• No results found

Inspelen op de kleine verenigingen van de toekomst : een advies waardoor de positie van de KNLTB in het Nederlandse tennislandschap verstevigd wordt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Inspelen op de kleine verenigingen van de toekomst : een advies waardoor de positie van de KNLTB in het Nederlandse tennislandschap verstevigd wordt"

Copied!
118
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Inspelen op de kleine verenigingen van de toekomst

Een advies waardoor de positie van de KNLTB in het Nederlandse tennislandschap verstevigd wordt

Auteur Luuk Logtenberg Datum 1 oktober ‘20 Afstudeernummer S1718-109

Hogeschool van Amsterdam KNLTB

Bacheloropleiding Amstelveen

(2)

Titel Inspelen op de kleine verenigingen van de toekomst

Een advies waardoor de positie van de KNLTB in het Nederlandse tennislandschap verstevigd wordt

Datum 1 oktober ‘20

Afstudeernummer S1718-109

Bacheloropleiding Sportkunde – Leerroute Sport, Management & Ondernemen Hogeschool van Amsterdam

Domein Bewegen, Sport en Voeding Dokter Meurerlaan 8

1067 SM Amsterdam

Afstudeerdocent Nico Delleman, Hogeschool van Amsterdam Tweede beoordelaar Jacco Bergsma, Hogeschool van Amsterdam Opdrachtgever Koninklijke Nederlandse Lawn Tennis Bond

Bezoekadres Bovenkerkerweg 81 1187 XC Amstelveen Postadres Postbus 8021 1180 LA Amstelveen

(3)

Voorwoord

Sinds mijn vijfde levensjaar tennis ik. Tot mijn twaalfde heb ik ook nog gevoetbald, maar toen ik een keuze moest maken, kreeg tennis de voorkeur. Afgelopen februari heb ik ook mijn tennislicentie afgerond en geef ik les op mijn eigen club, ULTC Iduna in Utrecht. Deze afstudeerscriptie is geschreven voor de opleiding Sportkunde, leerroute Sport, Management & Ondernemen in Amsterdam. De scriptie is geschreven in de periode tussen februari en juli.

Ik wil iedereen bedanken die mij heeft geholpen bij de totstandkoming van dit adviesrapport. Allereerst mijn collega’s bij de KNLTB Benoit Gilissen en Tommie Withagen. Zij waren mijn begeleiders tijdens de stage. Daarnaast wil ik alle accountmanagers bedanken voor hun hulp en adviezen. Vanuit studie wil ik mijn coach Jacco Bergsma bedanken voor zijn hulp. Ook wil ik mijn afstudeerbegeleider Nico Delleman bedanken voor de hulp van begeleiden naar een succesvolle afronding van mijn afstudeerstage. Als laatste wil ik de respondenten bedanken voor hun tijd en kennis.

Voor u ligt het adviesrapport dat is geschreven voor de KNLTB om een passende oplossing te vinden voor de problematiek die de kleine verenigingen in Nederland kennen. Ik hoop door dit adviesrapport de problemen minder zullen worden en de kleine verenigingen weer kunnen groeien.

Luuk Logtenberg Utrecht, 20 juni 2020

(4)

Inhoud

Voorwoord ... 3

Samenvatting ... 6

Summary ... 8

1. Inleiding ... 10

1.1. Strategische achtergrond, aanleiding en afbakening ... 10

1.2. Doelstelling, hoofdvraag en resultaatomschrijving ... 14

2. Methoden ... 16 2.1. Onderzoeksdesign ... 16 2.2. Onderzoeksinstrumenten ... 16 2.3. Steekproef ... 16 2.4. Dataverwerving en -verwerking ... 17 3. Maatschappelijke ontwikkelingen ... 19 3.1. Vergrijzing en krimp ... 19 3.2. Individualisering en consumentisme ... 21 3.3. Accommodatie ... 23 3.4. Conclusie deelvraag ... 25

3.5. Bouwstenen voor advies ... 26

4. Dienstverlening KNLTB ... 28

4.1. Huidige dienstverlening ... 29

4.2. Cultuur ... 30

4.3. Samenwerken ... 31

4.4. Conclusie deelvraag ... 32

4.5. Bouwstenen voor advies ... 32

5. Problemen en behoeftes kleine verenigingen ... 34

5.1. Problemen ... 34 5.2. Demografische ontwikkelingen ... 35 5.3. Segmentatie ... 35 5.4. Samenwerking ... 35 5.5. Conclusie deelvraag ... 36 5.6. Bouwstenen advies ... 37 6. Best practices ... 39 6.1. Vitale verenigingen ... 39 6.2. Conclusie deelvraag ... 43

6.3. Bouwstenen voor advies ... 43

(5)

7.1. Situatie Vlaanderen ... 45

7.2. conclusie deelvraag ... 47

7.3. bouwstenen voor advies ... 47

8. Tennistrainer ... 49

8.1. Probleemstelling ... 49

8.2. Conclusie ... 50

8.3. Bouwstenen voor advies ... 50

9. Conclusie en aanbevelingen ... 52 9.1. Conclusie ... 52 9.2. Aanbevelingen ... 55 10. Implementatie ... 58 Literatuurlijst ... 62 Bijlage 1: Topictlijsten ... 63

Bijlage 2: Codeboek en codeerschema ... 66

Bijlage 3: Gespreksverslagen kleine verenigingen ... 69

Bijlage 3.1. Gespreksverslagen bestuurders kleine verenigingen ... 69

Bijlage 3.2. Gesprekverslagen accountmanagers KNLTB ... 77

Bijlage 3.3. Verslaglegging tennisexperts ... 89

Bijlage 4: Analysematrix kleine verenigingen ... 99

4.1. Analysematrix bestuurders kleine verenigingen ... 99

4.2. Analysematrix accountmanagers KNLTB ... 106

(6)

Samenvatting

Achtergrond. De kleine tennisverenigingen kampen met een aantal problemen, zoals ledenbehoud/-werving en te weinig vrijwilligers. Er komen signalen vanuit de kleine verenigingen dat de dienstverlening van de KNLTB gericht is op grotere verenigingen en niet bij hen aansluit. Om het bestaansrecht van de kleine verenigingen op lange termijn te behouden moet er iets veranderen. Doel. Het inspelen op de behoeftes van de kleine verenigingen. De problemen van de kleine verenigingen staan centraal in dit onderzoek. De hoofdvraag van het onderzoek was: ‘Kan de KNLTB zijn positie in het tennislandschap verstevigen door zich extra te richten op de dienstverlening bij de kleine verenigingen en een passend aanbod aan te bieden?’. Aan de hand van dit onderzoek worden adviezen geformuleerd voor de KNLTB ten aanzien van wat zij zouden kunnen doen om zo goed mogelijk in te spelen op de behoeftes van de kleine vereniging.

Methode. Aan de hand van desk research heeft eerst een oriënterend onderzoek plaatsgevonden. Daarna zijn verschillende semi-gestructureerde diepte-interviews gehouden met verschillende accountmanagers, voorzitters van kleine verenigingen, de Vlaamse tennisbond en andere tennisexperts. Deze zijn getranscribeerd, gecodeerd, samengevat en geanalyseerd om tot een conclusie te komen.

Resultaten.

Tennis heeft te maken met verschillende maatschappelijke ontwikkelingen. Dat zijn: individualisering, consumentisme, vergrijzing en verstedelijking. Dit zijn ontwikkelingen waar kleine verenigingen last van hebben. De KNLTB heeft een algemene dienstverlening, die gericht is naar alle verenigingen. Er wordt dus geen onderscheid gemaakt tussen grote en kleine verenigingen. Daarnaast is het van belang dat de KNLTB in hun huidige dienstverlening de cultuur en de samenwerking extra stimuleert. Er is weinig jeugd en veel ouderen op de club. Het ledenaantal loopt terug. Daarmee daalt het aantal vrijwilligers, waardoor er minder georganiseerd wordt, waardoor de cultuur van een club achteruit gaat. Dat zorgt ook voor minder tennisles, minder goede binding met de trainer en wordt het lastig om competitieteams samen te stellen. De verenigingen waar het wel goed gaat, hebben een goede cultuur. Daarnaast ook een goede organisatie en accommodatie. De situatie in Vlaanderen is vergelijkbaar. Een te kort aan trainers en cultuur staan daar hoog in het vaandel. De trainer is een belangrijke schakel, die lastig is om aan te stellen als er weinig les te geven is.

Conclusies. Wil de KNLTB zijn dienstverlening richting kleine verenigingen verbeteren, zal er veel moeten ingezet op samenwerken. Samenwerken kan op verschillende manieren. Door tennisverenigingen samen te laten werken, kunnen ze het bestuur, vrijwilligers, competitieteams, activiteiten en overige zaken samen oppakken. Ook is een samenwerking met scholen, buurt-/wijk-/welzijnsorganisatie, buitenschoolse opvang en bedrijven aan te raden. Daarnaast moet de KNLTB gaan segmenteren op de grootte van een vereniging en daar een passend aanbod voor aanbieden. Nu worden alle programma’s aan alle verenigingen aangeboden in plaats van gericht aanbod aan te bieden. Sommige te kleine verenigingen moeten fuseren om hun bestaansrecht te houden.

Aanbevelingen. Organiseer een Webinar voor kleine verenigingen over samenwerken. Vertel ze hierin wat het nut van samenwerken is. Stimuleer zo veel mogelijk kleine verenigingen om samen te gaan werken. Laat kleine verenigingen die over tien jaar niet meer zullen bestaan fuseren. Haal de dubbele afdracht weg bij spelers die op verschillende kleine verenigingen competitie willen spelen en maak club-overstijgend afhangen mogelijk. Hierdoor kunnen verenigingen makkelijk samenwerken, competitieteams samenstellen en activiteiten samen organiseren. Ook moet de KNLTB gaan segmenteren op de grootte van de vereniging en aanbod op maat ontwikkelen.

(7)
(8)

Summary

Background. The small tennis clubs face a number of problems, such as member retention, recruitment and too few volunteers. There a signals from the small clubs that the service of the KNLTB does not connect with the small clubs because they are aimed for bigger clubs. In order to maintain the existence of small tennis clubs, the KNLTB has to do something.

Goal. Responding to the needs of the small tennis clubs. We will focus on the problems that they have. On the basis of this research, I will give the best advice for the KNLTB how to respond as best as possible to the problems of the small tennis clubs. The main question of the investigation was: “Can the KNLTB strengthen its position around tennis by focusing extra on the services for small tennis clubs by offering a suitable offer?’

Method. Based on a literature study, an exploratory study was carried out. Some of the results of the literature study were used to compile the topic lists that were used in the in-depth interviews. In-depth interviews were conducted with the account managers, the chairman of small tennis clubs, foreign tennis federations and other tennis experts.

Results. Tennis has to do with various social developments. These are: individualization, consumerism, aging and urbanization. These developments infect the small tennis clubs. The KNLTB has a general service that is aimed at all tennis clubs. They don’t make different services for large and small tennis clubs. It’s important to the culture and cooperation an extra boost in their current services. There is a little youth and many elderly people at the club. The number of members is declining. This decreases the number of volunteers, which means that you can’t organize what you want. This means that the culture of a club deteriorates. It also results in less tennis lessons, less good bond the with the trainer and a harder job to put together competition teams. The small tennis club where things are going well, have a good culture. In addition, good organization and accommodation. The situation in Flanders is comparable. A shortage of trainers and culture are important. The trainer is an important link, which is difficult to appoint when there is little to teach at each club.

Conclusions. If the KNLTB wants to improve their service to small tennis clubs, they need to focus on collaboration. Collaboration can solve a lot of problems. By having small tennis club work together, they can tackle multiple problems. The amount of members, volunteers, trainings groups, competition teams and activities around the club will rise. I recommend small tennis clubs to collaborate with schools, neighborhood/district and welfare organizations. The last thing is that I recommend the KNLTB to focus on the size of the tennis clubs. The current programs are spread over all the tennis clubs. The size doesn’t matter. Spread the size of the tennis clubs in three different sizes and make a separate program for all of them. Some small tennis clubs that are too small, have to merge to keep their right to exist.

Recommendations. Organize a Webinar for the small tennis clubs about collaboration. Explain them what the value could be if you would work together. The KNLTB should also focus on the size of tennis clubs. Make a different program of all three sizes. Encourage tennis clubs to work together. Merge small tennis clubs if they are too small to be healthy enough to exist for the next ten years. Remove the double remittance for players who play at different clubs. That makes it easy to combine tennis clubs and make competition teams together. Make it possible to play at different clubs at the same time, without any extra fees they have to pay. Encourage it to work together and help the tennis sport.

(9)
(10)

1. Inleiding

Kleine tennisverenigingen kampen met een aantal problemen, zoals ledenbehoud/-werving en te weinig vrijwilligers. Er komen signalen vanuit de kleine verenigingen dat de dienstverlening van de KNLTB gericht is op grotere verenigingen en niet bij hen aansluit. Om het bestaansrecht van de kleine verenigingen op lange termijn te behouden moet er iets veranderen. Het doel van deze afstudeeropdracht is onderzoek te doen naar en advies te geven over hoe de KNLTB kleine verenigingen beter kan helpen.

In dit hoofdstuk wordt er eerst ingegaan op de strategische achtergrond, aanleiding voor het onderzoek en de afbakening. Daarna wordt er ingegaan op de doelstelling, hoofdvraag en de resultaatomschrijving. In het tweede hoofdstuk worden de methoden beschreven die zijn gebruikt bij het kwalitatieve onderzoek. In het derde hoofdstuk worden de maatschappelijke ontwikkelingen goed bekeken en wat de invloed op tennis hiervan is. In het vierde hoofdstuk wordt de huidige dienstverlening van de KNLTB uitgelicht en specifiek richting kleine verenigingen. In hoofdstuk vijf wordt er gekeken wat de problemen en behoeftes zijn van de kleine verenigingen. In hoofdstuk zes wordt er gekeken naar kleine verenigingen die het goed doen en een voorbeeld kunnen zijn voor andere kleine verenigingen. In hoofdstuk zes wordt de Nederlandse situatie vergeleken met de Vlaamse situatie. In hoofdstuk zeven wordt er gekeken welke rol de tennistrainer hierin heeft en kan spelen. In hoofdstuk acht worden de conclusies getrokken en in hoofdstuk negen worden de conclusies die zijn getrokken, geïmplementeerd.

1.1. Strategische achtergrond, aanleiding en afbakening

De Koninklijke Nederlandse Lawn Tennis Bond (KNLTB) is het overkoepelende orgaan van de tennissport in Nederland. Zij zijn er voor alles dat met tennis te maken heeft. Al sinds de middeleeuwen wordt het spelletje gespeeld. De KNLTB is het kenniscentrum voor tennis in Nederland.

De Nederlandse Lawn Tennis Bond (NLTB) werd op 5 juni 1899 opgericht door veertien mannen. Deze mannen behoorden tot de beste spelers van Nederland of waren erg betrokken bij de organisatie van hun vereniging. De belangrijkste reden om een tennisbond op te richten was het aanbrengen van uniformiteit in de regels en het spel en de organisatie van toernooien (KNLTB, 2020). De KNLTB is het startpunt van de tennissport in Nederland en wil graag meer mensen meer laten tennissen. De tennisbond is met 1650 verenigingen en 550.000 leden de tweede sport in Nederland. Daarnaast zijn er nog zo’n 400.000 ongebonden tennissers, die wel tennissen maar geen lid zijn bij een vereniging. Alles wat met tennis te maken heeft, omarmt de KNLTB. De KNLTB adviseert en ondersteunt besturen van tennisverenigingen op het gebied van beleid, accommodatie en geeft juridisch advies bij geschillen. Ze zijn verantwoordelijk voor de landelijke en district-competities, toernooien, het opleiden van tennisleraren en scheidsrechters (KNLTB, 2020). Ook helpen ze de topsport in Nederland, om zoveel mogelijk ambassadeurs voor tennis te creëren en Nederland internationaal op de kaart te zetten.

In 2012 waren er nog ongeveer 670.000 tennissers aangesloten bij de bond. Tennis heeft net als veel andere sporten veel leden verloren. Hier zijn verschillende redenen voor, bijv. individualisering van de sport. Steeds meer mensen willen alleen sporten wanneer het hen uitkomt en niet meer lid zijn van een vereniging. Dit heeft als consequenties dat het bestaansrecht van voornamelijk kleinere verenigingen onder druk komt te staan en de vrijwilligersrol waar verenigingen op zijn gebaseerd, wordt bedreigd (Bruin, 2015). Tussen 2012 en 2019 is het aantal ledenaantal gedaald naar bijna 550.000 tennissers. Hiermee blijft de tennisbond in grootte de tweede sportbond van Nederland. (KNLTB, 2020). Naast individualisering, zijn er nog meer redenen waarom het aantal leden bij de tennisbond daalt. Deze worden behandeld in hoofdstuk 3.

(11)

In Nederland zijn er 555 verenigingen met onder de 150 leden, waarvan er 350 verenigingen zijn onder de 100 leden. (KNLTB accountplanning, 2020). Dat is 1/3 van alle verenigingen in Nederland. De KNLTB heeft een missie om meer mensen meer te laten tennissen en daarmee de betekenis van tennis voor de Nederlandse samenleving te vergroten. Mensen in beweging brengen en houden om ze fitter en gezonder te maken. En om mensen te verenigingen, ongeacht hun leeftijd, afkomst, geslacht, met en zonder beperking. ‘Nederland Tennisland. Iedereen doet mee.’ (KNTLB, 2020). Toch zijn er minder leden en moet er iets veranderen om de daling te stoppen. In 2013 hadden ze nog 626.000 leden en in 2018 nog maar 558.000. Dit is een daling van 11% (NOC*NSF, 2018).

De KNLTB ontwikkelt programma’s voor ‘de tennisvereniging’ in Nederland. In de programma’s wordt er niet gesegmenteerd op kleine, middelgrote of grote verenigingen. Kleine verenigingen geven signalen af dat de dienstverlening van de KNLTB niet altijd goed aansluit. De dienstverlening die er is, is gemaakt voor de middelgrote en grote vereniging, waar genoeg leden en vrijwilligers zitten op het uit te voeren. Daardoor voelen kleine verenigingen zich soms niet verbonden met de KNLTB en zien ze de meerwaarde er niet van in.

Ondanks de kritiek van de kleine verenigingen, wordt de algemene indruk van de KNLTB onder bestuurders

significant beter. Van een 7,0 in 2018 naar een 7,4 in 2019 (zie figuur 1). Deze groei is het meest positief gegroeid in de kleine en middelgrote verenigingen.

Figuur 1: Algemene indruk KNLTB bij verenigingsbesturen (KNLTB, 2019). Waar de KNLTB vorig jaar juist minder goed scoorde onder dienstverlening bij kleine verenigingen, zijn die juist positiever dan het jaar er voor (van een 6,8 naar een 7,2; zie figuur 2). De kritiek dat de KNLTB zich te weinig richt op kleine verenigingen, gaat dus de goede kant op. De tevredenheid is het hoogst als de KNLTB dat jaar ook daadwerkelijk is langs geweest.

(12)

Figuur 2: Beoordeling dienstverlening KNLTB richting verenigingsbesturen (KNLTB, 2019)

Waar de KNLTB wat minder op scoort, is haar IT-platform (KNLTB, 2019). Ook afgelopen tijd moest er vanwege corona opeens veel digitaal gebeuren. Veel zaken zijn goed opgepakt en werden alle vergaderingen opeens digitaal gehouden. Aan de andere kant waren er veel storingen bij de borden die het digitaal afhangen moesten regelen. Ook krijgt de KNLTB terug dat ze er te weinig zijn voor recreatieve leden. Als je geen competitie speelt, zien sommige verenigingen de waarde van de KNLTB niet in.

Wel krijgt de KNLTB terug dat de indruk is gewekt dat het tijdens het afgelopen jaar is verbeterd naar een organisatie die open staat voor vernieuwing (KNLTB, 2019); dit mede dankzij de komst van accountmanagers en verschillende wijzigingen in het competitieaanbod. Ook is de communicatie

steeds helderder en zijn er nu korte lijntjes.

Figuur 3: Quotes m.b.t. algemene indruk van de KNLTB bij verenigingsbesturen (KNLTB, 2019)

De KNLTB scoort op alle onderwerpen van ondersteuning een ruime voldoende (zie figuur 4). Wat een opvallende zaak is dat twee van de vier belangrijkste aandachtspunten van de KNLTB slecht scoort.

(13)

Jeugd en vrijwilligersbeleid staan hoog op de bondsagenda. Ondanks dat heeft maar 27% resp. 16% van de bestuurders op dit gebied begeleiding ontvangen.

Figuur 4: Beoordeling ondersteuning verenigingen door verenigingsbesturen (KNLTB, 2019)

Een van de opvallendste zaken uit de verenigingsmonitor (KNLTB, 2019) is dat 75% van de verenigingen nog maar beperkt samenwerkt met andere tennisverenigingen (zie figuur 5). 17% is zeer actief aan het samenwerken. Hier kun je denken aan samen evenementen organiseren en gezamenlijk zaken oppakken. Waar wel een groei is te zien, is andere samenwerkingsvormen. In 2018 was nog maar 41% van de verenigingen aan het samenwerken met partijen zoals met een basisschool of voetbalvereniging. Dat is in 2019 gestegen naar 52%.

Figuur 5: Samenwerking met andere tennisverenigingen volgens verenigingsbesturen (KNLTB, 2019)

Voornamelijk kleine verenigingen worden bedreigd in hun voortbestaan. In onderhavig document gaat gekeken worden waarom zij het zo lastig hebben. Er is onderzocht welke maatschappelijke

(14)

ontwikkelingen invloed hebben op tennis in Nederland. Daarnaast is gekeken naar demografische factoren en de specifieke kenmerken van een kleine vereniging. Daarnaast is onderzocht wat de dienstverlening van de KNLTB precies inhoudt en hoe zij de kleine verenigingen beter zouden kunnen bedienen. Hierbij is er gekeken naar het huidige aanbod van de KNLTB en wat er anders zou kunnen om de dienstverlening te verbeteren. Hierbij zijn de problemen en behoeftes van kleine verenigingen onderzocht. Daar zitten ook verenigingen tussen, waarbij het wel goed gaat. De Nederlandse situatie is vergeleken bij de Tennisbond Vlaanderen. Daarnaast is de rol van de trainer onderzocht.

De KNLTB bedenkt programma’s voor ‘de tennisvereniging’ in Nederland. In de programma’s wordt er niet gesegmenteerd op kleine, gemiddelde of grote verenigingen. De dienstverlening die er is, is gemaakt voor de gemiddelde vereniging, waar genoeg leden en vrijwilligers zitten op het uit te voeren. Daardoor voelen kleine verenigingen zich soms niet verbonden met de KNLTB en zien ze de meerwaarde er niet van in. Ondanks dit feit is de algemene indruk van de KNTLB gestegen, van een 7,0 naar een 7,4. De grootste stijging zat bij de kleine verenigingen. Die gingen van een 6,8 naar een 7,2. Om Nederland in breder perspectief te zetten, vergelijken we de cijfers met buurland Vlaanderen. Andere buurlanden zoals Duitsland en Engeland zijn niet meegenomen, omdat deze niet representatief zijn. Engeland en Duitsland hebben een andere verenigingsstructuur dan Nederland, waardoor het appels met peren vergelijken is. Er is gekeken of Vlaanderen dezelfde problemen heeft en wat zij anders doen dan Nederland. Hoe gaan zij om met die problemen? Wat kan de KNLTB leren van de Vlaamse tennisbond?

1.2. Doelstelling, hoofdvraag en resultaatomschrijving

Het doel van deze afstudeeropdracht is onderzoek te doen naar en advies te geven over hoe de KNLTB kleine verenigingen beter kan helpen.

De hoofdvraag van het onderzoek luidt als volgt:

‘Kan de KNLTB zijn positie in het tennislandschap verstevigen door zich extra te richten op de dienstverlening bij de kleine verenigingen en een passend aanbod aan te bieden?’

Met de volgende deelvragen:

- Welke maatschappelijke ontwikkelingen hebben invloed op tennis in Nederland?

- Wat is de huidige dienstverlening van de KNLTB richting verenigingen in het algemeen en specifiek richting kleine verenigingen?

- Wat zijn de problemen en de behoeftes van kleine verenigingen?

- Welke ‘best practices’ van kleine verenigingen zijn er waar andere kleine verenigingen een voorbeeld aan kunnen nemen?

- Heeft Vlaanderen een vergelijkbaar probleem met kleine verenigingen en wat doen zij daar dan aan?

- Wat is de invloed van een tennistrainer en welke rol kan hij/zij spelen bij het oplossen van de problemen bij kleine verenigingen?

(15)
(16)

2. Methoden

In dit hoofdstuk wordt er gekeken naar welke onderzoeksmethoden zijn gebruikt om antwoorden te krijgen op de deelvragen. Er wordt gekeken naar het onderzoeksdesign, onderzoeksinstrumenten, de steekproef, dataverzameling en de analyse van de gegevens.

2.1. Onderzoeksdesign

In dit onderzoek wordt een kwalitatieve onderzoeksmethode gehanteerd, om te achterhalen hoe de KNLTB de dienstverlening richting kleine clubs kan verbeteren. Een kwalitatieve onderzoeksopzet is geschikt om motieven en gedachten van respondenten te doorgronden. Er zullen met verschillende groepen respondenten interviews worden gehouden, allemaal met een verschillende invalshoek. Daarnaast wordt er ook deskresearch gedaan, om de gesprekken kracht bij te zetten en antwoorden te bevestigen.

2.2. Onderzoeksinstrumenten

Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden, worden semi-gestructureerde diepte-interviews gehouden. De vragen zijn van tevoren vastgesteld aan de hand van een topiclist, waar afgeweken van kan worden en kan worden doorgevraagd gedurende de interviews. (Broekhoff et al., 2015). De interviewer stelt hierbij geen suggestieve vragen. De interviews zijn opgenomen met toestemming van de respondent, om tijdens het interview goed de focus te kunnen leggen op het gesprek. Later is het interview uitgewerkt aan de hand van de geluidsopname.

Inhoudelijk is er eerst gekeken naar de problemen van de kleine vereniging, de demografische factoren en de huidige dienstverlening van de KNLTB. Er is gekeken naar vergelijkbare problemen om zo veel mogelijk verenigingen te helpen. Vervolgens is er gekeken naar wat de KNLTB daaraan zou kunnen veranderen, om zo de dienstverlening beter aan te passen naar kleine verenigingen. De topiclijsten met de vragen voor de interviews staan in de bijlage.

2.3. Steekproef

Er zijn verschillende doelgroepen geïnterviewd. Er met de accountmanagers gesproken met de meeste kleine verenigingen. Er is met voorzitters van kleine verenigingen gepraat. Zij hebben de meeste kennis van de problemen die spelen en staan direct in contact met de dienstverlening van de KNLTB. Ook wordt het bondsbestuur, managers van de KNLTB en andere tennisexpert gevraagd om hun expertise. Daarnaast zijn de resultaten vergeleken met buurland Vlaanderen, om Nederland in een breder perspectief te zetten.

Accountmanagers 4 personen

Voorzitters kleine verenigingen 7 personen

Tennisexperts 4 personen

Tabel 1: geïnterviewde groepen.

Door een homogene groep te selecteren kunnen de resultaten beter met elkaar worden vergeleken. Een homogene groep houdt in dat de respondenten gemeenschappelijke eigenschappen hebben. Door de gemeenschappelijke eigenschappen, kan je de antwoorden die ze geven met elkaar vergelijken. Respondenten zijn geworven via de accountmanagers, die rechtstreeks contact hebben met de kleine clubs. Ook is het eigen netwerk van de student geraadpleegd.

Er is met de vier accountmanagers gesproken die de meeste kleine verenigingen hebben. Zij hebben een goed inzicht in de dienstverlening van de KNLTB en hoe dit wordt toegepast op kleine verenigingen. Er is met verschillende voorzitters van kleine verenigingen gesproken. Er is gesproken

(17)

met de Tennisbond Vlaanderen. Daarnaast is er met verschillende tennisexperts binnen en buiten de KNLTB gepraat. Onder tennisexperts vallen verschillende mensen. Er wordt dan gepraat met mensen uit het bondsbestuur of ondernemers uit de tenniswereld. Zij zijn expert op gebied van tennis in het algemeen en hebben een uitstekende kijk op de tenniswereld. Er is met hun gesproken om de problemen uit het onderzoek te bevestigen (of niet) en al richting een oplossing te denken.

2.4. Dataverwerving en -verwerking

De data is verworven door verschillende semigestructureerde diepte-interviews te houden. Deze zijn bijna allemaal telefonisch en via skype gehouden, vanwege de coronatijd. Door middel van een topiclist en een interviewschema werd het interview afgelegd. Alle interviews zijn door middel van een geluidsopname vastgelegd om vervolgens te worden getranscribeerd. Sommige gesprekken zijn niet volledig uitgewerkt, maar samengevat vanwege de omvang.

De interviews zijn afgenomen en daarna getranscribeerd en opgenomen in de bijlages. Nadat alle interviews getranscribeerd waren, werden er algemene codes toegekend. Deze codes zijn opgenomen in het codeboek. Daarna werden er axiale codes gemaakt om verschillende codes met dezelfde betekenis samen te voegen onder een algemene code. De antwoorden hiervan zijn uitgewerkt in een analyseschema. Hierdoor krijg je antwoorden op dezelfde vraag mooi bij elkaar. Deze zijn gebruikt om antwoord te geven op de deelvragen.

Aan het einde van elk hoofdstuk worden er bouwstenen voor het advies gemaakt. Hierin worden constateringen gemaakt die als bouwsteen kunnen fungeren voor het advies.

(18)
(19)

3. Maatschappelijke ontwikkelingen

In dit hoofdstuk wordt de volgende deelvraag behandeld aan de hand van interviews en van wetenschappelijke literatuur. Wat zijn maatschappelijke ontwikkelingen die meespelen bij het beantwoorden van de hoofdvraag? Er wordt ingegaan op maatschappelijke ontwikkelingen zoals vergrijzing, het nieuwe verenigingslid en krimpgebieden.

Het doel van dit hoofdstuk is antwoord geven op de volgende deelvraag:

- Welke maatschappelijke ontwikkelingen hebben invloed op tennis in Nederland?

3.1.

Vergrijzing en krimp

Er is sprake van vergrijzing in Nederland. Nederland is aan het vergrijzen, iedereen wordt gemiddeld ouder (Woorden.org, 2020). Krimp houdt in, dat een dorp of stad steeds minder inwoners heeft. Vaak is er een verband tussen vergrijzing en krimp. Gebieden die krimpen, vergrijzen vaak. Maar ook in steden waar de bevolking groeit, kan vergrijzing optreden. Omdat ze dus vaak wel een verband hebben, worden ze in dezelfde paragraaf genoemd. Omdat we steeds ouder worden, zijn we op latere leeftijd vitaal genoeg om te kunnen sporten. Rond de randstad groeit het aantal inwoners, terwijl het aan de randen van Nederland krimpt. De steden worden steeds groter en raken voller, terwijl de dorpen verder van de randstad leeglopen en vergrijzen. Hoe verder van de randstad, hoe groter de krimpgebieden zijn (PBL & CBS, 2019) (zie figuur 6). Ondanks dat de bevolking aan het groeien is, daalt het aantal leden bij de tennisbond.

Figuur 6: Verstedelijk in Nederland.

In de twintigste eeuw is het aantal 65-plussers meer dan vertienvoudigd: van 0,3 miljoen in 1990 tot 3,2 miljoen in 2018. Binnen Nederland zijn er wel grote verschillen in vergrijzing. In welvarende gemeente is de vergrijzing bijna vijf keer zo groot als in de jongste gemeenten. De vergrijzing is te danken aan dalende sterftecijfers voor hart- en vaatziekten. Sinds 2002 neemt de levensverwachting van de gemiddelde Nederlander sneller toe dan andere Europese landen. Vanaf 2011 vergrijst Nederland in versneld tempo. We blijven langer gezond en daarom groeit het aantal ouderen sneller dan de jaren ervoor. De babyboomgeneratie en het snel gegroeide aantal niet-westerse allochtonen leveren in de komende decennia een grote bijdrage aan de vergrijzing (Garssen, 2011). Tussen 1960 en 2010 is de 65-plus bevolking gestegen van 1 naar 2,5 miljoen inwoners (zie figuur 7). In figuur 8 staat de prognose van het aantal 65-plussers voor de komende jaren.

Tennis heeft een groot voordeel ten opzichte van haar concurrenten; de sport is nog goed te beoefenen op latere leeftijd. Waar de meeste voetballers afhaken op hun 35ste, kunnen tennissers vaak nog tot hun 75ste blijven tennissen

(20)

Figuur 7: Omvang en groei van het aantal 65-plussers. Figuur 8: aantal 65-plussers prognose.

Zo bestaat ook al het programma Old Star tennis. Dit is tennissen met aangepaste regels zoals dat de bal twee keer mag stuiteren en je zonder tramrails speelt. Ook zijn de sets kort en mag je een derde persoon laat indraaien bij kantwissel. Hierdoor hoef je maar beperkt te bewegen en blijft tennis nog langer mogelijk dan het nu al is. Ook als je naar verschillende gemeentes gaat kijken, zie je vergrijzing van de bevolking, zoals

in het volgende figuur 9 te zien is. Figuur 9: verwachte bevolkingsontwikkeling.

Dit is gemeente Landerd, waar de komende jaren de leeftijd 0-64 zal dalen en de 65+ ontzettend zal groeien. Dit geeft een mooie inschatting aan hoe sommige delen van Nederland flink aan het vergrijzen zijn.

De NOC*NSF, NISB (Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen) en MOVISIE (kennisinstituut voor sociale vraagstukken) voeren binnen het Nationaal Netwerk Bevolkingsdaling (NNB), de werkgroep leefbaarheid en voorzieningen een gezamenlijk project uit. Het project Sport & leefbaarheid. Daarin hebben ze een themadossier van tennisverenigingen op het gebied van accommodatie, beleid en het geven van juridisch advies (Van Alkemade et al., 2014). Kleine verenigingen staan onder druk door de gevolgen van krimp. Zij krijgen hierdoor minder (jeugd)leden. Dat leidt automatisch tot minder teams en vrijwilligers. Hierdoor heeft een club minder inkomsten.

(21)

3.2.

Individualisering en consumentisme

Er zijn verschillende maatschappelijke ontwikkelingen die ook tennis raken. Zo is er bijvoorbeeld individualisering. Individualisering wordt omschreven als het proces van decollectivisering van de samenleving (De Beer, 2004).

Ook hebben de verenigingen te maken met consumentisme. Uit de literatuurstudie blijkt dat onder consumentisme verstaan wordt dat mensen zich niet als leden gedragen die zich vrijwillig inzetten voor de vereniging, maar als klant of consument (Enjolras et all, 2020). Dat houdt in dat leden steeds meer consument worden in plaats van een lid. Waar eerst de vereniging op één stond, staan nu de leden op de eerste plek. Leden betalen contributie en willen kunnen tennissen. Ze hebben steeds minder zin om een onderdeel te zijn van de vereniging en vrijwilligerswerk te doen om de club draaiende te houden. De democratie van een vereniging is aan het afbrokkelen. Het principe van verenigen en samen de schouders eronder zetten wordt steeds meer vergeten. Doordat individualisering en consumentisme raakvlakken hebben, worden ze in dezelfde paragraaf besproken.

Waar vroeger iedereen zijn taak had om de vereniging draaiende te houden, is dat nu een stuk minder. De democratie van een vereniging is aan het afbrokkelen. Leden gedragen zich meer als klant in plaats van lid. Het principe van verenigen en samen de schouders eronder zetten wordt steeds meer vergeten. Daarin is cultuur een belangrijk aspect. Dit komt met aandacht en waardering, de mensen het gevoel geven dat ze erbij horen. Mede door dit gevoel willen mensen vaak wel vrijwilligerswerk doen, maar dan moeten ze wel gevraagd worden, het liefst door iemand waar ze een goede band mee hebben, zeggen 4/7 voorzitters.

Door een landelijk dalend ledenaantal, heeft een vereniging over het algemeen minder beschikbare vrijwilligers. Ondanks dat, is Nederland koploper in vrijwilligerswerk. Het gaat dan om formele en informele hulp. Ruim 83% van de 50- tot 65-jarigen gaf aan hier in 2015 tijd aan te hebben besteed. Het EU-gemiddelde is bijna 25%. In figuur 10 kun je zien dat Nederland daar dus met kop en schouder bovenuit en heeft een uniek verenigingsleven (CBS Eurostat, 2015). Ondanks de maatschappelijke trend dat clubs het moeilijk hebben met vinden van vrijwilligers, is Nederland alsnog koploper in de Europese Unie.

Vier vijfde van alle verenigingsbestuurders (alle sporten), vinden dat ze een maatschappelijk verantwoordelijkheid dragen en een bijdrage leveren aan de uitvoering van landelijk en lokaal beleid van sportieve en maatschappelijke ambities (Hoekman & Van der Bol, 2014). Je bent naast een sportvereniging nog meer dan je primaire functie: sport faciliteren.

(22)

Een derde van verenigingsbestuurders vindt dat sportverenigingen er zijn om sport goed te faciliteren voor hun leden en meer ook niet. Daaruit blijkt het mindere draagvlak een maatschappelijke rol. Het zijn vooral grote verenigingen (250+ leden) met een eigen kantine, betaalde krachten, in stedelijke gebieden die een maatschappelijk rollen willen invullen (Van Kalmthout, Hoekman & Van Es, 2015). Dit komt mede doordat de grote verenigingen meer in steden zitten, waar een grotere problematiek is in de sociale omgeving. Maar

een deel van de verenigingen is in staat om een breder sportaanbod aan te bieden. Die hebben steeds meer in plaats van een interne, een externe oriëntatie. Een aanbod wat een grotere maatschappelijke bijdrage heeft.

Figuur 11: veranderende oriëntatie sportverenigingen

In 2008 werd ongeveer 17% van de clubs gezien als een club met een breder aanbod en een externe oriëntatie. In 2014 was dit al gegroeid naar 25% van alle clubs (zie figuur 11).

Niet alleen de maatschappelijke verantwoordelijkheid van sportverenigingen groeit, maar het ook het netwerk dat zij gebruiken. In 2008 werkte 79% samen met andere organisaties. In 2014 was dit gestegen naar 90% (NOC*NSF & Mulier instituut, 2014). Zo kan je zien in figuur 12 dat er meer wordt samengewerkt met scholen, buurt-/wijk-/welzijnsorganisatie, buitenschoolse opvang en bedrijven. Ondanks dat men steeds individueler gaat sporten, stijgt het aantal samenwerkingspartners dus wel.

(23)

Wat opvallend is, is dat de samenwerking met sportbonden is afgenomen. Een mogelijke verklaring is het grote lokale netwerk van verenigingen. Daarnaast zijn er nu buurtsportcoaches en combinatiefunctionarissen. Sportbonden zetten ook in op veel samenwerking met de gemeente en lokale partijen. Er zal worden bezuinigd worden op sportverenigingen en daarbij wordt met name gekeken naar het verhogen van tarieven, aanpassen subsidies en doorvoeren van andere beheervormen (Hoekman, 2013). Hierdoor moeten verenigingen oplossingen gaan bedenken om toch een gezonde en vitale vereniging te blijven. Een oplossing daarin zou kunnen zijn om een multifunctionele accommodatie in te richten, waarbij je meer gaat zijn dan alleen een sportvereniging.

3.3. Accommodatie

Gemeenten willen graag een effectief en doelmatig sportaccommodatiebeleid. Om een realistisch toekomstperspectief te schetsen, kan niet in alle dorpskernen een duurzame voorziening blijven bestaan en zijn concentraties van voorzieningen, waaronder sportaccommodaties, noodzakelijk (Bakker et al., 2014). Oplossing worden gezocht door de locatie multifunctioneler te maken. Hierdoor maak je de doelgroep breder dan alleen je eigen tennisvereniging. Ook wordt er gekeken naar grotere sportverenigingen. Daarbij is de locatie van de accommodatie, bereikbaarheid en leefbaarheid belangrijk. Daarbij wordt ook gesproken over clustering van accommodaties. Het aantal sportvelden, sporthallen, zwembaden

en fitnesscentra zal tussen 2016 en 2028 allemaal dalen. Openbare ruimtes zullen wel groeien, zie figuur 13. Dat betekent dat er meer wordt gesport in eigen tijd in openbare ruimtes.

Figuur 13: Sportaccommodaties

Doordat het aantal verenigingen harder daalt dan het aantal leden, zie je wel dat het gemiddelde aantal leden per vereniging juist omhoog gaat. Dat houdt in dat er sportaccommodaties verdwijnen, maar ook kleine accommodaties gaan samenwerken om samen onder één grotere accommodatie verder te gaan, zie figuur 14. (NOC*NSF, 2013) Het aantal verenigingen dat is geregistreerd staat bij NOC*NSF is tussen 2003 en 2013 gedaald van bijna 28.000 verenigingen naar ruim 24.000 verenigingen. Dat is een daling van 3600 verenigingen, wat ongeveer 13% is (Bakker, Van der Werff & Hoekman, 2014).

(24)

Bij tennis is dit niet het geval. In 2009 waren er nog meer dan 1732

verenigingen (Consultancy, 2016), nu nog ongeveer 1650 (KNLTB, 2020). Terwijl het aantal leden in dezelfde tijd van ongeveer 700.000 is gezakt naar 500.000. Het aantal verenigingen daalt met een kleine 5%, terwijl het aantal leden daalt met bijna 30%. Hierdoor heb je dus gemiddeld in Nederland minder leden per vereniging.

Figuur 14: aantal sportverenigingen en gemiddeld aantal leden Wat een opvallende zaak is, is dat de het aantal sportverenigingen per 10.000 inwoners weer hoog ligt bij de regio’s met veel kleine verenigingen (zie figuur 15). Dat betekent dat er relatief meer sportfaciliteiten zijn in de gebieden waar veel kleine verenigingen zitten. Dat zou kunnen betekenen dat dit er te veel zijn voor wat het gebied nodig heeft (DSA & CBS, 2014). Zo zijn er in de stedelijke gebieden, gemiddeld minder sportaccommodaties dan in niet stedelijke gebieden. De afstand naar sportaccommodaties in stedelijke gebieden is wel veel kleiner dan in niet stedelijke gebieden. Zo heeft een zeer stedelijk gebied gemiddeld 3,49 sportaccommodaties per 10.000 inwoners en moet gemiddeld 419 meter afleggen om te kunnen

sporten. Bij een niet stedelijk gebied, zijn er 11,38 sportaccommodaties ter beschikking per 10.000 inwoners. Zij moeten wel gemiddeld 912 meter afleggen om te kunnen sporten (zie figuur 16). Zo zijn er dus in niet stedelijke gebieden gemiddeld per inwoners meer accommodaties, maar wel op grotere afstand. Dat betekent voor kleine verenigingen dat er op grotere is afstand meer verenigingen zijn met minder mensen.

(25)

Figuur 16: Gemiddeld aantal accommodaties per 10.000 inwoners en gemiddelde afstand.

3.4. Conclusie deelvraag

Door de verschillende maatschappelijke ontwikkelingen hebben kleine tennisverenigingen het lastig. Door verstedelijking, individualisering en vergrijzing staat de verenigingscultuur onder druk. Leden hebben steeds minder zin om een onderdeel te zijn van de vereniging en vrijwilligerswerk te doen om de club draaiende te houden.

Nederland is aan het vergrijzen, iedereen wordt gemiddeld ouder. In de twintigste eeuw is het aantal 65-plussers meer dan vertienvoudigd. Vooral rijke gemeentes en dorpen vergrijzen. Hierdoor wordt iedereen op de tennisvereniging ook ouder.

Leden gedragen zich steeds meer als consument in plaats van lid van de tennisvereniging. Daarin is cultuur een belangrijk aspect. Mensen willen wel vrijwilligerswerk doen, maar dan moeten ze wel gevraagd worden, het liefst door iemand waar ze een goede band mee hebben.

Kleine tennisverenigingen staan onder druk door de gevolgen van krimp. Zij krijgen hierdoor minder (jeugd)leden. Dat leidt automatisch tot minder teams en vrijwilligers. Hierdoor heeft een club minder inkomsten. Oplossing worden gezocht door de locatie multifunctioneler te maken. Hierdoor maak je de doelgroep breder dan alleen de eigen tennisvereniging.

Daarbij wordt ook gesproken over clustering van accommodaties. Het aantal sportvelden, sporthallen, zwembaden en fitnesscentra zal tussen 2016 en 2028 allemaal dalen. Openbare ruimtes zullen wel groeien. Sportaccommodaties verdwijnen, maar kleine accommodaties gaan samenwerken om samen onder één grotere accommodatie verder te gaan. Er zijn dus minder verenigingen, maar wel gemiddeld meer leden per vereniging. Hier zal tennis ook onder vallen.

In niet stedelijke gebieden zijn er gemiddeld per inwoner meer accommodaties maar wel op grotere afstand dan in de grotere steden.

Het netwerk, de externe oriëntatie er de samenwerking met scholen, buurt-/wijk-/welzijnsorganisatie, buitenschoolse opvang en bedrijven, groeit.

(26)

3.5. Bouwstenen voor advies

Bouwsteen 1: leden gaan zich meer als consument gedragen in plaats van als onderdeel van de vereniging.

Bouwsteen 2: het ledenaantal daalt, het aantal ouderen stijgt.

Bouwsteen 3: cultuur binnen een vereniging is belangrijk om vrijwilligers te werven.

Bouwsteen 4: Oplossingen worden gezocht door de locatie multifunctioneler te maken. Hierdoor maak je de doelgroep breder dan alleen de eigen tennisvereniging. Daarbij wordt ook gesproken over clustering van accommodaties.

Bouwsteen 5: Gemiddeld meer leden, betekent een grotere vijver om vrijwilligers uit te vissen. Meer vrijwilligers betekent meer gezelligheid op de vereniging en gemiddeld meer clubmomenten.

Bouwsteen 6: het aantal samenwerkingsvormen bij verenigingen groeit. Daaronder vallen het netwerk, de externe oriëntatie er de samenwerking met scholen, buurt-/wijk-/welzijnsorganisatie, buitenschoolse opvang en bedrijven.

(27)
(28)

4. Dienstverlening KNLTB

In dit hoofdstuk worden de accountmanagers besproken. Zij staan in direct contact met alle verenigingen in Nederland. Er zijn tien verschillende accountmanagers, verdeeld over het hele land. Er is uitgebreid gesproken met de vier accountmanagers met de meeste kleine verenigingen in hun gebied. Dat zijn de gebieden Limburg, Overijssel & Drenthe, Groningen & Friensland en West-Brabant & Zeeland.

In de hoofdstuk worden er antwoord gegeven op de volgende deelvraag:

- Wat is de huidige dienstverlening van de KNLTB richting verenigingen in het algemeen en specifiek richting kleine verenigingen?

De KNLTB is er voor iedereen. Voor grote en kleine verenigingen, voor goede en minder goede tennissers. De dienstverlening van de KNLTB, is niet gesegmenteerd op grote of kleine vereniging, maar voor de algemene vereniging. Hierdoor zijn sommige zaken, zoals tennis alles-in-1 of een digitaal afhangbord, niet relevant voor kleine verenigingen. Tennis alles-in-1 is een programma vanuit de KNTLB waarbij je niet alleen betaald voor een lidmaatschap, maar automatisch ook voor competitie en trainingen.

Bij voetbal en hockey is het normaal dat je doordeweeks traint en in het weekend een wedstrijd speelt. Voor tennis is dat niet vanzelfsprekend. Bij tennis alles-in-1 zitten trainingen en wedstrijden in je contributie inbegrepen. Hierdoor ga je automatisch trainen en wedstrijdjes spelen. Voor tennis alles-in-1 moet je trainingen en competitieteams kunnen samenstellen. Een kleine vereniging met vier jeugdleden, in de leeftijdscategorie 0-18 en verschillende niveaus, kan niet zelfstandig trainingen of competitieteams faciliteren. Een afhangbord is op een grote vereniging van belang, er zijn meer mensen dan banen waardoor er soms te veel mensen op het park tegelijk zijn. Bij kleine verenigingen liggen de banen bijna altijd vrij. Een afhangbord is dus niet nodig om de drukte te reguleren. Hiervoor moeten wel bepaalde kosten worden gemaakt, zoals het betalen voor het systeem en internetaansluiting. Omdat er maar weinig leden zijn, zijn de kosten per lid hoger.

Het is belangrijk om te weten als club, waar je voor staat. Een beleid en een visie zijn daarin belangrijk. Wie is jouw doelgroep, welke poppetjes moet je op welke plek hebben, wie staat waar in zijn kracht. Waar wil je staan over tien jaar, is een vraag die voor kleine verenigingen lastig te beantwoorden is. Durf vooruit te kijken, besta je dan nog? En op welke manier? Moet je ouderwets een voorzitter, penningmeester en een secretaris hebben. Of moet je meer gaan denken aan iemand die zich op vrijwilligers gaat richten en de nieuwe leden? Veel kleine verenigingen weten niet of ze over tien jaar in deze vorm nog bestaan. De KNLTB geeft hiervoor Webinars, om verenigingen te helpen aan antwoorden op deze vragen. Het is vaak een vicieuze cirkel met weinig leden, activiteiten en vrijwilligers. Doordat het ledenaantal terug loopt, zijn er steeds minder vrijwilligers. Minder vrijwilligers betekent dat er minder activiteiten kunnen worden opgepakt. Minder activiteiten betekent dat er minder clubmomenten zijn en dat de leden zich minder verbonden voelen met de verenigingen. Verbonden voelen met de vereniging is een belangrijke reden om vrijwilliger te worden. Minder leden betekent ook minder lessen voor de trainer, waardoor hij/zij vaak maar een aantal uurtjes per vereniging heeft.

Accountmanager: ‘Als vrijwilligers stoppen, dan wordt het steeds minder leuk om naar een vereniging te komen. Veel staat met de cultuur binnen een vereniging. Oude bestuurders blijven toch vaak hetzelfde doen.’

De vraag of veel van de kleine verenigingen over 10 jaar nog bestaan is lastig te beantwoorden. Vaak is het antwoord onzeker, wat geen goed antwoord is. Voor sommige is een fusie onontkoombaar

(29)

omdat ze anders geen bestaansrecht meer hebben. Anders worden de verenigingen opgeheven en bestaan ze helemaal niet meer. Veel kleine verenigingen blijven het per jaar bekijken of ze het nog redden en wat de toekomst hun gaat brengen en durven niet vooruit te kijken. Die verenigingen moeten realistisch naar de toekomst kijken en met de hulp van de KNLTB komen tot een toekomstbestendig plan komen.

Accountmanager: ‘Misschien zijn wel heel veel verenigingen die er over tien jaar niet meer zijn en hebben we alleen nog grote verenigingen.’

4.1. Huidige dienstverlening

De KNLTB adviseert en ondersteunt besturen van tennisverenigingen op het gebied van beleid, accommodatie en geven juridisch advies bij geschillen. Ze zijn verantwoordelijk voor de landelijke en district competities, toernooien, het opleiden van tennisleraren en scheidsrechters (KNLTB, 2020). Ook helpen ze de topsport in Nederland, door zoveel mogelijk ambassadeurs voor tennis te creëren en Nederland internationaal op de kaart te zetten. De afdeling Verenigingsondersteuning staat in direct contact met de verenigingen en is vaak het eerste aanspreekpunt. In de dienstverlening van de KNLTB wordt er geen onderscheid gemaakt tussen grote en kleine verenigingen.

Er spelen op verenigingen verschillende problemen. De belangrijkste problemen zijn op het gebied van ledenwerving en behoud, vrijwilligers en jeugd, volgens 4/4 accountmanagers. Wat de KNLTB terug krijgt van de kleine verenigingen, is dat zij geen passend aanbod hebben voor kleine verenigingen. Wanneer ze geen competitie spelen, zien ze vaak de meerwaarde van de KNLTB niet in, volgens 3/4 accountmanagers en 3/7 voorzitters. Er wordt vanuit de KNLTB in de dienstverlening niet gesegmenteerd tussen grote en kleine verenigingen.

Accountmanager: ‘Kleine verenigingen voelen zich te weinig ondersteund. Weinig leden, weinig vrijwilligers, weinig bestuurskracht, jeugd en teams samenstellen is lastig. Wij bedenken onze plannen voor de gemiddelde verenigingen.’

Veel kleine verenigingen weten vaak niet goed wat ze aan de KNLTB hebben. Ze voelen zich niet altijd aangesproken in de communicatie. Als ze zich wel aangesproken voelen, is het maar de vraag of ze de plannen van de grond krijgen door te weinig vrijwilligers. De vicieuze cirkel is lastig te doorbreken. Verbonden voelen met de vereniging is een belangrijke reden om vrijwilliger te worden, zeggen alle vier de accountmanagers. Minder leden betekent ook minder lessen voor de trainer, waardoor hij/zij vaak maar een aantal uurtjes per vereniging les geeft. Als je op vier verschillende verenigingen les geeft, voel je je minder verbonden en ga je ook niet snel een ledenactivatie opzetten. Hier wordt verder op ingegaan in hoofdstuk 7. Doordat alles in de neerwaartse spiraal zit, gebeurt er steeds minder op de vereniging en zakken vrijwilligers steeds verder weg. Het is aan de KNLTB om hier samen met de clubs wat aan te doen en te kijken of de neerwaartse spiraal kan worden doorbroken.

Accountmanager: ‘Dan denk ik dat die kleintjes best wel veel aan ons kunnen hebben, alleen hebben ze dat niet altijd door. Omdat ze niet weten wat er gedaan wordt voor hun door de KNLTB.’

5 van de 7 voorzitters zeggen dat zij wel de meerwaarde van de KNLTB zien, maar dat zij weten dat verenigingen om hen heen het soms niet zien. Als belangrijkste meerwaarde wordt vaak de competitie gezien. Wanneer ze geen competitie spelen, wordt de meerwaarde slecht gezien. Voor de KNLTB de taak om de meerwaarde van bond duidelijker te maken richting verenigingen.

Accountmanager: ‘Nu ik weet hoeveel ze doen en wat voor informatiestromen er allemaal zijn, verenigingen hoeven niet opnieuw het wiel uit te vinden. Draaiboeken en stappenplannen, ze liggen er allemaal.’

(30)

Ook mogen de plannen van de KNLTB concreter worden. Nu blijft het vooral bij informatiestromen, draaiboeken en stappenplannen. Voor kleine verenigingen is dat vaak nog niet genoeg. Zij willen graag meer aanbod op maat. Met de draaiboeken, moeten ze het nog steeds allemaal zelf regelen. Alleen wat teksten is niet concreet genoeg. 3/7 voorzitters vindt dat de dienstverlening niet concreet genoeg is en zien graag meer aanbod op maat. Dit komt doordat zij al veel taken moeten oppakken en weinig tijd hebben om daarbuiten nog veel te doen. Veel is nog informatief, te weinig actie op een algemeen plan. Dat kost voor de KNLTB te veel tijd om elke vereniging langs te gaan en perfect te helpen waardoor aanbod op maat te duur is. Alleen wat teksten is niet concreet genoeg.

Ook zijn de tennisexperts het erover eens, dat er teveel tennisfaciliteiten zijn in Nederland. De KNLTB moet helpen faciliteren in meer leden op minder verenigingen.

Tennisexpert: ‘Aantal wel gaat fuseren, Nederlandse infrastructuur te ver doorgeschoten, te veel sportfaciliteiten hoe bijzonder elke vereniging ook is.’

4.2. Cultuur

De belangrijkste reden om te tennissen, is niet tennis. Het is de gezelligheid op een club waardoor mensen naar de tennisbaan komen (Verenigingsmonitor KNLTB, 2019). Tennis is niet het doel, maar een middel voor de gezelligheid. Daarom is de clubcultuur zo belangrijk. Bij elke kleine vereniging waar het goed gaat, heerst een goede cultuur zeggen 4/4 accountmanagers. Mensen wil graag naar de club toekomen en zien het als meer dan een tennisvereniging. Doordat er een goede cultuur heerst, willen mensen graag ook onderdeel zijn van de vereniging en staan ze open voor vrijwilligerswerk. Het enthousiasme steekt ook anderen aan, waardoor de ledenwerving organisch gaat, zeggen 5/7 voorzitters. Om verenigingen zo goed mogelijk te helpen, is het belangrijk dat de cultuur op een vereniging meer gestimuleerd wordt. De KNLTB kan meer programma’s maken om de cultuur te stimuleren op een vereniging. Deze programma’s verbeteren de dienstverlening richting kleine verenigingen. Deze programma’s hoeven niet iets met tennis te maken te hebben, maar met het stimuleren van cultuur.

Accountmanager: ‘Omdat de sfeer hartstikke leuk is. Dat iedereen op de club blijft hangen, dat ze activiteiten organiseren die zorgen voor binding. Terwijl de clubs waar het wel leeft, blijven mensen even plakken.’

Wanneer de vereniging vrijwilligers verliest, is er minder mankracht om verschillende activiteiten op te zetten of te organiseren. Wanneer dit afneemt, zal ook de levendigheid op de club afnemen. Ondanks dat Nederland veel vrijwilligers heeft, hebben steeds meer verenigingen een vrijwilligerstekort. De kleine verenigingen waar het goed gaat, hebben een goede clubcultuur. Het enthousiasme werkt aanstekelijk waardoor het de hele club positief beïnvloed, zeggen 4/4 accountmanagers. Er worden veel activiteiten opgepakt, mensen willen graag wat doen voor de club. Er zit veel energie in, goede commissies en een volledig bestuur.

Accountmanager: ‘Omdat de sfeer hartstikke leuk is. Dat iedereen op de club blijft hangen, dat ze activiteiten organiseren die zorgen voor binding. Terwijl de clubs waar het wel leeft, blijven mensen even plakken.’

Accountmanager: ‘Ja waar veel energie in zit, goede commissies en een volledig bestuur. Het zijn toch vaak grote verenigingen met veel leden en een goede organisatie die het beter doen en waar er wat met je input wordt gedaan.’

(31)

4.3. Samenwerken

Als we naar alle gesprekken kijken met alle vier de accountmanagers, zeggen ze gemeenschappelijke dingen over het belang van samenwerken waaruit blijkt dat samenwerken erg belangrijk is. Alle onderstaande punten worden door alle vier de accountmanagers genoemd.

Daarin zijn de volgende zaken belangrijk:

- Laat verenigingen zoveel mogelijk samenwerken

- Zorg dat je op verschillende parken kan afhangen met hetzelfde pasje. Hierbij is het belangrijk dat de verenigingen dezelfde contributie innen.

- Samen teams samenstellen

- Samen trainingen, toss avond en andere activiteiten organiseren - Gezamenlijk bestuur en vrijwilligers

- Geen dubbele afdracht

- Samen bereiken we meer dan alleen

De huidige dienstverlening schiet op sommige punten te kort. De samenwerking moet meer vanuit de KNLTB moet worden gestimuleerd en gefaciliteerd. Dit wordt nu teveel tegen gehouden door de KNLTB. Als je op een andere vereniging competitie wil spelen, betaal je twee keer bondsafdracht. Dit zijn drempels voor verenigingen die samenwerken moeilijk maakt. De KNLTB zou het kunnen veranderen dat de dubbele bondsafdracht vervalt en dat je club overstijgend kan hangen met je pasje. Er waren in 2019 17.253 tennissers die een dubbele bondsafdrachten betaalden. Daarnaast waren er bijna duizend tennissers die zelfs bij meer dan één tennisclub lid waren. De bondsafdracht per lid is €17,78. In totaal betekent dit dat de KNLTB €671.017,20 verdient aan leden die een dubbele afdracht betalen samen. Als je alleen de extra bondsafdrachten telt (dus die ze dubbel betalen), verdient de KNLTB er €345.732,10 aan om de dubbele afdracht in te voeren. Er is geen dubbele afdracht bij jeugd (KNLTB, 2020).

Een deel ligt bij de verenigingen zelf. Veel verenigingen zijn op zichzelf gericht en kijken weinig naar buiten. Verenigingsleven 2.0 was meer intern kijken, wie ben jij als vereniging. Verenigingsleven 3.0 is juist naar buiten kijken om samenwerkingen aan te gaan. Wanneer verenigingen ook willen samenwerken, zijn de uitkomsten vaak positief. Je kan er ook voor kiezen om verschillende tennisverenigingen onder één naam te gooien. Zo kan iedereen wel het eigen park houden, maar valt het bestuur, vrijwilligers, trainer, activiteiten, trainingen en competitieteams onder één naam. Hierdoor behoud je toch de massa die je nodig hebt om een vereniging levend te houden zeggen 4/4 accountmanagers. .

Tennisexpert: ‘Ik had laatst een groep voorzitters in Noord-Holland begeleid om samen te gaan werken met verschillende verenigingen. Daar heeft nu iedereen een positieve groei.’

3/7 voorzitters geeft aan dat ze de meerwaarde van KNLTB zien, maar dat ze weten dat verenigingen om hen heen het niet zien. De waarde van kringbijeenkomsten moet duidelijk zijn en moet laten zien dat samenwerking stimuleert. Daar zou je veel meer in de samenwerking moeten zoeken zodat grote clubs jou ook als kleine club kunnen helpen of kleine club onderling. Niet alleen over vrijwilligers maar ook om bepaalde activiteiten op te zetten en van elkaar te leren. Er moet wel een wil zijn om samen te werken.

Accountmanager: ‘Dus er moeten er een paar gaan verdwijnen. Maar dan zouden we ze wel kunnen helpen met een fusie of samenwerking. Denk dat er in de toekomst ook wel steeds meer fusies aankomen van verenigingen.’

(32)

4.4. Conclusie deelvraag

De huidige dienstverlening van de KNLTB is gericht naar alle verenigingen in heel Nederland. Er wordt niet gesegmenteerd in de dienstverlening tussen grote en kleine verenigingen.

De dienstverlening van de KNLTB past niet altijd bij kleine verenigingen. Veel kleine verenigingen weten vaak niet goed wat ze aan de KNLTB hebben. Ze voelen zich niet altijd aangesproken in de communicatie. Als ze zich wel aangesproken voelen, is het maar de vraag of ze de plannen van de grond krijgen door weinig vrijwilligers.

Ook mogen de plannen van de KNLTB wat concreter worden. Nu blijft het vooral bij informatiestromen, draaiboeken en stappenplannen.

De belangrijkste reden om te tennissen, is niet tennis. Het is de gezelligheid op een club waardoor mensen naar de tennisbaan komen. Tennis is niet het doel, maar een middel voor de gezelligheid. De KNLTB moet hier meer op inzetten.

Voor veel kleine verenigingen is de vraag of ze over 10 jaar bestaan onzeker. Desbetreffende verenigingen zullen goed moeten kijken of hun club toekomstbestendig is en samen met de KNLTB kijken naar eventuele opties tot samenwerken of fusies.

Samenwerken is belangrijk. De KNLTB heeft de mogelijkheid om het te faciliteren door club overstijgend te laten afhangen en de dubbele bondsafdracht weg te halen. Ook hebben ze een rol in het stimuleren van samenwerken. Daarnaast moeten de verenigingen het zelf ook willen en er energie in willen steken. Het moet van twee kanten komen, om een goede samenwerking te krijgen.

4.5. Bouwstenen voor advies

Bouwsteen 8: De belangrijkste problemen zijn ledenwerving en behoud, vrijwilligers en jeugd.

Bouwsteen 9: Het aanbod van de KNLTB sluit niet altijd goed aan bij kleine verenigingen. Er moet meer gesegmenteerd worden op programma’s.

Bouwsteen 10: De meerwaarde van de KNLTB wordt soms niet gezien, vooral als er geen competitie wordt gespeeld.

Bouwsteen 11: Wanneer verenigingen in een neerwaartse spiraal zitten, komen ze er vaak maar lastig uit.

Bouwsteen 12: het aanbod van de KNLTB mag concreter dan iets op papier aanleveren.

Bouwsteen 13: Het is van belang dat de KNLTB de samenwerking en cultuur op een vereniging stimuleert.

(33)
(34)

5. Problemen en behoeftes kleine verenigingen

In dit hoofdstuk worden de problemen en oplossing bekeken vanaf de kant van de voorzitters van kleine verenigingen.

- Wat zijn de problemen en de behoeftes van kleine verenigingen? Er zijn verschillende programma’s die niet bij kleine verenigingen passen, zoals:

Voorbeeld 1: tennis alles-in-1 is een fantastisch programma van de KNLTB om jeugd meer aan het tennissen te krijgen. Bij voetbal en hockey is het heel normaal dat je doordeweeks traint en in het weekend een wedstrijdje speelt. Bij tennis is het maar de vraag of je gaat trainen, laat staan dat je elk weekend een wedstrijd speelt. Bij tennis alles-in-1 zitten trainingen en wedstrijden bij je contributie inbegrepen, een alles-in-1 pakket. Tennissen is leuker als je wedstrijdjes speelt. Daarnaast blijven leden dan ook langer lid en voelen ze zich meer verbonden met de club. Om dit te realiseren, is er wel jeugd nodig. Wanneer er maar vijf jeugdleden zijn, met de leeftijd tussen de 0-18, met verschillende niveaus, is het niet mogelijk om trainingen inbegrepen te houden of competitieteams samen te stellen. Voorbeeld 2: de KNLTB wil graag dat elke vereniging in Nederland een digitaal afhangbord heeft, die je kan koppelen aan de clubapp. Op veel verenigingen is het zo rustig, dat je altijd kan tennissen en er nooit iemand is. Hierdoor heeft het afhangbord te weinig waarde, terwijl er wel kosten aan verbonden zijn.

Veel kleine verenigingen werken toch nog niet samen, waarom niet? De KNLTB krijgt de taak om het nut van samenwerken beter te laten inzien. De kleine verenigingen zitten met een probleem, waar de KNLTB op in zal moeten spelen.

Het is dan wel belangrijk dat iedereen hetzelfde pakket aanbiedt en iedereen dezelfde contributie gaat betalen. Wanneer er kan worden samengewerkt, blijven er toch nog dingen hangen waar verenigingen last van hebben. Zo kan je alleen op je eigen vereniging spelen. Als je samen teams wil samenstellen, moet je een dubbele bondsafdracht betalen. Zo zijn er bepaalde zaken binnen de KNLTB, die veranderd zouden kunnen worden om samenwerken makkelijker te maken.

5.1. Problemen

De algemene problemen van kleine verenigingen zijn hetzelfde. Er is weinig jeugd tot geen jeugd, maar veel ouderen. Het aantal leden loopt al een aantal jaren terug. Daarmee daalt het aantal vrijwilligers bij de club. Door minder vrijwilligers op de club, worden er minder activiteiten georganiseerd. Doordat minder activiteiten worden georganiseerd, verslechterd de clubcultuur omdat er minder vaak gezellige clubmomenten zijn. Door minder leden, kunnen er minder lessen worden gegeven. Hierdoor is de band met de trainer soms ondermaats. Daarnaast is het lastig om trainingen en teams samen te stellen doordat er te weinig massa is. Het wordt steeds lastiger om het bestuur vol te krijgen, omdat het als een te grote taak wordt gezien. De leden gaan zich steeds meer als consument gedragen, in plaats van een lid van de club en daarmee een onderdeel van de vereniging. Verenigingen proberen van alles, maar er komt vaak te weinig uit. Zo hebben kleine verenigingen het lastig en kunnen ze terecht raken in een neerwaartse spiraal waar maar lastig uit te komen valt, vertellen alle voorzitters en accountmanagers.

De behoeften van kleine verenigingen zijn niet makkelijk te realiseren. De KNLTB kan niet vrijwilligers tevoorschijn toveren, extra jeugdleden aantrekken of de cultuur verbeteren op een vereniging. De KNLTB kan handvaten aanreiken waar de vereniging zelf iets mee kan gaan doen. De verantwoordelijkheid blijft bij de vereniging liggen. Doordat kleine verenigingen vaak (te) weinig vrijwilligers hebben, komen de taken altijd bij dezelfde vrijwilligers terecht, melden 5/7 voorzitters.

(35)

Deze zijn al zo druk met het overeind houden van de verenigingen, dat zij moeten kiezen met welke taken ze willen uitvoeren want voor alle taken hebben ze geen tijd. Hierdoor is vooral behoefte aan maatwerk en concrete hulp, dat het werk uit handen wordt genomen. Helaas is dit niet realiseerbaar voor de KNLTB, om alle 1650 verenigingen maatwerk te bieden en persoonlijk te gaan helpen. Daar is de tijd en het geld niet voor, zeggen 4/4 accountmanagers. De KNLTB levert wel steeds meer maatwerk, door WhatsApp groepen aan te maken per kring. Hierdoor is er veel persoonlijker contact dan via mails of de site. Door persoonlijk contact voelen verenigingen zich eerder aangesproken en hebben ze laagdrempeliger contact met de accountmanager, die van de situatie van de vereniging af weet, melden 6/7 voorzitters aan.

5.2. Demografische ontwikkelingen

De bevolking van Nederland blijft groeien in de toekomst. Dat komt vooral door de internationale migratie. In 2050 telt Nederland naar verwachting 18,5 miljoen inwoners. Regionaal zijn de verschillen groot. Het aantal inwoners rondom de randstad groeit en krimpt de bevolking rondom de dorpen. Er is sprake van verstedelijking in Nederland en de gebieden aan de rand van Nederland hebben daar last van. De jeugd groeit op in een dorp, maar trekt weg uit de regio om te gaan studeren in de grote steden.

Voorzitter: ‘De demografische ontwikkeling zie je jeugd groeit op in een dorp, trekt weg uit de regio. Dat maakt ook dat je relatief meer ouderen hebt.’

Het is lastig om training aan te bieden voor jeugd. Doordat er maar enkele jeugdspelers bij een kleine vereniging zitten, is het moeilijk om training en activiteiten op te zetten. Dan heb je ook nog te maken met dat ze niet allemaal dezelfde leeftijd en hetzelfde niveau hebben, waardoor samen spelen en trainen lastig is. Dit probleem is niet anders bij het samenstellen van competitieteams. Om genoeg spelers bij elkaar te krijgen van hetzelfde niveau en leeftijd, lukt vaak niet. Als je ze weinig kan bieden, is het ook lastig om ze dan te behouden, zeggen 6/7 voorzitters.

5.3. Segmentatie

De KNLTB is er voor alles wat tennis een goed hart toedraagt. Dat betekent dus ook voor de kleine verenigingen met wat minder leden. Wat de KNLTB terug krijgt van kleine verenigingen, is dat dienstverlening die zij aanbieden niet goed aansluit bij een kleine vereniging. De plannen van de KNLTB worden gemaakt voor een typische tennisvereniging met genoeg leden, vrijwilligers en jeugd geven alle accountmanagers aan. Deze gemiddelde vereniging heeft dus niet de problemen die bij een kleine vereniging spelen, zeggen 5/7 voorzitters.

Het is handig om een speciale dienstverlening te hebben richting kleine verenigingen. De resultaten zullen soms minder zijn dan bij grote verenigingen, maar relatief kan het een grote impact hebben op kleine verenigingen. Wanneer zij vijf extra leden werven, kan dit al een 10% stijging van de vereniging zijn. Alle plannen van de KNLTB moeten worden gesegmenteerd in een grote, middelgrote en kleine vereniging zodat er meer aanbod op maat kan worden geleverd. Daarnaast kunnen er dan ook specifiek per doelgroep extra plannen worden bedacht.

Tennisexpert: ‘Op de site verschillende communicatie speciaal voor groot en klein. Zij hebben een behoefte, daar moeten wij veel specifieker op faciliteren op een haalbare manier.’

5.4. Samenwerking

Al deze verschillende problemen proberen kleine verenigingen samen met de KNLTB op te lossen. Met 1650 verenigingen kan je overal in Nederland tennissen. Elk dorp heeft wel een tennisvereniging in de buurt zitten. Als je aan verenigingen vraagt, waar ze over tien jaar staan, is het vaak een onzeker

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

- Belasting van groot oppervlak - - Vloeistof stroomt snel uit belast gebied - - Totale spanning wordt progressief naar de -. vaste fase

Maar wel een bedrijf waarin mensen de ruimte hebben om zichzelf terug te vinden en langzaam hun zelfver- trouwen weer op te bouwen.” Berndsen, die zo’n vijftien jaar geleden

Bovendien zijn de 422 euro die je moet be- talen voor de computer en bijbe- horende programma’s niet goed- koop, als je moet rondkomen met een leefloon of

Daarin laat iemand opnemen dat hij bijvoorbeeld geen antibiotica meer wil bij zware dementie of een andere ziekte, waardoor hij zich niet meer kan uitdrukken.. Maar de kans

De wet bepaalt dat een tweede arts advies moet geven bij euthanasie, maar de vergoeding blijft uit.. Ook moet die tweede arts te vaak zelf de

Stefaan Van Gool wijst erop dat de palliatieve thuisequipes voor kinderen pas sinds enkele jaren door de overheid erkend zijn, en helaas nog niet alle kinderen bereiken: ‘Wij

VOS/ABB vindt dat niet slechts het streven naar vereenvou- diging het doel mag zijn bij een wijziging van het bekosti- gingsstelsel, maar dat het in de discussie vooral moet gaan

correlaties tussen het item ‘mijn werkdruk beperkt de hoeveelheid tijd die ik kan besteden aan de activiteiten van het lnVH’ en de items ‘Ik zou meer tijd willen besteden