tionstemperatur und Vernalisationsdauer. Gartenbouwissenschaft 37, p. 293-303.
Wiebe, HJ., 1973a. Wirkung von Temperaatur und Licht auf Wachtstum und Entewicklung von Blumenkohl IV. Kopfbildungs-phase. Gartenbauwissenschaft 28, p. 263 en p. 280.
Wiebe, HJ., 1973b. Wirkung von Temperatur und Licht auf Wach-stum und Entwicklung von Blumenkohl V. Einfluss der Jungpflan-zenanzucht auf die Variabilität in Blumenkohlbeständen. Garten-bauwissenschaft 38, p. 433 en p. 440.
Summary
Bracting (i.e. bracts of the inflorescence growing
through the surface of the curd) is a serious
pro-blem in commercial growing of cauliflower.
Ethe-phon enhanced bracting; an application was most
effective when nearly all the plants in the crop had
initiated a curd. When ethephon was applied 7 to
10 days later the effect diminished again and it was
also small when applied when only a few curds had
been initiated, bracting increased continuously over
the applied range (0 to 960 mg 1-1) of
concentra-tions. There was an interaction with temperature
during the early curd growth. Higher temperatures
increased the effectiveness of ethephon.
After an ethphon application significant differences
between cultivars were observed in the extent of
bracting. For screening cultivar differences in
resis-tance agains bracting, an ethephon application (240
mg 1-1) when nearly all plants had initiated a curd,
appeared to be best.
Onderzoek naar de optimale bewaring van Chinese kool
Research to the optimal storage of Chinese Cabbage
ing. C.A.Ph. van Wijk, PAGV en ing. J. Jeurissen, ROC Noord-Limburg
Inleiding
De resultaten van de bewaring van Chinese kool zijn
in de praktijk van jaar tot jaar, en van tginder tot
tuin-der, wisseld. Oorzaken zijn massaverlies,
schonings-verlies door rot en geel blad, aantasting door
zwak-teparasieten en nerfbruin. Naast bewaarduur heeft
onder andere het weer voorafgaand aan de oogst
invloed op het bewaarresultaat (Weichmann, 1983).
Verder wordt verwacht dat de rijpheid en de
bewaar-methode het resultaat beïnvloeden. Uit proeven van
het Sprenger Instituut bleek CA-bewaring een
posi-tief resultaat op te leveren, doordat het fysiologische
probleem 'nerfbruin' met deze methode voorkomen
werd. Tevens kwam het produkt uit de CA-bewaring
groener te voorschijn vergelijking met de 'normale'
bewaring. Dit resultaat was gevonden met proeven
op kleine schaal.
Ter verbetering van het bewaarresultaat is een
aan-tal factoren dat de bewaring beïnvloed op
praktijk-schaal nader getoetst. Daartoe werd in 1986 door
het PAGV in samenwerking met ROC
Noord-Lim-burg en het Sprenger Instituut onderzoek gestart.
Getoetst werden: de invloed van de rijpheid
(percen-tage vulling) van de kool bij inslag, de
bewaarmetho-de (CA-bewaring en 'normale' bewaring), bewaarmetho-de
bewaar-duur en de plantdatum. Ter onderkenning van de
jaareffecten werd de proef gedurende drie jaar
uit-gevoerd. Behalve de toetsing van het resultaat aan
het eind van de bewaring is er ook een toetsing
uit-gevoerd op houdbaarheid in de nabewaring.
Uitvoering
De proeven zijn uitgevoerd in de seizoen 1986/1987,
1988/1989 en 1989/1990. Het produkt voor
bewa-ring werd geteeld op ROC Noord-Limburg (zand) en
het PAGV (zavel), Te Lelystad zijn steeds twee
plant-data gehandhaafd, te weten begin augustus en half
augustus. In Meterik werd alleen de tweede
plant-datum getoetst. Bij inslag is het produkt van drie
verschillende rijpheden geoogst. Het verschil tussen
de oogsten varieerde van 3-7 dagen afhankelijk van
de groeisnelheid van het gewas. Er is naar gestreefd
om te oogsten bij 80,90 en 100% vulling. Het eerste
jaar is de proef uitgevoerd met de rassen Osiris en
Kingdom '65. Daarna alleen met Kingdom '65. De
bewaring van het produkt van beide herkomsten is
steeds centraal uitgevoerd. De bewaarduur
varieer-de van 50-150 dagen, afhankelijk van inslagmoment en uithaaldatum. De CA-bewaring is uitgevoerd bij 0,5% COs en 2% 02; bij de normale bewaring is de
luchtsamenstelling niet veranderd. Voor beide
bewaar-systemen was de bewaartemperatuur 0 tot +1°C en de RV >90%. In 1988 is het produkt van herkomst Meterik bij de eerste uithaaldatum geheel geruimd vanwege de slechte kwaliteit.
Tabel 136. Invloed van de bewaarmethoden en het ras op het percentage nerfbruin na bewaring en het percentage nerf bruin na nabewaring.
Table 136. Influence of the storing-method and variety at the percentage 'browning nerves' after storing
and after shelf life-simulating. bewaarmethode normaal CA normaal CA ras Kingdom '65 Kingdom '65 Osiris Osiris
*) in procenten kwaliteit I produkt uit bewaring
GEWICHTS% GAAF percentage nerfbruin 0,0 0,2 30,7 29,8 percentage nerfbruin nabewaring*) 0,0 0,0 32,3 15,0 70 60 50 40 30 20
— = gemiddeld verloop van de bewaring
••« = afzonderlijke waarnemingen ^ \ ^
^
"
\
\
^
^ " ^ _ • ' ' ' ' ' ' '00
70 80 90 100 110 120 130 BEWAARDUUR(DAGEN)Fig. 22. Resultaat bewaring per bewaarduur.
Resultaten en discussie
De resultaten zijn veelal uitgedrukt in gewichtsper-centage gaaf produkt na bewaring. Zowel produkt dat kwalitatief goed, maar bleek, als produkt dat groen uit de bewaring kwam, valt daaronder. Om de-ze cijfers voor de praktijk meer te laten aanspreken, zijn ze soms omgerekend naar ton per ha, waarbij een reële inbreng van 64 ton per ha aangenomen is (= 40.000 planten van 2 kg met een inbrengpercen-tage van 80%). Waar nodig is een uitsplitsing ge-maakt van het percentage groen produkt.
Invloed rassenkeuze
In 1986/1987 waren twee rassen in de proeven op-genomen. Bij Osiris beperkte CA-bewaring in de na-bewaring de nerfbruinaantasting aanzienlijk, zoals tabel 136 aangeeft. Het ras Kingdom '65 bleek in beide bewaringssystemen nagenoeg vrij te blijven van nerfbruinaantasting. Door een juiste rassenkeu-ze blijkt dus het probleem van nerfbruin vermeden te kunnen worden. Kingdom '65 heeft, naast tolerantie voor nerfbruin, ook een redelijke bewaarbaarheid. In de praktijk wordt dit ras momenteel het meest ge-bruikt voor bewaring.
Invloed bewaarduur
In figuur 22 is gemiddeld over de drie proefjaren het verband weergegeven tussen bewaarduur en ge-wichtspercentage gaaf van beide proefplaatsen en
Wh
beide bewaarmethoden van de tweede planting (planting tussen 9 en 16 augustus). Bij deze planting wordt het gewas tijdig oogstrijp en wordt niet te vroeg binnengebracht. De bewaarduur bepaalt voor meer dan 50% het bewaarresultaat. De spreiding tussen de gewichtspercentages bij gelijke bewaar-duur is groot. Het gemiddeld bewaarpercentage loopt terug van circa 65% bij 60 dagen bewaring naar gemiddeld 45% bij 130 dagen bewaring. Daar-mee wordt een uithaaldatum van begin februari reikt. Het niveau van 50% bewaarverlies werd be-reikt bij 100 dagen = 13 weken bewaring.
Invloed bewaarmethode
Het verschil tussen de beide bewaarmethoden ge-middeld over alle andere factoren is niet significant. Normale bewaring lijkt bij een korte bewaarduur zelfs een hoger gewichtspercentage gaaf op te leve-ren. Daarnaast maken de extra kosten van bewaring alsmede geringere mogelijkheden van toezicht op het bewaard produkt, CA-bewaring minder aantrek-kelijk (zie figuur 23).
Gewichtspercentage groen
In tabel 137 is het aandeel van het groen produkt en bleek produkt per bewaarmethode weergegeven. Het aandeel groene kolen bij CA-bewaring is aan-zienlijk en betrouwbaar hoger dan bij de normale be-waring. Daar pas in 1989/1990 voor het eerst op een belangrijke veiling voor bewaarde Chinese kool het kwaliteit I produkt van groen en bleek gescheiden is Tabel 137. Verhouding kwaliteit I produkt groen en bleek na bewaring.
Table 137. Division quality I 'green'and quality I 'pale' product.
bewaarmethode CA normaal kwaliteit I groen % = t/ha 47 = 29,9 42 = 26,6 Tabel 138. Resultaat nabewaring per proef.
Table 138. Result of shelflife-simulating per trial
bewaarmethode CA-bewaring normale bewaring kwaliteit I bleek % = t/ha 6 = 3,6 9 = 5,8 •year. gewichtspercentage verkoopbaar 1986 81 83 1988 44 48
')
1989 46 21 totaal kwaliteit I % = t/ha 52 = 33,5 51 = 32,4 gemiddeld 57 51 i steeds van uithaalgewicht; in 1986 en 1988 na naschoning, in 1989 zonder naschoningGEWICHTS% GAAF 65 60 55 50 45 40 c n c "n «fe n c c c = CA-bewaring n n n = Normale bewaring
%
%
60 70 80 90 100 110 120 130 BEWAARDUUR(DAGEN)Fig. 23. Resultaat per bewaarmethode.
Flg. 23. Result of storing per storingsmethods.
geveild, kan nog geen betrouwbare uitspraak over het prijsverschil gedaan worden.
Nabewaring
De gegevens van de nabewaring zijn per jaar opge-nomen in tabel 138. Het eerste jaar is gedurende één week nabewaard bij 15°C. De twee laatste proefjaren is gedurende 10 dagen bij 10°C nabe-waard.
Het niveauverschil kan verklaard worden door de langere bewaarduur en mindere kwaliteit van in-breng in 1988 en de andere methode van beoorde-ling in 1989.
De nabewaring geeft bij beide bewaarsystemen ach-teruitgang van de kleur te zien. Uiteindelijk bleef de kleur van het uit CA-bewaring afkomstige produkt groener dan dat uit de normale bewaring. De uitval door rot verschilde in de nabewaring tussen" beide systemen weinig.
Invloed van de proefplaats
Verschil in resultaat als gevolg van de proefplaats is vermeld in tabel 139. De gegevens zijn weergege-ven over de jaren 1988 en 1989. Het jaar 1988 is achterwege gelaten vanwege een kortere bewaarduur te Meterik. Naast de gewichtspercentages gaaf zijn ook de tonnen per ha vermeld.
Zoals uit tabel 139 blijkt, is er een klein maar conse-quent beter bewaarresultaat van het produkt afkoms-tig van Lelystad. De verschillen zijn niet significant. Naast de grondsoort zijn ook weersfactoren van invloed op het resultaat per proefplaats.
Jaarinvloed
Tabel 140 geeft een beeld van de jaarinvloed op de bewaring van Chinese kool. Omdat tussen de proef-plaatsen per jaar wel aanzienlijke verschillen
optre-Tabel 139. Gewichtspercentage gaaf van ingebracht produkt per proef plaats en t/ha bij een aangeno-men inbreng van 64 t/ha.
Table 139. Weightpercentages quality I of stored product per trialplace and the yield, supposing that
64 t/ha was stored.
grond/proefplaats 1986 % = t/ha zand - Meterik 51,2 = 32,8 zavel - Lelystad 52,8 = 33,8 gemiddeld 52,0 = 33,3 1989 % = t/ha 43,0 = 27,5 56,3 = 36,0 49,7 = 31,8 gemiddeld % = t/ha 47,1 =30,1 54,6 = 34,9 50,9 = 32,5 Tabel 140. Gewichtspercentage gaaf van ingebracht produkt per jaar per proefplaats.
Table 140. Weightpercentages quality 1 of stored product per year and per trialplace.
grondsoort 1986 % zand - Meterik 51,2 zavel - Lelystad 52,8 1988*) % 48,5 1989 % 43,0 56,3 *) Produkt van herkomst Meterik is bij de eerste uithaaldatum geheel geruimd vanwege de slechte
kwaliteit
den, is ter mogelijke verklaring het verloop van het Meterik was in 1988 derhalve matig.
weer tijdens de veldgroei weergegeven in tabel 141.
Het weerbeeld is vastgelegd aan de hand van ge- Invloed oogsttijdstip
gevens over regenval, temperatuur en straling.
Het weer tijdens de veldgroei is waarschijnlijk de De bewaarresultaten van de drie oogsttijdstippen
grootste oorzaak van de jaarlijkse wisselvalligheden. (80, 90 en 100% vulling) zijn weergegeven in tabel
Uit de weersgegevens van beide proefplaatsen blijkt 141. Het tweede en derde oogsttijdstip verschillen
dat in 1988 een relatief hoge temperatuur samen wat resultaat betreft weinig van elkaar. Na bewaring
ging met veel neerslag. Deze neerslag viel in de pe- bleef er van de eerste oogst wel aanzienlijk minder
riode kort voor de oogst. over. Dit komt door het eerder slap worden van het
Dat jaar werd een duidelijk hogere aantasting van produkt, alsmede door het grotere deel van het
om-natrot (Erwinia) geconstateerd. Dit kan tot een grote- blad dat verwijderd wordt bij een minder gevulde kool.
re verspreiding van de natrot bijgedragen hebben. Van jaar tot jaar verschilt het gemiddeld gewicht van
De bewaarbaarheid met name van het produkt uit de kool bij een bepaalde vullingsgraad. In sommige
Tabel 141. Weergegevens per jaar en per proefplaats tijdens de groei op het veld.**
Table 141. Weatherdatas per year and per trialplace during the growing-period.
weergegevens neerslag (mm) gem. temperatuur (°C) straling (kJ/cm2) L 106 12,4 60,9 1986 M* 129 12,5 62,0 1988 L 184 15,1 57,6 M 144 14,9 61,8 1989 L M 104 113 14,7 14,8 62,4 70,7 L = Lelystad, M = Meterik
Voor Meterik is wat neerslag betreft registratiepunt Sevenum gebruikt; voor temperatuur en straling registratiepunt De Bilt
Tabel 142. Gewichtspercentage gaaf na bewaring per oogsttijdstip en per proefplaats in 1986 en 1989.
Table 142. Weightpercentages quality I after storing per harvesttime and trialplace in 1986 and 1989.
oogsttijdstip oogst 1 oogst 2 oogst 3 gemiddeld L 46,8 52,2 55,2 51,4 1986 M* 43,7 58,0 51,7 51,2 1989 L 48,0 52,9 52,0 51,0 M 32,7 46,7 49,5 43,0 gemiddeld 44,3 52,5 52,6 50,6 Tabel 143. Gewichtspercentages gaaf na bewaring per oogst bij diverse inbrenggewichten.
Table 143. Weightpercentages quality 1 after storing per harvesttime at different weights of storing.
inbrenggewicht >2500 gram >3000 gram <1800 gram <2000 gram oogst 1 32,7 44,4 45,7 oogst 2 49,1 58,0 53,5 56,8 oogst 3 50,9 57,5
jaren is 100% vulling al bereikt bij 2 kg, terwijl in
andere jaren dit pas bij 3 kg het geval is. Daarom is
berekend hoe de resultaten zijn bij een hoog
in-brenggewicht en een laag inin-brenggewicht (zie tabel
143).
Geconcludeerd moet worden, dat bij elk
inbrengge-wicht de eerste oogst altijd een lager resultaat geeft
dan de tweede of de derde oogst. De verschillen
tussen beide laatste oogsten zijn niet groot. In de
praktijk betekent dit, dat bij een gezond gewas de
kool rustig goed gevuld, maar niet overrijp geoogst
kan worden. Een overrijp gewas kenmerkt zich door
het opengroeien van de kop en/of slijtage (geel
wor-den) van de buitenste bladeren. Een gewas dat slijt
als gevolg van ziekte (bijvoorbeeld natrot) is voor
bewaring ongeschikt.
Oorzaak bewaarverliezen
De bewaarverliezen zijn per jaar nader uitgesplitst
naar massaverlies (voornamelijk indroging), verlies
van slap en rot blad en rotte kolen. Alleen in 1986 is
er geen splitsing gemaakt tussen bladafval en rotte
kolen. Tabel 144 geeft daarvan een overzicht.
De bewaarverliezen worden voornamelijk veroorzaakt
door bladafval; dit is rot en slap of verkleurd blad.
Door de grotere ombladen draagt dit procentueel
zwaarder bij aan het verlies dan bijvoorbeeld bij
witte bewaarkool. Om het verliespercentage terug te
dringen, is tussentijds schonen wellicht een
moge-lijkheid. Tussentijds schonen zal het doordringen
van het rot vanaf de buitenkant naar binnen
tegen-gaan. Daardoor kan het bewaarverlies beperkt
wor-den. Een ander voordeel is dat zwakke partijen of
zwakke delen van een partij bij tussentijds omleggen
eerder geruimd kunnen worden. Een nadeel lijkt de
grotere schoningsarbeid. Bij witte kool hebben
tijd-studies echter uitgewezen, dat het verschil in tijd
tussen één of twee keer schonen gering is. De
ar-beid werd er wel meer door gespreid.
Tabel 144. Overzicht van de bewaarverliezen per jaar in procenten van het inbrenggewicht.
Table 144. Causes of storage-losses per year in weightspercentages of the stored product.
1986 42* bladafval 1988 26 1989 31 1986 rotte kolen 1988 5 1989 10 massaverlies 1986 1988 9 10 1989 9 Inclusief rotte kolen
Een andere oorzaak is het massaverlies, dat vooral bestaat uit indroging. Door zeer hoge luchtvochtig-heid te realiseren, zal dit verlies wellicht enkele pro-centen te verminderen zijn. Een zeer nat bewaar-milieu heeft als nadeel, dat bacteriën die zich goed in een vochtige omgeving vermeerderen en versprei-den, meer kans krijgen. Een aan de buitenkant droog produkt in de bewaring verdient daarom waar-schijnlijk de voorkeur.
Een belangrijke bron van bewaarverlies is ook rotte kool. Naast rot optredend via het blad moest ook een behoorlijk percentage ogenschijnlijk goede kool afgevoerd worden door een rotte stronk. Daarin werd Botrytis en Alternaria aangetroffen. Een droog en wellicht wat 'geheeld' snijvlak is een moeilijkere invalsbasis voor deze bacteriën.
Naast wellicht tussentijds schonen en het bewaren van een droog produkt, moet bijzondere aandacht besteed worden aan het inbrengen van een gezond produkt, vrij van koolvliegaantasting en aantasting van Alternaria, Botrytis en Erwinia. Verder dient tij-dens oogst en vervoer het produkt niet beschadigd te worden. Aansnijden van de onderste bladeren, te strak inpakken van het produkt, en het te vol doen van fust zijn zaken waartegen in de praktijk nogal eens gezondigd wordt.
Samenvatting
Gedurende drie jaar is een aantal factoren dat be-trekking heeft op het bewaarresultaat van Chinese kool getoetst om de wisselvalligheid van het bewaar-resultaat te kunnen verklaren. De bewaarduur ver-klaart voor meer dan 50% de verschillen in het be-waarresultaat. Verder is de invloed van het jaar erg groot. Dit is terug te voeren tot de weersomstandig-heden tijdens de veldgroei. Veel neerslag en een ho-ge temperatuur ho-geven een snel ho-gegroeid produkt, dat vatbaar is voor ziekten zoals Erwinia.
CA-bewaring en normale bewaring verschillen niet veel van elkaar. Bij een korte bewaarperiode geeft normale bewaring een iets hoger uitslagpercentage. Wel blijft in CA-bewaring de Chinese kool meer groen van kleur. De oogstrijpheid heeft invloed op het be-waarresultaat. Een te vroeg geoogst produkt geeft relatief veel afval en eerder een slap produkt. Het bewaarresultaat van het produkt afkomstig van proefplaats Lelystad (zavel) was niet betrouwbaar beter dan dat van proefplaats Meterik.
Literatuur
Embrechts, E. e.a. (1989). Onderzoek naar de invloed van de rijp-heid en de bewaarmethode op de bewaarbaarrijp-heid van Chinese kool. Rapport nr. 2360, Sprenger Instituut, 17 p.
Mertens, H. De invloed van de temperatuur en CA-condities op nerfbruin en andere bewaarverliezen bij Chinese kool. Rapport nr. 2320, Sprenger Instituut.
Weichmann, J. (1983). Storage ability of vegetables as influenced by weather conditions before harvesting. Acta Horticulturae 138, 1983, p. 337-341.
Wijk, C. van, e.a. (1989). Chinese kool, onderzoek bewaarmetho-den 1988/1989. Interne mededeling PAGV nr. 638,11 p.
Summary
In 1986, 1988 and 1989 storing-trials were carried out with Chinese cabbage cv's Osiris and Kingdom '65. The purpose was to investigate the factors which affect the storing-results. In practice the storing-results with Chinese cabbage are very unre-liable. The factors, taken up in this trial, were storing-methods (Controlled Atmoshere = 0.5% C02 and
2% 02, temperature 0/+1°C and 'Normal' =
tempe-rature (0/+1°C), 2 trialplaces (Meterik: sand and Lelystad: sandy loam), 2 transplanting-dates, and 3 harvest-dates. Harvest is done when the product was filled up inside for 80, 90 and 100% as rates for maturity. Storing was done from 50 to 150 days. The cv Osiris was susceptible to 'browning nerves' a psysiological disease. Kingdom '65 was unsuscep-tible, so that in 1988 and 1989 the trials are carried out with only this cv.
The storing-period explains for more than 50% the diffences between the storing-results. Also the in-fluence of the weather during the growing period is very strong. Much rainfall in combination with high temperature gives a rapid grown product, which is susceptible to diseases like Erwinia.
The differences between 'CA-' and 'normal'-storing are small and not fignificant. 'CA'-storing gives a bigger part of green heads than 'normal'.
Harvesting a physiological young product causes more losses because of relative more weak leaves. The storing-result of product grown at Lelystad (sandy loam) was not significant better than the results with Chinese cabbage from Meterik (sand soil).