• No results found

Does size matter? : een analyse van de controlekwaliteit door accountantskantoren

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Does size matter? : een analyse van de controlekwaliteit door accountantskantoren"

Copied!
45
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

BSc Scriptie en Afstudeerseminar Accountancy & Control (6013B0320)

‘Does size matter?’

Een analyse van de controlekwaliteit door

accountantskantoren

Nisette Mensink (10438602) Datum: 28 juni 2016

Definitieve versie Dhr. R.W.J. van Loon

(2)

2

Statement of Originality

This document is written by Student Nisette Mensink who declares to take full responsibility for the contents of this document.

I declare that the text and the work presented in this document is original and that no sources other than those mentioned in the text and its references have been used in creating it.

The Faculty of Economics and Business is responsible solely for the supervision of completion of the work, not for the contents.

(3)

3

Abstract

De Big 4 accountantskantoren worden in het nieuws regelmatig in een kwaad daglicht gesteld. De markt voor de jaarrekeningcontrole wordt vooralsnog in grote mate beheerst door deze kantoren. Uit het verleden is gebleken dat boekhoudschandalen en slechte controlekwaliteit desastreuze gevolgen kunnen hebben voor de economie en de maatschappij. Om het onder druk staande vertrouwen in de accountancy beroepsgroep te herstellen, is het van belang dat de accountantscontrole van hoge kwaliteit is. Om deze hoge controlekwaliteit te behalen is het noodzakelijk om de factoren die invloed hebben op de controlekwaliteit te identificeren.

In dit literatuuronderzoek worden een aantal factoren besproken die mogelijk invloed hebben op de controlekwaliteit van de accountant. In hoeverre de omvang van het

accountantskantoor invloed heeft op de hoogte van de controlekwaliteit staat in dit literatuuronderzoek centraal. Om dit onderzoek te onderscheiden van eerder onderzoek is vervolgens gekeken of de eventuele verschillen in controlekwaliteit van Big 4 en non-Big 4 kantoren (gedeeltelijk) verklaard kunnen worden aan de hand van twee specifieke factoren. Deze twee factoren zijn het geslacht van de accountant en de eigenschappen van de klanten. Wanneer blijkt dat een bepaald kantoor in staat is hogere controlekwaliteit te leveren, rijst de vraag of dit kantoor deze hogere controlekwaliteit ook daadwerkelijk aan iedere klant levert. Alleen in dat geval zouden alle klanten dit kantoor moeten verkiezen boven een ander accountantskantoren.

De resultaten van dit onderzoek wijzen uit dat Big 4 kantoren controles leveren van hogere kwaliteit dan non-Big 4 kantoren. Wanneer er wordt gecorrigeerd voor de grote, de complexiteit en het risico van de klant is dit verschil echter niet significant. Daarnaast is gebleken dat de controlekwaliteit binnen een accountantskantoor sterk kan variëren.

Belangrijke klanten worden hierbij door de conservatieve houding van de accountant voorzien van een hogere controlekwaliteit dan klanten die voor het kantoor niet als belangrijk worden aangemerkt. Tot slot zijn er in dit onderzoek aanwijzingen gevonden die doen vermoeden dat vrouwen in staat zijn controles te leveren van hogere kwaliteit dan mannen. Voor het

daadwerkelijke bestaan van dit effect is echter geen eenduidig bewijs gevonden. Wanneer wordt aangenomen dat vrouwen daadwerkelijk controles leveren van hogere kwaliteit, zou dit gedeeltelijk de hogere controlekwaliteit van een Big 4 kantoor kunnen verklaren daar uit dit onderzoek is gebleken dat Big 4 kantoren relatief meer vrouwen in dienst hebben dan non-Big 4 kantoren. Vervolgonderzoek wordt echter aanbevolen om de juistheid van deze aanname te bepalen.

(4)

4

Inhoudsopgave

1 Inleiding………...6

2 Definities ………...………...………..8

2.1 Introductie ………8

2.2 Big 4 kantoor/ non-Big 4 kantoor ………9

2.3 Controlekwaliteit ………....10

2.3.1 Opsporen van fouten ………10

2.3.2 Onafhankelijkheid van de accountant ……….11

3 De invloed van verschillende factoren op de controlekwaliteit ……….………..11

3.1 De controlekwaliteit van een Big 4 versus een non-Big 4 kantoor ..……… 12

3.1.1 Het opsporten van fouten door een Big 4 en een non-Big 4 kantoor … 12 3.1.1.1 Kantooromvang en de mate van expertise ……….. 13

3.1.1.2 Kantooromvang en controleaanpak ………..13

3.1.1.3 Kantooromvang en investeringen …….………15

3.1.1.4 Kantooromvang en kantoorreputatie ………16

3.1.2 Onafhankelijkheid van een Big 4 en non-Big 4 kantoor ……….17

3.1.3 Overzicht invloed van kantooromvang op de controlekwaliteit …...18

3.2 Invloed van het geslacht van de accountant op de controlekwaliteit …...………. 19

3.2.1 Geslacht en expertise ………...20

3.2.2 Geslacht en controleaanpak ……….……20

3.2.3 Geslacht en investeringen & reputatie ……….22

3.2.4 Geslacht en onafhankelijkheid……….22

3.2.5 Overzicht verschillen in eigenschappen tussen mannen en vrouwen … 23 3.2.6 De invloed van het geslacht op de controlekwaliteit……….. 23

3.2.7 Geslacht en controlekwaliteit in het AFM onderzoek ………....26

3.2.8 Aantal mannen en vrouwen binnen Big 4 en non-Big 4 kantoren ……. 28

3.3 Controlekwaliteit en klanteigenschappen ………. 30

3.3.1 Verschillen in klanteigenschappen ……… 30

3.3.2 Corrigeren voor verschillen in klanteigenschappen ……….. 31

(5)

5

4 Conclusie ………..34

5 Referentielijst ………36 Bijlage 1: Uitkomsten AFM controlekwaliteit onderzoek ………...40

Bijlage 2: Overzicht van de grote en middelgrote accountantskantoren in Nederland……….41

(6)

6

1 Inleiding

De wereldwijde financiële crisis, faillissementen en boekhoudschandalen hebben er mede voor gezorgd dat het vertrouwen in de verklaringen van de accountant de laatste jaren is aangetast. Maar liefst 31 procent van alle bedrijven in Nederland met meer dan twintig werknemers zeggen dat de schandalen hun vertrouwen in de beroepsgroep hebben geschaad (Heliview Research, 2011). Een van de doelstellingen van de Wet toezicht financiële

verslaggeving is het bevorderen van het herstel van dit vertrouwen.Onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en de wetgever, wordt er naar mogelijkheden gezocht om de kwaliteit van controles en de betrouwbaarheid van verklaringen van accountants te vergroten (NBA, 2014). Het is daarom van belang om factoren die invloed hebben op de controlekwaliteit in kaart te brengen.

Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat de omvang van een accountantskantoor een van invloed hebbende factor is op de controlekwaliteit. Sawan en Hamuda (2014) hebben onderzoek gedaan naar de controlekwaliteit van grote en kleine accountantskantoren. Hierbij hebben zij ondersteuning kunnen vinden voor de aanname dat grote accountantskantoren controles leveren van hogere kwaliteit dan kleine accountantskantoren. Het feit dat een groot kantoor meer financiële middelen en meer cliënten heeft en de druk van het management van de cliënt daardoor kan weerstaan, wordt in dit onderzoek als belangrijke oorzaak genoemd voor de hogere controlekwaliteit. Daarnaast is het voor grote kantoren van belang om de kwaliteit van de controles te waarborgen, zodat de hoge reputatie van het kantoor niet wordt aangetast. Indien grote accountantskantoren daadwerkelijk hogere controlekwaliteit leveren is het van belang om deze kantoren te verkiezen boven de kleine kantoren om op deze manier schandalen in de toekomst te voorkomen, de economie te beschermen en het vertrouwen van externe partijen terug te winnen.

Boone e.a. (2010) hebben echter geen significant verschil gevonden in de

controlekwaliteit van de Big 4 en de controlekwaliteit van een klein accountantskantoor. In dit onderzoek wordt onderscheid gemaakt tussen de perceptie van externe partijen en de

werkelijke kwaliteit van de controles van grote en kleine accountantskantoren. Zij tonen hierbij aan dat externe partijen een controle van een groot kantoor beschouwen als van een hogere kwaliteit dan van een klein accountantskantoor. In de werkelijke controlekwaliteit hebben zij echter geen significant verschil kunnen vinden.

Deze tegengestelde onderzoeksresultaten leiden tot de vraag in hoeverre de omvang

(7)

7

boekhouding van de cliënt. Deze vraag staat in dit literatuuronderzoek centraal. De veelvuldig getrokken conclusie dat grote kantoren hogere controlekwaliteit leveren dan kleine

accountantskantoren zou mogelijk ook verklaard kunnen worden door specifiekere factoren welke in eerdere onderzoeken toegerekend werden aan de kantooromvang. Als er specifiekere oorzaken gevonden kunnen worden die de kwaliteit van de controle beïnvloeden, biedt dit mogelijkheden tot het verbeteren van de controlekwaliteit. Om dit onderzoek vernieuwend te maken zijn er een drietal deelvragen geformuleerd. Allereerst zal er gekeken worden of het geslacht van de accountant invloed heeft op de geleverde controlekwaliteit. Vervolgens zal er worden onderzocht of er een verband te vinden is in eigenschappen van de klant en de hoogte van de controlekwaliteit. Wanneer er een effect van deze factoren wordt vastgesteld zal het verschil in controlekwaliteit tussen de Big 4 en de non-Big 4 kantoren aan de hand van deze factoren mogelijk (deels) kunnen worden verklaard. Wanneer er blijkt dat een kantoor van een bepaalde omvang hogere controlekwaliteit levert, zal er tot slot worden onderzocht of alle klanten van dat kantoor worden voorzien van deze hogere controlekwaliteit of dat er binnen een kantoor controles van verschillende kwaliteit worden geleverd.

Om tot de antwoorden op deze vragen te komen, wordt in paragraaf 2 allereerst achtergrondinformatie gegeven over het onderwerp en worden de voor dit onderzoek belangrijke begrippen besproken. In deze paragraaf worden ook twee beoordelingscriteria behandeld die in dit onderzoek gebruikt worden om de controlekwaliteit meetbaar te maken. Deze criteria zijn: de potentie om fouten in de financiële verslaggeving op te sporen en het vervolgens melden van deze fouten. Verschillende onderzoeken met betrekking tot de invloeden van de kantooromvang, het geslacht van de accountant en klanteigenschappen op de controlekwaliteit worden in paragraaf 3 tegen deze beoordelingscriteria uiteengezet.

Verder zal in paragraaf 3 literatuur worden besproken die zullen leiden tot een antwoord op de vraag of accountantskantoren voor al hun klanten een vergelijkbare controlekwaliteit leveren. Tot slot zal in paragraaf 4 een antwoord op de onderzoeksvraag en de deelvragen worden geformuleerd.

(8)

8

2 Definities

2.1 Introductie

Er is veel onderzoek gedaan naar de controlekwaliteit van accountants. Veel onderzoekers zijn van mening dat er een relatie bestaat tussen de kwaliteit van de controles en de grote van het controlerende accountantskantoor (Former en Tames, 2012). In tegenstelling tot de visie van kleine accountantskantoren, is uit eerder onderzoek gebleken dat de kwaliteit van controles van grote kantoren hoger is dan die van kleine accountantskantoren (DeAngelo, 1981b).

Boone e.a. (2010) stellen echter dat er geen significant verschil is aan te tonen in de controlekwaliteit van de verschillende accountantskantoren. Zij hebben daarentegen wel gevonden dat externe partijen vaak (onterecht) meer waarde hechten aan een controle van een groot accountantskantoor. Ook Colbert en Murray (1999) vonden geen significant verschil in controlekwaliteit van een groot en klein accountantskantoor wanneer er gecorrigeerd werd voor klantcomplexiteit en klantgrootte. Deze conclusies doen vermoeden dat het verschil in de controlekwaliteit van een groot en een klein accountantskantoor mogelijk verklaard kan worden door eigenschappen van de klant.

Er kunnen verschillende verklaringen bedacht worden waarom er toch vaak wordt geconcludeerd dat Big 4 kantoren controles leveren van hogere kwaliteit. Zo wordt er in het onderzoek van Former en Tames (2012) onderzocht of de controleaanpak van een Big 4 accountantskantoor verschilt met die van een regionaal accountantskantoor en of deze verschillen gevolgen hebben voor de kwaliteit van de controles. Beide onderzoekers zijn werkzaam op twee verschillende kantoren binnen Nederland. Een van de onderzoekers werkt op een Big 4 kantoor, de ander op een regionaal accountantskantoor. In het onderzoek van Former en Tames worden de verschillen en overeenkomsten in de controleaanpak tussen beide kantoren in kaart gebracht. Vervolgens hebben zij gekeken in hoeverre de verschillen in de controleaanpak de controlekwaliteit beïnvloedt.

Daar waar Former en Tames voornamelijk hebben gekeken naar de invloed van de verschillen in de controleaanpak op de controlekwaliteit, wordt de verklaring door veel andere onderzoekers, waaronder Sawan en Hamuda (2014), gezocht in het verschil in de mate van expertise van de accountants, de hoeveelheid klanten, de financiële middelen en de reputatie van het kantoor. Een onderzoek van het ICAEW (Institute of Chartered Accountants England and Wales) (2015) doet vermoeden dat ook het geslacht van de accountant een

(9)

9

controlekwaliteit beïnvloedende factor is. Uit het onderzoek is gebleken dat vrouwen betere studieresultaten behalen op het gebied van accountingvakken en dat ook het studietempo van vrouwen hoger ligt dan dat van mannen (van Miltenburg, 2004; Accountant, 2015). De

verwachting die hieruit voortkomt, is dat vrouwen in staat zijn controles te leveren van hogere kwaliteit dan hun mannelijke collega’s. Daar veel onderzoekers beweren dat Big 4 kantoren hogere controlekwaliteit leveren, wordt daarnaast verwacht dat Big 4 kantoren relatief meer vrouwelijke accountants in dienst hebben dan non-Big 4 kantoren. Om te onderzoeken of deze verwachtingen overeenkomen met de werkelijkheid, zal er worden gezocht naar informatie met betrekking tot de invloed van het geslacht op de controlekwaliteit en de verdeling van het aantal mannen en vrouwen binnen een Big 4 en de non-Big 4 kantoor.

Voordat dit onderzocht wordt, wordt in de volgende paragraaf allereerst nader toegelicht wat er onder een Big 4 accountantskantoor en een non-Big 4 accountantskantoor wordt verstaan. In paragraaf 2.3 zal vervolgens het abstracte begrip ‘controlekwaliteit’ worden gedefinieerd. Deze begrippen vormen de basis voor dit literatuuronderzoek.

2.2 Big 4 kantoor/ non-Big 4 kantoor

Deloitte, Ernst&Young (EY), KPMG en PricewaterhouseCoopers (PwC) worden gezamenlijk ook wel de ‘Big 4’ genoemd. De Big 4 hebben wereldwijd ruim 66 procent marktaandeel (trends in accountancy, 2014-2015). In de voor dit onderzoek gebruikte literatuur worden de grote accountantskantoren niet altijd op dezelfde manier aangeduid. Heuyerjans (2012) rekent dit toe aan het feit dat de onderzoeken in verschillende jaartallen zijn uitgevoerd. Door de jaren heen hebben er een aantal fusies plaatsgevonden van de grote kantoren waardoor het aantal grote kantoren inmiddels is gedaald van de ‘Big 8’ naar de ‘Big 4’. Accountantskantoor Arthur Anderson hield in 2002 op met bestaan nadat het aansprakelijk werd gehouden voor de fraude in het financiële jaarverslag van het in 2001 failliet verklaarde Enron. Dit had tot gevolg dat het aantal grote kantoren van de Big 5 verkleind werd tot de huidige Big 4 (Heuyerjans, 2012).Alle accountantskantoren die niet tot de Big 4 behoren, worden volgens Heuyerjans aangeduid als een middelgroot of klein accountantskantoor. In dit onderzoek zullen de middelgrote kantoren worden aangeduid als een ‘non-Big 4’ kantoor. De kleine accountantskantoren vormen geen onderdeel van dit onderzoek.

(10)

10 2.3 Controlekwaliteit

Om uit te zoeken of grote accountantskantoren een hogere controlekwaliteit leveren dan de kleine kantoren, of dit eventuele verschil verklaard kan worden door het geslacht van de accountant of door klanteigenschappen en of een accountantskantoor voor al zijn klanten dezelfde controlekwaliteit levert, zal in deze paragraaf eerst het abstracte begrip

‘controlekwaliteit’ worden gedefinieerd. De kwaliteit van de accountantscontrole is een veel gekozen onderwerp van onderzoek en wordt derhalve veel besproken in de literatuur. Auteurs hanteren doorgaans verschillende definities van het begrip controlekwaliteit. De wettelijke omschrijving van controlekwaliteit maakt een eenvoudig onderscheid tussen een ‘slechte controle’ en een ‘goede controle’. Een slechte controle kan ontstaan wanneer de accountant niet onafhankelijk is of wanneer de accountant onterecht verklaart dat een rapport geen controlefouten bevat. Ook een controle waarvoor volgens de accounting standaarden onvoldoende bewijs is vergaard wordt aangemerkt als een slechte controle. Een goede

controle is een controle die is uitgevoerd in overeenstemming met de accounting standaarden en waarbij een juist oordeel over de jaarrekening tot stand komt (Francis, 2011).

Om kwaliteit meetbaar te maken sluiten de meeste onderzoekers aan bij de definitie van DeAngelo (1981b). De controlekwaliteit van een accountant is volgens DeAngelo van twee elementen afhankelijk. Het eerste element is de kans dat een willekeurige controlerende accountant een fout in de financiële verslaggeving ontdekt. Het vervolgens rapporteren van deze fout is het tweede element. Ook in dit literatuuronderzoek zullen deze maatstaven worden gehanteerd. De elementen zullen in paragraaf 2.3.1 en 2.3.2 nader worden toegelicht.

2.3.1 Opsporen van fouten

Een onvoldoende kwaliteit van de controle van een accountant kan worden veroorzaakt door de aanwezigheid van fouten in de gecontroleerde financiële verslaggeving (Francis, 2004). Het vermogen van een accountant om fouten in de financiële verslaggeving op te sporen is van een aantal factoren afhankelijk. Zowel de mate van expertise van de controlerende teamleden als de aanpak van de jaarrekeningcontrole spelen hierbij een rol (Holm en Zaman, 2012). Uit het onderzoek van Holm en Zaman blijkt dat de mate van expertise van de

accountant positief gecorreleerd is met de kwaliteit van de controle. De aanpak van een controle is afhankelijk van de technische capaciteiten die een accountant bezit om een fout in de financiële verslaggeving te ontdekken (DeAngelo, 1981b). Deze technische capaciteiten en mate van expertise van de controlerende teamleden kunnen worden verkregen door middel

(11)

11

van educatie en trainingen. De bekwaamheid van de teamleden is dus, behalve van de genoten vooropleiding, ook afhankelijk van de mate waarin een accountantskantoor investeert in de ontwikkeling van de kennis van de medewerkers.

Ook de reputatie van een accountantskantoor wordt gezien als een op de

controlekwaliteit invloed hebbende factor (Holm en Zaman, 2012). Een accountantskantoor met een goede reputatie zal deze reputatie koesteren en om die reden meer energie steken in het maken van risicoanalyses en de planning van de controle van de jaarrekening. Hierdoor wordt de kans kleiner dat fouten in de jaarrekening onopgemerkt blijven (Holm en Zaman, 2012).

2.3.2 Onafhankelijkheid van de accountant

Naast het opsporen van de fout in de financiële verslaggeving is een andere kwaliteitsvereiste dat de fout wordt gemeld aan de maatschappij. In welke mate de accountant in staat is de fout op te nemen in zijn rapport van bevindingen heeft om deze reden invloed op de

controlekwaliteit (Sundgren en Svanström, 2011). Sundgren en Svanström vervolgen dat indien accountants fouten niet rapporteren of niet genoeg bewijsmateriaal voor de gevonden fouten leveren, dit zal leiden tot een verslechtering van de controlekwaliteit. De kans dat een fout wordt gemeld, wordt beïnvloed door de mate van onafhankelijkheid van de controlerend accountant (Hope en Langli, 2009). Indien de accountant niet onafhankelijk is kunnen externe partijen er niet op vertrouwen dat alle gevonden fouten worden gerapporteerd (Hope en Langli, 2009).

3 De invloed van verschillende factoren op de controlekwaliteit

Nu de beoordelingscriteria voor de controlekwaliteit bekend zijn, zal er in alinea 3.1 literatuur uiteengezet worden aan de hand van deze criteria. Big 4 en non-Big 4 accountantskantoren worden met elkaar vergeleken en de invloed van de omvang van beide op de controlekwaliteit wordt besproken. Vervolgens zal aan de hand van de bevindingen in paragraaf 3.2 literatuur besproken worden om een antwoord te vinden op de vraag of het verschil in de

controlekwaliteit tussen Big 4 en non-Big 4 kantoren verklaard kan worden door het geslacht van de accountant. In paragraaf 3.3 zal vervolgens de controlekwaliteit van een Big 4 kantoor worden vergeleken met de controlekwaliteit van een non-Big 4 kantoor waarbij rekening wordt gehouden met verschillende eigenschappen van de klant. Tot slot zal er in paragraaf 3.4 literatuur worden besproken om een antwoord te vinden op de vraag of een

(12)

12

accountantskantoor voor al zijn klanten een vergelijkbare controlekwaliteit levert.

3.1 De controlekwaliteit van een Big 4 versus een non-Big 4 kantoor

In tegenstelling tot veel onderzoekers hebben Boone e.a. (2010) in hun onderzoek geen verschil in controlekwaliteit van een klein en een groot accountantskantoor weten aan te tonen. Zij stellen in hun onderzoek dat de controlekwaliteit van een Big 4 kantoor vaak door de buitenwereld als van hogere kwaliteit wordt beschouwd maar dat deze perceptie in de praktijk niet tot uiting gebracht wordt. Echter is er in het onderzoek van Boone e.a. een vergelijking gemaakt tussen de controlekwaliteit van de Big 4 en de ‘next two’. Daar de ‘next two’ in veel opzichten overeenkomsten vertonen met een Big 4 kantoor valt te verwachten dat er weinig verschil in controlekwaliteit waarneembaar is tussen deze kantoren. Wanneer Boone e.a. in hun onderzoek een vergelijking zouden hebben gemaakt van kantoren die in omvang significanter van elkaar verschilden, zouden zij mogelijk andere conclusies hebben getrokken. Lawrence e.a. (2011) beargumenteren echter dat er geen verschil zou moeten zijn in de controlekwaliteit van een Big 4 en een non-Big 4 accountantskantoor. Allereerst dienen de beide typen accountantskantoren zich te houden aan dezelfde regels en standaarden en dienen zij beide een zekere mate van controlekwaliteit te leveren. Daarnaast is het voor non-Big 4 kantoren van groot belang hoge controlekwaliteit te leveren daar zij onvoldoende in staat zijn om zich te verzekeren tegen de gevolgen van slechte controles. Tot slot zorgt het grote

verloop van accountants er doorgaans voor dat ervaren accountants van een Big 4 kantoor hun werkzaamheden gaan uitvoeren in naam van een non-Big 4 kantoor (Lawrence e.a., 2011). Of accountants met een bepaalde mate van expertise eerder of vaker van kantoor veranderen is niet bekend en gaat de grenzen van dit onderzoek te buiten.

Bovenstaande argumenten suggereren dat Big 4 kantoren en non-Big 4 kantoren controles zouden moeten leveren van vergelijkbare kwaliteit. Waarom er toch vaak

verschillen worden waargenomen tussen de controlekwaliteit van een Big 4 kantoor en een non-Big 4 kantoor zal in de volgende paragrafen worden besproken.

3.1.1 Het opsporen van fouten door een Big 4 en een non-Big kantoor

Zoals al eerder is gezegd, is de potentie om fouten op te sporen afhankelijk van de mate van expertise van de controlerende teamleden en van de aanpak van de controle. Ook de reputatie van een accountantskantoor wordt gezien als een factor die invloed heeft op de

(13)

13 3.1.1.1 Kantooromvang en de mate van expertise

Uit het onderzoek van Holm en Zaman (2012) blijkt dat de mate van expertise van de accountant positief gecorreleerd is met de kwaliteit van de controle. Dat onder de medewerkers van een groot kantoor meer expertise aanwezig is zal duidelijk worden in paragraaf 3.1.1.3. Een groot accountantskantoor beschikt daarnaast over meer werknemers en heeft om die reden meer mogelijkheden om in-house-expertise te delen en voor een specifieke klant een team met passende mate van expertise samen te stellen. Hierdoor is een groot

accountantskantoor in dit opzicht in staat om hogere controlekwaliteit te leveren dan kleine accountantskantoren.

Daarnaast kunnen accountantskantoren die relatief meer ervaring hebben met de industrie volgens Francis en Yu (2009) een beter oordeel geven over de verslaggeving van een klant. Zij constateren in hun onderzoek dat er sprake is van een positieve correlatie tussen de mate van industrie expertise en een hoge controlekwaliteit. Ook Ashton (1991) erkent deze bevinding. De accountant die over industrie expertise beschikt blijkt beter in staat te zijn om het controlerisico van een klant te bepalen en hogere controlekwaliteit te leveren (Low, 2004). Daar industrie ervaring van accountantskantoren volgens Francis e.a. (2004) voor een groot deel veroorzaakt wordt door het aantal klanten in dezelfde industrie doet dit fenomeen zich eerder voor bij een groot accountantskantoor. Een groot accountantskantoor heeft een groter klantenpakket en dus ook meer klanten in dezelfde industrie. Ook in dit opzicht is een groot kantoor dus in staat om hogere controlekwaliteit te leveren dan kleine accountantskantoren. Het veelvuldig in onderzoeken geopperde voordeel dat Big 4 kantoren meer expertise in huis hebben en daardoor beter in staat zijn controles te leveren van hoge kwaliteit zou weerlegd kunnen worden met het feit dat non-Big 4 kantoren beschikken over superieure kennis van de locale markt en betere relaties met hun klanten hebben. Hier is echter de veel besproken ‘onafhankelijkheid’ van de accountant discutabel. Het netto-effect op de

controlekwaliteit van non-Big 4 kantoren bij locale klanten is daarom lastig te bepalen

(Francis en Yu, 2009). Daarnaast zou een non-Big 4 accountantskantoor dat niet beschikt over de passende mate van expertise bij een bepaalde klant ervoor kunnen kiezen om een externe expert te raadplegen om zo de controlekwaliteit te verhogen. Dit zal echter leiden tot hogere kosten welke zich zullen uiten in een verslechtering van de concurrentiepositie.

3.1.1.2 Kantooromvang en controleaanpak

(14)

14

rol in de mate van controlekwaliteit dat een accountantskantoor levert (Holm en Zaman, 2012). De eerste stap met betrekking tot de inrichting van de controle betreft het wel of niet accepteren van een nieuwe klant of het voortzetten van een reeds bestaande controleopdracht. Het onderzoek van Kaplan en Williams (2012) toont aan dat er verschillen zijn tussen Big 4 kantoren en non-Big 4 kantoren met betrekking tot deze eerste stap. Zij hebben onderzocht of klanten in financiële moeilijkheden eerder worden geaccepteerd door een Big 4 kantoor of door een non-Big 4 kantoor. Heuyerjans stelt dat bedrijven die in financiële moeilijkheden verkeren vaak meer moeite hebben met het opstellen van een nauwkeurige financiële

verslaggeving. Zij vervolgt dat de kans dat er fouten in de verslaggeving zitten hierdoor groter is bij klanten die in financiële moeilijkheden verkeren. Wanneer een accountant vervolgens een fout over het hoofd ziet, verlaagt de kwaliteit van de controle.

Uit de resultaten van het onderzoek van Kaplan en Williams (2012) blijkt dat wanneer een bedrijf in financiële moeilijkheden verkeert, deze sneller geaccepteerd zal worden door een non-Big 4 accountantskantoor dan door een Big 4 kantoor. Big 4 kantoren zijn ook volgens Former en Tames (2012) terughoudender in het acceptatieproces van klanten met financiële problemen. Daarnaast behouden non-Big 4 kantoren risicovolle klanten vaak langer dan Big 4 kantoren. Omdat Big 4 kantoren een groot klantenbestand hebben, kunnen zij het zich veroorloven om een klant af te stoten (Heuyerjans, 2012). Met deze informatie is niet exact vast te stellen in hoeverre het verschil in controlekwaliteit verklaard kan worden door de omvang van het accountantskantoor en in hoeverre het verklaard zou moeten worden door het verschil in de grote van het klantenbestand (Heuyerjans, 2012).

Blokdijk e.a. (2006) hebben ook onderzoek gedaan naar de controlekwaliteit van Big 4 en non-Big 4 accountantskantoren. Zij kwamen tot de veronderstelling dat de hogere

controlekwaliteit van een Big 4 accountantskantoor verklaard dient te worden door de verdeling van het aantal controle-uren. De auteurs stellen dat de kwaliteit van een

accountantscontrole afhangt van de verschillen in de controleaanpak van een Big 4 en een non-Big 4 accountantskantoor. Verschillen in de hoeveelheid input en in de

controletechnologie spelen hierbij een belangrijke rol. De hoeveelheid input vertegenwoordigt hierbij het totaal aantal bestede uren van de accountant aan de accountantscontrole. Blokdijk e.a. onderscheiden vier fases binnen de controle om zo de tijdsbesteding binnen elke fase te onderzoeken en daarmee de verschillen met betrekking tot de controletechnologie tussen de Big 4 en non-Big 4 kantoren in kaart te brengen. Deze vier fases zijn : planning,

(15)

15

Uit het onderzoek van Blokdijk e.a. (2006) blijkt dat het totaal aantal bestede uren aan de accountantscontrole voor vergelijkbare klanten bij Big 4 en non-Big 4 accountantskantoren gelijk is. Wanneer er wordt gekeken naar hoe de uren worden besteed binnen het

controleproces zijn er echter wel verschillen te zien tussen de Big 4 en non-Big 4 kantoren. Big 4 kantoren besteden relatief veel uren aan de ‘planning’ en ‘risico analyse’. Non-Big 4 accountantskantoren besteden meer tijd aan de testwerkzaamheden en afrondende fase. Blokdijk e.a. concluderen dat de kwaliteit van een accountantscontrole niet bepaald wordt door de hoeveelheid bestede uren maar door de manier waarop de uren worden besteed binnen het controleproces. Zij stellen dat de controle van hogere kwaliteit is naarmate de tijdsbesteding meer gericht is op voorbereidende fase (planning en risico-inschatting) dan op de uitvoerende werkzaamheden (testwerkzaamheden en afronding).

Naast de besteding van het aantal uren aan de controle, is ook de inzet en specialisatie van de eindverantwoordelijke partner van invloed op de controlekwaliteit (Nagy, 2012). Nagy stelt dat de expertise van de partner bij kleine kantoren eerder en vaker in het controleproces betrokken wordt dan bij een groot kantoor. De eindverantwoordelijke partner beschikt vaak over veel kennis van de industrie en heeft vaak toegang tot belangrijke klantinformatie. Deze kennis en informatie heeft een positief effect op de controlekwaliteit (Former en Tames, 2012). Het exacte effect van de mate van de inzet van de partner is echter lastig vast te stellen (Former en Tames, 2012).

3.1.1.3 Kantooromvang en investeringen

In paragraaf 3.1.1.1 is beschreven dat superieure (industrie)expertise van de werknemers van een accountantskantoor een hogere controlekwaliteit tot gevolg heeft. De hoeveelheid

expertise binnen een kantoor is om die reden een concurrentiefactor voor accountantskantoren (Heuyerjans, 2012). Het trainen van de werknemers en het doen van investeringen in

onderzoek en ontwikkeling kunnen de concurrentiepositie van een accountantskantoor verbeteren (Heuyerjans, 2012). De hoge kosten die deze investeringen met zich meebrengen hebben een verwachte hogere controlekwaliteit tot gevolg. Door middel van educatie en trainingen kunnen betere procesinrichtingen ontwikkeld worden die ten goede zullen komen aan de controlekwaliteit (Sirois en Simunic, 2011, in Heuyerjans, 2012). De hogere

controlekwaliteit trekt nieuwe klanten op de markt wat er uiteindelijk voor zal zorgen dat er winst wordt gemaakt op de investering.

(16)

16

kunnen worden gebruikt om te investeren in educatie en trainingen (Sirois en Simunic, 2011, in Heuyerjans, 2102). Big 4 accountantskantoren zijn in staat om controles te leveren van hogere kwaliteit dan non-Big 4 kantoren omdat zij meer kunnen investeren in trainingen, educatie en gestandaardiseerde controlemethodieken (Carlin e.a., 2004).

3.1.1.4 Kantooromvang en kantoorreputatie

Naast de technische expertise en de gestandaardiseerde controlemethodieken wordt in de literatuur ook vaak de reputatie van een accountantskantoor genoemd als belangrijk aspect dat invloed op de controlekwaliteit heeft. Riley (2001, in Heuyerjans, 2012) stelt dat bedrijven niet altijd in staat zijn om het kwaliteitsverschil tussen accountantskantoren vast te stellen. De reputatie van een groot accountantskantoor kan van doorslaggevend belang zijn wanneer bedrijven kiezen voor een bepaald kantoor. Het is daarom van groot belang om controlefouten te voorkomen en de reputatie te beschermen (Former en Tames, 2012). Big 4

accountantskantoren hebben een groot klantenbestand en een grote naamsbekendheid waardoor zij meer te verliezen hebben wanneer een controlerapport een fout bevat

(DeAngelo, 1981b). De stimulans om een accountantscontrole te leveren van hoge kwaliteit is om deze reden groter voor een Big 4 kantoor dan voor een non-Big4 kantoor. Wanneer een controlefout van dermate hoge omvang is, kan dit tot gevolg hebben dat een

accountantskantoor ophoudt te bestaan. In 2002 gebeurde dit bij het internationale topaccountantskantoor Arthur Anderson (Heuyerjans, 2012).

Palmrose (1988) ondersteunt DeAngelo in zijn onderzoek. Rechtszaken die

aangespannen worden tegen accountantskantoren gaan gepaard met hoge kosten en reputatie schade. Dit zorgt voor een stimulans voor accountantskantoren om controle fouten te

minimaliseren en daardoor een hoge controlekwaliteit te leveren (Palmrose, 1988). Hierbij concludeert Palmrose (1988) dat er minder rechtszaken worden aangespannen tegen Big 4 kantoren dan tegen non-Big 4 kantoren. Dit zou kunnen betekenen dat de kwaliteit van grote accountantskantoren hoger is. Lys en Watts (1994) stellen echter dat de grote

fraudeschandalen vaak gepaard gaan met een rechtszaak tegen een groot accountantskantoor. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat derden ervan overtuigd zijn dat er meer geld valt te halen bij een Big 4 kantoor door de sterke financiële positie van deze kantoren (Palmrose, 1988).

(17)

17

3.1.2 Onafhankelijkheid van een Big 4 en non-Big 4 kantoor

In paragraaf 3.1.1 is besproken dat de mate van (industrie)expertise en de controleaanpak invloed hebben op het wel of niet ontdekken van een fout in de financiële verslaggeving van een klant. Big 4 kantoren bleken te beschikken over meer expertise en een doelgerichte controleaanpak welke ertoe kan leiden dat zij beter in staat zijn fouten in de financiële verslaggeving van de klant te vinden. Om de kans te vergroten dat een gevonden fout vervolgens ook daadwerkelijk wordt gerapporteerd speelt de onafhankelijkheid van de controlerend accountant een belangrijke rol.

Uit onderzoek van DeAngelo (1981b) is gebleken dat er een relatie bestaat tussen het rapporteren van een fout en de onafhankelijkheid van de controlerend accountant. Externe partijen kunnen volgens Heuyerjans niet vertrouwen op de verslaggeving indien de accountant niet onafhankelijk is. Onafhankelijkheid zorgt ervoor dat er bij de controlerend accountant geen sprake is van bevooroordeling waardoor er een onafhankelijk controlerapport tot stand komt (Watts en Zimmerman, 1981, in Heuyerjans, 2012). Doordat accountants door de klant betaald worden voor hun geleverde diensten wordt vaak gesuggereerd dat een accountant nooit helemaal onafhankelijk is (Lawrence e.a, 2011). DeAngelo (1981b) stelt: hoe groter het accountantskantoor, hoe onafhankelijker de accountant. Grote accountantskantoren hebben meer klanten en meer financiële middelen waardoor zij minder beïnvloedbaar zijn om te handelen naar de wensen van de klant (Sawan en Hamuda, 2014). Volgens Heuyerjans (2012) bestaat er ook een verband tussen de reputatie en de onafhankelijkheid. Zoals eerder gemeld, hebben grote kantoren een hoge reputatie die zij graag willen beschermen. Daar onafhankelijkheid een positief effect heeft op de controlekwaliteit is het voor grote kantoren dus uitermate belangrijk om zo onafhankelijk mogelijk te handelen. Kleine

accountantskantoren hebben volgens Lawrence e.a. (2011) daarnaast een hechtere band met hun klanten waardoor de onafhankelijkheid in twijfel getrokken kan worden. Daar de kans dat een fout gerapporteerd wordt groter is bij een onafhankelijke accountant, kan uit

bovenstaande gegevens worden geconcludeerd dat een groot kantoor in staat is een hogere controlekwaliteit te leveren.

Er kan echter gedacht worden dat ook grote kantoren afhankelijk zijn van bijvoorbeeld multinationals of andere grote klanten. Volgens DeAngelo (1981b) is de grootte van een accountantskantoor echter een maatstaaf voor controlekwaliteit daar geen enkele klant afzonderlijk belangrijk is voor een Big 4 kantoor. Reynolds en Francis (2001, in Heuyerjans, 2012) onderschrijven in hun artikel dat grote accountantskantoren juist geneigd zijn om

(18)

18

behoudend te rapporteren bij grote klanten waarvan zij economisch afhankelijk zijn. De gedachtegang dat een accountant kan gaan handelen in het voordeel van de klant verliest het hier dus van de bescherming van de reputatie van het kantoor (Reynolds en Francis, 2000).

3.1.3 Overzicht invloed van kantooromvang op de controlekwaliteit

Uit paragraaf 3.1 is naar voren gekomen dat de controlekwaliteit afhankelijk is van de mate waarin de accountant in staat is fouten in de jaarrekening op te sporten en deze vervolgens te melden aan de maatschappij. Gebleken is dat de mate van expertise, de controleaanpak, de hoogte van de investeringen, de kantoorreputatie en de onafhankelijkheid van een account hierbij een belangrijke rol spelen. In onderstaande tabel zijn de bevindingen van paragraaf 3.1.1 t/m 3.1.2 samengevat weergegeven. De conclusie die hieruit getrokken kan worden is dat Big 4 kantoren in staat zijn controles te leveren van hogere kwaliteit dan non-Big 4 kantoren.

Bevinding Big 4 kantoor versus non-Big 4 kantoor

Mate van (industrie) expertise

Positieve relatie tussen de mate van expertise van werknemers en de hoogte van de controlekwaliteit

Big 4 kantoor heeft een groter klantenpakket en daardoor meer klanten in dezelfde industrie wat leidt tot industrie expertise. Non-Big 4 kantoren hebben meer kennis over de lokale markt. De onafhankelijkheid komt hier echter in het geding door de band tussen de accountant en de klant.

Controleaanpak Meer aandacht voor de risicoanalyse en de controleplanning hebben een positieve invloed op de controlekwaliteit

Big 4 kantoren leggen de nadruk op de fases risicoanalyse en controleplanning. Non-Big 4 besteden meer aandacht aan de

testwerkzaamheden en de afrondingsfase en accepteren risico vollere klanten.

Investeringen Trainingen en investeringen leiden tot een verhoogde kennis en verbeterde controletechnieken

Big 4 kantoren besteden meer geld aan educatie en trainingen.

(19)

19 Reputatie Positieve relatie tussen

kantoorreputatie en de hoogte van de

controlekwaliteit

Big 4 kantoren hebben een hoge kantoorreputatie die zij beschermen door middel van het leveren van hoge controlekwaliteit

Onafhankelijk-heid

De mate van

onafhankelijkheid heeft een positieve invloed op de controlekwaliteit

Big 4 kantoren hebben een groter klantenpakket en zijn hierdoor minder afhankelijk van een afzonderlijke klant.

3.2 De invloed van het geslacht van de accountant op de

controlekwaliteit

In paragraaf 3.1 is gebleken dat de controlekwaliteit van een Big 4 kantoor hoger is dan de controlekwaliteit van een non-Big 4 kantoor. In deze paragraaf zal er worden onderzocht of het geslacht van de accountant een rol speelt in deze waargenomen verschillen. Gebleken is dat de controlekwaliteit af hangt van de mate waarin een accountant in staat is om fouten in de jaarrekening te ontdekken en deze vervolgens te rapporteren. De controlekwaliteit is daarmee sterk afhankelijk van persooneigenschappen. Het vormen van oordelen en besluiten is

afhankelijk van de hoeveelheid risico die een accountant neemt bij het uitvoeren van de accountantscontrole, de mate van expertise van de accountant, de mate waarin de accountant beschikbaar bewijs kan interpreteren en de onafhankelijkheid van de accountant (Hardies e.a., 2010). Recent onderzoek wijst uit dat persoonseigenschappen sterk gerelateerd zijn aan het geslacht (Breesch en Branson, 2009). Om deze reden zou gedacht kunnen worden dat de controlekwaliteit van mannelijke en vrouwelijke accountants van elkaar verschillen. Om te kunnen bepalen of het geslacht van de accountant een rol speelt bij het verklaren van de gevonden verschillen in controlekwaliteit tussen Big 4 en non-Big 4 kantoren, zal in de paragrafen 3.2.1 t/m 3.2.7 allereerst een antwoord worden gezocht op de vraag of het geslacht van de accountant invloed heeft op de controlekwaliteit. Dit zal worden gedaan aan de hand van de in paragraaf 3.1 gebruikte elementen. De conclusie kan relevant zijn voor accountantskantoren op het gebied van personeelsmanagement en de samenstelling van controleteams. Vervolgens zal er in paragraaf 3.2.8 worden onderzocht of er significante verschillen bestaan in de geslachtsdiversiteit van een Big 4 en een non-Big 4 kantoor.

(20)

20 3.2.1 Geslacht en expertise

Zoals eerder genoemd hebben de mate van expertise van de accountant en zijn kennis van de industrie waarin de klant zich bevindt een positief effect op de controlekwaliteit. De mate waarin een accountant trainingen en educatie heeft genoten heeft een positieve invloed op de mate van expertise van deze accountant. Uit een studie van het ICAEW (het Institute of Chartered Accountants in England and Wales) (2015) is gebleken dat vrouwen betere

studieresultaten behalen op het gebied van accountingvakken. Het ICAEW stelde vast dat de hoogst scorende kandidaat bij elk examenvak van het vrouwelijke geslacht was. Verder werd het merendeel van de hoogste scores in de examens behaald door de vrouwen (Accountant, 2015). Onzenoort (2010) stelt daarnaast dat vrouwen ook sneller afstuderen dan mannen. Wanneer aangenomen wordt dat hoge studieresultaten gelijk staat aan superieure kennis over de materie, doen deze onderzoeksresultaten vermoeden dat accountants van het vrouwelijke geslacht in staat zijn tot het leveren van hogere controlekwaliteit dan mannen.

Chin en Chi (2008) hebben echter geen verschillen gevonden in de mate van

(industrie)expertise tussen mannelijke en vrouwelijk partners. De in hun onderzoek gevonden hogere controlekwaliteit van vrouwelijke controlerende partners worden volgens hen dus niet verklaard door verschillen in de mate van expertise tussen het mannelijke en het vrouwelijke geslacht.

Chung en Tang (1998, in Breesch en Branson, 2009) vonden dezelfde resultaten. Zij hebben in hun onderzoek examens van mannelijke en vrouwelijke accountants beoordeeld en deze vergeleken met mannelijke en vrouwelijke accountant studenten. Er werden geen significante verschillen gevonden wanneer de resultaten van de vrouwelijke accountants werden vergeleken met de vrouwelijke studenten. Ook werden er geen significante verschillen gevonden wanneer de resultaten van de mannelijke accountants werden vergeleken met de mannelijke studenten. Er werden echter wel significante verschillen gevonden wanneer mannelijke en vrouwelijke accountants en wanneer mannelijke en vrouwelijke studenten met elkaar vergeleken werden. Ook hieruit blijkt het geslacht een verschil in controlekwaliteit tot gevolg te hebben.

3.2.2 Geslacht en controleaanpak

In paragraaf 3.1.1.2 is benoemd dat non-Big 4 kantoren eerder in financiële moeilijkheden verkerende klanten accepteren dan Big 4 kantoren. Daarnaast is gebleken dat Big 4 kantoren relatief veel uren aan de ‘planning’ en ‘risico analyse’ besteden en de non-Big 4 kantoren

(21)

21

meer tijd besteden aan de ‘testwerkzaamheden’ en de ‘afrondende fase’. Beide bevindingen leiden tot een hogere controlekwaliteit van Big 4 kantoren ten opzichte van non-Big 4 kantoren.

Uit onderzoek van Chin en Chi (2008) is gebleken dat er ook een verschil is in de klantacceptatie wanneer gekeken wordt naar het geslacht van de accountant. Vrouwelijke accountants accepteren "veiligere" klanten en nemen minder risico bij het accepteren van klanten. Veiligere klanten impliceert dat de jaarrekening minder kans heeft om fouten te bevatten dan een jaarrekening van een risicovolle klant. De kans dat er een fout over het hoofd wordt gezien door de accountant is daardoor kleiner. Dit komt ten gunste van de controlekwaliteit. Veel studies concluderen echter dat vrouwen niet alleen conservatiever zijn in het klantacceptatie proces, zij nemen ook minder risico’s in het controleproces zelf en bij het uiteindelijk rapporteren van eventueel gevonden fouten in vergelijking met hun

mannelijke collega’s (Chin en Chi, 2008).

Verder wordt er in de literatuur vaak gesuggereerd dat het geslacht van de accountant een significant effect heeft op de manier waarop informatie wordt verzameld en verwerkt (Chin en Chi, 2008). Mannen zijn geneigd om enkel een deel van de informatie te verwerken om tot een oordeel te komen. Vrouwen daarentegen zijn gedetailleerde informatieverwerkers en bestuderen alle informatie die beschikbaar is. Daardoor verwerken vrouwen meer risico signalen en zijn zij zich bewuster zijn van de gevaren die de risico’s van een jaarrekening met zich mee kunnen brengen. Chung en Monroe (2001) stellen verder dat mannen informatie op een analytische en logische manier verwerken. Volgens Chin en Chi (2008) baseren mannen hun oordeel op feiten en werken vrouwen op een meer subjectieve manier waarbij het instinct een belangrijke rol speelt. Wanneer er complexe beslissingen genomen moeten worden, gaan vrouwen efficiënter te werk en nemen zij beter onderbouwde beslissingen. Ook hier nemen vrouwen dus minder risico. Vrouwen zijn echter alleen accurater en efficiënter bevonden in complexe taken. Bij eenvoudige taken blijken mannen efficiënter te werk te gaan (Chung and Monroe, 2001).

Naast de verschillende manieren van informatieverwerking bestaan er ook verschillen in de communicatiestijlen van mannen en vrouwen. Mannen communiceren op een zo

efficiënt mogelijke manier met zo min mogelijk woorden (Chin en Chi, 2008). Vrouwen zijn sterker in verbale en non verbale communicatie. Volgens Nike van Nuland (2010, in de Accountant, 2010) communiceren klanten ook opener met vrouwen dan met mannen. Hierdoor krijgen vrouwen vaak makkelijker inzage in bepaalde stukken die relevant kunnen

(22)

22

zijn voor de oordeelvorming. Daarnaast zoeken vrouwen eerder hulp wanneer zij tegen problemen aanlopen. Daarentegen zijn mannen beter in het oplossen van problemen (Hardies e.a., 2010).

3.2.3 Geslacht en investeringen & reputatie

Over het effect van het geslacht op de hoogte van investeringen dat een accountantskantoor doet, is voor dit onderzoek geen relevante literatuur gevonden. Hetzelfde geldt voor het effect van het geslacht op de reputatie van een kantoor. Voor dit onderzoek is aangenomen dat het geslacht van de accountants geen invloed heeft op de hoogte van de investeringen en op de reputatie van een kantoor.

3.2.4 Geslacht en onafhankelijkheid

Behalve dat er verschillen bestaan tussen mannen en vrouwen met betrekking tot het

controleproces, wordt er in de literatuur ook gesteld dat mannen en vrouwen verschillen in de mate van onafhankelijkheid. Bij het rapporteren van een gevonden fout bleek de

onafhankelijkheid van de accountant een grote rol te spelen. Volgens Hardies e.a., (2010) kan onafhankelijkheid opgesplitst worden in twee elementen: opzettelijk gedrag en onbewust gedrag.

Bij het zoeken naar een antwoord op de vraag of er verschillen te onderscheiden zijn tussen mannen en vrouwen op het gebied van opzettelijk gedrag wordt er in de literatuur gevonden dat vrouwen minder vaak worden geassocieerd met steekpenningen dan mannen (Hardies e.a., 2010). Daarnaast stellen Hardies e.a., (2010) dat vrouwen een negatievere houding hebben tegenover bedrog en dat vrouwen over het algemeen ethischer handelen dan mannen. Venezia (2008) toonde aan dat deze bevindingen in de algemene populatie ook gelden voor mannelijke en vrouwelijke accountants. Deze bevindingen suggereren dat vrouwen onafhankelijker zijn met betrekking tot het opzettelijke gedrag.

Het grootste probleem zit hem echter in het onbewuste gedrag van de accountant (Hardies e.a., 2010). Bij het bestuderen van informatie wordt er aanspraak gemaakt op eerdere ervaringen en de kennis van een persoon. Deze ervaringen en kennis kunnen ertoe leiden dat er tijdens het denkproces gegevens worden ingevuld of aangenomen die niet worden

ondersteunt door bewijzen. Hierbij komt het rationele denkproces in het geding (Hardies e.a., 2010). Psychologisch onderzoek heeft aangetoond dat mannen vaker leiden aan deze

(23)

23

Een tweede factor die het onbewuste gedrag met betrekking tot de onafhankelijkheid beïnvloedt, is empathie. De controlekwaliteit kan nadelig worden beïnvloedt wanneer een accountant te vertrouwd raakt met de klant. Wetenschappelijk onderzoek stelt dat vrouwen empatischer zijn dan mannen (Baron-Cohen, 2004 in Hardiess e.a., 2010). Vrouwen identificeren zich eerder met de klant waardoor zij mogelijk terughoudender zijn bij het rapporteren van fouten in de jaarrekening dan mannen. Het effect van deze terughoudendere houding wordt (deels) gecompenseerd doordat vrouwen minder geneigd zijn zichzelf te overschatten dan mannen. Zelfoverschatting kan een rol spelen bij het wel of niet melden van een gevonden fout en dus bij de uiteindelijke controlekwaliteit. Een accountant waarbij zelfoverschatting voorkomt, heeft de neiging om te geloven dat zijn oordeel nauwkeuriger is dan dat het daadwerkelijk is (Bengtsson e.a., 2005 in Hardies e.a., 2010).

3.2.5 Overzicht eigenschappen van mannen en vrouwen

De in de paragrafen 3.2.1 t/m 3.2.4 gevonden verschillen in eigenschappen tussen de man en de vrouw worden hieronder in een tabel weergegeven.

Mannen Vrouwen

Mogelijk positief effect op

controlekwaliteit

- Minder empathie

- Beter in het oplossen van problemen

- Nemen minder risico

- Benutten alle beschikbare informatie - Instinct

- Verbaal en non-verbaal sterk - Open houding

- Ethisch

Mogelijk negatief effect op

controlekwaliteit

- Nemen meer risico

- Benutten niet alle informatie - Geringe communicatie - Vaker bewust afhankelijk - Minder rationele denkstijl - Vaker zelfoverschatting

-Meer empathie

3.2.6 De invloed van het geslacht op de controlekwaliteit

Bovenstaande bevindingen doen vermoeden dat vrouwen in staat zijn controles te leveren van hogere kwaliteit dan hun mannelijke collega’s. De besproken eigenschappen zijn echter vaak

(24)

24

gebaseerd op de algehele populatie. De vraag is of de besproken verschillen zich ook

voordoen tussen mannelijke en vrouwelijke accountants en of dit een hogere controlekwaliteit van accountants van het vrouwelijke geslacht tot gevolg heeft.

Chin en Chi (2008) hebben in Taiwan onderzoek gedaan naar het effect van het geslacht van de accountant op de controlekwaliteit bij beursgenoteerde bedrijven. De resultaten van het onderzoek toonden aan dat de controlekwaliteit hoger was wanneer er tenminste één van de twee controlerend eindverantwoordelijke accountants van het

vrouwelijke geslacht was. De controlerapporten van de hoogste kwaliteit waren de rapporten die ondertekend waren door twee vrouwen. Daarnaast vonden zij een toename in de variatie van de controlekwaliteit naarmate er meer mannelijke accountants bij de controle betrokken waren. Dit resultaat suggereert dat vrouwen inderdaad controles leveren van hogere kwaliteit dan mannen.

Breesch en Branson (2009) hebben in hun onderzoek echter geen ondersteuning kunnen vinden voor deze bevindingen. Zij analyseerden de examens van 20 mannelijke en 20 vrouwelijke accounting studenten. Met behulp van alle achtergrondinformatie die beschikbaar werd gesteld, werden de studenten verzocht een samenvatting te maken van alle belangrijke controlefouten. Daarnaast moesten zij een controlerapport schrijven waarin zij een oordeel gaven over de jaarrekening. Breesch en Branson concludeerden dat er geen verschil

aantoonbaar was in het aantal gevonden fouten tussen mannen en vrouwen. Ondanks dat er in de literatuur staat beschreven dat vrouwen over het algemeen alle beschikbare informatie nauwkeuriger analyseren vonden Breesch en Branson dat de resultaten van hun onderzoek het tegendeel beweerden. De tijdslimiet van 7 uur waarbinnen de examens afgelegd dienden te worden vormen volgens hen hiervoor een mogelijke verklaring. Het voordeel dat vrouwen zouden hebben doordat zij over het algemeen nauwkeuriger informatie analyseren en efficiënter handelen in complexe situaties wordt volgens hen gecompenseerd door de tijdsdruk die ook in de dagelijkse praktijk zou kunnen zorgen dat het positieve effect van de vrouwelijke accountants op de controlekwaliteit niet tot uiting komt. Daarnaast stelden Breesch en Branson (2009) dat er geen significante verschillen bestaan tussen de hoeveelheid fouten die een mannelijke en een vrouwelijke accountant rapporteren. Breesch en Branson hebben daarom ook geen bewijs kunnen vinden om te concluderen dat vrouwen minder risico nemen op het gebied van het melden van fouten..

Ook Hardiess e.a. (2010) hebben onderzoek gedaan naar het effect van het geslacht op de mate van de controlekwaliteit. In vergelijking met Breesch en Branson hebben zij een

(25)

25

grotere onderzoekspopulatie in hun onderzoek opgenomen. Zij hebben gebruik gemaakt van data van 173 bedrijfskunde studenten en 1051 accountants uit België en Nederland. Zij stellen dat veel van de in de vorige paragrafen besproken bevindingen in algemene verschillende eigenschappen tussen mannen en vrouwen gebaseerd zijn op onderzoeken die gedaan zijn op studenten. Om deze reden hebben Breesch en Branson ook data van 677 niet bedrijfskunde studerende studenten in hun onderzoek opgenomen. De deelnemers werden gevraagd een online vragenlijst in te vullen. De vragenlijst was te verdelen in drie onderwerpen:

probleemoplossing, risico profiel en onafhankelijkheid. De resultaten van het onderzoek wezen uit dat mannen in de categorie niet bedrijfskunde studerende studenten beter waren in het oplossen van problemen dan vrouwen. Het verschil was kleiner bij de bedrijfskunde studenten en verwaarloosbaar bij de accountants. Op het gebied van risico lieten de resultaten zien dat vrouwen gemiddeld minder risico’s nemen in de groepen niet bedrijfskunde

studerende studenten . Het effect werd echter niet gevonden voor de accountants. Geen van de drie subpopulaties liet een significant verschil zien in de veronderstelling dat vrouwen

afhankelijker zijn dan mannen. De resultaten van deze onderzoeken leiden tot de conclusie dat de verschillen in eigenschappen in de algemene populatie niet leiden tot significante

verschillen in controlekwaliteit tussen vrouwelijke en mannelijke accountants. De tegengestelde resultaten van de onderzoeken van Chin en Chi (2008) en

respectievelijk Hardies e.a. (2010) en Breesch en Branson (2010) kunnen mogelijk verklaard worden door de verschillende onderzoeksmethoden die zijn gehanteerd in de onderzoeken. Hardies e.a. hebben gekeken naar de individuele prestaties van mannelijke en vrouwelijke accountants; Chin en Chi hebben alleen gekeken naar de prestaties van de

eindverantwoordelijke partner. Verwacht wordt dat de controlekwaliteit die een

eindverantwoordelijke partner levert niet alleen afhankelijk is van zijn of haar kwaliteiten maar ook van de kwaliteiten van de accountants die onder hem of haar de uitvoerende

werkzaamheden verrichten. In dit onderzoek wordt aangenomen dat het onderzoek van Hardie e.a. beter is opgesteld. Hardies e.a. geven echter de tijdsdruk die de onderzoeksgroep

opgelegd kreeg als mogelijke verklaring voor het niet tot uiting komen van de positieve eigenschappen van de vrouw tot een hogere controlekwaliteit. Zij stellen dat ook in de

dagelijkse praktijk accountants blootgelegd worden aan tijdsdruk. Of de tijdsdruk die ervaren wordt in het onderzoek representatief is voor de tijdsdruk die mogelijk in de praktijk wordt ervaren is onduidelijk. Om die redenen dienen ook de resultaten van de onderzoeken van Hardies e.a. en Breesch en Branson met voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden. Zij stellen

(26)

26

in de onderzoeken dat de resultaten enkel wijzen in de richting dat er geen verschil bestaat tussen de controlekwaliteit van een vrouwelijke accountant en mannelijke accountant maar dat verder onderzoek nodig is om het precieze effect van het geslacht van de accountant op de controlekwaliteit in kaart te brengen

3.2.7 Geslacht en controlekwaliteit in het AFM onderzoek

Om nader te onderzoeken of het geslacht van de accountant effect heeft op de

controlekwaliteit zal er in deze paragraaf aan de hand van een onderzoek van het AFM worden bekeken of er in de praktijk een effect te zien is. In dit onderzoek heeft de AFM controledossiers van verschillende accountantskantoren beoordeeld aan de hand van 4 kenmerken:

 Kenmerk 1: een goed controledossier laat duidelijk alle relevante controlestappen en hun onderlinge samenhang zien

 Kenmerk 2: een goed controledossier bevat voldoende motivering van de keuzes die de accountant heeft gemaakt in het kader van zijn professionele oordeelsvorming

 Kenmerk 3: in een goed controledossier zijn de uitgevoerde controlewerkzaamheden voldoende gedetailleerd vastgelegd

 Kenmerk 4: een goed controledossier is compleet en overzichtelijk (AFM in Accountancynieuws, 2013)

De resultaten van dit onderzoek zijn in de grafiek in bijlage 1 weergegeven. In dit onderzoek zijn zowel Big 4 kantoren als non-Big 4 kantoren onderzocht. Ook de resultaten van het AFM tonen aan dat een Big 4 kantoor hogere controlekwaliteit levert dan een non-Big 4 kantoor. Hoewel het onderzoek niet was gericht op de verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke prestaties, kunnen de resultaten mogelijk wel behulpzaam zijn om het effect van het geslacht op de controlekwaliteit in kaart te brengen.

Wanneer het effect van het geslacht op de controlekwaliteit getest wordt, dienen andere factoren die invloed hebben op de controlekwaliteit constant te zijn (ceteris paribus). Om die reden is het lastig tot onmogelijk om het effect van het geslacht te onderzoeken aan de hand van een vergelijking tussen een Big 4 kantoor en non-Big 4 kantoor daar beide kantoren op meerdere vlakken ongelijkheden vertonen. Te denken valt bijvoorbeeld aan de

(27)

27

invloed van het geslacht op de controlekwaliteit zou echter wel onderzocht kunnen worden aan de hand van een vergelijking van het aantal mannelijke en het aantal vrouwelijke accountants op ieder van de vier grote kantoren. Hierbij wordt aangenomen dat de overige factoren die invloed hebben op de controlekwaliteit niet significant verschillen per kantoor. De AFM heeft bij elk van de Big 4 kantoren tien wettelijke controles uit de periode 2012/2013 beoordeeld. Van deze tien werden er bij Deloitte 4, bij EY 3 en bij KPMG en PwC 7 door het AFM als onvoldoende aangemerkt. Op basis van dit onderzoek blijkt EY controles te leveren van de hoogste kwaliteit gevolg door Deloitte. PwC en KPMG behaalden in dit onderzoek de slechtste resultaten (AFM, 2014).

Bij PwC was in de periode waarin het onderzoek plaatsvond 31.4 procent van de accountants van het vrouwelijke geslacht (PwC jaarbericht, 2012-2013). Bij KPMG en EY was dit respectievelijk 33 procent en 40.9 procent (KPMG jaarverslag, 2012-2013; EY jaarverslag, 2012-2013). In het jaarverslag van Deloitte zijn geen cijfers opgenomen met betrekking tot de verdeling van mannelijke en vrouwelijke accountants. Wel meldt de Accountant (2010) dat 11.3 procent van de accountants bij Deloitte in 2010 van het

vrouwelijke geslacht was. Behalve dat het percentage vrouwelijke accountants bij EY volgens deze gegevens het hoogst ligt, stelt de Accountant (2013) dat ook het percentage vrouwelijke partners bij EY het hoogst is (9 procent). PwC volgt met achttien vrouwelijke partners (zeven procent), Deloitte en KPMG hebben er respectievelijk vijftien (6,2 procent) en zes (2,9 procent) (de Accountant, 2013).Deze cijfers worden in de volgende tabel weergegeven:

Big 4 kantoor Controlekwaliteit

(1=hoogste/3=laagste) Percentage vrouwelijke accountants Percentage vrouwelijke partners EY 1 40.9 9 Deloitte 2 11.3 6.2 PwC 3 31.4 7 KPMG 3 33 2.9

Uit dit overzicht valt geen sterk verband af te lezen tussen het aantal vrouwen binnen een accountantskantoor en de controlekwaliteit dat het accountant levert. Aan de hand van deze gegevens kan dus ook niet worden gesteld dat er een effect is waar te nemen van het geslacht op de controlekwaliteit. Opvallend is wel dat EY, het kantoor dat de minste onvoldoendes toegerekend kreeg van het AFM, ook de meeste vrouwelijke accountants en vrouwelijke

(28)

28

partners in dienst heeft. Deze trend zet zich niet voort op het gebied van vrouwelijke

accountants wanneer wordt gekeken naar Deloitte, PwC en KPMG. Wel is er een dalende lijn te zien in het aantal vrouwelijke partners naarmate een kantoor slechter uit het onderzoek van het AFM naar voren komt. Gezien er maar 4 kantoren in dit overzicht zijn opgenomen en de resultaten van het AFM gebaseerd zijn op een steekproef van 10 controledossiers per kantoor, is het discutabel of deze gegevens de werkelijkheid goed weergeven.

3.2.8 Aantal mannen en vrouwen binnen Big 4 en non-Big 4 kantoren

Hoewel er verwacht werd dat vrouwen in staat waren controles te leveren van hogere

kwaliteit, is er in dit onderzoek geen eenduidig bewijs gevonden voor de aan of afwezigheid van dit effect. Om een antwoord te vinden op de vraag of de hogere controlekwaliteit van een Big 4 kantoor (gedeeltelijk) verklaard kan worden door het geslacht van de accountant is het noodzakelijk om vervolgonderzoek te doen naar het precieze effect van het geslacht op de controlekwaliteit. Daarnaast is het van belang om na te gaan of Big 4 kantoren en non-Big 4 kantoren significant verschillen in de verdeling van mannelijke en vrouwelijke accountants dat zij in dienst hebben. Wanneer er geen verschil waarneembaar is, zal, ongeacht of er een verschil is tussen de geleverde controlekwaliteit van mannen en vrouwen, het geslacht geen rol spelen bij het verklaren van het verschil in controlekwaliteit tussen Big 4 en non-Big 4 kantoren. Daar de verwachting was dat Big 4 kantoren relatief meer vrouwen in dienst hebben dan non-Big 4 kantoren, zal in deze paragraaf aan de hand van een vergelijking tussen de beide kantoren worden onderzocht of dit daadwerkelijk zo is.

Deze vergelijking zal gemaakt worden met behulp van cijfers uit jaarverslagen en verkregen informatie van de benaderde accountantskantoren (bijlage 3). De Big 4 en de non-Big 4 kantoren zijn aan de hand van het overzicht in bijlage 2 geïdentificeerd. De eerste vier kantoren uit dit overzicht representeren hierbij de Big 4, de overige kantoren behoren tot de non-Big 4 accountantskantoren. Alle kantoren uit dit overzicht waarvan geen bruikbare cijfers beschikbaar waren in de literatuur zijn benaderd. Dit heeft geleid tot de bevindingen die weergegeven zijn in de tabel hieronder.

Rang-nummer Bijlage 2 Accountants-kantoor Totaal aantal accountants Aantal vrouwelijke accountants (Totaal/ Vrouwen) x100% Bron 1 EY 42 EY, 2015

(29)

29 2 Deloitte 54.89 Deloitte, 2015 3 PwC 1106 561 50.72 PwC, 2015 4 KPMG 27 KPMG, 2015 5 BDO 2093 909 43.43 BDO, 2013 6 Flynth 637 244 38.30 Bijlage 3

8 Baker Tilly Berk 403 112 27.79 Bijlage 3

10 Alfa 40 6 15 Bijlage 3

13 Grant Thomton 72 21 29.17 Grant Thomton, 2016

14 Countus 192 101 52.6 Bijlage 3

16 Meeuwen Ten Hoopen

48 17 35.42 Bijlage 3

17 Witlox van den Boomen

41 2 4.88 Wvdb, 2016

21 Van Oers 27 11 40.74 Bijlage 3

26 PKF Wallast 64 25 39.06 PKF wallast, 2016

27 Visser&Visser 27 3 11.11 Bijlage 3

30 Bol 68 11 16.18 Bol,2016

De in deze tabel weergegeven percentages vrouwelijke accountants van de Big 4 vertonen mogelijk verschillen met de gebruikte percentages uit paragraaf 3.2.7. De cijfers in paragraaf 3.2.7 geven het aantal vrouwen weer in het jaar waarop het onderzoek van het AFM

betrekking had (2012/2013). In deze paragraaf zijn daarentegen de meest recente cijfers gehanteerd.

Uit deze gegevens kan worden afgeleid dat er gemiddeld 43.65 procent van de accountants binnen de Big 4 kantoren van het vrouwelijke geslacht is. Bij de non-Big 4 kantoren blijkt dit percentage 29.47 te zijn. Aan de hand van deze resultaten kan worden gesteld dat er relatief meer vrouwelijke accountants werkzaam zijn binnen de Big 4 kantoren ten opzichte van de non-Big 4 kantoren. De bevindingen uit deze paragraaf dienen met voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden daar de gebruikte cijfers niet altijd hetzelfde weergeven. Het voor EY gebruikte percentage is bijvoorbeeld gebaseerd op het gehele personeelsbestand. Hierdoor kan deze afwijken van het percentage vrouwen dat werkzaam is op de controle afdeling. Daarnaast is het niet altijd duidelijk of de cijfers gebaseerd zijn op het aantal fulltime employees (fte’s) of op het absolute aantal vrouwen.

(30)

30

3.3 Controlekwaliteit en klanteigenschappen

Uit paragraaf 3.1 is gebleken dat Big 4 kantoren een hogere controlekwaliteit leveren dan non-Big 4 accountantskantoren. Gebleken is dat de verdeling van mannelijke en vrouwelijke accountants binnen de Big 4 kantoren en de non-Big 4 kantoren mogelijk een deel van deze verschillen kunnen verklaren. Ook klanteigenschappen zouden hier een rol in kunnen spelen daar de conclusie uit paragraaf 3.1 hoofdzakelijk gebaseerd is op onderzoeken waarin geen rekening is gehouden met eventuele verschillen in de klanteneigenschappen van de beide type kantoren. Big 4 kantoren hebben over het algemeen klanten met aanzienlijk andere

eigenschappen dan de klanten van een non-Big 4 kantoor. Zo stellen Lawrence e.a. (2011) dat het klantenpakket van Big 4 kantoren over het algemeen grotere, complexere en minder risico volle klanten bevat dan het klantenpakket van non-Big 4 kantoren. Uit het onderzoek van Lawrence e.a. (2011) blijkt daarnaast dat er een positief verband is tussen bepaalde klant karakteristieken en de kwaliteit van de accountantscontrole. Deze bevindingen kunnen leiden tot verschillen in de hoogte van de controlekwaliteit van de beide kantoren. Een belangrijke vraag die om deze reden gesteld dient te worden is of de hogere controlekwaliteit van Big 4 kantoren mogelijk veroorzaakt wordt door de verschillen in klanteigenschappen in plaats van verschillen in kantooreigenschappen. Deze vraag zal in deze paragraaf worden onderzocht. Om tot een antwoord te komen zal in paragraaf 3.3.1 allereerst een aantal klanteigenschappen worden besproken die invloed hebben op de kwaliteit van de financiële verslaggeving. In paragraaf 3.3.2 zal vervolgens literatuur uiteengezet worden over de controlekwaliteit, waarbij rekening wordt gehouden met de verschillen in klanteigenschappen.

3.3.1 Verschillen in klanteigenschappen

In brede zin kunnen de klanteigenschappen die invloed hebben op de kwaliteit van de financiële verslaggeving, worden verdeeld in twee elementen. Het eerste element is de mate van nauwkeurigheid waarmee de financiële verslaggeving tot stand wordt gebracht. De nauwkeurigheid van een financiële verslaggeving wordt in verband gebracht met de grote en levensfase van de klant. Grote en volwassen klanten hebben over het algemeen een

nauwkeurigere financieel verslaggeving, met gevolg dat de kwaliteit van deze verslaggeving hoger is dan kleine klanten die recentelijk zijn opgezet. Big 4 kantoren hebben over het algemeen grotere en meer volwassen klanten in hun klantenpakket waardoor de

controlekwaliteit hoger zal uitvallen dan die van de non-Big 4 kantoren (Johnson e.a., 2010). Het tweede element is de mate waarin het management verleiding ervaart om de

(31)

31

financiële verslaggeving te manipuleren. Deze verleiding ontstaan eerder bij klanten die in financiële moeilijkheden verkeren (DeFond en Jiambalvo 1994, in Johnson e.a., 2010). Het klantenpakket van non-Big 4 kantoren bevat over het algemeen relatief meer risico volle klanten dan het klantenpakket van Big 4 kantoren. Hieruit blijkt dat de grootte, de levensfase waarin de klant zich bevind en het risico van de klant allen een rol spelen in de kwaliteit van de verslaggeving van een klant. Aangenomen wordt dat een hoge kwaliteit van de

verslaggeving ten goede zal komen aan de uiteindelijke controlekwaliteit.

3.3.2 Corrigeren voor verschillen in klanteigenschappen

Wanneer correcties worden uitgevoerd met betrekking tot de verschillen in klantgrootte, complexiteit en klantrisico kunnen de uitkomsten van eerdere onderzoeken significant anders zijn. Aan de hand van de gegevens in de vorige paragraaf kan worden geconcludeerd dat de financiële verslaggeving van de klanten van Big 4 kantoren beter op orde is en dat om deze reden de uiteindelijke controlekwaliteit positief zal worden beïnvloed. Johnson e.a. (2010) stellen dat de hogere controlekwaliteit van een Big 4 kantoor aan de hand van deze

bevindingen dus (deels) verklaard kunnen worden door het feit dat de financiële

verslaggeving van de klanten van een Big 4 kantoor van hogere kwaliteit zijn dan de kwaliteit van de financiële verslaggeving van klanten van non-Big 4 kantoren

Lawrence e.a. (2011) hebben gebruikmakend van de observaties van 59,323 klanten van Big 4 kantoren en 13.227 klanten van non-Big 4 kantoren onderzocht of de verschillen in de controlekwaliteit tussen Big 4 kantoren en non-Big 4 kantoren toegeschreven kunnen worden aan specifieke klanteneigenschappen. Zij doen hierbij een poging om in hun

onderzoek te corrigeren voor verschillen in klanteigenschappen om zo het uiteindelijke effect van de accountantskantooromvang te achterhalen. Ook zij concluderen dat Big 4 accountants significant hogere controlekwaliteit leveren dan non-Big 4 accountants. Wanneer zij echter corrigeren voor klantgrootte, complexiteit en risico, is dit verschil niet significant gebleken. Verder beargumenteren zij hier ook dat de kwaliteit van de controle hoofdzakelijk verklaard zou worden door de grote van de klant doordat grote klanten nauwkeurigere financiële verslaggeving tot stand brengen. Zij stellen dat hun onderzoek enkel suggestieve bewijzen heeft opgeleverd die in de richting wijzen dat klanteigenschappen invloed hebben op de uiteindelijke controlekwaliteit maar dat de resultaten met voorzichtigheid geïnterpreteerd moeten worden daar de onderzoeksopzet en de controlevariabele mogelijk tekortkomingen bevatten (Lawrence e.a., 2011).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor de negatieve discretionaire accruals komt naar voren dat naarmate de duur van de review partner-klant relatie langer is, de winstverlagende discretionaire accruals van

The size of the bidder firm, the size of the deal, the announcement of a takeover and the stock prices of both the market and the individual firm brings forth an

Een bruikbare definitie neemt een bredere groep belanghebbenden in acht en kijkt daarmee niet alleen naar de output van het kantoor maar ook naar haar processen.. Behalve de

Het feit dat Nederlandse studenten minder belang hechten aan reputatie en de mening van de omgeving kan verklaard worden uit het feit dat de niet-Nederlandse studenten geen

(2013) zich alleen richten op wat de impact van de controle bepaalt en of er kwaliteitsindicatoren geformuleerd kunnen worden. De holistische benadering van de IAASB met een

Meerdere wetenschappelijke studies hebben het effect van een (verplichte) roulatie van accountantskantoren op controlekwaliteit onderzocht, met name door te analyseren of

Voorts zal in paragraaf 5 worden stilgestaan bij de bijdrage aan het uitgangspunt van internationale consistentie in de kwaliteitsbeheersing vanuit de internationale

De meeste studies vonden dat grote kantoren voor controles hogere prijzen berekenen dan kleine kantoren (of dit in ieder geval doen bij kleine klanten), maar er zijn