• No results found

Ecologisch conflict tussen landbouwers en veehouders in TanzaniaCase study: Msimba, Kilosa district

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ecologisch conflict tussen landbouwers en veehouders in TanzaniaCase study: Msimba, Kilosa district"

Copied!
47
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ECOLOGISCH

CONFLICT

TUSSEN

LANDBOUWERS EN VEEHOUDERS IN

TANZANIA

CASE STUDY MSIMBA, KILOSA DISTRICT

Aantal woorden: 17.284

Stig Otto De Smet

01400248

Promotor: Prof. dr. Koen Vlassenroot

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de Master of Science in Conflict and Development Studies

(2)

1 Inleiding ... 3

2 Theoretisch kader – political ecology ... 6

3 Methodologie ... 10

4 Literatuurstudie: landbouwer-pastoralist conflict ... 10

5 Koloniale landroof ... 17

6 Landgebruik in postkoloniaal Tanzania ... 19

7 Kilosa ... 27

8 Case study: conflict tussen pastoralisten en landbouwers in Msimba, Kilosa ... 28

8.1 Oorzaken ... 30

8.2 Conflictbemiddeling ... 30

8.3 Oplossingen ... 35

9 Conclusie ... 44

(3)

1 Inleiding

60% van de Afrikaanse bevolking haalt zijn inkomsten uit het cultiveren van land en/of het houden van vee. Land is niet enkel essentieel om een inkomen te genereren, het is ook een middel om te kunnen investeren, welvaart op te bouwen en over te dragen van generatie op generatie.1

Het correcte beheer, behoud en gebruik van land is cruciaal voor elke (Afrikaanse) regering om haar bevolking de ruimte te geven zich te ontwikkelen. Dit wordt gekenmerkt door de manier waarop de toegang tot land is gereguleerd, hoe landrechten zijn gedefinieerd en hoe conflicten omtrent landeigendom en -gebruik worden opgelost. Hoewel landgebruik de belangrijkste factor is in het ontwikkelingsproces; de bijdrage van de landbouwsector aan het brutto binnenlands product van de meeste sub-saharische landen overstijgt 25 procent,2

is het ook één van de grootste oorzaken van conflict in deze landen.3

Één van die conflicten vindt plaats in Tanzania, waar de levenswijze van veehouders botst met die van landbouwers. Een brede waaier van academische literatuur bevestigt dat landbouwers ooit samenleefden met veehouders in symbiotische relaties (Basset 1988). Deze relaties werden gerealiseerd dankzij reciprociteit, uitwisseling en steun aan elkaar (Moritz 2010). Dit wil niet zeggen dat er toen geen conflicten waren: de verhoudingen werden gekenmerkt door zowel conflict als complementariteit (Bovin 1990). Turner (2003) stelt dat deze contacten altijd multidimensionaal zijn geweest en zoals de meeste relaties bestaan ze zowel uit coöperatie als uit conflict. De conflicten die voorkwamen bereikten echter zeer zelden de administratieve autoriteiten van de staat, ze werden verhinderd te escaleren dankzij de tussenkomst en bemiddeling van lokale instituten. Huwelijken tussen personen van de verschillende groepen in conflict waren bijvoorbeeld een manier om het verlangen deze ruzies bij te leggen, te vergroten (Sandford and Ashley 2008).4

Door de toenemende druk op land en grondstoffen en door de dalende efficiëntie van traditionele conflict-beherende mechanismes zijn conflicten tussen veehouders en

landbouwers doorheen heel sub-sahara Afrika, de laatste decennia, geëscaleerd (Thebaud en Batterbury 2001). Met verlies van bezittingen, gedwongen (volks)verhuizingen, fysiek en/of

1 Lusagga Kironde, J.M. (2009). Improving Land Sector Governance in Africa: the Case of Tanzania. Ardhi University. p 1

2 Lusagga Kironde, J.M. (2009). Improving Land Sector Governance in Africa: the Case of Tanzania. Ardhi

University. p 1

3 https://finlandabroad.fi/web/tza/current-affairs/-/asset_publisher/h5w4iTUJhNne/content/solving-land- use-challenges-in-tanzania-innovative-village-land-use-planning-methods-supported-by-the-ministry-for-foreign-affairs-of-finland/384951

4 Davis Mwamfupe (2015) Persistence of farmer herder conflicts. International Journal of Scientific and

(4)

seksueel geweld, armoede, ondervoeding in verdreven groepen, ontwrichting van socio-economische activiteiten en sterftes als gevolg (Benjaminsen et al. 2009, Shem 2010, Urmilla 2010, Vlassenroot en Huggins 2005, Hussein, Sumberg and Seddon, 2000).5

De druk op land en grondstoffen is enerzijds te wijten aan de exponentiële groei van de Tanzaniaanse bevolking; wanneer Tanzania onafhankelijk werd in 1967 telde het land ongeveer 12 miljoen inwoners, vandaag zijn dat er bijna 60 miljoen.6

Anderzijds hebben bepaalde leiders en mensen met economische belangen doorheen de geschiedenis van koloniaal Tanganyika en post-koloniaal Tanzania verschillende initiatieven genomen om delen van het grondgebied te controleren. De controle over land is namelijk een middel om politieke en economische macht te verwerven.7

Mwamfupi (2015) concludeert dat door de toenemende druk van de groeiende bevolking en door de bijhorende verscheidenheid aan en expansie van landgebruiksystemen (landbouw, veeteelt, nationale parken, steden, dorpen), is de toegang tot graaslanden en waterbronnen gedaald, met als gevolg dat veehoudende gemeenschappen gemigreerd zijn naar de centrale, oostelijke en zuidelijke delen van Tanzania (Odgaard 2005. Mattee en Shem 2006).8

Deze gedwongen migratie van veehouders, weg hun oorspronkelijke graaslanden, heeft er voor gezorgd dat ze zich nu moeten vestigen naast agrarisch georiënteerde

gemeenschappen, die geen historische symbiotische relatie met veehouders hadden. De Tanzaniaanse regering werd zich bewust van de stijgende omvang van het conflict en heeft verschillende inspanningen gedaan om haar beleid omtrent landgebruik te

reorganiseren om de bijhorende problemen op te lossen.

In deze paper zal ik een belangrijke beleidswijziging bespreken en de gevolgen ervan op het conflict tussen veehouders en landbouwers in kaart brengen.

The National Land Policy van 1995 is het gevolg van een twee jaar durend onderzoek, uitgevoerd door een commissie onder leiding van professor Shivju die zich hoofdzakelijk focuste op conflicten en wanbeheer van land.9

De Tanzaniaanse regering stelde de commissie samen in 1991 omdat klachten en conflicten om land in aantal stegen. Daarnaast wou de bevolking zekerheid omtrent het bezit van land en was er de noodzaak om kwetsbaar land te beschermen tegen vervreemding.10

5 Davis Mwamfupe (2015) Persistence of farmer herder conflicts. International Journal of Scientific and

Research Publications, Volume 5, Issue 2. P 340

6https://www.worldometers.info/world-population/tanzania-population/ 7 (2009) Improving land sector governance in Africa: The case of Tanzania. P 1

8 Davis Mwamfupe (2015) Persistence of farmer herder conflicts. International Journal of Scientific and

Research Publications, Volume 5, Issue 2. P 342

9 (2009) Improving land sector governance in Africa: The case of Tanzania. P 6 10 (2009) Improving land sector governance in Africa: The case of Tanzania. P 6

(5)

Dit nieuwe beleid representeert een keerpunt in de ontwikkeling van Tanzania:11

“The present system of land tenure accepted since independence, and further developed over three decades is a product of the past. Colonial history, conflicting statutory measures, broad socioeconomic patterns and demographic trends all to some extent played a role. All these factors and many others contributed to current problems that exist concerning land tenure and land use. These problems cannot be solved merely by piecemeal legislation or by policy directives. The right to land with secure tenure must be respected, but land problems extend much further than individual claims to tenure rights. They involve other issues such as the economic use of land, rural and urban development, housing, squatting, the quality and security of title, advancement of agriculture and the protection of the environment.”12

Doorheen deze paper zal dit document gekaderd worden binnen zijn historische en politieke context met extra aandacht voor de gevolgen op het conflict tussen veehouders en landbouwers. Ik analyseer het conflict vanuit een politiek ecologisch standpunt, meer bepaald vanuit de notie dat de ongelijke verdeling van land en grondstoffen tot conflict kan leiden. Hetgeen in de

wetenschappelijke literatuur ecological distribution conflicts wordt genoemd. Ik zal de historische factoren bespreken die tot deze ongelijke verdeling van land en grondstoffen hebben geleid, met pastoralisten als dupe van deze politiek-economische veranderingen.

Gedurende een maand heb ik gesproken met landbouwers en veehouders in en rond het dorp Msimba. Daarin werd ik bijgestaan door twee agricultural officers, zij hebben de taak de

doelstellingen en visies van de National Land Policy toe te passen op het landgebruik in het dorp. Daarnaast zijn ook zij het die conflicten tussen pastoralisten en landbouwers mediëren en

eventueel beslechten.

Msimba ligt in centraal Tanzania en maakt deel uit van het Kilosa district. Kilosa staat bekend om zijn hoge bevolkingsdichtheid, schaarste van land en het frequent oplaaien van conflicten om natuurlijke grondstoffen.13

De vraag die ik doorheen deze paper wil beantwoorden is: welke impact heeft de National Land Policy van 1995 gehad op het reeds bestaande conflict tussen veehouders en landbouwers in Kilosa, Tanzania?

11 National Land Policy (2017) The ministery of lands and human settlements, Dar es salaam, Tanzania. P ii 12 National Land Policy (2017) The ministery of lands and human settlements, Dar es salaam, Tanzania. P ii 13 P. Saruni, J. Urassa, G. Kajembe (2018) Determinants of conflict coping strategies among farmers and

(6)

2 Theoretisch kader – political ecology

Gedurende de laatste 30 jaar is ‘politieke ecologie’ opgekomen als een nieuw onderzoeksveld. Het brengt de ecologische focus van de mens op de relaties tussen

maatschappij en hun respectievelijke biofysische omgeving samen met politiek economische analyses van structurele machtsverhoudingen tussen die maatschappijen (Little 1999, Sheridan 1998, Stonich 1993). Dit onderzoeksveld is het resultaat van een intense dialoog tussen verschillende diciplines, zoals biologie, anthropologie, geografie, geschiedenis en poitieke wetenschappen. Met als gevolg een unieke transdisciplinaire ruimte binnen de natuurlijke en sociale wetenschappen.14

Het woord ‘ecologie’ werd voor het eerst gebruikt in 1858 door de Amerikaanse naturalist Henry David Thoreau maar kreeg pas in 1866 een echte wetenschappelijk connotatie wanneer de Duitse bioloog Ernest Haeckel het concept begon te gebruiken. Sindsdien kent het concept een duale ontwikkeling: enerzijds binnen de cicviele gemeenschap als een ecologische sociale beweging. Anderzijds binnen de academische wereld als een wetenschappelijke discipline (Bramwell 1989).

Ik zal de evolutie van de laatste ontwikkeling van het concept (politieke) ecologie kaderen binnen de academische literatuur. Begin 20e eeuw, was ecologie een sub-discipline van

biologie, bekend als ‘natuurlijke ecologie’. Gedurende de jaren 30 werd ‘menselijke ecologie’ gevormd als concept, daarbij werden de methodes van ‘natuurlijke ecologie’ toegepast op de menselijke maatschappij (Hawley 1950). Ongeveer op hetzelfde moment begon de

antropoloog Julian Steward de culturele dimensies van ecologische aanpassingen door inheemse groepen te onderzoeken (Steward 1938). Hieruit vertakten zich dan verschillende nieuwe onderzoeksvelden binnen de antropologie, zoals: ethnoecology (Conklin 1954), processuele ecologie (Benett 1993), spirituele ecologie (Kinsley 1995) en politieke ecologie (Schmink, Wood 1987).

Al deze sub-disciplines van het ecologische paradigma wijzen op een constante uitbreiding van het toepassingsgebied en representeren de reactie van ecologische wetenschappen op nieuwe politieke realiteiten en veranderingen in de natuurlijke omgeving waarmee huidige maatschappijen in contact komen.15

De twee grootste krachten die momenteel het meeste impact hebben op onze politieke realiteit en natuurlijke omgeving zijn globalisatie en de klimaatcrisis op wereldschaal (Little 2007). Globalisatie heeft zich, sinds de tweede helft van de 20e eeuw ontwikkeld in de vorm

14 P. Little. (2007) Political ecology as ethnography: a theoretical and methodological guide. Horizon

anthropology. Vol 3. P 1

15 P. Little. (2007) Political ecology as ethnography: a theoretical and methodological guide. Horizon

(7)

van een uitbreiding van het kapitalistisch systeem. Deze uitbreiding werd gestuurd door de dominerende neoliberale ideologie van het Globale Noorden en haar bijhorende politieke neo-kolonisatie en culturele neo-imperialisme.16 Het is tegen deze achtergrond dat de

opkomst van politieke ecologie als onderzoeksveld moet begrepen worden.

De introductie van het studieveld ‘politieke economie’ binnen dit ecologisch kader, heeft de relatie tussen economische veranderingen en de klimaatcrisis zichtbaar gemaakt (Little 2007). Daarnaast ligt voor politieke economisten de oneerlijke verdeling van inkomen en welvaart aan de basis van conflict en ongelijkheid (Escobar 2006). In dit kader wordt er van uit gegaan dat de waarde van grondstoffen gelijk is aan de bijhorende (denkbeeldige) marktprijzen. Politieke economisten houden geen rekening met de ecologische en culturele dimensie van verdeling en gelijkheid.

Hierop reageren ecologische economisten, een nieuwe stroming binnen politieke ecologie, met de stelling dat de waarde van onze natuurlijke omgeving niet enkel in economische termen vervat kan worden; er zijn namelijk ecologische en politieke processen die bijdragen aan de bepaling van de waarde van natuurlijke grondstoffen. Deze waarde kan niet

weerspiegeld worden in marktprijzen (Martinez-Allier en O’Conoor 1996). Bovendien zijn er wereldwijd veel gemeenschappen die de natuur waarderen los van economische redenen. Als de heersende idee dat alles kan herleid worden in economische termen, verworpen is, krijgen ecologische conflicten (om toegang tot en controle van grondstoffen) een complex ecologisch en politiek karakter. Ecologische economisten argumenteren voor gelijkheid van inkomen en een eerlijkere verdeling van grondstoffen en land.17

Bij dit laatste kader kan dan nog het aspect van culturele diversiteit toegevoegd worden. Want tot op de dag van vandaag werd duurzaamheid vooral gemeten aan de hand van technologische en economische variabelen. Ecologische economisten hebben dan de ecologische dimensie toegevoegd, maar de volledige inclusie van culturele condities en gebruiken bleef nog uit. Conflicten om culturele hegemonie, etnische identiteiten en de lokale autonomie over grondgebied en grondstoffen dragen bij tot de herdefiniëring van ecologische conflicten, buiten de grenzen van het economische en ecologische veld.18

In deze paper pas ik de visies van politieke ecologie en ecologische economie toe op het socio-ecologische conflict tussen veehouders en landbouwers in Tanzania, hetgeen zich

16 P. Little. (2007) Political ecology as ethnography: a theoretical and methodological guide. Horizon

anthropology. Vol 3. P 2

17 A. Escobar. Difference and conflict in the struggle over natural resources: a political ecology framework, p 8-9

18 A. Escobar. Difference and conflict in the struggle over natural resources: a political ecology framework, p 8-9

(8)

manifesteert als een ‘ecologische verdeling conflict’ (ecological distribution conflict) (Martinez-Alier 1995,2002).

De studie van ecologische verdeling conflicten onthult enerzijds hoe culturele verschillen ongelijkheden in sociale macht creëren of verspreiden. Dit gebeurt via de oplegging van een bepaalde set culturele normen die als natuurlijk of universeel worden voorgesteld. De toegang tot, vernieling en/of ontkrachting van culturele gebruiken om nieuwe sociale normen en doelen te bekomen, is belangrijk om ‘het culturele’ te begrijpen in deze studie. In het geval van het veehouder-landbouwer conflict in Tanzania, is de kapitalistische, ecologisch-destructieve manier van voedselproductie op grote schaal, de norm die door de staat wordt getracht te bekomen, met als gevolg de marginalisatie van pastoralisten en hun duurzame manier van vleesproductie. Anderzijds benadrukt het concept van ecologische verdeling conflicten dat er naast economische verdeling conflicten, mensen ook strijden om oneerlijke ecologische verdeling (Martinez-Allier en O’Connor 1996) Deze strijd bevat niet enkel de ongelijke blootstelling, op basis van macht, klasse, etnische afkomst en gender aan (lucht-, water- en land-) vervuiling, maar ook de ongelijke toegang tot land en

grondstoffen,19 hetgeen een gevolg is van het Tanzaniaanse beleid omtrent landgebruik, dat

landbouw als een productievere vorm van landgebruik ziet dan pastoralisme. Het onderzoek dat ik heb gevoerd door de aanloop naar en de gevolgen van de

implementatie van het Tanzaniaanse National Land Policy van 1995 af te toetsen met het veehouder-landbouwer conflict, past binnen het kader van ecologische verdeling conflicten. Omdat dit nieuwe beleid, opgesteld in 1995, bedoeld om landconflicten in Tanzania te temperen, ervoor heeft gezorgd dat de ongelijke toegang tot land voor pastoralisten, nu werd vertaald in dit beleid.20 Daarnaast representeert dit document de wil van de

Tanzaniaanse regering om zich aan te passen aan de culturele en economische normen van het kapitalistisch systeem ten koste van minderheidsgroepen in het land.

De relevantie van het bestuderen van ecologische conflicten om zo de transitie naar een duurzame toekomst te begrijpen, werd reeds erkend door twee belangrijke

onderzoeksinstituten, die hiervoor beurzen ter beschikking stelden: the European Research

Council (ERC) Advanced Grant “EnvJustice (2016-2021) en the International Social Science Council met het Acknowl-EJ project (2016-2019).21

“If we understand sustainability to imply not only sustainability of the natural environment but healthy lives and communities for all, it is becoming increasingly clear that sustainability

19 L. Temper et al. (2018) The global environmental justice atlas (EJAatlas): ecological distribution conflicts as

forces for sustainability. P 575

20 National Land Policy (1995)

21 L. Temper et al. (2018) The global environmental justice atlas (EJAatlas): ecological distribution conflicts as

(9)

initiatives need to more fully address the social inequalities leading to these outcomes. This is what political ecology is all about, and we believe it needs to be placed at the center of

sustainability science”22

Bovendien heb ik in mijn onderzoek niet enkel gebruik gemaakt van literaire bronnen, maar heb ik ook etnografisch onderzoek gedaan in een gebied waar deze conflicten veel

voorkomen. Dit antropologisch perspectief onthult verborgen grondslagen van het conflict en geeft een stem aan de gemarginaliseerde groepen. De etnografische methode is een significant instrument dat antropologie te bieden heeft aan politieke ecologie (Little 2007): “By putting conflict itself, rather than a particular social group, at the center of ethnography

the anthropologist is forced to identify the diverse social actors and environmental resources involved in the conflict, analyze these actors as they interact with each other and with their biophysical and social environment, as well as survey each group’s claims and their respective shares of formal and informal power. The mapping of these political interactions helps the researcher to understand the particular dynamics of each conflict.”23

22 L. Temper et al. (2018) The global environmental justice atlas (EJAatlas): ecological distribution conflicts as

forces for sustainability. P 581

23 P. Little. (2007) Political ecology as ethnography: a theoretical and methodological guide. Horizon

(10)

3 Methodologie

In deze paper zal ik de impact van de National Land Policy van 1995 op het conflict tussen pastoralisten en landbouwers onderzoeken. Ik zal dat doen door dit beleidsdocument in zijn historische context te plaatsen, met het uitgangspunt indachtig, dat de ongelijke verdeling van land en grondstoffen tot conflict leidt. Ik schrijf namelijk vanuit een politiek ecologisch standpunt, hetgeen de ecologische focus van de mens op de relaties tussen maatschappij en hun respectievelijke biofysische omgeving samen brengt met politiek-economische analyses van structurele machtsverhoudingen tussen die maatschappijen (Little 1999, Sheridan 1998, Stonich 1993). De National Land Policy representeert in mijn ogen de structurele

machtsverhoudingen tussen pastoralisten en landbouwers. Dit beleid is niet de oorzaak van het conflict tussen landbouwers en veehouders in Tanzania, maar wel een poging ze te temperen. De manier waarop dit gebeurde zegt veel over de visie van de Tanzaniaanse regering tegenover pastoralisme en heeft gevolgen op het conflict. In welke mate de creatie van een conflict-bemiddelend kader en de limitatie van het conflict gelukt is zal nog blijken. Ik begin deze scriptie met een bespreking van de reeds bestaande literatuur omtrent het conflict tussen pastoralisten en veehouders in Tanzania. Waarin ik mijn onderzoek zal positioneren. Daarbij bespreek ik de voordelen die de pastorale leefwijze heeft op de biodiversiteit van Tanzania en in welke mate de Tanzaniaanse staat afhankelijk is van pastoralisme qua vlees- en melkproductie. Dit doe ik om aan te tonen dat de negatieve atitude van de staat tegenover pastoralisme niet gegrond is. Daarna begin ik bij de periode die voor de grootste verandering heeft gezorgd met betrekking tot veranderende

machtsstructuren: de koloniale periode. Toen is de visie op landgebruik drastisch

veranderd; waar vroeger land gebruikt werd om welvaart te creëeren voor haar gebruikers, werd land nu een bron van exploitatie ten voordele van de respectievelijk Duitse en Britse bezetter (Hâkansson, Widgren en Borjeson 2008).

Vervolgens heb ik op basis van literatuur, de grootste veranderingen inzake landgebruik geschetst, vanaf de onafhankelijkheid tot en met de creatie van de National Land Policy in 1995. De doelstellingen uit dit document met betrekking tot het reduceren van conflicten omtrent land, heb ik afgetoetst met de situatie in het ‘veld’. Gedurende een maand heb ik onderzoek gedaan naar het conflict tussen veehouders en landbouwers in en rond het dorp Msimba, Kilosa.

Freddy en Zarao, de twee agricultural officers uit Msimba die me begeleiden in het

onderzoek, brachten me naar landbouwers en pastoralisten die in hun jurisdictie, of er net buiten, woonden. We spraken met mensen uit Tundu, Vitenge en Ihombwe; drie dorpen in een omtrek van 10 kilometer rond Msimba en gelegen in het District Kilosa. Ze kenden vele

(11)

participanten omdat ze ofwel deel uitmaakten van de wekelijkse dorpsvergadering, ofwel al met hen in aanmerking waren gekomen omwille van een ruzie die door hen bemiddeld werd. Een groot aandeel van hun werk bestond namelijk uit conflict resoluties. Van alle conflicten omtrent landgebruik was hetgene tussen landbouwers en veehouders het grootste. Deze werden meestal naar hen gebracht door een landbouwer wiens akker deels, of helemaal, verwoest was door de koeien van een pastoralist. Zij wisten dus met andere woorden, welke landbouwers te kampen hadden met vee dat hun akker regelmatig betrad en op welke plaatsen de bijhorende ruzies veel voorkwamen. Landbouwers waren telkens blij dat ze hun verhaal konden doen, in het totaal weigerden twee pastoralisten met mij te praten. Ze vertrouwden me niet en dachten misschien dat hun antwoorden gebruikt gingen worden tegen hen.

Uiteindelijk heb ik 20 interviews opgenomen, vertaald en uitgetypt. De eerste gesprekken die ik had met betrokkenen werden niet opgenomen en waren vooral bedoeld om me voor te stellen in bepaalde dorpskernen of huishoudens. Later ging ik dan bij hen terug met enkele vragen en vroeg ik om het gesprek op te nemen. Ik koos er voor om de gesprekken op te nemen aangezien ik de gesprekken in het Swahili voerde en mijn kennis ervan zich beperkte tot vlot converseren, maar met een beperkte woordenschat. De opnames lieten me toe om hetgeen gezegd werd later, eventueel vertraagd, opnieuw te beluisteren en te vertalen. Het feit dat ik Swahili sprak wekte in sommige gevallen sympathie op. In andere gevallen leek het de normaalste zaak van de wereld en werd er geen aandacht aan besteed. Ikzelf zie mijn gebruik van het Swahili als een positief aspect tijdens de interviews, aangezien ik geen gebruik moest maken van een vertaler, hetgeen het hele interview proces zou vertragen en formeler zou maken.

Ik begon de interviews telkens met mezelf voor te stellen en gaf de reden waarom ik met hen wou spreken. Daarin was ik telkens eerlijk: “Ik ben een student aan een Belgische

universiteit, waarvoor ik een onderzoek moet uitvoeren en ik heb het conflict tussen landbouwers en veehouders gekozen als onderwerp.” “Hoe zal dat onderzoek ons

verderhelpen?” was meestal de eerste vraag die ik kreeg. “Ik denk niet dat mijn onderzoek een impact zal hebben op het conflict in deze regio.” Was dan mijn antwoord, “maar ik zou u zeer dankbaar zijn, indien u mij te woord zou willen staan.” Vervolgens vroeg ik of ik het gesprek mocht opnemen. Indien dat oké was, begon ik met enkele algemene vragen omtrent het conflict. Al snel was ik doorheen mijn vragen en liet ik de participanten de structuur en inhoud van de interviews bepalen. Ik stelde bijvragen met de bedoeling de oorzaken, manifestatie en gevolgen van het conflict te achterhalen. Freddy en Zarao waren telkens aanwezig bij de interviews, hetgeen een invloed gehad kan hebben op de inhoud er van, hoewel ik merkte dat de participanten geen schroom hadden, ondanks de aanwezigheid van deze twee agricultural officers, om hun beklag te doen en het institutionele kader van

(12)

Het kwam ook voor dat ik toevallig op een ruzie tussen een landbouwer en een pastoralist botste, hiervan probeerde ik dan gebruik te maken door te vragen om de verschillende argumenten en verwensingen te mogen opnemen. Hetgeen lukte, waardoor ik een realistische inkijk kreeg op de manifestaties van het conflict.

Vervolgens heb ik de vier beleidspunten met betrekking tot pastoralisme vergeleken met de situatie in en rond Msimba.

1. Shifting agriculture and nomadism will be prohibited

2. Incentives to proper pastoral land stewardship including the provision of infrastructure like water supply and cattle dips should be provided and modern transhumanistic pastoralism will be encouraged.

3. Cattle movement will be regulated through coordinated planning and the provision of stock routes and other mechanisms.

4. Pastoralists and Agriculturalists/peasants will be educated on good land management and utilization.24

(13)

4 Literatuurstudie: landbouwer-pastoralist conflict

Academici hebben het conflict tussen landbouwers en pastoralisten in Afrika en/of Tanzania reeds uitgebreid gedocumenteerd. In dit hoofdstuk wil ik hiervan een overzicht geven met een focus op de factoren die aan de basis liggen van het conflict. Vervolgens positioneer ik mijn standpunt temidden van al deze literatuur. Ik begin mijn literatuurstudie met de weergave van de algemene literatuur over het conflict tussen landbouwers en pastoralisten in Afrika. Vervolgens bespreek ik de bijdrage van verschillende academici omtrent dit conflict in Tanzania.

Voor de koloniale periode kenden veehouders en landbouwers een verbondenheid die winstgevend was voor beide partijen, maar waarbij ook conflicten voorkwamen. De relaties tussen de verschillende groepen kwamen tot stand door reciprociteit, uitwisseling en wederzijdse steun (Basset 1988, Moritz 2010, Bovin 1990, Turner 2003). Maar

wetenschappelijke literatuur bevestigt dat pastoralisten in de laatste decennia steeds meer voor uitdagingen komen te staan, waaronder een tekort aan graasland, watertekort en de afbraak van traditionele conflict-beherende instituten. Het tekort aan graasland en

waterbronnen maakt dat pastoralisten steeds dichter bij andere landgebruikers gedwongen werden te leven, met conflicten als gevolg (Sendalo 2009, Opiyo et al. 2011, Kratli 2013). Conflicten tussen landbouwers en pastoralisten zijn goed gedocumenteerd in

wetenschappelijke literatuur (Benjaminsen et al. 2009, Maganga et al. 2007, Shao 2008, Urmilla 2011, Kimboya 2012, King 2013, Misafi 2014) Het merendeel van de analyses over dit conflict suggereert dat groepen met verschillende inkomenssystemen het conflict op verschillende manieren ervaren, afhankelijk van de graad van afhankelijkheid van land (Masoi 2015). Één systeem, ziet enorm af en dat is pastoralisme, omdat het zo afhankelijk is van land, voor het houden van vee (Kipuri en Ridgewell 2008, Kipuri en Sorenson 2009).25

Verschillende structurele factoren werden reeds geïdentificeerd om de stijgende omvang en intensiteit van pastoralist-landbouwer conflicten te verklaren, zijnde: grondstofschaarste (Blench 1984, Braukämper 2000, Zuppan 1994), afnemende onderlinge afhankelijkheid van pastorale- en landbouweconomieën (Blench 1984, Breusers, Nederlof en van Rheenen 1998, Oksen 2000, Tonah 2006, van Driel 1999), het institutionele falen inzake

conflictbemiddeling (Arditi 1997, Beeler 2006, Benjaminsen en Ba 2009, Braukämper 2000, Harshbarger 1995, Moritz 2006, Noorduyn 2005), De grotere politieke context (Bassett 1997, Beeler 2006, Diallo 1999, Gausset 2005, Hurault 1998, Tonah 2000), de historische context (Arditi 1997, Blench 1984, Dafinger en Pelican 2006, Davidheiser en Luna 2008,

25 L. Masoi (2015) Land conflicts and the livelihood of Pastoral Maasai Women in Kilosa district of

(14)

Hurault 1998) en culturele verschillen tussen pastoralisten en landbouwers (Adebayo 1997, Blench 1984, Hagberg 2000, Tonah 2000).26

Het is een combinatie van verschillende structurele factoren die aan de basis ligt van het conflict. Davidheiser en Luna (2008) onderscheiden drie algemene factoren die hebben bijgedragen tot de realisatie van het conflict tussen pastoralisten en landbouwers:

internationale ontwikkelingsprojecten, demografische veranderingen en de degradatie van de natuurlijke omgeving.

Met betrekking tot Tanzania onderscheiden Mollel en Porokwa (2014), naast klimaatverandering, vier factoren aan de basis van de veranderingen in de

socio-economische leefwijze van pastoralisten. Die veranderingen kunnen direct of indirect voor conflicten zorgen, binnen veehoudende groepen of met hun omgeving. Zoals later

uitgebreider aan bod komt in deze paper hebben de introductie van een

markt-georiënteerde economie en de liberalisatie van het nationale handelsbeleid geleid tot ‘land

grabbing’ in het voordeel van grote investeerders. Pastorale gemeenschappen werden

gemarginaliseerd en werden, soms met geweld, van hun land verdreven om plaats te maken voor de economische activiteiten van (buitenlandse) investeerders. Deze waren gericht op massaproductie en hielden in het algemeen geen rekening met het voorbestaan van de natuurlijke omgeving. Het weinige land dat de koloniale overheid had voorbehouden voor pastoralisten, werd nu exponentieel afgepakt. De provincie Hanang bijvoorbeeld, ten

Noorden van Dodoma, bestond in 1999 voor 80 procent uit pastoralisten en in 2014 voor 84 procent uit landbouwers.27

Een tweede factor volgens Mollel en Porokwa is de expansie van beschermde nationale parken. Waardoor vele veehoudende en andere gemeenschappen hun natuurlijke

leefomgeving moesten verlaten. Lissu (2000) noemt dit: ‘socially unjust to seperate men from

their environment with which they co-existed for centuries.’28

Ten derde zien de auteurs een beleid met wetten in het nadeel van pastoralisten. De sociale, politieke en economische marginalisatie van pastoralisten is een historisch fenomeen dat begon tijdens het koloniale tijdperk in Tanzania. Dit ongunstig beleid ten op zichte van nomadische veehouders is gebasseerd op de idee dat pastoralisme niet het efficiënste gebruik van land is.

Een vierde factor is de algemene negatieve attitudes ten op zichte van pastoralisten. Zowel de staat als het gros van de bevolking, die aan landbouw doet, zien veehouders als indringers en ruziemakers.

26 M. Moritz (2010) Understanding Herder-Farmer Conflicts in West Africa: Outline of a Processual Approach.

Human Organization, Vol. 69, No. 2. P 140

27 A. Mollel, E. Porokwa. Pastoralists land rights and space: a challenged livelihood in Tanzania p 32

(15)

D.I. Mwasha (2016) heeft een studie uitgevoerd op basis van interviews met 120 betrokkenen in het Kilosa district. Zijn uitgangspunt is dat de klimaatverandering de belangrijkste factor is voor de stijging in aantal en intensiteit van conflicten tussen pastoralisten en landbouwers in Kilosa. Uit zijn data-analyse bleek dat 97 procent van de bevraagden langdurige droogte, waardoor er een tekort aan water en graaslanden ontstaat, conflicten veroorzaken. 51 procent van de bevraagden zagen dit ook als een katalysator voor de stijging van het aantal vee-diefstallen. Aangezien de Masaai geloven dat al het vee hen toebehoort en dat ze dus het morele recht hebben om verloren vee via andere veehoudende groepen te recupereren.29

In de wetenschappelijke literatuur bestaan er drie theoretische stromingen omtrent de invloed van klimaatverandering op (pastoralist-landbouwer) conflicten: De eerste denkwijze stelt dat er een direct causaal verband is tussen klimaatsverandering en conflicten (Diamond 2005, UNEP 2007). Dit uitgangspunt wordt echter bekritiseerd op basis van de notie dat elk conflict verschillende oorzaken kent, die niet per se geïnitieerd zijn door

klimaatsverandering. Conflict houdt eerder verband met de heersende sociale, economische en politieke condities (Righarts 2009, Hoste en Vlaseenroot 2009). De tweede denkschool bestaat uit de overtuiging dat klimaatsverandering en conflicten indirect gelinkt zijn, aangezien de gevolgen van de klimaatcrisis bestaande spanningen en ongelijkheden uitvergroot (Meier et al. 2007). Bijgevolg is de klimaatsverandering geen noodzakelijke of directe oorzaak van conflicten (Barnett en Adger 2007). Hoe mensen omgaan met de invloed van klimaatsverandering op een conflict en of ze eronder lijden, is de focus binnen deze academische piste. Aanhangers van deze overtuiging proberen niet enkel oplossingen te zoeken om de oorzaken en impact van het conflict te limiteren, ze proberen ook de klimaatsverandering te beperken in omvang (Forsyth en Schomerus 2013). De derde academische stroming stelt de eerste directe causale relatie en tweede indirecte causale relatie in vraag door te stellen dat de klimaatsverandering altijd al werd gebruikt om politieke of privé doelstellingen te verantwoorden of te bekomen (Morissey 2009). Of het werd gebruikt om de aandacht van onderliggende politieke tendensen af te leiden (Levine et al 2014).30

Hagberg (1998) ziet bevolkingsgroei, migratie en land degradatie als oorzaken voor de toenemende competitie voor grondstoffen en bijhorende conflicten.31 Een belangrijke

directe oorzaak voor conflict is schade aan gewassen. De oorzaken van conflict, hierboven

29 Mwasha, D.I., (2016), Farmer-pastoralist conflict in Kilosa district, Tanzania, A climate change orientation. P II

30 L. Masoi (2015) Land conflicts and the livelihood of Pastoral Maasai Women in Kilosa district of

Morogoro, Tanzania. P 6

(16)

weergegeven, hebben als gevolg dat pastoralisten in Tanzania een tekort aan

(eigendomsrechten op) land hebben. Dit heeft als gevolg dat ze in het regenseizoen een tekort aan graasland hebben. Het is opvallend dat de conflicten toenemen in aantal en intensiteit gedurende het einde van het droge seizoen. De vegetatie wordt schaars en dor in september en oktober. De herder zien zich vaak genoodzaakt om hun vee te laten grazen op de velden van landbouwers. Als ze dit niet doen, geraakt hun vee ondervoedt en kan dat leiden tot ziektes of sterftes. Het komt ook voor dat de herders hun kudde niet in de hand hebben. Grote kuddes zijn prestigieus in bijna alle pastorale gemeenschappen. Er zijn families met honderden of zelfs duizenden koeien. Die moeten dagelijks gevoed worden. Bij de Masaai, de grootste veehoudende gemeenschap in Tanzania, krijgen kinderen tot 18 jaar de taak om het vee te laten grazen. Soms zijn deze herders niet ouder dan acht jaar en moeten ze alleen of met twee een kudde van (gemiddeld) 30 koeien uitlaten. De kinderen spelen gedurende deze dagtaak en zijn niet altijd even oplettend. Koeien zoeken groenere bladeren op en bevinden zich al snel op de akker van een boer, zonder dat de herder hier besef van heeft.

Ik beargumenteer dat deze conflicten het gevolg zijn van de oneerlijke historische verdeling van land en grondstoffen, door een, voor pastoralisten ongunstig sociaal-politiek,

economisch en ecologisch klimaat. De factoren die er voor zorgen dat het conflict niet opgelost geraakt zijn volgens mij: klimaatverandering, corruptie en een nationaal beleid dat pastoralisten marginaliseert.

Ik ben een aanhanger van de tweede denkschool omtrent de relatie tussen

klimaatverandering en conflict (Meyer et al. 2007, Barnett en Adger 2007). Uit mijn

literatuurstudie en interviews is gebleken, dat klimaatverandering niet de enige oorzaak is van het conflict tussen landbouwers en pastoralisten in Tanzania, maar de schaal en

intensiteit van het conflict wel heeft vergroot. In vele gevallen zoeken sociale academici enkel sociaal-politieke oorzaken voor conflict en geen biofysische (Little 2007). Vayda en Walters (1999) zijn kritisch tegenover het merendeel van de politiek-ecologische literatuur die a priori de politieke dimensie erkennen, ten koste van andere, zoals de biofysische dimensie van conflict. Uit de gesprekken die ik heb gevoerd met pastoralisten, is gebleken dat, waar vroeger nog genoeg water was, dat nu opgedroogd is, door een langer droog seizoen en minder regenval, wat een gevolg is van de klimaatopwarming (ILRI 2008).

(17)

5 Koloniale landroof

In dit hoofdstuk wil ik kort schetsen hoe landgebruik geregeld werd kort voor de koloniale periode en hoe de Duitse en Britse bezetters grote gebieden van koloniaal Tanganyika afpakten van de oorspronkelijke beheerders.

Voor de koloniale periode varieerde de economische activiteiten van pastoralisme tot intensieve landbouw, met onder meer de jacht, ijzer-, zoutproductie en diverse

handelsnetwerken er tussenin. Deze regionale economieën waren verbonden met de Indisch Oceaan via de ivoorhandelsroute, die tot het midden van de 19e eeuw in handen was van

gemeenschappen uit het binnenland van Oost-Afrika.32 Traditionele landverhuur-regimes

controleerde, zoals in de meeste delen van Afrika het land. Ze wezen land toe aan groepen op basis van hun etnische afkomst grotendeels op basis van de tweedeling tussen inheemse mensen en niet-inheemse. De status van een inheemse nakomeling van een bepaalde etnische groep geeft die persoon het recht om een deel van het etnisch moederland op te eisen. Niet-inheemse mensen hebben een tweederangsstatus en moeten onderhandelen met inheemse landheren om bepaalde stukken land te mogen gebruiken.33 Het classificeren van

elke boer zijn etniciteit was nodig om dit landverhuursysteem in stand te houden en bijhorende belastingen te kunnen heffen (Boni 2001).

De oprichting van de koloniale staat ontwrichtte bestaande machtsrelaties en landgebruik. Het onderscheid tussen de pre-koloniale en de koloniale periode kan grofweg gemaakt worden als de overgang van een tijdperk waar de accumulatie van welvaart centraal stond, naar een periode waar de exploitatie van grondstoffen centraal stond. Bijgevolg heeft de implementatie van het koloniale regime met haar militaire overmacht en institutioneel netwerk de manier waarop de bevolking haar omgeving gaat gebruiken, beïnvloedt.34

Op 26 november 1895 hebben de Duitse autoriteiten ‘the Imperial Decree’ in het leven geroepen. Dat besluit maakte dat ‘ongebruikt’ land in Tanganyika ‘crown land’ werd. ‘Crown

land’ behoorde sindsdien tot het Duitse keizerrijk. Gemeenschappen kregen de kans om te

bewijzen dat bepaalde stukken land aan hen toebehoorde, door het land te gebruiken of door erop te wonen (Lyall 1967). Dit klinkt egalitair, maar in werkelijkheid was het moeilijk

32 N. T. Hâkansson, M. Widgren, and L. Borjeson. (2008) Historical and Regional Perspectives on Landscape

Transformations in Northeastern Tanzania, 1850-2000. The International Journal of African Historical Studies, Vol. 41, No. 3. P 377

33 C. Boone and L. Nyeme. (2015) Land Institutions and Political Ethnicity in Africa: Evidence from Tanzania.

Comparative Politics, Vol. 48, No. 1. P 69

34 N. T. Hâkansson, M. Widgren, and L. Borjeson. (2008) Historical and Regional Perspectives on Landscape

Transformations in Northeastern Tanzania, 1850-2000. The International Journal of African Historical Studies, Vol. 41, No. 3. P 378

(18)

om te bewijzen dat men productief gebruik maakte van het land waarop men woonde. Dit werd namelijk beoordeeld door de koloniale staat, die niet zomaar , voor hen belangrijk land uit handen gaf.35 Land dat niet continu in gebruik was, werd maar al te snel door de

kolonialen als ongebruikt bestempeld. Graaslanden waren niet constant in gebruik, aangezien pastoralisten nomadisch waren. Paradoxaal genoeg gebruikte de Tanzaniaanse regering dezelfde logica om land van pastroalisten af te nemen in de decennia na de koloniale periode (Lane 1967). Onder Duits bewind werd 1,3 miljoen hectare land van verschillende gemeenschappen in Tanganyika afgepakt.

35 jaar later kwam de kolonie in de handen van de Britten. De autoriteit van deze nieuwe kolonisators was beperkt door de Volkenbond: land, in het bezit van een autochtoon, mocht niet aan een allochtoon, gegeven worden zonder de goedkeuring van de publieke

autoriteiten. Maar in 1923 werd ‘the Land Ordinance Act’ geïmplementeerd, die stelde dat al het land, in gebruik of niet, publiek land werd verklaard onder het gezag van de Britse gouverneur. Hierdoor was geen enkele lokale titel omtrent het bezit of gebruik van land geldig zonder de toestemming van de gouverneur. Hij was ook degene die autochtonen en allochtonen land kon toekennen voor een periode tot 99 jaar. Daarbij was hij ook vrij om huur te vragen voor het gebruik van dit ‘publiek land’.36

De politieke macht van de koloniale regimes werd met geweld geprojecteerd op Tanganyika door landroof, gedwongen arbeid en de oprichting van nieuwe vormen van landbouw (koffie- en sisale plantages) (Sabea 2008, Huijzendveld 2008).37

35 R. Tenga. (1998) Processing a Land Policy,The Case of Mainland Tanzania. P 165

36 http://www.focusonland.com/fola/en/countries/brief-the-precarious-position-of-tanzanias-village-land/ 37 N. Thomas Hâkansson, Mats Widgren, and Lowe Borjeson. (2008) Historical and Regional Perspectives on

Landscape Transformations in Northeastern Tanzania, 1850-2000. The International Journal of African Historical Studies, Vol. 41, No. 3. P 378

(19)

6 Landgebruik in postkoloniaal Tanzania

De nieuwe onafhankelijke regering, met Julius K. Nyerere gebruikte, zonder grote

aanpassingen, vele concepten in verband met landgebruik die bedacht waren door de Duitse en Britse kolonialen. Het woord ‘gouverneur’ werd simpelweg vervangen door ‘president’. In sommige gevallen werd de schaal van het koloniale landbeleid en de bijhorende rechten zelfs uitgebreid. In het begin van Nyerere’s presidentschap voerde hij enkele opmerkelijke wetten in, die het eigendomsrecht beperkten of vervingen en die het concept van publiek land uitbreiden:

The Freehold Titles and Government Act of 1963 veranderde eigendomstitels in 99 jaar

durende huurcontracten, waaraan ontwikkelingsvoorwaarden verbonden waren. Deze eigendomstitels hadden slechts betrekking op één procent van al het land in Tanzania.

The Rights of Occupancy Act of 1963 verplichtte gebruikers van land om huur te

betalen.

The Rural Farmland Act of 1965 gaf de regering het recht om niet-ontwikkeld

privé-land op te eisen en door te geven aan mensen die het konden ontwikkelen en gebruiken. In werkelijkheid ging dit soort land naar staatsbedrijven.

The customary Leaseholds Act of 1968 verbood feudale huursystemen van land. Deze

systemen kwamen vooral voor in de West Lake Region.38

Deze nieuwe wetten werden opgevolgd door een villagization program, Ujamaa genoemd. Van 1967 tot 1973 werd tachtig procent van de Tanzaniaanse bevolking

ondergebracht in 5528 dorpen verspreid over het hele land. Deze maatregel was gericht op structuren creëren die voordelig zouden zijn om grote collectieve boerderijen op te richten en om de landbouw in het algemeen te kunnen moderniseren. Het land werd toegewezen aan de dorpen in verscheidene publieke vergaderingen. Traditionele huursystemen werden genegeerd en grote delen van land, in het bezit van lokale leiders, werden aan dorpen toegewezen. Na de toekenning van land aan een dorp volgden geen formele procedures om dit in goede banen te leiden. Discussies over bestaande landrechten werden genegeerd. Pas in 1999, legaliseerde de Village Act eigendomsrechten op land dat tijdens de villagization

program door de overheid aan dorpen werd toegezegd.39

Eind jaren 70 werd Operation Imparnati, hetgeen ‘permanente bewoning’ betekent in het Kimaasai, in het leven geroepen. Dit is een voorbeeld van een sedentarisatie-maatregel, die

38 http://www.focusonland.com/fola/en/countries/brief-the-precarious-position-of-tanzanias-village-land/

(20)

het proces van sedentarisatie van veehouders, dat al gedurende decenia aan de gang was, moest voltooien. Dit grootschalig programma maakte deel uit van de ‘Ujamaa villagization

process’ en was gericht op het moderniseren van pastoralisme in Tanzania. Pastoralisten

waren aanvankelijk geen doelgroep van het Ujamaa villagization proces. Huizen werden opgebouwd in grote cirkels, verscheidene diensten zouden in het midden aanwezig zijn: watervoorzieningen, baden voor koeien, scholen, dierenartspraktijken en/of ziekenhuizen. Veehouderij en melkproductie waren de belangrijkste economische activiteiten in deze artificiële dorpen, boma’s genoemd. Maximaal tien families waren toegestaan om samen in zo’n dorp te komen wonen. Ze mochten zelf kiezen met wie40. Soms werd landbouw ook

aangemoedigd door de overheid.41

Deze dorpen werden opgericht zonder dat de begunstigden werden geraadpleegd. Veehouders werden verplicht om in deze gehuchten te gaan wonen, met als gevolg een enorme concentratie aan vee in het gebied, die zorgde ervoor dat de omliggende weides zich niet jaarlijks herstelden42 hetgeen wel het geval was toen de veehouders nomadisch waren.

Een ander gevolg was dat de introductie van sociaal-economische instituten, zoals scholen, destructief is gebleken voor de levenswijze, inkomens en waardesystemen van nomadische pastoralisten (Shem et al 2005). De kinderen van pastoralisten die onderwijs volgden op school, geraakten vervreemd van hun cultureel erfgoed en ze leerden om de levenswijze van hun ouders te minnachten in ruil voor verwachtingen op een sedentair leven in de stad met een professionele job, die de meeste nakomelingen van pastoralisten nooit zouden bereiken (Shem 2010). Dit heeft bijgedragen tot de afbraak van de pastorale institutionele orde en de reductie van rurale productiviteit. Het heeft ook geleid tot de afbraak van waardevolle inheems kennis-systemen met betrekking tot het beheren van land en grondstoffen.43

De levenswijze van pastoralisten heeft tot het grootste en belangrijkste veeproductie-systeem in Tanzania geleid. Van al de koeien in Tanzania wordt 99 procent beheert door (agro-)pastoralisten, slechts 1 procent wordt beheerd in de sedentaire variant, ofwel de grote veeboerderijen en melkveebedrijven (JOLIT 2006-2009). Tanzania is het derde grootste land qua veeproductie in Afrika, na Soedan en Ethiopië. Maar slechts 10

procent van het Tanzaniaans grondgebied is voorbehouden voor pastoralisme.44 Dat terwijl

40 Ndagala, D.K. (1982). ‘Operation Imparnati’: the Sedentarization of the Pastoral Maasai in Tanzania. Nomadic Peoples, No. 10 p 32

41 Benjaminsen, T.A., Maganga, F.P., Abdallah, M. (2009).The Kilosa killings: Political Ecology of a Farmer-Herder Conflict in Tanzania (interview, 3 October 2006). Institute of Social Studies. p435

42 Benjaminsen, T.A., Maganga, F.P., Abdallah, M. (2009).The Kilosa killings: Political Ecology of a Farmer-Herder Conflict in Tanzania (interview, 3 October 2006). Institute of Social Studies. (Parkipuny 1979)

43 M. Shem (2010) Impacts of government policies on pastoralist livelihoods in the semi-arid areas of Tanzania.

P 10-11

44 A. Mollel, E. Porokwa. (2014) Pastoralist land rights and space: a challenged livelihood in Tanzania. Journal

(21)

80 procent van de oppervlakte van Tanzania een halfdroog klimaat heeft. Graslanden, dicht struikgewas, bos en seizoensgebonden overstroomde graslanden zijn vegetatievormen die in dit klimaat voorkomen (Armitage 1996). In dit soort gebieden is pastoralisme en

agro-pastoralisme de grootste bron van inkomen. Bovendien is de aanwezigheid van hun kuddes in dit soort gebieden gunstig voor de creatie en het behoud van biodiversiteit.

Gedurende eeuwen hebben pastoralisten in Tanzania, zware ecologische omstandigheden getrotseerd en overkomen dankzij zelf-ontwikkelde technieken met betrekking tot het beheer van hun kuddes. Constante verplaatsingen zijn hier een voorbeeld van en werken de bescherming van biodiversiteit in de hand (Homewood en Rodgers 1991). Die nomadische levenswijze zorgde er niet enkel voor dat pastoralisten hun graaslanden optimaal konden benutten, ze gaf die graaslanden ook de kans om zich te herstellen en zo de biodiversiteit in stand te houden.45 Daarnaast zijn pastoralisten afhankelijk van vee dat zich zo goed mogelijk

heeft aangepast aan zijn omgeving. Hun vee is lokaal geteelt en is (relatief goed) bestand tegen droogte en epidemies. Op die manier houden de pastoralisten een rundsoort in stand die niet afhankelijk is van medicatie om te overleven in zijn omgeving. De verspreiding van ziektes wordt hierdoor tegengegegaan. Dit maakt ook dat hun vee een oorspronkelijke schakel is in het lokale eco-systeem. De runderen zijn parallel geevolueerd met hun biotoop. Pastoralisten houden belangrijke interacties tussen soorten in stand, zoals herbivore,

host-parasite, and nutrient cycling. Verder hebben grazers verscheidene eco-systemen gecreëerd

en in stand gehouden. Zo zorgen runderen er bijvoorbeeld voor dat open ruimtes in de natuur behouden worden, hetgeen gunstig is voor onder andere vogelnesten.46 Daarnaast

maken pastoralisten productief gebruik van de vele open en droge vlaktes in Tanzania, waar ander gebruik van deze natuurlijke grondstoffen moeilijk is. Hun nomadische manier van veehouderij is in evenwicht met het klimaat. De veehouders volgen steeds gunstige graaslanden, waardoor ze de achtergelaten begraasde vegetatie de kans geven om zich te herstellen. Dit is een traditionele strategie om met de droogtes in Tanzania om te gaan.47

Lange droge periodes, gevolgd door hevige regen, is nefast voor vele vormen van landbouw. Maar de pastoralisten hun “transhumant herding patterns have been in tune with the

ecological realities of dry land areas where rainfall and grazing are subject to high risk and seasonal variability.”48

45 M. Shem (2010). Impacts of government policies on pastoralists livelihoods in the semi-arid areas of

Tanzania. Sokoine University. p 3

46 Mollel A., Porokwa E. (2014). Pastoralists land rights and space: A challenged livelihood in Tanzania. Sebastian Kolowa Memorial University, Lushoto. p 30

47 Mung’ong’o C., Mwamfupe D. (2003) Poverty and Changing Livelihoods of Migrant Maasai Pastoralists in Morogoro and Kilosa Districts. University of Dar es Salaam. Research Report No. 03.5. p1-2

48 M. Shem (2010). Impacts of government policies on pastoralists livelihoods in the semi-arid areas of

(22)

Doorheen de geschiedenis werden pastoralisten echter sociaal, politiek en economisch gemaginaliseerd (Sorenson 2006). Beschikbare documenten tonen dat koloniaal en post-koloniaal beleid pastoralisten en jagers hebben gemarginaliseerd.49 Inmenging van de staat

ten op zichte van pastoralisten is vooral voorgekomen in de vorm het verdrijven van

pastoralisten, weg van hun oorspronkelijke graaslanden, om zo de oprichting en afbakening van nationale parken te verzekeren.50 Ook de bevolkingstoename en de bijhorende

uitbreidingen kleinschalige en commerciële vormen van landbouw heeft voor een daling van beschikbare graaslanden gezorgd (Lane 1991, 1998). Andere economische activiteiten met betrekking tot land, zoals de mijnbouw, hebben er voor gezorgd dat de toegang voor

pastoralisten tot graaslanden verminderde. Dit en de groei van de vee-populaties heeft geleid tot de migratie van pastoralisten en hun kuddes naar gebieden die oorspronkelijk bevolkt werden door hoofdzakelijk landbouwers, met als gevolg hevige conflicten omtrent landgebruik en geweld tussen veehouders en landbouwers (URT, National Land Policy 1995).

In de jaren tachtig werd een beleid ingevoerd dat de nationale economie liberaliseerde en toegankelijker maakte voor buitenlandse investeringen. Voor pastoralisten betekende dit dat de overheidssteun aan pastorale gemeenschappen gereduceerd werd. De overheid volgde een structural adjustment program (SAP), waardoor de regering de economie hervormde en andere sectoren financieel voorttrok. Dit programma bestond uit een lening van het IMF en de Werledbank, waar economische en politieke voorwaarden aan verbonden waren. De “nood” aan een SAP kwam er voor Tanzania als gevolg van het negatieve klimaat in de internationale economie (geïnitieerd door de oliecrisis van 1973) en het falen van de Tanzaniaanse staat om haar beleid snel genoeg aan te passen als reactie hierop.51 Het

economische reformatieproces kende vier elementen: (1) stabilisatie, door het gebruik van orthodoxe macro-economische beleidsinstrumenten met als doel de macro-economische balans te herstellen. (2) Liberalisatie, met de focus op het reduceren van bureaucratische controles en de controle van de overheid over grondstoffen te reduceren, om zo

economische sectoren die voordien in de handen van de publieke sector lagen, voor

particuliere bedrijven open te stellen. (3) Herformatie van het staatsapparaat en privatisatie. En (4) herformatie van de overheid zelf om diens capaciteiten te vergroten.52

50 M. Shem (2010). Impacts of government policies on pastoralists livelihoods in the semi-arid areas of

Tanzania. Sokoine University. p 3

51 B.Van Arkadie (1995) Economic Strategy and Structural Adjustment in Tanzania. Private Sector Development

Department Occasional Paper No. 18. P 1

52 B.Van Arkadie (1995) Economic Strategy and Structural Adjustment in Tanzania. Private Sector Development

(23)

Mortimer (1994) beschrijft het recept van deze SAP als volgt: "take one teaspoonful each of free

trade and private investment, plus a gram of property rights and the rule of law; and wash down with a swig of multiparty democracy". Het blijft echter onduidelijk wat de visie is van het

structurele aanpassings programma is met betrekking tot de verdeling van welvaart. Voorstanders van de vrije markt zien de ongelijkheden onder de bevolking die ontstaan als gevolg van een efficiënt opererende vrije markt economie als functioneel gerechtvaardigd omdat ze geloven dat arme werkers zullen profiteren van de mogelijkheid om hun werkkracht en producten te verkopen.53 Maar het blijft onduidelijk om een specifieke visie te vinden in de

literatuur omtrent SAP’s met betrekking tot de structuren van eigendomsrechten die zullen ontstaan vanuit dit liberale regime. Uit het SAP blijkt een uitgesproken geloof in de voordelen van de geprivatiseerde vrije markt, maar de ongelijke verdeling van welvaart en macht ten gevolge van dit economisch systeem, wordt niet behandeld in dit structural adjustment program (Kolimbo 1993).

Tijdens de jaren 90 nam de overheidssteun aan de pastorale sector steeds meer af, er werd ingezet op liberalisatie en modernisering van de economie, pastoralisme werd beschouwd als een onproductieve vorm van vleesproductie. Voordien steunde de overheid pastorale gemeenschappen door bijvoorbeeld dammen te bouwen en zo drinkwater voor het vee te voorzien. Of er werden baden gedoneerd aan herders om hun vee te beschermen tegen teken. Tegenwoordig zijn dit soort projecten afhankelijk van externe donoren of initiatieven vanuit de pastorale gemeenschap die de kosten delen.54

De liberalisatie trend van de jaren 80 en 90 heeft geleid tot een snelle toename van

landaankopen door lokale, nationale en buitenlandse investeerders. Bijgevolg ontstond er verwarring bij de bevolking omtrent het bezit van land. De gecentraliseerde progressieve land administratie, de inefficiënte bureaucratie en de eerdere administratieve maatregelen maakten dat velen bang waren om zonder land te komen zitten. Land werd namelijk

toegewezen aan Tanzaniaanse burgers tijdens het Ujamaa villagization process (1968-1973), maar het was tot in de jaren 90 onduidelijk wie de eigendomsrechten op dit land had: The

absence of a legal framework also created uncertainty in relation to the nature of the villager's rights over village land, both that farmed collectively and that specifically allocated.55 Om

deze verwarring tegen te gaan richtte president Ali Hassan Mwinyi in 1991 de Presidential

Commission of Enquiry into Land Matters op. Deze commissie bezocht elke regio om te

53 B.Van Arkadie (1995) Economic Strategy and Structural Adjustment in Tanzania. Private Sector Development

Department Occasional Paper No. 18. P 2

54 Benjaminsen, T.A., Maganga, F.P., Abdallah, M. (2009).The Kilosa killings: Political Ecology of a Farmer-Herder Conflict in Tanzania (interview, 3 October 2006). Institute of Social Studies. p438

55 S. Coldham (1995) Land tenure reform in Tanzania: legal problems and perspectives. The journal of modern

(24)

luisteren naar wat de bevolking te zeggen had over het landgebruik, landbeleid, instituties die zich over land ontfermden en hun voorstellen. Er was nood aan een nieuw landbeleid, niet enkel om de huidige wetten en het beleid omtrent de toezegging, verhuur, gebruik en ontwikkeling van land te herzien en hervormen, maar ook om de manifestatie van

verscheidene disputen omtrent land in acht te nemen en om voorstellen te doen over hoe deze conflicten moesten opgelost worden:56

“Many of the complaints are directed at the village leadership or the district land office, and it is the executive arm of government, rather than the courts, that is most heavily involved in the resolution of such disputes. The Commission found that the multiplicity of institutions

(executive, judicial, party, village) dealing with land disputes, with overlapping powers and jurisdictions, was responsible for delays and a lack of finality in their resolution. In addition, the institutions were inaccessible and failed to command legitimacy with the people. Where so many serious land disputes remain unresolved over a long period of time, social, economic, and political disruption is likely to result, and it may be this factor, more than any other, that led to the establishment of the Commission.”57

De oprichting van deze commissie kan geïnterpreteerd worden als een officiële erkenning dat het landbeleid van de voorbije 25 jaar in vele opzichten gefaald had, en dat het nu tijd was om een nieuwe benadering te formuleren, in samenspraak met de economische veranderingen van de jaren 80 (Coldham 1995).

Dit rapport werd in 1992 overgemaakt aan de president , waarna de regering de National

Land Policy voorbereidde. Dit nieuwe beleid bevatte uiteindelijk onvoldoende voorstellen,

ingebracht door de onderzoekscommissie, met betrekking op de decentralisatie en democratisatie van land.58 The National Land Policy van 1995 begint met 13 redenen te

geven waarom er een nieuw landbeleid moest komen. Drie daarvan hebben direct te maken met het conflict tussen landbouwers en pastoralisten:

(ii) Growth in the already large livestock population has raised the demand for grazing land (including that now under cultivation) and has also created serious soil erosion problems in some areas like Nzega, Dodoma and Kondoa districts, Shinyanga and Mwani.a Regions where the effects of overgrazing on the ecosystem are most visible.

(iii) 0n the other hand, population increases mentioned in (i) and (ii) above and government

56 S. Coldham (1995) Land tenure reform in Tanzania: legal problems and perspectives. The journal of modern

African studies. Cambridge university press. P 227

57 S. Coldham (1995) Land tenure reform in Tanzania: legal problems and perspectives. The journal of modern

African studies. Cambridge university press. P 232

(25)

policies since 1967 favouring agriculture have resulted in the extension of cultivation to marginal land areas. Such encroachments have resulted in a reduction of areas available for pastoralists and transhumants particularly in Mwanza, Shinyanga, Tabora, Arusha and Singida regions.

(iv) The increased movement of large herds of livestock from traditional livestock keeping areas to low livestock population areas such as Mbeya, lringa, Morogoro, Rukwa and Ruvuma Regions, is creating land use conflicts in the receiving areas.59

Het doel van dit beleid was hoofdzakelijk om een veilig landverhuur-systeem te promoten en verzekeren om zo het optimaal gebruik van land aan te moedigen en sociaal-economische ontwikelingen te vergemakkelijken zonder de ecologische balans van de natuur te

verstoren.60 Dit doel moest bekomen worden via acht specifieke doelstellingen:

2.1 Promote an equitable distribution of and access to land by all citizens.

2.2 Ensure that existing rights in land especially customary rights of small holders (i.e. peasants and herdsmen who are the majority of the population in the country) are recognized, clarified, and secured in law.

2.3 Set ceilings on land ownership which will later be translated into statutory: ceilings to prevent or avoid the phenomenon of land concentration (i.e., land grabbing).

2. 4 Ensure that land is put to its most productive use to promote rapid social and economic development of the country.

2.5 Modify and streamline the existing land management systems and improve the efficiency of land delivery systems.

2.6 Streamline the institutional arrangements in land administration and land dispute adjudication and also make them more transparent.

2. 7 Promote sound land information management.

2.8 Protect land resources from degradation for sustainable development.61

Ik zal aan de hand van de gesprekken die ik heb gevoerd met pastoralisten en landbouwers in en rondom het dorp Msimba, in het Kilosa district, onderzoeken of de National Land Policy erin is geslaagd zijn doelstellingen te bereiken. Tijdens die gesprekken werd ik bijgestaan door twee agricultural officers; Freddy en Zarao. Zij werken op een lokale afdeling van het landbouwministerie en hun taak bestaat er onder andere uit om er op toe te zien dat: bestaande eigendomsrechten op land gerespecteerd worden (2.2), land zo productief mogelijk benut wordt, om zo de sociale en economische ontwikkeling van het gebied te

59 National Land Policy (1997) p 1 60 National Land Policy (1997) p 5 61 National Land Policy (1997) p 5

(26)

faciliteren (2.4) en bestaande landbeheer systemen behouden blijven(2.5). Daarnaast informeren zij de inwoners van Msimba omtrent het beleid omtrent landgebruik (2.7) en beschermen ze het land tegen degradatie, door restricties op het landgebruik, boskap, aantal koeien per gebied, etc. op te leggen (2.8).62

Met betrekking tot pastoralisme en graaslanden werden de volgende vier uitspraken gedaan in de National Land Policy:

5. Shifting agriculture and nomadism will be prohibited

6. Incentives to proper pastoral land stewardship including the provision of infrastructure like water supply and cattle dips should be provided and modern transhumanistic pastoralism will be encouraged.

7. Cattle movement will be regulated through coordinated planning and the provision of stock routes and other mechanisms.

8. Pastoralists and Agriculturalists/peasants will be educated on good land management and utilization.63

Aan de hand van mijn etnografische data zal ik proberen achterhalen of deze doelstellingen werden gerealiseerd in het gebied waar ik onderzoek deed. Tijdens de gesprekken heb ik vooral vragen gesteld met betrekking tot de oorzaak, manifestatie en gevolgen van het conflict. Het is ook zo dat ik mijn data zal presenteren. Antwoorden van zowel pastoralisten als landbouwers zijn gelinkt per thema. Ik zal verwijzen naar de voornoemde vier

beleidspunten, waar dat van belang is, en hun impact of de afwezigheid ervan aantonen op het conflict.

62 Interview Zarao

(27)

7 Kilosa

Het district bevat een oppervlakte van 11 774 km² waarvan 4 286 km² reservaten zijn (mikumi national park 3 230 km²). Slechts 7,4 procent is bosgebied de rest is voornamelijk savanne. In 2016 stelde het Nationaal Bureau van Statistieken dat er 492.879 mensen woonden in het Kilosa district. De (agro-)pastorale etnische groepen woonachtig in het gebied zijn de Kaguru, Sagara, Vidunda, Parakuyo Maasai, Barabaig, Gogo en Sukuma.64

Kilosa bevat 164 geregistreerde dorpen, waarvan er 8 pastorale dorpen zijn. Inwoners van Kilosa zien de veehouders vaak als indringers. Dat komt omdat de meeste veehouders pas in de 19e en voornamelijk eind 20e eeuw zich in Kilosa hebben gevestigd. Oorspronkelijk

leefden er Kaguru en Sagara gemeenschappen in het gebied. Zij deden aan landbouw. In het noorden van het district woonden Parakuyo Maasai. Maar zij migreerden, volgens Beidelman (1960), al voor 1840 zuidwaarts, omdat ze van de Masaai graaslanden waren gedreven door Kisongo Maasai.65 De “oorspronkelijke” bewoners van het gebied konden niet altijd in

harmonie met de nieuwkomers leven; zo rapporteerde Beidelman dat tussen 1945 en 1960 spanningen tussen beide groepen merkbaar werden. Het was pas in 1967 dat beide groepen elkaar voor het eerst met zwaarden, speren en machettes te lijf gingen, met veel doden als gevolg. De stijging van conflicten deed de regering, midden jaren 70, ertoe besluiten zes pastorale dorpen op te richten, uitsluitend voor Parakuyo Masaai, die toen de grootste pastorale groep was in het gebied.66 Het conflict bereikte een hoogtepunt in 2000, wanneer

Masaai strijders een dorp van boeren aanviel en er 38 mensen vermoorden.67 Sindsdien is

het geweld niet meer op zo’n grote schaal voorgekomen. Maar iedereen die ik sprak in het Kilosa District heeft weet van het conflict. Elke landbouwer die ik sprak leed onder de aanwezigheid van pastoralisten in het gebied.

64 (2018) Determinants of conflict coping strategies among farmers and pastoralists in Kilosa and Kiteto

districts, Tanzania. P 6

65 Benjaminsen, T.A., Maganga, F.P., Abdallah, M. (2009).The Kilosa killings: Political Ecology of a

Farmer-Herder Conflict in Tanzania (interview, 3 October 2006). Institute of Social Studies. P 430

66 Benjaminsen, T.A., Maganga, F.P., Abdallah, M. (2009).The Kilosa killings: Political Ecology of a

Farmer-Herder Conflict in Tanzania (interview, 3 October 2006). Institute of Social Studies. P 430

67 T. A. Benjaminsen, F. P. Mganga, J. M. Abdallah (2009) The Kilosa killings: political ecology of a farmer-herder

(28)

8 Case study: conflict tussen pastoralisten en landbouwers in

Msimba, Kilosa

Gedurende een maand heb ik gesproken met veehouders en landbouwers in en rond de stad Mikumi, in de Morogoro provincie. Dit gebied ligt in het Kilosa district en kan gesitueerd worden in centraal Tanzania. Deze regio staat bekend om de hoge intensiteit van conflicten tussen landbouwers en veehouders. De bekendste oplaaiing van het conflict staat

beschreven in het artikel ‘the kilosa killings: political ecology of a farmer-herder conflict in Tanzania’ van Benjaminsen en maganga (2009). Op acht december 2000 vielen Masaai strijders een dorp van boeren aan waarbij 40 landbouwers om het leven kwamen. Sindsdien is zo een hoge maat van geweld niet meer voorgekomen, maar levens worden nog steeds verwoest doordat pastoralisten en landbouwers er nog steeds niet in slagen vreedzaam samen te leven.

De interviews die ik heb afgenomen hadden geen vaste structuur. Ik had slechts enkele vragen voorbereid, maar mijn intentie was om de structuur en bijhorende informatie van de participanten in hun handen te leggen. Ik werd bijgestaan door Zarao en Freddy; twee jongemannen die werkten in het dorp in het lokale agrarische bureau in Msimba, een dorp op ongeveer 7 kilometer van Mikumi. Zij stonden in voor de implementatie en navolging van het nationale en lokale beleid. Hun taak bestond er vooral uit om toe te zien op het correct gebruik van land in Msimba:

“Welkom in dit bureau. Wij werken onder de organisatie van van het landbouwministerie van tanzania. Wij implementeren beleid omtrent houtskool, de hoeveelheid van productie,

bescherming van het milieu,... we bekijken welke omgeving geschikt is voor welke activiteiten. En Stig is hier om ons te bezoeken vandaag, we verwelkomen hem.

Danku.

We schrijven hier contracten uit, maar eerst en vooral beschermen we de bossen en het milieu in het algemeen. Maar we beschermen het niet enkel, we oogsten ook, met het oog op

ontwikkeling met de wereld die ons gegeven werd. houtskool bijvoorbeeld, welk systeem wordt er gebruikt om het te oogsten? Als het timber is, welk systeem wordt er gebruikt? we leren dit, we wonen seminaries bij. We worden ook geschoold door instructeurs. we houden ons ook bezig met diefstallen die te maken hebben met de omgeving.

Dus het gaat over bijna alles wat er in het dorp gebeurt?

ja, inderdaad. in het dorp is er een bepaalde traagheid, als je wil oogsten volg je eerst deze, dan deze en dan deze. Als hier iemand tegenin gaat (door eerder te oogsten) (dit gaat dan vooral over boskap denk ik) zoeken we hem op en brengen hem hier. We geven hem een boete. hetgeen

(29)

wat je gedaan hebt komt overeen met een bepaald bedrag dat betaald moet worden. Dit is onze kleine wet.”68

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

- Weinig investering en arbeid zijn voor alle landbouwers belangrijk maar het meest voor diegenen die moeilijkere maatregelen toepassen: 44,2% van de landbouwers

- Weinig investering en arbeid zijn voor alle landbouwers belangrijk maar het meest voor diegenen die moeilijkere maatregelen toepassen: 44,2% van de landbouwers

The geometry and kinematics of the lateral compartment are different to that of the medial compartment, and lower survival rates and other complications have

• Een juist verband tussen imperialisme en industrialisatie wat met de bron zichtbaar gemaakt kan worden (bijvoorbeeld dat Gandhi/de Indiase nationalisten India niet meer

Van 't geen waar ieder veel van spreekt, Zy hier nooit iets gebleeken.. Men zing' wel eens geschiedenis, By 't reisjen door deez' landen, Doch zwyge altoos van alles wat Ooit

Door hun eetpatroon en omdat ze met weinig zijn, zorgen ze voor een gevarieerd landschap met open plekken en struiken met doornen waar boompjes tussen opschieten..

In de tabel zijn alle landbouwers die gezegd hebben wel vertrouwen te hebben in de toekomst van het eigen bedrijf, binnen of buiten de akkerbouw, met een uitroepteken

Indien de maatschappij overeenkomstig het bepaalde in artikel 15 van haar recht gebruik maakt de verzekering te beëindigen, heeft verzekeringnemer het recht om vóór