• No results found

De werking van Cognitive Bias Modification op het recreatief cannabisgebruik van jongvolwassenen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De werking van Cognitive Bias Modification op het recreatief cannabisgebruik van jongvolwassenen"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Werking van Cognitive Bias Modification op het Recreatief

Cannabisgebruik van Jongvolwassenen

Marloes Gunsing

Bachelorproject

Universiteit van Amsterdam

Specialisatie: Klinische Ontwikkelingspsychologie Studentnummer: 10324941

Begeleider: Hans van der Baan Datum: 01 – 05 – 2016

(2)

Abstract

In dit onderzoek is de werking van Cognitive Bias Modification (CBM) op het recreatief cannabisgebruik van 47 jongvolwassenen onderzocht. Ook is onderzocht of er een verschil in werking is tussen een training met neutrale plaatjes en een training met sportplaatjes. Deelnemers werden willekeurig verdeeld over deze twee trainingen, die beide uit vier sessies bestonden. De aandachtsbias, het cannabisgebruik en het sportgedrag van de deelnemers werden voorafgaand en na afloop van de training gemeten. De aandachtsbias werd gemeten d.m.v. een visual probe task, cannabisgebruik werd gemeten met de CU-S en sportgedrag werd gemeten met de SPOR-S. In tegenstelling tot de verwachting bleek zowel de aandachtsbias als het cannabisgebruik in beide condities niet te zijn afgenomen en bleek sportgedrag niet te zijn toegenomen in de sportconditie. Ook bleek er geen verschil in werking tussen de twee trainingen. Uit dit onderzoek blijkt dus dat

(3)

Inleiding

Na alcohol is cannabis één van de meest gebruikte drugs in Nederland (Jellinek, 2013). Cannabis wordt vooral veel gebruikt door jongeren. Van alle scholieren in Nederland tussen de 12 en de 18 jaar heeft 71.4% ooit cannabis gebruikt. Hiervan heeft 7.7% de afgelopen maand nog gebruikt (Jellinek, 2015). Frequent cannabisgebruik is een belangrijke risicofactor voor het ontwikkelen van een cannabisverslaving (Johns, 2001). Bij mensen die een cannabisverslaving ontwikkelen, ontstaat een patroon waarbij de frequentie en hoeveelheid van cannabisgebruik geleidelijk toenemen (APA, 2014). Mensen met een cannabisverslaving worden gekarakteriseerd door het hebben van een sterke craving, een verlies van controle over het gebruik en het doorgaan met gebruiken ondanks de negatieve gevolgen. Ook is er sprake van tolerantie en

onthoudingsverschijnselen (APA, 2014). Omdat frequent cannabisgebruik bij adolescenten en jongvolwassenen kan leiden tot een verslaving, is het belangrijk om de aandacht te richten op deze groepen en om proberen te voorkomen dat er bij hen een verslaving ontstaat.

Beloop, Risicofactoren en Gevolgen

Een cannabisverslaving kan vanaf het begin van de adolescentie op elk moment ontstaan, maar meestal ontstaat het tijdens de adolescentie of in de jongvolwassenheid (APA, 2014). In de adolescentie en jongvolwassenheid vertonen mensen vaker risicovol gedrag dan in andere leeftijdsfasen. Een mogelijke verklaring voor het feit dat adolescenten en jongvolwassenen meer risicovol gedrag vertonen, is dat adolescenten en jongvolwassenen gevoeliger zijn voor peer

pressure: zij zijn geneigd om meer risicovolgedrag te vertonen in de aanwezigheid van peers dan

mensen in andere leeftijdscategorieën (Gladwin, Figner, Crone & Wiers, 2011).

Er zijn verschillende risicofactoren geïdentificeerd voor het ontwikkelen van een cannabisverslaving. Von Sydow et al. (2002) onderzochten welke factoren de incidentie van

(4)

cannabisgebruik en welke factoren de progressie naar verslaving voorspellen. Incidentie werd voornamelijk voorspeld door beschikbaarheid van cannabis, gebruik door peers, een positieve attitude tegenover cannabis en het ooit hebben gebruikt van andere legale drugs.

Cannabisverslaving werd voornamelijk voorspeld door de dood van een ouder voor het 15e levensjaar, een lage sociaal economische status en het gebruik van andere legale drugs tijdens de baseline meting (Sydow et al., 2002). Het is belangrijk om deze risicofactoren te kennen,

aangezien men dan interventies toe kan passen bij adolescenten en jongvolwassenen die nog geen cannabisverslaving hebben, maar waarbij wel een risico is dat dit ontstaat.

Cannabisgebruik kan het cognitief functioneren aantasten, waardoor mensen steeds meer problemen ervaren op school of op het werk. Ook laten ze een verminderde prosociale

doelgerichte activiteit zien, wat kan leiden tot het verliezen van sociale relaties (APA, 2014). Daarnaast hebben frequent cannabisgebruikers meer kans op auto-ongelukken door het rijden onder invloed en op aandoeningen van de luchtwegen (APA, 2014; Hall & Degenhardt, 2009). Een laatste gevolg is dat er bij frequent cannabisgebruik een grotere kans is op het ontwikkelen van andere psychische stoornissen. Vooral de kans op psychotische stoornissen is vergoot (APA, 2014; Johns, 2001). Frequent of overmatig cannabisgebruik heeft dus ernstige gevolgen. Daarom is het belangrijk om een cannabisverslaving te voorkomen.

Dual Process Model

Een theorie die een verklaring voor het ontstaan van een verslaving biedt, is het dual

process model (Wiers et al., 2007). Dit model stelt dat verslaving een gevolg is van een disbalans

tussen onbewuste motivationele processen en de meer doelgerichte controlerende processen. De onbewuste motivationele processen gaan snel en automatisch, terwijl de doelgerichte

(5)

dual process model krijgt bij verslaving het onbewuste automatische systeem steeds meer invloed

doordat het middel het systeem steeds sensitiever maakt. Daarentegen wordt de invloed van het bewuste doelgerichte systeem steeds minder. Bij adolescenten is dit systeem nog niet volledig ontwikkeld en het wordt minder actief door het middel. Er ontstaat een disbalans waardoor de intentie om een middel te gebruiken steeds automatischer wordt (Wiers et al., 2007).

Cognitieve Biasen

Processen die te maken hebben met dit automatische systeem worden cognitieve biasen genoemd. Cognitieve biasen zijn processen waarbij informatie op een onbewuste manier verwerkt wordt, gebaseerd op eerdere ervaringen van een persoon. Er zijn verschillende typen cognitieve biasen. Een belangrijke cognitieve bias bij middelengebruik is de toenaderingsbias. Dit houdt in dat iemand een automatische neiging heeft om iets op te zoeken wat hij of zij aantrekkelijk vindt; in het geval van een verslaafde het middel waar hij aan verslaafd is (Franken & Brink, 2009). Een andere belangrijke cognitieve bias bij middelengebruik is de aandachtsbias. De aandachtsbias houdt in dat de aandacht van een persoon buitenproportioneel getrokken en/of vastgehouden wordt door bepaalde stimuli. Zo hebben mensen met een alcoholverslaving een aandachtsbias voor alcoholgerelateerde stimuli, zoals bijvoorbeeld voor een glas bier (Franken & Brink, 2009). Het is niet duidelijk in hoeverre de aandachtsbias een causale rol speelt. Het is ook mogelijk dat dit een mechanisme is dat de verslaving in stand houdt (Franken & Brink, 2009).

Uit onderzoek is gebleken dat er ook bij mensen met een cannabisverslaving sprake is van cognitieve biasen; zo blijkt de toenaderingsbias een rol te spelen bij cannabisverslaving. Cousijn, Goudriaan en Wiers (2011) vergeleken zware cannabisgebruikers met mensen die geen cannabis gebruikten. Cannabisgebruikers bleken een toenaderingsbias te hebben voor cannabisgerelateerde stimuli. Ook bleek de mate van de toenaderingsbias positief samen te hangen met een verhoging

(6)

van het cannabis gebruik zes maanden later (Cousijn, Goudriaan & Wiers, 2011). Er is ook neurologisch bewijs gevonden voor een toenaderingsbias bij cannabisverslaafden. Cousijn et al. (2012) onderzochten zowel cannabisverslaafden als gezonde proefpersonen in een fMRI scanner. Hieruit bleek dat er in de groep van cannabisverslaafden een positieve relatie was tussen

cannabisgebruik en toenaderingsbias activatie in de dorsolaterale prefrontale cortex en de anterieure cingulate cortex (Cousijn et al., 2012).

Uit onderzoek is gebleken dat er ook sprake is van een aandachtsbias bij mensen met een cannabisverslaving (Cousijn et al., 2013). Aan dit onderzoek namen echter mensen deel van verschillende leeftijden. Van Hemel-Ruiter, Wiers, Brook en de Jong (2015) vonden ook een aandachtsbias voor cannabisgerelateerde stimuli bij adolescenten. De aandachtsbias voorspelt de ernst van verslaving. De aandachtsbias blijkt dus een rol te spelen bij een cannabisverslaving. Field, Mogg en Bradley (2004) onderzochten of er ook sprake is van een aandachtsbias bij recreatieve cannabisgebruikers, dit bleek het geval te zijn.

Cognitive Bias Modification

Cognitieve biasen (m.n. de aandachtsbias) spelen dus een belangrijke rol bij middelengebruik. Cognitive bias modification (CBM) is een techniek die zich richt op het

hertrainen van verschillende cognitieve biasen. Een vorm hiervan is attentional bias modification

(ABM). Het doel van ABM is om de aandacht te hertrainen van middel gerelateerde stimuli naar

niet middel gerelateerde stimuli (Schoenmakers et al., 2010).

De werking van CBM bij verslavingen, is vooral onderzocht bij mensen met een

alcoholverslaving. Schoenmakers et al. (2010) onderzochten de werking van CBM bij abstinente alcoholverslaafden in combinatie met cognitieve gedragstherapie (CGT). CBM bleek effectief te zijn. Mogelijk kan het de progressie in de behandeling beïnvloeden. Uit replicatieonderzoek blijkt

(7)

dat de effecten van CBM langdurig zijn en dat er minder terugval is dan bij mensen die geen

CBM training hebben gevolgd (Eberl et al., 2013).

CBM is ook onderzocht bij andere verslavingen. Kong et al. (2015) onderzochten de

werking van CBM in combinatie met CGT bij adolescenten met een rookverslaving. Hierbij kregen alle proefpersonen CGT en daarnaast kreeg de ene helft van de proefpersonen een CBM training, terwijl de andere helft een sham training kreeg. Dit laatste is een placebo training waarbij de aandacht niet wordt getraind, maar alleen wordt gemeten. Het bleek dat in beide condities het aantal sigaretten dat gemiddeld per persoon gerookt werd afgenomen was. Adolescenten met een grotere toenaderingsbias tijdens de baseline meting, lieten een grotere afname zien aan het einde van de training. Dit was het geval in beide condities. CBM lijkt hier dus geen waardevolle toevoeging te zijn. Echter, rookverslaving valt niet onder de verslavingen die in de DSM-5 beschreven staan. Mogelijk werkt CBM wel bij andere verslavingen die in de DSM-5 beschreven staan.

Deze Studie

Zoals eerder beschreven is CBM een effectieve training bij mensen met een alcoholverslaving. Aangezien dezelfde automatische processen (aandachtsbias en

toenaderingsbias) aanwezig zijn bij mensen die frequent cannabis gebruiken, kan verwacht worden dat CBM ook werkt bij hen. Daarom wordt in dit onderzoek de werking van CBM bij jongvolwassenen die recreatief cannabis gebruiken onderzocht. CBM wordt onderzocht bij recreatieve gebruikers omdat zij een risico hebben op het ontwikkelen van een verslaving en het belangrijk is hiervoor een preventieve training te ontwikkelen.

In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van ABM: in een training wordt geprobeerd om de aandacht te hertrainen. Naast het hoofddoel om te kijken wat de werking van CBM is bij

(8)

jongvolwassenen die recreatief cannabis gebruiken, zijn er ook een aantal andere aspecten onderzocht. In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van twee trainingen. Bij de ene groep deelnemers wordt geprobeerd de aandacht te hertrainen van cannabisgerelateerde stimuli naar neutrale stimuli en bij de andere groep wordt geprobeerd de aandacht te hertrainen van

cannabisgerelateerde stimuli naar sportplaatjes. Als neutrale stimuli werden plaatjes gebruikt die leken op cannabisstimuli (zoals bijvoorbeeld een rol tape en een pen om een asbak en een joint te simuleren). Verwacht wordt dat de training een groter effect heeft met de sportplaatjes omdat de compositie van de neutrale plaatjes niet kenmerkend is voor wat men in het dagelijks leven tegenkomt; sport is dat wel. Deze training met sportplaatjes is nieuw en is bedoeld als exploratief onderzoek.

Omdat recreatieve gebruikers een aandachtsbias voor cannabisgerelateerde stimuli hebben, wordt verwacht dat deze training effectief is en dat na deze training een vermindering van het cannabisgebruik te zien is. Een ander aspect wat onderzocht wordt, is of na afloop van de training sportgedrag is toegenomen bij de deelnemers die de training met de sportplaatjes hebben gekregen. Dit wordt onderzocht omdat is gebleken dat sport een positief effect heeft op het verminderen van craving en de aandachtsbias bij mensen die alcohol gebruiken (Taylor, Oh & Cullen, 2013). Mogelijk werkt dit principe ook bij cannabis. Het zou daarom positief zijn als mensen na afloop van de training meer zijn gaan sporten omdat dit de kans op craving, en daarmee verslaving, verkleint.

(9)

Methode Deelnemers

Aan dit onderzoek hebben 47 eerstejaars psychologiestudenten van de Universiteit van Amsterdam (UvA) deelgenomen (19 mannen en 28 vrouwen). Werving vond plaats door middel van flyers, de testweek en via de website van het UvA lab, waar deelnemers zich ook konden inschrijven. Deelnemers moesten minimaal 18 jaar oud zijn. Daarnaast was het een vereiste dat de deelnemers minimaal één keer cannabis hadden gebruikt in het afgelopen half jaar. De leeftijd varieerde van 18 tot en met 26 jaar (M = 20,5 SD = 1,72). Er waren geen exclusiecriteria voor het onderzoek. De deelnemers werden willekeurig toegewezen aan één van de twee condities: de neutrale conditie en de sport conditie (beide experimentele condities). In de neutrale conditie kwamen 19 deelnemers en in de sport conditie kwamen 28 deelnemers. Door mee te doen aan dit onderzoek kregen de deelnemers een academische erkenning.

Materiaal

Aandachtsbias. De aandachtsbias werd gemeten met een visual-probe taak (Franken &

Brink, 2009; Schoenmakers et al., 2010). Deze taak voert men uit op een computer. Voorafgaand aan elke trial komt er gedurende 500 milliseconden een fixatiekruisje in het midden van het beeldscherm. Het is de bedoeling dat de deelnemer hier naar kijkt. Hierna worden er steeds twee stimuli aangeboden: één verschijnt links naast waar het kruisje stond en één rechts naast waar het kruisje stond. Bij dit onderzoek is dat een cannabisgerelateerd plaatje naast een neutraal of een sportplaatje (afhankelijk van de conditie) en wisselt het steeds welk categorie plaatje links en welk categorie plaatje rechts staat. Deze plaatjes worden steeds 200, 500 of 800 milliseconden aangeboden. De tijd dat de plaatjes in beeld zijn verschilt zodat de deelnemers niet ritmisch kunnen reageren. Nadat de plaatjes niet meer te zien zijn, verschijnt er op de plaats van één van

(10)

de plaatjes een pijl die soms naar boven en soms naar beneden wijst. De proefpersoon moet dan op het toetsenbord zo snel mogelijk het pijltje naar boven of het pijltje naar beneden intoetsen. De pijl verschijnt ongeveer even vaak achter het cannabisgerelateerde plaatje als achter het neutrale of sportplaatje. Om de aandachtsbias te berekenen wordt gekeken naar het verschil in de

reactietijd op het pijltje wanneer dit verschijnt op de plek van het cannabisgerelateerde plaatje, versus wanneer het verschijnt op de plaats van het neutrale of het sportplaatje. Eerst worden alle foute trials van de aandachtsbiasmeting verwijderd. Dit zijn incorrecte antwoorden (de persoon drukte op de pijl naar beneden i.p.v. de pijl naar boven) en reactietijden lager dan 200

milliseconden of hoger dan 2000 milliseconden. Daarna worden de reactietijden op de voor- en nameting van de aandachtsbias omgezet naar medianen en wordt het gemiddelde van de

medianen berekend. De gemiddelde mediaan van de reactietijden op de cannabisgerelateerde plaatjes wordt afgetrokken van de gemiddelde mediaan van de reactietijden op de neutrale of de sportplaatjes. De uitkomst van deze berekening is de aandachtsbias. Als de aandachtsbias een positieve waarde heeft, betekent dat dat de persoon een aandachtsbias voor cannabis heeft. Als de waarde negatief is, betekent dat dat men geen aandachtsbias voor cannabis heeft.

Training. Om de aandacht te hertrainen (ABM), wordt gebruik gemaakt van een

aangepaste visual probe taak (Schoenmakers et al., 2010). Deze taak ziet er hetzelfde uit als de standaard visual probe taak. Het verschil is dat hierbij, in tegenstelling tot bij de standaard visual

probe taak, de pijl in 100% van de gevallen op de plaats van het neutrale of het sportplaatje

verschijnt. Deelnemers worden dus getraind om hun aandacht continu van het cannabisplaatje weg te halen en te richten op het neutrale of het sportplaatje.

Cannabisafhankelijkheid. Om te meten of en in welke mate de deelnemers afhankelijk

waren van cannabis, wordt gebruik gemaakt van de Cannabis Use Disorders Identification

(11)

identificeren die cannabis in een problematische mate hebben gebruikt gedurende voorgaande zes maanden. De vragenlijst bestaat uit acht items en meet vier schalen: consumptie, problemen, afhankelijkheid en psychologische kenmerken. Een voorbeeld item is: ‘‘Hoe vaak gebruik je marihuana?’’. De items worden gescoord op een vijfpunts Likert-schaal, die loopt van 0 (nooit) tot 4 (dagelijks of bijna dagelijks). Item 8 bestaat uit een driepunts Likert-schaal. De somscore van alle items vormt de totaalscore. De minimale score is 0 en de maximale score is 30. Wanneer een persoon een score tussen de 8 en de 12 behaalt, is dit een indicatie voor problematisch

gebruik. Bij een score van 12 of hoger is er sprake van cannabisafhankelijkheid. In dit onderzoek heeft de CUDIT-R een redelijke betrouwbaarheid, Cronbach’s α = .76.

Cannabisgebruik. Het cannabisgebruik van de studenten wordt gemeten door de CU-S

(zie bijlage 1). Deze vragenlijst meet de hoeveelheid cannabisgebruik in de afgelopen twee weken. Deze vragenlijst is nauwkeurig samengesteld voor dit onderzoek. De CU-S bestaat respectievelijk uit de volgende vijf items: ‘‘Hoe vaak heb je in de laatste 2 weken cannabis gebruikt?’’, ‘‘Hoe vaak gebruik je normaal gesproken cannabis op de verschillende dagen van de week?’’, ‘‘Hoe vaak heb je de laatste 2 weken meerdere keren achter elkaar cannabis gebruikt?’’, ‘‘Geef hieronder aan hoeveel jointjes je de afgelopen week hebt gerookt’’ en ‘‘Hoeveel van je eerste en tweedegraads familieleden hebben ooit in hun leven een cannabisgebruik probleem gehad?’’. Voor dit onderzoek wordt vooral gekeken naar item 4. Dit item wordt gescoord door de som van alle dagen te berekenen.

Sport. Sportgedrag wordt gemeten door de SPOR-S (zie bijlage 2). Deze vragenlijst

bestaat uit vier items en vraagt het sportgedrag van een persoon uit. De items uit deze vragenlijst zijn gebaseerd op een vragenlijst naar fysieke activiteit uit onderzoek van Janssen et al. (2005). De CU-S is van de SPOR-S afgeleid. De SPOR-S bestaat uit dezelfde items als de CU-S, waarbij

(12)

het laatste item is weggelaten. Ook voor de SPOR-S wordt voornamelijk gekeken naar het vierde item, waarbij het scoren op dezelfde wijze uitgevoerd wordt als bij de CU-S.

Procedure

Voorafgaand aan het onderzoek, na een uitleg hierover, vulden de deelnemers een

informed consent in. Daarna gooide de testleider met drie dobbelstenen om te bepalen in welke

conditie de deelnemer terecht kwam: bij twee even getallen kwam de deelnemer in de neutrale conditie en bij twee oneven kwam hij in de sportconditie. In de procedure zat geen verschil tussen de twee condities. Het enige verschil was dat de deelnemers in de neutrale conditie

cannabisgerelateerde plaatjes en neutrale plaatjes (waarbij cannabisstimuli gesimuleerd werden door neutrale objecten) te zien kregen en dat de deelnemers in de sportconditie

cannabisgerelateerde plaatjes en sportplaatjes te zien kregen.

Het onderzoek bestond uit vier trainingssessies en vond plaats in het UvA Psychologie en Communicatiewetenschap lab. De eerste en de laatste sessie duurden ongeveer een half uur, de tweede en derde sessie duurden ongeveer een kwartier. Tussen alle sessies zat een tijdspanne van minimaal 24 uur. In elke sessie werd gebruik gemaakt van verschillende plaatjes, de deelnemers kregen dus niet continu dezelfde set plaatjes te zien. Hiervoor is gekozen om leereffecten te voorkomen.

Bij de eerste sessie begonnen de deelnemers met het invullen van de CUDIT, de CU-S en de SPOR-S. Nadat de deelnemers deze hadden ingevuld, kregen ze een visual probe taak. Deze taak bestond respectievelijk uit de volgende drie blokken: een oefenblok van 10 trials, een meetblok van 40 trials en een trainingsblok van 120 trials. Hen werd verteld dat ze zo snel en zo goed mogelijk moesten reageren op de pijl. Bij de tweede en de derde sessie voerden de

(13)

het trainingsblok van 120 trials. Bij de vierde sessie begonnen de deelnemers met de visual probe taak, bestaande uit dezelfde drie blokken als bij de eerste sessie. Hierbij vond eerst het

trainingsblok plaats en daarna het meetblok. Na afloop van de training vulde de deelnemer nog een keer de CU-S en de SPOR-S in en dit was het einde van het onderzoek.

(14)

Resultaten

Alle deelnemers hebben alle sessies doorlopen; er zijn geen deelnemers uitgevallen. Ook hebben alle deelnemers alle vragenlijsten volledig ingevuld. Echter zijn er, door technische omstandigheden, van zes deelnemers geen gegevens bekend van de aandachtsbiasmeting. De analyse van de aandachtsbias is daarom bij 41 deelnemers uitgevoerd. De overige analyses konden wel bij alle 47 deelnemers uitgevoerd worden. Er is een aantal uitbijters gevonden bij de

CUDIT, de CU-S en de SPOR-S, maar er is geen aanleiding om deze data te verwijderen, omdat

dit waarschijnlijk te wijten is aan toeval. In tabel 1 is een overzicht van de gemiddelde scores van de deelnemers op de visual probe taak (aandachtsbiasmeting), de CU-S en de SPOR-S

weergegeven.

Tabel 1. De gemiddelde scores van de deelnemers op de visual probe taak (gemiddelde medianen van de reactietijden), de CU-S en de SPOR-S.

Voormeting Nameting

Visual probe taak

Neutrale conditie Sport conditie 1.77 (36.34) -0.69 (37.23) 5.50 (29.38) -6.33 (25.72) CU-S Neutrale conditie Sport conditie 1.33 (1.72) 1.23 (2.34) 2.00 (3.23) 1.50 (2.66) SPOR-S Neutrale conditie Sport conditie 1.87 (1.96) 2.12 (1.93) 1.47 (1.69) 2.00 (1.65)

(15)

Manipulatiecheck

Om te kijken of de training het beoogde effect heeft behaald, dat wil zeggen dat de aandachtsbias voor cannabisstimuli is afgenomen en dus het verschil in reactietijd tussen

cannabisstimuli en neutrale of sportstimuli kleiner is geworden na afloop van de training in beide condities, is een paired sample t-test uitgevoerd. De Shapiro-Wilk toets was voor beide

tijdstippen niet significant, p = .088 en p = .878. Er is dus voldaan aan de assumptie van

normaliteit. Er bleek een kleine afname van de aandachtsbias tussen de voormeting (M = .21, SE = 5.70) en de nameting (M = -2.00, SE = 4.27). Echter bleek dit verschil, 2.21, BCa 95% CI [-11.92, 16.34] niet significant, t(40) = .32, p = .75. Dit voldoet niet aan de verwachtingen.

Aandachtsbias

De eerste verwachting, het verschil in reactietijd op cannabis- en neutrale of sportstimuli is kleiner na afloop van de training bij de sportconditie dan bij de neutrale conditie, werd getest aan de hand van een factorial mixed ANOVA. Hierbij was de conditie de between subject variabele en het meetmoment was de within subject variabele. De afhankelijke variabele was de reactietijd bij de aandachtsbiasmeting. Er is niet voldaan aan de assumptie van normaliteit, maar omdat de factorial mixed ANOVA een robuuste analyse is, is besloten om deze meting toch uit te voeren. Er is voldaan aan de assumptie van sphericiteit. Uit de resultaten bleek dat er geen significant interactie-effect was tussen meetmoment en conditie, F(1, 39) = .41, p = .53. Er bleek dus geen significant verschil in afname van de aandachtsbias tussen de neutrale en de

sportconditie. Dit voldoet niet aan de verwachtingen. Echter, er is wel een trend te zien in een toename van de aandachtsbias bij de neutrale conditie en een afname van de aandachtsbias in de sportconditie (zie tabel 1).

(16)

Cannabisgebruik

De tweede verwachting, de score op de CU-S is lager bij de nameting dan bij de

voormeting en dit verschil is groter bij de sportconditie dan bij de neutrale conditie, werd getoetst door middel van een factorial mixed ANOVA. Hierbij was conditie de between subject variabele en het meetmoment was de within subject variabele. De afhankelijke variabele was het

cannabisgebruik. Er is niet voldaan aan de assumptie van normaliteit. Er is wel voldaan aan de assumptie van sphericiteit.

Uit de resultaten bleek dat er geen significant hoofdeffect was tussen de twee meetmomenten, F(1,45) = 3.47, p = .07. Er was ook geen significant hoofdeffect tussen de condities, F(1,45) = 1.81, p =.19 Er bleek dus geen significante afname van cannabisgebruik in beide condities. Ook bleek dat er geen significant interactie-effect was tussen meetmoment en conditie, F(1, 45) = .85, p = .36. Er bleek dus geen significant verschil in afname van het cannabisgebruik tussen de neutrale en de sportconditie. Dit voldoet niet aan de verwachtingen. Echter, er is wel een trend te zien in een sterkere toename van het cannabisgebruik bij de neutrale conditie dan bij de sportconditie (zie tabel 1).

Sportgedrag

De laatste verwachting, de score op de SPOR-S zal hoger zijn op de nameting dan bij de voormeting, werd getest door middel van een factorial mixed ANOVA. Hierbij was conditie de

between subject variabele en het meetmoment was de within subject variabele. De afhankelijke

variabele was het sportgedrag. Er is niet voldaan aan de assumptie van normaliteit. Er is wel voldaan aan de assumptie van sphericiteit.

Uit de resultaten bleek dat er geen significant hoofdeffect was tussen de twee meetmomenten, F(1,45) = 1.16, p = .29. Ook was er geen hoofdeffect tussen de condities,

(17)

F(1.45)=.94, p=.34. Er bleek dus geen significante toename in sportgedrag bij beide condities. Er

was geen significant interactie effect gevonden tussen meetmoment en conditie, F(1, 45) = .59, p = .45. Er bleek dus geen significant verschil in toename van het sportgedrag tussen de neutrale en de sportconditie. Dit voldoet niet aan de verwachtingen.

Hoogscorende deelnemers op de CUDIT

Naar aanleiding van de data, zijn er nog twee exploratieve analyses uitgevoerd over de groep deelnemers die hoog scoorden op de CUDIT. Zes deelnemers behaalden een score tussen de 8 en de 12 op de CUDIT, wat een indicatie voor problematisch gebruik is. Vijf deelnemers behaalden een score van 12 of hoger, wat cannabisafhankelijk aanduidt. Om te kijken of deze hoog scorende deelnemers een aandachtsbias voor cannabis hadden en of deze na afloop van de training is afgenomen, is een paired sample t-test uitgevoerd. De Shapiro-Wilk toets was voor beide tijdstippen niet significant. Er is dus voldaan aan de assumptie van normaliteit. Er bleek een kleine afname van de aandachtsbias tussen de voormeting (M = .60, SE = 12.04) en de nameting (M = -.75, SE = 11.18). Echter bleek dit verschil, 1.35, BCa 95% CI [-36.62, 39.32], niet

significant t(9) = .08, p = .94. Ook is er gekeken of er een afname van cannabisgebruik is te zien, hiervoor is gebruik gemaakt van een paired sample t-test. Er bleek een kleine toename van cannabisgebruik tussen de voormeting (M = 5.45, SE = 2.13) en de nameting (M = 5.73, SE = 2.38). Echter bleek dit verschil, -.27, BCa 95% CI [-2.34, 1.79], niet significant t(10) = -.30, p =.77.

(18)

Conclusie en Discussie

In dit onderzoek is de werking van CBM op het recreatief cannabisgebruik van

jongvolwassenen onderzocht. Hierbij is ook onderzocht of er een verschil in werking was tussen een training waarbij neutrale plaatjes werden gebruikt en een training waarbij sportplaatjes werden gebruikt. In tegenstelling tot de verwachting bleek CBM geen effectieve methode om het recreatief cannabisgebruik van jongvolwassenen te verminderen. Er bleek ook geen verschil in werking te zijn tussen de training met de neutrale plaatjes en de training met de sportplaatjes. In beide condities was geen sprake van een afname in cannabisgebruik. Ook bleek het sportgedrag niet te zijn toegenomen bij deelnemers die de sporttraining hebben gekregen. Deze bevindingen komen niet overeen met de verwachtingen. Echter, er bleek wel een trend in een verhoogde aandachtsbias en toegenomen cannabisgebruik bij deelnemers die de training met de neutrale plaatjes volgden. Dit zou in vervolgonderzoek verder onderzocht moeten worden omdat het belangrijk is dat men zeker kan zijn dat CBM geen averechtse werking heeft. Deze methode wordt immers al gebruikt als interventie middel bij mensen met een alcoholverslaving en zal mogelijk ook als interventie bij mensen met een cannabisverslaving ingezet worden.

Bovenstaande resultaten worden zeer waarschijnlijk verklaard door het feit dat de manipulatie niet is geslaagd: de aandachtsbias bij de jongvolwassenen was namelijk in beide condities niet afgenomen. Dit zou mogelijk het gevolg kunnen zijn doordat er, in tegenstelling tot bij het onderzoek van Field et al. (2004), geen sprake was van een aandachtsbias bij de

recreatieve gebruikers voorafgaand aan de training. Dit is mogelijk het gevolg van het relatief lage inclusiecriterium: deelnemers moesten minstens één keer in het afgelopen half jaar cannabis gebruikt hebben. Hierdoor kunnen er ook deelnemers geweest zijn die heel weinig cannabis gebruiken en daardoor geen aandachtsbias voor cannabis hebben.

(19)

Omdat er geen aandachtsbias is gevonden bij de totale groep deelnemers, is er gekeken naar de deelnemers die hoog scoorden op de CUDIT. Ook zij bleken geen aandachtsbias te hebben voorafgaand aan de training. Dit is tegenstrijdig met veel onderzoeken. Een mogelijke verklaring voor het feit dat er geen aandachtsbias te vinden was bij deelnemers die hoog scoorden op de CUDIT, wordt gegeven in het artikel van Field et al. (2004). Uit dat onderzoek blijkt dat er alleen sprake was van een aandachtsbias bij cannabisgebruikers met een hoge mate van craving.

Craving is een veelvoorkomend kenmerk van verslaving, maar is niet bij iedere verslaafde

aanwezig (Franken & Brink, 2009). Het zou kunnen dat de deelnemers uit dit onderzoek geen of weinig craving ervaren, en daarom ook geen aandachtsbias hebben. Daarnaast is 11 deelnemers een relatief klein aantal en zou het feit dat zij gemiddeld gezien geen aandachtsbias hebben, ook aan toeval te wijten kunnen zijn.

Een andere verklaring waarom de manipulatie niet geslaagd is, zou kunnen zijn dat er voor cannabis geen gezond aantrekkelijk alternatief middel is, waardoor het moeilijker is om de aandacht naar andere stimuli toe te trainen. Bij alcohol kan men plaatjes kiezen die min of meer ‘gelijk’ zijn, maar wel gezond, zoals bijvoorbeeld een glas water of sap. Bij cannabis is dit niet mogelijk en daardoor vertonen de plaatjes die gebruikt zijn bij dit onderzoek veel minder gelijkenissen met de cannabisplaatjes dan bij onderzoek naar CBM bij alcohol. Zo blijkt uit onderzoek van Kong et al. (2015), die onderzoek deden naar CBM bij roken, dat de

toenaderingsbias niet was afgenomen na afloop van het onderzoek in vergelijking met de controle conditie. Roken heeft ook geen gezond alternatief middel. Mogelijk verklaart dit dus waarom de aandachtsbias niet is afgenomen tijdens het onderzoek.

Een laatste verklaring voor het feit dat de manipulatie niet heeft gewerkt, is dat er in dit onderzoek maar vier sessies plaatsvonden, terwijl er volgens Eberl et al. (2013) minimaal zes sessies nodig zijn om een effect te bereiken. Waarschijnlijk is er dus meer tijd nodig om de

(20)

aandachtsbias te hertrainen en waren vier sessies daarvoor niet voldoende. Daarbij komt dat de tijd tussen de vierde sessie en de nameting van de vragenlijsten te kort is. De vierde sessie heeft daardoor geen invloed kunnen hebben op het cannabisgebruik. In vervolgonderzoek zou men daarom minimaal zes sessies moeten inplannen.

De resultaten waaruit blijkt dat het cannabisgebruik niet is afgenomen, zouden verklaard kunnen worden door het dual process model. Dit model stelt namelijk dat er bij middelengebruik sprake is van bewuste en automatische processen. In dit onderzoek zijn alleen de automatische processen getraind, terwijl CBM normaal gesproken aangeboden wordt als een aanvulling op een traditionele therapie zoals CGT, waarbij aan de bewuste processen wordt gewerkt. Deze

combinatie van CBM en CGT zorgt voor de beste resultaten. Echter, CGT is een therapievorm en dus niet toepasselijk voor onderzoek naar een preventiemaatregel. In vervolgonderzoek zou daarom CBM in combinatie met motivationele gespreksvoering aangeboden moeten worden voor jongvolwassenen die recreatief cannabis gebruiken. Deze doelgroep heeft namelijk waarschijnlijk geen reden om te willen veranderen. Motivationele gespreksvoering zou de motivatie om te willen veranderen kunnen verhogen.

Voorlopig is de conclusie van dit onderzoek dat CBM geen effect heeft op het recreatief cannabisgebruik van jongvolwassenen. Dit is zeer waarschijnlijk het gevolg van het feit dat de manipulatie niet geslaagd is. Dit kan verklaard worden door vele factoren die hierboven

beschreven staan. Er is nog weinig onderzoek gedaan naar de werking van CBM bij recreatieve cannabisgebruikers. Gezien het risico dat jongvolwassenen die recreatief cannabis gebruiken hebben op het ontwikkelen van een verslaving, is het van belang dat er meer onderzoek gedaan wordt naar effectieve preventiemogelijkheden. Omdat uit dit onderzoek bleek dat er een trend was in een verhoogde aandachtsbias en toegenomen cannabisgebruik bij deelnemers die de neutrale training deden, moet er in de toekomst meer onderzoek gedaan worden naar CBM bij

(21)

zowel recreatieve gebruikers als bij mensen met een cannabisverslaving om zeker te weten dat

CBM geen averechtse werking heeft. Dit is belangrijk omdat CBM mogelijk ingezet zal worden

als interventiemiddel. Men moet er daarom zeker van zijn dat CBM geen averechtse werking kan hebben. In vervolgonderzoek zou rekening gehouden moeten worden met de beperkingen die naar voren kwamen in dit onderzoek.

(22)

Literatuurlijst

Adamson, S. J., Kay-Lambkin, F. J., Baker, A. L., Lewin, T. J., Thornton, L., Kelly, B. J., & Sellman, J. D. (2010). An improved brief measure of cannabis misuse: the Cannabis Use Disorders Identification Test-Revised (CUDIT-R). Drug and alcohol dependence, 110, 137-143.

American Psychiatric Association. (2014). Handboek voor de classificatie van psychische

stoornissen. Een Nederlandse vertaling van de DSM (5th ed.). Amsterdam: Uitgeverij

Boom.

Cousijn, J., Goudriaan, A. E., & Wiers, R. W. (2011). Reaching out towards cannabis: approach‐ bias in heavy cannabis users predicts changes in cannabis use. Addiction, 106, 1667-1674.

Cousijn, J., Goudriaan, A. E., Ridderinkhof, K. R., van den Brink, W., Veltman, D. J., & Wiers, R. W. (2012). Approach-bias predicts development of cannabis problem severity in heavy cannabis users: results from a prospective FMRI study. PloS one, 7, e42394.

Cousijn, J., Watson, P., Koenders, L., Vingerhoets, W. A. M., Goudriaan, A. E., & Wiers, R. W. (2013). Cannabis dependence, cognitive control and attentional bias for cannabis words.

Addictive behaviors, 38, 2825-2832.

Eberl, C., Wiers, R. W., Pawelczack, S., Rinck, M., Becker, E. S., & Lindenmeyer, J. (2013). Approach bias modification in alcohol dependence: do clinical effects replicate and for whom does it work best?. Developmental cognitive neuroscience, 4, 38-51.

Field, M., Mogg, K., & Bradley, B. P. (2004). Cognitive bias and drug craving in recreational cannabis users. Drug and alcohol dependence, 74, 105-111.

(23)

Gladwin, T. E., Figner, B., Crone, E. A., & Wiers, R. W. (2011). Addiction, adolescence, and the integration of control and motivation. Developmental Cognitive Neuroscience, 1, 364-376.

Hall, W., & Degenhardt, L. (2009). Adverse health effects of non-medical cannabis use. The

Lancet, 374, 1383-1391.

van Hemel-Ruiter, M. E., Wiers, R. W., Brook, F. G., & de Jong, P. J. (2015). Attentional bias and executive control in treatment-seeking substance-dependent adolescents: A cross-sectional and follow-up study. Drug and Alcohol Dependence, 159, 133-141.

Janssen, I., Katzmarzyk, P. T., Boyce, W. F., Vereecken, C., Mulvihill, C., Roberts, C., Currie, C., & Pickett, W. (2005). Comparison of overweight and obesity prevalence in school‐ aged youth from 34 countries and their relationships with physical activity and dietary patterns. Obesity reviews, 6, 123-132.

Jellinek (2013). Welke drugs worden waar ter wereld gebruikt? Opgehaald op 26-04-2016 van: https://www.jellinek.nl/vraag-antwoord/welke-drugs-worden-waar-ter-wereld-gebruikt/ Jellinek (2015). Hoeveel mensen blowen? Opgehaald op 26-04-2016 van:

https://www.jellinek.nl/vraag-antwoord/hoeveel-mensen-blowen/

Johns, A. (2001). Psychiatric effects of cannabis. The British Journal of Psychiatry, 178, 116-122.

Kong, G., Larsen, H., Cavallo, D. A., Becker, D., Cousijn, J., Salemink, E., Collot D'Escury-Koenigs, A.L., Morean, M., Wiers, R.W. & Krishnan-Sarin, S. (2015). Re-training automatic action tendencies to approach cigarettes among adolescent smokers: a pilot study. The American journal of drug and alcohol abuse, 41, 425-432.

(24)

Schoenmakers, T. M., de Bruin, M., Lux, I. F., Goertz, A. G., Van Kerkhof, D. H., & Wiers, R. W. (2010). Clinical effectiveness of attentional bias modification training in abstinent alcoholic patients. Drug and alcohol dependence, 109, 30-36.

Sydow, K. von, Lieb, R., Pfister, H., Höfler, M., & Wittchen, H. U. (2002). What predicts

incident use of cannabis and progression to abuse and dependence?: A 4-year prospective examination of risk factors in a community sample of adolescents and young adults. Drug

and alcohol dependence, 68, 49-64.

Taylor, A. H., Oh, H., & Cullen, S. (2013). Acute effect of exercise on alcohol urges and

attentional bias towards alcohol related images in high alcohol consumers. Mental Health

and Physical Activity, 6, 220-226.

Wiers, R. W., Bartholow, B. D., van den Wildenberg, E., Thush, C., Engels, R. C., Sher, K. J., Grenard, J., Ames, S.L. & Stacy, A. W. (2007). Automatic and controlled processes and the development of addictive behaviors in adolescents: a review and a model.

(25)

Bijlage 1. De CU-S vragenlijst

CU-S PP nr:

1) Hoe vaak heb je in de laatste 2 weken cannabis (wiet of hasj) gebruikt? (we bedoelen het aantal gelegenheden, niet het aantal joints. Als je helemaal geen cannabis gebruikt, kies dan antwoord '0')  0  1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11 - 14  15 - 21  22+

2) Hoe vaak gebruik je normaal gesproken cannabis (wiet of hasj) op de verschillende dagen van de week? (Als je op een bepaalde dag geen cannabis gebruikt, vul dan bij die dag '0' in)

Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag Zondag

(26)

3) Hoe vaak heb je de laatste 2 weken meerdere keren achter elkaar cannabis (wiet of hasj) gebruikt? (Bijvoorbeeld 2 joints na elkaar roken, of meerdere stukken space-cake gegeten)  Ik gebruik nooit cannabis

 Geen enkele keer  1 of 2 keer  3 of 4 keer  5 of 6 keer  7 keer of vaker

4) Geef hieronder aan hoeveel jointjes je de afgelopen week hebt gerookt. De 1ste dag heeft betrekking op gisteren, de 2de dag op eergisteren, etc. (als het vandaag bijvoorbeeld woensdag is, dan gaat dag 1 over gisteren [dinsdag], dag 2 over eergisteren [maandag], en is dag 7 dezelfde dag als vandaag [woensdag])

Dag 1 (gisteren) Dag 2 (eergisteren) Dag 3 Dag 4 Dag 5 Dag 6 Dag 7

5) Hoeveel van je eerste en tweede graads familie-leden hebben ooit in hun leven een cannabis gebruik probleem gehad? (1ste graads: vader, moeder, broer, zus; 2de graads: opa, oma, oom, tante) Beide invullen graag.

Eerste graads Tweede graads

(27)

Bijlage 2. De SPOR-S vragenlijst

SPOR-S PP nr:

1) Hoe vaak heb je in de laatste 2 weken gesport geweest? Sporten kan in team verband zijn, met vrienden of bij een sport vereniging, maar ook solo sport activiteiten, fitnessen of een lange wandeling. Als je helemaal niet gesport hebt, kies dan antwoord '0')

 0  1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11 - 14  15 - 21  22+

2) Hoe vaak sport je normaal gesproken op de verschillende dagen van de week? (Als je op een bepaalde dag niet sport, vul dan bij die dag '0' in)

Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag Zondag

(28)

3) Hoe vaak heb je de laatste 2 weken meerdere keren gesport? (Bijvoorbeeld zowel ’s ochtends als ’s avonds naar de sportschool)

 Ik sport nooit  Geen enkele keer  1 of 2 keer  3 of 4 keer  5 of 6 keer  7 keer of vaker

4) Geef hieronder aan hoe vaak je de afgelopen week hebt gesport. De 1ste dag heeft betrekking op gisteren, de 2de dag op eergisteren, etc. (als het vandaag bijvoorbeeld woensdag is, dan gaat dag 1 over gisteren [dinsdag], dag 2 over eergisteren [maandag], en is dag 7 dezelfde dag als vandaag [woensdag]) Dag 1 (gisteren) Dag 2 (eergisteren) Dag 3 Dag 4 Dag 5 Dag 6 Dag 7

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Using Figure 81, each of the case study mines can be compared in terms of total energy consumption for high demand systems when compared with the average and best

EUIT Telecomunicación, Technical University of Madrid, Spain; 4 Instituto de Ciencia de Materiales de Madrid, ICMM-CSIC, Madrid, Spain Lead zirconate-titanate ceramics (PZT) are

Ook kan er geconcludeerd worden uit deze studie dat een hogere mate van congruentie tussen sponsor en sport een positieve invloed heeft op de merkattitude van de consument. Eén van

Weliswaar is het wenselijk dat een jeugdige jeugdhulp zoveel mogelijk binnen de regio kan krijgen, echter verplicht de Jeugdwet gemeenten niet om alle vormen van

We report on an experimental study of the large-scale flow (LSF) and Reynolds numbers in turbulent convection in a cylindrical sample with height equal to its diameter and

In this section we analyze numerically the expected time for a client to retrieve measurements from arbitrary s sensors under various assumptions concerning the size of the network,

To validate the functionality of the DCMEAs and the unidirectionality of the channels, we cultured cortical neurons in both chambers, and used visual inspection,

To determine the activity of GtfA-ΔN on sucrose as both glucosyl donor and acceptor substrate, enzyme activity assays were done with six different sucrose concentrations ranging