• No results found

Chemische bestrijding van graanziekten en bladluizen : interprovinciale proeven 1976 : series 652 / 659, 669, 671 t/m 675, 658

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Chemische bestrijding van graanziekten en bladluizen : interprovinciale proeven 1976 : series 652 / 659, 669, 671 t/m 675, 658"

Copied!
33
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Chemische bestrijding van graanziekten en bladluizen Interprovinciale proeven 1976

Series 652/659, 669, 671 t/m 675, 658

Verslag samengesteld door: ir- Th. de Bruin en C A . Quint Plantenziektenkundige Dienst

ir D. van der Beek

C.A.D. Plantenziekten/Ned. Graan Centrum

ir R.W. Stubbs en ing. H. Vecht W.P. Mantel

Instituut voor Plantenziektenkundig Onderzoek

Verslagen van interprovinciale proeven

(2)

Inhoudsopgave

biz.

1. Chemische bestrijding van schimmelziekten in winter- en zomertarwe

(Serie 652/659) 1

2. Chemische middelentoets voor de bestrijding van blad- en aarziekten

in wintertarwe (Serie 669)

h

3. Chemische bestrijding van meeldauw in haver (Serie 671) 7

U. Chemische bestrijding van bruine roest (Puccinia recondita) in

win-tertarwe (Serie 672) 8

5. Chemische bestrijding van gele roest (Puccinia striiformis) in

zo-mergerst (Serie 673) 10

6. Chemische bestrijding van dwergroest (Puccinia hordei) in

zomer-gerst (Serie. 67*0 12

7. Chemische bestrijding van gele roest in wintertarwe (Serie 675) • 1^

8. Bladluisbestrijding in granen (Serie 658) 2U

Bijlage: Bladluisbestrijding in wintertarwe (verslag van de proeven

uitgevoerd in 1970; serie 658).

(3)

1. Chemische bestrijding van schimroelziekten in winter- en zomertarwe Serie 652/659 - 1976

Doel: Na te gaan met welke doseringen en op welk(e) tijdstip(pen) de

beste resultaten worden verkregen bij de bestrijding van schimmel-ziekten, die soms al vroeg, en vaak nog niet waarneembaar,

kunnen optreden.

Opzet en uitvoering van de proef:

Regio: Próéfboerderij: Ras : Noord Holland . Prof dr. v. Bemmelenhoeve Caribo w.t. N.Brabant & Limburg Wijnandsrade Caribo w.t. 0. Zandgronden Kooyenburg Melchior z.t, Veenkoloniën A.G. Mulderhoeve Melchior z.t.

Proefaanleg: Blokkenproef, 9 Objekten in 4 herhalingen. Veldjesgrootte: 4 x 12 m = 48 m .

Tijdstippen gewasbehandeling:

a. In stadium F.6 a 7 = ZCK 31-32, dat is ongeveer eerste helft van mei, bij een gewaslengte van + 25 cm.

b, In stadium F.10.5 = ZCK 58-59, dat is bij alle aren uit de schede, vlak voor de bloei, ongeveer tweede helft van juni.

Middel: Bavistin M (carbendazim + maneb.), naar 2 resp, 4 kg/ha,

Gewasontwikkeling:

Door het relatief koude en droge voorjaar heeft de wintertarwe zich in het begin wat langzaam maar wel regelmatig ontwikkeld, Van de extreem droge en hete zomer hebben vooral de zomertarwes op Kooyenburg en A.G. Mulderhoeve zwaar te lijden gehad.

Ziektenontwikkeling:

Prof dr. Y2D_^£!îïD£l£Dl}2£YSj._ÇSri^2

Er trad sporadisch gele roest op en er was een matige aantasting van meeldauw. Er warer/ praktisch geen verschillen tussen de

(4)

- 2

28 juni een bestrijding met Metasystox R, uitgevoerd.

Er was weinig aantasting door meeldauw in blad en aar. Bij visuele beoordelingen van de aren op 20-7 en 28-7 kwamen de objecten waarin het gewas met 4 kg/ha op F.10.5. werd behandeld gemiddeld het beste

naar voren.

Gezonde gewassen, die echter te vroeg afrijpten als gevolg van aan-houdende hitte en droogte. Er waren slechts kleurverschillen ten gunste van de late'behandelingen.

Conclusies: Vanwege de extreme weersomstandigheden van dit jaar zijn slechts beperkte conclusies uit deze proeven te trekken. De meeropbrengsten . door de bespuitingen waren laag of wiskundig niet betrouwbaar. Alleen

in de beide proeven met wintertarwe was de opbrengst van geen van de behandelde objecten betrouwbaar verschillend van die van de praktijktoepassing n.1. 4 kg/ha Bavistin M op het tijdstip dat alle aren uit de schede zijn, vlak voor de bloei (F.10.5). De opbrengst-verhoging bij de praktijktoepassing, hoewel slechts 3 resp. 5%, was evenwel wiskundig betrouwbaar.

(5)

0) u ta ij u <u E o N (U E G 0) o r-l IX CS G 4; « r 4 <u 4J c • H & 0) E c > tD O u r x CM C •H C (U * J to 60 C Q) U X-ex o r-l 0) O 8J r 0 w H 0 0) • U t n 6 0 c QJ U X ( X O r—1 0) >-l r J O Ui x. u u o o •r-l T D • C - ~ i O D r - l S Oj

s

o

<3

U 0 0 O V J • H p • C ^ D O C t - i a> 0) > - . S o o W tu O X > U 3 W • H rJ V-t tO ta x i U G ta C • r - ) •r-l S <D > 4) O £• C (U t - i QJ QJ PQ > O • X u - H T 3 H • ta m u o >-i (U 60 ta » C * S -H H C ûJ •r-l tO • M O t0 T 3 •r-( > C « i) W w E 00 3 C -H • H T 3 r - l CI) QJ . U T J 03 e to tö ta -c & 0) tu m oo •<—> X O u 0). (-1 ta M AS r - l a) >-i 0) r-l t a *-** 6 0 AS r - l Q) rJ tu M ta --^ M A* i-H 0 ) !-i <1J U ta —^ 00 AS m » O t — i Pu r~» /ta v O tu CS v O O O <T\ 0 0 C S m O r- r~-L O CO o CT. m t ^ . 60 AS vr i <6 O v o co o ON a\ CM m o — » 0 0 m < f o vo o r^ 60 AS <• 60 r * <J-« •—. r^~ »—* O <• er« CS i n O •—• oo m CS o <r m r^ 60 AS C S 1 O -tf O v O o o O s C S co o co v O i n m O v O t - ^ t ^ . 60 AS C S 60 A* C S Q v O v O O O o ON C S r^ o ^ * r^ 0 0 m CO o a\ m r^ 60 AS <!• 60 AS C S w O v 0 0 co O CO CT\ C S u~l O r^ r~ m C S o m m i - ~ 00 AS cs 00 AS <f (M m v O CO o r^ CT\ C S m o v O r^ m -* o cr> v O r~-1 60 A: <• o o r^ CTi CTi v O 0 0 C S CS o o v O i T l < f O m v O r^ 1 60 AS C S Ä r^-v D O O r—« O OV CS . o o r— m m o o < t co r--. t »o r - l QJ T J C ta j a 0) r O c o o Cd « p q 53 PQ r S r^ r t CO O • v CS cr> r t CS ^^ « k C S ^ - s i n o o il ta N - X > PQ S PQ !a PQ jz; PQ 53 PQ 53 PQ 53 PQ 53 r - V . — i O o II ta ^ w - ' > . /

(6)

-

h

-2. Chemische middclentocts voor de bestrijding van blad- en aarziekten in wintertarwe

serie 669 - 1976

Doel: Het toetsen van een aantal middelen die in de handel zijn of waar-van aangenomen kan worden dat ze binnen afzienbare tijd in de handel komen, op hun werkzaamheid.

Opzet en uitvoering van de proef: Regio

Z. Holland Zeeland

N. Kleigronden N.Brabant & Limburg

Proefboerderij Westmaas Rusthoeve Feddemaheerd Wijnandsrade Ras Lely Lely Caribo Caribo

Proefaanleg: Blokkenproef, 7 objecten in 4 herhalingen.

Veldjesgrootte: 4 x 12 m = 48 m Proefopzet : Tijdstippen F.IO-F.10.1. =ZCK 47-51 F.10.5. =ZCK 58-59 Obj. A B C D E F 0 Middelen Milcap E (ethirimol+captafol) Bayleton.(triadimefon)+maneb. Bavistin M (carbendazim+maneb.) Milcap E Bayleton + maneb. AAtarsan (carbendazim+maneb+ n , , J I J zwavel) Onbehandeld Dosering 3 l/ha. 0,5 kg + 2 kg/la 4 kg/ha. 3 l/ha. 0,5 kg+ 2 kg/ha 6 kg/ha. Gewasontwikkeling:

Ondanks de droge en hete zomer ontwikkelde het gewas zich voorspoedig. Hoewel de afrijping was versneld, werden in deze proeven toch zeer goede opbrengsten bereikt,

Ziekteontwikkeling:

Er was zeer weinig meeldauwaantasting. In objecten A en B met een vroege behandeling v^as er iets minder meeldauw op het blad.

(7)

Westmaas, Lely: Bij de afrijping waren er alleen kleurverschillen als gevolg van optreden van zwartschimmels,

Rusthoeye, Lely: De meeldauwaantasting was licht. De objecten met maneb hielden iets langer wat meer groen blad,

Feddemaheerd, Caribo: Ook hier was de meeldauwaantasting licht, en waren er bij de afrijping kleurverschillen (zwartschimmelsï.

Wijnandsrade, Caribo: Hoewel er weinig meeldauw optrad waren er verschillen binnen de proef voornamelijk in aarkleur tussen de behandelde en onbehandelde veldjes.

Conclusie: In geen der vier proeven werden wiskundig betrouwbare opbrengst-verschillen gevonden. De verklaring kan gezocht worden in de geringe aantasting door aarziekten.

De geringe meeldauwaantasting in het blad werd goed bestreden door Bayleton + maneb op F, 10, *-• F,30,l. Dit kwam vooral tot uitdrukking in de gemiddeld hoogste opbrengst over de vier proeven, waarbij het verschil met de andere objecten, met uitzondering van Bavistin M, wiskundig betrouwbaar was.

(8)

4-1 r C O o co ca e e 0) QJ U O) OO

I

O) n co 4-1 u <u 4-1 • r - l C 01 > o o u o. (0 oo • H • O •>-> • r l U 4-1 (0 (U rO I 0) •u r * 01 •w N M « co c o> ca ca W t>o e o u p. o 01 n o 0>

'S

H e QJ T3 r - l QJ 13 T j •r-l Ë <U O S3 w H C/) O 2 w 04 PM O r J w Pd Pi O Ui u 0) • H C > 0) > QJ GJ •TD O U C ( X CO > QJ 1 3 ca O M , 0 W • H T J t-1 C cd co O G • • " » • H & T3 r 4 0 ) 0 ) O r C ,£> CO >-l QJ « T3 U T3 QJ PM * QJ > S ^ O r-l , e QJ 4J • J co 3 w ca r ^ CO r-l B 0» 4J r J W 0) :•& • r « • CO • ! - , CO - H M H o> X> H O l O r O m QJ o M (X, "-» O 0 co 3 ca I I -5 -o QJ CO O 4-1 W t - M 0) n 0) M CO ^--^ 00 r * t - l QJ M QJ M CO **^ 00 r * 1-1 QJ U QJ H ca ~^. oc .M 1-1 QJ M 0) I - t ca "^. e>o AS r - i QJ r J QJ ca "fc'^.. oo r * • • r J W O Q r - l S CM r~-O r~-O o r-~ <ƒ• v D v D v D <r r-^ o o r~-CTv o i n v o o m o o •—• .—• , . r^ C N 0 0 CN vp r -a\ CN ON o -3- o \ CN -3-r>- r~~ y •• i-^ m o — r^ 00 m oo m i n r O CU c ca B + 1 w c O 1 ( X <u 1 ca Qj i CJ r H r - l > , ! • H CO 1 a M i < m i • 1 O . 1 •—• j 1 1 <2> 1 w-* | • j P4 1

1

I m 1 o 1 vo l m 1 VO I <o-1 o 1 O i 1 co I m I m l o l •—* l o-> 1 «—• 1 r*-_-< O r~» en r^ *-~ • — 1 O oo i n a e •r-t 4-1 CO • i-l > Cfl W O ' m cN o o 0 0 CT\ <r m O vO m m o o en <J-CT> 0 0 m m CT\ CN O i o r - i — CN oo o vo r-^ — oo O d — so -* — r-^ r>-r - vo o o 0 0 -vT i n m m i n X> QJ c CO e + W 0 o D i 4J CO QJ O r - l r-4 > , • H CO ••S3 p q O W u~> * O ^ _ l r H O —^ ro v O C N O ON r-^ m vO CT\ r^ m vu _^ o r^ en r^-v O O •"* i n m C 1 ca i C0 | U 1 CO I 4-1 1

^ i

PM 1

1

1 O 1 O l i n 1 CN 1 vo l o 1 o l r~-1 vo l m 1 o -1 o 1 ^~ 1 CN oo vO o o o \ CN r~-' o p CN m T ) 1-1 QJ •o c CO x. QJ x> c o o ON r. CN oo , — • P5 sa PQ A pq SS m 2 . M S3 PQ 53 PQ S3 ca S3 ^-\ m o »v o il ca v - / > o « V < t m CN PQ S3 PQ S3 PQ S3 PQ 53 PQ 53 PQ P3 PQ S3 PQ ^ s-*i •—• O r. o ii ca w >

(9)

3. Chemische bestrijding van meeldauw in haver Serie 671 - 1976

Doel: Toetsen van diverse fungiciden op hun bruikbaarheid bij de be-strijding van echte meeldauw (Erysiphe graminis) in haver.

Opzet en uitvoering van de proef: Regio N. Kleigronden 0. Zandgronden Veenkoloniën * , * IJsselmeerpolders Proefboerderij Feddemaheerd Kooyenburg A.G. Mulderhoeve Geert Veenhuizenhoeve De Kandelaar Ras Selma Selma Selma Selma Leanda

Proefaanleg: Blokkenproef, 5 objecten in 4 herhalingen. 2

Veldjesgrootte:4 x 12 m = 48 m .

Tijdstip "gewasbehandeling:Bij aantasting van het derde blad van boven.

Proefopzet: Obj. A B C D 0 Middelen Calixin (tridemorf) Calixin + maneb Milgo E (ethirimol) Bayleton (triadimefon) Onbehandeld Dosering 0,75 l/ha. 0,75 1 + 2 kg/ha. 1,0 l/ha. 0,5 kg/ha.

De proeven op De Kandelaar, G. Veenhuizenhoeve en Feddemaheerd werden niet uitgevoerd vanwege het ontbreken van meeldauw. Alleen de proeven op Kooyenburg en A.G. Mulderhoeve werden uitge-voerd hoewel ook daar geen meeldauw optrad. De opbrengstbe-paling die alleen op de A.G. Mulderhoeve werd gedaan, was geheel onbetrouwbaar omdat het gewas ernstig van droogte had geleden.

(10)

8

-^• Chemische bestrijding van bruine roest (Puccinia recondita) in wintertarwe

serie 672 - 1976

Doel: Het nagaan van de mogelijkheden van een chemische bestrijding van bruine roest in wintertarwe. Bruine roest kan aan het eind van het seizoen

massaal optreden in gevoelige rassen en aanzienlijke schade veroor-zaken.

Opzet en uitvoering van de proef: Regio Zeeland IJsseimeerpolders N.-Holland Z.-Holland Proefboerderij se Rusthoeve se Kandelaar

Prof. van Bemmelenhoeve Westmaas Ras Lely Lely Caribo Lely Kunstmatige infectie.

Proefaanleg: Blokkenproef, 4 objecten in A herhalingen. 2

Veldjesgrootte: 4 x 12 m = 48 m .

Kunstmatige infectie: Op Rusthoeve en De Kandelaar zijn de proeven op 14 juni kunstmatig geïnfecteerd door over het gewas een suspensie van

bruine roestsporen,verkregen van de L.H. afdeling Fytopathologie, te spuiten.

Tijdstip gewasbehandeling: In de proeven met kunstmatige infectie van het gewas, werd ongeveer een week na die infectie wanneer deze goed was aange-slagen, de gewasbehandeling uitgevoerd. In de beide andere proeven, die aan een natuurlijke infectie werden overgelaten, werd de gewas-behandeling uitgevoerd vanaf F.10, maar niet later dan F.10.5., • wanneer bruine roest werd geconstateerd.

Proefopzet: Obj A B C Middelen Dosering

Bavistin M (carbendazim + maneb) 4 kg/ha. Bayleton/(triadimefon) 1 kg/ha.

Calirus (benodanil) + Citowett

(11)

Gewasontwikkeling: De gewasontwikkeling was normaal. Door de hete zomer is de afrij ping enige weken vervroegd.

Ziekteontwikkeling: Voor de infectie van het gewas, zowel op kunstmatige als natuurlijke wijze is vocht nodig, b.v. in de vorm van dauw in nacht en ochtend. Aan deze voorwaarde werd in dit seizoen echter niet voldaan. Bovendien rijpten de gewassen zo snel af dat later in het seizoen geen groen blad meer aanwezig was voor bezetting door bruine roest. Op de Kandelaar is de proef vervallen wegens het niet aanslaan van de kunstmatige.infectie,

Conclusie: Door het uitblijven van bruine roest zijn uit deze proeven geen conclusies te trekken. Uit de opbrengsten die werden bepaald, bleek dat op een na, de middelen geen nadelige invloed hebben. Benodanil gaf in alle proeven een lagere opbrengst dan het onhandelde object, hoewel het verschil niet wiskundig

be-trouwbaar was.

Korrelopbrengsten van de bruine roest bestrijdingsproeven:

Proefb. Ras obj. A B C 0 Rusthoeve Lely kg/are 70,5 69,8 71,2 72,2 V(a=0,05) NB V(a=0,01) NB rel. 98 97 99 100 NB NB Prof.v.I Cai kg/are 78,4 77,1 .74,6 76,8 NB NB Semmelenhoeve •ibo rel. 102 100 97 100 NB NB Westmaas Lely kg/are 52,1 55,4 50,7 51,2 NB NB rel. 102 108 99 100 NB NB Gemiddelde van drie proeven kg/are 67,0 67,4 65,5 66,7 NB NB rel. 100 101 98 100 NB -NB

(12)

10

-5. Chemische bestrijding van gele roest (Puccinia strïiformis) in zome'rgerst

Serie 673 - 1976

Doel: Het nagaan van de mogelijkheden van een chemische bestrijding van gele roest in gerst. Veel gerstrassen zijn meer of minder vatbaar voor gele roest. Incidenteel kan aanzienlijke schade optreden.

Opzet en uitvoering van de proef: Regio Zuid Holland Zeeland Proefboerderij Westmaas Rusthoeve Ras Berac Berac

Proefaanleg: Blokkenproef met 4 objecten in 4 herhalingen. Het onbehandelde object V7erd op + 150 m afstand van de proef aangelegd in enkel-voud om te voorkomen dat de behandelde veldjes een te zware

ziektedruk zullen ondervinden.

Veldjesgrootte: 4 x 12 m = 48 m

Kunstmatige infectie: Alle objecten werden 28 april kunstmatig geïnfecteerd door middel van het ingrayen van potjes met door gele roest besmette

plant-• 2 jes (één potje per m ) , geleverd door het IPO.

Opzet en uitvoering van de proef: Ter bescherming van het gewas tegen meeldauw, werd het zaaizaad behandeld met Milstem (ethirimol).De

gewasbehandelingen werden tweemaal toegepast. Het eerste tijdstip was dat bij een gewasontwikkelings-stadium F.4, het tweede bij dat van F.7. Tijdstip van toepassing F.4 = ZCK 30 en F.7 = ZCK 32 Obj. A B C D 0 Middelen

Calaxin (tridemorf) + maneb Bayleton (triadimefon) + maneb Plantvax 20 EC (oxycarboxin) + maneb

Calixin + benodanil + maneb + Citowett (uitvl.) Onbehandeld Doseringen 0,75 1 + 2 kg/ha. 0,5 kg + 2 kg/ha. 2 1 + 2 kg/ha. 0,75 1 + 1 kg + 2 kg + 0,1 l/ha. _ ——

(13)

Opbrengsten: Obj. A B C D V(a=0,05) V(a=0,01) Rusthoeve kg/are 51,7 54,1 54,7 53,1 1,2 1,7 rel. 100 105 106 103 2,3 3,3 Westmaas kg/are 58,7 56,7 52,4 55,8 NB NB rel. 100 97 89 95 NB NB

Opmerking; Het 0-öbject, op enige afstand van de proef gelegen,diende slechts voor waarnemingen«

Ziekteontwikkeling: Door de extreme weersomstandigheden heeft de ingebrachte gele roest geen kans gekregen verder tot ontwikkeling te komen. Het gewas ontwikkelde zich overigens normaal.

Conclusies: Vanwege de afwezigheid van gele roest zijn dit jaar uit deze proef geen conclusies te trekken«

(14)

12

-6. Chemische bestrijding van dwergroest (Puccinia horde!) in zomergerst

Serie 674 - 1976

Doel van de proef: De mogelijkheden na te gaan van een chemische bestrijding van dwergroest in gerst. Incidenteel kan deze aantasting in vatbare rassen aanmerkelijke schade veroorzaken.

Opzet en uitvoering van de proef: Regio Zeeland Z. Holland Proefboerderij Rusthoeve Westmaas Ras Delisa Delisa

Proefaanleg: Blokkenproef, 4 objecten in 4 herhalingen. 2

Veldj esgrootte: 4 x 12 m = 48 m .

Kunstmatige infectie: Alle objecten werden op 14 mei kunstmatig geïnfecteerd door middel van het ingraven van potjes met besmette plantjes afkomstig van het Instituut voor Plantenveredeling.

Opzet en uitvoering van de proef: Ter bescherming van het gewas tegen meeldauw werd het zaaizaad behandeld met Milstem (ethirimol).Het gewas

zou ongeveer 3 weken na de kunstmatige infectie als er aantasting optrad, worden behandeld. Aantasting bleef echter achterwege. Gewasbehandelingen werden toen toch uitgevoerd: de proef te Westmaas op 14 juni, die op Rusthoeve op 18 juni.

Obj. A B C 0 Middelen Bavistin M (carbendazim + maneb) . . . . ,- N Bayleton (trïadimefon) + maneb benodanil + Citowett (uitvl.) Onbehandeld Doseringen 4 kg/ha. 0,5 kg + 2 kg/ha. 1 kg + 0,1 l/ha. —

(15)

Ziekteontwikkcling: Aanvankelijk ontwikkelde het gewas zich regelmatig en

normaal. Door de extreme weersomstandigheden heeft de dwergroest zich niet uit kunnen breiden. Vooral te Westmaas had het gewas te lijden van de droogte.

Conclusies : Door de afwezigheid van dwergroest kan uit deze proeven geen conclusie worden getrokken.

Opbrengsten: Obj. A B C 0 V(a=0,05) V(a=0,01) Rusthoeve kg/are 50,1 49,9 48,2 48,6 0,8 1,2 rel. 103 103 99 100 1,6 2,5 Westmaas kg/are 56,3 57,2 56,7 52,3 NB NB rel. 108 109 108 100 NB NB

(16)

- 11+

-7. .Chemische bestrijding van gele roest in wintertarwe Serie'675 - 1976

Doel van de proef . .

De Nederlandse tarweteelt wordt herhaaldelijk geconfronteerd met het schadelijk tot zeer schadelijk optreden van gele roest.

Oorzaken zijn de ontwikkeling van nieuwe fysiologische rassen (fysio's) door de schimmel en het ontbreken van duurzame resistentie in de

bijna alle tot nu geteelde tarwerassen. Chemische bestrijding is voorals-nog de enige maatregel om bij een epidemische ontwikkeling van gele

roest de schade te beperken of te voorkomen. Rendement van bestrijding wordt bepaald door de'werkzaamheid van het fungicide, het tijdstip van

toepassing en door de grootte van schade die mede afhankelijk is van de mate van vatbaarheid van het tarweras. Bestudering van deze aspecten van bestrijding vormt het doel van de proef.

Opzet en uitvoering van de proef Regio Zeeland Noord Holland IJsselmeerpolders Veenkoloniën Proefboerderij Rusthoeve

Prof. van Bemmelenhoeve de Kandelaar , -A.G. Mulderhoeve -Geert Veenhuizenhoeve Ras Clement,Caribo,Cyrano,Melchi (z. Clement,Adamant,Caribo Clement,Adamant,Cyrano Clement Clement

Proefaanleg : Blokkenproef, 5 objecten in 3 herhalingen, Ó (onbehandeld)-objecten in enkelvoud op j^ 150 m afstand.

' . ' • • • 2

(17)

Tijdstip van toepassing Obj. Middel Dosering per ha X XX F 5-6 + F 8-9 A Calixin + maneb 1 1 + 2 kg X XX F 5-6 + F 8-9 B Calixin + maneb + | 1 + 2 kg + Benadonil + Citowett 1 kg + 0,1 1 X XX F 5-6 + F 8-9 C Plantvax 20 EC + maneb 2 1 + 2 kg vanaf 8 dg. na infectie D Plantvax 20 EC + maneb 4 1 + 2 kg van de andere obj. om de

8 à 10 dg.

X XX

F 5-6 + F 8-9 E Bayleton + maneb 0,5 kg + 2 kg x = zodra de eerste infecties verschijnen

xx = afhankelijk van het infectieverloop

De objecten A, B, C, D, E en 0 zijn kunstmatig geïnfecteerd door het in-2 graven van met gele roest besmette plantjes (één potje per m ) .

Infectie van Clement met fysio 232E137 " " Adamant " " 108E141

11 " Caribo " " 104E105

" " Cyrano " " 104E105 " " Melchior " " 106E139

Resultaten

Niettegenstaande het warme en droge weer in het voorjaar heeft gele roest zich in de proeven nog redelijk kunnen ontwikkelen, uitgezonderd in de Veenkoloniën en in de zomertarwe Melchior op Rusthoeve.

Het verschil in vatbaarheid tussen de rasser, blijkt uit het in de figuren aangegeven infectieverloop in de 0-objecten. (door foutief planten is het 0-object van Clement op de Kandelaar komen te vervallen)

Werkzaamheid_van_de_fungicideri

Uit het in de figuren aangegeven infectieverloop blijkt Bayleton de ontwikkeling van gele roest het sterkst te onderdrukken. De curatieve werking van dit middel (doding van de schimmel op en in het blad)is t.o.v.

Calixin duidelijk beter .

De resultaten van 1975 mede in beschouwing nemend is het effect van de

(18)

16

-De werkzaamheid van Plantvax is gelijkwaardig aan die van Calixin.

ïÜ^stip YaS_t°ê2§SËiBSi

Er was een duidelijk verschil in het infectieverloop in de be-handelde objecten tussen de proef op Rusthoeve en die Prof. van Bemmel-enhoeve, hetgeen wordt toegeschreven aan het verschil in tijdstip van bespuiting en hiermee samenhangend het logaritmische groeiverloop van gele roest. De spuitdata op Rusthoeve waren 8 mei (60 dg na besmetting van de ingegraven potjes)en 4 juni (27 dg na de eerste bespuiting); op Prof. van Bemmelenhoeve waren deze data 11 mei (56 dg) en 28 mei (17 dg),

Opbrengst korrelopbrengst Rusthoeve Clement Caribo Object A. Calixin+maneb B. Calixin+maneb+Beno+Cit. C. Plantvax 20 EC+maneb D. Plantvax 20 EC+maneb E. Bayleton+maneb V (a = 0.05) V (a = 0.01) 0. Onbehandeld Cyrano Melchior kg/are rel kg/are rel kg/are rel kg/are r

56.3 60.8 59.5 74.4 70.8 76 82 80 100 95 5.2 7.0 7.5 10.1 46.8 69.3 69.3 68.5 72.7 72.4 95 95 94 100 100 59.5 61.8 59.5 64.0 60.6 93 97 93 100 95 NB NB NB NB NB NB NB NB 58.5 45.9 71.0 9 71.9 9 69.7 9 76.5 IC 73.3 9 NB NB 64.9

(19)

Prof, van Bemmelenhoeve

Korrelopbrengst

Object

Clement Caribo Adamant

kg/are rel kg/are rel kg/are rel

A. Calixin+maneb 60.8 90 60.4 99 68.6 106 B. Calixin+maneb+Beno+Cit. 64.6 95 61.0 100 66.5 103 C. Plantvax 20 EC+maneb 61.7 91 61.3 100 68.2 106 D. Plantvax 20 EC+maneb . 67.7 100 61.0 100 64.5 100 E. Bayleton+maneb 70.2 104 61.7 101 69.0 107 V (a = 0.05) V (a = 0.01) 3.2 4.7 4.7 6.9 NB NB NB NB 2.9 4.5 NB NB 0. Onbehandeld 34.3 59.6 56.5 Du i z endko r re1gewi ch t: Object

Clement Caribo Adamant

gram rel gram rel gram rel

A. Calixin+maneb 42.9 B. Calixin+maneb+Beno+Cit. 44.2 C. Plantvax 20 EC+maneb 43.4 D. Plantvax 20 EC+maneb 45.1 E^_Bay^eton+maneb ^4._3 0. Onbehandeld 37.2 95 98 96 100 98 46.0 46.4 46.4 46.2 46.4 99 100 100 100 100 48.8 48.9 48.6 48.6 48.6 101 100 100 100 100 82 41.7 98 44.2 91

(20)

De Kandelaar

Korrelopbrengst :

18

-Object

Clement Cyrano Adamant

kg/are rel kg/are rel kg/are rel A. Calixin+maneb 66.0 90 60.2 96 77.3 101 B. Calixin+maneb+Beno+Cit. 67.6 92 61.9 99 73.1 96 C. Plantvax 20 EC+maneb 68.7 94 61.8 98 75.3 99 D. Plantvax 20 EC+maneb 73.4 100 62.8 100 76.4 100 E. Bayleton+maneb 72.5 99 62.1 99 71.5 94 V (a = 0.05) V (a = 0.01) 3.2 4.4 4.7 6.4 NB NB NB NB NB NB NB NB 0. Onbehandeld 45.3 44.4 52.9 Duizendkorrelgewicht: Object Clement gram 38.8 36.4 38.7 40.2 40.1 rel 96 90 96 100 100 Cyrano gram 40.1 40.7 40.0 40.6 40.6 rel 98 100 98 100 100 Adamant gram 45.2 44.6 45.0 44.7 45.2 rel 101 100 101 100 101 A. Calixin+maneb B. Calixin+maneb+Beno+Cit. C. Plantvax 20EC+maneb D. Plantvax 20EC+maneb E. Bayleton+maneb

(21)

G. Veenhuizenhoeve

Korrelgewicht :

Clement Object kg/are rel A. Calixin+maneb 69.5 107 B. Calixin+maneb+Beno+Cit. 69.0 106 C. Plantvax 20EC+maneb 69.6 107 D. Plantvax 20EC+maneb 65.0 100 E. Bayleton+maneb 75.2 116 V (a = 0.05) NB NB V (a = 0.01) NB NB 0. Onbehandeld 45.0 Geen gele roest, wel meeldauw aantasting

Conclusies

Schade door gele roest kan geheel of gedeeltelijk door

chemische bestrijding worden voorkomen. Het rendement van bestrijding, wordt mede bepaald door het tijdstip van toepassing. In zeer vatbare

rassen zoals Clement is de ziekte slechts goed met het fungicide Bayleton te onderdrukken. In de matig vatbare rassen zijn ook de fungiciden Calixin, Benadonil en Plantvax effectief.

(22)

20 -o CU M w w q o t— o MD O o o en t— i MD I m CM MD i LA I CO CM ir\ I MD LTN CM CM O n j ON O •MD 0 \ C A O O \ 0 O <J pq u P=q Q I CM MD I LTN CM MD I <- w MD on LTN CM lf\ I 00 o « En CO re - p CQ M G CU U .£> ft O 0) > co •H - P cd <u r n MD CM o ir\ o MD f - CO CO C A O O <C pq o W Q w 60 O •H -P CO cd - p o cd cd c 1 D 3 O ^ " 1 O MD ' ' J O . LTN 1 O -3-1 •H 3 p1 -p ft cd 03 T i 1 o on < O p

\ \°

LTN \ \ ' \ \ CO \ \ CM X 1 1 O o CM i -\ \ :> « t— Q 1 O MD 1 -a-CM MD MD / J-\ CO 4 1 o > o

ë

w

1

pq CM O t — II r- O I T S ' " Lf\ O l A C f \ 0 \ C \ 0 o O < pq o W Q

(23)

o Pn

r-o -3-

—r

o en o C\J

—r

o I CU I LA CM I VI) 1 on L A I j -OJ LA CO w > w O m H rn D « o o ö -p CO cd • P ö cd ,<ö I o l OJ VO I V£> I LA I CO LA I CO OJ c— VO LA LA LA ON O t - 0 \ 0 \ 0 \ 0 \ 0 O < cq O W Q - P ca u •s, o > • H - p cd H <D o\ W O is; w w m CO ON o 0\ o ON O < pq o O o il *- o o o W Q O ^3- on O o OJ

(24)

- p CO 22 -o PH M

5V1

t — I CM • I CM > 0 I rvo i ' 1 CM I CO

r

o o 1 ^ 00 I o cv - L T \ I CO o > o « co « o -3-vo C\ CO t—-3- vo o t— ON Oi ON o \ o o < pq o w p - p en W) c 0) o <u > 0) t>0 ö •H -p co cd •p ö cd V i - p cd H CU co OJ *- MD CO CO C A O t— 0 \ 0 \ C\ Os o O < cq o pq Q o -3-o o CM

(25)

o P i M O <u > 0) o •s 0J 0) EP 60 C •r-l •U CO cd e cd cd l o vO I vO I I l oo oo oo vO O CO vD O o o o o v/ V — S/ o 60 T3 cd cd r-l i - l > ,0. V - V o sj V V ° CM CN CM

v ~ v

N/ ~ ~ - V / H < o cd cd r-l CD e cd a) T3 r-l <U VA . u p. O ex ß •1-1 w co cd fi cd cd! 6 * 1^-1 VO vO 1 CO cM vO 1 J~ l O 1 CO CN a\ vO V oo co V o r - i O V V r -V V <u vO CT\ V V r—. V V PQ CTi CTv V N / «—. V V o -* o-> \ / V ^^ V V « vO f -II O O o o o V o 1 1 60 13 cd cd r-l r-l

(26)

-

2k

-8. Bladluisbestrijding in granen serie 658 - 1976

Doel: Nagaan van schade veroorzaakt door bladluizen in wintertarwe,

Opzet en uitvoering van de proef: Regio/Proefboerderij Zeeland/Rusthoeve Z, Holland/Westmaas SU Holland/ Prof. v. Bemm. hoeve Proef te Colijnsplaat Westmaas — Wieringerwerf wintertarwe ras Lely Anouska Caribo bruto ve grootte 50 m2 90 m2 50 m2 ldjes'

Proefaanleg: blokkenproef met 2 objecten in 10 herhalingen. 0. Onbehandeld

B, ëën behandeling in gewasstadium F 10,5.1, d.i. alle aren uit, begin bloei.

Middel: Pirimor naar 0,25 kg/ha.

Waarnemingen: Bladluispopulaties werden door het IP0 waargenomen. Van elk veldje werd voor de behandeling 10 halmen beoordeeld. Daarna werd wekelijks van elk veldje 25 halmen op bezetting van luizen beoordeeld.

De gegevens als gemiddelde van 10 herhalingen zijn in tabel 1 ver-meld, waarbij "totaal" betrekking heeft op hetgeen van de

desbetref-fende bladluissoort is waargenomen op de aar en op de overige delen van dezelfde halm,. . Het totaal aantal bladluizen per aar bleef laag en bereikte in geen van de proeven het voor de praktijk gestelde

kriterium van een bestrijding (15 bladluizen per aar) op het gestelde tijdstip van gewasstadium F 10.5.1,

Sitobion avenae overheerste in alle proeven zowel op de aar als

de gehele halm, Metopolophium dirhodum kwam, zoals bekend, praktisch niet voor op de aar, terwijl Rhopadosiphum padi bijna overal in de minderheid bleef, De verhouding waarin deze drie verschillende

graanbladluissoorten voorkwamen was in de proeven niet altijd dezelfde,

Proeven te Colijnsplaat en Westmaas:

Vooral in de proef te Westmaas bleef het gemiddelde aantal bladlui-zen per aar laag. Door de insecticide behandeling op 15 resp,

16 juni werd de populatie wel is waar gedrukt maar een effect op de opbrengst was afwezig (zie tabel 2 ) ,

Proef te Wieringerwerf:

Ook hier was de populatie bladluizen aanvankelijk laag. Na de gewas-behandeling op 17 juni nam deze ook eerst af maar bleek bij de

(27)

waarneming op 1 juli toch x^eer zodanig te zijn toegenomen dat ge-vreesd werd dat het aantal van 15 bladluizen per aar op korte ter-mijn zal worden overschreden vanwege de aanhoudende droge en zeer warme weersomstandigheden. Hoewel het gewas reeds in het

melk-stadium was werd op 2 juli toch weer een insecticide behandeling uitgevoerd. Er werd een meeropbrengst van 10% verkregen. Het

op-brengstverschil met het onbehandelde objekt was wiskundig betrouwbaar.

Conclusie en

bespreking : In de beide proeven in het Zuid-Westen kwamen te weinig bladluizen voor om een effekt van een bestrijding op de opbrengst te verkrijgen. Hoewel de behandeling op een vroeg tijdstip plaats had, werd, na later bleek, het tot nog toe gehanteerde kriterium toch ook niet bereikt.

Dit was wel het geval, zoals het onbehandelde objekt uitwees, in de proef te Wieringerwerf, maar het gewas verkeerde toen reeds in het melkrijpe stadium. In het te behandelen objekt waren als gevolg van de reeds uitgevoerde bestrijding, de aantallen bladluizen per aar nog betrekkelijk laag. Van een behandeling mag in dit gevorderde gewasstadium ook geen effekt meer worden verwacht. Het bleek ook, zoals de waarneming van 7 juli in het onbehandelde objekt aangaf, dat de populatie bladluizen van nature reeds sterk was teruggelopen. Als de tweede insekticide behandeling die werd uitgevoerd , tot de opbrengsverhoging heeft bijgedragen dan zou dit niet in de eerste

plaats aan de verminderde bladluispopulatie kunnen worden toegeschreven, omdat deze gemiddeld hoger lag dan in de twee andere proeven. De

proef te Wieringerwerf werd echter ook tegen afrijpingsziekten behandeld waardoor ook schimmelgroei op door bladluizen

geprodu-ceerde honingdauw, zou worden beperkt. Als deze factor in de be-schouwing wordt betrokken is het misschien mogelijk een verklaring voor de opbrengstverhoging te geven.

(28)

26 -vo r~ en •— cl •-•l t o u e c r * o o N U 0 1 • o c c o r - l « e o r-l Ù5 0 ) r-l J-r X 3

§1

6 ) > C O u p. cl r l e <u M H 3 - i O <3 -4 C C CS co r - l M

8

> 0 o - 1 CU 55 H Vi rt - i 3 i 0 u. -M 11 cl * -H u 3 -4 •o r - l 0> • o e ca X 0 1 M » •o r - l o 1 3 G ca .c 0 1 £> G O r - l co 4 J C 1 i a T 3 es ca r - l - O e o c o ca ca w U U M O U 3 H t £ t~< * ^ N IC R v - ' O • r l CU j a ca o c J - i CU • r l > t e ca e 3 X. P-• r l 10 • " > O r J r - l > - > ra ( X - H o -o .c ca &. u. _ » • » E A! 3 rf •H s . G ^ o. O E r - l 3 O na a o O J S 4-> r-l O - H JC -o f - < o) 4 J C 1 ca t ) es ca r - < r - l ^ O C d c t i «o ca N J J n • . - ! O V J 3 H K H

2

e — o • r l o X> ca o c 4-1 C l • H > «o ra E 3 .« o. • r l VS S~, O r - ) « - I V ^ ra o - - r i O ' 3 . c ca « p . e 3 3 r H • r e 1 3 . C ^ C i o 6 r-t 3 O T 3 C X O o ,c *J u 0 1 - r l s: xi 0 3 m o « * J cc) M r - l CU r - l ca ca * J o 4-1 u ca ca r - l ca ca u o 4-) u ca ca r - l ra ca 4-> O 4-1 u ca ca I - I ca ca 4-1 o 4 J M co co r - l ca co 4-1 O 4-1 ï-4 ca ra CO CO 4 - 1 o 4-1 U CO CO r - l CO ra 4-1 O 4-1 u ca ra r - 4 ca CO 4-1 o 4-1 u ra ca i i i i 1 1 1 l co • — • 3 -o\ C O •—• v O C M ON co —• CM O n O O o d -• t •—• o • r l G 3 < î """* l - i t t ) ca r-H o. » G '»-» • H r - l O O O co *• o f ^ m e. O C N t - ~ M O r^ u-> M O CN1 O • l O O v D O •« O o r~ < ï C M •—• r-~ \ 0 r^ r-» C M f* \ 0 r~ oo 0 0 r . O o C M C O * C M O • r - t G 3 M C M m t a *• v O O o\ r^ C O C M C M M « 3 -O CT> ^ C O u - i co • h o o 0 0 C M * C M O — • 0 0 co C M r^ o o \ • r~ oo CTv r^ O a\ CM V4D co O C M C O •» O v ~ * o • r l C 3 0 0 C M s~* r - « 0 0 o « t C O ^~ C M * i *~* C M m »• • • " • r-^ CM •• .— o\ C O • t o o t ^ . . o •. C M O m v j r^ C M r^ co • — • v O oo C M r - « v O co •-* r—• r - • C O « C M O O 0 C M •• C M _^ • H i O o • r - l r - l 3 m co <r * o i n o-». o r— <r n O m O " «\ o c o r - m O A O o co v D -* O co C M C M C O O 0 0 C M O O ~— m A *-• O • r - l r - l 3 C M " • " • / 1 | | 1 1 1 1 I Os r-m vr 0 0 *-• co co » ï 0 0 •-• C O 0 0 o o co m r* ^m o • I - I G 3 m • • " ' v> « 1 H U M (U r< r-^ C M * ,_. C M C • t -" C M O r . " ™ " ^-> o #> ^-> r~ O • t O o o C O M o o V O < J C O o o CM en C M O a\ _ C M V O » O o r - > ». O m v O », o o •ri G 3 C M C M .-. r~-* v O o-<J\ n «3-l O O S ». - 4 " C O C O » 1 <r -* m ». o r - . ». o »-, C M ». O co CM ^_ O i U V oo 0 0 C O co M D 0 0 co i n C M vo co O .—• o-> », C M O • r - l e 3 o C O en • - • ». O r^ «—• r> O v O w— ». o v O r — •. O CM O ». O o ». o .^. o ». o o co *—. 0 0 C M J -< f co co m w— <t o . — • ». CM <t co ». o o r~ ». •—• O •r4 r - l 3 O m o ». o m c •* o m o ». o m c », o o o c o co o o C O o o co O o co o o o o o o • r - l r - l 3 co 1 1 1 1 1 1 1 1 o - t r~-co - J oo CM CM C O co -* 0 0 C M _• O O o 0 0 co », o o • r ) G 3 v O *"• M-l 1 4 CD ». M 0 1 60 Cl • r l M at • i - t t* o r~ ». vX) m », o v O ». •"* V O ' m «. •— o o o ». c o e-» m co o co co co o co r~ o o ~* •* o o • r l G 3 co C M co V O ». O r^ .—, ». ty> CM os », cr\ r-~ ». O »_ O ». o o m r~ », o o CM C O m C O CM H C M CM M C O co C M •_ 0 \ CM ^ 3 -O O o r~ co ,_* O • r l r - l 3 _ i n m •> o <r <r o t_^ m » o »3-- 3 " A O o o « 3 -o o o m co co co a\ C A v O o C O w - t v O O O S oo o o C M O », O *— t - ~ • L o o • r l r - l 3 I - » r~ t - ^ ». O co v D ^ O o r^ ». O co v D «, O »_ O o o V O o », o o —. r^ o ro v O O C f l V O O co v O O O O CM O O O • r t r - l 3 >* ^ V ''^' k t . 1 J j , 4-1 • X cu • r - l »o o u <D 01 • i - l cd > Vt 0) - • e-! T3 r - l O ) > O 0) •x) ö CO > u-| w 4 - 1 » G CJ OJ r - l . CO c •H oO C • I - I 0 OJ • ß U r^ . • ' ^ •—«

(29)

Tabel 2; Resultaten van de bladluisbestrijdingsproef in winter-tarwe t.a.v. de korrelopbrengsten.

B. Pirimor 0,25 kg/ha 0. onbehandeld v (a = 0.05) v (a = 0.01) KORRELOPBRENGSTEN Rusthoeve kg/are 68,3 64,7 NB NB rel 105 100 Westmaas kg/are 60,7 61 ,5 NB NB rel 98 100

Prof. v. Bemm. hoeve

kg/are 73,8 67,0 1,9 2,7 rel 110 100 2,8 . 4,0

(30)

Bijlage: Bladluis"bestrijding in wintertarwe (verslag van de proeven uitgevoerd in 1970; serie 658)

(31)

bewerkt door ir. Th. de Bruin en C A . Quint - (P.D. - Wageningen)

Bladluisbestrijding in granen proeven 1970»

Ter oriëntatie werden twee proeven in wintertarwe genomen die op de proefboerderijen te Westmaas en Colijnsplaat werden uitgevoerd in samenwerking met de Consulentschappen AR te Barendrecht resp. Goes. De richtlijnen voor de uitvoering van de proeven werden in een proef-schema gegeven zoals die werd opgesteld door de PD te Wageningen in overleg met RLC voor Planteziekten, het IPO en het PA.

Het doel was na te gaan wanneer een bestrijding van bladluizen in

granen zou moeten worden uitgevoerd en of die bestrijding ook rendabel is. De Objekten van bestrijding waren derhalve afgestemd op ver-schillende groeistadia van het gewas mede in afhankelijkheid van de op dat ogenblik aanwezige bladluizen.

Proeven met 5 Objekten, aangelegd als blokkenproef met 4 herhalingen. Wintertarwe ras Manella; middel een systemisch insekticide op basis van thiometon toegepast naar 1 l/ha.

Objekten;A. êên bespuiting vanaf het groeistadium 6, maar niet later dan stadium 7 (d.i. begin van schieten, omstreeks eind mei), bij tenminste gemiddeld 1 luis per plant. Bepaling over 5 x 1 m rijlengte; per m rijlengte zijn er ca. 50 planten, zodat als er gemiddeld tenminste 50 luizen op 1 m

rij-lengte werden geteld, het kriterium voor de bespuiting was bereikt.

B. .êên bespuiting bij het bereiken van groeistadium 9 (tongetje laatste blad zichtbaar), maar niet later dan stadium 10 (gezwollen aar in schede laatste blad), bij tenminste gemiddeld 1 luis per halm (bepaling als boven). C. êên bespuiting bij het bereiken van groeistadium 10.3

(tenminste de helft van alle aren uit), echter niet later in het raelk-rijpe stadium 11.1, bij tenminste gemiddeld 10 luizen per aar.

De beoordeling hiervan werd aan 100 aren uitgevoerd.

(32)

29

-D. vanaf het groeistadium 6 zo vaak een bespuiting uitgevoerd als nodig was om het gewas het gehele groeiseizoen vrij van luizen te houden.

O. Onbehandeld. Proef te Westmaas (Ba. ar 24) veldjesgrootte : 70 m2

Middel : Thiometon.

Omdat bij de waarneming in groeistadium 6 à 7 geen luizen aanwezig waren, kwam het objekt A te vervallen. In het objekt C bleven de luis-waar-nemingen achterwege; de bespuiting werd hier niet uitgevoerd. Wel werden de veldjes van objekt B behandeld, echter het gewasstadium correspondeerde op dat moment met dat van objekt C, terwijl de telling van het aantal luizen de gehele plant betrof.

De waarnemingen m.b.t. de luis-bezetting, spuitdata, gewasstadium en opbrengsten zijn in onderstaande tabel weergegeven.

Objekt (B) C D. 0. data behandeling 10/7 13/6, 25/6, 1 0 A en 23/7 stadium gewas 11.1 vanaf 6

Proef te Colijnsplaat (Go.

data met gem. aanta] bladluizen 1/7 10/7 8.4 41.2 0.0 11.8 0.3 47-6 ar 20) p. plant 16/7 1.1 0.7 19.2 opbrengst in kg/are 67.2 70.3 60.1 rel. 112 117 100

Het minimum van 1 luis per plant op stadium 6 à 7 werd niet bereikt. Het objekt A werd gelijk met objekt B behandeld op 10 juni hoewel op deze

datum slechts sporadisch een bladluis werd waargenomen. Ook het kriterium voor het objekt C werd niet bereikt, evenwel werden op enkele aren blad-luis -kolonies waargenomen.

De waarnemingen m.b.t. spuitdata, gewasstadium en opbrengsten zijn in onderstaande tabel opgenomen.

Objekt A = B

C

D

0.

data behandeling 10/6

8/7

10/6,20/6,8/7 -stadium gewas

9 à 10

1.1

vanaf 9 à

-10

opbrengst

in kg/are

60.7

62.2

63.8

58.1 rel.

104

107

110

100

3

(33)

-Bespreking.

De resultaten m.b.t. de meeropbrengst zijn in de proef te Colijnsplaat niet goed te verklaren als deze op de voorgekomen geringe aantallen bladluizen moeten worden gebaseerd. Wellicht waren de bladluizen niet gemakkelijk waar te nemen. Toch bleek dat het effekt van een eenmalige bespuiting toenam als ook meer luizen optraden en dat herhaalde be-strijding te beginnen voor het in aar komen van het gewas, dit effekt versterkte. In sterkere mate was dit in de proef te Westmaas het geval. Verder bleek in deze proef dat vobr 10 juli reeds veel bladluizen aanwezig moesten zijn geweest omdat het aantal exemplaren op diezelfde datum in het toen nog niet behandelde objekt B beduidend hoger was dan dat in objekt D. Het schadelijk optreden van bladluizen is, zoals beide proeven aangeven, aanwijsbaar. Hierbij dient te worden opgemerkt dat, zo-als uit de proef te Westmaas bleek, de luispopulatie in het

melkrijp-stadium (11.1) op het hoogtepunt was, gezien de aanmerkelijke daling er van binnen een week in het onbehandelde gewas. Een rendabele

be-strijding van een eenmalige bespuiting zal vooral dienen te zijn afgestemd op een moment v&ôr dat de luispopulatie het maximum heeft >bereikt. Dit is blijkbaar vôor het melkrijpstadium het geval en afhankelijk van aan-houdende droge en warme weersomstandigheden.'-:

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Stikstof (N), fosfor (P) en kalium (K) zorgen voor groei; calcium (Ca) en magnesium (Mg) voor een goed functioneren van de bodem en alle nutriënten samen voor de vitaliteit van

Door beter te recyclen en slim gebruik te maken van sorteermachines voor maal- goed, kunnen verschillende recyclingbedrijven inmiddels rPE en rPP leveren met een hoge

het Nederlandse zaadvak doen om tegen het buitenland opgewassen te zijn. Mogelijkheden voor samenwerking in het veredelingswerk bij fruit. Variaties in rassen van klein fruit.

Wie op het moment van inwerkingtreding van de uitvoeringsbesluiten, waarin de procedure voor het bekomen van de individuele registratie als chiropractor wordt

Het verpleegkundig personeel dat werkzaam is in het kader van een pilootproject, als supplement toegekend bovenop de ziekenhuisnormen, zou ‘bij voorkeur’ moeten

En intussen is veel waterinfrastructuur decennia oud, en is het gezien de lange levensduur van dergelijke infrastructuur – van 30 jaar voor riolering in veengebied tot 100 jaar

Nu blijkt dat de Heimanswetering (van de Rijn tot de zuid- zijde van Woubrugge) schuin door de verkaveling is gelegd. Hier- voor moet men een reden hebben gehad, immers als men

ontwikkeling van het gewas eens &#34;aan te zien&#34;,alvorens men met stikstof bemest. Dit is op schrale grond bij rogge, als het de volledige gift betreft, ten enenmale af