• No results found

De analyse van fosfaat in troebele monsters met behulp van afgeleide spektrofotometrie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De analyse van fosfaat in troebele monsters met behulp van afgeleide spektrofotometrie"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

NN31545.1151

oktober 1979 Instituut voor Cultuurtechniek en Waterhuishouding

Wageningen

DE ANALYSE VAN FOSFAAT IN TROEBELE MONSTERS MET BEHULP VAN AFGELEIDE SPEKTROFOTOMETRIE

J. Harmsen

tti&L'iOl'ttɣtt

;$iir . & vg .j *>» 4** * « af» *?. «' '•'' '

Nota's van het Instituut zijn in principe interne communicatiemidde-len, dus geen officiële publikaties.

Hun invloed varieert sterk en kan zowel betrekking hebben op een eenvoudige weergave van cijferreeksen, als op een concluderende discussie van onderzoeksresultaten. In de meeste gevallen zullen de conclusies echter van voorlopige aard zijn omdat het onderzoek nog niet is afgesloten.

Bepaalde nota's komen niet voor verspreiding buiten het Instituut in aanmerking.

11

t i

(2)

I H O U D

blZ.

1. INLEIDING 1 2. AFGELEIDE SPEKTROFOTOMETRIE 1

3. DE METING VAN FOSFAAT 3 3.1. Invloed troebeling 3 3.2. Lineariteit van de methode 4

4. SAMENVATTING EN CONCLUSIES 7

(3)

1. INLEIDING

Op het waterkwaliteitslaboratorium wordt fosfaat bepaald met be-hulp van de methode beschreven in NEN 3235. Hierbij wordt aan het

monster een hoeveelheid ammoniummolybdaat toegevoegd, die met fosfaat heteropolymolybdaatfosforzuur vormt. Dit wordt met ascorbinezuur ge-reduceerd, waarbij een blauwe kleur ontstaat. De extinctie gemeten bij 886nm is een maat voor de hoeveelheid fosfaat.

In de praktijk komt het echter wel eens voor dat de monsters zelfs na filtratie over een membraanfilter troebel zijn of troebel worden na toevoegen van de reagentia. Bij totaal fosfaat, waarbij niet wordt gefiltreerd komt dit zelfs regelmatig voor. Een troebele oplossing kan niet op de normale manier worden doorgemeten met een spektrofotometer. Een alternatief is dan het visueel vergelijken van de kleurintensiteit van het monster met die van enkele standaarden en het fosfaatgehalte te schatten.

Tengevolge van de vooruitgang van de optika en elektronika van de laatste jaren is er een nieuwe techniek geïntroduceerd en wel

afge-. . . e e

leide spektrofotometrie. Hierbij wordt de 1 , 2 of hogere afgeleide van een spektum geregistreerd. Gebruik makend van deze techniek is het ook mogelijk fosfaat in troebele monsters te meten. De

verschil-lende aspecten hiervan worden in deze nota beschreven.

2. AFGELEIDE SPEKTROFOTOMETRIE

Bij afgeleide spektrofotometrie wordt de 1 , 2 of hogere afgelei-de van een spektrum geregistreerd. Wat dit voor voorafgelei-delen heeft wordt duidelijk gemaakt aan de hand van de bepaling van fosfaat.

(4)

heteropoly-molybdaatfosforzuur, staat weergegeven in fig. 1-1. In deze figuur e . .

staat tevens de 1 afgeleide. De meting is gebeurd van grote naar kleine golflengte. Het afgeleide spektrum loopt iets achter op het gewone spektrum, omdat er gemeten is bij een grote demping van het signaal. Op de top van de absorptiepiek is de afgeleide namelijk nog

n i e t n u l .

dA - j y A=Extinctie 0,010 -0,010 -0,020 u,a 0,8 0,7 0,6 0,5 0,4 0,3 0,2 0,1

I

-/ \ dA / \.dX spectrum] \ — <?— - X , I

I

dA ÏÏT spectrum 670 910 670 910 g o l f l e n g t e X in n m

Fig. 1. spektrum en 1 afgeleide; I fosfaat; II troebel water, spektrofotometer Perkin Elmer 550S.

omstandigheden 1 afgeleide ord. max. + 0,020 ord. min. - 0,020 resp. 5 910 - 670 nm 120 nm per min. recorder 15 mm/min. kuvet 1 cm.

(5)

Als maat voor de hoeveelheid fosfaat wordt normaal de extinctie bij 886nm genomen. Dit gaat echter fout als het water troebel is en ook absorbeert bij 886nm (fig. l-II). De afgeleide heeft hier geen last van. Hierbij wordt het verschil in grootte van de hellingen van de twee opeenvolgende absorptiemaxima als maat genomen, x -x.

1 4L.

(fig. 1-1). Het constant verlopende storingsignaal heeft hier geen invloed op, omdat dit alleen effect heeft op de ligging van x en x , doordat de afgeleide van de storing een constante waarde heeft. Het heeft dus geen invloed op x -x_.

Is het storingsignaal ingewikkelder door bijvoorbeeld

aanwezig-• aanwezig-• e heid van een andere gekleurde verbinding, dan kan de 2 afgeleide nog

mogelijkheden geven tot elimineren van de storing. Voor de bepaling van fosfaat is dit echter niet nodig.

3. DE METING VAN FOSFAAT

3,1. I n v l o e d t r o e b e l i n g

Om de invloed van de troebeling na te gaan zijn de meetoplossing-en troebel gemaakt door verschillmeetoplossing-ende hoeveelhedmeetoplossing-en bariumsulfaat toe

3-te voegen. De meetoplossmgen bevat3-ten 2 mg. PO /l. Van de verschil-lende oplossingen zijn de afgeleide spektra's opgemeten. Tevens is de extinctie bij 886nm bepaald. Van deze waarde is de extinctie oorzaakt door het fosfaat, in dit geval 0,47, afgetrokken. Het ver-schil is beschouwd als de extinctie veroorzaakt door de troebeling. De resultaten staan weergegeven in figuur 2. Uit deze figuur blijkt dat een extinctie veroorzaakt door de troebeling van 0,8 nog geen in-vloed heeft op de meting. Hierboven wordt, mede door een toename van de ruis, de meting onbetrouwbaar.

(6)

x,-x, mem

0,5 1,0 1,5 extinctie veroorzaakt door de troebel ing

Fig. 2. Invloed extinctie bij 886nm veroorzaakt door troebeling op de e

meting van fosfaat met behulp van 1 afgeleide spektrofoto-metrie.

3.2. L i n e a r i t e i t v a n d e m e t h o d e

De lineariteit is nagegaan door aan oplossingen met verschillen-de hoeveelheverschillen-den fosfaat, eenzelfverschillen-de hoeveelheid bariumsulfaat toe te voegen. Het bariumsulfaat veroorzaakte een extinctie bij 886nm van 0,360. De oplossingen zijn doorgemeten en de resultaten staan weer-gegeven in fig. 3. In deze figuur staan ook de meetweer-gegevens vermeld van een serie oplossingen waaraan geen BaSO.is toegevoegd.

(7)

20i—

3 . 4 mg P 04/ l meet opl

Fig. 3. IJklijn fosfaat bij gebruik 1 afgeleide spektrofotometrie omstandigheden, zie fig. 1.

Uit fig. 3 blijkt dat over het hele meetgebied de troebeling geen invloed heeft op de resultaten. De methode is lineair tot 3 mg. PO. per liter meetoplossing. Dit is in overeenstemming met de normale meetprocedure, waarbij tot een extinctie van 0,7 of een PO, gehalte

-1 3-van 3 mg. 1 kan worden gemeten. Boven de 3 mg. PO. per liter is de methode niet meer betrouwbaar.

Dit wordt veroorzaakt doordat het spektrum dan gaat afvlakken, waardoor de afgeleide kleiner wordt (fig. 4).

(8)

J I I I u 700 750 800 850 900

golflengle in nm

Fig. 4. Spektrum fosfaat bij verschillende tost"aatgehalten.

De kleinere afgeleide kan aanleiding geven tot een verkeerde me-ting, omdat het afgeleide spektrum van een monster met een te hoog fosfaatgehalte eenzelfde meetwaarde geeft als dat van een monster met een veel lager fosfaatgehalte.

Verkeerd meten kan op een aantal manieren worden voorkomen. 1) Visuele controle van de intensiteit van de blauwe kleur. 2) Bij een goede meting is x = - 0,4 x„. Dit kan iets afwijken door

een verschuiving van x en x ten gevolge van troebeling, maar in ieder geval geldt:

(9)

I x. I ^ 0,4 I x„ I. Als het fosfaatgehalte te hoog is, wordt x.

veel kleiner doordat de piek bij 710nm verdwijnt. De vermelde ge-lijkheid gaat dan niet meer op.

3) Niet meten in oplossingen met een fosfaatgehalte van ca. 3 mg. PO, per liter, omdat in dit gebied punt 1 en 2 moeilijk te con-^

troleren zijn. Het is beter een zodanige hoeveelheid monster in behandeling te nemen dat het fosfaatgehalte in de meetoplossing

lager is dan 2,5 mg. 1 . Dit komt overeen met een x,~x9 waarde van ca. 15 cm bij de in fig. 1 vermelde omstandigheden.

4) Bij twijfel ook de helft van de hoeveelheid monster in behande-ling nemen. Dit moet een meetresultaat geven dat de helft is van het eerste.

4. SAMENVATTING EN CONCLUSIES

Fosfaat kan spektrofotometrisch worden bepaald volgens NEN 3235. De normale spektrofotometrie is echter niet meer bruikbaar als de

e .

monsters troebel zijn. 1 Afgeleide spektrofotometrie blijkt dan nog wel bruikbaar te zijn. Deze methode kan worden gebruikt tot een

ex-tinctie veroorzaakt door troebeling van 0,8 en is lineair tot een

3-fosfaatgehalte in de meetoplossing van 3 mg. PO, per liter. Hogere fosfaatgehalten kunnen aanleiding geven tot foute meetresultaten. Dit kan worden voorkomen door enkele punten in acht te nemen die in deze nota zijn beschreven.

5. LITERATUUR

NEN 3235 8.2 Fotometrische bepaling van het gehalte aan fosfaat, Nederlands Normalisatie-Instituut.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

2.4 Taylor reeksen voor functies van meerdere variabelen We hebben in het eerste deel van deze les gekeken hoe we een gewone functie van ´e´en variabel door een oneindige reeks

Voor complexe functies is dit een heel ander verhaal, want h kan van rechts of links op de re¨ele as naar 0 lopen, maar ook van boven of beneden op de imaginaire as of langs

[r]

We bekijken de oppervlakte van driehoek OAB in de eenheidscirkel met middelpunt O (daarbij is F de functie die de oppervlakte van een gesloten figuur aan die figuur

Aangezien je weet dat de x-co¨ ordinaat van A gelijk is aan 1, kun je met de functie f de y-co¨ ordinaat van A uitrekenen.. Dit kan met

Ik kies hier voor eerst de haakjes wegwerken, maar als je het dus anders hebt gedaan is het niet fout.. Dit doe ik voor het gemak met de

[r]

De afstand tussen A en B moet minstens 8 meter zijn, en in de formule van een sinuso¨ıde in deze vorm is p gewoon de periode.. Als je naar de figuur kijkt zie je dat de afstand tussen