• No results found

Heeft Bedrijfstakspecialisatie van de Accountantskantoren invloed op de Gezondheid van Banken?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Heeft Bedrijfstakspecialisatie van de Accountantskantoren invloed op de Gezondheid van Banken?"

Copied!
37
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Heeft Bedrijfstakspecialisatie van de

Accountantskantoren invloed op de

Gezondheid van Banken?

‘Invloed van de accountantscontrole op het Tier 1 ratio?’

Master Scriptie Rijksuniversiteit Groningen Faculteit Economie & Bedrijfskunde

Afstudeerrichting Accountancy

Auteur: E. Wegman Studentnummer: S2061732

(2)

Heeft Bedrijfstakspecialisatie van

Accountantskantoren invloed op de

Gezondheid van Banken?

‘Invloed van de accountantscontrole op het Tier 1 ratio?’

Ter Apel, 21 januari 2013 Rijksuniversiteit Groningen Faculteit Economie & Bedrijfskunde

Afstudeerrichting Accountancy

Auteur: E.Wegman Studentnummer: S2061732

(3)

Samenvatting

De titel van deze scriptie; ‘Heeft Bedrijfstakspecialisatie van Accountantskantoren invloed op de Gezondheid van Banken?’ geeft aan over welke onderwerpen deze scriptie gaat. Het gaat om de mate van bedrijfstakspecialisatie van de accountantskantoren bij banken en of dit invloed heeft op de gezondheid van de banken. De definitie van bedrijfstakspecialisatie is ‘ het zich toeleggen van accountantskantoren op het bedienen van ondernemingen die in dezelfde bedrijfstak actief zijn’. De onderzoeken van Hogan en Jeter en Kwon spelen hierin een belangrijke rol. De formules worden in deze artikelen beschreven die van belang zijn om de bedrijfstakspecialisatie te meten. Uit deze onderzoeken blijkt voornamelijk dat de mate van bedrijfstakspecialisatie invloed heeft op de hoogte van de controlekosten en de concurrentieverhoudingen tussen de accountantskantoren. Uit

onderzoek van onder andere D´Angelo(1981) en Dopuch en Simunic(1980) blijkt dat de bedrijfstakspecialisatie van invloed is op de audit quality.

Naast de bedrijfstakspecialisatie speelt de gezondheid van banken ook een belangrijke rol in dit onderzoek. Naar aanleiding van de literatuur blijkt dat de Tier 1 ratio gebruikt kan worden om de gezondheid van banken te meten in de Europese Unie.

Het onderzoek wordt uitgevoerd onder de top 25 banken uit de Europese Unie. Het onderzoek beslaat de jaren 2007 t/m 2010. De gegevens worden gehaald uit de database bankscope en uit de jaarrekeningen van de accountantskantoren en banken. De bedrijfstakspecialisatie wordt gemeten aan de hand van de formule uit het artikel van Hogan en Jeter.

De banken in de Europese Unie worden vooral gecontroleerd door de Big 4 accountantskantoren. PWC is het accountantskantoor met de grootste mate van bedrijfstakspecialisatie in de bankensector op basis van de omzet in de jaarrekening naar sector. Daarnaast blijkt dat de mate van concentratie van de accountantskantoren niet hoog is. Dit duidt op een lage mate van bedrijfstakspecialisatie in deze bedrijfstak. Op basis van de activa van de banken in de Europese Unie blijkt dat PWC het grootste marktaandeel heeft.

Op basis van de correlatie en de regressie analyse is te concluderen dat er geen significant verband aanwezig is tussen de bedrijfstakspecialisatie bij de accountantskantoren en de gezondheid van banken.

(4)

Voorwoord

De laatste maanden heb ik hard gewerkt aan deze scriptie. Dit ging niet altijd even makkelijk, maar hier is dan eindelijk het resultaat. Tijdens het schrijven van deze scriptie heb ik veel geleerd, vooral op het gebied van het lezen en begrijpen van wetenschappelijke artikelen en het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek. In deze scriptie doe ik onderzoek naar een mogelijk verband tussen de mate van bedrijfstakspecialisatie van accountantskantoren bij banken en de gezondheid van banken. Ik ben tot het onderwerp van deze scriptie gekomen omdat banken mij al erg interesseren en dit een kans was om me verder in de bankenwereld te verdiepen in combinatie met mijn studie,

accountancy.

Met het einde van deze scriptie komt ook een einde aan een erg leuke studententijd die ik gehad heb in Groningen. Een tijd waarin ik veel geleerd heb en veel nieuwe mensen heb ontmoet.

Ik wil de heer drs. G.A. Dunnig RA bedanken als scriptiebegeleider, dankzij zijn meedenken en feedback is deze scriptie tot een goed einde gekomen. Als laatste, niet geheel onbelangrijk, wil ik mijn ouders, familie, vrienden en studiegenoten bedanken voor hun steun tijdens het schrijven van mijn scriptie.

Ik wens jullie veel plezier bij het lezen van deze scriptie. 21 januari 2013, Ter Apel

(5)

Inhoudsopgave

Samenvatting ...3 Voorwoord ...4 Hoofdstuk 1 Inleiding ...6 1.1 Introductie onderwerp ...6 1.2 Probleemstelling ...7

1.3 Wetenschappelijke relevantie van het onderzoek...7

1.4 Begripsbepaling ...8

1.5 Afbakening van het onderzoek ...9

1.6 Structuur en opbouw ...9

Hoofdstuk 2: Literatuurstudie ... 11

2.1 Bedrijfstakspecialisatie ... 11

2.2 Bedrijfstakspecialisatie als onderdeel van Audit Quality ... 13

2.3 Tier 1 ratio/gezondheid van banken ... 15

Hoofdstuk 3 Onderzoeksopzet ... 19

3.1 Selectie en Onderzoeksdata ... 19

3.2 Meten bedrijfstakspecialisatie ... 20

3.3 Correlatieanalyse en Regressieanalyse ... 21

Hoofdstuk 4 Resultaten ... 22

4.1 Mate van bedrijfstakspecialisatie en Concentratie ... 22

4.2 Bivariate correlatie analyse ... 25

4.3 Regressieanalyse ... 26

Hoofdstuk 5 Conclusie en beperkingen ... 27

5.1 Conclusie ... 27

5.2 Beperkingen ... 29

5.3 Vervolgonderzoek ... 29

(6)

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Introductie onderwerp

In Augustus 2002 is de reputatie van de accountants erg geschaad door vermeende betrokkenheid van het accountantskantoor Arthur Andersen bij de verslaggevingsfraude door het bedrijf Enron. Enron gaf meer uit dan er binnenkwam en er is gesuggereerd dat, Arthur Andersen zijn bijdrage heeft geleverd aan het verdoezelen van de cijfers. Als gevolg hiervan is het wereldwijde netwerk van accountants van Arthur Andersen ingestort. Na het verdwijnen van het netwerk van Arthur Andersen zijn er wereldwijd nog vier grote accountantskantore overgebleven, te weten

PriceWaterHouseCoopers, Ernst & Young, Deloitte & Touche en KPMG. In veel landen heeft Ernst en Young de resterende stukken overgenomen van Arthur Andersen.

Ballas en Fafaliou(2008) onderzochten na deze gebeurtenis in het artikel genaamd “Market Shares and Concentration in the EU Auditing Industry: the Effects of Andersen’s Demise” wat het effect is geweest van het wegvallen van Andersen op het marktaandeel en de concentratie in de Europese controlepraktijk. De uitkomsten van dit onderzoek onder 15 Europese landen zijn, dat voor 2002 de markt vooral werd gedomineerd door de vijf grote accountantskantoren, en dat na het wegvallen van Arthur Andersen, de Europese controlepraktijk is verdeeld over de resterende vier grote

accountantskantoren.

De maatstaven marktaandeel en concentratie benoemen Hogan en Jeter (1999) in hun onderzoek. Deze maatstaven gebruiken zij om de mate bedrijfstakspecialisatie van accountantskantoren te onderzoeken. Na het lezen van dit artikel ging mijn belangstelling vooral uit naar de bedrijfstak banken. Twee vragen die interessant zijn ten aanzien van het accountantsberoep zijn; 1. Zijn er accountantskantoren die zich hebben gespecialiseerd in controle van bankinstellingen en 2. In hoeverre is er sprake van specialisatie naar de bankensector binnen accountantskantoren. De interesse in de banken komt voort uit dat de banken de laatste tijd veel in het nieuws zijn, met name door de crisis die ontstaan is in 2008. In het financieel dagblad van 12 maart 2012 stond het artikel ‘kapitaaleisen hebben vertrouwen in banken geschaad’, aldus de Bank for International Settlements (BIS).

Bovengenoemd onderzoek en krantenartikel hebben geleid tot mijn probleemstelling, die ik in de volgende paragraaf heb weergegeven.

(7)

1.2 Probleemstelling

Uit de introductie van het onderwerp valt de probleemstelling af te leiden. In deze scriptie ga ik onderzoeken wat de mate van bedrijfstakspecialisatie is naar bankensector van accountantskantoren in de Europese Unie. Hierop voortbordurend ga ik onderzoeken of de mate van

bedrijfstakspecialisatie bij accountantskantoren van invloed is op de gezondheid van banken. De probleemstelling die in dit onderzoek centraal staat is: ‘Wat is de invloed van de

bedrijfstakspecialisatie van accountantskantoren op de gezondheid van de banken?’ Deze probleemstelling verdeel ik de volgende deelvragen:

1: Wat houdt de bedrijfstakspecialisatie in binnen accountantskantoren? 2: Heeft de bedrijfstakspecialisatie invloed op de kwaliteit van de controle van accountantskantoren?

3: Waarom is de Tier 1 ratio en het Tier 1 kapitaal een adequate ratio om de gezondheid van banken te beoordelen?

4: Wat is de mate van bedrijfstakspecialisatie van de accountantskantoren voor de controle van banken?

5: Is er een verband tussen de bedrijfstakspecialisatie bij accountantskantoren en de gezondheid van banken?

1.3 Wetenschappelijke relevantie van het onderzoek

Door gebruik te maken van onderzoeken uit het verleden kan de wetenschappelijke relevantie van dit onderzoek worden weergegeven. Inmiddels is er al heel wat onderzoek gedaan naar de

bedrijfstakspecialisatie van accountantskantoren (Zeff en Fossum, 1967; Danos en Eisenseher 1982; Kwon, 1996; Hogan en Jeter, 1999; Kin-Yew Lo,2004; Chan Li, Yuan Xie en Jian Zhou, 2010; Hsin-Yi Chi en Chen-Lung Chin, 2011). Deze literatuur wordt uiteengezet in paragraaf 2.1. Uit deze onderzoeken blijkt voornamelijk dat de mate van bedrijfstakspecialisatie invloed heeft op de hoogte van de controlekosten en de concurrentieverhoudingen tussen de accountantskantoren.

Er zijn een aantal onderzoeken waarin de Tier 1 ratio aan de orde komt (Porteous en Tapadar,2008; Dechamps, Rochet en Roger,2003; Estrell, Park, en Peristiani, 2000). In deze artikelen wordt de Tier 1 ratio niet direct in verband gebracht met de gezondheid van banken. Wel blijkt uit het onderzoek van Estrella et al. dat simpele ratio’s waaronder het Tier 1 ratio, bruikbare informatie bevatten om het failliet gaan van banken te voorspellen. Het onderzoek van Porteous en Tapadar geeft weer dat de Tier 1 ratio te beïnvloeden is door de banken. Omdat deze onderzoeken niet direct in verband worden gebracht met de gezondheid van banken, ga ik onderzoeken of de Tier 1 ratio een goede ratio is om de gezondheid van banken te meten.

De bedrijfstakspecialisatie binnen accountantskantoren en de gezondheid van banken zijn nog niet eerder met elkaar in verband gebracht. Dat is de reden dat ik de bedrijfstakspecialisatie naar de bankensector bij accountantskantoren wil onderzoeken, waarbij wil ik nagaan of deze

(8)

banken uit de ‘De Europese Unie’ omdat er tot nu toe weinig op het gebied van

bedrijfstakspecialisatie van accountantskantoren bij banken in de Europese Unie is onderzocht. De hypothese waarvan wordt uitgegaan in dit onderzoek is; ‘naar mate een accountantskantoor meer gespecialiseerd is in banken, hebben haar bankcliënten een hogere Tier 1 ratio dan andere banken’. Wanneer er meer bedrijfstakspecialisatie aanwezig is, wordt de jaarrekening beter gecontroleerd. Hierdoor kan een accountant betere adviezen geven omdat hij meer gespecialiseerd in de bedrijfstak is, waardoor er verwacht wordt dat de bank gezonder is.

Wanneer er een verband is tussen de Tier 1 ratio en de mate van bedrijfstakspecialisatie, zijn de banken geneigd om een gespecialiseerde accountant in dienst te nemen. Mocht eruit komen dat de banken die meer gespecialiseerd zijn een betere Tier 1 ratio hebben. Dan kan dit van invloed zijn op het gedrag van de banken bij het kiezen van een accountantskantoor. De banken zullen dan kiezen voor een accountantskantoor die bedrijfstakgespecialiseerd is.

1.4 Begripsbepaling

Dit onderzoek plaats ik binnen de Agency theorie en de theorie van Limperg, de leer van het gewekte vertrouwen’. Deze theorieën zijn in deze paragraaf toegelicht.

Agency theorie

Uit de studie van Jensen en Meckling (1976) blijkt dat de agency theorie gebaseerd is op de scheiding tussen de leiding (agent) en eigendom(principal) in een organisatie. Banken hebben ook te maken met de scheiding tussen de leiding en eigendom. De aandeelhouders zijn in dit geval de eigenaren van de banken en het bestuur van de banken heeft de leiding over de bank.

De rol van de accountant op basis van de agency theorie houdt in dat de accountant zekerheid verstrekt bij de financiële rapportages die het bestuur van de bank opstelt ten behoeve van de eigenaren van de bank. Hiermee wordt de informatie asymmetrie gedeeltelijk weggehaald tussen het bestuur en de eigenaren. Informatie asymmetrie tussen de leiding en eigendom van een organisatie kan dan leiden tot agency verliezen. Deze agency verliezen worden veroorzaakt door verdeeldheid over het te nemen risico, wanneer de principaal en de agent een andere risicohouding hebben. De principaal en de agent doen verschillende activiteiten op basis van de verschillende inschatting van de risico’s, wat leidt tot verliezen.

Deze agency verliezen zorgen ervoor dat de aandeelhouders een onafhankelijke accountant in de hand nemen. De informatie asymmetrie veroorzaakt een vergroting naar de vraag voor controles om de informatie asymmetrie te verkleinen tussen het bestuur en de aandeelhouders en andere

stakeholders van banken. De stimulans om een onafhankelijke accountant in te huren wordt groter omdat het jaarverslag gebruikt wordt om het management te evalueren. Dit zorgt ervoor dat de druk voor het management om een accountant in te huren groter wordt. De accountant speelt dus een belangrijke rol in dit soort situaties, want de accountant zorgt ervoor dat de informatieasymmetrie verkleind wordt.

(9)

Limpberg, de leer van het gewekte vertrouwen

Het vraagstuk in deze scriptie past ook binnen de theorie van Limperg (Limperg, 1932). In dit artikel wordt gesteld dat de accountant zijn intrede als vertrouwensman van het maatschappelijk verkeer doet. Dit is de belangrijkste functie van de accountant volgens de theorie van Limpberg. Deze functie is belangrijk omdat de accountant zorgt dat de stakeholders vertrouwen hebben in het jaarverslag. Dit doet de accountant door een bepaalde mate van zekerheid te geven. Daarnaast wordt er van de accountant verwacht dat hij zijn werkzaamheden zo dient te verrichten dat de verwachtingen die worden gewekt bij de burger, niet worden beschaamd. Omgekeerd mag de accountant geen grotere verwachtingen wekken dan dat hij of zij zou kunnen waarmaken. In deze scriptie komt de leer van het gewekte vertrouwen als volgt naar voren. De banken en de gebruikers van de jaarrekening hebben een bepaalde verwachting van het werk van de accountants. Wanneer de accountant bekent staat als in een bepaalde mate gespecialiseerd, dan moet hij tijdens het controleren van de

jaarrekening wel aan de verwachting van de bank en gebruikers voldoen. 1.5 Afbakening van het onderzoek

Dit onderzoek wordt vormgegeven door informatie te verzamelen omtrent de Tier 1 ratio van de Top 25 van banken in de Europese Unie. In dit onderzoek is gekozen voor de Europese Unie om het onderzoek in af te bakenen. De periode waarover ik het onderzoek ga doen zijn de jaren 2007 tot en met 2010. De top 25 banken uit de Europese Uniebepaal ik aan de hand van de waarde van de activa. Deze gegevens haal ik uit de database bankscope. In dit onderzoek neem ik de, commerciële banken, spaarbanken, coöperatieve banken en investeerders banken mee. Wanneer de Tier 1 niet in de jaarrekening van de bank staat en dus niet te vinden is in bankscope, ga ik na of de Tier 1 ratio terug te vinden is in de jaarrekening van de bank. De bedrijfstakspecialisatie van de accountantskantoren bij de banken geef ik weer door het marktaandeel van de Big 4 accountantskantoren in de banken te berekenen in de Europese Unie. De gegevens die hiervoor nodig zijn haal ik uit bankscope en uit de jaarrekeningen van de Big 4 accountantskantoren. De meerderheid van de banken wordt door de Big 4 accountantskantoren gecontroleerd, om deze reden richt ik mijn onderzoek op banken die worden gecontroleerd door een Big 4 accountantskantoor.

1.6 Structuur en opbouw

Om de hoofdvraag van deze scriptie te beantwoorden wordt allereerst in Hoofdstuk 2 de literatuur over de bedrijfstakspecialisatie van accountantskantoren uiteengezet. In dit hoofdstuk komt naast de bedrijfstakspecialisatie, de bedrijfstakspecialisatie als onderdeel van de controlekwaliteit (audit quality) aan de orde. Verder licht ik toe wat het Tier 1 ratio inhoudt en wat de literatuur hierover benoemd met betrekking tot kwalificatie van “gezondheid” van banken. In dit hoofdstuk worden aan de hand van de gevonden literatuur de eerste drie deelvragen beantwoord. Vervolgens wordt in Hoofdstuk 3 ingegaan op de onderzoeksopzet. Als eerste bespreek ik van welke data er gebruik wordt gemaakt in dit onderzoek. Vervolgens zijn de formules toegelicht die gebruikt worden om de bedrijfstakspecialisatie te meten en als laatste leg ik uit wat een correlatieanalyse inhoud. In hoofdstuk 4 staan de resultaten die voortkomen uit het onderzoek. De mate van

bedrijfstakspecialisatie en door middel van een correlatie analyse wordt bepaald of er een verband is tussen de bedrijfstakspecialisatie en de Tier 1 ratio. De conclusie daarvan staat beschreven in

(10)

Hoofdstuk 5. In dit hoofdstuk worden ook de beperkingen van dit onderzoek besproken en de mogelijkheden tot verder onderzoek aangegeven.

(11)

Hoofdstuk 2: Literatuurstudie

2.1 Bedrijfstakspecialisatie

In het artikel van Vluggen en Muewissen(2002) wordt bedrijfstakspecialisatie uitgelegd als; ‘het zich toeleggen van accountantskantoren op het bedienen van ondernemingen die in dezelfde bedrijfstak actief zijn’. Uit dit artikel blijkt verder dat de beroepsorganisaties van accountants van mening zijn dat bedrijfstakspecialisatie cruciaal is voor het accountantsberoep voor het leveren van een optimale kwaliteit van dienstverlening. De belangrijkste redenen voor bedrijfstakspecialisatie zijn volgens Vluggen en Muewissen; kosteneffectiviteit door efficiëntie, kosteneffectiviteit door schaalvoordelen, reputatie en productdifferentiatie. Onder productdifferentiatie wordt verstaan; verschillen

aanbrengen in het productaanbod zodat je je onderscheid van de concurrenten. De rol van de bedrijfstakspecialisatie blijkt volgens Eichenseher en Danos (1981) een belangrijke invloed te hebben op de concurrentieverhoudingen tussen accountantskantoren. Dit komt door de groeiende economie in het bieden van audit diensten en de invloed van de regelgevers. Verder wordt er in hun artikel gesteld dat bedrijfstakgespecialiseerde accountantskantoren efficiënter te werk gaan en

schaalvoordelen creëren waardoor ze hun vaste kosten spreiden.

Door Zeff en Fossum (1967) is het eerste onderzoek gedaan naar bedrijfstakspecialisatie op de markt van de accountantscontrole. Zeff en Fossum gebruiken de data van The Fortune Directory uit

augustus 1965. Het artikel van Zeff en Fossum is het eerste genoemde, in het artikel van Gramling en Stone(2001). Het artikel van Gramling en Stone (2001) geeft een overzicht van achttien artikelen over bedrijfstakspecialisatie bij accountantskantoren en evalueert deze artikelen. Daarnaast bieden ze mogelijkheden voor verder onderzoek op gebied van de bedrijfstakspecialisatie. De belangrijkste doelstelling van dit onderzoek is; het begrijpen van de verbanden tussen de bedrijfstakspecialisatie van accountantskantoren, andere marktstrategieën van bedrijven en de marktuitvoering. Deze verbanden bieden inzicht in de relevantie van de bedrijfstakspecialisatie in de markt van

controlediensten. Een belangrijk onderzoek die in dit overzicht naar voren kwam is het onderzoek van Kwon(1996).

Het doel in het artikel van Kwon (1996) is om te onderzoeken of de mate van concurrentie in de bedrijfstak invloed heeft op de keuzes die de accountantskantoren maken in dezelfde bedrijfstak. Deze studie beschouwt de vraagkant van klanten naar accountantskantoren om de concurrentie in de accountantsindustrie te begrijpen. Dit onderzoek heeft aangetoond dat er minder

bedrijfstakspecialisatie van accountantskantoren is in bedrijfstakken met een hoge

concentratiegraad. Wanneer een bedrijfstak een hoge concentratiegraad heeft, betekent dit dat er een paar bedrijven zijn met een groot marktaandeel. Wanneer een bedrijfstak niet geconcentreerd is, wil dit zeggen dat er veel ondernemingen zijn met een klein marktaandeel. Ondernemingen willen binnen een geconcentreerde bedrijfstak niet graag hetzelfde accountantskantoor hebben als hun directe concurrenten. De ondernemingen zijn huiverig dat er bedrijfstak specialistische kennis van hun bedrijf uitlekt via het accountantskantoor aan de andere bedrijven. Verder wordt er in dit artikel vermeld dat de accountantskantoren die zijn gespecialiseerd in bepaalde bedrijfstakken, de

schattingen gemaakt door het management en de andere financiële overzichten, beter kunnen beoordelen.

(12)

Vervolgens kwam Hogan en Jeter (1999) met een onderzoek waarin ze trends onderzochten in de bedrijfstakspecialisatie van 1976 t/m 1993 en de factoren die mogelijk effect kunnen hebben op de bedrijfstakspecialisatie. In deze studie wordt bewijs gevonden dat wanneer de mate van concentratie over de periode groeit, dit consistent gepaard gaat met een groei in de controlekosten van de grote accountantskantoren. De oorzaak hiervan is dat de accountantskantoren een hogere

controlekwaliteit moeten toepassen omdat dit wordt verwacht door de klanten. Er word vanuit gegaan dat de bedrijfstakgespecialiseerde accountantskantoren meer kennis hebben in de

bedrijfstak. Om aan deze verwachting te voldoen, moeten de accountantskantoren meer controles uitvoeren. Dit gaat gepaard met hogere controlekosten. In dit onderzoek wordt aangetoond dat er hogere concentratielevels worden gevonden in gereguleerde bedrijfstakken. Daarnaast blijkt uit dit onderzoek dat het marktaandeel van accountantskantoren die geclassificeerd zijn als marktleider in het begin van het jaar, gegroeid is. Van de accountantskantoren met een kleiner marktaandeel aan het begin van het jaar, daalt het marktaandeel. Dit geeft aan dat er een toename is van opbrengsten wanneer er in bedrijfstakspecialisatie geïnvesteerd wordt.

Uit het onderzoek van Defond et al.(2000) blijkt dat bedrijfstakspecialisatie leidt tot twee verschillende uitkomsten. Dit is afhankelijk van of de accountant een ‘grote’ accountant of een ‘kleine’ accountant is. Wanneer het accountantskantoor valt onder de Big 6 kantoren resulteert dit erin, dat er premies bovenop de controlekosten zijn. De oorzaak hiervan is dat ze een hogere controlekwaliteit moeten toepassen, de klanten verwachten van grote kantoren dat er een hoge controlekwaliteit aanwezig is. Bij de niet Big 6 kantoren, leidt dit tot kortingen op de controlekosten. Dit suggereert dat er meer samenspel is tussen de reputatie van de big 6 kantoren en de

bedrijfstakspecialisatie dan bekend is in de voorgaande studies. Dit onderzoek heeft plaatsgevonden voor 2002. In de periode na 2002 zijn de kantoren Coopers en Pricewaterhouse samengegaan en is het netwerk van Arthur Anderson ophouden te bestaan. Op dit moment is er dus sprake van de Big 4; Ernst & Young, Deloitte, KPMG en PricewaterhouseCoopers.

Uit het onderzoek van Craswell et al. (1995) blijkt ook dat accountants die een merknaam hebben en bedrijfstak gespecialiseerd zijn, 34% meer verdienen aan de controle dan de accountants die niet gespecialiseerd zijn. Deze premies boven op de normale controlekosten wordt ook wel de Big 4 premie genoemd. Het onderzoek van Carson(2009) concludeert dat de wereldwijde

bedrijfstakspecialisatie leidt tot hogere tarieven. Deze premies worden veroorzaakt door de extra werkzaamheden die de accountants moeten doen omdat ze hogere technische controlekwaliteit moeten toepassen. Daarbij speelt het geen rol of het accountantskantoor in het desbetreffende land als een bedrijfstakspecialist wordt aangemerkt, doorslaggevend is de wereldwijde specialisatie. Dit onderzoek is uitgevoerd bij ongeveer 15.000 klanten in zestig landen.

Het antwoord op de eerste deelvraag; ‘ Wat houdt de bedrijfstakspecialisatie in binnen

accountantskantoren?’ kan worden beantwoord door middel van de literatuur uit deze paragraaf. De definitie van bedrijfstakspecialisatie is ‘ het zich toeleggen van accountantskantoren op het bedienen van ondernemingen die in dezelfde bedrijfstak actief zijn. Het onderzoek van Kwon (1996) heeft aangetoond dat er minder bedrijfstakspecialisatie van accountantskantoren is in bedrijfstakken met een hoge concentratiegraad. Bedrijfstakspecialisatie heeft dan ook een belangrijke invloed op de concurrentieverhoudingen binnen accountantskantoren. In het licht van deze scriptie brengt dit de vraag met zich mee wat de mate is van de bedrijfstakspecialisatie van accountantskantoren in de bedrijfstak banken.

(13)

2.2 Bedrijfstakspecialisatie als onderdeel van Audit Quality

In deze paragraaf worden eerst de definitie van audit quality en de drie soorten audit quality

besproken. Vervolgens ga ik in op wat er tot nu toe over audit quality gepubliceerd is. Tot slot eindigt deze paragraaf met de literatuur over de bedrijfstakspecialisatie als onderdeel van de audit quality. Audit quality is de engelse benaming voor de controlekwaliteit die de accountantskantoren leveren. Er bestaan drie soorten audit quality; de technische audit quality, de waargenomen audit quality en de service audit quality.

In het artikel van De Angelo (1981) wordt de volgende definitie van audit quality gegeven; de kans dat de accountant een overtreding ontdekt en rapporteert in het klantensysteem van de accountant. In deze context is er sprake van technische audit quality. In het artikel van Deis en Giroux (1992) wordt er ook van deze definitie gebruik gemaakt. Daarnaast wordt in het artikel van Palmrose (1988) audit quality gedefinieerd als het niveau van zekerheid, de kans dat de jaarrekening geen materiele nalatigheid of onjuistheden bevat. Een hogere mate van zekerheid stemt overeen met hogere technische audit quality’. De definities van De Angelo en Palmrose komen overeen. Bij beide definities speelt de kans op overtredingen en onjuistheden een grote rol.

De meest gebruikte definitie voor de service audit quality is het voldoen aan de verwachtingen van de klant. Naast het technische aspect van de controle gaat het ook om de geleverde diensten. Naast de technische audit quality en service audit quality is er ook de perceived audit quality. Dit is de waargenomen controlekwaliteit. Wanneer het lastig is om de technische audit quality te bepalen en er weinig kennis en vaardigheden aanwezig zijn bij de lezer van de jaarrekening, wordt het imago of de waarneming belangrijker. Het imago en de waarneming bepalen de perceived audit quality. Dopuch en Simunic (1980) waren de eerste die dachten dat er een mogelijk verschil in audit quality is tussen de grote en kleine accountantskantoren. Dopuch en Simunic suggereerden dat een groot kantoor (Big 4), meer audit quality levert, omdat ze hun reputatie beschermen willen. Het onderzoek van Deis en Giroux(1996) gaat ook in op de reputatie van accountantskantoren. Zij onderzoeken een aantal factoren die invloed kunnen hebben op de audit quality. Een verklaring voor het verschil in audit quality kan gerelateerd zijn aan factoren die met reputatie en machtsconflicten te maken hebben. De accountant wil zijn opbrengsten behouden, waardoor dit kan leiden tot prikkels om de audit quality te verlagen, zodat de accountant de klant kan behouden. Ook blijkt uit deze studie dat op basis van een sterke relatie tussen audit uren en audit quality, dat audit uren effect hebben op de audit quality.

In het onderzoek van D’Angelo (1981) wordt geconcludeerd dat de audit quality afhankelijk is van de grote van een accountantskantoor. Het maakt in dit geval niet uit of de accountantskantoren

beschikken over dezelfde technologische mogelijkheden. Verder blijkt uit dit onderzoek dat accountantskantoren met een groter marktaandeel meer te verliezen hebben wanneer ze een overtreding niet ontdekken in de administratie van de klant. Dit beïnvloedt naast de technische audit quality ook de waargenomen audit quality van de grote accountantskantoren. Daarnaast blijkt uit dit onderzoek dat een accountantskantoor die aan bedrijfstakspecialisatie doet, betere audit quality levert aan bedrijven in een bedrijfstak dan de accountantskantoren die niet gespecialiseerd zijn. Deis en Giroux (1992) en O’Keefde et al (1994) kwamen in hun onderzoek tot de conclusie dat er een

(14)

betere audit quality aanwezig is bij accountantskantoren met een groot marktaandeel. Dit versterkt het argument dat accountantskantoren met hoge bedrijfstakspecialisatie betere controles bieden. Het artikel geschreven door Francis (2004) spreekt van een aantal dimensies, waardoor de audit quality boven het gemiddelde minimum kan uitkomen. Bedrijfstakspecialisatie is een van deze dimensies. Uit dit artikel blijkt op het gebied van bedrijfstakspecialisatie dat; controlekosten hoger zijn voor de leiders in de bedrijfstak omdat ze een hogere technische controlekwaliteit moeten toepassen. Dit komt overeen met het onderzoek van Lys and Watts (1994), hieruit blijkt dat de bedrijfstakspecialisatie de audit quality kan verbeteren in bedrijfstakken. In deze studie zijn gegevens verzameld over 20 jaar, wat dit een sterk onderzoek maakt. Dit blijkt ook uit het onderzoek van Solomon et al (1999), zij geven aan dat bedrijfstakspecialisten meer kennis hebben over de bedrijfstak, omdat ze meer ervaring hebben in die bepaalde bedrijfstak. Hierdoor kunnen de accountants een betere beoordeling geven, wat kan leiden tot een betere technische audit quality. Uit het onderzoek van Knechel et al. (2007) blijkt dat de markt positief reageert wanneer een bedrijf verandert van een niet Big 4 accountant naar een Big 4 accountant die gespecialiseerd is. Verder komt er uit dit onderzoek dat de markt negatief reageert wanneer de accountant niet gespecialiseerd is. Deze resultaten suggereren dat de markt waarneemt dat de audit quality verschilt. Daarbij worden deze marktreacties vooral beïnvloed door de veronderstelde audit quality. Ook komt in dit onderzoek naar voren dat wanneer een onderneming verandert van een gespecialiseerde Big 4 accountant naar een niet gespecialiseerde Big 4 accountant dit kan leiden tot een negatieve marktreactie. Verrassend is dat er ook geobserveerd wordt dat de markt juist positief reageert wanneer het bedrijf verandert van een niet Big 4 accountant naar een Big 4 accountant die niet gespecialiseerd is. Deze resultaten suggereren dat de markt verschillen in de audit quality waarneemt gebaseerd op

bedrijfstakspecialisatie, die relevant zijn voor de waardering van de marktwaarde van de onderneming.

In tegenstelling tot het bovenstaande blijkt uit het artikel van Yardley et al (1992) dat er geen bewijs is van de aanname; ‘ grote accountantskantoren met hoge niveaus van bedrijfstakspecialisatie bieden betere audit diensten vergeleken met grote accountantskantoren die lagere niveaus hebben van bedrijfstakspecialisatie. Deze afwezigheid is vooral belangrijk gegeven het gedrag en de prestaties van accountantskantoren die in het algemeen worden aangenomen om verschil te maken in de klantenmarkt.

De tweede deelvraag luidde als volgt ‘Heeft de bedrijfstakspecialisatie invloed op de kwaliteit van de controle van accountantskantoren?’. Op basis van de voorgaande onderzoeken, kan gesteld worden dat de bedrijfstakspecialisatie invloed heeft op de audit quality. De grote van het accountantskantoor en het marktaandeel zijn factoren die invloed hebben op de audit quality. Daarnaast hebben

bedrijfstakgespecialiseerde accountantskantoren meer kennis in de bedrijfstak. Dit komt overeen met wat er eerder gesteld is in de hypothese in paragraaf 1.3. De audit quality van een jaarrekening is dus beter naar mate er meer bedrijfstakspecialisatie aanwezig is. Hieruit blijkt dat een hogere mate van bedrijfstakspecialisatie, net als gesteld in de hypothese, zorgt voor een betere kwaliteit van de jaarrekening.

(15)

2.3 Tier 1 ratio/gezondheid van banken

In deze paragraaf beantwoord ik de derde onderzoeksvraag aan de hand van een literatuur

onderzoek. De derde onderzoeksvraag betreft; ‘ Waarom is het Tier 1 kapitaal en de Tier 1 ratio een adequate ratio om de gezondheid van banken te beoordelen?’ De beantwoording van deze vraag structureer ik als volgt: eerst schrijf ik een uitleg wat de financiële ratio’s inhouden, waarna ik

vervolgens de positie van het Baselakkoord in relatie met de ratio’s beschrijf. Met name wordt hier in gegaan op de Tier 1 ratio. Vervolgens wordt uitgelegd wat de Basel akkoorden inhouden. Daarna worden er een aantal onderzoeken uitgelicht. Tot slot worden er twee voorbeelden genoemd uit de praktijk.

Kengetallen

Bij ondernemingen die als doelstelling hebben om winstgevende activiteiten te genereren wordt bij de financiële beoordeling van deze ondernemingen in het algemeen gelet op de volgende vier basisfactoren; liquiditeit, rentabiliteit, solvabiliteit en de toegevoegde waarde. De solvabiliteit staat hierbij in relatie met de rentabiliteit en liquiditeit. De rentabiliteit is de verhouding tussen het inkomen en het vermogen waarmee dit inkomen is verdiend en de liquiditeit geeft de mate aan waarin een onderneming aan haar betalingsverplichtingen kan voldoen. Het hoofddoel van de solvabiliteitsratio’s is om na te gaan in hoeverre een onderneming in staat is om aan haar financiële verplichtingen in verband met interestbetaling en aflossing van de schulden te voldoen. Er zijn twee solvabiliteitsratio’s die regelmatig gebruikt worden. De eerste is het eigen vermogen gedeeld door het vreemd vermogen en de tweede is de totale activa gedeeld door het vreemd vermogen. (Ooghe en Wijmeersch,1997).

Wanneer het gaat om het beoordelen van de financiële gezondheid van banken, wordt er net als in het algemeen bij ondernemingen, gebruik gemaakt van ratio’s. Hiervoor worden ook

liquiditeitsratio’s en solvabiliteitsratio’s gebruikt. Uit het statistische bulletin (september 2010) van De Nederlandsche Bank blijkt dat de crisis heeft gezorgd tot een verscherpte aandacht voor de solvabiliteit van banken. De solvabiliteit is de verhouding tussen het vreemd vermogen en het eigen vermogen. Voorbeelden van de solvabiliteitsratio’s bij banken zijn de BIS ratio en het Tier 1 ratio. De BIS ratio heeft deze naam gekregen omdat hij is vastgesteld door de Bank for International

Settlements (BIS). BIS is een internationale organisatie die internationale financiële samenwerking nastreeft en als bank optreed voor de nationale centrale banken. De minimumeis van de BIS ratio is 8 procent1. De BIS ratio betreft een ratio waarbij het totaal vermogen oftewel het toetsingsvermogen is uitgedrukt als percentage van de totale naar risico gewogen activa. De risico gewogen activa is het totaal van de activa berekend op basis van de risicograad van de individuele posten. Het

toetsingsvermogen bestaat uit een aantal bestanddelen; het kernkapitaal, het aanvullend kapitaal en het overige kapitaal. Het Tier 1 kapitaal is het kernkapitaal, dit is het meest zekere kapitaal van een bank2. Hiermee wordt bedoelt dat dit het kapitaal is met de hoogste kwaliteit. Dit heeft de hoogste kwaliteit omdat er geen contractuele verplichting is om af te lossen (permanentie) en er geen belemmeringen zijn om eventuele verliezen ten laste van dit vermogen te brengen. Ook is er geen verplichting om dividendbetalingen te doen of andere vergoedingen te verstrekken. Dit kapitaal bestaat uit het volgestorte aandelenkapitaal, alle reserves exclusief de herwaarderingsreserves, de

1

binck.ireports.nl

(16)

ingehouden winsten en de door De Nederlandsche Bank gedefinieerde innovatieve Tier 1

instrumenten. Goodwill en immateriële activa worden op het Tier 1 kapitaal in mindering gebracht3. Het tier 1 ratio is het kernkapitaal(Tier 1 kapitaal) van de banken, uitgedrukt als percentage van het vreemd vermogen. Banken kunnen behalve door winst te maken ook op andere manieren hun solvabiliteit verbeteren, en daarmee dus ook de Tier 1 ratio. Dit kunnen ze doen door het uitgeven van nieuwe aandelen of het afstoten van uitstaande kredieten of andere risicodragende activa4.

De Baselakkoorden

Voor een goed draaiende economie is het belangrijk dat een stabiel financieel systeem gekenmerkt wordt door banken die solvabel zijn. Dit is van belang zodat de bank aan haar financiële

verplichtingen voldoet en hiermee vertrouwen uitstraalt naar de maatschappij. Hiervoor zijn er op internationaal niveau afspraken gemaakt om de financiële status van de banken te beoordelen. Om de financiële banken zo goed mogelijk te verzekeren, zijn de banken aan strenge regelgeving onderworpen. De regelementen worden op internationaal vlak opgesteld door de Bank of International Settlements (BIS). De BIS is sinds de oprichting in 1930 een ontmoetingsplaats voor centrale bankiers. In de jaren zeventig kwamen veel banken in de problemen door de crisis die er op dat moment heerste. Dit gebeurde ondanks dat er bestaande regelgeving geschreven was door de BIS. Door deze problemen werd in 1974 vanuit de BIS door de centrale banken van 10 landen een comité opgericht met als doel; het vervaardigen van nieuwe richtlijnen ter verbetering van de kapitaalposities van de banken. Deze bijeenkomsten vonden plaats in Basel, vandaar dat dit comité ook wel het Basel Committee on Banking Supervision (BCBS) heet.

In 1988 werd door het BCBS het ‘Basel Capital Accord’ opgericht. Dit akkoord wordt nu het Basel 1 akkoord genoemd. Dit akkoord had als doel; de stevigheid en stabiliteit van het bankensysteem verbeteren en een gelijke basis creëren voor alle internationaal actieve banken. De hoofdregel van Basel 1 is dat per 100 euro uitgeleend geld minimaal 8 euro aan eigen vermogen moest worden aangehouden (garantiekapitaal). Het garantiekapitaal bestaat uit het Tier 1 en het Tier 2 kapitaal(uitleg hierover volgt later in deze paragraaf). In juni 1999 deed het Basel Comité een voorstel om het Basel 1 akkoord te vervangen voor een meer risicogevoelig kader. In 2007 werd de Basel 2 geïmplementeerd. Het Basel 2 akkoord bestaat uit 3 pijlers:

1. kapitaalvereisten die meer recht doen aan de feitelijk gelopen risico's, met meer aandacht voor het onderscheid tussen kredietrisico, marktrisico en operationeel risico;

2. aanpassing van de werkwijze van toezichthouders;

3. meer transparantie bij de informatieverstrekking door banken.

Basel 2 is ten opzichte van Basel 1 vooral gewijzigd omtrent de eerste pijler. In Basel 1 was er geen inzicht in de risico’s die de banken daadwerkelijk liepen bij een bepaald krediet. Daarom wordt in de eerste pijler van Basel 2 aandacht besteed aan het kredietrisico, marktrisico en het operationeel risico. In juli 2009 werden de eerste aanvullingen op het Basel 2 akkoord gemaakt, het Basel 3 akkoord. Vanaf december 2010 is het Basel 3 akkoord van kracht. In dit akkoord is besloten dat wanneer banken grotere risico’s willen nemen, zij ook een groter veiligheidsbuffer (meer eigen vermogen) moeten hebben. Het Basel 3 akkoord stelt een aantal normen, deze normen zijn te

3

http://binck.ireports.nl

(17)

bereiken in twee fasen: een Tier 1 kapitaal kernkapitaal van 4,5% tussen 2011 en 2015, en daarbij 2,5 % extra van 2016 tot 20195. Het tier 2 kapitaal is het aanvullende kapitaal op het kernkapitaal (Tier 1). Dit aanvullende kapitaal bestaat uit een hoog aanvullend kapitaal en een laag aanvullend kapitaal. Het hoger aanvullend kapitaal (upper Tier 2) bestaat uit cumulatief preferente aandelen met een onbepaalde looptijd, schulden met een onbepaalde looptijd en herwaarderingsreserves. Het lager aanvullend kapitaal (lower Tier 2) bestaat uit langlopende achtergestelde schulden6. Schulden onder het lower tier 2 met een contractuele resterende looptijd korter dan vijf jaar tellen in aflopende mate mee in het toetsingsvermogen(afbouwregeling). Het totale in aanmerking te nemen tier 2 kapitaal dient kleiner te zijn dan of gelijk te zijn aan het tier 1 kapitaal. Het lower tier 2 kapitaal mag niet meer bedragen dan vijftig procent van het tier 1 kapitaal7.

Stresstesten bij banken

Stresstesten zijn opgesteld door financiële toezichthouders om de financiële situatie van banken te analyseren. In deze stresstesten staat het Tier 1 ratio centraal, deze bepaalt in een stresstest hoe het gaat met de bank. Stresstesten bestaan uit 3 scenario’s, in deze scenario’s wordt de bank getest. Dit zijn scenario’s die bijvoorbeeld rekening houden met de verwachtingen over de economische groei. Daarnaast wordt er ook een slechte economische situatie gesimuleerd en een situatie die leidt tot afschrijvingen en schokken op de vastgoed- en aandelenmarkt. Deze stresstesten worden per bank opgemaakt om te zien of ze voldoende kernkapitaal hebben8.

Aanvullende literatuur

Het artikel van Estrella, Park en Peristani (2000)vergelijkt verschillende soorten van kapitaalratio’s die gebruikt worden om het failliet gaan van banken te voorspellen. Een conclusie uit dit onderzoek is dat eenvoudige kapitaalratio’s het bankfalen net zo goed kunnen voorspellen als de meer complexe ratio’s, daarbij zijn de eenvoudige ratio’s vrijwel kosteloos te berekenen en geven ze een goed beeld op de korte termijn. Daarbij pleit dit artikel niet tegen de meer complexere ratio’s, deze zijn van belang. De risico gewogen kapitaalratio’s zijn over het algemeen beter.

Voorbeelden uit de praktijk

Een recente overname in de bankenwereld in Nederland is dat de Friesland Bank is overgenomen door de Rabobank. De oorzaak hiervan is voornamelijk de bijzondere waardeverminderingen van de financiële activa bij de Friesland Bank door de economische crisis. Het verlies dat door de

waardeverminderingen is ontstaan werkt direct door in het vermogen. Hierdoor zijn de afgelopen jaren de solvabiliteitsratio’s bij de Friesland Bank gedaald. De BIS ratio is in 2011 gedaald van 12,1 % naar 6,1 % en de Tier 1 ratio is gedaald van 9% naar 4,2%. Door de overname van de Rabobank is door een agiostorting van 200 miljoen euro het vermogen weer aangezuiverd tot op een acceptabel niveau.

Een ander recent voorbeeld uit de bankenwereld waarbij de bank uiteindelijk zelfs failliet is gegaan, is de DSB Bank. De DSB Bank is onzorgvuldig geweest bij het verstrekken van hypotheekleningen, deze waren vaak te hoog. Hierdoor is de DSB Bank negatief in de publiciteit gekomen. Daarnaast 5 http://www.baseliii.nl 6 http://www.finano.nl/bankzaken/termen/tier-2-kapitaal.html 7 http://www.toezicht.dnb.nl/2/50-202106.jsp 8 http://deonlinebelegger.nl/depressies-a-crisissen/stresstest

(18)

werd er op 1 oktober 2009 door Lakeman opgeroepen dat wanneer je geld op de rekening van deze bank had, je het geld het beste van de rekening kon halen. Het gevolg hiervan was dat de

rekeninghouders binnen drie dagen 317 miljoen euro hadden opgenomen. Dit is daarna nog

opgelopen tot 664 miljoen euro, het moment dat de rechtbank tot een noodregeling besloot. Op 19 oktober 2009 is de DSB bank failliet verklaard. In 2006 bedroeg het Tier 1 kapitaal 128,2 miljoen en was de Tier 1 ratio 7,7 %. In 2007 is het Tier 1 ratio een beetje afgenomen naar 7,6 % maar daarna weer gestegen naar 8 % in 2008. Hieruit is niet zichtbaar dat het in deze jaren slecht gaat met de onderneming9. De jaarrekeningen over 2009 en 2010 zijn niet beschikbaar.

Conclusie

Na deze literatuur kan de deelvraag die in het begin van dit hoofdstuk is weergegeven beantwoord worden. Dit is de volgende deelvraag: ‘Waarom is het Tier 1 kapitaal en de Tier 1 ratio een adequaat ratio om de gezondheid van banken te beoordelen?’. Het Tier 1 kapitaal geeft het aandelenkapitaal en de ingehouden winsten weer. Het Tier 1 ratio en het Tier 1 kapitaal kunnen gebruikt worden als een adequaat ratio en kapitaal omdat deze als belangrijk wordt gezien in het Basel 3 akkoord. Daarnaast speelt de Tier 1 ratio ook een belangrijke rol in de stresstesten die worden opgesteld door financiële toezichthouders. De Tier 1 ratio geeft goed weer wanneer het minder goed gaat met een bank, zoals te zien is in het voorbeeld van de Friesland Bank. Omdat de Tier 1 ratio een erg

belangrijke factor speelt in de Basel akkoorden en zoals het uit het voorbeeld van de Friesland Bank blijkt, kan de Tier 1 ratio als adequaat ratio worden gezien om de banken te beoordelen.

9

http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2680/Economie/archief/article/detail/367899/2009/10/13/Dirk-Scheringa-onttrok-miljoenen-aan-DSB-Bank-en-dochterbedrijven.dhtml

(19)

Hoofdstuk 3 Onderzoeksopzet

Dit hoofdstuk laat zien hoe het onderzoek uitgevoerd gaat worden. In paragraaf 3.1 worden de selectie en onderzoeksdata weergegeven waar ik gebruik van ga maken tijdens mijn onderzoek. In paragraaf 3.2 wordt weergegeven hoe de bedrijfstakspecialisatie gemeten gaat worden. In de laatste paragraaf wordt aangegeven wat een bivariate correlatie analyse inhoud.

3.1 Selectie en Onderzoeksdata

In dit onderzoek is een selectie gemaakt van de top 25 banken in de Europese Unie in de periode 2007 t/m 2010. Er is voor de top 25 banken gekozen om het onderzoek af te bakenen. De top 25 banken waarvan de Tier 1 ratio wordt uitgezocht, wordt bepaald aan de hand van de hoogte van de totale activa aanwezig bij de banken. De data in dit onderzoek worden gehaald uit Bankscope. Deze database wordt maandelijks bijgewerkt door Bureau van Dijk, zij zijn tevens de eigenaren van Bankscope. Bureau van Dijk is wereldwijd één van de grootste en snelst groeiende aanbieders van informatie over bedrijven, met meer dan dertig jaar ervaring in het ontwikkelen van

bedrijfsinformatietoepassingen. De producten bevatten gegevens van geselecteerde

informatiepartners, aangevuld met informatie van hun eigen onderzoekers. Het productassortiment van Bureau van Dijk bevat databases met bedrijfsinformatie en bedrijfsgegevens voor individuele landen, regio’s en de hele wereld. De wereldwijde database Orbis van Bureau van Dijk combineert informatie van zo’n honderd bronnen over bijna 65 miljoen bedrijven.

Bankscope bevat de financiële informatie van meer dan 30.000 banken wereldwijd en bevat bankscope jaarrekeningen, beoordelingen en gegevens van banken. De database bankscope is toegankelijk wanneer je deze tegen betaling aanschaft bij Bureau van Dijk. Bankscope is toegankelijk via de Rijksuniversiteit Groningen, hiermee is een overeenkomst afgesloten dat studenten gebruik van Bankscope kunnen maken. De Tier 1 ratio van de top 25 banken wordt uit bankscope gehaald. De jaarrekeningen die niet in Bankscope te vinden zijn, ga ik via de internetsites van de betreffende banken opzoeken.

De bedrijfstakspecialisatie van de accountantskantoren geef ik weer aan de hand van het aandeel van het accountantskantoor in de bedrijfstak banken ten opzichte van de andere bedrijfstakken, op basis van de omzet. Deze gegevens haal ik uit de wereldwijde jaarrekeningen van de

accountantskantoren. Daarnaast wordt bepaald welk marktaandeel de accountantskantoren in de banken hebben. Dit gebeurt door de totale activa van alle banken in de Europese Unie te nemen en daarna te bepalen welk accountantskantoor de grootste totale activa van de banken controleert. Verder wordt de mate van concentratie van de Big 4 accountantskantoren in de banken berekent aan de hand van het marktaandeel.

(20)

3.2 Meten bedrijfstakspecialisatie

De bedrijfstakspecialisatie bij accountantskantoren ga ik in mijn onderzoek meten aan de hand van het model in het artikel van Kwon (1996) en het artikel van Hogan en Jeter(1999). Yardley, et al (1992) introduceerden deze bedrijfstakmetingen, die vier jaar later werden toegepast door Kwon (1996). In dit onderzoek worden formules gebruikt om de mate van bedrijfstakspecialisatie vast te leggen bij de accountantskantoren.

Daarnaast speelt de mate van concentratie van de banken en accountantskantoren een rol in dit onderzoek. Als een bedrijfstak geconcentreerd is, betekent dit dat er een paar bedrijven zijn met een groot marktaandeel. In dit geval zal de mate van concentratie van de accountantskantoren in de bedrijfstak banken hoog zijn. Wanneer een bedrijfstak niet geconcentreerd is wil dit zeggen dat er veel ondernemingen zijn met een klein marktaandeel.

In dit onderzoek komen 2 proxies naar voren die gebruikt worden voor het meten van

bedrijfstakspecialisatie. De eerste formule die daarvoor gebruikt wordt in het artikel van Kwon, is om de mate van bedrijfstakspecialisatie aan de hand van het marktaandeel te meten van de

accountantskantoren. Het marktaandeel van accountantskantoor(i) in de bedrijfstak (k) is het volgende:

Deze formule wordt ook door Hogan en Jeter in hun onderzoek gebruikt alleen dan onder de naam, het marktaandeel. De bedrijfstakspecialisatie wordt in het onderzoek van Hogan en Jeter bepaald voor alle bedrijfstakken die de accountantskantoren controleren. In dit onderzoek wordt deze formule niet toegepast bij alle bedrijfstakken maar wordt de bedrijfstakspecialisatie alleen bepaald voor de bedrijfstak banken. Hierbij wordt de bedrijfstak banken dus vergeleken met de totale omzet van alle bedrijfstakken van de accountantskantoren.

De laatste formule is ACRik, deze formule meet de mate van concentratie van de

accountantskantoren. Om te bepalen wat de mate van de concentratie van de accountantskantoren is, worden de activiteiten van elk accountantskantoor in vergelijking met de totale activiteiten in de bedrijfstak als volgt gemeten:

Het nadeel van deze twee formules is dat de bedrijfstakspecialisatie wordt berekend aan de hand van de verschillende bedrijfstakken die de accountant controleert. Er wordt bij deze formules uit de artikelen van Hogan en Jeter(1999) en Kwon(1996) niet alleen gebruik gemaakt van de bedrijfstak banken maar ook van de andere bedrijfstakken. Daarom wordt in dit onderzoek gekeken hoe hoog de omzet is van de verschillende accountantskantoren in de bedrijfstak banken in de hele wereld om de mate van de bedrijfstakspecialisatie te meten. De gehele omzet van het accountantskantoor wordt vergeleken met de omzet uit de financiële instellingen. Omdat het marktaandeel invloed heeft

(21)

op de mate van bedrijfstakspecialisatie , wordt in deze scriptie de bedrijfstakspecialisatie gelinkt aan het marktaandeel.

3.3 Correlatieanalyse en Regressieanalyse

Om te bepalen of er een samenhang is tussen de Tier 1 ratio en de mate van bedrijfstakspecialisatie bij accountantskantoren, wordt er gebruik gemaakt van de correlatieanalyse. De correlatieanalyse geeft een indruk van de samenhang tussen twee variabelen. De correlatie maakt duidelijk in welke mate twee variabelen met elkaar samenhangen en welke richting dit verband heeft

(positief/negatief). (Huizingh, 2008) De correlatie coëfficiënt meet niet elke samenhang tussen twee variabelen, maar alleen de lineaire samenhang. In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van de Pearson’s correlatie efficiënt. Deze wordt gebruikt wanneer er wel een verband verwacht wordt, maar men geen lineariteit kan/wil aannemen. Daarnaast wordt in dit onderzoek de regressieanalyse gebruikt. De regressie analyse probeert een numerieke verklaring te geven en gaat na of er op basis van de correlatie van de onafhankelijke variabele (Tier 1 ratio) en de afhankelijke

variabele(marktaandeel), een positief of een negatief verband is.

Bij deze analyse wordt gebruik gemaakt van de p-waarde (overschrijdingskans). Dit is de kans dat in de verdeling, gegeven door de nulhypothese, de waarde van de toetsingsgrootheid wordt behaald of overschreden. De p-waarde geeft aan hoe extreem de gevonden waarde voor de toetsingsgrootheid in de verdeling onder de nulhypothese is. In de praktijk wordt een p-waarde aangehouden van 0,05. Is de p-waarde kleiner dan 0,05 dan is het een sterk significante uitkomst. Een significante uitkomst houdt in dat de uitkomst de veronderstelling in sterke mate ondersteunt dat het waargenomen effect niet door toeval is ontstaan, maar door iets anders10.

Het computerprogramma SPSS 20 biedt ondersteuning bij het uitvoeren van de correlatieanalyse en de regressieanalyse.

10

(22)

Hoofdstuk 4 Resultaten

In dit hoofdstuk komt de deelvraag; ‘Wat is de mate van bedrijfstakspecialisatie van de

accountantskantoren voor de controle van banken?’ aan de orde. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk een correlatieanalyse en een regressieanalyse uitgevoerd om na te gaan of er een verband aanwezig is tussen de mate van bedrijfstakspecialisatie en de Tier 1 kapitaal ratio.

4.1 Mate van bedrijfstakspecialisatie en Concentratie

In deze paragraaf wordt de mate van bedrijfstakspecialisatie bepaald aan de hand van het aandeel van de accountantskantoren in de financiële instellingen op basis van de omzet. Deze gegevens zijn uit de wereldwijde jaarrekeningen gehaald van de Big 4 accountantskantoren(zie onderstaande tabel). Ernst & Young heeft geen gegevens beschikbaar op het gebied van omzet behaald uit

financiële instellingen. Uit het overzicht blijkt dat PWC het grootste marktaandeel heeft op basis van de omzet. Het marktaandeel bij PWC is vanaf 2008 dalend in tegenstelling tot het marktaandeel van Deloitte. Terwijl bij KMPG het marktaandeel juist wisselend is. Een mogelijke oorzaak hiervan kan zijn dat er klanten van PWC naar Deloitte zijn gegaan. Uit het overzicht in bijlage 1 blijkt dat van de top 25 banken in Europese Unie, geen van de banken is overgestapt van PWC naar Deloitte. Wel kan het zijn dat banken buiten de banken die buiten de top 25 van de Europese Unie een overstap hebben gemaakt.

Tabel 4.1: Wereldwijde omzet gerealiseerd door de Big 4 kantoren bij de financiële

instellingen.(*1.000.000 USD)

2010 2009 2008 2007

Deloitte 6.900 6.900 6.140 5.300

Ernst & Young x x x x

KPMG 5.480 5.040 5.680 4.860

(23)

Uit tabel 4.2 blijkt dat PWC het hoogste aantal procenten van de omzet ten opzichte van de andere kantoren gegenereerd heeft uit de financiële instellingen. In 2007 is 27,2 % van de omzet van PWC voortgekomen uit de financiële instellingen. Dit is gestegen naar 30 % in 2010. Dit betekent dat PWC de hoogste mate van bedrijfstakspecialisatie heeft in vergelijking met de andere kantoren. KPMG haalt in 2007, 2008 en 2010 procentueel meer omzet uit de financiële instellingen dan Deloitte. In het jaar 2009 haalt Deloitte procentueel meer omzet uit de financiële instellingen dan KPMG. De oorzaak hiervan is waarschijnlijk wisseling van banken naar een ander accountantskantoor.

Tabel 4.2: Procentuele omzet uit de financiële instellingen ten opzichte van de totaal omzet van de

accountantskantoren.

2010 2009 2008 2007

Deloitte 0,259 0,264 0,224 0,229

Ernst & Young x x x x

KPMG 0,266 0,251 0,25 0,245

PWC 0,300 0,292 0,283 0,272

Naast het aandeel op basis van de omzet van de accountantskantoren wereldwijd uit de financiële instellingen wordt ook het marktaandeel berekend aan de hand van de activa uit bankscope. Deze gegevens zijn te zien in de onderstaande tabel.

Tabel 4.3: Marktaandeel accountantskantoren in de bankensector in de Europese Unie

2010 2009 2008 2007

Ernst and Young 0,193 0,191 0,182 0,187 Deloitte 0,205 0,211 0,212 0,242 PWC 0,250 0,248 0,242 0,251 KPMG 0,214 0,213 0,226 0,235 Totaal 0,862 0,863 0,862 0,915

Uit bovenstaande tabel blijkt dat PriceWaterhouseCoopers het accountantskantoor is, met het hoogste marktaandeel in de bankensector op basis van de totale activa van de banken. Ernst en Young heeft het kleinste marktaandeel in de bankensector. In het jaar 2007 heeft Deloitte een hoger marktaandeel dan KPMG, maar in de jaren 2008 t/m 2010 heeft KPMG een hoger marktaandeel in de bankensector. Uit de totalen blijkt dat het totaal van het marktaandeel niet tot honderd procent komt. De oorzaak hiervan is dat de banken niet altijd hun accountant doorgeven aan Bankscope. Daarnaast zijn er ook nog andere accountantskantoren die banken controleren naast de Big 4 kantoren. In Frankrijk worden bijvoorbeeld een aantal banken gecontroleerd door het

accountantskantoor Mazars, terwijl de banken Banca Romagna (Italië) en CMC Markets (Engeland) worden gecontroleerd door het accountantskantoor Baker Tilly.

(24)

De gegevens uit tabel 4.3 zijn consistent met het marktaandeel op basis van de omzetgegevens wereldwijd. Daaruit blijkt ook dat PWC het grootste marktaandeel heeft. Daarnaast blijkt uit tabel 4.3 dat het marktaandeel van 2007 naar 2010 gedaald is. Een oorzaak hiervan kan zijn dat er minder banken hun gegevens hebben doorgegeven aan bankscope of dat er kantoren buiten de Big 4 kantoren een gedeelte van het marktaandeel heeft overgenomen.

In de artikelen van Hogan en Jeter(1999) wordt ACR3k gebruikt, deze ratio is gebaseerd op de formule uit paragraaf 3.2. Deze wordt berekend als som van het marktaandeel van de top drie accountantskantoren in elke bedrijfstak. Wanneer de waarde van de ACR3k in totaal groeit, wordt er een groei verwacht in de waarde van ACR3k van elke bedrijfstak. Wanneer de waarde één is,

betekent dit dat er een hoge mate van bedrijfstakspecialisatie in de bedrijfstak banken is. Dit betekent dat de bedrijfstak erg geconcentreerd is.

In het artikel van Hogan en Jeter wordt de ACR3k in gebruikt er vanuit gaande dat er zes grote accountantskantoren aanwezig zijn(Big 6). In voorgaande artikelen is er gebruik van de Big 8 accountantskantoren en werd er toen gebruik gemaakt van de ACR4K. Dit betekent dat de mate van concentratie bepaald wordt aan de hand van de vier grootste accountantskantoren. Omdat er op dit moment sprake is van de Big 4 accountantskantoren, nemen we de twee grootste

accountantskantoren om daarmee de ACR2k te bepalen.

Tabel 4.4: Mate van concentratie van de twee grootste accountantskantoren

Jaar ACR2K

2010 0,464

2009 0,461

2008 0,468

2007 0,493

Uit de bovenstaande tabel blijkt dat de mate van concentratie niet tot de helft komt. Dit betekent dat de mate van concentratie in de bedrijfstak banken niet heel hoog is. Dus er kan naar mijn mening niet gesproken worden dat de bedrijfstak banken een hoge concentratie heeft. De mate van

concentratie ligt niet hoog omdat er sprake is van vier grote accountantskantoren(de Big 4) in de markt. Daarnaast zijn er nog een aantal kleine kantoren die banken controleren maar hiervan is het marktaandeel erg klein. Wanneer de concentratie wel hoog zal zijn, had het percentage tegen de 100% aangelegen. Daarnaast blijkt hier ook uit dat de mate van bedrijfstakspecialisatie laag ligt.

(25)

4.2 Bivariate correlatie analyse

In deze paragraaf wordt de bivariate correlatieanalyse uitgevoerd om na te gaan of er een verband is tussen de bedrijfstakspecialisatie en het Tier 1 ratio. Wat opvalt aan de Tier 1 ratio is dat deze bij alle banken, gecontroleerd door de verschillende accountantskantoren, gemiddeld is gestegen. Dit is te zien in de onderstaande tabel.

Tabel 4.5: Gemiddelde Tier 1 ratio van de top 25 banken in de EU gecontroleerd door Deloitte, E&Y,

KPMG en PWC.

2010 2009 2008 2007 Gemiddelde ratio

Deloitte 12,03 11,42 9,64 8,03 10,28

Ernst & Young 11,67 10,61 9,33 8,1 9,93

KPMG 11,52 10,83 8,23 7,78 9,59

PWC 12,5 11,65 10,05 8,66 10,71

Uit bovenstaande tabel blijkt dat PWC het hoogste gemiddelde Tier 1 ratio heeft en KPMG het laagste gemiddelde Tier 1 ratio heeft. Dit zal moeten betekenen dat PWC ook de grootste

bedrijfstakspecialisatie heeft in het kader van de hypothese. KPMG zou dan de laagste gemiddelde ratio moeten hebben. Wanneer je dit vergelijkt met de gegevens uit tabel 4.4, blijkt dat PWC het grootste marktaandeel heeft op basis van de omzet. Dit suggereert dat de hypothese gesteld in de onderzoek juist zal zijn. Om te onderzoeken of er daadwerkelijk een verband is tussen de

bedrijfstakspecialisatie en de Tier 1 ratio wordt er een correlatie en regressieanalyse uitgevoerd.

Tabel 4.6: Correlatie analyse tussen de bedrijfstakspecialisatie en de Tier 1 ratio.

Pearson Correlatie Ernst en Young - Deloitte 0,862 KPMG 0,841 PWC 0,996

Uit bovenstaande tabel blijkt dat tussen het marktaandeel van de accountantskantoren en het Tier 1 ratio verschillende correlaties aanwezig zijn. De waarde van de correlatie kan variëren van -1 tot 1. Wanneer een correlatie efficiënt +1 of -1 bedraagt betekent dat er een positief of negatief lineair verband is tussen het marktaandeel en de Tier 1 ratio. Een correlatie efficiënt van 0 wil zeggen dat er helemaal geen lineaire samenhang is. Uit de tabel is te zien het verband bij alle drie

accountantskantoren tegen de één aan ligt. Vooral bij PWC ligt deze correlatie tegen de één. Dit betekent dat er een positief verband is tussen de Tier 1 ratio en de mate van bedrijfstakspecialisatie.

(26)

Uit het voorgaande is nog niet gebleken of de mate van bedrijfstakspecialisatie invloed heeft op de hoogte van het Tier 1 ratio. De correlatieanalyse schiet te kort om dit te kunnen weergeven daarom in de volgende paragraaf nog een regressieanalyse.

4.3 Regressieanalyse

De regressie analyse is net als de correlatieanalyse een statistische techniek voor het analyseren van gegevens waarin er mogelijk sprake is van een samenhang, dit is aangeduid als de regressie. In de regressieanalyse wordt gebruik gemaakt van een afhankelijke variabele en een onafhankelijke variabele. In dit onderzoek is de bedrijfstakspecialisatie de onafhankelijke variabele en de Tier 1 ratio de afhankelijke variabele. De regressieanalyse veronderstelt dus causaliteit tussen de variabelen. De onafhankelijke variabele wordt gezien als de oorzaak en de afhankelijke variabele als het gevolg.

Tabel 4.7 Correlatie tussen de Tier 1 ratio en het marktaandeel (bedrijfstakspecialisatie)

R (Correlatie) R square Significantie

Ernst & Young - - -

Deloitte 0,862 0,743 0,138

KPMG 0,841 0,663 0,186

PWC 0,996 0,993 0,04

De R square is de determinatie coëfficiënt en geeft het percentage verklaarde variantie weer. Bijvoorbeeld de Rsquare van Deloitte is 0,743, dit betekent dat 74,3% van de variantie in de Tier 1 ratio wordt verklaard door de bedrijfstakspecialisatie. Bij PWC wordt zelfs 99,3 % van de variantie in de Tier 1 ratio verklaard door de bedrijfstakspecialisatie.

Over het algemeen is in tabel 4.7 te zien dat er wel een verband aanwezig is tussen het marktaandeel en het Tier 1 ratio op basis van de regressieanalyse. Een significantie kleiner dan vijf procent

betekent dat de kans groot is dat de uitkomsten niet door toeval zijn ontstaan. Het blijkt dat de significantie boven de vijf procent ligt bij Deloitte en KPMG. Hierbij is er dus grote kans dat de uitkomsten door toeval zijn ontstaan. Bij PWC ligt de significantie wel binnen de vijf procent. Dit betekent dat er voor PWC wel een significant verband is tussen het Tier 1 ratio en de

(27)

Hoofdstuk 5 Conclusie en beperkingen

In dit laatste hoofdstuk komen de conclusies en beperkingen aan de orde. Waarmee de laatste deelvraag wordt beantwoord: ‘Is er een verband tussen de bedrijfstakspecialisatie bij

accountantskantoren en de gezondheid van banken?’ Ook worden de beperkingen van het onderzoek weergegeven. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk aandacht besteed aan mogelijk vervolgonderzoek.

5.1 Conclusie

Uit het tweede hoofdstuk blijkt dat de definitie van bedrijfstakspecialisatie is; ‘het zich toeleggen van accountantskantoren op het bedienen van ondernemingen die in dezelfde bedrijfstak actief zijn’. Het onderzoek van Kwon (1996) heeft aangetoond dat er minder bedrijfstakspecialisatie van

accountantskantoren is in de bedrijfstakken met een hoge concentratiegraad. Bedrijfstakspecialisatie heeft dan ook een belangrijke invloed op de concurrentieverhoudingen binnen accountantskantoren. De tweede deelvraag is de volgende; ‘Heeft de bedrijfstakspecialisatie invloed op de kwaliteit van de controle van accountantskantoren?’. Er kan gesteld worden dat de bedrijfstakspecialisatie invloed heeft op de audit quality. De grootte van het accountantskantoor en het marktaandeel zijn factoren die ook invloed hebben op de technische audit quality.

Het Tier 1 ratio kan gebruikt worden als een adequaat ratio omdat ze als belangrijk wordt gezien in het Basel 3 akkoord. Daarnaast speelt de Tier 1 ratio ook een belangrijke rol in de stresstesten die worden opgesteld door de financiële toezichthouders.

De banken in de Europese Unie worden vooral gecontroleerd door de Big 4 accountantskantoren. PWC is het accountantskantoor met de grootste mate van bedrijfstakspecialisatie bij de financiële instellingen op basis van de omzet van de accountantskantoren. Uit tabel 4.4 blijkt dat de mate van concentratie van de accountantskantoren in de bedrijfstak banken laag ligt, omdat de mate van concentratie niet naar de één toe neigt. Wel is de mate van concentratie in de jaren 2007 t/m 2010 afgenomen. Dit betekent dat de bedrijven een minder groot marktaandeel hebben.

Uit tabel 4.3 blijkt dat PWC ook het grootste marktaandeel heeft wereldwijd op basis van de omzet. Dit is dus consistent met de uitkomsten van het marktaandeel op basis van de activa in de Europese Unie. Ook komt tabel 4.4 overeen met de voorgaande gegevens dat PWC het grootste marktaandeel heeft. In deze tabel wordt aangegeven wat de hoeveelheid omzet van de financiële instellingen is in vergelijking met de totale omzet per accountantskantoor wereldwijd.

Uit tabel 4.6 blijkt dat er wel een lineair verband is tussen de bedrijfstakspecialisatie en het Tier 1 ratio. Uit de bovenstaande resultaten op basis van de correlatieanalyse komt naar voren dat er wel een lineair verband is tussen de Tier 1 ratio en de bedrijfstakspecialisatie van accountantskantoren in het algemeen. Dit verband is niet significant, dus niet betrouwbaar genoeg.

Op basis van de regressieanalyse blijkt dat er dat er wel een verband tussen het Tier 1 ratio en het marktaandeel aanwezig is maar dat deze niet significant is. Een significantie van kleiner dan 0,05 betekent dat het model significant is. De berekende significanties zijn niet kleiner dan 0,05 bij Deloitte en KPMG, dit betekent dat er geen significant verband aanwezig is tussen de

(28)

bedrijfstakspecialisatie van deze accountantskantoren bij banken en de Tier 1 ratio. Bij het accountantskantoor PWC is er wel een significant verband aanwezig.

Op basis van de correlatie en de regressie analyse is te concluderen dat er dus geen significant verband aanwezig is tussen de bedrijfstakspecialisatie bij de accountantskantoren en de gezondheid van banken.

(29)

5.2 Beperkingen

Een beperking in dit onderzoek is het gebruik van de database bankscope. Deze database wordt gebruikt om het marktaandeel van de accountants bij de banken te bepalen op basis van de activa van de banken. In bankscope wordt niet altijd door de banken bij het doorgeven van de gegevens, de accountant doorgegeven.

In dit onderzoek wordt de tier ratio onderzocht aan de hand van de top 25 banken. Om een vollediger beeld te kunnen vormen, had dit ratio van alle banken uitgezocht kunnen worden. In verband met de afbakening van dit onderzoek, is het tier ratio alleen voor de top 25 banken uitgezocht.

Daarnaast is een beperking in dit onderzoek dat de omzetgegevens van de banken niet beschikbaar zijn in de Europese Unie. Deze zijn alleen maar wereldwijd beschikbaar als sector financiële

instellingen.

5.3 Vervolgonderzoek

In deze paragraaf wordt aangegeven wat voor onderzoek er in de toekomst gedaan kan worden op het gebied van bedrijfstakspecialisatie en het Tier 1 ratio.

Tot op heden is er geen onderzoek gedaan over de gezondheid van banken in combinatie met de bedrijfstakspecialisatie van de accountantskantoren bij banken. Een van de laatste uitgebreide onderzoeken op het gebied van bedrijfstakspecialisatie is het onderzoek van Hogan en Jeter uit 1999. Hierin wordt de bedrijfstakspecialisatie bepaald van accountantskantoren in verschillende

bedrijfstakken. Naast de bedrijfstak banken, kan er ook onderzoek gedaan worden naar de

bedrijfstakspecialisatie binnen andere bedrijfstakken. Zodat niet alleen de bedrijfstakspecialisatie van de banken bepaald wordt.

In dit onderzoek draait het bij de banken om de top 25 banken in de Europese Unie waarvan de Tier 1 ratio is uitgezocht, dit kan ook worden gedaan voor alle banken. Wanneer de Tier 1 ratio van alle banken onderzocht zal worden, is het onderzoek uitgebreider. In dit onderzoek is dit niet gedaan om het onderzoek af te bakenen.

Daarnaast kan een oorzaak van het verschil in het marktaandeel van het accountantskantoor in de bedrijfstak banken zijn, dat de banken verandert zijn van accountant. Een vervolg onderzoek kan gaan om het verklaren van dit tussenliggende verschil.

(30)

Hoofdstuk 6 Referenties

Altman, E.I.(1968) Financial Ratios, Discriminant Analysis and the Prediction of Corporate Bankruptcy.

The Journal of Finance, Vol. 23, No. 4, 589-609.

Ballas, A.B., Fafaliou, I. (2008), Market Shares and Concentration in the EU Auditing Industry: the Effects of Andersen’s Demise. International Atlantic Economic Society, 14:485–497

Balsam S., Krishnan J. en Yang J. S., (2003), “Auditor Industry Specialization and Earnings Quality”, Auditing: A Journal of Practice & Theory, Vol. 22, pp.71-97

Benston, G., Irvine P., Rosenfeld, J., Sinkey, J.F. (2003) Bank Capital Structure, Regulatory Capital, and Securities Innovations. Journal of Money, Credit and Banking, Vol. 35, No. 3, 301-322.

Berger, Allen N., Richard J. Herring, Giorgio P. Szegö, (1995), “The Role of Capital in Financial Institutions,” Journal of Banking and Finance 19 393-430.

Brockman, P., Turtle, H.J., (2003). A barrier option framework for corporate security valuation.

Journal of Financial Economics 67, 511–529.

Chi, H., Chin, C. (2011) Firm versus Partner Measures of Auditor Industry Expertise and Effects.

Auditing: A Journal of Practice & Theory. Vol. 30, No. 2, 201-229

Craswell, A. T., J. R. Francis, and S. L. Taylor. 1995. Auditor brand name reputations and industry specializations. Journal of Accounting and Economics 20 (3): 297–322.

Deegan, C., (2000), Unregulated Financial Reporting Decisions:Considerations of Systems Oriented Theories, in: Financial Accounting Theory, Roseville: McGraw Hill Australia, pp. 249-281.

DeFond, M.L., Francis, J., Wong, T.J. (2000). Auditor industry specialization and market segmentation: evidence from Hong Kong. Auditing: A Journal of Practice and Theory Spring: 49-66

DeAngelo, L. E. 1981. Auditor size and audit quality. Journal of Accounting and Economics 3 (3):183– 199.

Deis, D. R. Jr., and G. Giroux. 1996. The effect of auditor changes on audit fees, audit hours, andaudit quality. Journal of Accounting and Public Policy 15 (1): 55–76.

Dopuch, N., King, R.R., Schwartz, R.(2001) An experimental Investigation of Retention and Rotation Requirements. Journal of Accounting Research, Vol. 39, No. 1, 93-117.

Elisabeth Carson, Industry Specialization by Global Audit Firm Networks, The Accounting Review, No. 2, 2009, pagina's 355-382

Eichenseher, J. W., and P. Danos. 1981. The analysis of industry-specific auditor concentration: Towards an explanatory model. The Accounting Review 56 (3): 479–492.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor welke andere opgaven zou onze invulling van eigentijds openbaar bestuur van nut kunnen zijn.. Ik zie de volgende kenmerken voor

Voorwaarden vanuit de NVOG om hiermee in te stemmen zijn: gynaecologen moeten deze informatie kunnen gebruiken, het moet op een laag aggregatieniveau zijn en het verzamelen van

Het werkzame bestanddeel glycopyrronium (als bromide) is in het GVS opgenomen als capsule voor inhalatiepoeder met een afgegeven dosis van 44 microgram (Seebri® en Tovanor®),

Ouders gaven aan zelf niet altijd te weten hoe ze hun kinderen kunnen helpen en ondersteunen bij het leerproces en diverse basisscholen gaven aan op zoek te zijn naar een

Een per- mutatietest laat zien dat de mate van specialisatie in bedrijfstakken met veel beursgenoteerde ondernemin- gen significant hoger is dan in bedrijfstakken met min-

De mate waarin de Financial audit (gericht op externe verslaglegging) en Operational audit (mede gericht op interne-informatievoorziening) op elkaar aansluiten wordt

In deze factsheet lees je wanneer een delier optreedt, wat de gevolgen kunnen zijn en hoe je een delier kunt voorkomen door inzet van het Amerikaanse Hospital Elderly Life

De vrijwilliger is aansprakelijk voor schade die door het ziekenhuis en/of haar patiënten wordt geleden, doordat de vrijwilliger niet de waarheid heeft gesproken over