• No results found

Niets mooier dan mijn eigen huis : woning als representatie in een Ecuadoriaanse zelfbouwwijk.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Niets mooier dan mijn eigen huis : woning als representatie in een Ecuadoriaanse zelfbouwwijk."

Copied!
104
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

SCR 6557

(2)

NIETS MOOIER DAN MIJN EIGEN HUIS

WONING ALS REPRESENTATIE IN EEN ECUADORAANSE ZELFBOUWWIJK

(3)

Inhoudsopgave

Kaarten, afbeeldingen en tabellen Voorwoord

1. Inleiding

1.1 Woning als onderzoeksobject 1.2 Contradicties

1 .3 Probleemstelling

1.4 Verloop van de onderzoeksactiviteiten 1.5 Presentatie in tekst en beeld

2. Materiële representatie in een dynamisch cultuurmodel 2.1 Complexe culturen, modernisering en hybridisering 2.2 Sociale productie en sociale constructie van fysieke ruimte 2.3 Woning als representatie

3. Wonen in de regio Riobamba 3.1 Culturele contrasten

3.2 Verlangen naar een eigen huis 3.3 Santa Anita, een precair geval

4. Sociale productie en sociale constructie van een woonwijk 4.1 Conflicten in de coöperatie

4.2 Collectief versus indMdu, openbaar versus privé 4.3 Sociale stratificatie in de wijk

5. Woning als representatie en strategie 5.1 Binnenkant, buitenkant

5.2 Woningbouwprojecten van de overheid 5.3 De rol van architectuur in onderlinge relaties 5.4 De bouw van het dak: hoogtepunt van zelfbouw 6. Een plek op de kaart

6 .1 De invloed van zelfbouw op relaties tussen wijkbewoners en lokale overheid 6.2 Omslag in beleid en beeldvorming

6.3 Speculaties over de toekomst 1. Conclusie

7 .1 Barrios Precarios 7 .2 De essenties van wonen Woordenlijst

Bijlage A: resultaten survey Samenvatting Resumen Literatuurlijst 02

03

05

05

06

08

09 11 13 13 16 18 22 22

28

30

36 36 41 44

52

52

58 60 67 73 73 75 78 81 81

84

91

92

95

97 99

(4)

Kaarten, afbeeldingen en tabellen

Omslag: Oswaldo Guayasamin, Paisaje de Quito, 1956.

Kaarten

I. Ecuador en ligging Riobamba

II. Riobamba centrum, stadsgrens en Santa Anita

Afbeeldingen

1. Straatbeeld in Riobamba

Straatbeeld in dorp vlak buiten Riobamba Luxe villawijk nabij Riobamba

2. 3.

4. Zicht over het centrale deel van sector 1; op de achtergrond basketbalveld, gemeenschapshuis en kleuterschool

Onafgemaakt kerkgebouw Interieur Don Luis

Interieur Eva

Projectwoning van Miduvi

Casa in Santa Anita

Mediagua in Santa Anita

5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15.

Huizen in het centrum dienen als basis voor ideaalbeeld Zorgvuldig geverfde en afgewerkte woning in Santa Anita

Minga bij de bouw van de losa

Schematische weergave van emic beoordelingssysteem woningarchitectuur Een familie uit Santa Anita toont het mooiste deel van het interieur

Tabellen

A.1 Aantal bewoners per woning A.2 Werkzaamheden hoofd huishouden A.3a Maandelijkse inkomsten per huishouden

A.3b Maandelijkse inkomsten per gewogen consumptie-eenheid in huishoudens A.4 Opleidingsniveau hoofd huishouden

A.5 Etniciteit A.6 Woningtype

A. 7 Aantal verdiepingen in gebruik A.8 Aantal vertrekken in de woning A.9 Leeftijd woning

A.1 O Bezit meubels en consumptiegoederen per huishouden

23 30 24 24 27 31 39 54 54 59 60 60 65 66 68 86 87 92 92 92 92 93 93 93 93 93 93 94

(5)

Voorwoord

Culturen bloeien alleen als ze met andere culturen in aanraking komen; in isolement gaan ze te gronde.

(Carlos Fuentes)

Misschien is toeval wel de belangrijkste factor bij het opstarten van een nieuw onderzoek. De dag dat ik in Riobamba aankwam - het was 'derde kerstdag' 1998 - speelde het in elk geval een doorsiaggevende roi. ûie zondag in december bood de stad een uitgeston;en aanblik. Ik was de enige

gast in het hotel dat ik vooraf gereserveerd had in de verkeerde veronderstelling dat alle toeristen met kerst naar Riobamba trekken. In het centrum van de stad waren alle rolluiken neergelaten en de restaurants en kiosken waren gesloten. Het was er heet en stoffig; ik had honger, kon niets te eten krijgen en voelde me ontheemd. Om mijn gedachten te verzetten, zocht ik een uurtje later een oude bekende op, José lgnacio Gallegos, die excursies organiseert en die ik nog kende van een eerdere vakantie, met het idee mezelf de komende dagen te trakteren op een toeristisch uitstapje. In plaats daarvan raakten we in gesprek over mijn onderzoeksplannen en bracht hij me diezelfde middag nog naar Santa Anita.

Eén van zijn medewerksters, die ik in het vervolg Rosa noem 1, zou me volgens hem verder

kunnen helpen. Maar Rosa was niet thuis. Haar nicht Avelinda, die we uit haar middagdutje wekten, wilde me na enig aandringen wel rondleiden over de stoffige heuvels van de wijk. We raakten in gesprek en het klikte. Zij werd een onmisbare hulp tijdens mijn onderzoek en wist met haar doortastende introducties letterlijk en figuurlijk deuren in de wijk voor me te openen: 'buurvrouw, er is hier een studente uit Nederland die even met u wil praten - of u even open wil doen.' Vol energie en doorzettingsvermogen hielp ze me met alles waarbij ik haar hulp nodig had. Ze introduceerde me bij de bewoners van Santa Anita en bij het bestuur van de coöperatie, en hielp me als mijn gebrekkige Spaans in surveys of interviews tekort schoot of als ik achteraf nog vragen had over dingen die ik niet goed begreep. Ze werd bovendien een dierbare vriendin. In haar huis heb ik vele uren doorgebracht, zittend op een rode jerrycan die als stoel dienst deed, terwijl ik verse choclo (maïs) uit eigen tuin kreeg voorgeschoteld. Of liggend op haar bed om te discussiëren over de dingen van het leven met op de achtergrond een huurvideo van Jean-Claude van Damme. Op de eerste plaats bedank ik daarom Avelinda voor haar hulp bij het tot stand komen van deze studie. Dankzij de onvoorwaardelijke medewerking van alle andere Santanitefios en van directeur Fausto Navarrete en manager Daniel Ortiz van Cooperativa de Vivienda Santa Anita de Riobamba heb ik mijn onderzoek in vier maanden volgens plan kunnen uitvoeren. Ik had vooraf niet verwacht dat iedereen zo enthousiast zou meewerken en ik hoop van harte dat deze studie op een of andere wijze een positieve bijdrage kan leveren aan het leven van de Santanitefios.

1

(6)

Een zelfde toeval lijkt het, dat er uitgerekend in de korte tijd dat ik er was bij de gemeente Riobamba een werkgroep van start ging die speciaal aandacht besteedde aan de wijk Santa Anita. De dag dat de manager van Santa Anita me ter introductie meenam naar het kantoor van de werkgroep Taller de Barrios Precarios kreeg ik direct een eigen werkplek aangeboden - kenmerkend voor de gastvrijheid waarmee ik ook op het stadhuis onthaald werd. Wethouder Edwin Cruz en mijn kortstondige collega's, de architecten Paul, Ivan en Marco, gaven me alle waardevolle informatie die ik maar wenste (zelfs na mijn terugkomst in Nederland stuurden ze me via e-mail nog beleidsnotities) en meer: de trotse Riobambeiios namen me graag mee op excursie naar belangwekkende gebouwen, maar ook naar Miss-verkiezingen, musea, ongerepte natuurgebieden, hanengevechten, salsa discotheken en andere zaken waarvan ze vonden dat ze een 'must' waren voor een buitenlander die de cultuur wil leren kennen. Ook bij de overige instanties die ik bezocht, waaronder Miduvi (Ministerio de Desarrollo Urbano

y

Vivienda) en FEPP (Fundo Ecuatoriano Populorum Progressio), werd ik hartelijk ontvangen, kreeg ik stapels documentatie mee en mocht ik de projectmedewerkers vergezellen op hun werk.bezoeken.

Dankzij Joky's gastvrijheid had ik in die periode van veldwerk zelf ook een 'eigen huis'. Met haar besprak ik alle vreemde en nieuwe ervaringen die een gringa in Riobamba ondergaat, en de verwondering die dat oproept. Haar relativerend vermogen heeft me geholpen bij het verwerken van alle informatie. Via de electronische post werden mijn vorderingen op de voet gevolgd door mijn begeleiders Rosanne Rutten (UvA) en Arij Ouweneel (CEDLA). Hun enthousiasme, kritische opmerkingen en aanvullingen hebben ervoor gezorgd dat ik 'onderzoek doen' zo leuk ben gaan vinden, dat ik er na mijn studie mee verder ga. Onmisbare financiële ondersteuning kreeg ik van het fonds van de Faculteit der PSCW van de Universiteit van Amsterdam en van de Amsterdamse Christine Stichting.

(7)

1. Inleiding

Net als veel andere Latijns-Amerikaanse landen heeft Ecuador de afgelopen decennia te maken gehad met grote veranderingen op sociaal, cultureel en economisch gebied. Onder andere door de toegenomen invloed van de wereldmarkt en de hernieuwde zoektocht van verschillende (etnische) groepen naar een culturele identiteit, ontstonden er nieuwe toepassingen van materiële cultuur, waaronder kleding en woningbouw. Naar dat laatste is binnen het kader van de culturele dynamiek betrekkelijk weinig onderzoek verricht en met name de provinciale steden zijn daarbij onderbelicht gebleven. In deze studie staat centraal hoe een specifieke groep bewoners in de Ecuadoraanse provinciehoofdstad Riobamba verschillende aspecten van hun hedendaagse leven tot uitdrukking brengen in de bouw, de inrichting en het gebruik van hun woning.

1.1 Woning als onderzoeksobject

De activiteit 'wonen' maakt een wezenlijk onderdeel uit van het menselijk leven en is daarom een voor de hand liggend onderzoeksobject bij het bestuderen van een samenleving. Toch wordt er in de antropologie maar betrekkelijk weinig onderzoek naar woningen gedaan.2 Vanuit mijn achtergrond als bouwkundige was het niet erg verrassend dat ik mijn interesse voor de relatie tussen de gebouwde omgeving en samenleving toespitste op een onderzoek naar woningen. Wel verrassend was het, althans voor mijzelf, dat de combinatie van de twee vakgebieden - een antropologische manier van kijken naar bouwen, wonen en samenleven als sociologische processen en een bouwkundige interesse voor de materiële objecten en de wijze waarop die tot stand komen - zoveel meer informatie opleverde dan alleen over mijn onderzoekswijk (allerlei mensen die ik ontmoette bleken, hetzij voor de arquitecta, hetzij voor de antropóloga informatie te hebben, bijvoorbeeld over woningen in verafgelegen gebieden of over traditionele bouwmethodes, waardoor ik een redelijk breed beeld van het bouwen en wonen in Ecuador verkreeg).

Om de twee benaderingswijzen, de antropologische en de bouwkundige, in één concept te kunnen vatten, ben ik aangewezen op het Engelse woord dwelling. Dat woord geeft, beter nog dan het Nederlandse equivalent, aan dat wonen uit twee belangrijke aspecten bestaat: enerzijds is het een alledaags proces, anderzijds is het een artefact waarbinnen dat proces plaatsvindt (Oliver 1987:7). Dat bouwwerk kan woning of huis genoemd worden, afhankelijk van de lading die het begrip moet dekken. Het begrip 'huis' heeft een ruimere betekenis; het kan een groep woningen zijn, maar ook een gemeenschapshuis, een dodenhuis of het Huis van Oranje. Lévi-Strauss, die met zijn theorieën over 'house societies' velen geïnspireerd heeft om zich met het onderwerp bezig te houden, richtte zich vooral op het huis als vorm van sociale organisatie en 'objectification of a relationship' (gecit. in Bloch 1995:71). Ik heb mijn onderzoek daarentegen vooral gericht op de wisselwerking tussen materiële cultuur en sociale relaties, en zie het artefact derhalve niet als een gestolde afdruk van een relatie maar als een dynamische component in relaties. De 'woning' is in de universele betekenis niet per definitie de verblijfseenheid van één enkel huishouden. Het is ook niet de totale verzameling

2

Dat in de antropologie de woning nog te weinig het object van onderzoek is, is een vaststelling die onder andere de volgende auteurs maken: Carsten en Hugh-Jones (1995), Oliver (1987), Rapoport (1969) en Waterson (1997).

(8)

gebouwen behorend tot een sociale eenheid, maar het is wel de fysieke ruimte waarin mensen daadwerkelijk wonen en waarmee ze zich verbonden voelen. Daarom gebruik ik het concept 'woning'.

Met betrekking tot de architectuur van woningen kan onderscheid gemaakt worden tussen architectuur zoals ontworpen door architecten en architectuur waar geen architect aan te pas is gekomen. Het merendeel van de wereldbevolking woont in een huis waar geen architect of planner bij betrokken is geweest (Oliver 1987:7). Het Engelse begrip vernacularwordt meestal gebruikt om deze informele, inheemse of volksarchitectuur aan te duiden. Mijn onderzoeksobject, de zelfgebouwde woning, valt in die categorie. Bouwers van dit soort woningen bepalen zelf, mede onder invloed van hun omgeving, hoe hun huis er uit komt te zien. Ze kunnen bestaande beelden letterlijk kopiëren of naar eigen smaak wijzigen. Met het uiterlijk van een zelfgebouwde woning kan de bewoner een boodschap overbrengen omtrent zijn identiteit. De dynamische verschijningsvorm van een woning kan zodoende een belangrijke bron van informatie zijn: 'especially when house design and decoration are not disciplined by the rarifying standards of professional architects, they become systems of massively legible, highly competitive, and openly innovative communication' (Holston 1991 :457). Deze communicatie vindt plaats op alle niveaus van het wonen: tijdens het bouwproces, in de architectonische vormgeving, in de inrichting en het gebruik van de woning en in de aanschaf en uitstalling van consumptiegoederen. Ogenschijnlijk onbelangrijke objecten kunnen voor bewoners zelf uitermate betekenisvol zijn. Binnen- en buitenkant van de woning kunnen daarbij niet los van elkaar worden gezien.

Het concept 'wijk' geeft de fysieke nabijheid van een groep woningen weer binnen bepaalde gebiedsgrenzen. Binnen wijken kunnen buurten of andere onderverdelingen ontstaan. Omdat op mijn onderzoekslocatie twee aparte gebieden tot dezelfde barrio (wijk) behoren en ik het hele gebied in mijn studie betrek, gebruik ik het concept 'wijk' naast dat van 'woning'. Een wijk zoals Santa Anita is niet alleen een afgebakend territorium, maar tevens een sociale eenheid. De sociale omgang op wijkniveau bepaalt welke architectonische conformiteit van bewoners wordt verlangd, welke extremen worden getolereerd en hoe de relatie tussen openbare ruimte en privé-ruimte georganiseerd wordt. Buren reageren op elkaars huizen via hun eigen representaties, waardoor net als interieur en exterieur ook woning en wijk niet apart bekeken moeten worden.

1.2 Contradicties

Ik vertrok naar Riobamba in de hoop iets van de culturele dynamiek van bouwen en wonen in de regio te kunnen 'vangen' door zelfbouw woningen te onderzoeken. Mijn interesse ging vooraf uit naar het aspect 'vrijheid' van bouwen, een thema dat me fascineerde omdat de woningbouw en woningesthetiek in Nederland zo strak gereguleerd zijn dat een bewoner soms zelfs de kleur van zijn zonwering niet eens zelf mag bepalen. Het leek me boeiend de grenzen van vrijheid te onderzoeken bij een groep mensen die weliswaar economische beperkingen kennen, maar nauwelijks esthetische (althans, dat was mijn vooronderstelling; tijdens het onderzoek bleken er wel degelijk zelf-opgelegde esthetische normen te zijn). Ik kwam terecht in de wijk Santa Anita, een wijk met een specifiek karakter dat ik voor mijn onderzoek interessant achtte: het is een illegaal gestichte woonwijk, net buiten de stadsgrens, in een soort 'tussenpositie' tussen de stad en het omringende platteland.

(9)

Bewoners bouwen er op eigen kracht woningen en de ontwikkeling van de wijk als geheel is in handen van de woningbouwcoöperatie die de wijk heeft gesticht en waar alle bewoners lid van zijn. Naast de aspecten van zelfbouw wilde ik ook de 'tussenpositie' van de wijk en het reilen en zeilen van een woningbouwcoöperatie in het onderzoek betrekken.

Alles leek volgens plan te gaan: ik vond een geschikte wijk, kreeg alle medewerking die ik maar wenste en de verzamelde gegevens stapelden zich op. Naarmate mijn onderzoek vorderde, vond ik niet alleen antwoorden maar werd ik ook in toenemende mate geconfronteerd met nieuwe raadsels, met vragen waar mensen geen antwoord op wensten te geven en met waarneembare tegenstrijdigheden tussen wat mensen tegen mij en tegen elkaar zeiden en hoe ze handelden. Zo gebeurde het dat ik kort na een gesprek met Avelinda, waarin ze me vertelde dat ze een tweede verdieping wilde bouwen maar daar voorlopig geen geld voor had, over de toegangsweg naar haar huis iiep en tot mijn stomme verbazing zag dat er een tweede verdieping op stond! Verder wiiden bewoners hun mening over andermans huizen niet met me delen, ook niet als het over mooie huizen ging: 'Het mooist? Mooier dan mijn huis bestaat niet!' Het leek alsof iedereen in Santa Anita zich alleen maar met zijn eigen woning bemoeide, maar dat was geenszins het geval, zo nam ik al snel waar. Bij het vormgeven van hun eigen huis lieten ze zich wel degelijk leiden door wat anderen in de wijk met de woningarchitectuur deden en wat in de algemene opinie als 'mooi' werd beschouwd. En als ik in het algemeen naar 'mooi' of 'lelijk' vroeg en daarbij huizen uit het centrum als voorbeeld gebruikte, bleken de ondervraagden heel precies te kunnen aangeven welke aspecten ze mooi of lelijk vonden. Ook andere vragen die ik stelde en die waarde-oordelen konden ontlokken, werden omzeild door te doen alsof men die vraag niet begreep. Vroeg ik naar de etnische groep waartoe iemand zichzelf rekende, dan kreeg ik als antwoord 'we zijn allemaal gelijk'. En als ik belangstelling toonde voor de smaakverschillen in woninginrichting tussen de gezinsleden (die me in informele gesprekken ter ore waren gekomen), kreeg ik te horen: 'nee hoor, we hebben geen problemen.'

Maar er waren meer zaken waarover ik me verwonderde: waarom werd er zoveel energie gestoken in het bouwen, verbouwen en alsmaar vergroten van het eigen huis, terwijl de aanleg van collectieve voorzieningen mij essentiëler leek voor het verbeteren van het individuele woongenot. De motivatie om zich in te spannen voor het onderhoud van gezamenlijke voorzieningen als een illegale waterleiding was echter laag, hoezeer de bewoners ook om water verlegen zaten. En waarom klaagden sommige bewoners elke keer weer steen en been tegen mij over hun schrijnende situatie, terwijl we na een bezoek aan hun familieleden op het platteland, die in veel slechtere

woonomst~ndigheden leven, samen constateerden dat ze het in Santa Anita toch al aardig voor

elkaar hebben.

De negatieve beeldvorming van bewoners over zichzelf als groep en over de wijk kon ik lange tijd niet plaatsen. Ik liet de onbeantwoorde vragen voor wat ze waren en ging verder met de onderzoeksactiviteiten die ik gepland had in de veronderstelling daarmee later mijn onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden. Toen ik thuiskwam en alle gegevens wilde rangschikken, stuitte ik opnieuw op de dingen die mensen me niet hadden willen vertellen. Het drong tot me door dat de verhulde antwoorden een manier waren om een dynamische en onzekere woonsituatie hanteerbaar te maken.

(10)

Door op deze ambivalente aspecten van zelfbouw te letten, werd mij meer duidelijk over de relatie tussen interieur en exterieur, tussen woning en wijk, en tussen wijk en stadscentrum.

1.3 Probleemstelling

De bewoners van Santa Anita zijn voor het merendeel migranten, afkomstig van het platteland. Ze zijn voor hun levensonderhoud aangewezen op de stad. De inkomsten van de meeste huishoudens in de wijk liggen onder het officiële Ecuadoraanse bestaansminimum. De verslechterende economische situatie in het land treft deze groep hard. Het feit dat hun woonwijk als illegaal beschouwd wordt, maakt dat ze niet alleen over de toekomst van hun werk in onzekerheid verkeren, maar ook over hun toekomstige woonpositie. Dat beïnvloedt de manier waarop ze, zowel gezamenlijk als individueel, met de gebouwde omgeving omgaan. De sociaal-culturele tussen- of overgangspositie die de onzekerheid veroorzaakt, is een soort rode draad in het verhaal geworden. Ten opzichte van de vraag waarmee ik het veld in ging, is mijn aandacht enigszins verschoven van zelfgebouwde woningen als afzonderlijke onderzoeksobjecten naar de zelfbouw van een totale woonomgeving - de huizen in Santa Anita vormen immers een onlosmakelijk onderdeel van de ontwikkeling van de hele woonwijk en omgekeerd.

Om de gebouwde omgeving te analyseren, maak ik onderscheid tussen drie ruimtelijke niveaus: ten eerste het grondgebied van de wijk als openbaar terrein van de hele bewonersgroep; ten tweede het exterieur van de woning als openbare representatie van een individueel huishouden; en ten derde het interieur van de woning als privé-domein van een individueel huishouden. Deze niveaus zijn respectievelijk verbonden met drie soorten relaties waaraan bewoners hun identiteit ontlenen. Op wijkniveau gaat het enerzijds om de interne onderlinge relaties tussen leden/bewoners: hoe geven zij gezamenlijk de wijk vorm? en anderzijds om de externe relaties tussen de coöperatie en de buitenwereld: welke groepsidentiteit dragen de leden/bewoners uit en hoe is de verhouding tussen de coöperatie en bijvoorbeeld de gemeente Riobamba? In het geval van het woningexterieur gaat het om de representatie van huishoudens ten opzichte van elkaar, hun profilering naar medebewoners toe. En in het derde geval betreft het de functies van, en representaties in het interieur: de gematerialiseerde kijk op henzelf en voor henzelf. Deze drie niveaus van de gebouwde omgeving - de wijk, het woningexterieur en het woninginterieur - komen terug in de hoofd- en deelvragen.

Hoofdvraag:

Welke functies en betekenissen hebben zelfgebouwde woningen voor de bewoners van Santa Anita en hoe zijn die te verklaren?

Deelvragen:

a) Hoe gaan de leden/bewoners als groep met elkaar om en welke invloed heeft dat op de inrichting en het gebruik van openbare en private gebieden in de wijk?

b) Welke betekenissen en functies geven bewoners aan woningarchitectuur en -interieur en waarom?

(11)

c) Welke rol speelt de zelfbouw van woningen in de relaties tussen de bewoners en externe partijen, en hoe beïnvloeden die relaties de ruimtelijke ontwikkeling van de wijk?

Vraag a komt in hoofdstuk 4 aan de orde, waar ik de sociale relaties tussen bewoners onderling en tussen leden van de coöperatie beschrijf. De structuur van de coöperatie die de wijk gesticht heeft en de sociale stratificatie van bewoners in de wijk komen daarbij aan bod in relatie tot de vormgeving, de inrichting en het gebruik van de gebouwde omgeving. In hoofdstuk 5 komt vraag b aan de orde. Daar ga ik in op de verschillende representatieve en strategische aspecten van woningarchitectuur en -interieur. Hoe die twee bijdragen aan de identiteitsvorming van individuele huishoudens staat daarbij centraal. De laatste deelvraag komt aan bod in hoofdstuk 6, waar ik kijk naar de externe relaties tussen de wijkbewoners en de (supra)lokale overheden en naar de veranderingen die er gaande zijn in de beeldvorming en het beieid van de gemeente Riobanîba ten aanzien van illegale woonwijken.

1.4 Verloop van de onderzoeksactiviteiten

Van eind december 1998 tot eind april 1999 ben ik in Riobamba geweest om het onderzoek uit te voeren. Het was oorspronkelijk de bedoeling om ter plekke een straat of wijk te selecteren op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. Maar ik belandde zoals gezegd toevallig in Santa Anita, een wijk die voldeed aan mijn selectiecriteria, waarvan de aanwezigheid van een variëteit aan door bewoners zelf gebouwde woningen het belangrijkst was.

Ik heb er eerst een survey gehouden onder veertig huishoudens (de helft van het totale aantal huishoudens in de wijk) met vragen over de samenstelling van het huishouden, inkomen en opleiding van de leden en over de bouw van, en de waardering voor de woning. Mensen in het Ecuadoraanse hoogland zijn heel terughoudend in het thuis uitnodigen van 'vreemden'. Bij ongeveer 20 families ben ik desondanks binnen geweest, wat me een goede indruk gaf van inrichting en leefbaarheid van woningen. Het survey is bedoeld om de sociaal-economische positie van families in Santa Anita te kunnen koppelen aan de ideeën van bewoners over hun woning.

Daarna heb ik vijf case-studies gedaan. Ik benaderde daarvoor mensen met wie ik een goed contact had, die het leuk vonden om met mij over hun woning te praten en die er geen bezwaar tegen hadden als ik bij hen binnenkwam. Met de woordvoerders van deze vijf huishoudens hield ik interviews bij hen thuis, die ik op band heb opgenomen. Soms waren er meerdere gezinsleden bij zo'n gesprek betrokken. In één geval heb ik met twee leden van hetzelfde huishouden apart een interview gehouden. Als onderdeel van de case-studies maakte ik met deze informanten foto-elicitaties van hun woning (voor informatie over deze onderzoeksmethode zie Collier en Collier, 1996). Op aanwijzing van hem of haar maakte ik een reeks van tien foto's, van de plekken in en om de woning die voor die persoon of voor andere gezinsleden heel waardevol zijn. Bij het maken van elke foto bespraken we waarom het getoonde zo belangrijk is en voor wie. Eén van de vijf deelnemers, Avelinda, heeft zelf de eerste reeks foto's gemaakt, omdat zij goed met de camera overweg kon. In de andere vier gevallen heb ik de camera gehanteerd. In een follow-up gesprek bespraken we het resultaat. Daarna vroeg ik de informant om uit die reeks van tien foto's de vijf belangrijkste te selecteren en die keuze toe te lichten. Indien uit het gesprek bleek dat hij of zij nog

(12)

foto's miste die ook van belang waren, maakte ik alsnog de ontbrekende foto's. Deze visuele onderzoeksmethode bracht aspecten aan het licht over esthetiek en over betekenissen van de woning, die in de interviews niet naar voren waren gekomen, bijvoorbeeld omdat mensen een onderwerp vermeden. De foto-elicitatie was om die reden een belangrijk onderdeel van het onderzoek.

De vijf case-studies geven door de combinatie van interviews en foto-elicitaties een goed inzicht in de keuzen en motivaties van individuele families binnen de diverse beperkingen die ze ondervonden bij de bouw van een eigen huis. Gegevens over de wooncarrière van verschillende families (als onderdeel van de case-studies) en de uiteenlopende ideeën die bewoners erop na houden voor het verbouwen van hun huis hebben me geholpen bij het begrijpen van de essenties van 'wonen' en de culturele dynamiek van bouwen en wonen in Santa Anita.

Behaive de foto's die op aanwijzing van de infûrmanten gemaakt zijn, heb ik onafhankelijk van hen een eigen studiecollectie van de wijk, van het centrum van Riobamba en van omliggende dorpen gemaakt. De meeste woningen in Santa Anita heb ik zowel recht van voren (alleen de voorgevel) als overhoeks (zodat de zijkant ook zichtbaar is) gefotografeerd. Ook heb ik overzichtsfoto's van delen van de wijk gemaakt. Verder heb ik een serie foto's van bewoners, poserend in of voor hun woning, die tijdens het survey gemaakt zijn; daarvan is er één afgedrukt in hoofdstuk 7. Van de mingas (vorm van collectieve arbeid) die ik bijwoonde heb ik eveneens fotoseries als middel om het bouwproces in kaart te brengen. In het centrum van Riobamba en in de omliggende dorpen maakte ik vooral overzichtsfoto's van straten en openbare gebieden. Uit die reeks zijn enkele foto's gebruikt.

Informatie verkreeg ik verder door buitenshuis met bewoners over hun woning te praten en ook op andere plekken naar ze te luisteren, bijvoorbeeld op het kantoor van de coöperatie waar leden in- en uitlopen, in de bus van en naar het werk (ik reisde regelmatig met kennissen mee om in de wijk te lunchen) en tijdens de vergaderingen en mingas van de coöperatie en van afzonderlijke bewoners, waaraan ik deelnam. Bij Avelinda en Mayra kwam ik bovendien dagelijks op het werk om even een praatje te maken. Met Avelinda en haar broer Diego ben ik ook enkele keren naar hun geboortedorp geweest, om te kijken hoe de rest van hun familieleden woont en waar ze zijn opgegroeid.

De gemeente Riobamba heeft sinds eind 1998 een werkgroep, Tal/er de Barrios Precarios

(TBP), die zich bezighoudt met het analyseren en in kaart brengen van ongeveer veertig niet-gereguleerde wijken. Santa Anita dient daarbij als pilotproject. In de toekomst worden stedenbouwkundige plannen voor alle wijken rond Riobamba gemaakt. De huizen worden in het kadaster opgenomen en de wijken kunnen dan gelegaliseerd worden. Met de architecten van deze werkgroep heb ik veel samengewerkt. Zij zorgden ervoor dat ik van alle belangrijke beleidsstukken en plattegronden kopieën kon maken en ik hielp hen met de kadastrale registratie van de huizen en families in Santa Anita. De resultaten van hun studie heb ik tot mijn beschikking en omgekeerd bezitten zij de uitslag van mijn survey. Daarnaast heb ik met de overheidsinstanties Miduvi (provinciale afdeling van het Ministerie van Stedelijke Ontwikkeling en Volkshuisvesting) en BEV

(Banco Ecuatoriano de Ja Vivienda, verstrekt leningen voor de bouw van projectwoningen) en de organisatie FEPP (Fundo Ecuatoriano Populorum Progressio, een nationale NGO die in rurale en

(13)

urbaan-marginale gebieden werkt) gesproken over hun uiteenlopende woningbouwprojecten in zowel urbane als rurale gebieden. Ik heb enkele projecten bezocht en bijeenkomsten bijgewoond. Verder hield ik de landelijke en regionale kranten bij (vooral de zaterdagbijlage van El Comercio over bouwen en wonen in Ecuador), onderzocht ik prijzen en beschikbaarheid van meubels en bouwmaterialen in Riobamba en sprak ik met lokale architecten en bestuurders over de ontwikkelingen in de woningbouw; dit alles om zicht te krijgen op de trends en prijzen van bouwen en wonen in Riobamba. Tenslotte heb ik enkele tentoonstellingen en een woningbeurs in de hoofdstad bezocht om de ontwikkelingen op landelijk niveau te volgen.

Er waren twee problemen die mijn onderzoek van tijd tot tijd bemoeilijkten. Het eerste probleem was dat er in Santa Anita doordeweeks weinig mensen bereikbaar zijn. De meeste volwassenen werken van maandag tot en met vrijdag of zaterdag buiten de wijk en de kinderen zijn dan naar school. Ik kon dus alleen in de weekeinden huis-aan-huis survey's en interviews houden. Op die dagen was ik aangewezen op de bereidheid van mensen om op hun vrije dag aan mijn onderzoek mee te werken. Die bereidheid was dankzij de hulp van mijn sleutelinformant Avelinda groot (slechts twee personen wilden niet meewerken), maar de rust om langdurig te praten ontbrak vaak. Zondag is de dag dat ze eindelijk tijd voor hun familie hebben - de dag voor familie-uitjes of om thuis voor de televisie uit te rusten. De woningcoöperatie waar iedereen lid van is, gebruikt eveneens de zondagochtend voor de verplichte vergaderingen en mingas. Aan het begin van mijn verblijf was er elke twee weken vergadering, later werd dat teruggebracht naar eens per maand; ook de mingas

waren eens per maand. Twee zondagochtenden per maand waren dus al door activiteiten in beslag genomen. De gedachte dat een antropoloog zich ook in een urbane setting dagelijks fulltime bezig kan houden met participerende observatie heb ik noodgedwongen moeten verwisselen voor een meer praktische onderzoeksbenadering, waarbij ik overdag 'naar kantoor' ging en buiten de kantooruren naar de wijk. Ik bracht veel tijd door op het kantoor van de coöperatie en bij de gemeentelijke werkgroep TBP, waardoor ik van twee kanten inside informatie kreeg over de precaire situatie waarin Santa Anita verkeert en over de onzekerheden en ongerustheid die dat bij bewoners teweegbrengt.

Een tweede probleem was dat tijdens mijn verblijf de grootste nationale economische crisis van deze eeuw tot een uitbarsting kwam. Langdurige stakingen van het openbaar vervoer en sociale onrust maakten onderzoeksactiviteiten van tijd tot tijd onmogelijk. Ik ben er niet concreet door in de problemen gekomen, maar had wellicht effectiever aan mijn onderzoek kunnen werken als het niet zo was geweest. Ik wilde bijvoorbeeld gaan helpen op het kleuterschooltje in de wijk, om me in de wijk nuttig te kunnen maken, maar door de lerarenstaking is het schooltje van februari tot en met april dicht geweest.

1.5 Presentatie in tekst en beeld

Nadat ik in het volgende hoofdstuk het theoretisch kader van deze studie besproken heb, volgt in hoofdstuk 3 een introductie in Riobamba en in de wijk Santa Anita. Ik gebruik met opzet mijn eigen ervaringen ter illustratie van de context waarbinnen het onderzoek zich afspeelde. Ik ben me ervan bewust dat het geen objectieve weergave is, maar de subjectieve belevenis van een onderzoeker; toch denk ik dat de sfeerbeelden en anecdotes niet alleen een levendiger beeld geven van de stad en

(14)

de wijk waarin mijn onderzoek plaatsvond, maar het voor de lezer ook duidelijk maken wanneer ik over mijn eigen ervaringen en interpretaties spreek, en wanneer over die van iemand anders. Om dat onderscheid tussen mijn stem en die van de informanten expliciet te maken, citeer ik ook veel uit de interviews die ik gehouden heb.

Behalve van tekst maak ik in de presentatie gebruik van beeldmateriaal, omdat het onderwerp 'woning' zich daarvoor goed leent. Objecten, stijlen en esthetische voorkeuren zijn met foto's vaak beter aan te duiden dan met louter tekstuele beschrijvingen. Ik gebruik enkele foto's uit de foto-elicitatie, maar het merendeel ervan is hier om privacyredenen niet afgedrukt. Sommige informanten vroegen me 'u gaat mijn interieur toch niet aan de hele wereld laten zien?' Dat doe ik derhalve niet, behalve in twee gevallen waarvan ik denk dat de betreffende bewoners er geen bezwaar tegen zouden hebben. De overige foto's komen uit mijn eigen studiecollectie.

(15)

2. Materiële representatie in een dynamisch cultuurmodel

Hoe veranker je een onderzoek naar woningen in een wetenschappelijk debat over de dynamiek van laat-twintigste-eeuwse samenlevingen? Die vraag stelde ik mezelf toen ik met de voorbereidingen van deze studie bezigwas. Ik wilde immers graag inzicht krijgen in de continuïteit en veranderingen in bouwen en wonen in het dagelijks leven van Ecuadoranen. De vraag stuurde me in de richting van een drietal analytische niveau's: het macroniveau van de hedendaagse sociaal-culturele dynamiek in Latijns-Amerika; het meso-niveau van het ontstaan van een betekenisvolle fysieke ruimte zoals een stedelijke woonwijk, en het microniveau van architectuur en interieur als plaats waar het huiselijk leven van bewoners zich afspeelt. In de volgende tekst zet ik per analyseniveau uiteen welke theorieën en concepten ik als behulpzaam beschouw bij het interpreteren van mijn onderzoeksresultaten.

2.1 Complexe culturen, modernisering en hybridisering

Veel laat-twintigste eeuwse samenlevingen worden volgens Hannerz (1992:3-10) gekenmerkt door een complexiteit en gelaagdheid die zich moeilijk laten omschrijven, maar die te herkennen zijn aan een ver doorgevoerde arbeidsdeling en kennisdeling. Het zijn samenlevingen waarin de staat het kader schept voor sociale omgang tussen mensen en voor de verspreiding van betekenissen; waar cultuur voor een deel in handen is van de markt en waar de media een belangrijke rol spelen in de verspreiding van cultuur. Onder de verspreiding van cultuur, 'cultural flow', verstaat hij de wijze waarop individuen betekenissen in uiteenlopende vertoningen uitdragen en de wijze waarop individuen hun eigen en andermans vertoning interpreteren. Om de dynamiek van cultuur in dergelijke samenlevingen te begrijpen, verdeelt hij het concept 'cultuur' in drie met elkaar samenhangende dimensies: 1) ideeën en denkwijzen; 2) manieren waarop die ideeën en denkwijzen worden geuit; 3) sociale distributie van betekenissen en symbolen. In zijn boek legt hij de nadruk op de derde dimensie, die in zijn ogen doorgaans weinig aandacht van antropologen krijgt. Hij gebruikt de term 'complex cultures' als verzamelnaam voor dit soort samenlevingen en stelt dat, als we uitgaan van cultuur als een collectief betekenissysteem, een grotere complexiteit in de sociale distributie van betekenissen (derde cultuurdimensie) leidt tot een grotere complexiteit van denkwijzen, ideeën, geloof en kennis (eerste cultuurdimensie). Het begrip 'modem', dat vaak met dergelijke culturen geassocieerd wordt, vermijdt hij met opzet, omdat de implicaties van dat begrip verder strekken dan hij wil gaan. Zijn theorie vormt een kapstok voor de manier waarop ik naar woningen en bewoners in Santa Anita kijk, die immers deel uitmaken van een groter cultureel geheel van Riobamba, van Ecuador en in bepaalde opzichten ook van internationale culturele invloeden.

Omdat andere relevante auteurs bewust wel spreken over Moderniteit, kan ik er niet omheen een korte bespreking van de inhoud van deze literatuur te geven. In algemene termen spelen volgens Canclini (1995) en Schelling (1996) in een 'moderne' samenleving drie processen een rol: een sociaal-economisch moderniseringsproces dat efficiëntie en produktiviteit hoog in het vaandel heeft staan, een politiek proces waarbij het draait om de vorming van natie-staten als 'verbeelde gemeenschappen' (Anderson 1995), en een cultureel proces waarin secularisering, rationalisme, wetenschappelijke kennis, een hoge mate van geletterdheid en het ontstaan van nieuwe

(16)

communicatietechnologieën de belangrijkste kenmerken zouden zijn. Modernisering van de economie heeft in veel landen onder andere urbanisatie en migratie tot gevolg gehad. Door de modernisering van communicatiemiddelen zijn individuen voor het onderhouden van sociale relaties en het verkrijgen van informatie niet langer beperkt tot hun fysieke omgeving, maar lopen lokale, nationale en transnationale contacten door elkaar heen (Hannerz 1992).

Volgens Miller (1994) heeft Moderniteit geen consistente kenmerken, maar wel een consistent probleem: het ontstaan van een nieuw temporeel bewustzijn waarin de kortstondige beleving van het moment wordt losgekoppeld van de normen en waarden die het hier en nu overstijgen. Deze tegenstelling tussen korte- en lange-termijn waarden duidt hij aan met het dubbelconcept

transient

en

transcendent.

Met

transient

doelt hij op de waarde die mensen hechten aan het beleefde moment. Het moment waarop ze hun uitbundigheid en expressiviteit kwijt kunnen zonder over de consequenties na te hoeven denken en zonder zich erdoor beiemmerd

ie

voeien.

ïranscendent

betekent 'het tijdelijke overstijgend' en verwijst naar de morele waarden en normen die continuïteit scheppen en die van generatie op generatie kunnen worden doorgegeven (ibid.:132). Om de tegenstelling voor zijn onderzoeksgebied Trinidad duidelijk te maken, plaatst hij de feesten Kerst en Carnaval tegenover elkaar. Met Kerst draait het op Trinidad om het huiselijk leven, om de familie en om uitingen van religiositeit. Mensen knappen hun interieur op en alles draait om wat er zich binnenshuis afspeelt. Met Carnaval draait het daarentegen om de straat, om uitbundige ontmoetingen, individueel uiterlijk vertoon en kortstondig genot. Dezelfde mensen die zich met Kerst richten op traditionele waarden van het gezinsleven binnenshuis, geven zich met Carnaval over aan vrijpostigheden buitenshuis die de continuïteit van het gezinsleven in gevaar brengen. Dit soort beleefde dilemma's in een moderne samenleving laten zich volgens Miller goed bestuderen door naar materiële cultuur en consumptiepatronen te kijken: 'material culture and visual imagery may have an important role to play in cultural change which is missed when too great a reliance is placed upon verbal self-representation and legitimation' (ibid.:254). Hij onderzocht ruim honderd woonkamers in zijn onderzoeksgebied en ontdekte dat daar vooral transcendente waarden tot uitdrukking werden gebracht, soms op heel letterlijke wijze: decoraties en meubels kregen een blijvend karakter door ze in plastic te verpakken of af te dekken (ibid.:206-19). Ik kom in hoofdstuk 5 op zijn theorie terug als ik de relatie tussen binnen- en buitenruimten in Santa Anita bespreek.

Moderniteit is een begrip dat veelvuldig voorkomt in studies over hedendaags Latijns-Amerika. Enerzijds komt dat doordat de Latijns-Amerikaanse regeringen zelf de term hanteren om hun sociaal-economische en politieke beleid mee aan te duiden en anderzijds omdat westerse onderzoekers de relatie tussen EuropaNS en Latijns-Amerika vaak beschouwen in het licht van de mondiale markt van goederen, media en de daarbij behorende symbolen, en om die reden de verschillende manifestaties van Moderniteit per gebied met elkaar vergelijken. Telkens wordt er gewezen op de ambivalente tendensen in Latijns-Amerikaanse landen, waar eeuwenoude tradities en de nieuwste communicatietechnologieën, pre-moderne en moderne productiemethoden gelijktijdig voorkomen; waar het cultureel Modernisme (met kunststromingen als het Kubisme) wel tot bloei is gekomen, maar sociaal-economische en politieke modernisering zijn achtergebleven (Schelling 1996; Canclini 1995).

(17)

Latin American modernity is not a replica of US or European mass culture, but has a distinctive character which varies from country to country. A major factor of difference - probably the major factor - is the force of popular culture. lt is a modernity which does not necessarily entail the elimination of pre-modern traditions and memories but has arisen through them, transforming them in the process (Rowe en Schelling 1991:3).

In de Latijns-Amerikaanse 'popular culture', een term die gebruikt wordt om onderscheid te maken tussen de cultuur van het volk en avangarde-cultuur, komen onderwerpen als massaconsumptie, massamedia en folklore samen.

Een ander bruikbaar concept uit het Moderniseringsdebat is 'hybridisering' (Canclini 1995) of 'creolisering' (Hannerz 1992) waarmee het ontstaan van interculturele mengvormen wordt aangeduid. Canclini prefereert de term hybridisering boven het begrip syncretisme dat vooral een religieuze of symbolische connotatie heeft, of mestizaje dat vooral op een etnische vermenging duidt. Rowe en Schelling definiëren hybridisering als

[ ... ]the ways in which new forms become seperated trom existing practices and recombine with new farms in new practices [ ... ]. With the transition, symbols become detached trom their previous contexts (1991:231).

Het typische van hybridisering in Latijns-Amerika is dat oude, nieuwe en hybride vormen naast elkaar bestaan, waarmee de evolutionaire gedachte dat iets ouds vervangen wordt door iets nieuws, niet langer houdbaar is (ibid.:18). Het begrip 'culturele hybride' werd in 1928 al door Robert Park gebruikt om het 'marginale individu' aan te duiden dat na migratie naar de grote stad een 'mentaal conflict' ontwikkelt tussen de tradities van de samenleving waaruit hij afkomstig is en de nieuwe culturele normen (Grandis 1995). In reactie op de nieuwe, onbekende situatie worden elementen uit beide culturen geselecteerd en geïntegreerd. Daarbij is er zowel sprake van diffusie - doordat mensen uit verschillende culturen elementen uitwisselen gaan die culturen in sommige opzichten op elkaar lijken - als van differentiatie - het heterogener worden van culturen doordat bevolkingsgroepen zich van elkaar willen onderscheiden. In het globaliseringsdebat wordt wel gesteld dat andere culturen veramerikaniseren of verwestersen en daardoor homogener worden, maar er zijn evenzoveel auteurs die het tegendeel beweren. Welke tendens in hedendaags Ecuador de overhand krijgt is (nog) niet te zeggen.

Het begrip mestizaje dateert uit de koloniale tijd, toen de term gebruikt werd om nakomelingen van Spaanse vaders en indiaanse moeders aan te duiden. In de jaren '60 van deze eeuw kreeg het begrip een andere lading, toen het onderdeel werd van een bewust regeringsbeleid dat erop gericht was de culturele assimilatie van verschillende etnische groepen in de samenleving tot stand te brengen. De Ecuadoraanse overheid probeerde door een proces van mestizaje een nationale identiteit te kweken en politieke modernisering op gang te brengen met het doel een sterke natie-staat te verkrijgen (Crain 1990). Ze creëerde het beeld van een 'model' Ecuadoraan die werd voorgesteld als een moderne, stedelijke, Spaanssprekende mesties. Vanuit verschillende indiaanse

(18)

bevolkingsgroepen werd hiertegen verzet gevoerd. Zij bezonnen zich op een herformulering van hun culturele identiteit. Mede door de oprichting van de Confederación de Nacionalidades lndfgenas del Ecuador (CONAIE) in 1986, een koepelorganisatie voor de verschillende reeds actieve indiaanse groeperingen uit zowel het hoogland als uit het Amazonegebied, ontstond een nieuw indiaans zelfbewustzijn in heel Ecuador. De verschillende vormen van aanpassing en verzet onder de indiaanse groeperingen leidden er in de jaren '90 toe dat ze, om uitdrukking te geven aan een hernieuwd zelfbewustzijn, gebruik maakten van nieuwe toepassingen en mengvormen van tot dan toe afzonderlijk gebruikte symbolen (Radcliffe 1997). Een voorbeeld van een hybride waarin geïmporteerde vormen en bestaande gebruiken vermengd worden, is het recente gebruik van Escher-patronen in weefsels voor de toeristenindustrie door Otavaleno indianen in Noord-Ecuador. Werden de grafische voorstellingen van Maurits Escher tot voor kort als 'typisch westerse' kunst gezien en de weefseis van de Otavaieiios ais 'typisch indiaans', nu vioeien die twee samen in een nieuw produkt dat symbool staat voor het recente commerciële succes van de groep.

Hannerz gebruikt het concept 'creolisering', in analogie met Canclini's 'hybridisering', als een manier om inzicht te krijgen in de manier waarop cultuur zich verspreidt. Hij legt in zijn cultuurmodel de nadruk op wat hij de derde dimensie van cultuur noemt de sociale distributie van betekenissen. De uitwisseling van culturele elementen tussen een 'centrum', waar de cultuur ontstaat, en een 'periferie', waar specifieke onderdelen van die cultuur worden opgenomen en aangepast, staat daarin centraal. Hij benadrukt dat die verspreiding vanuit het centrum niet op een homogene wijze geschiedt; niet iedereen heeft op gelijke wijze toegang tot cultuur. Nieuwe ontwikkelingen op de consumentenmarkt bereiken vaak als eerste de metropolen. Daarna komen ze terecht in de provinciesteden en vervolgens in rurale gebieden (Hannerz 1993). Daar worden de consumptiepatronen niet klakkeloos overgenomen, maar op geheel eigen wijze, gefragmenteerd en indirect, ingepast in de bestaande cultuur (Colloredo-Mansfeld 1994; Hannerz 1992; Miller 1994). Er is op elk niveau dus sprake van een asymmetrische relatie tussen 'centrum' en 'periferie'.

Een provinciestad als Riobamba ligt in de periferie van hoofdstad en miljoenenstad Quito, maar vormt op haar beurt een cultureel centrum ten opzichte van de plattelandsdorpen in de regio. Volgens Miller (1994) is in dergelijke provinciesteden de tegenstelling tussen enerzijds de contacten met de (inter)nationale centra en anderzijds de band met het dagelijks leven in het achterland het grootst. Zoals in het volgende hoofdstuk aan de orde komt, spelen in deze regio het onderscheid tussen stad en platteland en tussen mestizo en indigena cultuur een belangrijke rol. Vandaar dat in een betrekkelijk kleine stad als Riobamba de contrasten en hybriden zo opvallend zijn. Het samenkomen van uiteenlopende culturele aspecten heeft zijn weerslag op de materiële cultuur en op de bouw van woningen.

2.2 Sociale productie en sociale constructie van ruimte

Setha Low (1996) zoekt in haar artikel 'Spatializing Culture' een theoretisch aanknopingspunt om krachten te analyseren die de productie en het gebruik van een urbane ruimte bepalen. In zo'n analyse wil ze niet alleen de sociaal-culturele en historische achtergronden van het ontstaan van die ruimte betrekken, maar ook de alledaagse beleefde werkelijkheid van gebruikers. Daartoe

(19)

introduceert ze twee begrippen: 'sociale productie' en 'sociale constructie' van ruimte. Sociale productie is de fysieke creatie van de materiële setting en van alle sociale, economische ideologische en technologische factoren die daarbij een rol spelen. Sociale constructie is de transformatie (letterlijk of figuurlijk) van die setting in dagelijkse ervaringen en handelingen tot een betekenisvol geheel (ibid.:861-2).

Sociale productie en sociale constructie van ruimte beïnvloeden elkaar. In een etnografische studie van twee openbare pleinen in San José, Costa Rica toont ze aan dat de manier waarop een openbare ruimte wordt vormgegeven, invloed heeft op het gebruik en de betekenissen ervan. In een koloniaal park uit haar studie is een sociaal conflict gaande over het uiterlijk van een kiosk. De huidige cementen kiosk maakt onderdeel uit van de gebruiksruimte van de dagelijkse bezoekers -werklozen, prostituées en kleine handelaars. De urbane middenklasse vindt deze kiosk niet representabel voor het ceremoniële en stedelijke karakter van het park en wil daarom een replica van de oorspronkelijke Victoriaanse houten kiosk, destijds het pronkstuk van de stedelijke elite. Low interpreteert de strijd om de stedelijke ruimte, in dit geval de kiosk, door de specifieke symbolen te analyseren die in het conflict een rol spelen. Beide typen kiosk verwijzen naar een bepaalde historische en politieke periode. Die representaties krijgen een nieuwe betekenis in het huidige klasseconflict, waarin de houten kiosk symbool staat voor het behoud van traditionele waarden en de cementen kiosk voor modernisering. De in dit voorbeeld genoemde, tegengestelde culturele waarden en hun representaties kunnen volgens Low dus alleen begrepen worden door zowel naar de productieprocessen op macro- en mesoniveau te kijken als naar de etnografische realiteit op microniveau, ofwel naar de wisselwerking tussen sociale productie en sociale constructie van de ruimte.

Sociale conflicten en contrasterende symbolische representaties komen uiteraard op velerlei locaties voor. Omdat ik me in deze studie vooral richt op de fysieke ruimte in een woonwijk vlak buiten de stadsgrens, is het zinvol om binnen dit analytische kader in algemene zin stil te staan bij de sociale productie van perifere wijken rond (middel)grote steden. Zoals in de vorige paragraaf al kort werd vermeld, leidde economische modernisering vanaf de jaren zestig in veel landen tot de groei van steden en tot ruraal-urbane migratiestromen. Daardoor ontstonden vaak in hoog tempo provisorische woongebieden in de marges van steden, waar arme migranten zich illegaal vestigden, waar ze hun huis bouwden van materialen die voorhanden waren en waar ze te kampen hadden met het ontbreken van basisvoorzieningen als water, riolering en ophaal van vuilnis. Overheden in Azië, Afrika en Latijns-Amerika hebben tot nu toe op grote schaal gefaald in het tot uitvoer brengen van een adequaat beleid om de problemen in dit soort wijken aan te pakken (Hardoy en Satterthwaite 1997). Bewoners van urbaan-marginale wijken worden vaak bewust genegeerd door de lokale overheid en ze leiden in die zin een betrekkelijk anoniem bestaan. Zowel de aanvankelijke opbouw van het woongebied als de transformatie in een betekenisvol en respectabel geheel gebeurt grotendeels door henzelf, dus in perifere woonwijken doet zich een heel specifieke wisselwerking tussen sociale productie en sociale constructie van ruimte voor. De omstandigheden van hun woonsituatie zijn weliswaar bepaald door grotere sociaal-culturele en economische processen, maar het ontwerpen van zowel openbare als private ruimten in de wijk hebben ze als bewonersgroep

(20)

grotendeels zelf in handen. De wisselwerking tussen de fysieke creatie en de symbolische transformatie lijkt daardoor misschien minder gecompliceerd dan in het geval van het stedelijk plein dat Low beschreef; er zijn immers minder partijen bij betrokken. Toch blijkt ook in dit soort wijken vaak een ambivalente houding te bestaan ten aanzien van de fysieke aanleg en de symbolische constructie van een gemeenschappelijk woongebied.

Illegale woonwijken aan de randen van steden ontstaan omdat groepen mensen op zoek zijn naar betaalbare huisvesting op een bereisbare afstand van de werkplek. Zelf een onderkomen bouwen op een goedkoop stuk grond (aangekocht door een coöperatie of collectief in bezit genomen zonder er voor te betalen) is vaak de meest voor de hand liggende oplossing om het huisvestingsprobleem het hoofd te bieden. Mensen die illegaal een stuk land bebouwen worden in de literatuur doorgaans met de term

squatters

aangeduid. Holston (1991) wil deze term liever niet gebruiken, omdat die voigens hem de associatie oproepi met sioppenwijken, ieiwiji iang niet eike spontane nederzetting een sloppenwijk is. Hij gebruikte het begrip

autoconstruction

(zelfbouw van woningen) om het fenomeen aan te duiden waarbij uiteenlopende groepen van arme mensen een ongebruikt stuk grond kopen of bezetten en daar zelf een huis op bouwen. Het welzijn van het individuele huishouden komt daarbij op de eerste plaats. In een normale, legale stedelijke woonwijk wordt het collectieve belang bewaakt door de lokale overheid. In het geval van een door een woningbouwcoöperatie opgerichte wijk, zoals vaak het geval is in Latijns-Amerika, wordt die rol overgenomen door de coöperatie, mits die goed functioneert. Als een overkoepelend gezag bij de inrichting van de openbare ruimte ontbreekt, wordt die ruimte een min of meer toevallig resultaat van individuele handelingen, gericht op het optimaliseren van de individuele woonomstandigheden.

2.3 Woning als representatie

Bij de zelfbouw van woningen in perifere stadswijken staat volgens Holston naast de manifestatie van concrete leefomstandigheden vooral het verbeelden van een betere toekomst centraal; bewoners willen niet blijven stilstaan bij de ellende waarin ze nu leven maar richten zich op 'the process of becoming something else' (1991 :456). De dynamiek in het proces van zelfbouw, beginnend met het construeren van een eenvoudig onderkomen dat vervangen of verbouwd wordt tot een respectabele woning, is groot: veranderingen en aanpassingen vinden voortdurend plaats, met gebruikmaking van allerlei materialen en decoraties die de persoonlijkheid en smaak van bewoners tot uitdrukking brengen. Zo ontwikkelen de zelfbouwers in Holston's studiegebied bij de stad Brasilia een eigen esthetiek die bedoeld is het zelfrespect te verhogen en stigma's van sociale uitsluiting door het urbane centrum te veiwerpen. De produkten die ze daarbij gebruiken worden instrumenten om macht en prestige te verkrijgen (ibid.:462). De bewoners uit Holston's onderzoekswijk profileren zich met hun architectonisch idioom niet alleen ten opzichte van de heersende klasse, de rijke bewoners van Brasilia-centrum, maar willen zich ook onderscheiden van mensen die zij een lagere sociale status dan zichzelf toedichten: de 'echte' armen in de sloppenwijken. Het bouwen van een eigen huis wordt zo een specifieke en strategische vorm van consumptie.

Humphrey (1997) deed onderzoek naar woningtypologieën bij een opkomende bevolkingsgroep in Rusland, de 'Nieuwe Russen', die zich onderscheiden door hun jonge leeftijd en

(21)

groeiende rijkdom, hun werkzaamheden in financiële beroepen en hun westerse leefstijl. Door middel van een nieuw architectonisch idioom proberen ze een nog niet gedefinieerde hoge status te verkrijgen. Ze doen dat door bestaande Europese woningmodellen, waaronder het Engelse cottage,

te kopiëren en aan te passen. Zo'n model moet vernieuwend genoeg zijn om de groep een nieuwe identiteit te verschaffen en anderen daarvan uit te sluiten, maar het architectonische idioom moet tevens bekend genoeg zijn om door de rest van de samenleving begrepen te worden en aldus respect af te dwingen. De beoordelingscriteria blijken in Rusland op de eerste plaats verband te houden met de luxe en prijs van de woning, wat niet zo verwonderlijk is omdat de nieuwe status van de groep vooral een economische status is.

In andere gevallen spelen ook sociale aspecten zoals het al dan niet breken met bestaande tradities een rol, zo blijkt uit de studie van Colloredo-Mansfeld (1994) naar de architectonische metamorfose van een dorp in Noord-Ecuador. Een groep handelaren die succesvoi zijn geworden in de internationale handel in 'indiaanse' weefsels en souvenirs, probeert de sociale transformatie uit te dragen en lokaal prestige te verkrijgen door het uitstallen van consumptiegoederen {door Veblen

conspicuous consumption genoemd) en het gebruik van een nieuwe, als 'modem' bestempelde bouwstijl. Andere groepen grijpen als reactie op de ontwikkelingen in de gemeenschap juist terug op oude bouwstijlen en op het reciproke systeem van collectieve arbeid, de minga, om de verbondenheid met de gemeenschap te tonen. Het afdwingen van prestige door middel van

conspicuous consumption blijkt een ambivalent proces te zijn waarbij niet elke poging waardering van de omgeving oplevert, omdat de gebruikte middelen en de nieuwe vorm waarin ze gepresenteerd worden soms aversie oproepen in een gemeenschap die er een heel ander waardesysteem op na houdt dan het consumptieve marktdenken.

Via die specifieke consumptiepatronen, zoals het gebruik van het architectuuridioom van de

cottage in Humphrey's onderzoek of de bouw van een specifiek soort 'moderne' woning in Noord-Ecuador, onderscheidt de groep zich van buitenstaanders. Tegelijkertijd profileert het individu zich op eenzelfde manier ten opzichte van de anderen in de groep door middel van het competitief aanwenden van persoonlijkheid, smaak en originaliteit in architectuur en consumptie, zonder evenwel teveel van het basisprincipe af te wijken:

Autoconstructors strive to personalize the standard equipment by displaying it fashionably, knowledgeable, and creatively. Their aesthetic objective is to achieve what they sometimes call "personality" in their houses (Holston 1991:460).

Each new house is a slight variation on the last. While owners always claim design decisions as their own, they are faithful to the models provided by their neighbors. As new builders limit themselves to the style of previous ones, they encourage the comparison of the materials and stylistic details of houses (Colloredo-Mansfeld 1994:857).

Juist door het constante gebruik van hetzelfde idioom door de groepsleden, wordt de architectuurstijl een symbool van een nieuwe identiteit van de groep en ontstaat er tegelijkertijd een interne competitie (vgl. Hannerz 1992:111).

(22)

Als laatste een korte beschouwing over de vraag op welke wijze esthetiek en machtsverhoudingen met elkaar verbonden zijn en of - en zo ja, waar en wanneer - er sprake is van een tweedeling tussen een 'high· culture' van de heersende klasse en een 'popular culture' van het gewone volk. Bourdieu (1989) trekt in zijn studie naar klasse-onderscheidende esthetiek in Frankrijk duidelijke scheidslijnen tussen de smaak van de culturele en economische elite der heersers en die van het 'volk', de overheersten. De esthetiek. in de top van de hiërachie (mensen met 'veel statusmiddelen') kenmerkt zich in zijn optiek door de 'cultus van verfijning', terwijl mensen onderaan de hiërachie alleen het meest noodzakelijke en meest doelmatige benadrukken (Wijs-Mulkens 1999:18). Hij stelt letterlijk. dat bij de lagere klassen 'a systematic reduction of the things of art to the things of life' plaatsvindt (Bourdieu 1989:5). Zijn smaak.theorie is een macro-visie op de ontwikkelingen in de sociale hiërarchie in een maatschappij die steeds complexer wordt, en heeft derhalve een grotere reik.wijdte dan alleen de Franse samenleving. in diverse studies waarin statusmiddelen aan bod komen, wordt Bourdieu's smaak.theorie aangehaald. Miller (1994) richt zich in zijn studie met betrekking tot honderachtentwintig woonkamers op Trinidad op de vraag of er verschillen zijn qua kleurgebruik., materiaalgebruik en objecten bij uiteenlopende etnische groepen, die hij in inkomenscategorieën onderverdeelde. Verschillende inkomensgroepen blijk.en naar hetzelfde ideaalmodel in hun interieur te streven, waar echter per etnische groep wel variaties op gemaakt worden. Omdat smaak volgens hem dus niet klassegebonden is, verwerpt hij Bourdieu's analyse. Ook Holston verwerpt Bourdieu's betoog met betrekking tot de smaak van het volk. Hij toont voor zijn studiegebied in Brazilië aan dat zelfbouwers allesbehalve een pragmatische, functionele esthetiek gebruiken waarin elke overdaad geschuwd zou worden (1991 :460).

Ongeacht of de relatie tussen de sociale hîërachie en de differentiatie in leefstijlen zo rechtlijnig is als Bourdieu stelt, spelen machtsverhoudingen altijd een rol bij het verkrijgen van toegang tot bepaalde culturele symbolen en produkten. Beperking van de culturele distributie vindt vooral plaats als mensen er belang bij hebben bepaalde uitdrukkingsvormen, die hun sociale positie of identiteit onderscheidt van die van anderen, voor zichzelf te houden (Hannerz 1992: 111 ). Dat heeft ook invloed op de woning als representatie:

In stratified societies, the house offers itself to the aristocracy as a vivid means of differentiating themselves from commoners. Larger, taller houses with more decoration serve to embody and display their wealth, status and power (often, too, their ritual superiority, by the addition of emblems signifying that certain great feasts have been held) (Waterson 1995:58).

Ik neem in de komende hoofdstukken de beleefde werkelijkheid van mijn informanten als vertrekpunt om representaties te beschouwen in het licht van de machtsverhoudingen in de coöperatie en de sociale stratificatie in de wijk, alsmede de verhoudingen tussen de wijkbewoners en de (supra)lokale cultureel-economische elite. Ik hoop daarmee de 'interfaces and interstices [ ... ] amalgams and fusions' (Salman 1996: 11) tussen woningcategorieën in het culturele centrum Riobamba en die in Santa Anita te verduidelijken.

Tot besluit van dit hoofdstuk vat ik bovenstaande kort samen door te stellen dat veel hedendaagse Latijns-Amerikaanse samenlevingen kenmerken vertonen die door

(23)

sociaal-wetenschappers bestempeld worden als complex (Hannerz), modem (Miller) of hybride (Canclini). Die kenmerken zijn onder andere een hoge urbanisatiegraad, arbeidsdeling, invloed van media op verspreiding van cultuur, gelijktijdig voorkomen van tegengestelde waardenstelsels binnen een bevolkingsgroep en interculturele vermengingen. Ecuador is een land met deze kenmerken. Om de complexiteit en dynamiek van een samenleving te begrijpen, zijn de gebouwde omgeving en de materiële cultuur bij uitstek geschikt als studie-object, omdat uiteenlopende sociaal-economische en

culturele krachten zich daarin manifesteren en omdat via etnografisch onderzoek bekeken kan worden hoe de gebouwde omgeving in de praktijk gebruikt en beleefd wordt. Woningen die mensen zelf bouwen, zonder tussenkomst van een architect, zijn hele concrete manifestaties van die materiële representatie en kunnen derhalve inzicht geven in de culturele dynamiek op een alledaags, beleefd niveau.

(24)

3. Wonen in de regio Riobamba

Midden in Ecuador ligt een provinciestad waar een toerist tot voor kort alleen kwam om er op het station een veel te duur kaartje te kopen om vervolgens op het dak van een trein - uitgelachen door de lokale bevolking - de afdaling te maken van het bergachtige hoogland naar het subtropisch laagland in het westen. Maar sinds het spoor als gevolg van het klimatologische verschijnsel El Nino grotendeels is weggezakt, rijdt die trein niet meer. Een sportieve reiziger kan vanuit deze stad eventueel een poging wagen de 6300 meter hoge vulkaan Chimborazo te beklimmen, maar getuige de vele kruisjes aan de voet van de helling is die dagtrip niet geheel zonder risico's. De meeste toeristen verlaten de stoffige stad vol vergane glorie dan ook snel, op zoek naar meer vermaak. Toch is 'La Sultana de Los Andes', zoals Riobamba liefkozend wordt genoemd vanwege de stijlvolle gebouwen en parken die herinneren aan glorieuze tijden in het begin van deze eeuw, interessant genoeg om er langer te blijven. Doordat de stad gelegen is temidden van een groot landelijk gebied, op de grens van indiaanse regio's (ten zuiden ervan) en mestizo regio's (ten noorden ervan), komen er verschillende talen, produkten en levenswijzen samen. De zichtbare ontmoetingen tussen 'nieuwe technologieën en oude tradities', die Rowe en Schelling (1991:104) als kenmerkend beschouwen voor de culturele dynamiek van hedendaags Latijns-Amerika, waren voor mij de aanleiding Riobamba te kiezen als locatie voor een onderzoek naar zelfbouw-woningen. In dit hoofdstuk geef ik de context weer waarbinnen het onderzoek plaatsvond. Eerst beschrijf ik de verschillende facetten van de stad Riobamba in het algemeen, met haar bewoners en gebruikers, waarna een introductie volgt van de wijk Santa Anita en de Santanitenos.

3.1 Culturele contrasten

Terwijl op de ene hoek van het Parque Sucre voor een statig, neoclassicistisch gebouw straatventers posters van de filmster Leonardo di Caprio te koop aanbieden, staan op de andere hoek bij de modernistische betonnen Banco Popular tientallen Quichua vrouwen in groen-roze klederdracht op blote voeten uren in de rij om hun maandelijkse bijstand in ontvangst te nemen. Naast de stokoude logge stadsbussen, gehuld in een zwarte roetwolk, rijden kinderen op skates en mountainbikes. Terwijl de ene helft van de bevolking analfabeet is, maakt de andere (jongere) helft al intensief gebruik van het Internet - zelfs de lokale krant la Prensa staat al volledig op het net. Het frappante van Riobamba is dat deze werelden van verschil samenkomen op een relatief klein oppervlak in de binnenstad, waardoor het erg opvalt.

Riobamba is de hoofdstad van de provincie Chimborazo. De stad ligt in de centrale sierra, de bergketens van de Andes die als een ruggegraat van noord naar zuid door het land lopen, in een vallei op een hoogte van 2750 meter (zie kaart I). Riobamba werd eind achttiende, begin negentiende eeuw op de huidige locatie gesticht na de aardbeving van 1797 die de oorspronkelijke stad, die meer naar het westen lag, volledig verwoestte. De binnenstad werd gebouwd volgens het koloniale model, met straten die loodrecht op elkaar staan. Na het uiteenvallen van de Federatie van Groot-Colombia en het stichten van de staat Ecuador in 1830 werd Riobamba verkozen tot zetel van de grondwetgevende vergadering. De Primera Consituyente, de Eerste Grondwet, werd nog datzelfde jaar uitgevaardigd, wat de stad een nationaal aanzien gaf. In het eerste decennium van deze eeuw

(25)

kwam Riobamba verder tot ontwikkeling. De liberale revolutie bracht de modernisering van handel en industrie op gang, met nieuwe rijkdommen die zich weerspiegelden in gebouwen van internationale allure (Consulcentro). Er kwamen Europese architecten naar Riobamba die hun architectonische sporen nalieten temidden van de koloniale gebouwen in het hart van de stad. Later kwamen daar de Modernistische gebouwen van glas, staal en beton bij. De heropleving van het indiaans zelfbewustzijn leidde in de jaren negentig tot de bouw van het Casa lndfgena, een multifunctioneel gebouw voor de verschillende indiaanse organisaties, waarin de symbolen van de Quichua cultuur verwerkt zijn. Zo ontstonden symbolische contrasten in de gebouwde omgeving.

I. Ecuador en ligging Riobamba

Bron: Renterghem en Roos 1995:75 (bewerking door auteur)

De oorspronkelijke stad strekte zich uit rond een park in de binnenstad, het Parque Maldonado. Vanaf de jaren '40 breidde de stad zich langs de verbindingsassen naar het noordwesten en zuidoosten verder uit. In de hele administratieve gemeente waartoe ook enkele omliggende dorpen behoren, woonden in 1996 ruim 114.000 mensen (Saltos en Vázquez 1998:107). Barreno (1999:2) spreekt zelfs over ruim 163.000. De stad heeft in de loop der tijd een grillige, langgerekte vorm gekregen. Het zichtbare contrast tussen stad en platteland is gebleven. Aan de zuidoostkant van de stad vormt de ringweg de grens tussen de compacte stedelijke bebouwing en de verspreide plattelandsbebouwing; in de noordwestelijke helft strekt de compacte stedelijke bebouwing zich op sommige plaatsen ook buiten de ringweg uit. Het verschil in bebouwingsdichtheid hangt samen met culturele opvattingen over privacy. Indiaanse bevolkingsgroepen op het platteland bouwen hun

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In ons onderzoek zijn we op zoek gegaan naar de wijze waarop interacties tussen ouders met jonge kinderen binnen de wachtzaal van het consultatiebureau van Kind & Gezin in

Het is precies dit soort van spreken, de- ze invulling van wat opvoeden is of kan zijn, die niet meer ter sprake gebracht wordt omdat opvoe- den voor ons vandaag een heel

Het verlengen van een meetbrief kan geheel administratief als de ledige diepgang van het schip sinds de afgifte van de huidige meetbrief niet is gewijzigd.. In dat geval wordt

Omdat toen waarschijnlijk niet precies bekend was hoeveel inkomsten u (samen) had uit loondienst, is het mogelijk dat over uw totale inkomen te weinig loonbelasting is betaald aan

In laatstgenoemd arrest, dat ging over de vergoeding van immateriële schade wegens aantasting in de persoon op andere wijze (waaronder ook shockschade valt),

Op afdelingen waar niet alle bewoners bezoek hadden ontvangen, had gemiddeld 19% van de bewoners in de afgelopen 4 weken geen contact met familie of vrienden gehad en was

Als je deze mogelijke uitslagen vergelijkt, zie je dat de bookmaker bij verlies van Ajax het minst hoeft uit te keren, en dat de inkomsten bij elke uitslag hetzelfde zijn.. De

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of