• No results found

Asielbeleid in perspectief : een onderzoek naar het waarborgen van human security binnen het Nederlandse asielbeleid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Asielbeleid in perspectief : een onderzoek naar het waarborgen van human security binnen het Nederlandse asielbeleid"

Copied!
268
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Asielbeleid in perspectief

Een onderzoek naar het waarborgen van human security binnen het Nederlandse asielbeleid

Scriptie, Algemene Sociale Wetenschappen Universiteit van Amsterdam

Anouk Strandstra, 10587543

Koen van der Gaast en Nel Vandekerckhove

20 juni 2016

(2)

2

Inhoudsopgave

1. Inleiding 6 2. Theoretisch kader 8 2.1 Mensenrechten 8 2.1.1 De oorsprong 8

2.1.2 Ethische benadering van mensenrechten 10

2.1.3 Juridische benadering van mensenrechten 11

2.1.4 Mensenrechten gedefinieerd door grote instituties 11 2.1.5 Mensenrechten; conceptueel begrip versus praktische handhaving 13

2.2 Human security 16

2.2.1 De oorsprong, ontwikkeling en inhoud 16

2.2.2 Motieven om te vluchten 18

2.2.3 Human security; persoonlijke, politieke en economische veiligheid 19

2.3 Interdisciplinariteit 21

3. Probleemstelling 23

3.1 Onderzoeksvraag en deelvragen 23

3.2 Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie 24

4. Methode 25 4.1 Onderzoeksstrategie en –ontwerp 25 4.2 Methode 26 4.3 Operationalisering 27 4.4 Onderzoekspopulatie 28 4.5 Methode sampling 28

4.6 Methode dataverwerking en –analyse 28

4.7 Ethische verantwoording 29

5. Resultaten 30

5.1 Onderzoeksproces 30

5.2 Experts 31

5.2.1 Bescherming op grond van economische veiligheid 31 5.2.2 Bescherming op grond van persoonlijke veiligheid 32

5.2.3 Bescherming op grond van politieke veiligheid 33

5.2.4 Andere gronden: geloofwaardigheid en formele regels 34

5.3 Vluchtelingen 36

5.3.1 Motief: economische veiligheid 36

5.3.2 Motief: persoonlijke veiligheid 37

5.3.3 Motief: politieke veiligheid 38

5.3.4 Andere motieven: bescherming gezin, gemoedstoestand, 39 toekomstperspectief

(3)

3

6. Conclusie 44

6.1 Beantwoording hoofd- en deelvragen 44

6.2 Discussie 47 6.3 Evaluatie 49 7. Literatuurlijst 50 8. Bijlagen 54 8.1 Operationaliseringsschema 54 8.2 Onderzoeksinstrument 55 8.2.1 Vragenlijst experts 55 8.2.2 Vragenlijst vluchtelingen 57 8.3 Respondentenlijst 59 8.3.1 Respondentenlijst experts 59 8.3.2 Respondentenlijst vluchtelingen 59 8.4 Coderingsschema’s 60 8.4.1 Experts 60 8.4.2 Vluchtelingen 62 8.5 Gecodeerd interviewtranscript 64 8.6 Getranscribeerde interviews 82 8.6.1 Respondent 1 82 8.6.2 Respondent 2 93 8.6.3 Respondent 3 107 8.6.4 Respondent A 118 8.6.5 Respondent 5 131 8.6.6 Respondent 6 144 8.6.7 Respondent 7 154 8.6.8 Respondent 8 169 8.6.9 Respondent 9 180 8.6.10 Respondent B 189 8.6.11 Respondent C 205 8.6.12 Respondent 12 218 8.6.13 Respondent 13 231 8.6.14 Respondent D 252

(4)

4 Voorwoord

In de afgelopen drie jaar stond kritisch denken en het combineren van verschillende relevante perspectieven bij het analyseren van maatschappelijke vraagstukken centraal binnen de bachelor Algemene Sociale Wetenschappen. Dit is dan ook de grondslag van deze scriptie geweest waarin op zoek is gegaan naar de fundamenten van het Nederlandse asielbeleid, en naar de bescherming voor vluchtelingen die door dit beleid wordt geboden. Deze scriptie heeft mij de mogelijkheid geboden om met alle vaardigheden die ik de afgelopen jaren heb opgebouwd, onderzoek te doen naar de wereld van vluchtelingen en het Nederlandse asielbeleid. Op een wetenschappelijke wijze is er kennis gemaakt met de verhalen van vluchtelingen en experts. Hierdoor zijn vooringenomenheden en aannames over het

asielbeleid onjuist gebleken of genuanceerd. Door deze wereld beter te leren kennen ben ik als beginnend academica, maar vooral ook als mens enorm verrijkt.

Daarom gaat mijn eerste woord van dank ook uit naar de vluchtelingen die mij in vertrouwen hebben genomen om hun, soms hartverscheurende, verhaal te delen. Daarbij wil ik de respondenten die mij inzicht hebben gegeven in de praktijk van het asielbeleid danken voor de openhartigheid waarmee dit is gedaan. Ook wil ik mijn lieve ouders en vrienden uit ‘het scriptiegroepje’ bedanken. Zo boden onder meer Sarah van Veller en Joppe Gelderloos mij de nodige steun en inhoudelijke kritiek tijdens het proces. Tot slot een woord van dank gericht aan mijn begeleider Koen van der Gaast voor de doorslaggevende rol die hij heeft gespeelt in het zetten van de eerste stappen van het onderzoek en voor het geven van scherpe kritiek.

Ik wens u veel plezier bij het lezen van mijn bachelorscriptie!

Amsterdam, 20 juni 2016 Anouk Strandstra

(5)

5 Samenvatting

Dit onderzoek richt zich op de mate van de bescherming die in het Nederlandse asielbeleid wordt geboden voor vluchtelingen. Bescherming is geconceptualiseerd door gebruik te maken van het interdisciplinaire concept human security. Hieruit volgde de onderzoeksvraag ‘In hoeverre wordt human security gewaarborgd in het Nederlandse asielbeleid?’. Voor het benaderen van de term bescherming binnen human security, werd er specifiek gefocust op de persoonlijke, politieke en economische component van human security. Na het uitvoeren van semigestructureerde interviews met experts is gebleken dat met name de persoonlijke en politieke component van human security worden gewaarborgd in het Nederlandse asielbeleid. Uit de semigestructureerde interviews die zijn gehouden met vluchtelingen bleek dat deze respondenten bescherming ervoeren op deze vlakken, wat dus overeenkomt met het beoogde en uitgevoerde beleid. Tevens was er in zeer beperkte mate sprake van economische gronden op basis waarvan bescherming binnen het asielbeleid wordt verleend. Echter was de houding van vluchtelingen met een status doorgaans redelijk positief tegenover economische

bescherming welke volgens deze respondenten dus ook in zekere mate wordt gewaarborgd in het asielbeleid. Hierbij is de kanttekening van toepassing dat ondanks de bescherming op de drie componenten van human security, niet alle vluchtelingen zich even goed beschermd voelden door het Nederlandse asielbeleid. Kritieken die te horen waren richtten zich vooral tot de gebrekkige hulp bij het opbouwen van een nieuw leven in Nederland.

(6)

6

1. Inleiding

Op 19 april dit jaar bracht Amnesty International video’s naar buiten van gruwelijke bombardementen op de Syrische stad Daraya. Tussen januari 2014 en februari 2016 zijn er naar schatting 6800 vaatbommen op de stad geworpen. De met explosieven, brandstof en stukken metaal gevulde vaten zijn zeer onnauwkeurig en hebben ten minste 42

burgerslachtoffers gekost, waaronder zeventien kinderen (Amnesty International, 2016). Dit geweld in Daraya is geen uitzondering op de rest van Syrië. Zo heeft het uitbreken van de burgeroorlog in 2011 ruim 191 duizend levens geëist. Dit geweld heeft een grote vluchtelingenstroom binnen en uit Syrië ingang gezet

(http://www.volkskrant.nl/burgeroorlog-in-syrie-storystream/). Onder andere deze

vluchtelingenstroom heeft invloed op de instroom van het aantal vluchtelingen in Nederland. Zo wordt de prognose voor het aantal asielaanvragen in 2016 geschat op 93600. Hierover stelt de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie “Het kabinet vindt deze instroom echter

ongewenst vanwege de zware belasting voor de samenleving. Dit onderstreepte voor het kabinet de noodzaak om [..] maatregelen te treffen om [..] de asielinstroom te beperken.” (Dijkhoff, 2016, p.13). Deze reactie van de staatssecretaris toont een zekere frictie tussen de ethische en praktische handhaving van mensenrechten binnen het Nederlandse asielbeleid. Zo heeft Nederland de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens (UVRM)

ondertekend waarmee Nederland uitdrukt de inhoud zoals in de Verklaring staat omschreven te respecteren en waarborgen (Rijksoverheid, zonder jaar; Hathaway, 2002, p.1941). Vanuit deze optiek zou het de plicht van de Nederlandse overheid zijn om bescherming te bieden aan iedereen die mensenrechtenschendingen ondervindt en hiervoor vlucht. Echter drukt de staatssecretaris uit dat de vluchtelingenstroom een (te) grote aanspraak doet op de

Nederlandse samenleving en omwille hiervan beperkt moet worden (Dijkhof, 2016, p.13). Hiermee komt de morele plicht van het opvangen en beschermen van vluchtelingen wellicht onder druk te staan.

In dit onderzoek wordt dan ook bekeken in hoeverre het beschermen van vluchtelingen wordt gewaarborgd binnen het huidige Nederlandse asielbeleid. Dit wordt gedaan binnen de kaders van de UVRM waarin mensenrechten in 1948 werden vastgelegd door de Verenigde Naties (VN). Deze rechten werden gedefinieerd als “het geheel van gelijke en

onvervreemdbare universele rechten” (Donnelly, 2014, p.468). Ondanks het vastleggen van de mensenrechten in de UVRM, bestaan er veel verschillende (wetenschappelijke)

(7)

7 verschillende interpretaties (Cliteur, 1999; Rosier, 2010; Alkema, 1990, aangehaald in Cliteur, 1999; Donnelly, 2014; van der Laan & Prat-Bertrams, 2005; Tomuschat, 2014; Wallace Brown & Held, 2010; Rijksoverheid, zonder jaar). Daarom worden mensenrechten binnen dit onderzoek gespecificeerd aan de hand van het concept human security.

Dit wordt gedaan door het schetsen van een overkoepelend theoretisch raamwerk met betrekking tot de vraag hoe bescherming kan worden gedefinieerd. Hierbij wordt het begrip mensenrechten gebruikt en wordt beargumenteerd dat er frictie bestaat tussen de ethische benadering en de praktische handhaving van mensenrechten. Vervolgens wordt het begrip human security geïntroduceerd, waardoor bescherming op een andere manier wordt

gedefinieerd. Dit vormt tevens de basis van het benaderen van het begrip bescherming in het empirische deel. Dit deel bestaat uit het interviewen van zowel beleidsmakers als

vluchtelingen. Aan de beleidsmakers wordt gevraagd waarop het al dan niet verlenen van een status aan vluchtelingen berust. Daarnaast worden vluchtelingen geïnterviewd om te

achterhalen in hoeverre zij ervaren dat human security het uitgangspunt vormt van het Nederlandse asielbeleid. Het interviewen van deze groepen is belangrijk omdat er zo kan worden blootgelegd in hoeverre de praktische uitwerking van het beleid overeenkomt met wat er door beleidsmakers wordt beoogd.

De maatschappelijke relevantie van het uitvoeren van dit onderzoek ligt onder andere omsloten in de invloed van het asielbeleid op de Nederlandse samenleving. Zo heeft de toegenomen asielstroom onder andere invloed op de bevolkingsopbouw, banenmarkt en opleidingsniveau van Nederland (Gijsberts & Dagevos, 2009, p.1). Daarbij kan door het interviewen van beleidsmakers en vluchtelingen worden getoond of het beleid in de praktijk zo uitwerkt als beoogd. Tevens is er weinig recente wetenschappelijke kennis over de huidige gronden waarop er bescherming wordt geboden aan vluchtelingen binnen het Nederlandse asielbeleid. Het onderzoeken van het waarborgen van bescherming binnen het asielbeleid aan de hand van het concept human security, biedt hier dan ook inzicht in. Hierdoor kunnen uitspraken worden gedaan over de mate van het waarborgen van bescherming binnen het Nederlandse asielbeleid.

(8)

8

2. Theoretisch kader

In dit hoofdstuk wordt ten eerste gekeken naar verschillende benaderingen van

mensenrechten. Het benaderen van mensenrechten vanuit verschillende perspectieven zorgt voor het schetsen van een inclusief en veelzijdig beeld van het concept. Ten eerste wordt er vanuit een historisch perspectief gekeken naar de ontwikkeling van mensenrechten. Dit maakt het mogelijk om een historisch kader te schetsen voor de hedendaagse benadering van

mensenrechten. Vervolgens worden mensenrechten vanuit een ethisch perspectief benaderd om zo de morele grondslagen van mensenrechten bloot te leggen. Daarnaast biedt een juridisch perspectief inzicht in de wettelijke kaders en geldigheid van mensenrechten. Ook wordt er gekeken naar de wijze waarop mensenrechten worden gedefinieerd door

verschillende instituties. Zo wordt achterhaald wat de dominante benadering(en) van mensenrechten is of zijn op het internationale toneel. Tot slot wordt er gekeken naar het conceptuele begrip van mensenrechten en de praktische handhaving hiervan. Hierdoor worden eerder genoemde perspectieven geïntegreerd en worden spanningen blootgelegd tussen

mensenrechten als concept en in de praktijk.

Vervolgens wordt er verder ingegaan op deze spanningen en wordt het begrip human security geïntroduceerd als mogelijke vervanging voor mensenrechten bij het benaderen van bescherming.

2.1 Mensenrechten 2.1.1 De oorsprong

De oorsprong van mensenrechten, zoals die tegenwoordig worden gedefinieerd, rijkt terug naar de Verlichting waar rationaliteit een middel was om individuele rechten uit te diepen. Hierbij stond het recht op leven centraal wat vanaf toen, anders dan voor de Verlichting, werd verdedigd op basis van rationaliteit in plaats van op basis van religieuze toewijding (Ishay, 1999, p.84).

Eén van de eerste denkers die in dit licht het concept van universele mensenrechten omschreef, was Immanuel Kant. In 1795 stelde hij hierover “The people of the earth … entered in varying degrees into a universal community [..]. The idea of a cosmopolitan law is therefore not fantastic and overstrained; it is a necessary complement to the unwritten code of political and international law, transforming it into a universal law of humanity” (Kant, 1795, aangehaald in Wallace Brown & Held, 2010, p.8). De consequenties van deze toegenomen verbondenheid voor veiligheid, bracht Kant dus tot het idee van een burgermaatschappij

(9)

9 waarin universele rechten gelden. Dit was niet louter een utopisch idee, maar een manier waarop universele rechten geïnstitutionaliseerde konden worden in de vorm van rechten en wetten (Franke, 2013, p.368).

Over de menselijke natuur dacht Kant dat slechtheid hierin is geworteld (Nussbaum, 2010, p. 40-41). Daarom was hij ervan overtuigd dat de afwezigheid van universeel geldende rechten, externe dreigingen zouden laten voortduren waardoor staten en burgers zouden verkeren in staat van onzekerheid (Wallace Brown & Held, 2010, p.8). Dit kon worden voorkomen door het vormen van wetten die universele vrijheden garanderen. Hiervoor waren internationale, kosmopolitische afspraken noodzakelijk die zouden worden gereguleerd door publieke wetten. Dit zou leiden tot de totstandkoming van een wereldwijd geldend recht (Wallace Brown & Held, 2010, p.8). Dit universeel geldend recht zou bestaan uit

verschillende componenten waaronder economische, culturele, politieke, en burgerlijke aspecten (Wallace Brown & Held, 2010, p.9; Kleingeld, 2011. p.3).

Voor het uitbreiden van deze Verlichtingsidealen naar werkelijke wereldwijde toepassing van dit gedachtegoed, speelde internationale samenwerkingsverbanden tussen onder meer internationale organisaties en staten een cruciale rol. Deze internationale samenwerking was na 1945 onderhevig aan grote veranderingen. De intensiteit van de verbondenheid tussen landen nam aanzienlijk toe, wat resulteerde in een nauwere

samenwerking bij de aanpak van wereldwijde problematiek. Voor die tijd werd er tussen soevereine staten onderling samengewerkt op basis van het internationaal recht. Dit bepaalde de omvang van onderwerpen die vielen onder de internationale samenwerking. Tot de

twintigste eeuw gold dat mensenrechten buiten dit terrein vielen en onder het gezag van soevereine staten stonden (Herman, 2000 p. 32).

Na de Tweede Wereldoorlog veranderde dit echter door de bewustwording van de onlosmakelijke verbondenheid van internationale vrede en het beschermen van

mensenrechten. Mensenrechten dienden te worden gewaarborgd binnen het internationale recht en onderwerp te worden van internationale samenwerking.

De internationale samenwerking die dit mede mogelijk zou maken, werd

gestructureerd door het oprichten van internationale organisaties. Eén van de belangrijkste internationale organisaties (met betrekking tot mensenrechten) is de Verenigde Naties (VN). In het VN Handvest, dat werd opgesteld in 1945, stelde de oprichter-staten dat “[..] het

bevorderen en uitdragen van respect voor de mensenrechten en de fundamentele vrijheden één van de hoofddoelen van de VN was” (Herman, 2000, p.33). Zo verschoof het onderwerp mensenrechten van de agenda van soevereine staten, naar de agenda van de internationale

(10)

10 politiek en samenwerking.

Daarbij werd de relevantie van mensenrechten op de internationale (politieke) agenda in 1948 verder uitgebreid door de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens

(UVRM) (MacFarlane & Khong, 2006, p.15). Deze verklaring biedt een uitgebreide weergave van wat er onder mensenrechten wordt verstaan en is derhalve het (morele) kompas voor de internationale benadering van mensenrechten (MacFarlane & Khong, 2006, p.68).

Mensenrechten vinden hun oorsprong dus in het Verlichtingsdenken waarin

rationaliteit als middel werd gebruikt om individuele rechten uit te diepen. Hierbij werd het recht op leven als uitgangspunt genomen. Vanaf 1945 namen mensenrechten een

prominentere rol in op de internationale agenda door onder andere het oprichten van de VN en de UVRM. In de volgende paragraaf wordt er ingegaan op de ethische benadering van

mensenrechten om inzicht te krijgen in de morele gronden waarop mensenrechten zijn gestoeld.

2.1.2 Ethische benadering van mensenrechten

Uit de eerste paragraaf blijkt dat de benadering van mensenrechten vanuit een historisch perspectief inzicht biedt in de totstandkoming van het huidige concept mensenrechten. Voor het nader uiteenzetten van het concept mensenrechten worden er ook andere invalshoeken gebruikt. Zo is het ook relevant om mensenrechten vanuit een ethisch perspectief te benaderen, om inzicht te bieden in de morele grondslagen van mensenrechten.

Vanuit dit perspectief worden mensenrechten namelijk gezien als fundamentele waarden die opgenomen zijn in de wet of waar de wet op is gebaseerd (Cliteur, 1999, p.13). Twee fundamenten die ten grondslag liggen aan het definiëren van mensenrechten zijn menselijke waardigheid en de geldigheid van mensenrechten onafhankelijk van

geïnstitutionaliseerde wetgeving. Mensenrechten worden zo ook wel omschreven als morele rechten die aan alle mensen toekomen en onvervreemdbaar zijn. De autoriteit van deze rechten ligt verankerd in de moraliteit waarop universele rechten zijn gestoeld (Cliteur, 1999, p.40). Bepaalde ethische waarden vormen de status van mensenrechten, in tegenstelling tot de formele autoriteit van wetten (Cliteur, 1999, p.14).

Daarbij bestaan mensenrechten volgens Cliteur (1999) uit verschillende componenten. Hieronder vallen het hoger recht, afdwingbaarheid en universaliteit (p.16). Het hoger recht legt het overstijgende karakter van mensenrechten bloot. Mensenrechten worden geplaatst boven de wet zoals geformuleerd door de statelijke wetgever (Cliteur, 1999,p.16).

(11)

11 mensenrechten gelden als het hoogste recht ten opzichte van lagere overheden (Cliteur, 1999, p.29). Tot slot is universaliteit ook een belangrijk kenmerk van mensenrechten.

Mensenrechten hebben het doel ieder individu rechten te verlenen en gelden dus voor ieder mens (Cliteur, 1999, p.36).

Uit deze ethische benadering van mensenrechten blijkt dus dat mensenrechten kunnen worden benaderd als universele rechten die zijn gestoeld op ethische normen en waarden. Echter biedt deze benadering geen ruimte voor de praktische rechtsgeldigheid van

mensenrechten. Daarom is het van belang om mensenrechten ook vanuit een juridisch perspectief te benaderen, wat in de volgende paragraaf wordt gedaan.

2.1.3 Juridische benadering van mensenrechten

Waar de ethische benadering van mensenrechten nadruk legt op de morele gronden ervan, biedt een juridische benadering inzicht in de wettelijke kaders omtrent mensenrechten. Binnen de positiefrechtelijke benaderingswijze bepalen namelijk niet de ethische waarden, maar geïnstitutionaliseerde wetten de status en rechtsgeldigheid van mensenrechten. Mensenrechten behoren binnen deze benaderingswijze tot de wet die geldt binnen een bepaalde samenleving (Cliteur, 1999, p.14). Vanuit juridisch oogpunt ontbreken niet-bindende

(mensen)rechtenverklaringen zoals de UVRM dan ook aan rechtsgronden waardoor deze zijn waarde verliest (de Blois, 2005, p.338).

Alkema (1990) integreert de ethische en de juridische benaderingen van

mensenrechten waarin zowel ethische, als positiefrechtelijk aspecten te onderscheiden zijn. Alkema (1990) stelt dat mensenrechten regels betreffen van “ […] behoren, berustend op ethische overtuiging die in beginsel door middel van het recht gehandhaafd kunnen worden” (Alkema, 1990, aangehaald in Cliteur, 1999, p.36).

Vanuit een juridische benadering blijken mensenrechten dus van geringe waarden. In de volgende paragraaf wordt ingegaan op de definitie van mensenrechten door grote

instituties. Hierdoor wordt de internationaal dominante benadering van mensenrechten blootgelegd.

2.1.4 Mensenrechten gedefinieerd door grote instituties

Uit de eerste drie paragrafen blijken verschillende benaderingen van mensenrechten. Uit paragraaf 2.1.2 en 2.1.3 komen twee conceptuele benaderingen naar voren (ethisch en

juridisch) die handvatten kunnen bieden bij het benaderen van en denken over mensenrechten. In deze paragraaf wordt gekeken naar mensenrechten aan de hand van verschillende

(12)

12 Nederlandse staat. Zo wordt er inzicht geboden in verschillende componenten van

mensenrechten die in de praktijk worden benadrukt binnen deze instituties.

Lange tijd is de manier waarop staten hun burgers behandelden, een kwestie van soevereine staten geweest. Tot het eind van de Tweede Wereldoorlog werd er slechts incidenteel op internationaal niveau gesproken over mensenrechten. Na de Tweede

Wereldoorlog veranderde dit en nam het bewustzijn van het belang van het beschermen van mensenrechten toe onder burgers en overheden. Deze bewustwording werd gereflecteerd door de Verenigde Naties (VN) die op 10 december 1948 de ‘Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens’ (UVRM) aannam. De definiëring binnen de UVRM van

mensenrechten door de VN vormde het fundament voor het concept mensenrechten als belangrijk onderwerp in de (inter)nationale politiek (Donnelly, 2014, p. 464). De UVRM bestaat uit 30 artikelen waarvan de eerste 21 betrekking hebben tot burgerrechten en politieke rechten. Artikel 22 tot en met 27 hebben betrekking tot economische, sociale en culturele rechten. De resterende artikelen schetsen de hoofzaken voor een democratische inrichting van de staat. Hierbij worden onder andere vrije verkiezingen en het recht op politieke inspraak vastgelegd (Amnesty International, zonder jaar).

Voor de Europese Unie geldt dat mensenrechten de kern van Europa zouden vormen waarbij de nadruk wordt gelegd op menselijke waardigheid, vrijheid, gelijkheid en

democratie. Het handhaven van deze principes zou leiden tot het erkennen van een rechtstaat, het gelden van de wet en het beschermen van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (van der Laan & Prat-Bertrams, 2005, p.35).

Daarnaast legt de Nederlandse staat de nadruk op het universele karakter van mensenrechten. Zo wordt er gesteld dat mensenrechten rechten zijn die “[..] wereldwijd gelden voor alle mensen, overal en altijd. Ze vormen de basis voor een democratie en zorgen dat iedereen vrij en waardig kan leven” (Rijksoverheid, zonder jaar). Daarbij staat in het ‘Nationaal Actieplan Mensenrechten’ beschreven wat de Nederlandse overheid doet om mensenrechten te beschermen en bevorderen binnen de grenzen van de staat (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2013, p.13). De drie basistaken die worden onderscheiden zijn het ontwikkelen van mensenrechtenstandaarden, het naleven en bevorderen van mensenrechten en het toezien op de naleving van de mensenrechten (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2013, p.17).

Tot slot stelt de Nederlandse adviescommissie voor buitenlands beleid, dat

mensenrechten elementaire rechten zijn die zorgen voor het waarborgen van de menselijke waardigheid en de bescherming van individuele personen tegen machtsmisbruik door (eigen)

(13)

13 overheden (Cliteur, 1999, p.13).

Door verschillende instituties worden er dus verschillende accenten gelegd bij het interpreteren en definiëren van mensenrechten. Deze accenten lopen uiteen van het

onderscheiden van specifieke rechten (burger, politieke, sociale, economische en culturele rechten) tot aan het centraal stellen van de universaliteit van mensenrechten. Daarnaast zijn ‘vrijheid’ en ‘democratie’ twee vaker voorkomende begrippen waarmee mensenrechten worden geduid. In de volgende paragraaf wordt er gekeken naar de verhouding tussen verschillende conceptuele benaderingen van mensenrechten en de praktische uitwerking en implementatie ervan.

2.1.5 Mensenrechten; conceptueel begrip versus praktische handhaving

Uit bovenstaande paragraaf blijkt dat mensenrechten op verschillende wijzen door instituties worden benaderd. Tot slot worden mensenrechten in deze paragraaf benaderd aan de hand van het analyseren van de verhouding tussen het conceptuele begrip en de praktische handhaving van mensenrechten. Dit biedt de mogelijkheid om een aantal eerder genoemde perspectieven op mensenrechten te integreren. Zo benadert het ethische perspectief mensenrechten vanuit een universele moraliteit, waar uit de juridische benadering en de definities van

mensenrechten door instituties een meer praktische benadering van mensenrechten volgde. Het blootleggen van de verhoudingen tussen mensenrechten als concept en de daadwerkelijke handhaving ervan, toont tevens eventuele spanningen aan tussen theorie en praktijk.

In het algemeen blijken er veelvuldige definities en benaderingen van mensenrechten uit bovenstaande paragrafen en worden er veel verschillende invalshoeken gehanteerd. Dit heeft consequenties voor de interpretatie en coherentie van het begrip mensenrechten. Zo resulteert de veelheid aan theoretische accenten die bestaan omtrent het definiëren van mensenrechten, in een weinig concrete benadering van het begrip. Dit kan leiden tot frictie tussen de veelomvattende conceptuele benadering(en) van mensenrechten en de praktische implementatie ervan. Zo stelt Cliteur (1999) dat er bij het definiëren van mensenrechten een onderscheid kan worden gemaakt tussen wat er kan worden gehandhaafd (ethisch) en wat er wordt gehandhaafd (praktisch). Dit onderscheid is onder meer terug te zien in de ethische benadering van mensenrechten en de juridische benadering zoals naar voren kwam in de paragraaf 2.1.2 en 2.1.3. Dit onderscheid heeft grote consequenties voor het bereik van mensenrechten. Zo vallen er vanuit een ethisch perspectief (wat kan gehandhaafd) meer rechten onder de universele mensenrechten, dan wanneer er wordt gekeken naar de praktische handhaving (wat wordt gehandhaafd) (Cliteur, 1999, p.15).

(14)

14 Een ander voorbeeld van de frictie tussen de conceptuele benadering en de praktijk van mensenrechten wordt uiteengezet door Tomuschat (2014). Hij stelt dat mensenrechten in eerste instantie zijn geformuleerd ter bescherming van individuen tegen de willekeur van een overheid. Paradoxaal genoeg zijn individuen echter grotendeels afhankelijk van hun overheid voor de bescherming tegen de willekeur van deze overheid. Door beperkingen die de wet oplegt, hebben individuen geen of zeer beperkte mogelijkheden tot zelfbescherming. Hierdoor bezit de staat het monopolie op macht en middelen ter bescherming van de mensenrechten (Tomuschat, 2014, p.5).

Nog een voorbeeld van frictie tussen de conceptuele benadering en de praktijk van mensenrechten, is de enorme complexiteit van problemen waarvoor staten verantwoordelijk worden gehouden. Zo begint de UVRM met het vrij- en gelijkheidsprincipe in artikel 1 (Amnesty International, zonder jaar). In samenlevingen waarin dit beginsel niet

vanzelfsprekend is, veronderstelt het eerste artikel dat het overheidsapparaat

verantwoordelijkheid moet dragen voor de verandering van sociale patronen. Echter zou deze verandering mogelijk ingaan tegen het dominante discours. Daarom doen veranderingen die van bovenaf zouden moeten worden geïmplementeerd, af aan democratische principes die net als het vrij- en gelijkheidsbeginsel óók zijn opgenomen in de URVM (Tomuschat, 2014, p.6). Daarbij vormt de conceptuele uitbreiding van mensenrechten een barrière voor het praktisch handhaven van de rechten. Een verschuiving van het bereik van rechtsregels brengt verantwoordelijkheden voor meer onderdelen van het leven uit de private, in de publieke sfeer (Mann, 2006, p.1940). Goldschmidt (2005) stelt hierover dat deze verandering met betrekking tot mensenrechten is te zien aan een toename van onderwerpen en procedures die vallen onder mensenrechten. Deze onderwerpen en procedures worden zeer specifiek uitgewerkt in

verklaringen, resoluties en verdragen (Goldschmidt, 2005, p.8). Het gevolg hiervan is dat meer normen omtrent een bepaald onderwerp (zoals het gelijkheidsbeginsel) leiden tot het omvatten van meer bijzaken. Dit trekt vervolgens de aandacht weg bij fundamentele rechten en belangen (Goldschmidt, 2005, p.10).

Tomuschat (2014) vult hierop aan dat de uitbreiding van mensenrechten, en daarmee de veronderstelde plichten van de staat om deze rechten te beschermen, kan leiden tot misbruik van het concept mensenrechten. Oorspronkelijk werden mensenrechten namelijk geformuleerd ter bescherming van individuele rechten en belangen. Echter worden

mensenrechten tegenwoordig gebruikt als uitgangspunt en hulpmiddel bij het inrichten van de samenleving. In eerste instantie lijkt dit een positieve ontwikkeling, maar uiteindelijk zal dit leiden tot krachtsverlies van het concept. Mensenrechten worden algemene constitutionele

(15)

15 principes die gelijk kunnen worden gesteld aan onnauwkeurige ideeën als ‘good governance’ (Tomuschat, 2014, p.8). De juridische consequentie van vergaande differentiatie van

mensenrechten is dat dit het definiëren van een werkbaar conceptueel kader in de weg staat. Paradoxaal genoeg leidt de conceptuele uitbreiding van mensenrechten dus tot een obstakel bij het beschermen van mensenrechten (Goldschmidt, 2005, p.13).

Ook bestaat er frictie tussen nationale soevereiniteit en internationale normen met betrekking tot mensenrechten. Internationale mensenrechtennormen begrenzen de vrijheid van staten om hun burgers te behandelen naar eigen inzicht. Deze begrenzing doet afbreuk aan de soevereiniteit van staten omdat deze van ‘bovenaf’ worden gestuurd in hun handelen. Hieruit blijkt dat mensenrechten en staatssoevereiniteit twee onverenigbare begrippen zijn (Reus-Smit, 2001, p.519).

Tot slot blijk ook uit het Nederlandse asielbeleid frictie tussen de conceptuele

benadering van mensenrechten en de praktijk. Zo stelt Mattheijer (2000) dat Nederland sinds de jaren tachtig heeft te maken met een steeds grotere vluchtelingenstroom. Dit heeft geleid tot problemen met betrekking tot het opvangen van asielzoekers. Hierop werd gereageerd door het aanscherpen van het asielbeleid waardoor statussen minder snel werden toegekend (Mattheijer, 2000, p.2-3). Echter duidt onder andere deze maatregel volgens Mattheijer (2000) op andere doelen dan het reguleren van de instroom. Zo wordt er gesteld dat het beleid ook gericht is op het ‘filteren’ van vluchtelingen. Zo worden vluchtelingen die op economische gronden asiel aanvragen, eerder uitgewezen dan politieke vluchtelingen.

Tevens is het asielbeleid volgens Mattheijer (2000) ook gericht op het afschrikken van asielzoekers (Mattheijer, 2000, p.4). Hier sluit Grütters (2006) zich bij aan en stelt dat de afschrikking binnen het Nederlandse asielbeleid gebaseerd is op de (vaak negatieve)

beeldvorming over asielzoekers. Zo stelt hij dat angst en xenofobie in sommige gevallen de boventoon voeren in het debat over vluchtelingen, wat doorklinkt in het Nederlandse

asielbeleid. Het succes van het asielbeleid zou volgens hem dan ook worden afgeleid van de mate van afschrikking. Hierbij geldt dat een reductie van het aantal asielzoekers, een toename van het succes van het beleid impliceert (Grütters, 2006, p.1).

Daarbij blijkt uit vergelijkend onderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatie Centrum (WODC), dat het Nederlandse asielbeleid relatief streng is vergeleken met andere Europese landen. Daarmee kan het Nederlandse asielbeleid worden omschreven als restrictief. Dit heeft tot gevolg dat asielaanvragen van asielzoekers afkomstig vanuit hetzelfde land, in Nederland minder snel worden ingewilligd dan in veel andere Europese landen (Leerkes, 2015, p.31).

(16)

16 Deze (restrictieve) invulling van het Nederlandse asielbeleid lijkt in strijd met eerder genoemde (conceptuele) uitgangspunten van de Nederlandse staat met betrekking tot

mensenrechten. Zo werd er in de paragraaf over de definitie van mensenrechten door grote instituties gesteld dat de Nederlandse staat de nadruk legt op de universaliteit van

mensenrechten en actief handelt ter bescherming en bevordering ervan. Deze uitgangspunten lijken niet overeen te komen met het gevoerde beleid, aangezien dit meer is gericht op het beperkten van het aantal vluchtelingen in plaats van op het beschermen en bevorderen van de universele mensenrechten.

Concluderend wordt gesteld dat het begrip mensenrechten gecompliceerd en niet eenduidig is. Daarbij komt dat de conceptuele benadering van mensenrechten niet

vanzelfsprekend overeenkomt met de praktische implementatie ervan. Om te onderzoeken in hoeverre bescherming wordt gewaarborgd in het Nederlandse asielbeleid, is het nodig om bescherming vanuit een andere invalshoek te benaderen. Hiervoor wordt het concept human security gebruikt aangezien dit concept door de Verenigde Naties werd beschouwd als een kader waarbinnen de reeds geldende principes van de UVRM konden worden uitgediept. Tevens diende het gebruik van het concept human security als een nieuwe manier om

mensenrechten te benaderen (Edwards, 2008, p.772). Daarnaast is het begrip human security veel concreter ten opzichte van het begrip mensenrechten. Zo worden er door verschillende auteurs sterk overeenkomstige definities geboden en elementen benoemd die het begrip human security samenstellen (Liotta & Owen, 2006; Kaldor, Martin, Selchow, 2007; Tadjbakhsh & Chenoy, 2007; Edwards, 2008). Daarbij is het concept human security, in tegenstelling tot het concept mensenrechten, consistenter en is de definiëring ervan minder afhankelijk van het gebruikte perspectief. Dit maakt het gebruik van het concept human security geschikter voor het blootleggen van de waarborging van bescherming binnen het Nederlandse asielbeleid.

2.2 Human security

2.2.1De oorsprong, ontwikkeling en inhoud

Om het concept human security uiteen te zetten is het van belang om de totstandkoming ervan in kaart te brengen. Dit wordt in deze paragraaf gedaan aan de hand van het blootleggen van de oorsprong en de ontwikkeling van het concept.

Na het tijdperk van de Koude oorlog is de invulling van het begrip veiligheid

veranderd. Voor en tijdens de Koude Oorlog lag de focus van het banaderen van veiligheid op dreiging voor de staat door externe agressie. Dit veranderde doordat de grootste dreiging van

(17)

17 gevaar verschoof vanuit de externe, naar de interne sfeer. Zo vormde de toegenomen dreiging van interne mensenrechtenschendingen een groter probleem voor de veiligheid dan de externe dreiging van militaire agressie. Deze ontwikkeling en de ontwikkeling naar een meer

mensgerichte benadering van veiligheid, droegen bij aan het vormen van het concept human security. Human security werd door de Verenigde Naties beschouwd als een kader

waarbinnen de principes van de UVRM konden worden uitgediept. Hierbij werd de noodzaak voor bescherming tegen economische, sociale, humane en ecologische dreigingen erkent door de VN (Edwards, 2008, p.772; Liotta & Owen, 2006, p.41).

Kaldor, Martin en Selchow (2007) beargumenteren dat human security de

oorspronkelijke visie op veiligheid uitbreidt en als middel dient voor het respecteren van mensenrechten (Kaldor et al., 2007, p.278). Lange tijd is veiligheid louter omschreven als de afwezigheid van fysiek geweld (p.278). Echter stellen ook Kaldor et al. (2007) dat er voor het bereiken van veiligheid sprake moet zijn van veiligheid op verschillende gebieden (Kaldor et al., 2007, pp.278-284). Tevens ligt de kern van human security in het benadrukken van de veiligheid van individuen en gemeenschappen (Kaldor et al., 2007, p.279). Om veiligheid voor individuen en gemeenschappen te bereiken is de eerste component van human security volgens Kaldor et al. (2007) politieke veiligheid. Hierbij gaat het naast politieke stabiliteit, om duurzame rechtvaardigheid (Kaldor et al, 2007, p.279-280). De tweede component van human security is militaire veiligheid. Waar militaire interventies voorheen werden beschouwd als een standaard onderdeel van conflict, wordt er binnen de human security benadering van militaire veiligheid ook nadruk gelegd op het beschermende karakter van het leger. Bij militaire interventie staat dan de bescherming van individuen en gemeenschappen centraal (Kaldor et al., 2007, p.280). Nog een component van human security is economische

veiligheid. Deze economische veiligheid staat in dienst van het voldoen aan de behoeften van het individu in plaats van economische veiligheid met betrekking tot nationale economische groei en stabiliteit (Kaldor et al., 2007, p.284).

Ook volgens Liotta en Owen (2006) is de verschuiving van de nadruk van veiligheid voor de staat, naar veiligheid voor de mens een andere belangrijke bijdrage van het begrip human security. Oorspronkelijk was het object waar naar werd gerefereerd de staat, wiens veiligheid werd bedreigd door onder andere interstatelijk conflict. Het introduceren van het concept human security veranderde dit. ‘De mens’ werd het object waarnaar werd gerefereerd in relatie tot (on)veiligheid. Daarmee veranderde ook de bronnen van onveiligheid van de staat naar onder andere ziekte, armoede en natuurrampen die mensen kunnen schaden (Liotta & Owen, 2006, p.38).

(18)

18 Volgens de brede definitie van human security van Liotta en Owen (2006) is human security gericht op het ontwikkelen van duurzame veiligheid op verschillende gebieden (Liotta & Owen, 2006, p. 43). Deze brede definitie wordt gehanteerd door het United Nations Development Programme en bestaat uit zeven onderdelen die samen het concept human security vormen. Liotta en Owen (2006) stellen binnen deze brede definitie, net als Kaldor et al,. (2007) het beschermen van mensen centraal (p. 37). Ook onderscheiden Liotta en Owen (2006) net als Kaldor et al. politieke en economische veiligheid als onderdelen van human security. Hieronder worden de bescherming tegen politieke onderdrukking en armoede verstaan (Liotta & Owen, 2006, p.42). Naast deze veiligheden vullen Liotta en Owen (2006) het concept van human security aan door ook te focussen op: voedselveiligheid (bescherming tegen honger), gemeenschapsveiligheid (beschermen van de integriteit van gemeenschappen en culturen), gezondheidsveiligheid (bescherming van de gezondheid), milieuveiligheid (bescherming tegen uitputting van natuurlijke hulpbronnen) en persoonlijke veiligheid (bescherming tegen fysieke onveiligheid) (Liotta & Owen, 2006, p.42).

Uit bovenstaande paragraaf blijkt dat human security nauwkeuriger is afgebakend dan mensenrechten. Desondanks omvat het concept human security tal van terreinen waarop bescherming zou moeten worden geboden. Om dit onderzoek te voorzien van theoretische diepgang wordt gekozen voor een verdere afbakening van het begrip human security. Dit wordt in de volgende paragraaf gedaan aan de hand van het onderscheiden van de meest prominente motieven die worden genoemd om te vluchten.

2.2.2 Motieven om te vluchten

Aangezien er binnen dit onderzoek wordt gekeken naar het waarborgen van bescherming voor vluchtelingen, is het relevant om te onderscheiden wat de meest gehoorde motieven om te vluchten zijn. Dit biedt namelijk inzicht in de meest relevante gronden waarop vluchtelingen bescherming behoeven, en daarmee ook welke componenten van human security het meest relevant zijn om dieper op in te gaan.

Uit onderzoek van Moore en Shellman (2004) bleek dat verschillende vormen van geweld de belangrijkste indicatoren zijn voor gedwongen migratie. Dit maakt dat er in dit onderzoek ten eerste wordt gefocust op persoonlijke veiligheid als component van human security (Moore & Shellman, 2004, p.742).

Eén van de te onderscheiden vormen van geweld als indicator voor gedwongen

migratie is staatsgeweld. Hieronder worden genociden en mensenrechtenschendingen verstaan (Moore & Shellman, 2004, pp.727 - 239). Ook volgens Pedersen (2002) is politiek

(19)

19 gemotiveerd geweld een belangrijke indicator voor gedwongen migratie. Zo stelt hij dat er door Afrika heen patronen zichtbaar zijn van verplaatsing welke verband houden met politiek gemotiveerd geweld en ethisch conflict (Pedersen, 2002, p.180). Dit sluit aan bij cijfers uit het ‘mid-year trends 2015’ rapport van de Verenigde Naties Hoge Commissaris voor

Vluchtelingen (UNHCR). Hierin werd gesteld dat er aan het eind van 2014 59.5 miljoen mensen op de vlucht waren voor de gevolgen van vervolging, conflict, gegeneraliseerd geweld en mensenrechtenschendingen (UNHCR, 2015, p.3). Daarom wordt er naast persoonlijke veiligheid ook gefocust op politieke veiligheid als component van human security.

Naast geweld hebben ook economische factoren een grote invloed op migratie (Engel & Ibánez, 2007, aangehaald in Czaika & Kis-Katos, 2008, pp.2-3). Zo stellen Trebilcock en Sudak (2006) dat het binnenlandse inkomensniveau grote invloed kan hebben op de beslissing al dan niet te vluchten (p.243). Echter is een kanttekening van belang; er wordt in vele

gevallen onderscheid gemaakt tussen vluchtelingen en economische vluchtelingen. Bij deze laatste groep wordt er veelal een meer vrijwillig karakter geschetst van een vlucht (Trebilcock & Sudak, 2006; Olgiati, Calvo & Berkman, 2013).

Hieruit blijkt dat in vele gevallen fysieke onveiligheid door politiek geweld, gewapend conflict en economische omstandigheden naar voren komen als belangrijke indicatoren voor gedwongen migratie. Daarom wordt er in dit onderzoek gefocust op de economische,

persoonlijke en politieke componenten van human security. Binnen de volgende deelvraag worden deze aspecten van human security gespecificeerd waarbij de benadering van human security door Liotta en Owens (2006) als uitgangpunt gebruikt. Deze wordt aangevuld door en geïntegreerd met definities van onder andere Kaldor et al. (2007) en Tadjbakhsh & Chenoy (2007). Dit aangezien allen economische, persoonlijke en politieke aspecten van human security onderscheiden. Daarbij wordt de benadering van human security door Liotta en Owen (2006) als uitgangspunt gebruikt aangezien deze in de praktijk wordt gehanteerd door de United Nations Development Programme. Hierdoor is er sprake van een zekere

institutionalisering van deze benadering van human security (Liotta & Owen, 2006, p.37).

2.2.3 Human security; persoonlijke, politieke en economische veiligheid

Zoals gezegd noemen Liotta en Owen (2006) persoonlijke veiligheid als onderdeel van human security (p.42). De filosofische gronden waarop deze veiligheid is gebaseerd stamt af van het liberale Verlichtingsdenken waarbij de nadruk werd gelegd op (de veiligheid van) het

(20)

20 (2006) dat persoonlijke veiligheid binnen het concept human security is gebaseerd op de betekenis van het Latijnse woord ‘securitas’ dat refereert naar de afwezigheid van angst (Liotta en Owen, 2006, p.40). Persoonlijke veiligheid wordt zo benaderd als de afwezigheid van (angst voor) fysieke onveiligheid (Liotta & Owen, 2006, p.42). Kaldor et al. (2007) vullen dit aan door te beargumenteren dat het karakter van militaire veiligheid en interventies is veranderd van een standaard onderdeel van conflict, naar een meer beschermende houding tegenover burgers (Kaldor et al., 2007, p.280). Verder stellen Tadjbakhsh en Chenoy (2007) dat persoonlijke veiligheid zowel bescherming tegen crimineel geweld omvat als bescherming tegen de mate van angst van individuen (p.29). Deze mate van angst wordt bepaald door onder meer de angst voor werkloosheid, de mate van toegankelijkheid tot gezondheidszorg, straatgeweld (door bendes), en geweld gericht tegen kinderen (misbruik en kinderarbeid). Ook de statelijke actoren kunnen een bedreiging vormen voor de afwezigheid van angst door bijvoorbeeld het gebruik van lijfstraffen, de dreiging van terrorisme of een aanval van een andere staat (Tadjbakhsh & Chenoy, 2007, p.30).

De tweede component van human security waarop gefocust wordt is politieke

veiligheid. Hieronder wordt de bescherming tegen politieke onderdrukking verstaan (Liotta & Owen, 2006, p.42). Kaldor et al. (2007) stellen dat politieke veiligheid onder meer politieke stabiliteit en het handhaven van politieke rechten omvat (p.279). Hierover stelt Jacobs (2000) dat politieke rechten, rechten betreffen die “[..] de mogelijkheid tot deelname aan politieke besluitvorming moeten veiligstellen” (p.4). Tadjbakhsh en Chenoy (2007) stellen over politieke veiligheid binnen human security dat dit onder andere gericht is op de bescherming tegen geweld dat voortvloeit uit gewapend conflict, bescherming tegen onverantwoordelijke gedragingen door ambtenaren wat leidt tot corruptie binnen het ambtelijk apparaat, de garantie op een rechtvaardig juridisch systeem en op de handhaving van de wet (Tadjbakhsh & Chenoy, 2007, p.30).

Tot slot is het laatste onderdeel van human security waarop gefocust wordt binnen dit onderzoek economische veiligheid. Liotta en Owen verstaan onder economische veiligheid de bescherming tegen armoede (p.42). Over economische veiligheid stellen Kaldor et al. (2007) dat deze gericht is op de welvaart van het individu in plaats van op macro indicators zoals de groei van de nationale economie (p.284). Over economische veiligheid stellen Tadjbakhsh en Chenoy (2007) dat dit onder andere de garantie op werkgelegenheid, een minimum loon, toegang tot voedsel en de toegang tot publieke diensten zoals onderwijs en huisvesting waarborgt (p.29). Een overzicht van de belangrijkste concepten van human security wordt geboden in tabel 1.

(21)

21 Tabel 1: overzicht human security

Human security Persoonlijke veiligheid Politieke veiligheid Economische veiligheid Kernpunten - Afwezigheid van (angst

voor) fysieke onveiligheid door statelijke én niet statelijke actoren - Bescherming tegen politieke onderdrukking - Bescherming tegen armoede

- Militaire activiteit als bescherming voor burgers

- Politieke stabiliteit - Wetshandhaving (incl. politieke rechten)

- Welvaart van het individu - Bescherming tegen crimineel geweld - Bescherming tegen gewapend conflict - Bescherming tegen corruptie Garantie op: - werkgelegenheid - minimum loon - voedsel - toegang tot publieke diensten

Bron: (Liotta & Owen, 2006, p.42; Kaldor et al., 2007, p.280; Tadjbakhsh & Chenoy, 2007, p.29; Jacobs, 2000, p.4).

2.3 Interdisciplinariteit

Het centrale concept in dit onderzoek, bescherming, is zeer gecompliceerd wat het

conceptualiseren van beschermen problematisch maakt. Dit heeft invloed op de praktijk van het beschermen van mensen. Doordat er verschillende benaderingen van het begrip

bescherming bestaan, zijn er ook verschillende reacties mogelijk op het probleem van de (afwezigheid van) bescherming van mensen (Rutting, Post, de Roo, Blad, de Greef, 2014, p.25). Verschillende benaderingen van het concept bescherming tonen aan dat het concept niet is te vatten binnen één bepaalde discipline, maar dat er door verschillende disciplines, verschillende bijdragen worden geleverd aan het omschrijven van het concept. Dit maakt dat het volledig(er) duiden van het concept bescherming een interdisciplinaire benadering

(22)

22 omschrijving van bescherming. Deze interdisciplinaire benadering van beschermingen biedt mogelijk een (deel van een) antwoord op de problematische benadering van het concept. De gehanteerde definitie van human security door Liotta en Owen (2006) en Tadjbakhsh en Chenoy (2007) bestaat uit de integratie van onder andere politicologie, economie, en

antropologie. Zo wordt er onder andere vanuit de politicologie nadruk gelegd op de politieke dimensie van veiligheid. Deze dimensie omvat onder meer de bescherming tegen ongelijke machtsrelaties. Ook de discipline economie wordt opgenomen in het concept human security door aspecten van veiligheid te incorporeren die onder andere gerelateerd zijn aan een bepaald welvaartsniveau. Daarbij staat een antropologische visie op veiligheid centraal aangezien mensen het onderwerp van bescherming worden, in plaats van staten (Liotta & Owen, 2006; Kaldor et al., 2007). Deze componenten worden geïntegreerd en vormen samen een

interdisciplinaire benadering van bescherming. Het interdisciplinair benaderen van bescherming door middel van human security biedt de mogelijkheid om het concept op inclusieve wijze te onderzoeken en begrijpen.

(23)

23

3. Probleemstelling

3.1 Onderzoeksvraag en deelvragen

Het centrale probleem binnen dit onderzoek is de verscheidenheid aan manieren waarop bescherming kan worden benaderd. Door bescherming te benaderen vanuit het concept mensenrechten bleek dat de conceptuele benadering en de praktische implementatie van mensenrechten frictie oplevert (Cliteur, 1999; Tomuschat, 2014; Goldschmidt, 2014; Reus-Smit, 2001). Het volledig definiëren van bescherming staat echter aan de basis van het aanpakken van problemen gerelateerd aan (de afwezigheid van) bescherming.

Daarom wordt er aan de hand van het begrip human security gekeken naar in hoeverre bescherming wordt gewaarborgd in het asielbeleid. Hierbij is er gekozen voor de

onderzoeksvraag: In hoeverre wordt human security gewaarborgd in het Nederlandse asielbeleid? Deze onderzoeksvraag wordt beantwoord aan de hand van de volgende twee deelvragen:

1) In hoeverre is het Nederlandse asielbeleid gefundeerd op human security?

Deze deelvraag wordt gesteld om te achterhalen in hoeverre (verschillende componenten van) human security door beleidsmakers worden meegenomen in de vormgeving van het

Nederlandse asielbeleid. Voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag is het van belang om vanuit dit ‘top-down’ perspectief te achterhalen in hoeverre het asielbeleid in lijn is met human security.

2) In hoeverre ervaren vluchtelingen dat het Nederlandse asielbeleid voldoet aan human security?

Deze deelvraag wordt gesteld aan vluchtelingen om te achterhalen hoe zij het Nederlandse asielbeleid ervaren en waar dit volgens hun op is gericht. Door te kijken naar de mening en de houding van de vluchtelingen tegen over het asielbeleid, kan er vanuit dit ‘bottom up’

perspectief een uitspraak worden gedaan over de ervaren aanwezigheid van human security binnen het Nederlandse asielbeleid. Dit is belangrijk voor het beantwoorden van de

hoofdvraag omdat het aangeeft in hoeverre vluchtelingen ervaren dat het asielbeleid in lijn is met human security.

(24)

24 3.2 Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie

De wijze waarop er wordt omgegaan met vluchtelingen heeft grote invloed op Nederland op zowel de korte als langere termijn (Mattheijer, 2000, p.3). Hierbij kan onder andere worden gedacht aan veranderingen met betrekking tot de bevolkingsopbouw, de banenmarkt, het opleidingsniveau en de economische kansen en kosten voor Nederland (Gijsberts & Dagevos, 2009, p.1). Door te onderzoeken in hoeverre beleidsmakers human security als uitgangspunt gebruiken en door te achterhalen hoe asielzoekers het beleid ervaren, kan worden blootgelegd of het beleid in de praktijk zo uitwerkt als beoogd. Dit onderzoek is zodoende zeer relevant binnen de huidige maatschappelijke context, aangezien er sprake is van een grote

vluchtelingenstroom. Zo nam het aantal asielverzoeken in Nederland tussen 2013 en 2015 toe van respectievelijk 13095 naar 45035 verzoeken (CBS, 2016).

Uit het theoretisch kader is tevens gebleken dat er diverse (conflicterende)

benaderingen zijn van het concept mensenrechten. Het gebruik van het begrip human security biedt een gestructureerd inzicht in het benaderen van bescherming en diept principes van de UVRM uit. Daarbij is er in Nederland onderzoek gedaan naar onder andere de historische ontwikkelingen, de inrichting en eigenschappen van het asielbeleid (Leerkes, 2015; Mattheijer 2000). Ook het asielbeleid binnen de (wettelijke) kaders van Europa is een veel bestudeerd onderwerp (Brouwer, 2016; de Beus & Mak, 2009; Pijpers, 2005). Echter ontbreek de wetenschappelijke literatuur over het Nederlandse asielbeleid aan recent onderzoek naar de huidige grondslagen van bescherming. Ook literatuur over de verhouding tussen de theorie en praktijk met betrekking tot bescherming binnen het asielbeleid is zeer gering. Het uitvoeren van dit onderzoek biedt dan ook inzicht in laatst genoemde punten.

(25)

25

4. Methode

4.1 Onderzoeksstrategie en –ontwerp

In dit onderzoek is er gekozen voor een kwalitatieve onderzoeksstrategie ter beantwoording van de onderzoeksvraag. Het belangrijkste argument voor een kwalitatieve strategie is de interpretatieve aard van het onderzoek. Zo wordt er onderzoek gedaan naar in hoeverre beleidsmakers en vluchtelingen menen dat bescherming als uitgangspunt wordt gebruikt binnen het asielbeleid. Het interpreteren van de antwoorden van de respondenten maakt het mogelijk om achterliggende gevoelens, denkbeelden en beweegredenen bloot te leggen. Hierdoor kunnen de gegeven antwoorden in perspectief worden geplaatst en kan de betekenis van de antwoorden zo goed mogelijk worden begrepen. Deze interpretatieve benadering van het onderzoek sluit aan bij een interpretatieve epistemologie.

Volgens het interpretivisme kan kennis namelijk worden vergaard door het

interpreteren van bepaalde waarnemingen (Bryman, 2012, p.27). Hierbij is de onderliggende aanname dat de betekenis van sociale fenomenen wordt geconstrueerd door sociale actoren. Deze benaderingswijze over wat kenbaar is, wordt het constructivisme genoemd (Bryman, 2012, p.33). In dit onderzoek betekent dit dat de manier waarop er betekenis wordt gegeven aan het Nederlandse asielbeleid, wordt geconstrueerd door de manier waarop beleidsmakers en vluchtelingen hierover spreken. Tevens betreft dit een deductief onderzoek waarbij er op basis van empirische bevindingen eventueel een bijdrage wordt geleverd aan de theorie over bescherming.

In dit onderzoek wordt er door middel van een cross-sectioneel ontwerp data verzameld en geanalyseerd. Dit ontwerp wordt toegepast omdat er in dit onderzoek twee verschillende respondentengroepen worden gebruikt om te onderzoeken in hoeverre de bescherming van vluchtelingen wordt gewaarborgd in het Nederlandse asielbeleid. Zo bleek uit de theorie dat er frictie bestaat tussen verschillende benaderingen van bescherming. Dit kwam onder andere naar voren in het verschil tussen de conceptuele en praktische benadering van mensenrechten. Door zowel de houding van beleidsmakers, als van vluchtelingen te onderzoeken kan er worden vastgesteld of deze theoretische frictie ook in de praktijk bestaat. Deze visies worden gebruikt om patronen te ontdekken in de gegeven antwoorden. Hierdoor kan er vanuit deze verschillende perspectieven worden blootgelegd in hoeverre human security een belangrijke rol speelt in het asielbeleid. Het is van belang deze variatie aan perspectieven op te nemen in het onderzoek om een volledig beeld te schetsen van de situatie (Bryman, 2012, p.58).

(26)

26 4.2 Methode

Ter beantwoording van de hoofdvraag worden er in dit onderzoek interviews afgenomen onder twee verschillende respondentengroepen. Deze groepen betreffen vluchtelingen en beleidsmakers. In het geval van de vluchtelingen is het onderzoek gericht op het blootleggen van denkbeelden over het Nederlandse asielbeleid. Dit biedt inzicht in de vraag in hoeverre vluchtelingen ervaren dat het Nederlandse asielbeleid voldoet aan human security. Om dit te bereiken wordt er gebruik gemaakt van semigestructureerde interviews. Tijdens deze

interviews wordt er diep ingegaan op hoe vluchtelingen human security interpreteren en in hoeverre zij ervaren dat dit wordt gewaarborgd in het Nederlandse asielbeleid. Om als vluchteling in aanmerking te komen om mee te doen aan dit onderzoek, wordt er een verblijfperiode in Nederland van maximaal twee jaar gehanteerd. Dit aangezien het beleid waar de vluchtelingen onder vallen, enigszins onderling vergelijkbaar moet zijn. Zo kan er nauwkeurig worden gekeken naar het huidige asielbeleid.

Er wordt gekozen voor het houden van interviews omdat er eventueel gevoelige onderwerpen kunnen worden besproken, waarbij de respondenten de maximale aandacht en het vertrouwen moeten krijgen van de onderzoeker. Tevens laat de semigestructureerde opzet van de interviews ruimte voor onderwerpen die worden aangehaald door de respondenten (Bryman, 2012, p.471). Daarbij wordt er diep in te gaan op de vraag waarom de deelnemers zich op een bepaalde manier opstellen. Hierdoor worden zienswijzen expliciet gemaakt, wat inzicht biedt in de motieven en denkbeelden van de respondenten (Bryman, 2012, p. 470). In de interviews worden er thematische vragen gesteld om de respondenten zo veel mogelijk aan het woord te laten en kans op ‘prompting’ (het voorstellen van mogelijke antwoorden) te minimaliseren (Bryman, 2012, p.224).

Ook voor de beleidsmakers geldt dat er door middel van semigestructureerde

interviews een antwoord wordt gezocht op de vraag in hoeverre het asielbeleid is gefundeerd op human security. Hierbij is het opnieuw belangrijk om de volledige aandacht te hebben voor de opinie van de geïnterviewden. De semigestructureerde opzet maakt het ook hier mogelijk om af te wijken van het vragenschema. Hierdoor ontstaat er ruimte om uit te weiden over relevante onderwerpen die oorspronkelijk niet zijn opgenomen in het vragenschema. Zo kan er op een flexibele manier worden omgegaan met eventuele onverwachte onderwerpen (Bryman, 2012, p.470). Tevens worden er ook hier thematische vragen gesteld om de

beleidsmakers zo veel mogelijk aan het woord te laten en opnieuw de kans op ‘prompting’ te minimaliseren (Bryman, 2012, p.224).

(27)

27 4.3 Operationalisering

In dit onderzoek staat het concept bescherming centraal. Er is gekozen voor het definiëren van bescherming aan de hand van het concept human security. Op basis van verschillende

wetenschappelijke benaderingen van human security en op basis van kennis over de motieven om te vluchten, is er een definitie samengesteld van human security die bestaat uit drie

onderdelen: persoonlijke, politieke en economische veiligheid (Liotta & Owen, 2006; Kaldor et al. 2007).

De eerste dimensie van het concept human security is persoonlijke veiligheid. Deze dimensie wordt blootgelegd aan de hand van de subdimensie afwezigheid van (angst voor) fysieke onveiligheid (Liotta & Owen, 2006, p.42). Deze subdimensie wordt in kaart gebracht door de indicatoren bescherming van burgers door het leger, bescherming tegen crimineel geweld, bescherming, tegen (angst voor) werkeloosheid, bescherming voor (angst voor beperkte) toegang tot gezondheidszorg, bescherming tegen straatgeweld, bescherming tegen huiselijk geweld, bescherming tegen geweld gericht tegen kinderen (misbruik en arbeid), bescherming tegen lijfstraffen, bescherming tegen gewapend conflict en bescherming tegen terrorisme (Tadjbakhsh & Chenoy, 2007,pp.29-30).

De tweede dimensie van het concept human security is politieke veiligheid, welke wordt omschreven door de subdimensie bescherming tegen politieke onderdrukking en instabiliteit (Liotta & Owen, p.42). Deze subdimensie wordt blootgelegd aan de hand van de indicatoren toegang tot deelname aan politieke besluitvorming, bescherming tegen gewapend conflict, bescherming tegen corruptie, de aanwezigheid van een rechtvaardig juridisch

systeem, de handhaving van de wet en vrijheid van meningsuiting (Tadjbakhsh & Chenoy, 2007, p.30).

De laatste dimensie van het concept human security is economische veiligheid, welke wordt omschreven door de subdimensie bescherming tegen armoede (Liotta & Owen, p.42). Deze subdimensie wordt uiteengezet aan de hand van de indicatoren werkgelegenheid, garantie op minimum loon, toegang tot voedsel, toegang tot onderwijs en toegang tot huisvesting (Tadjbakhsh & Chenoy, 2007, p.29). (Voor het operationaliseringsschema, zie bijlage 8.1).

(28)

28 4.4 Onderzoekspopulatie

Om te onderzoeken in hoeverre de bescherming van vluchtelingen wordt gewaarborgd in het Nederlandse asielbeleid, is het noodzakelijk om dit vanuit verschillende invalshoeken te benaderen. De kaders waarbinnen het debat over het asielbeleid plaatsvindt, worden enerzijds gevormd door beleid dat ‘van bovenaf’ wordt geïmplementeerd. Daarom is het relevant om beleidsmakers te benaderen die betrokken zijn bij het vormgeven aan het asielbeleid. Anderzijds heeft dit beleid invloed op de dagelijkse gang van zaken, waarbij in eerste

instantie vluchtelingen de consequenties van het beleid ondervinden. Om het asielbeleid goed in kaart te brengen is het daarom noodzakelijk om ook vluchtelingen mee te nemen als respondentengroep in dit onderzoek.

4.5 Methode sampling

Binnen dit onderzoek is er gebruik gemaakt van een convenience steekproef waarbij slechts de respondenten waartoe de onderzoeker toegang had, kans maakten om deel uit te maken van de steekproef. Hierdoor is de steekproef zeer beperkt te generaliseren en gelden de resultaten niet voor de hele onderzoekspopulatie (Bryman, 2012, p.418). Voor de respondentengroep ‘vluchtelingen’ bleek dat er een sterke oververtegenwoordiging bestaat van Syrische mannen. Echter beslaat vluchtelingen met de Syrische nationaliteit volgens de laatste cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) ruim 10% van alle vluchtelingen die een

asielaanvraag doen (CBS, 2016). Hierdoor zijn de resultaten toch toepasbaar op een

aanzienlijk deel van de totale populatie vluchtelingen. Met betrekking tot de beleidsmakers die zijn geïnterviewd bleek de convenience steekproef te resulteren in een diversere

respondentengroep dan in eerste instantie was beoogd (toelichting volgt in paragraaf 5.1). Dit beperkt de kwantiteit van de uitspraken over de beleidstechnische kant. Echter komt deze diversiteit ten goede aan de reikwijdte van dit onderzoek aangezien verschillende

perspectieven op het asielbeleid kunnen worden getoond.

Tevens zijn de respondenten geworven via het ‘sneeuwbaleffect’. Zo werd er via een kleine groep respondenten uitgebouwd naar een grotere groep respondenten (Bryman, 2012, p.424). Dit gold zowel voor de vluchtelingen als voor de beleidsmakers.

4.6 Methode dataverwerking en -analyse

De transcripties die volgenden uit de interviews zijn geanalyseerd met behulp van Atlas.ti. Dit is gedaan op basis van ‘grounded theory’ waarbij er binnen de analyse sprake was van een constante terugkoppeling van de bevindingen aan het theoretisch kader (Bryman, 2012, p.568). Het coderen vond plaats in drie stappen. Eerst zijn er initiële codes toegevoegd aan

(29)

29 (relevante) tekstgedeeltes om deze in kleinere, overzichtelijke componenten op te delen. Door het toevoegen van deze codes was de analyse van de data open voor het destilleren van nieuwe informatie. Daarna werden de initiële codes gecategoriseerd en samengebracht. Hierbij is er gekeken naar verbindingen tussen deze categorieën op basis waarvan er axiale codes zijn gevormd. Tot slot is er gebruik gemaakt van selectieve codering. Hierbij is gekeken naar overeenkomsten en verschillen tussen de data (codes) en de theorie (Bryman, 2012, p.569). Deze data-analyse is toegepast op zowel de interviews met experts als met vluchtelingen (voor coderingsschema, zie bijlage 8.4).

4.7 Ethische verantwoording

In het geval van de vluchtelingen was er sprake van een fragile respondentengroep waar zeer zorgvuldig mee is omgegaan. Interviews over hun veiligheidsgevoel en de mate van ervaren bescherming door het Nederlandse asielbeleid konden gevoelig liggen. Zo zouden de

vluchtelingen wellicht niet open zijn geweest uit angst voor consequenties van gegeven antwoorden met betrekking tot hun vluchtelingenstatus. Ook de situatie waaruit vluchtelingen zijn gevlucht kan bijdragen aan angst voor openheid. Dit aangezien vluchtelingen kunnen vrezen voor consequenties van hun uitspraken in het land van herkomst. Daarom was de garantie op anonimiteit noodzakelijk. Ook is er rekening gehouden met de verschillende onderwerpen die variëren in de mate waarin deze gevoelig kunnen liggen. Zo is er eerst gesproken over economische veiligheid, daarna over persoonlijke veiligheid en tot slot over politieke veiligheid. De beleidsmakers waren naar verwachting een minder kwetsbare groep. Desondanks is er ook hier zeer discreet omgegaan met de identiteit van de respondenten. Daarnaast gold voor beide respondentengroepen dat er nooit verplicht werd tot antwoorden en dit ook nadrukkelijk werd uitgesproken alvorens de interviews plaatsvonden. Tot slot is mijn identiteit als onderzoeker volledig bekend gemaakt voor de aanvang van de interviews en is er zo onder andere beoogd om de respondenten het maximale vertrouwen te geven om eerlijk te antwoorden op de gestelde vragen.

(30)

30

5. Resultaten

Dit hoofdstuk biedt een overzicht van het onderzoeksproces en van de uitkomsten van de interviews. Nadat het onderzoeksproces wordt weergegeven, wordt de verzamelde data uitgebreid uiteen gezet. Ten eerste wordt er een overzicht gegeven van de resultaten die naar voren komen uit de interviews met beleidsmakers. Hieruit blijken de gronden waarop het Nederlandse asielbeleid bescherming biedt. Zo kan er worden nagegaan in hoeverre human security naar voren komt in het beleid. Ten tweede wordt er gekeken naar de motivatie van vluchtelingen om te vluchten en daaraan gekoppeld hun houding tegenover bescherming. Om deze houding bloot te leggen wordt er gekeken naar de mate waarin vluchtelingen zich beschermd voelen tegen hun specifieke motivatie van de vlucht.

5.1 Onderzoeksproces

De werving van respondenten vond plaats via verschillende kanalen. Ten eerste is er vanuit persoonlijke kringen gepoogd om beleidsmakers en vluchtelingen te benaderen. Zo zijn drie respondenten bereikt (3, A, B). Er werd beoogd om via ‘snowball sampling’ uit te bouwen naar een grotere respondenten set. Echter konden deze respondenten geen verdere doorgang verlenen tot nieuwe respondenten. Met behulp van studiegenoten is het uiteindelijk gelukt om een ingang te vinden bij een vluchteling, via wie de mogelijkheid bestond tot uitbreiding naar een grotere respondenten set. Voor de respondentengroep beleidsmakers is er getracht om via officiële instanties (waaronder de gemeente Amsterdam en de IND) verdere toegang te krijgen tot respondenten. Dit bleek echter weinig effectief. Omwille van beperkte tijd is er daarom voor deze respondentengroep afgeweken van de originele opzet. Zo zijn er naast een beleidsmaker ook andere experts over het asielbeleid opgenomen in het onderzoek.

In totaal zijn er veertien respondenten geïnterviewd waarvan tien vluchtelingen en vier experts (voor respondentenlijst, zie bijlage 8.3). Voor de vluchtelingen gold dat er vrij snel patronen zichtbaar waren in de gegeven antwoorden. Hierdoor was er vrij snel sprake van theoretische saturatie en volstonden tien interviews voor een goede weergave van het beeld dat de vluchtelingen schetsten. Voor de vier interviews met experts was het bereiken van theoretische saturatie gecompliceerder aangezien de kennisgebieden van de experts zeer uiteenlopend zijn. Zo leverde de interviews telkens nieuwe informatie op. Tevens is het noemenswaardig dat het expertisegebied van respondent D sterk afwijkt van de rest waardoor uitspraken van hem over beschermingsgronden beperkt bleven. Toch konden ook binnen deze respondentengroep patronen worden ontdekt in de gegeven antwoorden. Zo kwamen er na drie interviews veelal dezelfde componenten van bescherming naar voren die worden

(31)

31 gewaarborgd binnen het Nederlandse asielbeleid (al dan niet behorend tot human security). Daarmee is het uitvoeren van een analyse op basis van deze veertien interviews adequaat voor het doen van genuanceerde uitspraken over de mate van de aanwezigheid van human security binnen het Nederlandse asielbeleid. In de volgend twee paragrafen worden de resultaten uit de interviews uiteengezet.

5.2 Experts

5.2.1 Bescherming op grond van: economische veiligheid

Uit het eerste interview met een expert (respondent A) kwam naar voren dat het bieden van economische bescherming niet ligt omsloten binnen het Europese Vluchtelingenverdrag. Hierdoor vormt een economische component in eerste instantie geen grond voor het bieden van bescherming. Nadat er hierop werd doorgevraagd bleek echter dat de economische positie van vluchtelingen wel degelijk mee kan spelen in het beoordelen van een asielverzoek. Zo bestaat er binnen het Nederlandse asielbeleid ruimte voor het bieden van bescherming op grond van extreme economische omstandigheden. Zo wordt er in uitzonderlijke gevallen toch bescherming geboden. Hierbij werd als voorbeeld de totale afwezigheid van economische bescherming in het geval van werkeloosheid genoemd. Ook kan armoede door politieke kleur aanleiding vormen voor bescherming op economische gronden.

Deze bevinding sloot aan bij de interviews met respondent B en C. Zo stelde respondent B in eerste instantie dat economische vluchtelingen geen recht hebben op asiel. Hij nuanceerde dit echter door een situatie te schetsen waarin een overheid het een individuen stelselmatig onmogelijk maakt om te voorzien in het levensonderhoud. In dit geval zou het gebrek aan economische bescherming in het thuisland een rol kunnen spelen in de

beoordeling van een asielaanvraag. Ook respondent C stelde dat economische onveiligheid op zich geen grond biedt voor bescherming, maar wel een bijkomstigheid kan zijn voor het honoreren van een verzoek en het bieden van bescherming.

Het blijkt dat dat de economische positie op zich geen grond vormt voor het bieden van bescherming. Op het moment dat deze positie echter gerelateerd kan worden aan een gebrek aan bescherming (in het thuisland), fysieke omstandigheden, of het handelen van de overheid is het niet uitgesloten dat economische veiligheid meespeelt in het bieden van bescherming.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De IND spreekt in zijn rapportage van begin mei 1995 over het eerste kwartaal van 1995 de verwachting uit dat de werkvoorraden voorlopige voorzieningen en beroepen verder zullen

In Congo, while human security was being developed in policy discourse as a concept to champion the security of popula- tions over the interests of leaders, the events

- Van extra reserveringen om de vergrijzing op te vangen (spaarfonds AOW ) is geen sprake meer. Het huidige niveau van stortingen in het spaarfonds AOW schiet

De verhouding tussen de draaglast, dat wil zeggen het aantal uitkeringsge­ rechtigde niet-actieven en het draagvlak, dat wil zeggen het aantal werkenden, zal moeten

De Universiteit Twente staat voor high tech en human touch, en dat laat ook het security- onderzoek zien?. Dat de mens de zwakste schakel is wisten we natuurlijk al, maar de interactie

The overall research objectives for the study were achieved in that more clarity was obtained regarding consumers’ ability to recall a corporate sponsor of an NPO;

Kosmopolitische perspectieven: Reflecties op 'Human Development'en 'Human Security'.. Celsus

Het feit dat het replica-onderzoek naar geweld op straat is gekoppeld aan het onderzoek naar de overlap tussen huiselijk geweld en publiek geweld heeft bovendien tot gevolg dat