• No results found

Yoga in de werksfeer : een techniek voor sociale controle of zelfontwikkeling? : een kwalitatief onderzoek naar de wijze waarop yoga wordt geïntegreerd in de werksfeer

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Yoga in de werksfeer : een techniek voor sociale controle of zelfontwikkeling? : een kwalitatief onderzoek naar de wijze waarop yoga wordt geïntegreerd in de werksfeer"

Copied!
61
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Yoga in de werksfeer: Een techniek voor sociale

controle of zelfontwikkeling?

Een kwalitatief onderzoek naar de wijze waarop yoga wordt geïntegreerd in de

werksfeer

Masterthesis algemene sociologie

augustus 2017

Eelco Biersteker 11142480

Begeleider: Kobe de Keere

Tweede lezer: Anna Aalten

(2)

2

Voorwoord

Hier ligt dan mijn thesis. De eerlijkheid gebied mij te zeggen dat er dagen tussen zaten dat ik het vervloekte – misschien is dit ook wel inherent aan het schrijfproces. Maar het uiteindelijke resultaat heelt alle wonden. Ashley, mijn vriendin, wil ik graag bedanken voor haar aanwezigheid en

bemoedigende woorden als tegenhanger van de soms sombere scriptiedagen. Kobe wil ik bedanken voor zijn scherpe kritiek dat er toe leidde dat mijn thesis in zijn geheel meer diepte kreeg. Ik wil zowel Anna als Kobe bedanken voor het vertrouwen dat ze me schonken door het

onderzoeksvoorstel goed te keuren. Ik hoop dat het resultaat jullie positief zal verassen. Verder wil ik ook van deze gelegenheid gebruik maken om alle yogadocenten te bedanken die mee wilden doen aan het onderzoek. Zonder jullie was dit onderzoek niet mogelijk geweest.

(3)

3

Samenvatting

Yoga lijkt zodanig te zijn geïntegreerd in het westen dat er de laatste jaren een nieuwe trend is ontstaan: bedrijfsyoga. Bedrijfsyoga is het praktiseren van yoga door werknemers in een door de werkgever gefaciliteerde ruimte. Het doel van deze studie is om de wijze waarop yoga in de werksfeer wordt geïntegreerd te onderzoeken. Vanuit theoretisch perspectief kan bedrijfsyoga enerzijds beschouwd worden als een techniek voor sociale controle, anderzijds als een techniek voor zelfontwikkeling. Middels het empirische onderzoek tracht ik zichtbaar te maken vanuit welk

perspectief de integratie van yoga in de werksfeer kan worden geïnterpreteerd. Om mijn

onderzoeksvraag hoe wordt yoga geïntegreerd in de werksfeer te beantwoorden heb ik interviews gehouden onder yogadocenten, participerend onderzoek uitgevoerd door deel te nemen aan bedrijfsyoga sessies en heb ik een survey gehouden onder deelnemers van de door het bedrijf gefaciliteerde yogasessie.

Uit mijn empirische onderzoek maak ik op dat de implementatie van structurele bedrijfsyoga – op wekelijkse basis – zelden een initiatief is geweest van het management om de vitaliteit van werknemers te verbeteren. Veel vaker kwam het initiatief van een werknemer met affiniteit voor yoga die er de voordelen van in zag om yoga op het werk te organiseren. Yoga wordt door de werknemer en de yogadocent beschouwd als een wijze om spanningen opgedaan tijdens werk te helpen ontladen: een manier om het ‘volle’ hoofd te legen om zodoende een staat van perfectie of geluk te bemachtigen. Om yoga toegankelijker te maken voor werknemers passen de yogadocenten de vorm en de stijl van lesgeven aan. De aard van de yogales wordt aangepast om de context van de werksfeer tegemoet te komen. De huidige werkethos lijkt echter nog niet de ruimte te bieden aan werknemers om tijdens werktijd yoga poses of stretchoefeningen uit te oefenen. Docenten zijn zich hiervan bewust en leren de werknemers aan hoe ze op een laagdrempelige manier aandacht kunnen geven aan het lichaam. Concreet houdt dit in dat docenten werknemers aanleren regelmatig te bewegen en op de ademhaling te letten tijdens stressvolle situaties. Concluderend kan bedrijfsyoga worden beschouwd als technologie van het self om bevrijdende zelfvorming te realiseren, een wijze om het ‘volle’ hoofd te legen en werkgerelateerde klachten te helpen voorkomen.

(4)

4

Inhoudsopgave

Inleiding... 5

1. Theoretisch kader ... 7

1.1 De ontwikkeling van yoga in het westen ... 7

1.2 Het spirituele westen ... 10

1.3 Yoga als technologie van het self of ‘tool’ van de werkgever ... 11

1.4 Van een passief naar een voelend lichaam ... 15

2. Methodiek ... 18 2.1 Semigestructureerd interview ... 18 2.2 Participerende observatie ... 19 2.3 Survey ... 20 2.4 Codering ... 20 3. Analyse ... 21

3.1 De totstandkoming van bedrijfsyoga ... 21

3.2 Beeldvorming en toegankelijkheid ... 28

3.3 De bewegingsvrijheid van de yogadocent ... 34

3.4 Yoga als remedie tegen werkgerelateerde klachten ... 35

3.5 Bewustwording ... 39

Conclusie ... 42

Discussie ... 45

Referenties ... 46

Bijlage 1: verslagen van participerende observaties bij bedrijfsyoga sessies ... 49

Bijlage 2: resultaten van enquêtes ... 51

Bijlage 3: Interviewschema ... 59

(5)

5

Inleiding

Sinds de jaren zestig versterkte de positie van yoga zich in de Westerse psyche. Dit bracht vele Westerlingen er toe om zich aan te sluiten bij de ‘pelgrimstocht’ naar India om daar alternatieve filosofieën en levensstijlen na te jagen, waaronder yoga (Singleton, 2008). Voor de Westerlingen die de innerlijke rust liever dicht bij huis zochten kwam er een uitkomst. Sinds de jaren tachtig

veranderde de status van yoga, het bevond zich niet langer in de culturele periferie, maar werd onderdeel van de mainstream cultuur (Lau, 2000). Zo zouden er tegenwoordig wereldwijd ruim 300 miljoen yoga beoefenaars zijn (Stretch, 2016). Volgens een onderzoek van Yoga Online (2016) zijn er in Nederland ruim 800.000 yoga beoefenaars die wekelijks gemiddeld bijna twee uur aan yoga doen. De populariteit van yoga in het westen wordt vaak gerelateerd aan een wijdverspreid geloof in de praktische en wetenschappelijke voordelen met betrekking tot gezondheid en welzijn. Daarnaast draagt ook het traditionele en historische karakter van yoga bij aan de populariteit in het westen (Newcombe, 2009). Het beoefenen van yoga wordt steeds meer norm en lijkt zodanig te integreren dat er laatste jaren een nieuwe vorm is ontstaan: bedrijfsyoga.

Bedrijfsyoga is het praktiseren van yoga door werknemers in een door de werkgever gefaciliteerde ruimte. Zo biedt bijvoorbeeld Google op wekelijkse basis yoga voor de werknemers. Ook Nederlandse organisaties als Marktplaats en het Ministerie van Financiën of buitenlandse bedrijven met vestigingen in Nederland zoals Apple, Nike en Google, faciliteren ruimtes die mogelijkheid bieden om tijdens of na werktijd yoga te beoefenen (Bel, 2015).

Zoals Strauss (2005) stelt is yoga uitgebreid bestudeerd als een filosofisch en religieus systeem, maar minder als een systeem dat lichamelijke praktijken in een bepaalde socioculturele context plaatst. In navolging op Strauss (2005) vormt het doel van mijn thesis om yoga in zijn specifieke socioculturele setting, namelijk de werksfeer, te onderzoeken. De vraag die in deze these centraal staat luidt: Hoe wordt yoga in de werksfeer geïntegreerd? Deze vraag tracht ik te

beantwoorden met de volgende drie deelvragen: 1) Hoe ontstaat het initiatief om yoga te

implementeren in de werksfeer? 2) Hoe wordt yoga toegepast in de werksfeer? En 3) Hoe wordt dit door de yogadocent en de werknemer ervaren? Om tot een antwoord op deze vragen te komen is ervoor gekozen om deze praktijk in zijn specifieke context te onderzoek, namelijk de werksfeer, middels een kwalitatief onderzoek waarbij ik interviews heb gehouden met yogadocenten die ervaring hebben met het geven van bedrijfsyoga of momenteel actief zijn als yogadocent bij een bedrijf. Verder heb ik een participerend onderzoek gedaan bij drie bedrijfsyoga sessies. Na afloop van twee van deze bedrijfsyoga sessies heb ik een enquête gehouden onder de deelnemers waaruit uiteindelijk acht respondenten zijn gekomen.

(6)

6 Allereerst zal het theoretisch kader uiteengezet worden. Hierin zullen verschillende

perspectieven waarmee de integratie van yoga in de werksfeer kan worden geïnterpreteerd centraal staan. Middels het empirische onderzoek zal ik trachten een antwoord te formuleren op mijn

hoofdvraag en een bijdrage te leveren vanuit welk perspectief de integratie van yoga in de werksfeer kan worden geïnterpreteerd. Na het theoretisch kader volgt het methodologische stuk waarin zal proberen het onderzoek dat ik heb uitgevoerd zodanig uiteen te zetten dat het onderzoek

verifieerbaar is. Daarop volgt de analyse van de resultaten. Vervolgens zullen de theorie en empirie samenkomen in de conclusie en zal er een antwoord worden gegeven op de hoofdvraag. Tot slot zal ik kritisch reflecteren op het uitgevoerde onderzoek.

(7)

7

1. Theoretisch kader

In het theoretisch kader zal allereerst de ontwikkeling van yoga worden beschreven, waarbij met name de ontwikkeling van een Indiase traditie naar wat nu moderne yoga genoemd kan worden centraal staat. Deze ontwikkeling van yoga vormt een belangrijk startpunt om de wijze waarop yoga in het bedrijfsleven gekaderd wordt te analyseren. Campbell (2007) en zijn veroostering van het westen these biedt vervolgens een interessant cultureel perspectief om de interesse vanuit het westen in oosterse en ideeën en praktijken zoals yoga te verklaren. Daaropvolgend zullen twee perspectieven besproken worden waarop bedrijfsyoga kan worden bekeken met betrekking tot macht. Vanuit het eerste perspectief kan bedrijfsyoga worden beschouwd als een ‘tool’ van de werkgever om productieve en gezonde lichamen te creëren in een neoliberaal klimaat (Rose, 1990). Vanuit het tweede perspectief kan bedrijfsyoga worden opgevat als technologie van het self waarbij werknemers zichzelf, alleen of met behulp van anderen transformeren om een staat van

zelfontwikkeling te bemachtigen (Foucault, 1988a). Deze technologieën van het self zouden volgens de latere Foucault ook als sociale praxis kunnen dienen om het individu juist meer agency te geven in plaats van het te beschouwen als instrument om via zelfvorming productieve werknemers te creëren (Foucault, 1988b). Tot slot van het theoretisch kader laat Schnäbele (2013) zien hoe yoga de

vanzelfsprekende dichotomie tussen geest en lichaam sinds het Cartesiaanse dualisme ter discussie kan stellen. Net als vanuit het perspectief van Rose (1990) stelt Schnäbele (2013) dat individuen door de toenemende gedragseisen in een postfordistisch klimaat er weliswaar toe aangezet worden om yoga te beoefenen, maar dat de beoefening van yoga het individu agency kan geven doordat het lichaam met behulp van yoga transformeert naar een voelend lichaam. Schnäbele (2013) biedt daarmee een perspectief dat kan gelden als een synthese op de these van Rose (1990) en de latere Foucault (1988a).

1.1

De ontwikkeling van yoga in het westen

Het woord yoga ontleent zich aan de verbale wortel ‘yuh’ in het Sanskrit en betekent ‘binden’ of ‘koppelen’. Daubenmier beschrijft yoga als het mindfull bewegen van het lichaam aan de hand van een serie aan poses. Het onderliggende doel van yoga is de vereniging van lichaam en geest. Het bereiken van deze vereniging vereist discipline en focus (Schnäbele, 2013).

Hoewel er ook andere historische teksten zijn waar yogahandboeken naar verwijzen, vormt de yoga-sutras van Patanjali, waarvan de verschijningsdatum wordt geschat op de tweede of derde eeuw n.C., de onbetwistbare basistekst voor de hedendaagse yoga (Aalten, 2015). De yoga-sutras is

(8)

8 een kernachtige weergave van de yoga filosofie in honderdvijfennegentig korte aforismen. De

yoga-sutras bevat onder andere het achtvoudige pad. Het volgen van deze acht stappen leidt de

beoefenaar van het ‘gewone’ leven van zelfbetrokkenheid naar de ongewone realisatie van het self voorbij het ego. Deze acht stappen zijn yama (externe discipline), niyama (interne discipline), asana (houding), pranayama (adem regulatie), pratyahara (onttrekking van de zintuigen), dharana

(concentratie), dhyana (absorptie) en samadhi (beschouwen) (Goldberg, 2016).

Eind negentiende eeuw kreeg yoga voor het eerst voet aan de grond in het westen. Swami Vivekananda, verantwoordelijke voor de export van deze filosofie, vestigde zich in New York en richtte de Vedanta Society op (Lau, 2000). De leer van deze school hield zich vooral bezig met het gebruik van meditatie om tot een hoger bewustzijn te komen (Lau, 2000). Yoga werd

geconceptualiseerd als positieve spirituele export en een gebied waar het ‘materialistische’ Westen iets kon leren van het spirituele India (Singleton, 2010). Een nadruk op het ‘spirituele’ in plaats van het ‘religieuze’ stond toe dat het kon worden toegepast als aanvulling op bestaande religieuze affiliaties. (Hasselle-Newcombe, 2005) Vivekananda’s herconceptualisering van yoga staat aan de basis van wat tegenwoordig ‘moderne yoga’ wordt genoemd. De term ‘moderne yoga’ wordt gebruikt om te refereren naar de verschillende typen yoga die zich voornamelijk ontwikkelden door de interactie tussen Westerlingen die geïnteresseerd waren in Indiase religies en min of meer ‘verwesterde’ Indiërs over de laatste 150 jaar (De Micheles, 2005). De huidige vorm waarin yoga wordt beoefend, door Singleton (2008) ‘posture-based’ yoga genoemd, vertoont meer gelijkenis met de Scandinavische gymnastiek en bodybuilding technieken dan met de klassieke Indiase vorm (Singleton, 2010: 5). Zo laat Singleton (2010) in zijn studie zien dat de huidige houding-gerichte vorm waarin yoga wordt beoefend hevig beïnvloed is door de praktijken en discoursen van de moderne nadruk op healthism en westerse esoterie (2010: 22). Het originele doel van de klassieke yoga,

kaivalya, of isolering van het self, staat ver af van de tegenwoordige doelengericht op gezondheid, stress reducering en flexibiliteit in zowel Indiase als niet-indiase gemeenschappen (Strauss, 2005). De populariteit van yoga in het westen wordt vaak gerelateerd aan een wijdverspreid geloof in de praktische en wetenschappelijke voordelen met betrekking tot gezondheid en welzijn (Newcombe, 2009). Maar volgens Newcombe (2009) heeft yoga haar populariteit ook te danken vanwege de associatie met een historische oude spirituele traditie. Zoals De Michelis (2005) stelt kan de hedendaagse ‘posture-based’ yoga daarom gedefinieerd worden als een vertakking van de Indiase ‘klassieke’ yoga. Deze lichaamsgerichte vorm van yoga staat in het westen ook wel bekend als hatha yoga (Schnäbele, 2013). Hatha yoga is gecentreerd rondom twee elementen van de yoga sutras, namelijk de asanas (houdingen) en de pramayama (beheersing van de ademhaling) (Newcombe, 2009). Het was voornamelijk de Hatha variant die sinds eind jaren zestig geleidelijk aan omarmd werd door het westen. (Lau, 2000). De opkomst van hippiebeweging eind jaren zestig bracht yoga

(9)

9 onder de aandacht bij een generatie jonge Amerikanen en Europeanen. De omarming van Indiase metafysica en yoga door leidende iconen (zoals The Beatles) versterkte de positie van yoga in de populaire psyche en inspireerde velen om zich aan te sluiten bij de ‘pelgrimstocht’ naar India en alternatieve filosofieën en levensstijlen na te jagen. De jaren zeventig en tachtig was een periode van consolidering van yoga in het westen met de oprichting en uitbreiding van vele toegewijde scholen en instituten (Singleton, 2008). Sinds de jaren tachtig klom de sociale status van yoga uit de culturele periferie naar een plek in het culturele centrum (Lau, 2000).

In zijn studie naar de wetenschap achter yoga kwam Broad (2012) tot het inzicht dat de wetenschap een belangrijke rol heeft gespeeld in de modernisering van yoga. Onderzoekers lieten zien hoe de spirituele aard van yoga causale verklaringen had. Een nieuwe generatie gurus verschoof de aandacht van het miraculeuze naar gezondheid. In zijn boek The Science of Yoga ontleedt Broad (2012) een veelvoud aan studies die gericht waren op het onderzoeken van gezondheidseffecten door beoefening van yoga. Een review paper uitgebracht in 2010 examineerde meer dan tachtig studies die yoga vergeleken met reguliere beweging. De conclusie was dat yoga bijdraagt aan een verbetering van de balans, vermindering van vermoeidheid, verlaging van angstgevoelens,

vermindering van stress, verbetering van stemmingen, verbetering van slaap, vermindering van pijn en verlaging van het cholesterol. Behalve reguliere fitness golden al deze gezondheidsvoordelen ook voor overige bewegingsvormen die vergeleken werden. Ondanks deze bevindingen winnen

verschillende moderne varianten zoals Poweryoga en Powerfit, die gelijkenis vertonen met reguliere fitness, aan populariteit. Zo wordt yoga steeds vaker gepositioneerd als zijnde een fysiek uitdagende bewegingsvorm: ‘often selling as superior to sports and exercise as the one and only way to attain that most fashionable goals – ultimate fitness’ (Broad, 2013: 73). Zo stelt Alter (1997) dat yoga in toenemende mate geframed en aangepast is om moderne fysieke kwalen tegen te gaan. Dit zou tevens de motivatie vormen voor moderne yogi’s om yoga te beoefenen: “The vast majority of people I encountered wanted to loose some weight, get in shape, and generally try to feel better. What they hope for, among other things, is to find a cure for constipation, heart burn, hypertension, asthma and negative thinking. What they are doing is finding a way to deal with modernity.” (1997: 329). Vanuit dit perspectief is het doel om yoga te beoefenen en te faciliteren dus voornamelijk gebaseerd op het voorkomen en tegen gaan van klachten die kenmerkend zijn voor het moderne leven. Bovendien blijkt het beoefenen van yoga effectief in het ondersteunen van individuen om met stress om te gaan, stress reductie is een van de meest consistente bevindingen in yoga gerelateerd onderzoek (Douglas, 2010; Brown & Gerbarg, 2005). Een cultureel perspectief dat de toenemende interesse in yoga vanuit het westen zou kunnen verklaren, de veroostering van het westen these van Campbell (2007), zal hierna besproken worden.

(10)

10

1.2

Het spirituele westen

Campbell (2007) stelt in zijn globaliseringsthese dat het oosten niet alleen verwestert, maar ook andersom: het westen zou vanuit dit perspectief enthousiast zijn over de spirituele wijsheid. Volgens Campbell kan er net zo goed gesproken worden van een yogaization of guruziation van het westen als van een Coca-colonization of McDonaldization van het oosten. Campbell vertrekt vanuit een Weberiaans begrip van cultuur. Webers benadering definieert cultuur als een systeem dat een veelomvattend wereldbeeld biedt dat mensen kunnen aannemen voor zingeving en betekenis kan geven aan alle ervaringen en waarnemingen. Vanuit dit perspectief zou de toegenomen interesse in oosterse ideeën en praktijken een breuk met de nadruk op ratio kunnen impliceren. Campbell schrijft dat de westerse civilisatie bij uitstek verbaal van karakter is. De waarheid wordt belichaamd in formele en woordelijke verklaringen die een nadruk leggen op analyse, logica en metingen en worden belichaamt in sociale instituties. Deze westerse nadruk op ratio zou in sterk contrast staan met de oosterse nadruk op inzicht en intuïtie (Campbell, 2007). De westerse interesse in oosterse religies zoals het Hindoeïsme, Boeddhisme en Taoïsme en quasi-spirituele praktijken als yoga, tai chi, reiki en feng shui zouden wijzen op een fascinatie voor de wijsheden uit het oosten. Dit

enthousiasme voor oosterse wijsheden en een verminderd enthousiasme voor westerse wijsheden zou volgens Campbell duiden op een veroostering van het westen. “It is this combination of

enthusiasm for the wisdom of the East and an apparent disillusionment with the wisdom of the West that justifies describing these changes as amounting to a process of Easternization.”(Campbell, 2007: 41).

Om zijn these dat het westen zich interesseert voor oosterse spiritualiteit van bewijs te voorzien stelt hij zichzelf de vraag in welke mate er ook interesse is in de daadwerkelijke spiritualiteit van bepaalde oosterse praktijken of dat mensen in het westen dit beoefenen voor de seculiere ‘vruchten’ die het beoefenen van die praktijken afwerpen, zoals gezondheid en fitheid. Zo schrijft Campbell dat yoga vooral populair is geworden als een vorm van lichaamsbeweging, ontdaan van haar spirituele wortels. En dat er bij de naoorlogse import van yoga er sprake was van een verwestering van een oosterse praktijk. Dat wil zeggen dat het was aangepast op de westerse behoeften en verwachtingen. Campbell stelt echter dat het verschil tussen de naoorlogse periode en nu is dat de spirituele aard van yoga niet langerwordt weggemoffeld, maar juist andersom: dat er een omgekeerde tendens zichtbaar is waarbij het spirituele aspect omarmd wordt. Zo beoefenen westerse yogi’s yoga niet alleen voor de gezondheidsvoordelen die het zou opleveren, maar beschouwen ze het ook als spirituele techniek om hun bewustzijn te vergroten in de vereniging van alles dat bestaat (Campbell, 2007). Terwijl waarden als fysieke fitheid, gezondheid en jeugdigheid nog steeds als bereikbare doelen worden beschouwd door de beoefening van yoga, wordt de

(11)

11 deze doelen. “This change in the way that an activity like yoga is approached, with the former

tendency to Westernize, that is to secularize it, being replaced by an acceptance of its essentially spiritual nature, is highly significant, being indicative of the general Easternizing process that has occurred in recent decades.” (Campbell, 2007: 35). Deze verandering illustreert volgens Campbell waarom het gerechtvaardigd is om van de term ‘veroostering’ te spreken. Dus hoewel Campbell onderschrijft dat er inderdaad sprake is geweest van de secularisering van yoga om het toegankelijk te maken voor een westers publiek, stelt hij dat de interesse vanuit het westen niet alleen gebaseerd is op de potentie om moderne kwalen tegen te gaan, maar ook vanwege de spirituele beleving.

1.3

Yoga als technologie van het self of ‘tool’ van de werkgever

Met betrekking tot macht kan de opkomst van bedrijfsyoga worden bekeken vanuit twee

perspectieven die elkaars tegenpolen vormen maar desalniettemin vertegenwoordigd worden door dezelfde auteur, namelijk Michel Foucault. Vanuit het eerste perspectief is bedrijfsyoga een ‘tool’ van de werkgever om productieve en gezonde lichamen te creëren in een neoliberaal klimaat. Vanuit het tweede perspectief kan bedrijfsyoga worden opgevat als technologie van het self waarbij

werknemers zichzelf of met behulp van anderen transformeren om een staat van geluk of perfectie te bemachtigen (Foucault, 1988b; Paulle, 2017). Via deze transformatie trekt de werknemer macht naar zichzelf toe in plaats van dat het subject is aan een uiting of vorm van biomacht. Deze twee perspectieven zullen hieronder besproken worden.

Een exponent van het eerste perspectief is Nikolas Rose. In Governing the soul (1990) schrijft hij dat bedrijven steeds vaker gebruik maken van psychologische expertise als techniek om

werknemers maximaal te laten presteren. Volgens Rose hebben bedrijven het therapeutische discours sinds de jaren zeventig geleidelijk aan omarmd. Rose & Miller stellen dat: “therapeutics [..] should be understood in part as the birth of a new species of authority, a new vocation of expertise (2008: 170).” Rose dicht een belangrijke rol toe aan de zogenaamde ‘arbeidsexperts’ die de

vertaalslag maakten naar de praktische toepassing van de therapeutische wetenschap op de

werkvloer, waarbij welzijn in verband werd gebracht met efficiëntie. Dit had volgens Rose (1990) niet alleen betrekking op de selectieprocedure, maar ook op de condities van de werkplek en de

verzorging van de werknemers. Dit waren factoren die efficiëntie konden belemmeren of

begunstigen. Een nieuwe perceptie van de werkplek begon te overheersen, individuen hoefden niet langer geëmancipeerd te worden van het werk, beschouwd als slechts een taak of als een middel om te kunnen leven, maar zouden bevredigd moeten worden in het werk, geconstrueerd als activiteit om het self te produceren, verkennen en te ervaren. Vanuit dit perspectief kan bedrijfsyoga als onderdeel van een tendens worden beschouwd waarin werk dusdanig wordt gemanaged en hervormd dat het verwordt tot een element in het persoonlijke project van zelfverwezenlijking en

(12)

12 zelfactualisatie (Rose, 1990). Zo stelt Heelas (1996) dat moderne thema’s als zelf actualisatie en persoonlijke groei ook tot uiting komen in het New Age1 discours. Het harmonische aspect van New Age is dat het zich bindt aan moderne waarden. ‘It is no longer thought necessary to ‘drop out’ in

order to ‘tune in’ (1996: 31). Het pad naar zelfactualisatie staat centraal bij het verbinden van het persoonlijke aan het spirituele. Verder laat Heelas (1996) zien dat moderne bedrijfsvoering en New

Age elkaar niet hoeven uit te sluiten. Het doel van productiviteit wordt zodanig verbonden aan de

transformatie naar een spirituele werkplek. Deze ‘verlichte’ werkplek is volgens Heelas doorgedrongen van authenticiteit, zelfverantwoordelijkheid en energie.

Fleming (2009) lijkt een zelfde soort trend waar te nemen. Zo schrijft Fleming (2009) dat persoonlijke authenticiteit eerder nog gezien werd als tegenhanger van de logge bureaucratische corporaties, maar dat tegenwoordig organisaties hun werknemers juist uitnodigen om zichzelf te zijn. Alternatieve levensstijlen, consumptie, van mening verschillen en pret; dit zijn allemaal facetten die tegenwoordig juist aangemoedigd worden, zolang werknemers maar gemotiveerd blijven. Volgens Boltanski & Chiapello (2005) is deze nieuwe authentieke werkplek inherent aan wat zij de New Spirit

of Capitalism noemen. Volgens hen begon deze nieuwe gedaante zich omstreeks de jaren tachtig te

vormen. Deze transformatie van het kapitalisme vormde zich op basis van de sociale kritiek van politiek links en esthetische kritiek. Zo zou (de vorige geest van) het kapitalisme niet alleen sociaal onrechtvaardig zijn, maar ook de oorzaak zijn van de erosie van persoonlijke autonomie en

creativiteit van zowel werknemers als consumenten (Boltanski & Chiapello 2005; Keere, 2014 ). Waar de vorige geest van het kapitalisme zich liet kenmerken als hiërarchisch en autoritair, daar wordt de huidige geest gekenmerkt als flexibel en authentiek waarbij hiërarchische controle wordt vervangen door zelfcontrole (Boltanski & Chiapello, 2005). Concreet houdt dit in dat bedrijven hun werknemers voorzien hun werknemers in zelfhulpmiddelen waarmee ze zichzelf kunnen managen (Boltanski & Chiapello, 2005). Zo beschrijft Rimke zelfhulp als volgt: “Self help is an activity presumed to be voluntary and individualistic. Based upon notions such as choice, autonomy and freedom, self-help relies upon the principle of individuality and entails self-modification and ‘improvement’.” (2000: 62). Bedrijfsyoga kan in dit licht worden beschouwd als zelfhulpmiddel voor de werknemer. De werkgever faciliteert zodanig de ruimte waarbinnen de werknemer via yoga zijn gezondheid kan verbeteren.

Fleming (2009), Heelas (1996) en Rose (1990) lijken allen uit te gaan van een nieuw soort management dat niet langer controle uitoefent via hiërarchische structuren, maar deze controle uitoefent door een klimaat te scheppen en ondersteunen waarbij werk onderdeel is van het pad naar zelfverwezenlijking. Dit uit zich onder meer in een klimaat waar hiërarchische structuren verdwijnen

(13)

13 en de werknemer meer verantwoordelijkheid krijgt. Niet alleen verantwoording over productiviteit, maar ook over diens welzijn. De werkgever faciliteert vanuit dit perspectief de ruimte waarbinnen de werknemer de mogelijkheid wordt geboden om zichzelf met behulp van anderen te transformeren naar een zelfzorgend individu (Hancock & Tyler, 2000). Bedrijfsyoga kan zo beschouwd worden als een technologie van het self dat tegelijkertijd als een vorm van controle fungeert (Foucault, 1988b).

Het tweede perspectief waarmee er gekeken kan worden naar de opkomst van bedrijfsyoga is dat het kan worden beschouwd als instrument waarmee het individu, in dit geval de werknemer, macht naar zichzelf toe trekt in plaats van dat het subject is aan een vorm van biomacht, zoals in de these van Nikolas Rose. In zijn latere werk Care of the self schenkt Foucault (1988a) aandacht aan de zelfvormende activiteiten van het individu en diens rol in het veranderen van dominante discoursen (Markula, 2003). Zo stelt Foucault zelf dat hij in zijn eerdere werk misschien te veel nadruk heeft gelegd op technologieën van macht waarbij de rol van het individu in het uitoefenen van macht ondergesneeuwd is geraakt: ‘Perhaps I’ve insisted too much in the technology of domination and power’ (Foucault, 1988b: 2). Het tweede perspectief dat Foucault ons heeft achtergelaten en waarmee er gekeken kan worden naar het fenomeen bedrijfsyoga richt zich op de ethische

zelfvorming van het individu via technologieën van het self. Hiermee doelt hij op sociaal-educatieve regimes die het streven naar bevrijdende zelfontwikkeling stimuleren via zelfdisciplinering (Paulle, 2007). Of in de woorden van Foucault: ‘technologies of the self [..] permit individuals to effect by their own means or with the help of others a certain number of operations on their own bodies and souls, thoughts, conduct and way of being, so as to transform themselves in order to attain a certain state of happiness, purity, wisdom, perfection or immortality.’ (1988b: 18).

Foucault (1988a) leidde zijn concept van ethische zelfzorg af van zijn genealogie van de Griekse praktijken waarmee individuen macht naar zichzelf toe konden trekken zonder dat ze genormaliseerd werden door de macht/kennis relatie. Terwijl Foucault de oudheid of enige andere tijd niet wil bestempelen als de gouden tijd voor ethische praktijken, beweert hij dat we kunnen profiteren van het begrip van de Griekse moraliteit die erg verschilt met de moraliteit van het moderne westen. In de Griekse samenleving stamde het begrip van moraliteit af van een individuele examinering naar de betekenis van ethiek. In plaats van te voldoen aan een systeem van wettelijke normen en regels, was het individu relatief vrij om de normen van gedrag in zijn eigen stijl te

interpreteren (Markula, 2003). ‘Know thyself’ stond in het oude Griekenland in verbinding met ‘Take care of yourself’, oftewel zelfzorg (Foucault, 1988b). Het nam de vorm aan van een attitude, een modus van gedrag waarin het individu vrijblijvend experimenteerde met nieuwe praktijken die kunnen leiden naar alternatieve manieren van ‘zijn’ die vanzelfsprekende levenswijzen uitdagen (Foucault, 1988a; Paulle, 2017). ”The practise of the self implies that one should form the image of

(14)

14 oneself not simply as an imperfect, ignorant individual who requires correct, training and instruction, but as one who suffers from certain ills and who needs to have them treated, either by oneself or by someone who has the necessary competence.” (Foucault 1988a: 57). Deze attitude van het individu tegenover het self mondde uit in procedures en praktijken die mensen ontwikkelden

perfectioneerden, onderwezen en waarop gereflecteerd werd. Voorbeelden van deze zelfzorg praktijken die Foucault (1988b) geeft zijn: meditatie, lichamelijk beweging, het analyseren van dromen en het bijhouden van dagboeken. Dit vormde tevens een sociale praktijk die aanleiding gaf tot relaties tussen individuen (Foucault, 1988a). Foucault laat zien hoe er zich een heel proces van schrijven en spreken over het self ontstond in relatie tot de zorg voor het lichaam en de bevrediging van behoeften. Dit resulteerde in een soort kunst van zelfkennis waarbij de ziektes van het lichaam en de ziel door fysieke en mentale oefeningen kon worden behandeld (Carette, 2000).

Deze vanzelfsprekende relatie tussen ‘jezelf kennen’ en ‘voor jezelf zorgen’ van het Grieks-Romeinse tijdperk kwam door het Christelijke moraal, de moraal van ascetisme, in het geding. In de moderne wereld vormt sindsdien ‘jezelf kennen’ het fundamentele principe. Het Christelijke moraal stelt dat de zuivering van de ziel alleen kan optreden als men zich houdt aan strikte voorwaarden.

Deze geërfde moraal houdt in dat zelfopoffering de voorwaarde is tot verlossing. Paradoxaal genoeg was ‘jezelf kennen’ de weg naar zelfopoffering. Ieder individu heeft de plicht om te weten wie hij is, om zijn fouten te erkennen en om verleidingen en verlangens te herkennen. En ieder individu is verplicht om dit kenbaar te maken aan God of anderen in de gemeenschap (Foucault, 1988a). Foucault stelt de vraag hoe moderne individuen uit de dominantie van deze moraliteit kunnen breken om ethische en verantwoordelijke individuen te worden (Markula, 2003). Foucault lijkt te pleiten voor een epistemische breuk gebaseerd op een ‘strijd’ waardoor mensen in de toekomst via meer kritische en meer therapeutische praktijken kunnen veranderen (Paulle, 2017). Een goed voorbeeld hiervan is het werk van DeNora (2000) waarin muziek wordt beschouwd als een

technologie van het self dat als instrument kan dienen dat men kan gebruiken bij de constructie van een eigen identiteit. “Music is a device or resource to which people can turn in order to regulate themselves as aesthetic agents, as feeling, thinking an acting beings in their day-to-day lives.” (DeNora, 2000: 62). Dit perspectief laat zien dat bedrijfsyoga niet enkel als instrument van het management hoeft te worden beschouwd om via welzijn productiviteit te waarborgen, maar ook kan worden gezien als technologie van het self dat de werknemer in staat stelt om zichzelf ‘esthetisch’ te reguleren.

Campbell stelt dat het New Age discours in het westen, waar yoga volgens Campbell ook onderdeel van is, een breuk zou kunnen impliceren met het moraal van zelfopoffering. “[…] the belief in sin has been replaced by the idea of ignorance and error, while the striving for salvation has been succeeded by a search for self- knowledge.” (2006: 141). Zou het discours van New Age kunnen

(15)

15 gelden als de epistemische breuk waar Foucault in Care of the Self voor lijkt te pleiten? Campbell schrijft dat de New Age beweging zich ontwikkelde op de restanten van de ‘tegencultuur’ die omstreeks de jaren zestig in volle bloei was. De nadruk die individuen legden op het uiten van

zichzelf werd verlegd naar het kennen van zichzelf (de zoektocht naar ‘the real self’) (Campbell, 2007: 249). Hetgeen wat in het New Age discours wordt benadrukt is dat ‘healing’ of ‘making whole’ in essentie een proces is van zelftransformatie. In New Age kringen wordt therapie beschreven als een psycho-spirituele disciplinering van het self. “It it not “any kind of tinkering with a faulty machine. The person themselves has to do the work: the therapist is a helper who can offer some time, some space, some perspective and a few limited techniques.” (Campbell, 2007: 131). Deze attitude tegenover het self waar het New Age discours volgens Campbell voor pleit, komt sterk overeen met ethische zelfzorg die Foucault afleidt van zijn genealogie van de Grieks/Romeinse praktijken

(Markula, 2003).

1.4

Van een passief naar een voelend lichaam

“But in fact the focus of attention in these practices of the self is the point where the ills of the body and those of the soul can communicate with one another and exchange their distresses: where the bad habits of the soul can entail physical miseries, while the excesses of the body manifest and maintain the failings of the soul.” (Foucault, 1988: 56).

Het hierboven weergeven citaat geeft weer hoe men in het aloude Griekenland dacht over de relatie tussen ziel en lichaam. Volgens deze moraal hebben slechte gewoontes van de ziel zijn weerslag op het lichaam en andersom. Schnäbele (2013) schrijft dat deze gelijkwaardige relatie tussen lichaam en ziel eindigde door Descartes’ claim van de lichaam –geest dichotomie. Daaruit ontwikkelde zich een dualistisch perspectief waarbij het lichaam onderdeel is van materie dat gehoorzaamt aan natuurkundige wetten en dat de enige ‘zekere’ waarheid te verkrijgen is via het bewustzijn. Het lichaam werd zodoende ondergeschikt gemaakt aan de geest– en vervulde sindsdien een instrumentele rol. Een invloedrijke filosoof die deze dichotomie ter sprake stelde was Maurice Merleau Ponty. In zijn werk The Phenomenology of Perception stelt het dualistische perspectief op het lichaam en de geest ter discussie. “[..] the body has two sides for Merleau-Ponty: sentient and sensible. It sees and can be seen, hears and can be heard, touches and can be touched. These sides are not separate from each other, as are Descartes’s mind and body.” (Crossley, 1995: 46).

Zo stelt Shilling (2007) dat ook de klassieke sociologie dit perspectief van de ondergeschikte rol van het lichaam heeft overgenomen. Het lichaam wordt zodoende beschouwd als een pre-sociaal object waardoor het niet in de scope valt van sociologen. In de meer hedendaagse sociologie is het lichaam meer dan alleen een fysieke substantie, maar krijgt het ook een sociale dimensie. Het lichaam wordt geconceptualiseerd als een plek voor en een effect van sociale constructies en een

(16)

16 drager van sociaal kapitaal (Schnäbele, 2012). Hoewel het lichaam meegenomen wordt in

hedendaagse sociologische theorieën en onderzoeken, stelt Schnäbele dat het lichaam hooguit een dragende functie krijgt toebedeeld, in plaats van een ‘voelende’ functie. Dat wil zeggen dat het lichaam moet worden beschouwd als een ‘voelend’ lichaam dat kennis kan doorgeven aan de geest, in plaats van alleen andersom. Een kijk op het lichaam waar volgens Foucault (1988) in oude

Griekenland al voor gepleit werd: “[…] where the bad habits of the soul can entail physical miseries, while the excesses of the body manifest and maintain the failings of the soul.” (Foucault, 1988: 56). De hedendaagse dualiteit tussen lichaam en ziel is het startpunt waaruit Schnäbele (2012) met haar these vertrekt. Het praktiseren van yoga kan volgens Schnäbele dienen als ‘vehikel’ om de

dichotomie ter discussie te stellen. Of in de woorden van Schnäbele: “The superiority of the mind for centuries implied the inferiority of the human body. However, as an effect of yoga practice the dominance of the mind is actively, most important, practically questioned.’ (2012: 148). Zo stelt Strauss (2005) dat yoga een vorm van belichaamde kennis is. Ondanks de vele klassieke filosofische teksten en ontelbare ‘how-to’ gidsen die verschenen zijn, blijft yoga een vorm van belichaamde kennis. Alleen de lichamelijke betrokkenheid door de beoefening van yoga biedt de zintuigelijke herinnering die essentieel is om de voordelen van yoga in te zien. Net als Rose (1992) stelt Schnäbele dat de toegenomen gedragseisen in een postfordistisch klimaat2 meer flexibiliteit en

verantwoordelijkheid van de werknemer eisen en dat het verschil tussen vrijwilligheid en verplichting in elkaar overlopen. Yoga, maar ook zelfhulp boeken en fitness worden volgens Schnäbele (2013) aangemoedigd door een sterke nadruk op individuele verantwoordelijkheid en preventieve gezondheidszorg, waarbij zowel lichaam als geest in toenemende mate in dienst staan van de werksfeer. Het is volgens Schnäbele dan ook niet toevallig dat er een connectie bestaat tussen de toenemende populariteit aan lichaamsgerichte vormen van yoga en de toenemende gedragseisen van werknemers. Echter, in plaats van dat het lichaam in dit postfordistische klimaat slechts een passieve ‘drager’ is van deze toegenomen gedragseigen, stelt Schnäbele dat de beoefening van yoga het individu in staat stelt om meer bewustzijn te creëren. ‘The body gradually becomes an agent of its own [..]’ (2013: 151). De bewegingen tijdens yoga brengen een verhoogde identificering met het lichaam met zich mee. Schnäbele biedt daarmee een perspectief dat kan gelden als een synthese op de these van Rose (1990) en de latere Foucault (1988a). Zij beargumenteert dat individuen er in een postfordistisch klimaat weliswaar toe aangezet worden yoga te beoefenen, maar dat de beoefening ervan ze tegelijkertijd ook meer agency kan geven doordat het ze in contact brengt met hun lichaam waardoor ze hun grenzen leren aanvoelen (Schnäbele, 2013).

2 De term post-Fordisme beschrijft de vervanging van het economische system volgens het Fordiaanse model van standaardisering en administratie met een economisch systeem gericht op flexibel en gedereguleerd werk. Een verandering die heeft plaatsgevonden sinds begin jaren tachtig (Schnäbele, 2013)

(17)

17 Volgens Shiffmann (1996) kan de beoefenaar via yoga de vaardigheid aanleren om aan te voelen hoe ver het lichaam zich kan strekken in een bepaalde houding. Daardoor leren yoga beoefenaars hun lichamelijke feedback waarderen en worden ze getraind om te luisteren naar de signalen van hun lichamen. Zo stelt Schnäbele (2013) dat het individu met behulp van yoga een perspectief creëert dat zich naar binnen richt doordat het wordt geconfronteerd met de grenzen van het lichaam. De lichamelijke ‘feedback’ via yoga biedt zo het individu de mogelijkheid om beter om te gaan met de hoge werkdruk in een postfordistisch klimaat doordat het leert luisteren naar signalen van het lichaam. “[..] as an effect of yoga practise the dominance of the mind actively and, most important, practically questioned.” (2013: 148). Dit kan concreet inhouden dat individuen tot het inzicht komen parttime in plaats van fulltime te werken (Schnäbele, 2013). Hoewel Schnäbele (2013) laat zien dat de keuze om yoga te beoefenen het gevolg kan zijn van de toegenomen gedragseisen in een postfordistisch klimaat, laat ze ook zien hoe yoga kan dienen als subversieve strategie doordat het de beoefenaar meer agency kan geven.

Nu het theoretisch kader uiteen is gezet en de verschillende perspectieven beschreven zijn waarmee er naar het fenomeen bedrijfsyoga gekeken kan worden, zal nu de onderzoeksvraag en de bijhorende deelvragen worden geformuleerd die richting zullen geven aan het onderzoek. De onderzoeksvraag luidt: Hoe wordt yoga geintegreerd in de werksfeer? De deelvragen zijn: 1) Hoe ontstaat het initiatief om yoga te implementeren in de werksfeer? 2) Hoe wordt yoga toegepast in de werksfeer? En 3) Hoe wordt dit door de yogadocent en de werknemer ervaren?

(18)

18

2. Methodiek

Om mijn onderzoeksvraag hoe wordt yoga geïntegreerd in de werksfeer te beantwoorden heb ik interviews gehouden onder yogadocenten, participerend onderzoek uitgevoerd door deel te nemen aan bedrijfsyoga sessies en heb ik een survey gehouden onder deelnemers van de door het bedrijf gefaciliteerde yogasessie. Deze benadering waarbij de onderzoeker verschillende

onderzoeksmethodes combineert wordt ook wel mixing research methods genoemd (Hennink, Hutter & Bailey, 2012). Deze term refereert naar de veldwerk-benadering waarbij er meerdere onderzoeksmethoden worden gecombineerd tussen verschillende paradigma’s, zoals bijvoorbeeld kwalitatief en kwantitatief, of in mijn geval, meerdere onderzoeksmethoden gebruikt binnen hetzelfde paradigma (Hennink, et al. 2012). Deze verschillende onderzoeksmethoden waren nodig om inzicht te krijgen in het discours rondom yoga in de werksfeer, maar ook om yoga als praktijk in de context van de werksfeer te onderzoeken.

Om participanten te vinden voor mijn onderzoek heb ik yogascholen in Amsterdam, Rotterdam en Utrecht benaderd die op hun website aangaven dat ze bedrijfsyoga sessies verzorgen. Er zijn twee soorten participanten te onderscheiden, namelijk ‘externe’ yogadocenten die door een bedrijf ingehuurd kunnen worden om incidentele of structurele

bedrijfsyoga te geven aan werknemers. En ‘interne’ yogadocenten die structurele yogales geven aan werknemers bij het bedrijf waar ze tevens zelf werkzaam zijn als reguliere werknemer. Zij geven in feite les aan hun eigen collega’s. Deze laatste groep heb ik gerekruteerd via snowball sampling. Hierbij is de geïnterviewde yogadocenten gevraagd of zij yogadocenten kenden die structurele yogales3 geven bij een of meerdere bedrijven.

2.1 Semigestructureerd interview

Er zijn semigestructureerde interviews gehouden onder negen yogadocenten, waarvan drie ‘interne’ yogadocenten. In bijlage 3 is het interviewschema te vinden dat ik als richtlijn gebruikte voor deze interviews. Zoals de semigestructureerde interview methode voorschrijft is er ruimte gelaten voor de wijze waarop de yogadocenten de sociale werkelijkheid interpreteren en is de vraagstelling daarop aangepast (Bryman, 2012). Het interviewschema is geïnspireerd op de onderzoeksvraag en de bijhorende deelvragen. De vragen in het interviewschema zijn zodanig geformuleerd dat ze enerzijds de rol van het management en yogadocent bevragen in het ontstaan van bedrijfsyoga en anderzijds

(19)

19 de wijze waarop yoga als technologie van het self in de werksfeer wordt ingezet en toegepast.

Bij twee van de negen gehouden interviews was een derde persoon aanwezig die mij van aansluitende informatie kon voorzien. Bij een van deze interviews kwam Farida,

yogadocente bij [een gemeentelijke afdeling], halverwege het interview spontaan op het idee om een werkneemster en tevens fervent deelneemster aan haar yogasessie uit te nodigen. Dit gaf mij de mogelijkheid om wat dieper in te gaan op de vraag wat yoga haar biedt en hoe zij yoga – buiten de yogasessies om - toepast tijdens werktijd. Bij het andere interview met Esther, yogadocente bij [een boekingsbedrijf] was de activiteitenbegeleidster van datzelfde bedrijf, Eline, ook aanwezig bij het gesprek. Aangezien Esther geen werknemer is bij [een boekingsbedrijf], was de aanwezigheid van Eline een prettige aanvulling, omdat haar functie bij [een boekingsbedrijf] mij inzicht verschafte in de bedrijfscultuur en de rol die het management speelt in het faciliteren van bedrijfsyoga.

Het doel van het interviewen van yogadocenten die ervaring hebben met het geven van yogales bij bedrijven was meerledig. Ten eerste verschafte het inzicht in wijze waarop yoga wordt toegepast in de werksfeer; wat de vorm is waarin zij lesgeven en welke technieken zij de werknemers aanleren die zij niet alleen in de yogasessie, maar ook tijdens werktijd kunnen

toepassen. Ten tweede bood het mij inzicht in het discours en de perceptie van yogadocenten op de rol van yoga in de werksfeer; wat is volgens hun de functie van yoga en verschilt deze perceptie per yogadocent of komt het juist sterk overeen? Tot slot fungeerde een drietal yogadocenten tevens als

gatekeepers. Volgens Hennink et al. (2013) kunnen gatekeepers de onderzoeker toegang geven tot

een bepaald onderzoeksveld. In mijn geval gaven zij mij de unieke mogelijkheid om deel te nemen aan de door hun gegeven yogasessies bij het betreffende bedrijf waar ze niet alleen als yogadocent werkzaam zijn, maar ook als reguliere werknemer. Dit houdt in dat zij ook reguliere werkzaamheden verrichten bij het bedrijf waar ze yogales geven. Zij konden mij daarom van waardevolle informatie voorzien over de bedrijfscultuur en de rol van het management in het faciliteren van bedrijfsyoga. Tevens hielpen ze mij bij het werven van werknemers die bereidwillig waren om de enquête na afloop van de yogasessie in te vullen.

2.2 Participerende observatie

Ik heb drie participerende observaties gedaan door deel te nemen aan drie bedrijfsyoga sessies die allen plaats vonden bij het bedrijf zelf of in een gebouw dat beheerd werd door de betreffende organisatie. Het was door mijn actieve deelname niet mogelijk om tijdens de sessie notities te maken. Dit heb ik naderhand gedaan. De verslagen van deze sessies zijn terug te vinden in bijlage 1. Het deelnemen aan deze yogasessies gaf mij de mogelijkheid om de vorm waarin het gegeven werd te observeren, als ook lichamelijk te ervaren. Dit verschafte mij inzicht in de wijze waarop yoga als praktijk in de werksfeer toegepast wordt. Omdat ik deelnam aan drie yogasessies bij drie

(20)

20 verschillende bedrijven bood dit mij tevens de mogelijkheid om deze sessies met elkaar te

vergelijken. De uitgetypte verslagen zijn uiteindelijk geëxporteerd naar Atlas Ti, waar ze tezamen met de andere data werden geanalyseerd

2.3 Survey

Na afloop van twee yogasessies waaraan ik deelnam verzamelde ik emailadressen van gegadigden die ook deelnamen aan de yogasessie. De survey die ik ze naderhand stuurde is te vinden in bijlage 2 en is via het internet afgenomen. Het doel van deze survey was om te achterhalen hoe werknemers yoga als technologie van het self toepassen in de werksfeer. Wat is de rol van yoga tijdens een werkdag en hoe beïnvloedt dit hun dagelijkse routine? Alle antwoorden zijn uiteindelijk geëxporteerd naar Atlas Ti. In totaal vulde acht werknemers de survey in. Hoewel deze resultaten niet

generaliseerbaar zijn – daar is het aantal respondenten te laag voor -, schetst het wel een beeld van de motivaties van werknemers om yoga te beoefenen en de wijze waarop werknemers yoga toepassen in de werksfeer.

2.4 Codering

Alle data afkomstig van de gebruikte onderzoeksmethoden zijn geïmporteerd naar Atlas Ti; de resultaten van de survey, de verslagen van de bijgewoonde yogasessies en alle getranscribeerde interviews. De benadering die ik heb gekozen om deze data te analyseren is een thematische inhoudsanalyse. Dat wil zeggen dat ik door het lezen en coderen van de data op zoek ben gegaan naar gemeenschappelijke thema’s die uitdrukking geven aan de gemeenschap van stemmen van alle participanten (Anderson, 2007). Een overzicht van alle codes is te vinden in bijlage 3. De meeste codes zijn ontwikkeld naar aanleiding van het aandachtig lezen van de data, dit wordt ook wel inductief coderen genoemd. De overige codes zijn deductief van aard, dat wil zeggen dat de

inspiratie voor de codes is opgedaan via de theorie (Hennink et al., 2011). Dit gold voor de codes met betrekking tot de wijze waarop yoga in de werksfeer gekaderd wordt: als spirituele verdieping of als instrument om de gezondheid te verbeteren, maar ook zijn er codes geïnspireerd op de tweedelige Foucault, waarbij yoga enerzijds als techniek van controle kan worden beschouwd, maar ook als techniek voor zelfontwikkeling. De codes die deductief zijn geformuleerd zijn wel inductief getest. Dat wil zeggen dat deductief ontwikkelde codes die irrelevant bleken overboord zijn gegooid. Er zijn drie soorten codes te onderscheiden die ik heb gebruikt bij het inductief coderen: codes die zijn ontwikkeld om dat deze geregeld benoemd werden door verschillende respondenten; codes die zijn ontwikkeld naar aanleiding van specifieke zinnen of metaforen die werden gebruikt door de

participanten (in vivo codes) en codes die ontwikkeld zijn aan de hand van analytisch lezen. Dit houdt in dat er gezocht wordt naar de onderliggende context die een deel van de data aan elkaar verbindt (Hennink et al., 2012).

(21)

21

3. Analyse

De analyse is gestructureerd aan de hand van een aantal thema’s die in het coderingsproces naar voren kwamen. Tezamen zullen deze thema’s antwoord geven op de hoofdvraag: Hoe wordt yoga geïntegreerd in de werksfeer? Allereerst zal het thema De totstandkoming van bedrijfsyoga behandeld worden. In deze paragraaf zal er ingegaan worden op de wijze waarop het initiatief tot bedrijfsyoga is ontstaan: is het een management gestuurd of een werknemers gestuurd fenomeen? Daarop volgt Beeldvorming en toegankelijkheid. Dit thema houdt zich bezig met de beeldvorming rondom yoga en hoe dit invloed heeft op de uiteindelijke vorm waarin bedrijfsyoga gegeven wordt. Het derde thema is De bewegingsvrijheid van de yogadocent. Hierin zal geanalyseerd worden in welke mate de yogadocent de ruimte ervaart om de yogales naar eigen visie vorm te geven. In de vierde paragraaf zal het thema Yoga als remedie tegen werkgerelateerde klachten centraal staan. In deze paragraaf zal geanalyseerd worden op welke wijze yoga in de werksfeer wordt gekaderd en toegepast. Tot slot zal in de laatste paragraaf het thema Bewustwording worden geanalyseerd. In zowel de interviews als bij de yogasessies waaraan ik zelf meedeed was dit een terugkerend thema. Yogadocenten hamerden erop dat werknemers zichzelf kunnen corrigeren door bewust te worden van slechte gewoontes.

3.1 De totstandkoming van bedrijfsyoga

Van de negen geïnterviewde yoga docenten hebben vier docenten ervaring in het geven van

bedrijfsyoga op structurele basis. Dat wil zeggen dat zij minimaal wekelijks een sessie voor, tijdens of na werktijd voor werknemers verzorgen bij hetzelfde bedrijf. Drie daarvan hebben het initiatief ontplooid om bedrijfsyoga te geven aan collega’s bij het huidige bedrijf waar ze zelf werkzaam zijn. Dit houdt in dat zij naast de reguliere werkzaamheden die zij verrichten voor het bedrijf ook yogales geven. Het geven van yogales aan collega’s kan in dit geval bestempeld worden als ‘nevenactiviteit’. Opvallend is dat bij twee yogadocenten het initiatief op een soortgelijke wijze is ontstaan. Zo zegt Farida:

“Ik moest eigenlijk een beetje oefenen op mensen tijdens mijn yoga opleiding. Dus toen dacht ik: waarom doe ik het niet voor mijn collega’s? We waren toen in de verbouwing, en een plek was toen nog leeg. Dus ik dacht, ik ga gewoon daar mijn matjes neerzetten. Ik mocht matjes bestellen, [een afdeling van de gemeente] zei toen: het is goed.”

Hier bekleedt het management dus vooral een faciliterende rol. Een werknemer komt op het idee en het management besluit hiermee akkoord te gaan door de ruimte, die toch al leeg is, te faciliteren. In het tweede geval is het initiatief min of meer op een zelfde wijze ontstaan, alleen bekleedt het

(22)

22 management, in dit geval de ‘arbodienst’, een minder passieve rol omdat zij al opzoek waren naar een yogadocent. Zo beschrijft Stephanie:

“Ik was zelf aan het oefenen in een ruimte bij [een Nederlandse bank A] en daarnaast was er een interne sportschool, en een hele grote ruimte. Daar was ik vaak aan het oefenen en daar liepen mensen doorheen en die vroegen wat ben jij aan het doen. Oh nou yoga, oh nou leuk, oh mag ik meedoen? Ja hoor, nou dan heb je er twee, drie, die slepen er weer wat mee en op een gegeven moment heb je twaalf / vijftien man. [..} en dan ga je naar de Arbo dienst, en nou dat was toevallig want ze waren op zoek naar een yogadocente dus dat was gelijk helemaal geregeld.”

Ook hier is de structurele yogasessie op spontane wijze ontstaan, en niet de uitkomst van een management gestuurd proces. In een ander voorbeeld ontplooide Ina, een werknemer en tevens yogadocent, op geheel eigen wijze het initiatief om bedrijfsyoga te geven aan haar collega’s.

“[..] hiervoor heb ik het ook nog twee jaar zelf georganiseerd. En toen had ik toestemming van de [een Nederlandse bank B] om gebruik te maken van hun ruimte. Ik mocht mensen mailtjes sturen en zeggen: luister, dit is er. En dan konden ze gewoon bij mij aanmelden en dan moesten ze 7,50 per sessie betalen en was het hun eigen tijd. En op een gegeven moment: we willen het eigenlijk gewoon wel echt aanbieden aan werknemers. En toen mocht ik uren schrijven en moesten mensen mij niet meer individueel te betalen. En toen zag ik wel een stijging. Dus die 7,50 was voor sommige mensen toch wel weer een drempel.”

Dit citaat toont aan hoe het initiatief tot bedrijfsyoga kan beginnen bij een werknemer en in een later stadium geïnstitutionaliseerd wordt. De rol van het management in het ontstaan van het initiatief was summier, zij gaven Ina toestemming om collega’s te werven voor haar bedrijfsyoga sessie, maar bemoeide zich verder niet met het proces. Zo spande het management zich niet in om er voor te zorgen dat er zich zo veel mogelijk werknemers aanmeldden en er werd ook geen budget voor vrij gemaakt. Inmiddels is bedrijfsyoga onderdeel van het vitaliteitsplan. Ina mag nu uren schrijven en werknemers hoeven er niet langer zelf voor te betalen. Dit toont aan hoe de prioriteit van het management is verschoven. De ochtend dat ik meedeed aan de Ina’s bedrijfsyoga sessie op het hoofdkantoor van [een Nederlandse bank B] was ook Karin, de HR manager, aanwezig. Zij had een deelnemerslijst bij zich en wilde er zeker van zijn dat iedereen die zich had opgegeven ook

daadwerkelijk kwam opdagen. Deelnemers die nog niet binnen waren op het afgesproken tijdstip van 12:30 belde ze op. Kort voordat de sessie begon sprak ik nog even kort met Karin. Zo vertelde ze mij dat deze sessie onderdeel was van het vitaliteitsplan. De functie van haar aanwezigheid bij deze sessie laat op symbolische wijze zien hoe de bedrijfsyoga sessie die wekelijks wordt gegeven zich heeft ontpopt tot iets waar een Human Resource Manager zich over ontfermt, terwijl dit in het begin

(23)

23 stadium nog vreemd terrein was. Vanuit theoretisch perspectief zou deze ontwikkeling waarin het management met betrekking tot yoga een actievere rol inneemt, kunnen duiden op een toenemende bewustwording tussen welzijn en productiviteit om zo een vorm van sociale controle te

verwezenlijken. Zoals Rose (1990) stelt zouden organisaties zich bewust zijn van de relatie tussen twee begrippen “Organizations are to get the most out of their employees [..] by realising the psychological strivings of individuals for autonomy and creativity and channelling them into the search of the firm for excellence and success.”(Rose & Miller, 1990: 26).

Tot nu toe zijn de gevallen besproken waarbij de yogadocent die het initiatief ontplooide voor bedrijfsyoga tevens werknemer is bij het bedrijf waar ze de yogales zelf verzorgen. Esther, nu werkzaam als yogadocente bij [een boekingsbedrijf] heeft ooit het stokje overgenomen van een andere yogadocent. Het initiatief bij werd toentertijd genomen door een toenmalige HR

medewerker.

“Doutze, zij is van HR, tenminste destijds had zij een functie bij HR, werkneemster van [een boekingsbedrijf], die had zelf zoiets van, ik ga dat organiseren. Destijds heeft nog heel eventjes iemand anders les gegeven. Maar via via ben ik in contact gekomen en heb ik het

overgenomen. Maar een werkneemster zelf heeft het geïnitieerd. Omdat zij zelf zoiets had van, ik wil gewoon heel graag yoga voor de werknemers organiseren.”

Hoewel het een HR medewerkster was die het initiatief nam om bedrijfsyoga te organiseren, was het niet het resultaat van een management gestuurd proces, maar het initiatief van een individuele werknemer die affiniteit heeft met yoga en er zelf het voordeel van inzag om dit op het werk te organiseren. Dit blijkt wel uit het volgende citaat:

“En eerder betaalden mensen er ook voor. Maar daarvan hebben we op een gegeven moment gezegd [een boekingsbedrijf] gaat het gewoon betalen. Want het is ook gewoon een klein stukje benefiet wat we eigenlijk voor onze medewerkers hebben.”

Bij [een bekende webshop] waar Wilma yoga les geeft is bedrijfsyoga onderdeel van het

sportprogramma. De beslissing om bedrijfsyoga te organiseren werd genomen door een toenmalige medewerkster die verantwoordelijk was voor het sportprogramma.

”Bij [een bekende webshop] was het een heel jong meisje die stond er ongelooflijk open voor. Die heeft nu overgedragen aan een jongen en die staat er ongelooflijk ver van af.”

Uit bovenstaande citaat blijkt dat het wel of niet implementeren van bedrijfsyoga kan afhangen van de affiniteit die iemand met yoga heeft. Zo vertelt Sina, oprichtster van een yogaschool in

Amsterdam Noord, dat de meeste bedrijfsyoga sessies die ze geeft tot stand zijn gekomen via studenten die ze in haar reguliere yogasessie les geeft.

(24)

24

“Maar vaak zijn het mensen die hier bijvoorbeeld komen en die al yoga doen en dan zeggen dat ze dat graag op hun werk willen.”

Op een soortgelijke wijze kwam Wilma bij [een bekende webshop] terecht.

“Het is alleen maar via via via. Ik geef een retreat in Spanje, twee keer per jaar. Ga ik volgende week weer naartoe. En daar komen ook mensen, en die kennen weer mensen daar. Zo kwam ik bijvoorbeeld aan [een bekende webshop]”

En Ina kwam via een student van haar reguliere yogales bij een yogaschool in Utrecht die ze wekelijks geeft bij een bedrijf terecht waarvoor ze uiteindelijk zes sessies verzorgde.

“Ja, in dit geval was dat dan een student van mijn reguliere yoga les die wist dat ik dit deed. En zij werkte daar en zij waren ook bezig met vitaliteit en bewegen, en toen zei ze: kom je bij ons een workshop gegeven. En zij heeft dat toen geregeld met haar manager. Zo gaat dat vaak.”

Bovenstaande citaten laten zien dat het initiatief tot structurele bedrijfsyoga vaak van onderaf ontstaat en niet het resultaat is van een management gestuurd proces. Deze bottom-up verspreiding van yoga zou kunnen duiden op een sociaal educatief regime dat streeft naar bevrijdende

zelfontwikkeling via zelfdisciplinering (Paulle, 2007; Foucault 1988a). Hoe yogadocenten werknemers deze zelfdiscipline aanleren zal verderop in de analyse onder de loep worden genomen. Wat

bovenstaande citaten ons verder kunnen leren is dat yoga een vorm is van wat Strauss (2005) belichaamde kennis noemt. Dat wil zeggen dat yoga lichamelijk moet worden beoefend om de voordelen ervan te kunnen inzien. Zo stelt Strauss (2005) dat alleen de lichamelijke betrokkenheid door de beoefening van yoga de zintuigelijke herinnering biedt die essentieel is om de voordelen van yoga in te zien. Zoals bovenstaande citaten laten zien kan dit uiteindelijk leiden tot een nieuwe bedrijfsyoga sessie voor de yogadocent. Yoga zou zodanig als sociaal educatief regime kunnen worden beschouwd dat zich verspreid als vorm van belichaamde kennis.

Het feit dat werknemers het initiatief nemen om yoga te beoefenen tijdens of na werktijd zou gezien kunnen worden als de uitkomst van een klimaat waarbij hiërarchische structuren niet langer alles bepalend zijn en waarbij de werksfeer ruimte biedt voor zelfverwezenlijking. Heelas (1992), Rose (1992) en Flemming wijzen allen op een ‘nieuw’ soort management dat bewust stuurt op het creëren en faciliteren van een dergelijk klimaat, zolang het maar de welzijn van werknemers bevordert. Het initiatief kwam in de hierboven besproken voorbeelden weliswaar van de

werknemers, maar het management bekleedt een vrij passieve rol in het faciliteren ervan. Terwijl de verwachting vanuit het perspectief van Rose zou zijn dat het management een actieve rol inneemt in het faciliteren van initiatieven die de potentie hebben om de welzijn van werknemers te bevorderen.

(25)

25 Zo vertelde Farida, yogadocente bij [een gemeentelijke afdeling], mij in het interview dat ze in de yogaruimte waar ze nu yogales geeft ruimte heeft voor maximaal vijf à zes personen. Toen ik zelf deelnam aan de yogasessie ervoer ik waarom. De ruimte is voor bijna de helft gevuld met boekenkasten en te midden van de ruimte lag een tapijt dat bijna volledig werd bedekt door vijf yogamatjes. Tijdens de sessie merkte ik dat bij het uitvoeren van sommige oefeningen ruimte tekort was, laat staan als er nog een extra deelnemer zou zijn (zie bijlage 1 voor het verslag van deze sessie). Het feit dat er maar een relatief kleine ruimte beschikbaar is gemaakt die Farida mag gebruiken voor het geven van de yogasessie, zegt veel over de prioriteit die het management geeft aan bedrijfsyoga. Zo vertelde Farida mij ook dat er af en toe ook te veel aanmeldingen zijn waardoor ze genoodzaakt is het ‘wie het eerst komt wie het eerst maalt’ principe toe te passen. Idealiter zou ze nog een tweede sessie willen geven:

“[..] voor hier in het bedrijf zou ik het nog wel een dagje extra willen. Omdat meer mensen willen komen. Daar ben ik nog over aan het nadenken om dat ook aan te vragen [..] Daar ben ik nu mee bezig”

Ondanks het feit dat de behoefte van werknemers om deel te nemen aan de bedrijfsyoga sessie het aanbod overstijgt, is het nog geen vanzelfsprekendheid dat het management in dit gat springt door zich in te spannen een grotere ruimte beschikbaar te stellen, of de mogelijkheid te faciliteren een tweede sessie aan te bieden. De positie dat het management van [een gemeentelijke afdeling] inneemt ten opzichte van bedrijfsyoga laat zich het beste samenvatten met de volgende uitspraak van Farida: “Ik ben eigenlijk een beetje gedoogd”. Zo liet Farida mij tijdens het interview een overzicht zien van een verzameling e-mails waarin medewerkers die deelnemen aan de yogasessie lieten weten wat ze er van vonden. Deze reacties krijgt de directie vervolgens te zien en wegen mee in de beslissing om de bedrijfsyoga sessie wel of niet voort te laten bestaan.

Uit het volgende citaat blijkt dat het faciliteren van bedrijfsyoga bij het management van [een Nederlandse bank B] ook niet hoog op het prioriteitenlijstje van het management staat, ondanks dat bedrijfsyoga inmiddels wel onderdeel is van het vitaliteitsprogramma.

“Ze hebben hier in de buurt, bij het hoofdkantoor, wel een kleine fitnessruimte. Ik heb daar ook weleens geïnformeerd van: zouden jullie yoga willen gegeven. Toen zeiden ze: dat lijkt ons heel leuk, maar we hebben maar één ruimte. En je kan geen yogales geven als andere mensen keihard aan het hardlopen zijn of met gewichten bezig zijn.”

Kortom, het management lijkt er wel voor open te staan, maar bedrijfsyoga heeft kennelijk nog niet dezelfde status bereikt als bedrijfsfitness, in de zin dat er geen aparte ruimte wordt gecreëerd waar

(26)

26 werknemers yoga kunnen beoefenen. Dit geldt overigens niet alleen voor [een Nederlandse bank B]. Geen van de yogadocenten die ik voor dit onderzoek interviewde waren werkzaam of ooit werkzaam geweest bij een bedrijf dat een ruimte beschikbaar stelde dat speciaal ingericht of vrijgehouden werd voor yoga. Meestal betreft het een ruimte dat rondom een bepaald tijdstip toch leeg staat, zoals een vergaderzaal of in het geval van [een gemeentelijke afdeling] een klein bibliotheekje in een

conferentiegebouw. Bij [een boekingsbedrijf] was de keuze om na werktijd yoga te beoefenen onder meer van praktische aard. Zo zegt Eline, activiteitenbegeleidster bij [een boekingsbedrijf]:

“Eigenlijk zijn de meetingrooms altijd wel geboekt en hebben we die ’s avonds wel gewoon beschikbaar. Dus dat is eigenlijk wel de reden”

Tot nu toe zijn er voorbeelden gegeven van bedrijven waar het initiatief om op structurele basis bedrijfsyoga te organiseren op min of meer spontane wijze zijn ontstaan waarbij een werknemer met affiniteit voor yoga het initiatief ontplooit om het wekelijks te organiseren of waarbij een werknemer de yogalessen zelf verzorgt. Uit mijn interviews met de yogadocenten valt af te leiden dat het

organiseren van structurele yogales, dat wil zeggen voor minimaal een keer per week, zelden het resultaat is van een management gestuurd proces dat bewust in gang wordt gezet om de vitaliteit van werknemers te verbeteren. Een uitzondering vormt echter yoga op incidentele basis in de context van de werksfeer, waarbij de werkgever een sessie van bijvoorbeeld maximaal zes lessen organiseert of waarbij yoga onderdeel is van een programma van een bepaald evenement waar verschillende organisaties vertegenwoordigd zijn. Op de vraag of Ina naast, [een Nederlandse bank B] waar ze nu lesgeeft, ook wel eens les heeft gegeven bij andere bedrijven antwoorden ze het

volgende:

“Ja, niet zo structureel, maar vaak eenmalige sessies. Toen ik nog met de opleiding bezig was toen heb ik vijf sessies bij [een woonwinkel] gegeven. Maar dat was wel echt met matten en

sportkleding, aan het einde van de werkdag.”

Ook andere yogadocenten hebben ervaring met het geven van eenmalige sessies. Dit soort incidentele sessies bij bedrijven worden in tegenstelling tot structurele yogales vaker geïnitieerd door het management. Zo zegt yogadocent Marco dat het management van bedrijven wel eens aan yoga of mindfulness denkt in tijden van veranderingen rondom overnames, die vaak tot stress kunnen leiden bij werknemers.

Ook zijn er yogadocenten die ervaringen hebben met het geven van bedrijfsyoga lessen in de context van een evenement waar verschillende bedrijven vertegenwoordigd zijn, zoals blijkt uit de ervaring van Ina:

(27)

27

“Ik werd laatst gevraagd door consultancy groep, dat was een groep topstudenten die dan met de zeven grote consultancy bedrijven van Nederland, twee dagen in een kasteel zitten. Toen heb ik ook een sessie van drie kwartier, een uurtje, verzorgd voordat ze weer gingen eten.”

Stephanie heeft een soortgelijke ervaring:

“Vaak komt het wel vanuit bedrijven en dan is het heel vaak zo dat bedrijven iets aparts willen doen tijdens een management sessie of een leiderschap sessie. En dat ze dan denken: ja laten we iets anders doen. En dan komen ze uit bij yoga. Laatst was ik bij een heftige leidersbijeenkomst met allemaal managers uit het buitenland en die hadden een heel zwaar programma, echt een onderbreking om echt een compleet andere mindset te hebben en dan denken ze ook heel vaak aan yoga. Dat heb ik ook vaak meegemaakt bij de gemeente dat het ook wel vrij zware geestelijke sessies zijn en dat ze denken nou even een compleet ander iets en dan merk je wel dat het heel erg werkt, dat mensen toch compleet los kunnen laten waar ze mee bezig zijn.”

Deze sessies vinden dus niet plaats bij het bedrijf zelf maar zijn onderdeel van een evenement waar yoga een soort randprogrammering vormt om deelnemers de mogelijkheid te geven om zich te ontspannen door meer nadruk te leggen op het lichaam. Bovenstaande citaat laat zien hoe yoga in de context van deze evenementen wordt gekaderd, namelijk als een onderbreking van het

‘geestelijke’ werk door tijdelijk de aandacht te verschuiven naar het lichaam, maar minder als wijze om de gezondheid van de werknemer te verbeteren door yoga op structurele basis te faciliteren. Bedrijven zien incidentele yoga als een middel om ‘iets aparts’ te doen. De wijze waarop yoga in de context van evenementen gekaderd wordt sluit aan bij het moderne werkklimaat dat Fleming (2009) omschrijft. Volgens Fleming zou deze gericht zijn op authenticiteit en biedt het ruimte voor

alternatieve levensstijlen.

Veel van de yogadocenten die ik sprak zijn wel eens ingehuurd voor deze sessies op incidentele basis. Minder gebruikelijk is echter de sturende of ondersteunende rol van het management in het kader van bedrijfsyoga op structurele basis. Zo zegt Eline,

activiteitenbegeleidster bij [een boekingsbedrijf]:

“Ja, zo doen we eigenlijk wel meer sportactiviteiten. Soort van een klein potje per jaar dat we daarvoor vrij hebben. Ja het moeten wel sporten zijn die voor iedereen toegankelijk zijn. En die ook geen grote blessures kunnen opleveren.”

Yoga is bij [een boekingsbedrijf] onderdeel van het sportprogramma. Zoals blijkt uit het

bovenstaande citaat stelt het management daarvoor een klein potje beschikbaar. Yoga en de overige activiteiten vormen echter geen prioriteit van het management. Zo zegt Eline dat het Human

(28)

28 werknemers die weinig tot niet ziek zijn te belonen met extra vakantiedagen. Maar de

sportprogrammering waar ook yoga onder valt is volledig losgekoppeld van HR, maar valt onder het ‘Office team’ waar Eline onderdeel van uitmaakt. Zo zegt Eline dat HR waarschijnlijk niet eens op de hoogte is van het bestaan van sommige sportactiviteiten die er worden georganiseerd. Ook Wilma maakt uit haar ervaring op dat het faciliteren van bedrijfsyoga geen prioriteit vormt van het management.

“[..] de stoelmassages gingen er zes jaar geleden ook als eerste uit bij bedrijven. Ja, het is een sluitpost. Dat is het nu eenmaal. Maar je ziet wel dat de mensen de benefits er van in zien.”

Deze bevinding onderschrijft niet het perspectief van Rose (1990), namelijk dat werkgevers sinds de jaren zeventig zouden sturen op de relatie tussen welzijn en productiviteit. Dat zou namelijk

betekenen dat het management (sport)activiteiten zou stimuleren die de potentie hebben om de welzijn van werknemers te bevorderen. En de financiering zou dan geen sluitpost op de begroting vormen.

3.2 Beeldvorming en toegankelijkheid

Veel van de yogadocenten spraken over het zweverige imago dat er aan yoga kleeft. Dit zou voor veel werknemers een drempel zijn om yoga uit te proberen. Zo beschrijft Stephanie:

“Nou, ik denk de beeldvorming vaak wel het rustige en het hele zweverige is en dat maakt op zich helemaal niet uit, maar het weerhoudt de mensen die dat niet fijn vinden ervan om het te gaan doen om het enigszins te proberen, snap je?”

Om yoga toegankelijker te maken voor werknemers modificeren de docenten die bedrijfsyoga geven de vorm en hun stijl van lesgeven. Zo beschrijft Wilma:

“Ik heb het laagdrempelig ingezet als docent, dat mensen zeiden: je krijgt er een warm hoofd van en je moet heel zen kijken, het biedt mij niks. Ben ik alleen maar heel rustig begonnen met bewegingen en noem het stretchen, noem het yoga. Zo heb ik het ingezet, zeker bij bedrijven. Omdat het daar helemaal niet common is om te doen. Zeg tegen iemand, ga tien pushups maken, dat doet ie voor je, feilloos. Dat kunnen we, op karakter, zeker bij bedrijven waar jonge honden werken.”

Bovenstaand citaat laat zien dat de vorm waarin yoga gegeven wordt aangepast op basis van de veronderstelling dat yoga in de werksfeer niet gebruikelijk is en om werknemers die yoga zweverig zouden vinden tegemoet te komen. Deze ‘jonge honden’ waar Wilma het over heeft zouden zich meer op hun gemak voelen wanneer ze fysiek uitgedaagd worden. Zo kiest Stephanie voor een fysieke variant van yoga in zowel haar reguliere lessen als de bedrijfsyoga lessen die ze gaf voor [een

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

WORKSHOP “Get Uked” (Mirjam Dreijer) Lijkt het bespelen van een instrument jou ook altijd zo leuk maar ontbreekt het je aan tijd om uitgebreid les te nemen, lijkt het je

De batterijen die door Lenovo voor uw product worden geleverd, zijn getest op compatibiliteit en mogen alleen worden vervangen door goedgekeurde onderdelen.. Batterijen die niet

Hoe kan ik nagaan of Compact geactiveerd is voor het exemplaar van Windows dat op mijn computer geïnstalleerd is.. De Compact-technologie is normaal geactiveerd voor exemplaren

De batterijen die door Lenovo voor uw product worden geleverd, zijn getest op compatibiliteit en mogen alleen worden vervangen door goedgekeurde onderdelen.. Batterijen die niet

Het Lenovo OneKey Recovery System is een programma dat bedoeld is om een back-up te maken van uw computer en deze indien nodig te herstellen.. U kunt het gebruiken om de

Compressie: in ieders lichaam en in elke houding komt er een moment dat de beperking die we ervaren niet langer wordt veroorzaakt door onze spieren.. Nadat we door de

Welzijn vereist vaardigheden voor zelfzorg vanuit een holistisch kader Gedragsverandering door o.a herhaling (rituelen), reflectie, intentie Herken optimale balans voor jezelf

c Novo-knop Druk terwijl de computer uitgeschakeld is op deze knop om het Lenovo OneKey Recovery-systeem of het.. hulpprogramma voor BIOS-instelling te starten, of om het