• No results found

Risicoanalyse van Q-organismen in de glastuinbouw

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Risicoanalyse van Q-organismen in de glastuinbouw"

Copied!
76
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)Het LEI ontwikkelt voor overheden en bedrijfsleven economische kennis op het gebied van voedsel, landbouw en groene ruimte. Met onafhankelijk onderzoek biedt het zijn afnemers houvast voor maatschappelijk en strategisch verantwoorde beleidskeuzes. Het LEI is een onderdeel van Wageningen UR (University & Research centre). Daarbinnen vormt het samen met het Departement Maatschappijwetenschappen van Wageningen University en het Wageningen UR Centre for Development Innovation de Social Sciences Group. Meer informatie: www.lei.wur.nl. LEI-rapport 2011-054. CYAN MAGENTA YELLOW BLACK. Risicoanalyse van Q-organismen in de glastuinbouw.

(2) Risicoanalyse van Q-organismen in de glastuinbouw M.A.P.M. van Asseldonk M.L.H. Breukers J. Benninga J. Bremmer W.H.G.J. Hennen R. Slobbe. LEI-rapport 2011-054 November 2011 Projectcode 2240916000 LEI, onderdeel van Wageningen UR, Den Haag.

(3) 2.

(4) Risicoanalyse van Q-organismen in de glastuinbouw Asseldonk, M.A.P.M. van, M.L.H. Breukers, J. Benninga, J. Bremmer, W.H.G.J. Hennen en R. Slobbe LEI-rapport 2011-054 ISBN/EAN: 978-90-8615-536-1 Prijs € 18,50 (inclusief 6% btw) 74 p., fig., tab., bijl.. 3.

(5) Project BO-06-005-002.24, ꞋRisicoanalyse van Q-organismen in de glastuinbouw’ Dit onderzoek is uitgevoerd binnen het kader van het EL&I-programma Beleidsondersteunend Onderzoek; Thema: Fytosanitair Q-organismen; Cluster: Plantgezondheid.. Foto omslag: Werry Crone/Hollandse Hoogte Bestellingen 070-3358330 publicatie.lei@wur.nl © LEI, onderdeel van Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek, 2011 Overname van de inhoud is toegestaan, mits met duidelijke bronvermelding. 4. Het LEI is ISO 9001:2008 gecertificeerd..

(6) Inhoud. 1. 2. 3. Woord vooraf. 7. Samenvatting. 8. S.1 Belangrijkste uitkomsten S.2 Overige uitkomsten S.3 Methode. 8 8 9. Summary. 10. S.1 Key results S.2 Complementary findings S.3 Methodology. 10 10 11. Introductie. 12. 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5. 12 12 13 13 13. Aanleiding Probleemstelling Ketenbenadering Doelstelling Werkwijze. Selectie en beschrijving casusorganismen. 14. 2.1 Q-organismen in de tomatenketen 2.2 Q-organismen in de kuipplantenketen. 15 16. Beschrijving ketens. 18. 3.1 Beschrijving tomatenketen 3.2 Beschrijving kuipplantenketen. 18 20. 5.

(7) 4. 5. 6. 7. Methode. 24. 4.1 Modellering introductie en verspreiding 4.1.1 Variabelen 4.1.2 Scenario's 4.1.3 Fytosanitaire maatregelen 4.2 Introductie en verspreiding 4.2.1 Routes voor introductie en verspreiding 4.2.2 Karakterisering van introductie en verspreiding op ketenniveau 4.2.3 Kwantificering van introductie- en verspreidingskansen 4.1 Schadecomponenten per keten. 24 25 26 27 29 29 30 34 42. Risico's en financieringsvarianten. 45. 5.1 Het verwachte aantal besmette bedrijven en schadelast 5.1.1 Besmette bedrijven en schadelast tomatenketen 5.1.2 Besmette bedrijven en schadelast kuipplantenketen 5.2 Analyse financieringsvarianten 5.2.1 Risicopremies per financieringsvariant tomatenketen 5.2.2 Risicopremies per financieringsvariant kuipplantenketen 5.2.3 Differentiatie risicopremies per bedrijf en per ketenschakel. 45 45 47 48 50 51 52. Bestuurskundig kader. 54. 6.1 Hoofdlijnen bestuurskundig kader 6.2 Toepassing van het kader. 54 57. Conclusie en discussie. 63. 7.1 Kwantitatieve analyse 7.2 Kwalitatieve analyse 7.3 Aanbevelingen. 63 64 65. Literatuur. 67. Bijlagen 1 2 6. Ketenspecifieke kansverdelingen voor verspreidingsniveaus per route Introductie- en verspreidingskansen per organisme. 68 70.

(8) Woord vooraf Vondsten van zogenaamde Quarantaineorganismen (Q-organismen) kunnen resulteren in een ruiming van besmette partijen op meerdere bedrijven om te voorkomen dat deze gereguleerde ziekten en plagen zich verspreiden via productstromen. De gevolgen van ruimingen kunnen sterk van elkaar verschillen. Daardoor lopen bedrijven meer of minder grote risico's. Een verzekering of fonds is essentieel voor de ontwikkeling van een publiek-privaat fytosanitair garantiesysteem. Met behulp van een kwantitatieve analyse is de verwachte schade door een viertal Q-organismen in kaart gebracht. Een kwalitatieve analyse is vervolgens uitgevoerd van in hoeverre een eventueel op te richten schadefonds dan wel verzekeringssysteem past binnen het fytosanitaire stelsel. Op basis van een dergelijke verkenning kan een vervolgtraject worden besproken en eventueel ingezet worden. Het onderzoek is gefinancierd door EL&I, waarbij het projectteam is bijgestaan door deskundigen van EL&I, LTO, PT, Plantum en PD. Ik wil de geraadpleegde personen bedanken voor hun deskundige inbreng.. Prof.dr.ir. R.B.M. Huirne Algemeen Directeur LEI. 7.

(9) Samenvatting S.1. Belangrijkste uitkomsten Een plantgezondheidsfonds of verzekering is een goede aanloop naar een publiek-privaat fytosanitair garantiesysteem. Een fonds of verzekering kan de schade als gevolg van plantenziekten op bedrijven afdekken, en is een aanvulling op hygiëneprotocollen ter preventie van plantenziekten. (Zie paragraaf 6.2) Premies zijn afhankelijk van de hygiënestatus en de regiodichtheid voor PSTVd en Thrips palmi in de kuipplantenketen. Voor Clavibacter en tomatengeelkrulbladvirus in de tomatenketen zijn de premieverschillen tussen de bedrijven veel geringer. (Zie paragraaf 5.1) Tabel S.1. Gemiddeld aantal besmettingen en schadelast productiebedrijven. Scenario. Worst case. Best case. Tomatenketen (Clavibacter en tomatengeelkrulbladvirus) Gemiddeld aantal besmette productiebedrijven (per jaar) Gemiddelde jaarlijkse schade x € 1.000. 15. 13. 2.526. 2.378. 1. 0. 119. 26. Kuipplantenketen (PSTVd en Thrips palmi) Gemiddeld aantal besmette productiebedrijven (per jaar) Gemiddelde jaarlijkse schade x € 1.000. S.2. 8. Overige uitkomsten Kwantificering van de risicopremie is specifiek voor iedere combinatie van Q-organismen in een keten. Aanvullende berekeningen zijn noodzakelijk als het fonds ook dekking biedt voor de overige Q-organismen in de verschillende ketens. (Zie paragraaf 7.1) Als de verschillen tussen de scenario's groot zijn, is differentiatie gewenst om individuele premies in overeenstemming te brengen met individuele risico's. Differentiatie zal leiden tot aanzienlijke verschillen in risicopremies tussen risicovolle en minder risicovolle telers. (Zie paragraaf 5.2.3).

(10) Direct verhalen van de schadelast in enig jaar resulteert in de meest variabele risicopremies. Stabieler worden risicopremies indien ze over meerdere jaren worden verdeeld, zodat de kans op hoge risicopremies in enig jaar afneemt. (Zie paragraaf 5.2). S.3. Methode Op verzoek van EL&I en PT heeft LEI in samenwerking met LTO een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd om de schade door Q-organismen in de glastuinbouw in kaart te brengen. (Zie hoofdstuk 2) In het onderzoek zijn een tweetal ketens en twee Q-organismen per keten onderzocht, namelijk Clavibacter en tomatengeelkrulbladvirus in de tomatenketen, en PSTVd en Thrips palmi in de kuipplantenketen. Voor deze studie is het Keten Risico Model aangepast om inzicht te verkrijgen in niet alleen de te verwachten schade op jaarbasis, maar ook in de spreiding ervan. De belangrijkste variabelen zijn in het model opgenomen met een kansverdeling. De drie kansvariabelen zijn: kans op introductie van besmetting van buiten, verspreiding binnen de schakel en kans op introductie door import. (Zie hoofdstuk 4). 9.

(11) Summary Risk analysis of Q-organisms in greenhouse horticulture S.1. Key results A plant health fund or insurance policy is a good preparatory stage for a public-private phytosanitary guarantee system. A fund or insurance policy can cover the damage or losses resulting from plant diseases within horticultural firms, and supplements hygiene protocols for the prevention of plant diseases. Insurance premiums are dependent on the hygiene status and the regional density for PSTVd and Thrips palmi in the container plant chain. The differences in premiums between businesses are much smaller for Clavibacter and Tomato yellow leaf curl virus in the tomato chain. Table S.1. Average number of infections and cost of claims of production companies. Scenario. Worst case. Best case. 15. 13. 2,526. 2,378. 1. 0. 119. 26. Tomato chain (Clavibacter and Tomato yellow leaf curl virus) Average number of infected production companies per year Average annual losses x €1,000. Container plant chain (PSTVd and Thrips palmi) Average number of infected production companies per year Average annual losses x €1,000. S.2. 10. Complementary findings Quantification of the insurance premium is specific to every combination of Qorganisms in a chain. Supplementary calculations are necessary if the fund also offers cover for the other Q-organisms in the various chains. If the differences between the scenarios are great, differentiation is desirable to align individual premiums with individual risks. Differentiation will lead to.

(12) considerable differences in insurance premiums between high-risk and lower-risk growers. The direct recovery of the costs of claims in any year results in the most variable insurance premiums. Insurance premiums will become more stable if they are divided over a number of years so that the risk of high insurance premiums declines in any year.. S.3. Methodology At the request of the Ministry of Economic Affairs, Agriculture and Innovation and the Horticultural Marketing Board, LEI and the LTO joined forces to carry out a quantitative risk analysis to map out the losses causes by Q-organisms in greenhouse horticulture. The research examined two chains and two Q-organisms per chain, namely Clavibacter and Tomato yellow leaf curl virus in the tomato chain, and PSTVd and Thrips palmi in the container plant chain. For this study, the Chain Risk Model was modified in order to gain insight into not only the damage and losses to be expected on an annual basis but also into the distribution of these. The most important variables have been incorporated into the model with a distribution of probability. The three risk variables are: the risk of the introduction of infection from outside, distribution within the link of the chain, and the risk of introduction through imports.. 11.

(13) 1 1.1. Introductie Aanleiding Vondsten van zogenaamde Quarantaineorganismen (Q-organismen) kunnen resulteren in een ruiming van besmette partijen op meerdere bedrijven. Quarantaineorganismen zijn organismen die op de Annex IAI, Annex IAII, Annex IIAI en Annex IIAII van de Fytorichtlijn 2000/29/EG staan. IAI staat voor organismen die in de gehele EU niet ingevoerd mogen worden, IAII is de lijst met organismen die in delen van de EU niet ingevoerd mogen worden. Annex IIAI staat voor organismen die niet via bepaalde planten en plantaardige producten mogen binnenkomen in de gehele EU en Annex IIAII staat voor organismen die niet via bepaalde planten en plantaardige producten mogen binnenkomen in delen van de EU. Met dit fytosanitair beleid wil EL&I voorkomen dat gereguleerde ziekten en plagen zich verspreiden via productstromen. De impact van ruimingen kunnen sterk kan elkaar verschillen. Daardoor lopen bedrijven meer of minder grote risico's. Een verzekering of fonds is essentieel voor de ontwikkeling van een zelfstandige bijdrage van ondernemers aan een fytosanitair garantiesysteem. Potatopol - een voorbeeld uit de aardappelsector- leert dat voorwaarden voor risicoafdekking bijdragen aan standaardisatie van maatregelen die risico's verkleinen.. 1.2. Probleemstelling De kosten als gevolg van vondsten van Q-organismen kunnen fors oplopen. Echter, de kans op introductie van een Q-organisme en de financiële gevolgen daarvan zijn moeilijk in te schatten. Bovendien kunnen de financiële gevolgen sterk variëren per product, afhankelijk van de verspreiding (onder andere via handelsstromen) en het moment van detectie. Voor het vaststellen van de risicopremie voor een verzekering/fonds is vooraf juist kwantitatief inzicht noodzakelijk, zowel wat betreft het gemiddeld jaarlijks uit te keren schadebedrag als de variatie van de schadelast.. 12.

(14) 1.3. Ketenbenadering In deze studie wordt de ketenbenadering gevolgd om de fytosanitaire kosten te schatten, wat inhoudt dat per product een productketen wordt gedefinieerd. Er is gebruik gemaakt van het voor fytosanitaire doelstellingen ontwikkelde Keten Risico Model (KRM) (Benninga et al., 2010). Een keten bestaat uit meerdere schakels die door volumestromen met elkaar verbonden zijn. Met volumestromen kunnen Q-organismen een schakel binnenkomen en verlaten. De complexe volumestromen zijn medebepalend voor een cumulatie van de schadelast. Potentiële verzekerden/deelnemers aan een fonds zijn de bedrijven in de verschillende schakels. Met behulp van genoemde ketenbenadering kan de schadelast geschat worden voor de verschillende schakels. Ook wordt hiermee inzicht gekregen in de rol van de verschillende schakels in de verspreiding van Q-organismen in verband met verantwoordelijkheid en wellicht aansprakelijkheid. Alternatief is een schakelbenadering waarbij één schakel centraal staat en de overige schakels als gegeven worden verondersteld (dit alternatief is verder niet geanalyseerd).. 1.4. Doelstelling Het project behelst een kwantitatieve en kwalitatieve risicoanalyse van de gevolgen van introductie en verspreiding van Q-organismen in de glastuinbouw ten behoeve van een eventueel op te richten schadefonds in wat voor vorm dan ook.. 1.5. Werkwijze Allereerst is een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd om de schade door Qorganismen in de glastuinbouw in kaart te brengen. Het huidige onderzoek beperkt zich tot twee ketens en twee Q-organismen per keten. Op basis van deze risicoanalyse zijn de kosten geschat. Niet alleen de gemiddelde schadekans en het gemiddelde uit te keren schadebedrag is van belang, ook de kansverdeling van het risico is medebepalend. Hierbij geldt dat risico = kans (%) x effect (euro). Daarnaast zal kwalitatief het belang van een verzekering/schadefonds in het fytosanitair stelsel worden beschreven. Op basis van deze verkenning kan een vervolgtraject worden besproken en eventueel ingezet worden.. 13.

(15) 2. Selectie en beschrijving casusorganismen Voor de te volgen ketenbenadering dienen de mogelijke introductie, verspreiding en gevolgen van alle risicovolle Q-organismen per (sub)sector te worden gekwantificeerd om te komen tot een risicopremie per (sub)keten/schakel. Het huidige onderzoek beperkt zich tot een tweetal ketens en twee Q-organismen per keten. Gekozen is voor Clavibacter en tomatengeelkrulbladvirus in tomaat en voor PSTVd en Thrips palmi in kuipplanten. De kuipplantenketen is, vanwege de grote diversiteit aan teelten en bedrijven, verder afgebakend tot Brugmansia, Solanum jasminoides en andere Solanumsoorten. Bij de keuze voor organismen zijn de volgende afwegingen gemaakt: - Het project betreft een risicoanalyse van Q-organismen (organismen waarvoor een EU-richtlijn geldt van '0-tolerantie'). Casusorganismen moeten dan ook een Q-status hebben. Clavibacter en TYLCV staan op annex IIAII , PSTVd en Thrips Palmi staan beide op IAI. Bovendien moet detectie van een besmetting gepaard gaan met financiële consequenties voor de ondernemer, op partij- dan wel bedrijfsniveau (bedreiging continuïteit van het bedrijf). - De risico's van introductie en verspreiding van Q-organismen - en de mogelijkheden tot beheersing ervan - hangen samen met de routes waarlangs zij zich kunnen verplaatsen. We onderscheiden daarbij: - introductie van buitenaf (ook wel primaire of eerste infectie genoemd); - verticale verspreiding (van ouder op nageslacht via vermeerdering) versus horizontale verspreiding (tussen planten niet via vermeerdering); - actieve verspreiding (bijvoorbeeld vliegend) versus passieve verspreiding (meeliftend met bijvoorbeeld machines, mensen of vectoren). Epidemiologische parameters zijn geschat met behulp van expertkennis. Deze is vooral beschikbaar voor organismen waar in het (recente) verleden ervaring mee is opgedaan. Bovendien kunnen recente uitbraakcijfers gebruikt worden voor een globale inschatting van het risico. In de volgende twee secties wordt per keten een korte beschrijving van de organismen gegeven: hun status, besmettingsbronnen en ervaringen uit het verleden.. 14.

(16) 2.1. Q-organismen in de tomatenketen. Clavibacter -. -. -. -. Clavibacter (officiële naam: Clavibacter michiganensis subsp. michiganensis) is de veroorzaker van de bacterieverwelkingsziekte, in het verleden bacteriekanker genoemd, en kan ernstige schade veroorzaken bij tomaat. Clavibacter komt hoofdzakelijk binnen via besmet zaad, waarlangs de ziekte zich verticaal door de keten verspreidt. Horizontale verspreiding tussen planten vindt plaats via water (onder andere irrigatie) en teelthandelingen (bijvoorbeeld snoeien: verontreinigde mesjes). De bacterie kan lange tijd overleven in plantafval, bodem en substraat en op materiaal en machines. Begin 2007 werd in de Nederlandse tomatenteelt een aantal vondsten van Clavibacter gedaan. In totaal zijn toen 14 besmettingen gevonden: één in een partij zaad, twee op plantenkwekerijen en 11 bij productietelers. Ook in 2008 kreeg de tomatenteelt te maken met Clavibacter. De uitbraak betrof negen teeltbedrijven; de besmettingen op acht van deze bedrijven waren veroorzaakt door horizontale transmissie vanuit planten uit één besmette zaadpartij. Ook in 2009 is Clavibacter diverse keren aangetroffen (acht bedrijven). In een aantal gevallen is er verwantschap tussen verschillende uitbraken omdat dezelfde bedrijven betrokken waren bij opeenvolgende uitbraken. Uit stamboomanalyse bleek dat er in andere gevallen totaal geen verwantschap was. De uitbraken in 2007 en in 2008 hebben geleid tot een geschatte schade voor ondernemers van respectievelijk 3,5 en 7 mln. euro (mededeling LTO Groeiservice). Dat laatste schadebedrag voor telers is uiteindelijk verlaagd met enkele miljoenen euro's omdat er door de leverancier een schadevergoeding is betaald. Het beleid voor dit organisme is in de loop van de tijd versoepeld.. Tomatengeelkrulbladvirus -. -. Het tomatengeelkrulbladvirus (Tomato Yellow Leaf Curl Virus, TYLCV) is een virus dat vooral schade veroorzaakt in tomaat. TYLCV wordt overgedragen door een insectenvector, de tabakswittevlieg (Bemisia tabaci). De tabakswittevlieg verspreidt zich actief, zowel binnen de kas als tussen kassen. Overdracht van het virus via contact met besmette planten of zaad is niet mogelijk. In oktober 2007 werd in de omgeving van Bleiswijk en Zevenhuizen (de Bdriehoek) in tomatenkassen TYLCV aangetroffen. In een daaropvolgend onderzoek zijn in totaal 17 besmettingen vastgesteld, allen in hetzelfde gebied.. 15.

(17) De besmettingen worden dan ook beschouwd als één uitbraak. In een survey in 2008, gericht op de betreffende bedrijven en op de teelt in brede zin, werden geen besmettingen aangetroffen. Naar aanleiding daarvan heeft men geconcludeerd dat de uitbraak in 2007 met succes is uitgeroeid.. 2.2. Q-organismen in de kuipplantenketen. PSTVd -. -. -. -. PSTVd (Potato Spindle Tuber Viroid, aardappelspindelknolviroïd) is een viroïde dat in potentie grote schade kan veroorzaken in met name aardappel en tomaat. Een aantal kuipplanten (onder andere Solanum jasminoides en Brugmansia spp.) is ook waardplant, maar ondervindt geen zichtbare schade van besmetting. PSTVd wordt onder meer overgedragen door vegetatieve vermeerdering van geïnfecteerde planten en/of door contact met geïnfecteerde planten of besmette gereedschappen. De teelt van de verschillende (groepen van) waardplanten vindt in Nederland in afzonderlijke productiesystemen plaats (zoals kuipplantenketen, aardappelketen en tomatenketen), wat het risico van contactbesmetting beperkt. Desondanks wordt rekening gehouden met de mogelijkheid dat een besmetting in kuipplanten zich kan uitbreiden naar de aardappel- of tomatenteelt. De Plantenziektenkundige Dienst heeft in 2006 tijdens inspecties kuipplanten aangetroffen die besmet zijn met PSTVd. In dat jaar kwam een goede toetsmethode beschikbaar. De eerste besmetting werd aangetroffen in een partij illegaal geïmporteerde Solanum jasminoides. In een daaropvolgende systematische bemonstering van bedrijven werden in totaal 35 bedrijven besmet bevonden (137 partijen, ruim twee derde van alle partijen in Nederland). Doordat actieve toetsing op PSTVd tot dan toe ontbrak had het virus kans gezien zich ongemerkt door de hele keten te verspreiden. In juni 2007 is een paspoortplicht ingevoerd voor Solanum jasminoides en Brugmansia spp. Sinds 2008 lijkt de uitbraak in Nederland onder controle. De totale schade van bovenstaande uitbraak bedroeg in totaal € 3 tot € 6 mln. (mededeling LTO Groeiservice).. Thrips palmi -. 16. Thrips palmi is een insect met een brede waardplantreeks, waaronder Cucurbitaceae (komkommer) en Solanaceae (nachtschadefamilie) (bron: EPPO databank). EU-wetgeving vereist dat productielocaties van alle voor.

(18) opplant bestemde planten, waaronder Solanum jasminoides, vrij zijn van het organisme. Op dit moment wordt in Nederland in de kuipplantenketen, -. -. buiten importinspecties, niet actief gemonitord op Thrips palmi. Thrips palmi kan over grote afstanden verspreid worden via plantmateriaal, eindproducten (bijvoorbeeld bloemen) en verpakkingsmateriaal. Het insect kan zich in korte tijd vermeerderen tot grote populaties. Verspreiding tussen kassen is mogelijk binnen beperkte afstanden; het insect kan niet buiten kassen overwinteren. In de periode van 1988 tot 1996 zijn er in Nederland diverse uitbraken van Thrips palmi geweest, meestal betrof het besmettingen in Ficusplanten. Tegenwoordig wordt Thrips palmi aangetroffen bij importinspecties, onder andere in import-snijbloemen, orchideeën en groenten en fruit. In de Nederlandse teelt van Solanaceae potplanten (waaronder Solanum jasminoides) is Thrips palmi tot nu toe nooit aangetroffen.. 17.

(19) 3. Beschrijving ketens In deze studie is de ketenbenadering gevolgd, wat inhoudt dat per product een productketen is gedefinieerd. Een keten bestaat uit meerdere schakels die door volumestromen met elkaar verbonden zijn. In een ketenschakel kan een product worden vermenigvuldigd en/of van karakter veranderen. Zo kunnen planten een schakel binnenkomen en vruchten deze schakel verlaten. Met volumestromen kunnen geïnfecteerde objecten een schakel binnenkomen en verlaten.. 3.1. Beschrijving tomatenketen De productketen van tomaat is gedefinieerd als een keten met vijf schakels (figuur 3.1), verbonden door productvolumestromen. Deze keten is relatief eenvoudig van structuur omdat er geen aftakkingen zijn. Figuur 3.1. Schakels in de tomatenketen Zaadvermeerdering. Import. Zaadhandel. Export. Plantenopkweek. Productie. Import. 18. Tomatenhandel. Export.

(20) Er is uit fytosanitair oogpunt bewust voor gekozen de ketenschakels zaadvermeerdering en zaadhandel van elkaar te laten onderscheiden, ondanks dat het bij beide schakels om dezelfde bedrijven gaat. De zaadvermeerdering vindt voornamelijk buiten de EU plaats. Het zaad komt na productie naar Nederland om te worden geschoond en dergelijke om daarna te worden verhandeld. Een deel van het zaad gaat naar Nederlandse plantenvermeerderingsbedrijven. Voor iedere tomatenplant zijn twee zaden nodig omdat tomatenplanten vaak worden geënt (voor onder- en bovenstam). Na het zaaien duurt het circa drie maanden voordat de plant voor aflevering gereed is. Tomatenplanten worden vanaf oktober geplant (schakel 4). Deze planten produceren in de meeste gevallen door tot oktober het daaropvolgende jaar. Hoewel tussenplanten regelmatig voorkomt (steeds minder) is hierbij in de gevolgde ketenbenadering geen rekening gehouden. Vanuit fytosanitair oogpunt is tussenplanten wel een bron van infectie. De eindschakel, de tomatenhandel, verwerkt en distribueert het product. Gezien de kwaliteitseisen is de doorloopsnelheid in deze schakel groot. Als input voor de berekeningen dienen de volumes en andere uitgangspunten, zoals weergegeven in tabel 3.1. Tabel 3.1. Volumes en andere uitgangspunten per ketenschakel van de tomatenketen (basisjaar 2008) Zaadver-. Zaadhandel. meerdering Schakel 1 Aantal. Schakel 2. Planten-. Tomaten-. Tomaten-. opkweek. productie. handel. Schakel 3. Schakel 4. Schakel 5. 8. 8. 21. 730. 160. 3. 14. 150. 1.217.000. 1.216.000. 10.000 zaden 1.000 planten. Ton tomaten. Ton tomaten. 236. 1. bedrijven Gemiddeld aantal partijen/bedrijf a) Unit/eenheid Vermeerde-. 10.000 zaden 6.000. 1. 0,5. ringsfactor product a) Bijvoorbeeld de omvang van 1.217.000 partijen in de tomatenproductieschakel wordt vermenigvuldigd met de partijgrootte van 0,6 ton om te komen tot het geproduceerde tonnage. Dit geldt voor een bedrijfsgrootte van 2 ha, indien bedrijfsoppervlakte bijvoorbeeld 4 ha dan vermenigvuldigen met een factor 2.. 19.

(21) Tabel 3.1. Volumes en andere uitgangspunten per ketenschakel van de tomatenketen (basisjaar 2008) (vervolg) Zaadver-. Zaadhandel. meerdering Schakel 1. Schakel 2. Volume dat. Planten-. Tomaten-. Tomaten-. opkweek. productie. handel. Schakel 3. Schakel 4. Schakel 5. 1.528. 7.562. 37.000. 730.000. 7.562. 37.000. 730.000. 257.000. schakel binnenkomt Volume dat. 1.528. schakel verlaat Import Uitval. 14.000 0%. Export. 200.000. 1%. 1%. 7.562. PM. 1%. 1% 665.000. Partijgrootte. 70 u.. 70 u.. 250 u.. 0,6. 0,6. Waarde/unit. € 200. € 300. € 350. € 400. € 800. € 0,3 mln.. € 3 mln.. € 13 mln.. € 292 mln.. € 584 mln.. Totale omzet schakel. a) Bijvoorbeeld de omvang van 1.217.000 partijen in de tomatenproductieschakel wordt vermenigvuldigd met de partijgrootte van 0,6 ton om te komen tot het geproduceerde tonnage. Dit geldt voor een bedrijfsgrootte van 2 ha, indien bedrijfsoppervlakte bijvoorbeeld 4 ha dan vermenigvuldigen met een factor 2.. 3.2. Beschrijving kuipplantenketen In de kuipplantencase is ervoor gekozen om twee producten, allebei nachtschadeachtigen, in één keten door te rekenen. Het gaat concreet om Brugmansia, Solanum jasminoides en andere Solanum soorten. Omdat de Solanumketen één schakel meer heeft dan de Brugmansiaketen is uitgegaan van de Solanumketen. De gedefinieerde keten is weergegeven in figuur 3.2.. 20.

(22) Figuur 3.2. Schakels in de kuipplantenketen Basismoerplanten. Moerplanten. Extra vermeerdering. Eindproductie. Handel. Schakel 1: Basis moerplanten Eigen selecties per ras zijn de oorsprong. Individuele planten worden eens per drie maanden getoetst. Stek basismateriaal wordt snel na knippen beworteld. Beworteling duurt drie weken. Na een half jaar is de moerplant in productie voor productie van stek voor moerplanten. Basismoerplanten blijven een jaar in productie. Een heel beperkt aantal planten fungeert als basisplant. Ieder jaar wordt een nieuwe selectie gemaakt uit goede moerplanten (schakel verder). Teelt vindt plaats in potten op een eb-vloedwatergeefsysteem. Een kraanvak bestaat uit 18 containers. Als zekerheid wordt een extra reservebestand planten apart geteeld (schaduwpartij). Bij afkeur kunnen deze planten de oude vervangen. De vermeerderingsbedrijven vermeerderen naast nachtschadeachtigen ook andersoortige planten. Uit elke basismoerplantpartij (maximale grootte circa 50 stuks) ontstaat één moerplantpartij (circa 300 stuks, maximaal 1.000 stuks).. Schakel 2: Moerplanten De moerplanten dienen voor stekproductie voor de teelt van het eindproduct. De moerplanten staan op dezelfde bedrijven als waar de basismoerplanten staan. De teelt vindt plaats op transporttafels. Uit één partij moerplanten ontstaan in schakel 2 circa 30 partijen stek, doordat er gedurende een langere periode stek geoogst wordt van eenzelfde partij. 21.

(23) Schakel 3: Extra vermeerdering Bij de teelt van Solanum zijn er productiebedrijven die het uitgangsmateriaal één keer extra vermeerderen. Dit gebeurt op de productiebedrijven. Er zijn 2 types van dit soort bedrijven: het ene gaat voor diversiteit en zal nog één keer de geleverde planten stekken. Dit levert 2 partijen: de oorspronkelijke stekpartij en de nieuw geoogste stekpartij. Het andere bedrijf gaat voor productievolume en zal de geleverde stekpartij als moerplantenpartij behandelen, waarbij er zo'n 10 nieuwe partijen gecreëerd worden. In de modelberekeningen is uitgegaan van de eerstgenoemde mogelijkheid.. Schakel 4: Productie De productie vindt plaats op bedrijven die in meerdere of in mindere mate naast nachtschadeachtige kuipplanten andere soorten planten telen. De teelt duurt afhankelijk van het type product drie maanden tot één jaar. Na het oppotten worden de planten één tot drie keer wijder gezet, waarbij ze op een andere plek in de kas komen te staan. Indien de stevigheid van het product dit vereist worden planten gesteund door een stok en meerdere keren tijdens de teelt 'aangebonden'. De planten krijgen 2 keer per dag tot één keer per twee dagen water en meststoffen via een zogenaamd eb-vloedwatergeefsysteem. De teelt vindt plaats op betonvloer, op antiworteldoek op de grond of op transporttafels. Bij het afleveren worden planten afhankelijk van hun rijpheid uit een partij geraapt en afleveringsgereed gemaakt. Incidenteel vindt uitwisseling van halfwasmateriaal tussen productiebedrijven plaats.. Schakel 5: Handel Het grootste deel van de afzet wordt via de veiling verhandeld. Naar schatting 10% wordt buiten de veiling om verhandeld. Slechts 5% van de planten wordt geëxporteerd. Het deel dat buiten de EU wordt geëxporteerd is nihil. Als input voor de berekeningen dienen de volumes en andere uitgangspunten, zoals weergegeven in tabel 3.2.. 22.

(24) Tabel 3.2. Volumes en andere uitgangspunten per ketenschakel van de kuipplantenketen (basisjaar 2008). Aantal bedrijven Gemiddeld aantal. Basismoer-. Moer-. Extra ver-. Eind-. planten. planten. meerdering. productie. Handel. Schakel 1. Schakel 2. Schakel 3. Schakel 4 Schakel 5. 4. 4. 6. 30. 40. 132. 12. 103. 523. 3.156. 1 plant. 1 plant. 1 plant. 1 plant. 1 plant. 130. 130. 50. 1. 1. 7.410. 48.000 2.986.000. 2.778.000. 867.000. 2.167.000 2.778.000. 2.778.000. partijen/bedrijf Unit/eenheid Vermeerderingsfactor product Volume dat schakel binnenkomt Volume dat. 7.410. schakel verlaat Import Uitval Export. -. -. 85%. 10%. 100.000 10%. 10%. PM. -. PM. -. -. 10%. Partijgrootte. 1 u.. 1.000 u.. 1.000 u.. 177 u.. 22 u.. Waarde/unit. € 835. € 26. € 13. €3. €4. € 6,1 mln. € 22,5 mln.. € 27,3 mln.. Totale waarde. € 8,4 mln. € 11,2 mln.. schakel a) a) De prijzen in deze tabel voor schakel 2 en 3 zijn de prijzen (waarde) van moerplanten. Stekjes die deze schakel verlaten zijn circa € 0,75. De schakelomzet bedraagt respectievelijk € 650.000 en € 1.620.000.. 23.

(25) 4. Methode Door middel van een modelmatige aanpak wordt de schade per keten en Qorganismen in kaart gebracht. Met behulp van modellering wordt (een deel van) de werkelijkheid nagebootst met als doel om een systematische en consistente analyse mogelijk te maken. In de volgende drie secties: - wordt de wijze van modellering uitgewerkt; - wordt een inschatting gemaakt van de kansen van introductie en verspreiding; - worden specifieke schadecomponenten per keten en Q-organismen geïnventariseerd.. 4.1. Modellering introductie en verspreiding Uitgangspunt in het huidige onderzoek is het Keten Risico Model (KRM) waarmee de economische gevolgen van sets van kansvariabelen met betrekking tot Qorganismen worden doorgerekend. Het model is zo opgezet dat van een productketen de schakels verbonden worden door productstromen van de ene naar de andere schakel. Deze volumestromen en de ontwikkeling van het aantal besmette producten kunnen in beeld worden gebracht per ketenschakel en voor de keten als geheel. KRM is zo opgebouwd dat het toepasbaar is voor in principe alle productketens in de agrarische sector. Per ketenschakel en voor de totale keten van een product kunnen de economische gevolgen berekend worden gegeven de opgegeven fytosanitaire maatregelen. De schade per schakel kan bestaan uit: - vernietiging besmette partijen (volume en waarde van het product); - waardevermindering indien product met lagere waarde in een andere schakel wordt afgezet (bijvoorbeeld industriële verwerking); - omringende partijen, percelen of bedrijven die zelf niet besmet (hoeven te) zijn maar wel vernietigd worden (volume en waarde van het product).. 24. Op deze wijze kunnen ook sets van fytosanitaire maatregelen worden vergeleken en kunnen gevoeligheidsanalyses worden uitgevoerd (Benninga et al., 2007; Benninga et al., 2010). Voor deze studie is het KRM-model aangepast om inzicht te verkrijgen in niet alleen de te verwachten schade op jaarbasis maar ook in de spreiding hierom-.

(26) trent. De belangrijkste variabelen waar variatie een belangrijke rol speelt zijn in het model opgenomen met een kansverdeling. Van iedere kansvariabele is een willekeurig waarde getrokken uit de vooraf opgestelde kansverdeling en gecombineerd met andere kansvariabelen. Door de simulatie vele malen te herhalen wordt een goed beeld verkregen in de schommeling en bandbreedte van de schadelast.. 4.1.1 Variabelen Tabel 4.1 geeft een overzicht van de kansvariabelen. De drie kansvariabelen zijn - voor elke schakel - de kans op introductie van besmetting van buiten, de verspreiding binnen de schakel, en de kans op introductie middels import.1 Tabel 4.1. Kansvariabelen in KRM. Kansvariabele. Omschrijving. Infectie van buiten. De kans dat objecten in deze schakel besmet worden door afvalstromen, contacten met bedrijven, enzovoort. Kans wordt bepaald door 1 besmetting per x jaar. Voor een verdere uitwerking wordt verwezen naar bijlage 1.. Verspreiding binnen. Vermenigvuldigingsfactor voor elk besmet object. Bij een factor=2. schakel. bijvoorbeeld verdubbelt het aantal besmettingen, bij factor=0.5 halveert het aantal. Voor een verdere uitwerking wordt verwezen naar bijlage 1.. Import: besmette. Totaal aantal besmette objecten in een besmette partij via import (een. objecten. object is bijvoorbeeld een zaadje, tomaat of plant). Hierbij is ook van belang de kans dat er in het betreffende jaar en schakel een besmette partij wordt geïmporteerd.. De wijze van willekeurige trekkingen is op basis van voor een Latin Hypercube benadering. Iedere kansverdeling is hierbij verdeeld in vijf intervallen met dezelfde mate van waarschijnlijkheid. Met deze methode worden 100 willekeurig trekkingen verricht (van elk 3 parameters en voor elke schakel). De simulatie wordt dus 100 keer herhaald, zodat een goed inzicht verkregen wordt van het risico in kwestie.. 1. De partijtypeverdeling wordt in KRM bepaald met behulp van een negatief binomiale kansverdeling. Zie voor een verdere beschrijving van deze zogenaamde k-waarde Benninga et al. (2007) en Benninga et al. (2010).. 25.

(27) Bij het opstellen van het KRM-model worden data verzameld voor volumestromen in en tussen schakels (waaronder ook import en export) en voor kosten van maatregelen. Eventuele besmettingen in een schakel worden verdeeld over export en binnenlandse productstroom. De grootte van de volumestroom kan wel wijzigen, bijvoorbeeld door vernietiging ten gevolge van een Q-organisme. Verder houdt het model rekening met wettelijke (verplichte) maatregelen die genomen worden ter beheersing van Q-organismen. Deze maatregelen (waaronder inspectie en ruiming) worden in het model zodanig meegenomen dat deze representatief zijn voor de werkelijke situatie. 4.1.2 Scenario's Bepaalde kenmerken van bedrijven kunnen van invloed zijn op de verspreiding van een organisme en economische gevolgen van een uitbraak. Om de effecten van deze kenmerken te analyseren worden met het model verschillende scenario's doorgerekend. Vier alternatieve scenario's zijn doorgerekend voor elk organisme waarin de volgende twee factoren gevarieerd zijn (tabel 4.2 geeft een overzicht van de verschillende combinaties): -. hygiënemaatregelen Hieronder verstaan we maatregelen die individuele bedrijven kunnen nemen ter verkleining van het risico van insleep en verspreiding. Om het effect van deze bedrijfsmaatregelen te toetsen zijn twee niveaus gedefinieerd: 'standaard' (hyg-), dat wil zeggen de huidige situatie, en 'hoog' (hyg+), waarbij elk bedrijf in de keten voldoet aan het (concept) hygiëneprotocol dat voor de betreffende keten is opgesteld inclusief het gebruik van insectengaas (intern document Groen Agro Control).. -. 26. ruimtelijke samenstelling van het gebied waarin getroffen bedrijven liggen Voor organismen die zich eenvoudig buiten de productieplaats verspreiden maakt het nogal uit of een uitbraak optreedt in een regio met veel of weinig 'vatbare' bedrijven. Ook voor dit kenmerk worden twee niveaus onderscheiden: 'geïsoleerde regio' (reg-) en 'geconcentreerde regio' (reg+). Absolute verschillen in het aantal bedrijven in reg- en reg+ gebieden zijn niet nader geëxpliciteerd door de geraadpleegde deskundigen, maar per keten geïnterpreteerd als gebieden met een relatieve hoge bedrijfsdichtheid (bijvoorbeeld Westland en Greenports) versus relatief lage bedrijfsdichtheid (bijvoorbeeld niet-tuinbouw gebieden). Voor de kuipplantenketen betekent reg+ minder bedrijven bij elkaar dan voor de tomatenketen, aangezien er per definitie veel minder vatbare bedrijven zijn, zelfs in een geconcentreerd gebied..

(28) Tabel 4.2. Geanalyseerde scenario's voor de verspreiding van de casusorganismen. Scenario's a). Hygiëne. Regio. -. -. Hyg-Reg+ (worst case scenario). -. +. Hyg+ Reg- (best case scenario). +. -. Hyg+ Reg+. +. +. Hyg- Reg-. a) Verspreiding binnen de schakel is gespecificeerd naar hygiëne (hyg- = normaal, hyg+ =hoog) en regio (reg- = geïsoleerd gebied, reg+ = geconcentreerd gebied).. 4.1.3 Fytosanitaire maatregelen Standaard gelden er fytosanitaire maatregelen die betrekking hebben op het voorkomen van een besmetting. Ook gelden er curatieve maatregelen na een vondst. De fytosanitaire maatregelen verlagen de schadeomvang en dus ook de risicopremie. In KRM worden vier categorieën van maatregelen onderscheiden, te weten: importinspectie, schakelinspectie, hygiënemaatregelen en curatieve maatregelen. Deze categorieën bergen een kwaliteitsaspect in zich, namelijk de effectiviteit. Effectiviteit van bedrijfsmaatregelen kan betrekking hebben op het verlagen van de kans op infectie of het reduceren van verspreiding als al een infectie heeft plaatsgevonden. In deze studie wordt dit effect meegenomen door scenario's met verschillende niveaus van bedrijfsmaatregelen te analyseren (hyg- en hyg+), waarbij de verspreidingskansen verschillen per niveau. In het geval van inspecties komt effectiviteit tot uiting in de 'vindkans'. De toegepaste maatregelen variëren per ketenschakel in toepassing en in intensiteit.. Fytosanitaire maatregelen in de tomatenketen De uitwerking van de standaard fytosanitaire maatregelen voor Clavibacter staat weergegeven in tabel 4.3. Voor tomatengeelkrulbladvirus is uitgegaan van dezelfde uitgangspunten als bij Clavibacter.. 27.

(29) Tabel 4.3. Toegepaste maatregelen per ketenschakel bij Clavibacter met hun ingeschatte effecten a). Schakel. Maatregel. Reductie kans op infectie. Reductie verspreiding. Schakel 1. Schakelinspectie. Via KRM. Via KRM. Schakel 2. Schakelinspectie. Via KRM. Via KRM. Schakel 3. Schakelinspectie. Via KRM. Via KRM. Schakel 4. n.v.t.. n.v.t.. n.v.t.. a) De vindkans bij inspecties wordt door KRM berekend uit de kwaliteit van de toetsing, de steekproefgrootte en de kans op infectie.. Fytosanitaire maatregelen in de kuipplantenketen De maatregelen voor PSTVd bij kuipplanten zijn vooral gericht op het tijdig vinden van infecties. De kans op vinden wordt door KRM berekend, waarbij uitgangspunten de kwaliteit van de toetsing, de steekproefgrootte en de kans op infectie zijn. In schakel 1 worden alle planten 4x per jaar getoetst. In schakel 2 is de steekproefgrootte 100 planten (2 blaadjes per plant). Partijen geleverd stek krijgen een plantenpaspoort mee en worden incidenteel getoetst. Daarnaast worden preventieve maatregelen toegepast die een hygiënische inslag hebben. Deze maatregelen worden door alle bedrijven in een schakel toegepast. De invulling is schakelspecifiek (tabel 4.4). Zo wordt in schakel 1 en 2 stek gesneden met mesjes die per partij worden gewisseld en begonnen wordt met schoon materiaal. Evenals voor de tomatenketen wordt in de scenario's met twee verschillende niveaus ('normaal' en 'hoog') van bedrijfsmaatregelen gewerkt. Tabel 4.4. Toegepaste maatregelen per ketenschakel bij PSTVd met hun ingeschatte effecten. Schakel. Maatregel. Reductie kans op infectie. Reductie verspreiding. Schakel 1. Schakelinspectie. Via KRM. Via KRM. Schakel 2. Schakelinspectie. Via KRM. Via KRM. Schakel 3. Schakelinspectie. Via KRM. Via KRM. Schakel 4. Schakelinspectie. Via KRM. Via KRM. Thrips palmi is tot op heden niet voorgekomen bij Solanacae kuipplanten. Specifieke maatregelen vinden niet plaats.. 28.

(30) 4.2. Introductie en verspreiding Voor de verschillende Q-organismen zijn kansen voor introductie en verspreiding van een besmetting geschat op basis van de biologie van het organisme, kennis van deskundigen, en ervaringen met uitbraken uit het verleden. Het betreft een groot aantal kansverdelingen omdat deze schakelspecifiek zijn voor elk organisme in de betreffende keten. De initiële kansen zijn vervolgens omgerekend naar de voor het KRM-model vereiste parameters. Hieronder volgt een beschrijving van de verschillende stappen.. 4.2.1 Routes voor introductie en verspreiding In KRM worden, naast productstromen vanuit de vorige schakel, drie mogelijke routes voor introductie en verspreiding in een schakel onderscheiden: import, infectie van buitenaf, en verspreiding binnen de schakel (zie ook omschrijving kansvariabelen in tabel 4.1). De eerste twee betreffen feitelijk routes voor introductie van buitenaf (ook wel primaire of eerste infectie genoemd). De laatste is een optelsom van alle kansen die leiden tot verspreiding binnen de keten. In het model worden introductie- en verspreidingskansen uitgedrukt in (nieuw) besmette objecten van het product in de betreffende schakel, bijvoorbeeld een zaadje, een plant of een tomaat. Voor experts is het erg moeilijk om samengestelde verspreidingskansen te schatten omdat dit feitelijk de netto resultante is van allerlei gebeurtenissen in de schakel. Bovendien is het in sommige schakels in de praktijk ongebruikelijk om op het niveau van eenheden te denken en is het voor experts makkelijker op bijvoorbeeld partijniveau te beschrijven wat er gebeurt. Daarom zijn kansverdelingen geschat van variabelen die aansluiten bij de belevingswereld van experts (zie tabel 4.5, kolom 1 en 2). Horizontale transmissie binnen de productieplaats vertegenwoordigt alle mogelijke vormen van overdracht van een organisme van plant op plant binnen één productieplaats. Deze transmissie kan plaatsvinden door direct contact tussen planten, door indirect contact (bijvoorbeeld via gereedschap, fust, irrigatiesystemen), of doordat het organisme zichzelf actief kan verspreiden. Horizontale transmissie tussen productieplaatsen verloopt op vergelijkbare manier, maar dan tussen productieplaatsen. Denk bijvoorbeeld aan gedeeld gebruik van machines, kleding van de teeltadviseur, of een insect dat naar buiten vliegt - en elders weer naar binnen. Transmissie tussen productieplaatsen leidt per definitie tot besmetting van nieuwe partijen. Verticale transmissie betekent feitelijk het doorgeven van de besmetting van de ene generatie. 29.

(31) op de volgende. Dit is biologisch bepaald en heeft dus niets met menselijk handelen te maken. 4.2.2 Karakterisering van introductie en verspreiding op ketenniveau De kans op introductie of verspreiding via een bepaalde route hangt af van de biologische eigenschappen van het organisme en de kenmerken van de schakels in de productieketen. Van de meeste organismen is geen of weinig kwantitatieve informatie beschikbaar over introductie en verspreiding in de productieketen. De te schatten kansen zijn dan ook vaak omgeven door een grote mate van onzekerheid. Deze onzekerheid kan meegenomen worden in modelsimulaties door gebruik te maken van gevoeligheidsanalyse. De uitkomsten hiervan vertegenwoordigen dan de bandbreedte waarbinnen de betreffende schade redelijkerwijs ligt. Als kwantitatieve kennis over de onderliggende mechanismen van introductie en verspreiding ontbreekt, baseren experts zich voor het schatten van kansen vaak op ervaringskennis. De valkuil hierbij is dat zij één specifieke gebeurtenis (uitbraak) in het verleden model stellen voor toekomstige uitbraken. Het verloop van een uitbraak hangt echter sterk af van de omstandigheden, zoals de schakel in de keten waarop de besmetting geïntroduceerd wordt, de omvang van de betrokken bedrijven en het gebied waarin deze liggen. Een toekomstige uitbraak kan echter een heel ander karakter hebben. Voor de verschillende verspreidingsroutes zijn vier niveaus onderscheiden: onmogelijk, laag, gemiddeld, en hoog (zie tabel 4.5). In overleg met twee experts van de Plantenziektenkundige Dienst zijn de niveaus per verspreidingsroute voorzien van een omschrijving, die aansluit bij de verschillende mogelijk verspreidingswijzen van organismen.. 30.

(32) paalde schakel een. externe bron. andere keten). beeld uit de natuur,. buiten de keten (bijvoor-. door introductie van. besmetting optreedt. Kans dat in een be-. importinspectie. goedgekeurd is tijdens. gegeven dat deze. teerde partij besmet is,. Kans dat een geïmpor-. Introductie via. Introductie via import. Omschrijving. verspreiding laag. gemiddeld. Geen niveaus gedefinieerd; exacte schatting door experts. Geen niveaus gedefinieerd; exacte schatting door experts. onmogelijk. Niveaus hoog. Introductie- en verspreidingsroutes van organismen in een productieketen en omschrijving van niveaus van. Introductie van buitenaf. Route. Tabel 4.5. 31.

(33) Omschrijving. verspreiding (vervolg). naar andere individuen verspreiden. één besmet individu contact. via horizontale trans-. plaagorganisme zelf.. verplaatsing van het. machines, of actieve. contact, mesjes,. spreiding via direct. Voorbeelden zijn ver-. meerdering).. missie (niet via ver-. bijvoorbeeld direct. naar andere individuen,. ringende individuen,. zich alleen naar om-. Organisme kan zich niet Organisme verspreidt. productieplaats vanuit. binnen productieplaats. laag. Horizontale transmissie Verspreiding binnen de. onmogelijk. Niveaus. smering over pad. bijvoorbeeld via ver-. de productieplaats,. zich naar een deel van. Organisme verspreidt. gemiddeld. insecten. verspreiding via. voorbeeld actieve. productieplaats, bij-. zich over de hele. Organisme verspreidt. hoog. Introductie- en verspreidingsroutes van organismen in een productieketen en omschrijving van niveaus van. Verspreiding binnen de schakel. Route. Tabel 4.5. 32.

(34) Besmetting wordt niet overgedragen van uitgangsmateriaal op product/nakomeling. Overdracht van besmetting van uitgangsmateriaal op nakomelingen, dan wel vrucht. Voorbeelden zijn moederplant - stekjes, moederplant - zaad, zaad - plant, plant tomaat.. Verticale transmissie. onmogelijk. Niveaus Organisme kan geen andere eenheden bereiken. Omschrijving Organisme bereikt diverse andere eenheden, bijvoorbeeld lokale verspreiding in geconcentreerd gebied of beperkte contacten tussen productieplaatsen. gemiddeld. Overdracht van besmet- Overdracht van besmetting is ongebruikelijk, ting is waarschijnlijk, maar niet uitsluitbaar maar niet gegarandeerd. Organisme bereikt één of enkele andere eenheden, bijvoorbeeld lokale verspreiding in geïsoleerd gebied of gedeeld machinegebruik. laag. Besmetting wordt altijd overgedragen van uitgangsmateriaal op product/nakomeling. Organisme bereikt een groot aantal andere eenheden, bijvoorbeeld lange-afstandverspreiding of groot netwerk van productieplaatsen. hoog. Introductie- en verspreidingsroutes van organismen in een productieketen en omschrijving van niveaus van verspreiding (vervolg). Horizontale transmissie Verspreiding naar tussen productieandere productieplaatsen plaatsen in dezelfde schakel vanuit één besmette productieplaats. Voorbeelden van verspreiding zijn via de lucht (vliegend), gedeeld machinegebruik, of bezoekers op het bedrijf.. Route. Tabel 4.5. 33.

(35) Introductiekansen zijn minder afhankelijk van tijd en plaats en hangen nauw samen met handelsstromen en ketenstructuur. De verwachting is dan ook dat deze makkelijker en nauwkeuriger te schatten zijn. Voor introductiekansen is daarom geen categorisering aangebracht en worden exacte kansen in plaats van risiconiveaus gehanteerd. 4.2.3 Kwantificering van introductie- en verspreidingskansen Als eerste zijn de twee experts van de Plantenziektenkundige Dienst 1 gevraagd om voor elk kwalitatief omschreven niveau van verspreiding een kwantitatieve kansverdeling te definiëren. De kansverdelingen zijn ketenspecifiek, omdat de bandbreedtes van verspreiding binnen en tussen productieplaatsen afhankelijk zijn van ketenkarakteristieken als partijgroottes en aantallen bedrijven. Zie bijlage 1 voor een overzicht van de kanstabel voor beide ketens. Op basis van de kanstabellen hebben de experts vervolgens introductie- en verspreidingskansen per organisme aangegeven. Voor de introductieroutes zijn frequenties geschat. Voor de verspreidingsroutes is per schakel beoordeeld welke verdeling het beste de verspreiding van het organisme via die route beschrijft (bijlage 2, tabel B2.A tot en met tabel B2.D). De introductie- en verspreidingskansen zijn vervolgens omgerekend en geaggregeerd tot de parameters en eenheden die voor KRM als input vereist zijn. Daarbij is aangenomen dat de verschillende verspreidingsroutes multiplicatief zijn, dat wil zeggen de totale verspreiding binnen een schakel is gelijk aan het product van de verschillende verspreidingsroutes.2 Met de resulterende parameterwaarden zijn verkennende modelsimulaties gedaan. De resultaten daarvan zijn teruggekoppeld naar de geraadpleegde experts. Op basis hiervan hebben de experts hun schattingen verfijnd. Bijlage 2 bevat een overzicht van definitieve schattingen van de deskundigen per organisme. De hieruit volgende definitieve parameterwaarden per casusorganisme voor KRM zijn in tabel 4.6A tot en met tabel 4.6D weergegeven.. 1. Jeroen Kavelaars (PD) en Dolf Smid (PD). De kansen zijn op basis van driehoeksverdelingen geschat door deskundigen. Door vermenigvuldiging krijgt de uiteindelijke verdeling de vorm van een log-normale verdeling. De parameters van een log-normale verdeling zijn het gemiddelde en de standaarddeviatie. 2. 34.

(36) Clavibacter in tomaat Introductie van Clavibacter is mogelijk via import uit het buitenland naar Nederland (tweede kolom tabel 4.6A) via zaad, maar ook via tomaten voor de handel. Voor schakel 2 (zaadhandel) en schakel 5 (tomatenhandel) is dit 1 per jaar. Introductie via een externe bron (derde kolom tabel 4.6A) wordt voor schakel 1 (zaadvermeerdering) geschat op 1 per 100 jaar (onwaarschijnlijk, maar niet onmogelijk), voor schakels 3 tot en met 5 is er een frequentere introductie verondersteld. Voor de verspreiding binnen een schakel is onderscheid gemaakt tussen de hygiënestatus en regiodichtheid (gemiddelde waarde in kolom vier tot en met zeven tabel 4.6A). De vermeerderingsfactor in kolom vier geeft aan in welke mate een besmetting zich op het bedrijf uitbeidt, onafhankelijk van introductie van externe bron en productvermeerdering. De waarde 4 in tabel 4.6A betekent bijvoorbeeld dat het aantal besmette zaden uiteindelijk 4 keer zo groot wordt tijdens het doorlopen van de schakel. Productvermeerdering wordt bij deze factor buiten beschouwing gelaten. Vanwege onzekerheid kan deze factor met gemiddelde 4 uiteindelijk groter of kleiner zijn. Deze onzekerheid wordt weergegeven met de standaarddeviatie (laatste kolommen van tabel 4.6A). In hogere schakels is hygiëne per definitie beter dan in lage schakels, dus op dat niveau is er geen verschil tussen hyg- en hyg+. De verspreiding tussen productieplaatsen loopt via menselijk handelen; de ligging van het bedrijf is dus minder van invloed (geen verschil tussen reg- en reg+). In lagere schakels (plantenopkweek en tomatenproductie) zijn er wel verschillen aangebracht tussen hyg- en hyg+.. 35.

(37) 1x/1 jaar. 1x/10 jaar. 1x/10 jaar. Nooit. 1x/100 jaar. 4,0. 45,4. 45,4. 4,0. 4,0. 4,0. 45,4. 45,3. 4,0. 4,0. 4,0. 4,0. 4,0. 4,0. 4,0. a) Uitgangspunt zijn de expertinschattingen die in enkele gevallen aangepast zijn na valideren modeluitkomsten.. 1x/1 jaar. n.v.t.. Tomatenproductie. Tomatenhandel. n.v.t.. 1x/1 jaar. n.v.t.. reg+ 4,0. 4,0. 4,0. 4,0. 4,0. reg-. 1,2. 78,4. 22,8. 1,2. 1,2. reg+. hyg-. 1,2. 78,9. 22,6. 1,2. 1,2. reg-. hyg+. 1,2. 4,3. 1,2. 1,2. 1,2. hyg-. reg-. hyg+. reg+. hyg+. hyg-. reg-. reg+. hyg+. 1,2. 4,3. 1,2. 1,2. 1,2. Verspreiding binnen schakel (vermeerde-. hyg-. externe bron. via import. Standaarddeviatie. ringsfactor bestaande besmetting). Verspreiding binnen schakel (vermeerde-. Introductie ringsfactor bestaande besmetting). Gemiddelde Introductie via. Route. Introductie- en verspreidingsparameters Clavibacter in de tomatenketen a). Plantenopkweek. Zaadhandel. Zaadvermeerdering. Schakel. Tabel 4.6A.. 36.

(38) Tomatenproductie 1x/30 jaar b). 1x/30 jaar b). 1x/30 jaar b). 2,7. 24,1. 30,3. 2,7. 36,2. 30,2. 2,7. 2,7. 24,2. 2,7. 2,7. 36,3. reg-. 0,7. 12,2. 14,7. reg+. hyg-. 0,7. 18,8. 14,7. reg-. hyg+. 0,7. 0,7. 12,2. reg+. hyg+. 0,7. hyg-; voor hyg+ is gerekend met 1x/50 jaar.. in KRM geconditioneerd zijn met betrekking tot een voorgaande schakel: een gebeurtenis in schakel x-1 heeft invloed op volumes en besmettingen in schakel; b) Dit zijn de waarden voor. 0,7. 18,8. a) Uitgangspunt zijn de expertinschattingen die in enkele gevallen aangepast zijn na valideren modeluitkomsten. Met name introductiekansen 'externe bron' zijn aangepast omdat kansen. 1x/jaar. n.v.t.. Plantenopkweek. Tomatenhandel. nooit. n.v.t.. Zaadhandel. n.v.t.. reg+. hyg-. reg-. hyg+. reg+. hyg+. hyg-. reg-. Verspreiding binnen schakel (vermeerde-. hyg-. externe bron. via import. Standaarddeviatie. ringsfactor bestaande besmetting). Verspreiding binnen schakel (vermeerde-. Introductie ringsfactor bestaande besmetting). Gemiddelde Introductie via. Route. Introductie- en verspreidingsparameters TYLCV in de tomatenketen a). Zaadvermeerdering. Schakel. Tabel 4.6B.. 37.

(39) Tomatengeelkrulbladvirus in tomaat Voor TYLCV (tabel 4.6B) zijn de eerste twee schakels van de keten niet relevant. Het virus is niet via zaad overdraagbaar; de producten uit deze schakels zijn dus per definitie vrij van het organismen. In de eerste schakel kunnen de planten waarvan het zaad geoogst wordt wel besmet zijn. Dit heeft echter geen gevolgen voor de rest van de keten. In schakels 3 en 4 vindt nauwelijks import plaats. Introductie van TYLCV is mogelijk via import uit buitenland naar Nederland (tweede kolom tabel 4.6B) via tomaten voor de handel (1 per jaar). Introductie via een externe bron (derde kolom tabel 4.6B) wordt voor schakels 3, 4 en 5 gesteld op 1 per 30 jaar. Eventuele verschillen in de hygiënestatus en regiodichtheid zijn af te leiden in kolom vier tot en met zeven tabel 4.6B. De verspreiding gaat via tabakswittevlieg; zowel extra bedrijfsmaatregelen (verschil tussen hyg- en hyg+) als de ligging van het bedrijf (verschil tussen reg- en reg+) heeft invloed op enkele schakels.. PSTVd in kuipplanten Het typische karakter van bedrijven die kuipplanten telen is dat er veel andere soorten potplanten op deze bedrijven kunnen worden geteeld, waaronder teelten van geïmporteerd plantmateriaal. Voor de kuipplantenketen geldt dat de kans op introductie van PSTVd via import varieert tussen de verschillende schakels (tweede kolom tabel 4.6C). Met name de bedrijven in schakel 4 hebben naar verwachting een hogere kans (introductie 1 per 10) dan de overige schakels. Ook de introductie via een externe bron (derde kolom tabel 4.6C) wordt voor de bedrijven in lagere schakels hoger geschat omdat ze minder gesloten zijn (kans op introductie 1 per 10) dan in schakels 1 en 2 (kans op introductie 1 per 100). De verspreiding binnen een schakel zijn weergegeven in kolom vier tot en met zeven tabel 4.6C. In hogere schakels is hygiëne per definitie beter dan in lage schakels, dus op dat niveau is er geen verschil aangebracht tussen hyg- en hyg+. De verspreiding loopt via onder andere snijmateriaal en wordt altijd doorgegeven van ouder op nakomeling (stek); de ligging van het bedrijf is dus minder van invloed (geen verschil tussen reg- en reg+). In lagere schakels zijn er wel verschillen aangebracht tussen hyg- en hyg+. 38.

(40) Thrips palmi in kuipplanten Introductie van Thrips palmi via import is met name voor schakel 4 van belang (1 per 100, tweede kolom tabel 4.6D). Bij de introductie via een externe bron (derde kolom tabel 4.6D) kan Thrips palmi zich actief verspreiden vanuit een andere productieketen (brede waardplantenreeks). Voor alle schakels is de kans geschat op 1 per 10 jaar). Echter indien insectengaas is opgenomen in het hygiëneprotocol dan is de kans op introductie vanuit een ander schakel veel geringer (1 per 50 jaar). Thrips palmi kan zich door actieve verspreiding snel binnen een productieplaats verspreiden vandaar een hoge vermeerderingsfactor (kolom vier tot en met zeven tabel 4.6D). Relatief is de verspreiding tussen productieplaatsen gering in relatie tot verspreiding op hetzelfde bedrijf. Aangenomen is dat het hygieneprotocol insectengaas in de ramen verplicht stelt, zodat in de hyg+ scenario verspreiding tussen productieplaatsen binnen een schakel lager is dan bij het hyg- scenario. Verschillen tussen reg- en reg+ gebieden zijn beperkt omdat Thrips palmi geen lange afstanden kan overbruggen. Nota bene: Thrips palmi is niet kritisch voor wat betreft waardplanten waarbij verschillen in bedrijfsdichtheden betrekking hebben op alle waardplanten in een regio.. 39.

(41) 1x/10 jaar. n.v.t.. Eindproductie. Handel. 1x/100 jaar. 1x/10 jaar. 1x/10 jaar. 1x/100 jaar. 2,7. 30,2. 30,2. 2,7. 2,7. 2,7. 2,7. 30,2. 30,2. reg+. reg2,7. hyg-. hyg-. smetting) reg-. 2,7. 2,7. 2,7. 2,7. 2,7. hyg+. Uitgangspunt zijn de expertinschattingen die in enkele gevallen aangepast zijn na valideren modeluitkomsten.. n.v.t.. Extra vermeerdering. a). n.v.t.. Moerplanten. 1x/100 jaar. externe bron. import. n.v.t.. Verspreiding binnen schakel (ver-. Introductie via. reg+. hyg+. meerderingsfactor bestaande be-. Gemiddelde Introductie via. Route. 2,7. 2,7. 2,7. 2,7. 2,7. Introductie- en verspreidingsparameters PSTVd in de kuipplantenketen a). Basismoerplanten. Schakel. Tabel 4.6C. 40 reg-. hyg-. 0,7. 14,6. 14,6. 0,7. 0,7. reg+. hyg-. 0,7. 14,7. 14,6. 0,7. 0,7. reg-. hyg+. 0,7. 0,7. 0,7. 0,7. 0,7. ringsfactor bestaande besmetting). reg+. hyg+. 0,7. 0,7. 0,7. 0,7. 0,7. Verspreiding binnen schakel (vermeerde-. Standaarddeviatie.

(42) 1x/10 jaar b) 1x/10 jaar b). n.v.t.. 4.930,4. 4.935,4. 481,0. 481,1. 4.935,9. 4.937,1. 480,5. 482,0. 31,3. reg+. reg31,3. hyg-. hyg-. smetting). 0,9. 4.928,9. 4.945,6. 14,0. 14,0. reg-. hyg+. 0,9. 4.938,3. 4.934,1. 14,0. 14,0. reg+. hyg+. 244,0. 244,4. 11,5. 3.137,2. 3.142,1. reg-. hyg-. 11,4. 3.147,6. 3.163,1. 242,8. 247,2. reg+. hyg-. 9,6. 9,7. 0,5. 3.133,7. 3.172,9. reg-. hyg+. ringsfactor bestaande besmetting). 9,7. 9,7. 0,5. 3.159,9. 3.147,9. reg+. hyg+. Verspreiding binnen schakel (vermeerde-. Standaarddeviatie. fectiviteit van insectengaas als preventiemaatregel voor introductie van Thrips is sterk afhankelijk van het gebruikte type gaas (een fijnmazig gaas is noodzakelijk om Thrips te weren).. a) Uitgangspunt zijn de expertinschattingen die in enkele gevallen aangepast zijn na valideren modeluitkomsten; b) Dit zijn de waarden voor hyg-; voor hyg+ is gerekend met 1x/50 jaar: Ef-. Handel. 1x/10 jaar b). 1x/10 jaar b). 1x/100 jaar. n.v.t.. Extra vermeerdering. Eindproductie. n.v.t.. Moerplanten. 1x/10 jaar b). externe bron. import. n.v.t.. Verspreiding binnen schakel (ver-. Introductie via meerderingsfactor bestaande be-. Gemiddelde Introductie via. Route. Introductie- en verspreidingsparameters Thrips palmi in de kuipplantenketen a). Basismoerplanten. Schakel. Tabel 4.6D. 41.

(43) 4.1. Schadecomponenten per keten Onder potentiële schade wordt de schade verstaan die vermoedelijk optreedt als de aanwezigheid van één van de onderzochte Q-organismen is vastgesteld. De schade is logischerwijs afhankelijk van de keten en de ketenschakel waar een eventuele vondst is gedaan. Indien vernietiging van een deel of van het geheel bedrijf het gevolg is, is hier rekening mee gehouden, evenals met extra hygiënische en inspectiemaatregelen die op de vondst volgen. De potentiële schade is per organisme behandeld.. Clavibacter in de tomatenketen In het geval van een Clavibactervondst is het gevolg in schakel 1 en 2 dat een gehele partij wordt geruimd. In het verleden vond nogal eens vermenging met andere partijen plaats. Dit is momenteel niet meer aan de orde. Daarnaast moeten op het bedrijf extra hygiënische maatregelen plaats te vinden. Indien in schakel 3 een vondst plaatsvindt, heeft dit dezelfde gevolgen, voor zover dat mogelijk is. In schakel 3 leidt een vondst tot ruiming van de gehele partij en aanpalende partijen die in hetzelfde kraanvak staan. In schakel 4 leidt een vondst gemiddeld tot een geschatte opbrengstreductie van 10% van de jaaromzet. In werkelijkheid is dit vooral afhankelijk van het tijdstip waarop de vondst wordt gedaan en het stadium waarin het gewas dan verkeert. In schakel 5 leidt een vondst in export naar buiten de EU tot afkeuren van de gehele partij. De potentiële schade is in tabel 4.7 uitgewerkt. De kosten van extra maatregelen zijn kosten die gemaakt moeten worden nadat een vondst is gedaan. Het gaat concreet om extra kosten voor toetsen en ontsmetten van delen van de betreffende bedrijven. Tabel 4.7. Potentiële schade van Clavibacter in de tomatenketen per ketenschakel en per schadecategorie. Zaadvermeer-. Zaadhandel. dering. 42. Planten-. Tomaten-. Tomaten-. opkweek. productie. handel. Schakel 1. Schakel 2. Schakel 3. Schakel 4. Schakel 5. € 30.000/. € 30.000/. € 100.000/. € 200.000/. PM. bedrijf. bedrijf. bedrijf. bedrijf.

(44) TYLCV in de tomatenketen In 2007 werd het TYLCV op meerdere productiebedrijven nabij Bleiswijk aangetroffen. Onderzoek bracht aan het licht dat het alleen tot deze regio beperkt bleef. Het virus wordt alleen overgebracht door de tabakswittevlieg. De maatregelen waren dan ook vooral gericht op het adequaat bestrijden daarvan en bij de teeltwisseling verregaande hygiëne, dat wil zeggen het verwijderen van alle bladresten en onkruiden uit de kas. Dit heeft ertoe geleid dat er na 2007 geen nieuwe gevallen zijn geweest. Dit virus is niet overdraagbaar met zaad. Daarom is impact pas merkbaar vanaf schakel 3 (plantenvermeerdering). In deze schakel leidt een vondst tot vernietiging van één kraanvak, wat praktisch overeenkomt met één partij. Tabel 4.8. Potentiële schade van TYLCV in de tomatenketen per ketenschakel en per schadecategorie. Zaadvermeer-. Zaadhandel. dering. Planten-. Tomaten-. Tomaten-. opkweek. productie. handel. Schakel 1. Schakel 2. Schakel 3. Schakel 4. Schakel 5. -. -. PM. € 20.000/bedrijf. PM. PSTVd in de kuipplantenketen Na de ontwikkeling van een methode om PSTVd aan te tonen is in 2006 aan het licht gekomen dat met name veel partijen Brugmansia en Solanum PSTVd bevatten. Daarop zijn veel partijen vernietigd en is de inspectie verscherpt. Het aantonen van PSTVd leidt tot vernietiging van een partij. Dit geldt voor alle schakels. Indien een partij groot is of moerplanten betreft kan er voor gekozen worden een deel van een partij te herkeuren, met de financiële gevolgen van dien. Hier is in deze studie niet vanuit gegaan. Na een vondst zullen aanpalende partijen intensief worden getoetst, evenals partijen met dezelfde herkomst. De potentiële schade is in tabel 4.9 uitgewerkt. Tabel 4.9. Potentiële schade van PSTVd in kuipplanten per ketenschakel en per schadecategorie. Basismoer-. Moerplanten. planten. Extra. Eindproductie. Handel. vermeerdering. Schakel 1. Schakel 2. Schakel 3. Schakel 4. Schakel 5. € 30.000/bedrijf. € 12.000/bedrijf. € 18.000/bedrijf. € 12.000/bedrijf. PM. 43.

(45) Thrips palmi in de kuipplantenketen Thrips palmi is in kuipplanten nog nooit gesignaleerd maar heeft nachtschadigen wel als waardplant. Een vondst in de toekomst is dus niet denkbeeldig. Een vondst leidt tot dezelfde maatregelen als in het geval van PSTVd, met dien verstande dat de kosten op een ander niveau zullen liggen omdat bijvoorbeeld de toetskosten anders zijn. Dit is concreet uitgewerkt in tabel 4.10. Een vondst van Thrips palmi leidt tot totale ontruiming van een bedrijf, dus inclusief andere soorten planten die op dat moment op het bedrijf staan. Tabel 4.10. Potentiële schade van Thrips palmi in kuipplanten per ketenschakel en per schadecategorie. Basismoer-. Moerplanten. planten. 44. Extra ver-. Eindproductie. Handel. meerdering. Schakel 1. Schakel 2. Schakel 3. Schakel 4. Schakel 5. € 1.600.000/. € 1.600.000/. € 440.000/. € 440.000/. PM. bedrijf. bedrijf. bedrijf. bedrijf.

(46) 5. Risico's en financieringsvarianten Het model simuleert achtereenvolgens introductie, verspreiding en detectie van een uitbraak van een Q-organisme op basis van kansen. Waar en wanneer deze gebeurtenissen optreden in een simulatie hangt af van het toeval. In dit hoofdstuk worden de uitkomsten van een 100 gesimuleerde schadejaren samengevoegd zodat een beeld wordt verkregen van de kansverdeling van de schadelast en het effect van verschillende financieringsvarianten op de schommeling van de risicopremie.. 5.1. Het verwachte aantal besmette bedrijven en schadelast Het gemiddelde aantal besmette bedrijven en de gemiddelde schade worden per organisme in de volgende twee secties behandeld.. 5.1.1 Besmette bedrijven en schadelast tomatenketen Middels het beschreven schademodel is de verwachte (=gemiddelde) uitkomst berekend als gevolg van Clavibacter in de tomatenketen (tabel 5.1). Naast de verwachte jaarlijkse impact van Clavibacter voor de gehele keten is deze ook verder gedifferentieerd naar de specifieke schakels. De gemiddelde schade per bedrijf in iedere schakel kan berekend worden op basis van deze tabel in combinatie met het aantal bedrijven per schakel. Overigens dient bij deze zogenaamde risicopremie per bedrijf gecorrigeerd te worden voor verschillen in de bedrijfsomvang. Het aantal gedupeerde bedrijven productiebedrijven (schakel 4) bedraagt gemiddeld 12.366 per jaar gegeven scenario Hyg- (worst case) en 11.730 per jaar gegeven scenario Hyg+ (best case). De verwachte jaarlijkse ketenschade bedraagt gemiddeld 2.524 kEuro per jaar gegeven scenario Hyg- en 2.401 kEuro per jaar gegeven scenario Hyg+. Het grootste deel van schade treedt op in de productieschakel.. 45.

(47) Tabel 5.1. Gemiddeld aantal besmette bedrijven en schade per jaar door Clavibacter in de gehele tomatenketen. Schakel. Aantal besmette bedrijven. Totale verwachte schade. (per jaar). (1.000 euro per jaar) Hyg-. Hyg+. Zaadvermeerdering. 0. 0. 0. 0. Zaadhandel. 1. 1. 29. 29. Plantenopkweek. Hyg-. Hyg+. 0. 0. 22. 22. Tomatenproductie. 12. 12. 2,473. 2,346. Tomatenhandel. 33. 33. 0. 0. Totaal. 47. 46. 2,524. 2,401. Opvallend is dat de verschillen tussen hyg- en hyg+ gering zijn. Bij hyg+ zijn er minder objecten besmet, dus de kans op ontdekking is kleiner bij dezelfde steekproef. De kans op introductie uit voorafgaande schakels kan toenemen: een zware besmetting (bij hyg-) wordt altijd ontdekt (en vervolgens vernietigd). Deze partijen komen dan niet in de volgende schakel. Bij een lichte besmetting (hyg-) is kans op niet-ontdekken en een partij kan de dans ontspringen, met alle nadelige gevolgen voor de volgende schakel. Dus een reële mogelijkheid van besmetting uit voorafgaande schakel. Samenvattend blijkt uit de modelaannames dat bij hyg+ het aantal besmette productiebedrijven ten tijde van een uitbraak lager is, maar dat dit positieve effect deels wordt tenietgedaan doordat de kans op introductie via de voorafgaande schakels juist toeneemt (lagere detectiekans). De resultaten voor tomatengeelkrulbladvirus in de tomatenketen zijn weergegeven in tabel 5.2. Het aantal gedupeerde bedrijven productiebedrijven (schakel 4) bedraagt gemiddeld 3 per jaar gegeven scenario Hyg- Reg+ (worst case) en 2 per jaar gegeven scenario Hyg+ Reg - (best case). De verwachte jaarlijkse schade bedraagt gemiddeld 53 kEuro per jaar gegeven scenario HygReg+ en 31 kEuro per jaar gegeven scenario Hyg- Reg+. In vergelijking met Clavibacter is de verwachte schadelast aanzienlijk minder. Dit is te verklaren op basis van de verschillen voor wat betreft de karakteristieken van introductie en transmissie.. 46.

(48) Tabel 5.2. Gemiddeld aantal besmette bedrijven en schade per jaar door TYLCV in de gehele tomatenketen. Schakel. Aantal besmette bedrijven. Totale verwachte schade. (per jaar) Hyg-. (1.000 euro per jaar). Hyg-. Reg-. Hyg+. Reg+. Zaadver-. Hyg+. Reg-. Hyg-. Reg+. Hyg-. Reg-. Hyg+. Reg+. Hyg+. Reg-. Reg+. 0. 0. 0. 0. 0. 0. 0. 0. Zaadhandel. 0. 0. 0. 0. 0. 0. 0. 0. Planten-. 0. 0. 0. 0. 0. 0. 0. 0. 3. 3. 2. 2. 50. 53. 32. 31. 22. 22. 22. 22. 0. 0. 0. 0. 24. 24. 24. 24. 50. 53. 32. 31. meerdering. opkweek Tomatenproductie Tomatenhandel Totaal. 5.1.2 Besmette bedrijven en schadelast kuipplantenketen Voor de kuipplantenketen zijn gelijke tabellen weergeven als voor de tomatenketen. Zie voor PSTVd tabel 5.3 en voor Thrips palmi tabel 5.4. Het aantal gedupeerde bedrijven als gevolg van PSTVd in de kuipplantenketen bedraagt gemiddeld 0,25 per jaar gegeven scenario Hyg- (worst case) en 0,24 per jaar gegeven scenario Hyg+ (best case). De verwachte jaarlijkse schade is beperkt. Tabel 5.3. Gemiddeld aantal besmette bedrijven en schade per jaar door PSTVd in de gehele kuipplantenketen. Schakel. Aantal besmette bedrijven. Totale verwachte schade. (per jaar). (1.000 euro per jaar) Hyg-. Hyg+. Hyg-. Hyg+. Basismoerplanten. 0,01. 0,01. 0. 0. Moerplanten. 0,01. 0,01. 0. 0. Extra vermeerdering. 0,10. 0,10. 2. 2. Eindproductie. 0,12. 0,10. 1. 1. Handel. 0,02. 0,02. 0. 0. Totaal. 0,25. 0,24. 4. 3. 47.

(49) Het aantal gedupeerde bedrijven als gevolg van Thrips palmi in de kuipplantenketen bedraagt gemiddeld 0,92 per jaar gegeven scenario Hyg- (worst case) en 0,19 per jaar gegeven scenario Hyg+ (best case). De verwachte jaarlijkse schade bedraagt gemiddeld 481 kEuro per jaar gegeven scenario Hyg- en 97 kEuro per jaar gegeven scenario Hyg+. Tabel 5.4. Gemiddeld aantal besmette bedrijven en schade per jaar door Thrips palmi in de gehele kuipplantenketen. Schakel. Aantal besmette bedrijven. Totale verwachte schade. (per jaar). (1.000 euro per jaar) Hyg-. Hyg+. Hyg-. Hyg+. Basismoerplanten. 0,10. 0,02. 160. 32. Moerplanten. 0,10. 0,02. 160. 32. Extra vermeerdering. 0,10. 0,02. 44. 9. Eindproductie. 0,27. 0,06. 117. 25. Handel. 0,35. 0,07. 0. 0. Totaal. 0,92. 0,19. 481. 97. De in deze sectie gesimuleerde uitkomsten van de jaarlijkse schadelast vormt het uitgangspunt om het effect van verschillende financieringsvarianten (verzekering of heffing) te berekenen.. 5.2. Analyse financieringsvarianten. Principe van verzekeren/heffing. 48. Het principe van verzekeren/heffing is dat een grote groep het verlies van enkele individuen draagt. De bijbehorende verzekeringspremie, dan wel omvang van de heffing, moet adequaat en niet discriminerend zijn. Zodanig adequaat dat de verzekeringsmaatschappij/heffingsinstantie in de toekomst niet insolvabel wordt en als gevolg daarvan niet meer aan haar schadevergoedingsverplichtingen zou kunnen voldoen. Niet discriminerend zodat verzekerden met gelijke risico's gelijke premies betalen (en de opzet moet zodanig zijn dat er voldoende stimulans is voor het nemen van preventieve maatregelen). Differentiatie van de premies en heffingen op basis van objectief meetbare aspecten kan leiden tot aanzienlijke verschillen in de hoogte van de premies en heffingen tussen de meer risicovolle en de minder risicovolle telers. Daarnaast is een stabiele premie/heffing wenselijk..

(50) Risicopremie Voor alle schakels in de productiekolom samen worden de gemiddelde risicopremies berekend (bijkomende kosten van bijvoorbeeld organisatiekosten en herverzekering worden buiten beschouwing gelaten). Bij een reguliere verzekering zijn de premies doorgaans vast en vooraf bekend omdat de verzekeringsmaatschappij als risicodrager fungeert of delen van het verzekerde risico herverzekerd. Deze risico-overdracht gaat gepaard met extra transactiekosten, wat resulteert in een hogere premie.. Moment van innen premie/heffing De sector kan ook kiezen om het risico van grote schades geheel in eigen behoud te laten. Het deel van de premies dat bestemd is voor schadeclaims kan geheven worden aan het begin van de verzekerde periode, aan het einde van deze periode (zogenaamde 'omslagen') of deels aan het begin en deels aan het einde van de verzekerde periode. Het kapitaal dat resteert na aftrek van alle kosten (schadeclaims, administratie, opbouw reserve) vloeit in principe terug naar de deelnemers. Echter, omslagen zijn een bron van onzekerheid voor de deelnemers. Ten tijde van schade kan een ondernemer met zowel een omvangrijke schade als een omslag worden geconfronteerd. Het nadeel van omslagen kan deels ondervangen worden door de omslag te begrenzen door deze over meerdere jaren te innen. Op hoofdlijnen zijn er verschillende opties voor deze wijze van financiering: - het Productschap Tuinbouw geeft een bankgarantie af en schiet daarmee de schadeuitkering voor; - de overheid geeft een bankgarantie; - een private financiële instelling geeft een bankgarantie; - opbouwen buffer door in jaren zonder schade ook premies/heffingen te innen; - een mix van voorgaande opties. Naast een privaat verdelingssysteem (eventueel over meerdere jaren) zijn publiek-private varianten mogelijk: - de overheid geeft een premiesubsidie; - financiering zoals bij het Diergezondheidsfonds (overheid neemt schade voor haar rekening boven een vooraf vastgesteld plafondbedrag voor de sector).. Geanalyseerde financieringsvarianten In tabel 5.5 zijn zeven financieringsvarianten samengevat die in het huidige onderzoek zijn geanalyseerd. De varianten waarbij gewerkt wordt met jaaromsla-. 49.

(51) gen verschillen in de termijn waarin het bedrag terugbetaald wordt (een relatief korte periode van 3 jaar versus een relatief lange periode van 5 jaar). De publiek-private varianten verschillen in de omvang van de premiesubsidie (25% versus 50%) dan wel hoogte van het plafondbedrag (overheidsgarantie vanaf 75%-percentielpunt versus 50%-percentielpunt). Tabel 5.5. Geanalyseerde financieringsvarianten. Financieringsvariant. Uitleg. Basis. Totale schade keten. Jaaromslagen 3 jaar a). Basis met terugbetaling schadebedrag in 3 jaar. Jaaromslagen 5 jaar a). Basis met terugbetaling schadebedrag in 5 jaar. Premiesubsidie 25%. Basis met jaarlijkse premiesubsidie van 25%. Premiesubsidie 50%. Basis met jaarlijkse premiesubsidie van 50%. Overheidsgarantie >75%. Basis met overheidsgarantie van schadebedragen boven het plafond van het 75%-percentielpunt. Overheidsgarantie >50%. Basis met overheidsgarantie van schadebedragen boven het plafond van het 50%-percentielpunt. a) Exclusief (eventuele) marktconforme rentekosten.. 5.2.1 Risicopremies per financieringsvariant tomatenketen In tabel 5.6 zijn de verdelingen van de risicopremies weergegeven bij een jaarlijks verdelingssysteem (schade van een jaar worden in hetzelfde jaar bijeengebracht) voor een combinatiedekking van Clavibacter en tomatengeelkrulbladvirus in de tomatenketen. Ook is nagegaan wat het effect is indien de premieverplichtingen over meerdere jaren worden verdeeld dan wel de overheid een deel van de premie of schade compenseert. De gemiddelde premie is de som van de gemiddelde schadelast voor Clavibacter (tabel 5.1) en tomatengeelkrulbladvirus (tabel 5.2) (kleine verschillen kunnen ontstaan door random trekkingen). Om de uiteindelijke continuïteit van de verzekering te kunnen waarborgen is niet alleen de verwachte schadelast van belang maar ook de jaarlijkse schommelingen van de schadelast. Teneinde inzicht te verkrijgen in de spreiding van de uiteindelijke schadelast zijn behalve het gemiddelde ook een tweetal percentielpunten en de mediaan weergegeven1. 1. 50. Een percentiel is de waarde, waar een bepaald deel (percentage) van de waarnemingen onder ligt. Het 10% percentiel geeft aan dat 10% van alle waarnemingen een waarde heeft van kleiner of gelijk aan de percentielwaarde. Door middel van percentielen kan een indruk worden verkregen van de ver-.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Was er ten tijde van de wereldwijde crisisperiode (2007-2009) een hogere mate van earnings management bij Britse beursgenoteerde ondernemingen (FTSE 100) die in

Aan de dertig artikelen die de Universele Verkla- ring van de Rechten van de Mens telt, zou een artikel moeten worden toegevoegd: ‘Iedereen heeft het recht roesmiddelen naar eigen

In hierdie ondersoek poog die navorser ook om ‘n groepskommunikasieproses tussen die akademiese personeel verbonde aan ‘n veranderende hoëronderwysinstelling binne ‘n

FHB resistance genes/QTL Fhb1 and/or Qfhs.ifa-5A on their own or in combination (foreground selection); as well as select for the highest percentage of recurrent

With regard to potential crop production, as summarised by Sinc1air and Gardner (1998), potential crop yield results from the following four processes. Firstly, the

The objective of this study was to develop standards and best practices to improve the individual firm practices, client service, and staff satisfaction levels of the

Omega-6 fatty acids and risk for cardiovascular disease: a science advisory from the American Heart Association Nutrition Subcommittee of the Council on Nutrition, Physical

The overview revealed several gaps in existing literature such as: (a) the effects of wood ash amendments on sites containing wood ash produced from site preparation (e.g.