alcoholslotprogramma:    

hoofdrapport,  Delft,  19  november  2014,  p.  33  &  34.  

126  Rijkswaterstaat  2014,  p.  33.   127  Rijkswaterstaat  2014,  p.  35.   128  Rijkswaterstaat  2014,  p.  35.   129  Rijkswaterstaat  2014,  p.  40.  

(24)

betalingsregelingen aangevraagd.130 De consequentie van de ongeldigverklaring van alle rijbewijs categorieën bij oplegging van de maatregel is dat beroepschauffeurs hun beroep niet meer kunnen uitoefenen en hun baan verliezen.131

Het motivatieprogramma wordt over het algemeen positief ervaren.132

Ongeveer de helft van de alcoholsloten wordt ingebouwd in een eigen auto, en de andere helft in de auto van een derde.133 Op het moment dat het slot moet worden ingebouwd kunnen deelnemers de auto niet zelf naar het inbouwstation rijden.134 Zij krijgen hun rijbewijs met de codering 103 pas wanneer het slot is ingebouwd. Zij zullen dus een derde moeten vinden die voor hen de auto naar het inbouwstation wil rijden. De tijd voor inbouw varieert van 45 minuten tot twee uur. Het meest belastende wat met betrekking tot het uitlezen van het slot naar voren komt is dat het inclusief reistijd een behoorlijk beslag legt op de dagbesteding.135 Mensen moeten aardig wat verlofuren opvragen omdat uitlezing regelmatig plaatsvindt. Daarnaast blijkt dat er weinig tot geen concurrentie is binnen de alcoholsloten.136 Deelnemers hebben niet veel keus en dit betekent dat de prijzen hoog zijn. De firma Dräger is namelijk de enige toegelaten aanbieder van het alcoholslot, dat tussen de 2.824 en 3.396 euro kost.137 In het rapport wordt vermeld dat het Ministerie van Infrastructuur en Milieu eind 2013 een peiling heeft laten uitvoeren onder jongeren, beroepschauffeurs en het algemeen publiek. Hieruit blijkt dat 70% van hen de maatregel te zwaar vindt voor ‘first offenders’. Voor recidivisten is het wel een passende maatregel.138

De meeste redenen voor het aanwenden van bezwaar of beroep zien veelal op de zwaarte en de gevolgen van de maatregel alsmede de samenloop met het strafrecht. Met betrekking tot de samenloop voeren betrokkenen aan dat ze niet degene waren die achter het stuur zat of dat zij zijn vrijgesproken door de politierechter.139 De andere argumenten zien voornamelijk op het programma zelf: de betrokkene bezit geen eigen auto, de kosten van het programma zijn (te)

                                                                                                                          130  Rijkswaterstaat  2014,  p.  40  &  41.   131  Rijkswaterstaat  2014,  p.  41.   132  Rijkswaterstaat  2014,  p.  42  &  43.   133  Rijkswaterstaat  2014,  p.  44.   134  Rijkswaterstaat  2014,  p.  44.   135  Rijkswaterstaat  2014,  p.  45.     136  Rijkswaterstaat  2014,  p.  45.  

137  Alcoholslot  leasepakketten  Dräger  Interlock  XT,  legacy.draeger.com,  6  juli  2015.   http://legacy.draeger.com/IK/PDF/lease-­‐packages-­‐lit-­‐3752-­‐nl.pdf    

138  Rijkswaterstaat  2014,  p.  47.   139  Rijkswaterstaat  2014,  p.  52.  

(25)

hoog en de andere rijbewijs categorieën die ongeldig worden verklaard zijn noodzakelijk voor het werk. Maar ook wordt er gevraagd om persoonlijke omstandigheden mee te wegen bij het besluit en wordt de maatregel als te zwaar gezien in relatie tot het gepleegde feit.140

In vergelijking tot andere bestuursrechtelijke maatregelen zijn er relatief veel bezwaar en beroepsprocedures met betrekking tot het ASP. In bijna alle gevallen wordt het bezwaar ongegrond verklaard: slechts in 2% van de gevallen is dit anders.141 Een gegrondverklaring is voornamelijk gebaseerd op het feit dat iemand geen bestuurder bleek te zijn. Andere redenen zijn de betwisting van het alcoholgehalte en de betwisting van de weigering om medewerking te verlenen aan de ademanalyse.142 Maar er zijn ook zaken waarin simpelweg, om niet

vermelde redenen, de verkeerde maatregel werd opgelegd.

De invoering van het ASP heeft ook zijn invloed gehad op de werkzaamheden van het OM en de rechtspraak. Het aantal verzoeken aan het OM en klaagschriften gericht tot de rechtbank tot teruggave van het rijbewijs zijn toegenomen.143 De reden hiervoor is gelegen in het feit dat de betrokkenen hun geldige rijbewijs nodig hebben om deel te kunnen nemen aan het

programma. Deze mensen worden belemmerd in hun goede bedoeling om deel te nemen aan het programma dat hen is opgelegd als gevolg van de samenloop tussen de strafrechtelijke rijontzegging en het ASP.

Aan alle betrokken instanties is gevraagd wat de bevorderende en belemmerende factoren zijn bij de uitvoering van het ASP. Daarbij wordt aangegeven dat de samenwerking tussen de instanties goed verloopt en er goed contact is met de deelnemer en ook een goede

informatievoorziening is richting de deelnemer.144 Als belemmerende factor wordt

aangegeven dat de gegevensuitwisseling tussen sommige uitvoerende instanties kan worden verbeterd.145 Daarnaast wordt de samenloop tussen het besluit tot oplegging van de maatregel en de strafrechtelijke inhouding van het rijbewijs, een door de politierechter of officier opgelegde ontzegging of de van rechtswege ongeldigverklaring op grond van de recidiveregeling genoemd.146                                                                                                                           140  Rijkswaterstaat  2014,  p.  52.     141  Rijkswaterstaat  2014,  p.  53.   142  Rijkswaterstaat  2014,  p.  53.   143  Rijkswaterstaat  2014,  p.  57.   144  Rijkswaterstaat  2014,  p.  62.   145  Rijkswaterstaat  2014,  p.  63.   146  Rijkswaterstaat  2014,  p.  63.  

(26)

2.3.1. Samenloop met het strafrecht

Het onderzoek geeft aan dat de samenloop tussen het strafrecht en het programma plaatsvindt in het begin van het proces. De strafrechter kan straffen opleggen die van invloed zijn op het ASP en omgekeerd heeft het ASP ook invloed op de strafmaat en het inhoudings- en

teruggavebeleid ten aanzien van rijbewijzen van het OM.147 Zolang de strafrechtelijke

invordering van het rijbewijs geldt kan de betrokkene niet starten met het ASP. Doordat deelnemers zich hiervan bewust zijn wordt er terughoudend omgegaan met de start van het programma. Deelnemers wachten de beslissing van de officier of de uitspraak van de rechter af waardoor er dus vertraging ontstaat voor het ASP.148

De omgekeerde situatie doet zich ook voor. Tijdens de deelname legt de rechter een

ontzegging op. In dat geval wordt het programma beëindigd. Pas na afloop van de ontzegging kan de betrokkene weer opnieuw deelnemen aan het ASP. Hij zal dan alle kosten, met

uitzondering van de kosten van het CBR, opnieuw moeten betalen.149 Om dit te voorkomen is sinds 1 januari 2014 de richtlijn zo aangepast dat bij ‘first offenders’ een ontzegging van twee maanden wordt geëist indien de betrokkene aantoont dat hij of zij daadwerkelijk gaat

deelnemen aan het ASP.150 Deze twee maanden zullen volgens het CBR sowieso verstrijken tussen de aanhouding en de deelname. Op deze manier zal een rijontzegging het ASP niet in de weg staan en andersom zal er niet te lang te hoeven worden gewacht op de start van het programma.

Bij sommige van het OM geïnterviewde medewerkers leeft de twijfel of en in hoeverre het strafrecht naast het bestuursrecht nog toegevoegde waarde heeft, aangezien de aanleiding voor beide hetzelfde verkeersmisdrijf betreft: rijden onder invloed.151 Er was één geïnterviewde die

aangaf dat het strafrecht - in tegenstelling tot het bestuursrecht - rekening kan houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zodat er een passende straf kan worden opgelegd.152 Daarnaast heerst er de opvatting dat het veroorzaken van een ongeluk door het

rijden onder invloed in alle gevallen zou moeten worden afgedaan binnen het strafrecht.153

                                                                                                                          147  Rijkswaterstaat  2014,  p.  64.   148  Rijkswaterstaat  2014,  p.  64.   149  Rijkswaterstaat  2014,  p.  64.   150  Rijkswaterstaat  2014,  p.  64.   151  Rijkswaterstaat  2014,  p.  64.   152  Rijkswaterstaat  2014,  p.  65.   153  Rijkswaterstaat  2014,  p.  65.  

(27)

Het ASP kan ook samenlopen met de recidiveregeling ernstige verkeersdelicten. Iemand is al bezig met het ASP en krijgt dan een veroordeling van een strafrechter of een strafbeschikking van het OM. Veelal zal de rechter rekening houden met het ASP zodat deze niet behoeft te worden beëindigd. Probleem opgelost zou je denken. Maar niets is minder waar. Na het onherroepelijk worden van dit vonnis of de strafbeschikking zal de deelnemer een brief krijgen dat de recidiveregeling van toepassing is en dat zijn rijbewijs van rechtswege ongeldig is verklaard.154 In dat geval zal de deelnemer uit het programma worden gezet.

Het OM vindt deze samenloop hoogst ongelukkig.155 Ook wordt aangegeven dat in deze gevallen de wetgever twee verschillende gevolgen verbindt aan het rijden onder invloed.156 Iemand kan via het bestuursrecht mobiel blijven door middel van een alcoholslot terwijl door de strafrechtelijke ontzegging je helemaal geen motorrijtuig meer mag besturen. Beide instrumenten hebben als doel het voorkomen van recidive.

Uit een vragenlijstonderzoek blijkt dat zowel het OM als de rechter bij de strafoplegging van een geldboete of ontzegging rekening houden met het ASP.157 De overgrote meerderheid

(70%) geeft te kennen dat deelname aan het programma leidt tot strafvermindering.158

Daarnaast zal ook de raadkamer het rijbewijs teruggeven als met documenten aangetoond kan worden dat de betrokkene deelneemt aan het ASP.159 De uitzonderingen hierop zijn ernstige verkeersongevallen of frequente recidive. Argumenten voor rechters en raadsheren om strafvermindering toe te passen zijn de volgende:

-­‐ een geldboete heeft geen meerwaarde, omdat de verdachte al het ASP moet betalen; -­‐ de betrokkene is reeds gestart met het ASP en het opleggen van een

onvoorwaardelijke rijontzegging leidt tot verregaande consequenties;

-­‐ teruggave van het rijbewijs zorgt voor een snellere start van het programma; -­‐ het ASP wordt gezien als een zware ingreep;

-­‐ het ASP heeft ook een recidive beperkende werking; -­‐ het ASP wordt ervaren als een dubbele bestraffing.160

                                                                                                                          154  Rijkswaterstaat  2014,  p.  65.   155  Rijkswaterstaat  2014,  p.  65.   156  Rijkswaterstaat  2014,  p.  65.   157  Rijkswaterstaat  2014,  p.  67.   158  Rijkswaterstaat  2014,  p.  67.   159  Rijkswaterstaat  2014,  p.  67.   160  Rijkswaterstaat  2014,  p.  67.  

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als de continuïteitscorrectie bij deze vraag niet is toegepast, geen punten hiervoor in

Het onderzoek van Filip Dewallens naar het statuut van de ziekenhuisarts kon niet op een beter moment komen. Het statuut bestaat nu bijna 30 jaar, maar grondig juridisch onderzoek

Daarbij koppelt de auteur de eigendomsexclusiviteit voor het eerst zeer expli- ciet aan de (actieve) elasticiteit van het eigendomsrecht. Hierdoor komen een aan- tal paradigma’s op

De Belgische wetgeving rond homohuwelijk, abortus en euthanasie is dus helemaal geen uiting van permissiviteit, maar kwam tot stand vanuit een moreel uitgangspunt: respect voor

Omdat artikel 13 lid 4 Zvw niet toestaat dat de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg wordt gedifferentieerd naar de financiële draagkracht van de individuele verzekerde, zal

Wat ter wereld ziet God dan toch in de mens, Dat Hij wordt de ‘Man aan het kruis’.. De Farizeeërs samen, ja ze kijken

Het zeemans-leven, inhoudende hoe men zich aan boord moet gedragen in de storm, de schafting en het gevecht.. Moolenijzer,

maar een Man heeft ook wel zaken, Waar door zyn hoofd op hol kan raken, Schoon zy is zuinig, knap, zyn Vrouw, Maar merkt dat zy hem is ontrouw, En of zy nooit geen borrel lust,