• No results found

Is de kostprijsberekening van de melk betrouwbaar?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Is de kostprijsberekening van de melk betrouwbaar?"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

LANDBOUW-ECONOMISCH INSTITUUT

DEN HAAG (Schev.) - VAN STOLKWEG 29 - TELEFQ#fi<à5jg3.50 _ GIRO 41.22.35

f ***•*§

Nota No 69

(.A IS DE KOSTPRIJSBEREKEHEïG VAN DE MELK ffê$So\j¥BAAR?

K o s t p r i j s b e r e k e n i n g i a geen prijsbe^#.iG'Eing

S u s s e » o v e r h e i d en la.ndbouworganisati.es i s h e r h a a l d e l i j k v e r -s c h i l van mening gewee-st o v e r de h o o g t e van de p r i j z e n d e r landbouwproducten. S l e c h t s z e l d e n z i j n h i e r b i j evenwel I e k o s t p r i j s b e r e k e n i n g e n van h e t Land-bouw-Economisch I n s t i t u u t van de ene of a n d e r e z i j d e i n g e b r e k e g e s t e l d * Ook b i j v o l l e d i g e © s a v a a r d i n g door b e i d e p a r t i j e n van de c i j f e r s van h e t L . E . I .

i s h e t nog m o g e l i j k , d a t e r v e r s c h i l van mening b e s t a a t o v e r d6 b e t e k e n i s , d i e t o e g e k e n d moet worden aan do k o s t p r i j z e n ' i n de v e r s c h i l l e n d e g e b i e d e n en de g r o o t t e van de winstmarge* H i e r en d a a r h e e f t de mening wel eens p o s t g e v a t , d a t h e t L.E« I« de p r i j z e n b e r e k e n t , , Dia i s een m i s v a t t i n g . Z i j v e r s c h a f t a l l e e n de g e g e v e n s , d i e a l s g r o n d s l a g kunnen d i e n e n voor de p r i j s b e -p a l i n g . U i t de b e r e k e n i n g e n van h e t L „ E , I . v o l g t n i e t z o n d e r meer of de -p r i j s van de melk op 1^ dan wel 18 e t moet worden v a s t g e s t e l d . Het L„E, I . w i l z i c h u i t d r u k k e l i j k onthouden van h e t innemen van een s t a n d p u n t i n deze b e l e i d s -v r a a g .

Het k a r a k t e r van de k o s t p r i j s ( v o o r c a l c u l a t i e )

Het v e r t r o u w e n i n de j u i s t h e i d van de b e r e k e n i n g e n van h e t L,E, I . i s , n a a w i j Vea'ourdoa*st9läGE.J. g e b a s e e r d op de c r i t i s c h e b e s t u d e r i n g van de u i t v o e r i g e r a p p o r t e n . Wij v e n v a c h t e n , noch wensen een b l i n d e l i n g s v e r t r o u w e n , Hoe goed w i j ook ons b e s t doen b e t r o u w b a r e gegevens t e v e r z a m e l e n en deze zo z o r g v u l

-d i g m o g e l i j k t e g e b r u i k e n v o o r -de k o s t p r i j s b e r e k e n i n g e n , -de kans b e s t a a t d a t w i j f o u t e n maken of d a t z i c h o n v o o r z i e n b a r e g e b e u r t e n i s s e n voordoen«. Het i s , i n d i t v e r b a n d , n i e t zonder b e t e k e n i s , d a t w i j i n onze r a p p o r t e n s p r e k e n van de " w a a r s c h i j n l i j k e k o s t p r i j s " . De k o s t p r i j s wordt immers v o o r de n a a s t e toekomst, d i e a l t i j d o n z e k e r e f a c t o r e n b e v a t , b e r e k e n d . Door z o r g v u l d i g e b e o o r d e l i n g van de verzamelde g e g e v e n s , wordt g e t r a c h t de w a a r s c h i j n -l i j k e k o s t p r i j s zo goed m o g e -l i j k t e b e n a d e r e n . H i e r b i j w o r d t de i n v -l o e d v a n a f w i j k e n d e weersomstandigheden u i t g e s c h a k e l d en u i t g e g a a n van de s t a n d van de p r o d u c t i e t e c h n i e k j z o a l s deze op r e d e l i j k goed g e l e i d e b e d r i j v e n vooi^comt. A l l e e n v o o r z o v e r h e t t e v e r w a c h t e n v a l t , d a t e r een v o o r u i t g a n g i n de produ<v t i e t e c h n i e k v e r w e z e n l i j k t z a l worden, kan hiermede r e k e n i n g worden gehouden b i j de v o o r c a l c u l a t i e . Onvoorziene v e r a n d e r i n g e n op t e c h n i s c h g e b i e d komen

daarom i n de b e r e k e n i n g e n n i e t t o t hun r e c h t « Elke v o o r c a l c u l a t i e i s dus e i g e n l i j k g e b a s e e r d op een a a n t a l re r o n d e r s t e l l i n g e n9 d i e h o o f d z a k e l i j k

o n t l e e n d z i j n aan gegevens u i t h e t r e c e n t e v e r l e d e n , waarvan wel w a a r s c h i j n -l i j k - maar n i e t z e k e r - i s , d a t ze voor h e t komende j a a r j u i s t z u -l -l e n z i j n .

(2)

is\fl*

2

-Ds. bezwaren tegen de kostprijsberekening van melk

In de discussie rondom de Verlaging van de melkprijs zijn wel de kost-, prijsberekeningen van het LeE.I. in het geding gebracht» In de eerste plaats

is gezegd, dat in het verleden de geschatte melkproductie in de voorcalculatie steeds lager was dan de werkelijk verkregen productie (nacalculatie) in het betrokken jaar mei; de gevolgtrekking dat deze voorzichtige schattingen tot te hoge kostprijzen hebben geleid, Ih de tweede plaats wordt betwist, dat de verlaging van het kraehtvoederrantsoen voor het jaar 1950/51 tot een verla-ging van de melkproductie zal leiden, zoals in de berekening van het L.E.I. is gesteldj met de stilzwijgende gevolgtrekking, dat hierdoor ook tot een te hoge kostprijs wordt gekomen«

Het lijkt ons nuttig onze bijdrage te leveren om klaarheid in deze aan-gelegenheid te brengen.

De vergelijking van voor" en nacalculaties

Bij de vergelijking moeten twee dingen worden bedacht:

a. dat in de vooroalculaties wordt gemikt op "normale" productie-omstandig-heden, terwijl de nacalculaties de werkelijkheid uit hst» steeds van het gemid-delde afwijkende jaar aangeven. • b, dat de voorcalculaties betrekking hebben op de periode 1 Nov.- 1 Nov.

en de nacalculaties op de periode van 1 Mei - 1 Mei.

Bij de Vergelijking zijn de cijfers van de provincie Noord-Holland bui-ten beschouwing gebleven, aangezien deze om verschillende redenen niet verge-lijkbaar zijn. De melkproductie per ha in kg Voorcalculaties Nacalculaties 2 in $ 1 2 . van 1 1947/48 Friesland 3447 3495 101 Zuidholland Consumptiemelkgeb, 4570 4538 99 Zuidholland Zelfk.gebied 3831 3950 103 1948/49 Friesland Zuidholland Consumptiemelkgeb. Zuidholland Zelfkazend gebied

I949/5O Friesland

Zuidholland Consumptiemeikgebd Zuidholland Zelfkazend geb.

3702 4900 4140 4054 5541 4872 110 113 118 4100 5500 4900 4457 6122 5448 109 111 111 61

(3)

In 1947/48 blijkt er overeenstemming te zijnf de nacalculatie had evenwel door de droge zomer van 1947 "tot een lager getal moeten komen dan in de voorcal-culatie ia gebezigde üi de jaren 1948/49 en 1949/50 is de werkelijke produc-tie belangrijk hoger dan in de voorcalculaproduc-tie is geraamd» Deze jaren waren wat graSgroei betreft gunstiger, dan nörpiaal, maar toch niet zoveel dat hierdoor het grootste deel van het verschil kan worden Verklaard«

Het gebruik van meer kunstmest voor de verbouw van voeder in eigen bedrijf en vooral de aankoop van aanvullend voeder hielpen ook mede de veebezetting en daardoor de productie verder op te voeren dan van tevoren verwacht werd» De slotsom is dus, dat uit de vergelijking van de geschatte productie in de voorcalculatie en de werkelijk verkregen productie blijkt, dat de schattin-gen te laag zijn geweest* De verklaring hiervoor ligt .niet in een zekere

mate van voorzichtigheid, maar in het niet kunnen voorzien van dit snelle herstel van de rundveehouderijl mogelijk gemaakt door een samenloop van enige gunstige factoren.

Uit de te lage schattingen van de toekomstige melkproductie volgt even-v/el nog niet zonder meer, dat nu ook de berekende kostprijzen (voorcalcula-ties) te hoog zijn'uitgevallen. Indien de kosten door de grotere productie. ook hoger zijn geworden zal dit voor de kostprijs een geringer of aelfs ge-heel geen gevolg hebben, dan het geval is bij gelijkblijvende kosten per ha.

Dus bij de vergelijking van vóór- en nacalculaties moet niet alleen de melkproductie, maar ook het kostenniveau in ogenschouw worden genomen. Dit kan het eenvoudigste gebeuren door de kosten per 100 kg melk, in voor-en nacalculaties te vergelijkvoor-ene De kostvoor-en in de rundveehouderij wordvoor-en getetsaèri voor dé productie van melk en vee (gebruiksvee en slachtvee). Voor de berekening van de kostprijs van de melk wordt de opbrengst aan vee

(nevenopbrengsten) van de totale kosten afgetrokkens Het is duidelijk, dat een verschil in de voor- en nacalculatie van bijv. de prijs van het vee

tot een verschil in de kostprijs van de melk kan leiden.

Het meeste inzicht biedt dan ook een vergelijking van de volgende drie factorens

1. Totale kosten rundveehouderij per 100 kg melk 2» Nevenopbrengsten (vee) per 100 kg melk 3« Netto-kosten per 100 kg melk

Totale kosten per 100 kg melk in gld

Nevenopbrengsten p. Nettokosten per 100 100 kg melk in gld kg melk in gld 1947/40 F r i e s l a n d ZuidtuEons^neltegebo Zuidh.Zelfk„geb. Voorcalc. 22,80 20,90 22,90 Naoalo. 22,70 ,20,90 21,30 1948/49 Friesland 21,90 21,00 a l e . 4,80 3,60 3,80 4,60 Nacal c. 4,80 2,80 2,60 6,00 Voorcalc 18,00 17,30 19,10 Nacalc. 17,90 18,10 18,70 15,00

(4)

4

-Voor het jaar 1947/48 geven de voor- en nacalculatie ongeveer dezelfde ge-middelde kostprijs als uitkomst» Waar de productie-omstandighedsn in de periode Mei I947 - Mei 1948» waarop de nacalculatie betrekking heeft, relatief ongunstig zijn geweest moet geconcludeerd worden dat de voor dit jaar bere-kende kostprijs volgens de voorcalculatie, te hoog is geweest.

Voor het jaar 1948/49 is er een belangrijk verschil tussen voor- en nacalcula-tie. Enerzijds is dit een gevolg van het feit dat de productie-omstandigheden in de periode waasop de nacalculatie betrekking heeft belangrijk beter zijn geweest dan norjnaal, anderzijds heeft de onvoorzien snelle technische ont-wikkeling in de rundveehouderij in de loop van dit jaar ook een belangrijke rol gespeeld. Deze snelle ontwikkeling is bij het samenstellen van de oalculatie niet voorzien, met als gevolg dat de kostprijs, volgens de voor-oaloulatie, ook voor dit jaar te hoog moet worden geaoht.

Werd in de rapporten waaraan bovengenoemde cijfers zijn ontleend steeds het nodige voorbehoud gemaakt t.a.v. de juistheid van de uitkomsten, in het'rap-port voor het jaar 1949/50 (raphet'rap-port 12?) wordt voor het eerst gesproken van een behoorlijke betrouwbaarheid.

In dit rapport wordt gezegd dat de sterke tendentie tot consolidatie de mening rechtvaardigt dat de berekening nu - onvoorziene prijswijzigingen voorbehouden - behoorlijk betrouwbaar is. De berekening voor dit jaar was aangepast aan het nieuwe niveau, ' dat na het herstel in het gunstige jaar I948/49 was bereikt. De vergelijking tussen voor- en nacalculatie is voor het jaar 1949/50 als volgt.

Totale kosten per 100 kg melk in gld

Nevenopbrengsten p. Nettokosten per 100 100 kg melk in gld kg melk in gld H9/50 riesland 1idh.Cons.melkgeb. iidh.Zelfk.geb. Voorcalc. 21,90 17,60 19,60 Naoalo. 21,70 18,40 l

hJ°

Vooroalc. 4,90 3,10 2, 70 llaoalc. 6,30 3,20 3,50 Voorcalc. 17,00 14,50 16,90 Nacal c. 15,40 15,20 15,90

Het verband tussen kosten en melkopbrengsi;, uitgedrukt in de brutokosten per 100 kg melk, vertoont in de afzonderlijke gebieden slechts geringe ver-sohillen. De nevenopbrengsten per 100 kg melk zijn in de voorcalculatie te laag geraamd. Dit is een gevolg Van een aanzienlijke stijging in de prijzen van slachtvee en gebruiksvee. Deze stijging,die bij het samenstellen van het rapport niet te voorzien was, hangt samen met het afschaffen van de vlees-diatributie en daarna van de oonsumentensubsidie op varkensvlees. Bij het overleg over de melkprijs voor het jaar 1949/50, enkele maanden na het gereedkomen van het rapport, werd door beide partijen - overheid en georganiseerde landbouw - reeds aanvaard dat deze raming in verband met inmiddels gewijzigde omstandigheden te laag zou zijn geweest.

Het blijkt dus wel dat de raming voor het jaar 1949/5° volgens de berekenings«»

(5)

5

-wijze van het L.E.I, vertrouwen wekt. Vanzelfsprekend zal men indien men een jaar vooruit calculeert altijd het voorbehoud moeten maken voor onvoorziene prijswijzigingen.

Do oonclusie kan dus leiden, dat inderdaad de ramingen van de melkproductie in de voorcalculatie in al de drie jaren waar nacalculaties van aanwezig zijn te laag zijn uitgevallen. Ten aanzien van de kostprijs móet ook worden erkend, dat deze in de beide eerste jaren in de voorcalculatie hoger is uitgevallen dan met de werkelijkheid overeenstemt. Voor het laatste jaar 1949/50» waar-van ook de melkproductie te laag was geraamd, geldt dit evenwel niet voor de totale kosten per 100 kg melk?aangezien de k.9^en_ger_ha ook hoger waren dan was geraamd. De verhouding van de kosten en melkproductie bleek evenwel vrij juist te zijn. De afwijking in de netto-kosten per 100 kg melk werd ver-oorzaakt door een onvoorzienbare stijging van de rundveeprijzen.

Het gevolg van de verlaging van de krachtvoedergift op de kostprijs van de melk in de voorcalculatie voor het jaar 1950/51 (rapport no 148)

Vermoedelijk gesohraagd door da indruk, dat in de drie genoemde jaren de raming van melkproductie in de voorcalculatie steeds lager was dan werke-lijke productie is ook bezwaar gemaakt tegen de raming van de melkproductie voor het komende jaar en wel is er speciaal bezwaar tegen gemaakt, dat een

verlaging van het krachtvoederrantsoen met 30 pet zou resulteren in verlaging van de melkproductie. Over dit laatste punt. kan men zeker van mening schillen, waar het evenwel op aankomt is of door deze veronderstelde ver-laging van de melkproductie een. te Loge kostprijs is berekend. Het L.E.I. heeft voor het jaar 1950/51 eigenlijk twee berekeningen van de kostprijs van melk gemaakt nl.

1. Voor het geval de krachtvoedergift gelijk zou zijn aan die in het voorafgaande jaar

2. Voor het geval de krachtvoedergift met 30$ verlaagd zou worden. Deze laatste berekening is de definitieve.

Voor beide berekeningen zijn de gegevens over het jaar 1 Mei 1949 - 1 Mei 195' als basis gebruikt. Voor de berekening bij gelijkblijvende krachtvoedergift werd uitgegaan van de relatie tussen kosten en opbrengsten zoals deze in het

jaar 1949/50 in de practijk werd vastgesteld. Waar de graspr.'oduotie naar het oordeel van terzake deskundigen gedurende de zomer van 1949 in het algemeen gunstig is geweest, moet ook de relatie tussen kosten en opbrengsten gunstig zijn geweest. Het grootste gedeelte van de kosten heeft immers betrekking op voederkosten in de vorm van kosten voor het grasland, voederwinning in eigen bedrijf en aangekocht voer.

(6)

. 6

-Do kosten voor voeder uit eigen bedrijf - weidegras, hooi, kuilvoer, gedroogd gras - zijn in zeer sterke mate Vaste kosten» In een jaar met een gunstige

grasproductie is het eigen voeder dus relatief goedkoop. Bovendien bespaart men op aangekocht voer. Op de relatie uit het basisjaar werd een correctie aangebracht in de vorm van een vermindering van de melkproductie per koe, variërende van 50-100 kg melk per koe« Bij het vaststellen van deze correctie

is rekening gehouden met twee factoren»

a. Be relatief gunstige relatie tussen kosten en opbrengsten in het basisjaar 1949/50.

b. Het effect van een zich verder ontwikkelende veevorbetering en een betere voederwinning van het grasland.

Naar onze mening is het aanbrengen van deze correctie zeker verantwoord geweest. Be invloed van een gunstig grasjaar op de relatie tussen kosten en opbrengsten van een bepaald jaar, vooral bij de huidige melkveebezetting, is o.i3 aanzienlijk en de toegepaste vermindering derhalve gering te achten.

Aansluitend op deze eerste berekening van de kostprijs van melk werd een tweede berekening gemaakt voor het geval dat de krachtvoedergift met 30$ zou vermin-deren. Bit is een uitermate moeilijk vraagstuk waarbij de vraag beantwoord zou moeten worden welke gevolgen de verlaging van de krachtvoedergift zal hebben.In het rapport is gesteld dat de vraag hoe de practijk op deze verla-ging zal reageren niet beantwoord kan worden. Opvoering van de productie uit eigen bodem ter compensatie van het weggevallen krachtvoeder, verlaging van d6 veebezetting en vermindering van de melkproductie per koe kunnen daarvan het gevolg zijn. In welke verhouding zich deze gevolgen zullen voordoen en welke factor daarbij zal overwe^an hangt in belangrijke mate van de

omstandig-heden af. Het L.E.I. heeft daarom een min of meer theoretische oplossing voor dit vraagstuk gekozen en daarbij het standpunt ingenomen dat de vermindering van de krachtvoedergift in de praotijk geen stijging van de kostprijs van melk behoeft te veroorzaken. Uit dit standpunt vloeit voort dat de correcties welke op de eerste berekening zowel aan de kostenkant (krachtvoederkosten)

als aan de opbrengstenkant (melkproductie) zijn aangebracht in verband met de verlaging van de krachtvoedergift, zodanig op elkaar zijn afgestemd, dat de uiteindelijke kostprijs van melk voor beide berekeningen dezelfde is. Bij de beoordeling van de definitieve berekening voor het jaar 1950/51 dient men de correctie als gevolg van de verlaagde krachtvoedergift in zijn geheel te bezien« De verlaging van de melkproductie irag daaruit niet losgemaakt worden, immers dit zou betekenen dat de verlaagde krachtvoedergift zou leiden tot een daling van de kostprijs van melk. Beziet men de correctie als geheel, dan zijn wij van mening dat de calculatie van het L„E„I, aan de scherpe kant is ge-weest nl. zodanig dat de verlaagde krachtvoedergift in de praotijk niet zal leiden tot een stijging van de kostprijs van melk.

(7)

7

-Het was ook mogelijk geweest om in de definitieve berekening voor het jaar 1950/51 de melkproductie gelijk te stellen aan die in de. eerste berekening bij gelijkblijvende krachtvoedergift. In dit geval zou men de vraag moeten beantwoorden welke extra kosten gemaakt moeten worden om bij een

vermin-dering van de krachtvoedergift de melkproductie op hetzelfde peil te hand-haven. In de lijn van bovengenoemd standpunt, dat de verlaging van do kracht-voedergift niet behoeft te leiden tct een stijging van de kostprijs, zou men deze vraag als volgt kunnen beantwoorden. Bij een verlaging van de kracht-voedergift zal men ter handhaving van dezelfde melkproductie een bedrag aan

extra kosten moeten maken gelijk aan de wegvallende kosten voor de aankoop van krachtvoeder»

Een op deze wijze uitgevoerde berekening zou tot precies dezelfde kostprijs leiden als thans voor het jaar 1950/51 berekend is.

Uit practisch oogpunt bezien, was het misschien juister geweest indien in de definitieve berekening voor het jaar 1950/5^ aan beide mogelijkheden ~ substitutie door meer eigen voeder en vermindering melkproductie - een plaats was ingeruimd. Voor de hoogte van de berekende kostprijs is dit echter van geen betekenis.

Indien het niet reëel wordt geasht, dat de melkproductie lager zal wor-den tengevolge van de vermindering van het krachtvoederrantsoen, dan moet ook in concreto een verhoging van de kosten worden aanvaard om het ontbre-kende voer op andere wijze te verkrijgen. Het één is onlosmakelijk aan het andere verbonden. De praatijk zal ona moeten leren op welk niveau de produc-tie in de toekomst komt te liggen en in hoeverre de gemaakte voorcalculaproduc-tie van de kosten per 100 kg melk met de werkelijkheid overeenkomt.

's-Gravenhage, 20 Januari 1951 LANDB0UW-EC0N0MISCH INSTITUUT de directeur,

1H*»» j

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het feit dat draadwier wordt meegeteld bij de deelmaatlat vegetatieontwikkeling lijkt contradictorisch, aangezien filamenteuze algen bij geen enkel waterlooptype

In figuur 19 is weergegeven hoe het percentage zwemverboden zou zijn als we 6 datasets ver- gelijken waarbij telkens 2 verschillende normen worden gehanteerd. biovolume) is de

Aangeraden is om ze minstens op 5 m afstand van een waterloop of gracht te plaatsen om niet onder de invloed te komen van de drainerende werking van de gracht (Van Daele 2003); -

Zo behandelt Vincent Sagaert uitvoerig wat het lot is van de zakelijke en persoon- lijke gebruiks- en genotsrechten in geval van onteigening, meer bepaald of, en zo ja wanneer,

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het

Voor alle werknemers binnen het hoger beroepsonderwijs, met uitzondering van universitair opgeleide mannen, geldt dat het bruto uurloon op jongere leeftijd lager ligt dan in

Het gerechtshof overwoog vervolgens in lijn met zijn eerdere arrest uit januari 2018 dat een geringe delta v op zichzelf niet in de weg staat aan het aannemen van causaal