• No results found

Een studie naar het dominante discours

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een studie naar het dominante discours"

Copied!
112
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Greenport Venlo

Erfenis van de Floriade 2012

Een studie naar het dominante discours

Door

(2)

20-juni-2016

Door: Diederik van Duuren Studentennummer: 10588167

Onderdeel: Scriptie Planologie en Sociale Geografie 2 Datum: 20-06-2016

Aantal woorden: 29.172 Eerste lezer: Jolien Groot Tweede lezer: Christian Lennartz

Universiteit: Universiteit van Amsterdam (UvA) Studie: Future Planet Studies

Foto’s: Prive collectie

(3)

Voorwoord

Voor u ligt mijn scriptie die ik in het kader van mijn majoor Planologie heb geschreven voor mijn bachelor Future Planet Studies aan de Universiteit van Amsterdam. Voor mij was deze bachelor scriptie zowel een zoektocht als een ontdekkingsreis in de wereld van de planologie. Als interdisciplinaire Future Planet Studies student was ik nog niet thuis in het empirisch en planologisch onderzoek doen met behulp van wetenschappelijke methoden. Een discoursanalyse was mij dan ook vreemd. Daarom wil ik met name Jolien Groot bedanken voor de begeleiding en de heldere uitleg gedurende het proces.

Daarnaast wil ik de geïnterviewden bedanken voor de medewerking en de openhartigheid tijdens de gesprekken. Hopelijk spreekt het onderzoek jullie aan en geeft het een duidelijk beeld van de werkelijke gebeurtenissen.

Het resultaat is een lang en gedetailleerd verhaal dat hopelijk voor u, als lezer, prettig te lezen is. Dat een wetenschappelijke discoursanalyse in het aantal woorden groter is dan andere onderzoeken beschrijven Sharp en Richardson (2001) dan ook als een kenmerk van dit type analyse. Dus schrik niet van het aantal pagina’s en zie het als een non-fictie boek voor het slapengaan.

Samenvatting

Evenementen, zoals de wereldtuinbouwtentoonstelling ‘Floriade’, worden steeds vaker gebruikt om gebiedsontwikkeling te initiëren en versnellen. Hierbij ontstaat er in de vroege fase van het proces een positief beeld over hoe de toekomst eruit komt te zien. In deze scriptie is onderzocht hoe er over de erfenis van het evenement is gesproken. Het idee erachter is dat de wijze van spreken over de wereld een manier van betekenis geven aan de wereld is, oftewel een discours.

In deze bachelor scriptie is een verdiepende studie gedaan naar het dominante discours van de erfenis, legacy, van de Floriade 2012 die georganiseerd is in de regio Venlo. De gebruikte methode is een discoursanalyse om zo de ontwikkeling van het dominante discours – een agro-logistieke innovatie tuinbouw regio, Greenport Venlo genaamd – in kaart te brengen.

De vraag die in dit onderzoek centraal staat is: Hoe en waardoor heeft het dominante discours omtrent de legacy van het evenement, de Floriade 2012 in de regio Venlo, zich ontwikkeld gedurende de verschillende fases? Zo is er een positief dominant discours ontstaan op basis waarvan ontwikkelingen zijn geïnitieerd. De mate van samenwerking, het beeld in de media en

(4)

20-juni-2016 anderen door het tonen van nieuwe inzichten, verwerpen van kritiek en een gebrek aan samenwerking.

Met de Floriade Almere 2022 in het vooruitzicht is het interessant om te zien hoe beelden ontstaan en hoe hier gedurende een langere periode aan vast gehouden wordt. Op basis van dit onderzoek zijn een 5-tal aanbevelingen gedaan.

Inhoudsopgave

VOORWOORD ... 3 SAMENVATTING ... 3 INHOUDSOPGAVE ... 4

1

INTRODUCTIE EN PROBLEEMSTELLING ... 9 1.1 ACHTERGROND ... 10 1.2 WETENSCHAPPELIJKE ACHTERGROND ... 11 1.3 AFBAKENING ONDERZOEK ... 12 1.4 ONDERZOEKSDOELSTELLING ... 14 1.5 LEESWIJZER ... 14

2

THEORIE ... 17 2.1 EVENEMENTEN ... 18 2.2 LEGACY ... 19 2.3 DISCOURS ... 22 2.3.1 Discours en Evenement ... 24 2.4 BEELD ... 25 2.5 SAMENWERKING ... 26 2.6 UNCOMFORTABLE KNOWLEDGE ... 27

3

ANALYSEKADER ... 31 3.1 TYPE ONDERZOEK ... 32

(5)

3.2 ONDERZOEKSOPZET ... 33 3.2.1 Vraagstelling ... 33 3.2.2 Afbakening onderzoek ... 34 3.2.3 Conceptueel schema ... 36 3.3 ONDERZOEKSMETHODEN ... 36 3.3.1 Achtergrond ... 38 3.3.2 Discours ... 38 3.3.3 Beeld ... 39 3.3.4 Samenwerking ... 40 3.3.5 Uncomfortable Knowledge ... 40 3.4 VELDONDERZOEK ... 40 3.4.1 Interviews ... 41 3.4.2 Ethische verantwoording ... 42 3.4.3 Geïnterviewden ... 43

4

RESULTATEN ... 47 4.1ACHTERGROND ... 48 4.1.1 Aanleiding ... 48 4.1.2 Doelen ... 49 4.1.3 Fases ... 50 4.1.4 Organisaties ... 51 4.1.5 Overzicht ... 53 4.2 DISCOURS ... 55 4.2.1 Greenport ... 55 4.2.2 Evenement ... 60 4.2.3 Ontwikkeling ... 63 4.2.4 Mythe ... 67 4.3 BEELD ... 71

(6)

20-juni-2016 4.3.1 Bidboek Fase ... 71 4.3.2 Masterplan Fase ... 72 4.3.3 Crisis Fase ... 73 4.3.4 Realisatie Fase ... 73 4.3.5 Evenement Fase ... 74 4.3.6 Legacy Fase ... 74 4.3.7 Deel Conclusie ... 75 4.4 SAMENWERKING ... 77 4.4.1 Bidboek Fase ... 77 4.4.2 Masterplan Fase ... 78 4.4.3 Crisis Fase ... 79 4.4.4 Realisatie Fase ... 80 4.4.5 Evenement Fase ... 81 4.4.6 Legacy Fase ... 82 4.4.7 Deel Conclusie ... 83 4.5 UNCOMFORTABLE KNOWLEDGE ... 85 4.5.1 Bidboek Fase ... 85 4.5.2 Masterplan Fase ... 85 4.5.3 Crisis Fase ... 86 4.5.4 Realisatie Fase ... 86 4.5.5 Evenement Fase ... 88 4.5.6 Legacy Fase ... 89 4.5.7 Deel Conclusie ... 90

5

CONCLUSIES, DISCUSSIE EN AANBEVELINGEN ... 93

5.1 CONCLUSIE ... 94

5.2 DISCUSSIE ... 97

(7)

6

REFERENTIES EN BIJLAGEN ... 103

6.1 REFERENTIES ... 104

6.2 NIEUWSBERICHTENLIJST ... 107

(8)

20-juni-2016

1

‘Permanente ontwikkeling van de internationale groene groeiregio. De start is gemaakt.’

(9)

Introductie en

(10)

20-juni-2016

1.1! Achtergrond

‘De burgemeester, Leon Frissen, en projectleider, Harrie Curfs, zien het in gedachten al helemaal voor zich. Het lege weiland tussen de A73 en de A67 is voor hen geen weiland meer, maar een bouwterrein. Curfs gebaart naar de bosjes langs de rand. Die mogen blijven staan, want het moet een mix worden tussen oud en nieuw landschap. In zijn blikveld moet een imponerende skyline komen. Een 'logistieke silicon valley' met de uitstraling van een spannend themapark (Haagsche Courant, 20 Februari 2004).’

‘Floriade-terrein geldverslindend spooklandschap! Bedrijven weigeren massaal zich op het voormalige terrein van de wereldtuinbouwtentoonstelling te vestigen. Gebouwen staan leeg en er is niemand die nog interesse lijkt te hebben in de erfenis (Telegraaf, 15 April 2015).’

Deze twee berichten zijn in een andere tijd geschreven, respectievelijk 2004 en 2015, en lijken over twee totaal verschillende projecten te gaan. Echter, niets is minder waar, beiden zijn een beschrijving van het Floriade-terrein in Venlo. De eerste beschrijft een toekomstvisie voor het gebied door betrokken actoren. Het tweede artikel daarentegen probeert de realiteit anno 2015 bloot te leggen. Op basis van deze artikelen is het vrij moeilijk een eenduidige mening te verkrijgen, enerzijds ontstaat er een beeld van prachtig optimisme, anderzijds lijkt het in een fiasco te zijn geëindigd. Dit leidt tot de vraag: wat is het verhaal van de erfenis van de Floriade, tussen deze twee krantenberichten in, geweest?

Momenteel is de planning van de volgende Floriade 2022 te Almere al in volle gang. Wederom is men in het begin positief zoals uit onderstaand citaat blijkt.

‘De gemeente Almere verkeert in jubelstemming nu bekend is dat zij de Floriade in 2022 mag organiseren (Almere Vandaag, 26 September 2012).’

Met het oog op deze nieuwe Floriade en de beeldvorming eromheen is het interessant om terug te kijken naar het proces in Venlo. Hoe ontstaan positieve en negatieve beelden in de media en hoe ontwikkelen zij zich door de tijd? Om een antwoord op deze vraag te vinden moeten er dieper ingaan worden op wat er achter deze nieuwsberichten zit, zoals beschreven zal worden in de volgende paragraaf.

(11)

1.2! Wetenschappelijke achtergrond

Evenementen komen vaker voor en worden daarnaast ook steeds vaker gebruikt om gebiedsontwikkeling te starten (Caramellino, De Magistris, & Deambrosis, 2011). Het organiseren van een grootschalig evenement zoals de Floriade kan namelijk een langdurige positieve impact hebben op stad en regio (Gratton & Preuss, 2008). De gebiedsontwikkeling is de erfenis van het evenement, legacy in de wetenschappelijk literatuur genoemd (Stewart & Rayner, 2015; Coaffee, 2012; Gratton & Preuss, 2008), en wordt dan ook veelvuldig gebruikt als argument voor het organiseren van een evenement. De ideeën voor een dergelijk evenement komen jaren eerder tot stand en ontstaan binnen specifieke en ongewone planningsomstandigheden. Zo moet er voordat een stad of regio wordt verkozen een bidboek worden opgesteld waar precies instaat wat er gaat gebeuren. Bidboeken zijn vaak louter positief van aard, omdat er competitie tussen verschillende steden en regio’s is waardoor druk en hoge verwachtingen ontstaan (Stewart & Rayner, 2015). Daarnaast gaat een bidboek over lange termijnplannen waarbij de betrokken actoren in het begin vaak nog niet duidelijk zijn (Ibid.).

Zo ontstaat er in de vroege fase van het proces een discours met een positief karakter (Gratton & Preus, 2008). Een discours kan omschreven worden als ‘…een bepaalde manier van praten over en begrijpen van de wereld’ (Jorgensen & Phillips, 2002: 1). Naast het positieve karakter van het discours komen tijdens de bidboek fase de te plannen en tastbare elementen aan bod (Gratton & Preuss, 2008).

Het discours waarop deze evenementen worden geïnitieerd zijn buitengewoon positief maar het ontbreekt vaak aan gegrond bewijs voor de getoonde euforie (Kasimati, 2003). De legacy kan namelijk ook eindigen in een loden last voor een stad of regio. Zo kan het zijn dat de investeringen van een evenement niet worden terugverdiend wanneer het terrein jarenlang braak blijft liggen na afloop van het evenement (Coaffee, 2012).

Voorafgaand aan een evenement en de legacy is een proces van besluitvorming gaande (Gratton & Preus, 2008). In deze fase is er nog geen fysieke werkelijkheid van het evenement of de legacy maar zijn er beelden en visies over deze toekomstige werkelijkheid. Politici, projectmanagers en andere betrokken actoren spelen een belangrijke rol in de vorming van dit beeld van de toekomst. Zij zijn de drijverveer van het discours, tevens worden zij ook beïnvloed door ditzelfde discours (van den Berg, 2004).

Het discours wordt mede gevormd door politieke en persoonlijke belangen. Informatie die niet in lijn is met deze visie kan het dominante discours ondermijnen (Stewart & Rayner, 2015). Dit

(12)

20-juni-2016 onaangenaam en ontoelaatbaar is voor een organisatie (Rayner, 2012 aangehaald in Flyvbjerg, 2013). Bij het grootschalig evenement zijn verschillende type partijen betrokken die samen moeten werken om het evenement en de legacy te organiseren (Nemeth, 2016) en deze samenwerking is medebepalend voor de instandhouding van het dominante discours. Daarnaast speelt het beeld in de media een belangrijke rol in de beeldvorming voor het grotere publiek zoals de eerste twee citaten van deze scriptie aantonen. Aan de andere kant kan het beeld in de media ook invloed hebben uitgeoefend op het discours.

Tot op heden is er weinig onderzoek gedaan naar het sturende discours en gerelateerde aspecten zoals samenwerking, het beeld in de media en uncomfortable knowledge met betrekking tot de legacy van grootschalige evenementen (zie Gaffney, 2013 en MacAloon, 2008), zoals de Floriade. Om dit gat in de wetenschappelijke literatuur te vullen is de volgende vraagstelling opgesteld.

Hoe en waardoor heeft het dominante discours met betrekking tot de legacy van het evenement, de Floriade 2012 in de regio Venlo, zich ontwikkeld gedurende de verschillende fases?

1.3! Afbakening onderzoek

Om meer duidelijkheid te verschaffen over bovenstaande vraagstelling worden hieronder een aantal definities van de benoemde concepten gegeven en daarnaast wordt de gekozen casus kort besproken.

Discours Een discours is een verzameling van ideeën,

doelstellingen, visies en concepten en daarnaast argumenten, standpunten en inzichten die zijn gecategoriseerd waardoor betekenis wordt gegeven aan sociale en fysieke fenomenen om dagelijkse praktijken te verklaren en te verduidelijken (zie 2.3).

Dominant Discours Een sturende variant van een discourscoalitie

waarin het discours nadrukkelijk aanwezig is en daarnaast moet het discours geïnstitutionaliseerd zijn of vertaald in een concreet beleid" (Hajer, 1993).

Legacy Een geplande en ongeplande, positieve en

(13)

gecreëerd is door een evenement en die blijft bestaan na afloop van het evenement (Gratton & Preuss, 2008).

Evenement (Mega)events zijn gelegenheden geschikt voor

bezoekers (wandelaars) gedurende een vaststaande tijdsspanne die (1) een grote hoeveelheid bezoekers trekken, (2) een hoge media-aandacht krijgen, (3) hoge kosten met zich meebrengen en (4) die een grote impact hebben op de bebouwde omgeving en de populatie (Müller, 2015: 634).

Floriade Een iedere tienjaar wederkerige

wereld-tuinbouwtentoonstelling in Nederland.

Fases Verschillende periodes in de tijd die gekenmerkt

worden door verschillende karakteristieken. Fases voorafgaand, tijdens en na het evenement (legacy fase) (Gratton & Preus, 2008).

Floriade 2012 De 19e Wereldtuinbouwtentoonstelling en de 6e in

Nederland. Daarnaast is het de eerste Floriade buiten de randstad, georganiseerd door vijf gemeenten in de regio Venlo (Gennep, Horst aan de Maas, Peel en Maas, Venray en Venlo).

Ontwikkeling Verandering van een element in de tijd.

De gekozen casus betreft de Floriade 2012 in de regio Venlo. Naast de discrepantie tussen de twee eerstgenoemde citaten (1.1) als aanleiding voor dit onderzoek is de Floriade 2012 het meest recente wereldtuinbouwtentoonstellingsevenement van Nederland; er is een grote hoeveelheid data voorhanden om te analyseren (zowel documenten als personen). Tevens is het naast het grootste evenement van Nederland het evenement met de meeste ruimtelijke impact op een gebied. Daarmee is het een casus die zich leent voor een planologisch onderzoek en daarbij aansluit aan de opdracht van dit onderzoek.

Partijen die gedurende het gehele of in ieder geval een groot deel van het proces betrokken zijn geweest zijn de belangrijkste schakels in de creatie en instandhouding van het dominante discours. Daarom is gekozen om dit onderzoek te richten op overheidspartijen en organisaties

(14)

20-juni-2016 richt zich niet direct op het bedrijfsleven, MKB en burgers in de regio Venlo omdat zij over het algemeen niet voor een langere periode betrokken zijn geweest bij de besluitvorming. Bovendien hebben zij een kleinere rol gespeeld bij de totstandkoming van de beeldvorming omtrent de Floriade en de legacy. Deze is voornamelijk tot stand gekomen door een samenspel van directieleden van de Floriade BV, Greenpark Venlo, politici, burgemeesters en ambtenaren op gemeentelijk-, provinciaal- en Rijksniveau.

1.4! Onderzoeksdoelstelling

De doelstelling van dit onderzoek is om een duidelijk beeld te schetsen van de totstandkoming, ontwikkeling en dynamiek van het discours omtrent de erfenis van de Floriade. Met het oog op de naderende Floriade 2022 in Almere is het interessant om te zien wat de rol is van het dominante discours om zo meer kennis over de werking van het discours te vergaren. Zo kan er in de toekomst sturing aan het discours gegeven worden waar nodig om zo nadelige ontwikkelingen – zoals financiële verliezen, imagoschade en milieuschade – te voorkomen. Dit onderzoek is een beschrijving van hoe betrokkenen de werkelijkheid hebben gecreëerd en hebben waargenomen gedurende het proces. Het gaat dus niet over goede of slechte ontwikkelingen en een geslaagde of gefaalde erfenis, maar het verhaal erachter.

1.5! Leeswijzer

Het volgende hoofdstuk (2) beschrijft de literatuurstudie. In dit theoretisch hoofdstuk zal eerst de algemene literatuur en de wetenschappelijke discussies over de kenmerken van evenementen (2.1), legacy (2.2) en het discours (2.3) aan bod komen. Daarna zal specifiekere literatuur wordt besproken over concepten die mogelijk van invloed zijn op dit discours zoals het beeld in de media (2.4), de mate van samenwerking (2.5) en uncomfortable knowledge (2.6).

Hoofdstuk 3 beschrijft de koppeling tussen de theorie en het onderzoek naar de casus zelf. Waarbij de nadruk zal liggen op het analysekader waarop de casus onderzocht is. Achtereenvolgens zal het type onderzoek (3.1), de onderzoeksopzet (3.2), de onderzoeksmethoden (3.3) en de dataverzameling (3.4) aan bod komen.

De resultaten zullen besproken worden in In hoofdstuk 4. Allereerst wordt een duidelijke opbouw en achtergrond (4.1) geschetst van de casus alvorens het geanalyseerde veldwerk wordt beschreven. Daarna zal het dominante discours (4.2) worden besproken. In de daaropvolgende paragrafen zal tevens het beeld (4.3), samenwerking (4.4) en uncomfortable

(15)

In hoofdstuk 5 volgen de conclusies, discussie en aanbevelingen van dit onderzoek.

Als laatste bevindt zich in hoofdstuk (6) de wetenschappelijke referenties, de geraadpleegde nieuwberichten en interviews.

Wanneer personen met initialen in de tekst worden genoemd, zoals (A. Abc, 2016),betreft dit geïnterviewden personen voor dit onderzoek. Wanneer initialen ontbreken, zoals (Abc, 2016), dan zijn dit referenties naar een wetenschappelijk artikel. Bij nieuwsberichten wordt de naam van de krant en de exacte datum gegeven, zoals (Trouw, 1 januari 2016), en wanneer er verwezen wordt naar een uitspraak van een persoon in een nieuwbericht wordt de volledige naam benoemd, zoals (A. Abc in Trouw, 1 januari 2016).

(16)

20-juni-2016

2

‘Wij bieden een podium waar de tuinbouwsector zichzelf moet laten zien’

(17)
(18)

20-juni-2016 In dit hoofdstuk worden verschillende fenomenen en concepten verder beschreven en onderbouwt aan de hand van een literatuurstudie. Eerst zal verder ingegaan worden op (grootschalige) evenementen en daarna komt de legacy van deze evenementen aan bod. Om te eindigen met relevante literatuur over discoursen en gerelateerde aspecten.

2.1 Evenementen

Grootschalige evenementen (mega-events) komen steeds vaker voor waarbij zij zich vaak aan een stad of regio verbinden (Müller, 2015). Müller (2015: 634) geeft een overkoepelende definitie van mega-events gebaseerd op de meest recente literatuur:

‘Mega-events zijn gelegenheden geschikt voor bezoekers (wandelaars) gedurende een vaststaande tijdsspanne die (1) een grote hoeveelheid bezoekers trekken, (2) een hoge media-aandacht krijgen, (3) hoge kosten met zich meebrengen en (4) die een grote impact hebben op de bebouwde omgeving en de populatie [directe vertaling door auteur].’

Stedelijke en landschappelijke transformatie is de laatste dimensie die Müller schaart onder mega-events. Roche (1994) omschrijft deze dimensie door te stellen dat alle mega-events op de lange termijn consequenties voor de stad of regio moeten hebben. Gold en Gold (2011) gaan zelfs zo ver door te stellen dat mega-events effect moeten hebben op de regionale of nationale economie. Geconcludeerd kan worden dat evenementen die niet significant interveniëren in de stad, regio of land van het evenement niet gekwalificeerd kunnen worden als een mega-event.

Grootschalige evenementen, zoals de Floriade, worden gekenmerkt door dualiteit. Aan de ene kant draait het om het evenement terwijl aan de andere kant gebiedsontwikkeling ná het evenement ook een belangrijke drijver is. Verschillende auteurs constateren dat steden de afgelopen jaren meer gebruik maken van evenementen om daarmee invloed uit te oefenen op gebiedsontwikkeling (Grix, 2013; Hiller, 2000; Richards & Palmer, 2010). Waar in de 19e eeuw mega-events geen invloed hadden op de planning, management en stedelijke transformaties is dit wel het geval sinds de tweede helft van de 20e eeuw (Caramellino et al., 2011). Volgens Grix (2013), Hiller (2000) en Müller (2015) gebruiken steden, regio’s en landen grootschalige evenementen om infrastructuur en gebiedstransformatie te ontwikkelen doordat er financiële fondsen uitgebuit kunnen worden die anders niet aanwezig zouden zijn. Binnen de wetenschappelijke literatuur wordt vooral de Olympische Spelen en haar rol in evenementgerichte gebiedsontwikkeling geëvalueerd (zie Chalkley & Essex, 1999; Chen, Qu, & Spaans, 2013; Coaffee, 2012; Gaffney, 2013; Grix, 2013; Hiller, 2000; Müller, 2015; Olimpismo, 2003; Penrose, 2012; Smith, 2013; Yamawaki & Duarte, 2014),waarbij Barcelona

(19)

als succesverhaal wordt aangeduid (Richards et al., 2010). Desalniettemin zijn er ook voorbeelden in Nederland te vinden van gebiedsontwikkelingen na een mega-event. Zo is de Floriade in 2002 (Haarlemmermeer) getransformeerd tot een park en een festivalterrein, in 1992 (Zoetermeer) tot een woonwijk en in 1960 (Rotterdam) is de Euromast als erfenis achtergelaten (Bos, 2013).

In tegenstelling tot de succesvoorbeelden van evenementen en de gebiedsontwikkeling achteraf is er binnen de wetenschappelijke literatuur ook veel kritiek en zijn er ook minder succesvolle voorbeelden. Een overschatting van de vraag en een onderschatting van de kosten spelen hierbij vaak een rol (Coaffee, 2012). Zo blijkt uit onderzoek dat grootschalige evenementen de geschatte kosten gemiddeld met 50% overstijgen en een juiste onderbouwing van de vraag en kosten ontbreekt dan ook meermaals (Ibid.). Een voorbeeld hiervan zijn de Olympische Spelen in Montreal; jarenlang heeft de stad een enorme schuld moeten aflossen na het organiseren van een grootschalig evenement in 1976, wat uiteindelijk resulteerde in hogere belastingen voor de bevolking (Horne, 2007). Ondanks de veelvuldig geprezen voordelen van zulke projecten, zoals city branding, zijn de risico’s op gemeentelijke faillissementen en langdurende schulden voor overheden – met als gevolg hogere lokale belastingen – hoog (Coaffee, 2012).

In deze scriptie zal het niet direct over het evenement zelf gaan maar over de erfenis van het evenement. Relevante literatuur met betrekking tot de legacy zal in de volgende paragraaf worden besproken.

2.2 Legacy

Bij een erfenis van een evenement kan gedacht worden aan de achtergebleven infrastructuur, gebouwen, vernieuwde economische netwerken of een symbolische waarde van het evenement. Gratton en Preuss (2008) beschrijven drie verschillende dimensies van een erfenis. Ten eerste de mate waarin de legacy gepland is, ten tweede de mate van effect en ten derde de mate van kwantificeerbaarheid van de structuur. Hierop kan de volgende definitie gebaseerd worden:

‘Een legacy is een geplande en ongeplande, positieve en negatieve, tastbare en niet-tastbare structuur die gecreëerd is door een evenement en die blijft bestaan na afloop van het evenement (Gratton & Preuss, 2008: 1924).’

Zowel Coaffee (2012) als Müller (2015) beschrijven dat de initiators, managers en organisaties de legacy gebruiken als een van de belangrijkste argumenten voor het organiseren van een

(20)

20-juni-2016 ook de stad en regio zullen economische groei ervaren waaronder een toename in werkgelegenheid. Gratton en Preuss (2008) benadrukken dan ook dat de onderzoeken voorafgaand aan het bid en de bidorganisaties zich alleen focussen op de geplande, positieve en tastbare legacy. De legacy wordt in een bid dan ook gezien als enkel positief en als een alles omvattend fenomeen (Stewart & Rayner, 2015). Een belangrijke rol van een bidboek is namelijk het winnen van de competitie zodat het evenement aan de stad of regio wordt toegewezen. Hiermee is het bidboek een verkoopstrategie geworden (Ibid.).

Voor een duidelijker beeld van welke fases voorafgaan aan de legacy, waaronder het bidboek, en welke mogelijkheden dit heeft voor gebiedsontwikkeling zie onderstaand figuur gebaseerd op Gratton en Preuss (2008).

Het planningsproces voor een geslaagde legacy begint met het initiëren van het bid in de idee en haalbaarheidsfase (1). De ene stad beschikt al over bepaalde structuren (infrastructuur, kennis, netwerken etc.), maar heeft andere minder. De strategie focust zich in de tweede fase op nieuwe structuren die ontwikkeld dienen te worden. Hier gaat het om bindende maatregelen die noodzakelijk zijn en meer optionele maatregelen. Deze laatstgenoemde maatregelen zijn gericht om de bid competitie te winnen waardoor de maatregelen bijvoorbeeld niet altijd daadwerkelijk gerealiseerd worden (Gratton & Preuss, 2008). In de derde fase wordt alles georganiseerd en gerealiseerd voor het evenement waarbij tijdens de vierde fase de gehele samenstelling van structuren aanwezig is. In de laatste fase na het evenement (5) nemen sommige structuren af of verdwijnen geheel. Anderen structuren blijven bestaan ook zelfs voor een langere periode (Ibid.).

De populariteit van het kandidaat stellen voor evenementen is gestegen, zoals reeds beschreven. Hierdoor is het gehele bidding proces steeds meer gestandaardiseerd (Coaffee,

(21)

2012). Deze standaardisatie is terug te vinden in bijvoorbeeld de beveiligingsinfrastructuur, een duidelijke activiteitenagenda maar ook de beloofde legacy. Deze standaardisatie procedure is het gevolg van het argument van bidorganisaties dat dergelijke evenementen elders positieve effecten hebben opgeleverd en dus ook goed zullen uitpakken in deze setting (Richards et al., 2010). Coaffee (2012) noemt dit de ‘magische formule’; deze wordt gekopieerd zodat het bid gewonnen kan worden van andere kandidaat-steden en regio’s en ook positieve effecten zal hebben op stad en regio. De organisatie van de Floriade (Nederlandse Tuinbouw Raad) hanteert ook standaard-criteria en stelt dan ook dat na afloop van de tentoonstelling een belangrijk deel van het terrein bestemd dient te worden voor park, woon-, groen- of recreatiedoeleinden (G. Franke, 2016). Op deze wijze komen investeringen in beplanting en infrastructuur en eventueel bebouwing maximaal tot hun recht komen (Raadscommisie, 2011). De legacy wordt in deze context dus aangenomen als een feit dat zal gebeuren, terwijl het gebaseerd is op losse assumpties over iets dat hopelijk zal gaan gebeuren in de verre toekomst (Coaffee, 2012).

Tussen het bid en de realiteit van de legacy kan een grote discrepantie bestaan. Achteraf bezien blijkt de realiteit dan ook vaak een stuk minder rooskleurig. Gold en Gold (2011) wijzen op de vele voorbeelden van inadequate en overambitieuze plannen, het terugtrekken van sponsoren en kosten overschrijdende projecten wat resulteert in een legacy bestaande uit schuld en milieuschade. De rol van actoren en organisaties, die zo’n positief beeld neerzetten maar uiteindelijk zorgen voor een negatieve legacy, staat centraal in dit onderzoek. Whinston en Horne (2006, aangehaald in Coaffee, 2012) beschrijven dat strategieën van mega-event vaak te maken hebben met conflicten over de verwachte en werkelijke kosten, over de lage transparantie van planning, de besluitvormingsprocessen en over de juiste wijze van uitvoering van risicomanagement protocollen. In het proces kan het belang van het evenement voor verschillende actoren zwaarder gaan wegen dan de erfenis van het evenement, hierdoor kan de uiteindelijke legacy beschadigd worden (van Enk, 2011, aangehaald in Bos, 2013). Dit laatste is geanalyseerd door Leopkey en Parent (aangehaald in Stewart & Rayner, 2015) zij gaven aan dat er een frictie bestaat tussen de korte, zoals het evenement, en de lange termijn, zoals de gebiedsontwikkeling, doelen. Redenen hiervoor zijn het rechtvaardigen van investeringen en een gebonden budget en tijd. Hierdoor zullen de lange termijn doelen, de legacy, vaak het meest nadelig uit het proces komen.

Concluderend, er worden vage termen gebruikt in het bid die tevens niet goed onderbouwd zijn. Bovendien worden er alleen positieve gevolgen geschetst voor stad en regio door beleidsmakers om elk andere belangen te behartigen. Zo wordt er een werkelijkheid gecreëerd voor de korte en lange termijn doelstellingen. Echter, het valt te bezien of deze doelstellingen

(22)

20-juni-2016 zo rooskleurig behaald zullen worden. De rol van dit beeld in het proces zal in de volgende paragraaf besproken worden.

2.3 Discours

Het beeld werkelijkheid of de vanzelfsprekendheid van informatie binnen processen en organisaties komt tot stand door de verzameling van ideeën, concepten en categorieën van groepen mensen (Hajer, 2006). Alle actoren binnen een proces of organisatie creëren deze werkelijkheid en handelen hier vis a vis ook naar (van den Berg, 2004).Het hier bovenstaande is een beschrijving van een discours. Het woord ‘discours’ is afgeleid van het Latijnse woord ‘discurrere’, wat ‘van elkaar uitvoeren’ betekent. Foucault – een Franse filosoof die leefde van 1926 tot 1984 – is een van de moderne grondleggers van het begrip discours.

Foucault geeft de volgende beschrijving aan het begrip: ‘een set van ideeën en praktijken die

onze manieren van doen en laten categoriseert met betrekking tot bepaalde fenomenen’

(1971). De Duitse socioloog Habermas beschrijft een discours als; ‘een middel om omstreden

gangbaarheid te verduidelijken met betrekking tot een bepaald onderwerp’ (1981). Ook Nederlandse planologen hebben geschreven over discoursen. Zo beschrijft Hajer (2006: 67) een discours als: ‘een verzameling van ideeën, concepten en categorieën waardoor betekenis

wordt gegeven aan sociale en fysieke fenomenen. Deze wordt bewerkstelligd en weergegeven door een herkenbare set van toepassingen.’ Hajer’s interpretatie sluit aan bij het gedachtegoed

van Foucault en beschrijft eveneens een vrij abstracte vorm van het concept discours. Laclau en Mouffe (aangehaald in Jorgensen & Phillips, 2002) hebben zelfs nog een abstractere benadering van een discours, door te stellen dat alles een discours is. Zo is kennis over de wereld geen objectieve realiteit, maar een product van de manieren hoe wij de wereld categoriseren en daarmee een uitkomst van een discours (Burr, 1995 aangehaald in Jorgensen & Phillips, 2002). Binnen dit onderzoek is een politieke en organisatorische setting bestudeerd, waarbinnen argumenten, standpunten en inzichten een belangrijke rol innemen en tevens kenmerken zijn van het discours. Om de definitie van discours hanteerbaar te maken in dit onderzoek zal het moeten aansluiten op de context. Daarom is gekozen voor onderstaande definitie, samengesteld uit bovenstaande definities.

‘Een discours is een verzameling van ideeën, doelstellingen, visies, concepten en daarnaast argumenten, standpunten en inzichten die zijn gecategoriseerd waardoor betekenis wordt gegeven aan sociale en fysieke fenomenen om dagelijkse praktijken te verklaren en te verduidelijken.’

De theorie van Laclau en Mouffee – Hegemony and Socialist Strategy (1985) – zal kort worden besproken om de werking van een discours helder te krijgen. Volgens Laclau en Mouffe wordt

(23)

een discours gevormd door de gedeeltelijke vaststelling (partial fixation) van betekenissen over bepaalde nodal points (1985: 112). Een nodal point is een centraal concept waaromheen andere concepten zijn geordend; de andere concepten leiden hun betekenis af aan de relatie met het nodal point (Jorgensen & Phillips, 2002: 26). Elementen daarentegen, zoals Laclau en Mouffe (1985: 110) ze noemen, zijn concepten waarvan de betekenis nog niet vaststaat en daarmee meerdere potentiele betekenissen kunnen hebben (in discours theorie worden deze elementen ook wel floating signifiers genoemd). Het doel van een discours is om deze elementen vast te leggen en een eenduidige betekenis te geven (Jorgensen & Phillips, 2002). Dit proces noemen Laclau en Mouffe een closure: een tijdelijke pauze in de wisselende betekenis van concepten (Ibid.). De totaliteit van elementen (nodal points) wordt door Laclau een ‘mythe’ genoemd. Met politiek, zoals Laclau en Mouffe het noemen, wordt betekenis gegeven aan bepaalde concepten terwijl aan andere minder betekenis wordt gegeven (Jorgensen & Phillips, 2002). Een nodal point in bijvoorbeeld binnen een politiek discours de ‘democratie’ waar(binnen) begrippen als rechtvaardigheid en decentralisatie hun betekenis aan ontlenen. Een voorbeeld van een mythe is ‘een land’, dit maakt nationale politiek mogelijk en daarmee de uitvoering van de principes van de democratie. Een mythe is hiermee het meest abstracte nodal point wat altijd als een objectieve realiteit wordt gezien. Maar binnen dit discours kunnen nodal points ook elementen zijn, bijvoorbeeld democratie heeft een andere betekenis binnen een individueel discours dan voor een overheidsdiscours.

Een discours oefent invloed uit op organisaties, beleid en planning. Namelijk een dominant discours kan invulling en richting geven aan beleid (Beunen & Duineveld, 2010). Aangezien fysieke objecten op zichzelf geen betekenis hebben maar de betekenis iets is wat wij deze fysieke objecten toeschrijven doormiddel van een discours (Jorgensen & Phillips, 2002). Daarmee is het discours van grote invloed op het beleid en kan een onzichtbare macht uitoefenen op actoren, zeker wanneer deze kennis geïnstitutionaliseerd is (Sharp & Richardson,

2001). Een bepaald discours probeert dan ook concepten als waarheid en daarmee objectief

te beschrijven. Zo zien Laclau en Mouffe ‘objectiviteit’ als een term om concepten te beschrijven die gegeven en onveranderbaar lijken (Jorgensen & Phillips, 2002). Op deze manier verbergt objectiviteit alternatieve mogelijkheden en betekenissen. Objectiviteit in deze zin is dan ook eerder een ideologie, een zienswijze van de wereld.

Volgens Laclau en Mouffe is ‘politiek’ het organiseren van de samenleving op een dusdanige manier waardoor andere mogelijkheden worden uitgesloten (Ibid.). Frictie tussen verschillende discoursen kan komen doordat verschillende actoren verschillende manieren van het organiseren van de samenleving promoten (Jorgensen & Phillis, 2002: 36). Deze frictie kan toenemen wanneer er sprake is van discourscoalities; een groep van partijen die zich kan vinden

(24)

20-juni-2016 Een individu heeft namelijk meerdere discoursen die hij tot zijn beschikking heeft (Jorgensen & Phillips, 2002), zo kan een individu deelnemen aan de discourscoalitie in een bepaalde functie maar daarnaast als politicus een ander discours hebben waardoor er binnen het individu frictie ontstaat maar ook binnen de discourscoalitie.

2.3.1 Discours en Evenement

De bidding fase van een evenement is vaak het startsein van een dominant discours. Het discours wordt gekenmerkt door een hoge mate van positieve connotaties van het evenement voor de stad en maatschappij zoals reeds is besproken in paragraaf 2.3. Daarbij komt dat het van belang is dat er gedurende het bidding proces een sterk gezamenlijk front moet zijn van alle betrokken actoren wil men kans maken om het evenement te mogen organiseren (Stewart & Rayner, 2015). Dit resulteert in het opnemen van een veel te positief gedachtegoed omtrent de gang van zaken van het evenement. Dit wordt in de eerste fase als gemeenschappelijke waarheid aangenomen maar in de opvolgende fases is dit positieve gedachtegoed vaak oorzaak voor discussie en of conflict tussen de verschillende actoren.

Gaffney (2013) en MacAloon (2008) hebben onderzoek gedaan naar de rol van discours met betrekking tot mega-events. Gaffney (2013) heeft onderzoek gedaan naar de rol van mega-events zoals de Olympische Spelen en het WK in Rio de Janeiro, Brazilië. Hij heeft gekeken hoe er omgegaan is met het thema duurzaamheid in het bidboek en in de daadwerkelijke uitwerking van de golfcourse van de Olympische Spelen in Rio. Met betrekking tot de discours analyse heeft hij gekeken welke termen veelvuldig terugkwamen in het bidboek. Het kiezen van een locatie was niet gebaseerd op duurzame stedelijke ontwikkeling maar op economische groei (Ibid). Zijn conclusie was dan ook dat het discours en de realiteit ver uit elkaar liggen (Ibid.). Een belangrijke bevinding is dat er zelfs gesproken kan worden van een ‘Olympic’ discours. Dit wat weer aansluit op het hergebruiken van strategieën voor evenementen zoals reeds besproken (zoals het Barcelona Model, Richards et al., 2010).

Het overkoepelende discours, namelijk het Olympic discours, heeft het proces van kennis en een strategieovername van eerder toegepaste casussen, policy transfer genoemd (Coaffee, 2012), alleen maar doen versnellen. Kenmerkend aan dit overkoepelende discours is het growth

regime (Jonas & Wilson, 1999). Dit regime begunstigd investeringen van de kapitaalkrachtige elite maar lokale burgers profiteren weinig (Coaffee, 2012). De middelen van deze elite worden aangewend om zo het evenement en gebiedsontwikkeling te realiseren, bijvoorbeeld doormiddel van publiek private samenwerkingsverbanden. De vraag in hoeverre het discours gebaseerd is op rationaliteit of persoonlijke belangen en macht, is dan ook op zijn plaats.

(25)

Ook auteur MacAloon (2008) gaat in op het discours van grootschalige evenementen en heeft onderzoek gedaan naar de betekenisleer betekenisleer en pragmatiek – de relatie tussen taal en gebruiker – van het legacy discours tijdens de Olympische Spelen. MacAloon (2008) heeft speeches geanalyseerd doormiddel van etnografie. Hij toonde aan dat het legacy discours een perceptie genereert van een gemeenschappelijk en positief doel, terwijl het niveau van expertise afneemt. Daarnaast wordt het franchisemodel gestimuleerd. Wederom is er veel sprake van standaardisatie en van vage beschrijvingen van de daadwerkelijke maatregelen aangaande de legacy. Zoals MacAloon beschrijft: ‘het dominante taalgebruik, van het

zogenaamde magisch discours, dreigt onze eigen kennis en activiteiten te vervangen’ (2008: 2069).

Beide onderzoeken tonen duidelijk de rol van het dominante discours in relatie tot het evenement en de legacy. Zo zorgt het dominante discours voor een afname van expertise (MacAloon, 2008) en daarnaast komt de uiteindelijke ontwikkeling niet overeen met het beschreven beeld (Gaffney, 2013). Tijdens de bidding fase van een grootschalig evenement is er sprake van een sterk positieve visie, zoals reeds beschreven, waarbij negatieve publiciteit ongewenst is. Legacies worden eenvoudig beloofd en meningsverschillen tussen stakeholders en planners zullen niet snel voorkomen voordat het evenement is toegewezen aan een stad of regio (Stewart & Rayner, 2015). De focus ligt namelijk op het winnen van het bid. Het probleem dat kan ontstaan is dat er een onrealistisch en niet volledig beeld wordt gegenereerd over de

legacy waardoor er een discrepantie ontstaat tussen de overeenkomsten in het bid over de legacy en de uiteindelijke legacy na afloop van het evenement. Wanneer het bid is gewonnen

moet er van het relatief ‘vage’ bidboek een constructief plan gemaakt worden over de legacy. Hier ontstaan dan ook discrepanties tussen de beloftes van het initiële bid en de daadwerkelijke mogelijkheden om deze beloftes na te komen.

2.4 Beeld

Aan evenementen wordt veelvuldig aandacht in de media besteed en worden dan ook breed uitgemeten in de pers. Over megaprojecten zoals een grootschalig evenement bestaan in de media zowel positieve als negatieve beelden; er bestaat geen eenduidige waarheid bij dit soort projecten (Flyvbjerg et al., 2003). Verschillende delen van het discours zullen zichtbaar zijn in nieuwsberichten terwijl het beeld in de media ditzelfde discours ook in twijfel kan trekken (van Dijk, 1988). Zo wordt er een objectiviteit geschetst door experts en journalisten op basis van een bepaald discours wat door andere experts en journalisten weerlegt kan worden (Flyvbjerg et al., 2003). Ditmaakt het beeld een element (Jorgensen & Phillips, 2002). Het beeld dat in de

(26)

20-juni-2016 partijen die niet direct betrokken zijn om hun eigen beeld te vormen. Hiermee is het beeld dat de media uitdraagt bepalend voor het beeld van het evenement op grotere schaal en daarmee van belang voor dit onderzoek.

2.5 Samenwerking

Om te kunnen spreken van een dominant discours moet er sprake zijn van een dominantie in het verhaal, de discursieve ruimte, en moet het discours geïnstitutionaliseerd zijn of vertaald in een concreet beleid"(Hajer, 1993). Instituties en beleid worden door verschillende partijen beïnvloed en uitgevoerd waarbij er sprake is van samenwerking. Bij discourscoalities zijn verschillende actoren betrokken die samen het beeld, visies en categorieën vormgeven (Hajer, 2006). Daarnaast zijn er verschillende type actoren betrokken bij de organisatie van mega-events zoals overheden waaronder politici, ambtenaren en wethouders, bedrijven, organisaties en kennisinstellingen (Nemeth, 2016). Deze verschillende partijen dienen samen te werken om het gemeenschappelijke doel, een geslaagd evenement en legacy, te realiseren. Samenwerking wordt in dit onderzoek gedefinieerd als het gezamenlijk inzetten, van verschillende actoren, om een bepaald doel te bereiken. De mate van samenwerking is medebepalend voor de uitkomst van grootschalige projecten (Ibid.) en daarnaast ook bepalend voor de aanwezigheid van een dominant discours omdat de verschillende actoren dan hetzelfde doel en beeld nastreven.

De relatie tussen samenwerking, evenementen en discours heeft een aantal kenmerken. Het begrip ‘groepsdenken’ is een van deze kenmerken en kan worden beschreven als het negeren van informatie over dreigende beleidsfiasco’s als gevolg van de sociale interactie binnen een groep bestuurders (Bordewijk & de Vries, 2009). Een ander kenmerk van het proces is ‘tunnelvisie’. Hiermee wordt bedoeld dat er slechts op één alternatief wordt gericht wanneer er oplossingen worden gezocht voor een probleem terwijl er uiteraard vaak meerdere oplossingen geven kunnen worden (Ibid.). Hierbij speelt het discours een sturende rol en de onderlinge relaties binnen het samenwerkingsverband verhogen de druk. Een ander kenmerk van het proces van samenwerken binnen de organisatie is het ‘point of no return’ en kan omschreven worden als het moment in het proces waarbij het fysiek onmogelijk of te duur is om van de gekozen strategie af te wijken en terug te keren naar de beginsituatie. Op het moment dat blijkt dat de gekozen strategie niet tot het gewenste resultaat zal leiden ontstaan er spanningen tussen de overtuigingen en meningen van beleidsmakers en de verschillende feiten die op tafel liggen. In een dergelijke situatie is sprake van cognitieve dissonantie wat door Festinger (1962) als eerste werd beschreven. Overdrijving, ontkenning of ridiculisering zijn manieren om met de hierboven beschreven spanning om te gaan (Bröer, 2006). In de volgende

(27)

paragraaf wordt een vergelijkbaar begrip, namelijk uncomfortable knowledge, beschreven dat meer van toepassing is op mega-events.

2.6 Uncomfortable Knowledge

Het dominerende discours van betrokken actoren bij mega-events kan dusdanig sterk zijn dat hierdoor informatie die van groot belang kan zijn in het planningsproces genegeerd, afgewimpeld of afgewezen wordt. Hier gaat het vaak over ongewenste kennis of zoals het in de wetenschappelijke literatuur wordt beschreven: uncomfortable knowledge. In organisatie theorie wordt uncomfortable knowledge beschreven als informatie die onaangenaam en ontoelaatbaar is voor een organisatie (Rayner, 2012, aangehaald in Flyvbjerg, 2013). Het idee van uncomfortable knowledge komt voort uit de antropologische inzichten van Eveand-Pritchard en Douglas (Stewart & Rayner, 2015). Stewart en Rayner (2015) beschrijven dat

uncomfortable knowledge het onderliggende belief system van het dominante discours

ondermijnd. Een belief system is een ideologie die ons helpt in het begrijpen van de dagelijkse realiteit en wordt gevormd en beïnvloed door verschillende factoren zoals onze kennis over een concept of de wijze waarop we zijn opgevoed (Usó-Doménech & Nescolarde-Selva, 2000). Het ondermijnen van het onderliggende belief system kan het zowel gênant als gevaarlijk zijn voor actoren die de centrale visie trachten te behouden en uncomfortable knowledge negeren. Een vorm hiervan kan negatieve berichtgeving in de media zijn die de ontwikkeling van het gebied kan vertragen, omdat ontwikkelaars vanwege deze berichtgeving grotere risico’s lopen in de afzet (van Enk, 2011, aangehaald in Bos, 2013).

Het concept van uncomfortable knowledge betwist het idee dat kennis een eendimensionale bron is van positieve informatie, die verzameld en gebruikt wordt om begrip te kweken (Stewart & Rayner, 2015). Rayner (2012) vat dit mooi samen:

‘Het vast houden aan een eenzijdige visie zorgt voor uitsluiting van alternatieve standpunten, en met name de standpunten die op gespannen voet staan of in tegenspraak zijn met het dominante standpunt. Hierdoor krijgt kennis een geheel andere rol. Namelijk, kennis wordt hiermee een sturend construct dat gedrag kan sturen in plaats van dat kennis een gegronde lijdende vorm van informatie zou zijn (aangehaald in Stewart & Rayner, 2015).’

In het bidboek staan vele, optionele, positieve belofte over het evenement en de legacy zoals beschreven in paragraaf 2.2 en sub-paragraaf 2.3.1. Coaffee en Johnston (2007, aangehaald in Coaffee, 2012) beschrijven dat positieve beloftes over de legacy bekritiseerd dienen te worden.

(28)

20-juni-2016 dubieuze impact van legacies, zoals leegstand van gebouwen na het evenement of ongebruikte infrastructuur, potentiele gevaren (Coaffee, 2012). Enderzijds kan kritiek op het discours testen in hoeverre deze standhoudt, of het een robuust, weldoordacht en resilient discours is. Anderzijds kan het discours zich aanpassen en veranderen door de aanwezigheid van

uncomfortable knowledge. Hierbij is het van belang hoe we de realiteit creëren, maken en

verdedigen zodat hij objectief en natuurlijk lijkt voor onszelf en anderen (Jorgensen & Phillips, 2002: 33).

Zelfs het meest succesvolle evenementgerichte gebiedsontwikkelingsproject – de Olympische Spelen in Barcelona – zijn niet zonder kritiek. Garcia-Ramon en Albert (2000) beschrijven dat de pro-groei (growth regime) agenda gericht was op internationale politieke en economische belanghebbende, terwijl sterk benadeelde delen van Barcelona geen positieve effecten hebben ondervonden. Desalniettemin is het meest gebruikte argument voor een grootschalig evenement het voorbeeld van Barcelona te volgen (Richards et al., 2010).

De belangrijke vraag die overblijft is hoe betrokken actoren omgaan met uncomfortable

knowledge. In de literatuur worden verschillende manieren besproken hoe men omgaat met

deze ongewenste informatie. Flyvbjerg (2013) bespreekt vier strategieën hoe actoren omgaan met uncomfortable knowledge die Rayner (2012) heeft geïdentificeerd. Ze zullen besproken worden in een volgorde van korte termijnsoplossing tot langere termijnsoplossing [vrij vertaald door de auteur]:

Denial Ontkenning is het weigeren te erkennen van informatie waarbij

men het niet eens wenst te bespreken.

Dismissal Men erkent dat de informatie bestaat, men zal zich mengen in de

discussie tot op het niveau dat men de informatie verwerpt en betiteld als foutief en niet relevant.

Diversion Afleiding is het creëren van een activiteit die aandacht afleidt van

ongewenste informatie.

Displacement Verplaatsing ontstaat wanneer een organisatie zich engageert

met een vraagstuk, maar het vraagstuk vervangt voor een beter te managen versie van dit vraagstuk (voor meer diepgang zie Rayner, 2012).

Het doel hiervan is om te kijken of en wanneer bepaalde actoren een cognitieve verandering doormaken. Hajer (2006) beschrijft dit als het ‘reframen’ van het discours. Zo schrijven meerder auteurs over het bewust vergeten, ontkennen en strategisch verwerpen van informatie door actoren als het gaat over de legacy van mega-events (Cohen, 2001; Stewart & Rayner, 2015).

(29)

Het strategisch ontkennen van mogelijke problemen omtrent het realiseren van de legacy is geaccepteerd tijdens de bidding, maar dit zorgt voor uncomfortable knowledge in latere fases van de planning. Dit strategisch ontkennen is volgens Zerubavel (2006) binnen bid teams cultureel aanvaard en politiek niet erkenbaar. Hierdoor ontstaat er een publiekelijk geheim waarin er spanning is tussen kennis, persoonlijk bewustzijn en het publieke discours (Ibid.).

(30)

20-juni-2016

3

‘Een hoogwaardig businesspark waarin kennis, agrologistiek en innovatie centraal staan.’

(31)
(32)

20-juni-2016 In dit hoofdstuk zal het type onderzoek, de wijze waarop het onderzoek is uitgevoerd en de gebruikte methodes uitgelegd worden. Voor een duidelijke definitie van de verschillende gebruikte concepten wordt doorverwezen naar het vorige hoofdstuk.

3.1 Type Onderzoek

Zoals reeds beschreven zal het planproces van de Floriade in Venlo worden onderzocht. Het onderzoek is dan ook een single case study. Volgens Yin (2009) is een case study een empirisch vraagstuk waarin met diepgang onderzoek gedaan wordt naar fenomenen die werkelijk plaatsvinden of hebben gevonden binnen een bepaalde tijdperiode. Omdat kennis zich constant ontwikkeld is een case study een flexibele vorm van onderzoek die het mogelijk maakt om belangrijke details te detecteren (Ibid.). De kenmerken waaraan een case study moet voldoen volgens Yin (2009) komen dan ook overeen met deze scriptie namelijk de onderzoeker heeft geen controle over de casus en deze gaat bovendien om hedendaagse gebeurtenissen. Tevens zou het onderzoek een antwoord moeten vinden op een ‘hoe’ vraag. Omdat er in casestudies veel variabelen van invloed zijn waarover geen data te vinden is (Ibid.) zal in dit onderzoek gebruik worden gemaakt van verschillende typen bronnen en is het onderzoek ingebed in een theoretische basis. Yin (2009) beschrijft zes vormen van data waarvan de volgende van belang zijn voor dit onderzoek: documenten, gearchiveerde data (nieuwsberichten), interviews en fysieke en culturele artefacten.

In deze scriptie is een verdiepende studie gedaan naar het planningsproces van de Floriade in Venlo. Zo is het eerste deel van de hoofdvraag, ‘hoe’, een beschrijving van wat heeft plaats gevonden. Er is geprobeerd in kaart te brengen wat het dominante discours is en hoe het zich heeft ontwikkeld. Het tweede deel van de vraag, ‘waardoor’, is een verklaring voor wat er heeft plaats gevonden. Dit onderzoek betreft dus een beschrijvende en verklarende component. Er is vanuit bepaalde theorieën gekeken naar sociale fenomenen, zoals de handelingen en interpretaties van actoren. Dit zal dan ook het onderzoeksveld van de gehele scriptie zijn waarbij kwalitatief onderzoek zal worden uitgevoerd. Met dit onderzoek wordt getracht diepere kennis over de procesontwikkeling te verkrijgen. Kwalitatief empirisch onderzoek probeert bewijs te vinden voor argumentatieve generalisatie in plaats van statistisch bewijs (Bryman, 2012). Bij een single case study is generalisatie zeer lastig. Daarentegen zorgt deze variant van onderzoek voor meer diepgang en genuanceerde bevindingen (Ibid.).

De casus van de Floriade in Venlo lijkt daarnaast op het eerste oog goed te passen binnen de theorie over discoursen van evenementen en haar legacy (2.1 & 2.2). Zo is er in Venlo sprake geweest van een conflictsituatie tussen de organisatie van het evenement en de organisatie die verantwoordelijk was voor de legacy (Bos, 2013). Daarnaast lijkt de erfenis niet geheel

(33)

geslaagd aangezien grote delen van Greenpark Venlo nog steeds leeg staan (Ibid.). Desalniettemin waren alle betrokken partijen vlak voor de opening nog buitengewoon positief over de legacy en zelfs de economische crisis werd niet als een obstakel beschouwd (Floriade, 2012). Naast dat de theorie past binnen deze casus, wat een critical case study genoemd wordt (Yin, 2009), is de Floriade in Venlo de meest recente tuinbouwtentoonstelling in Nederland waardoor er goed gedocumenteerde informatie over te vinden is.

3.2 Onderzoeksopzet

In deze paragraaf zal kort worden weergegeven hoe het onderzoek in elkaar zit en hoe de dataverzameling zal plaats vinden. Het onderzoek is gebaseerd op een probleemstelling die al reeds is besproken en die heeft geleid tot een hoofdvraag en deelvragen.

3.2.1 Vraagstelling

De vraagstelling van dit onderzoek is als volgt:

Hoe en waardoor heeft het dominante discours met betrekking tot de legacy van het evenement, de Floriade 2012 in de regio Venlo, zich ontwikkeld gedurende de verschillende fases?

Om tot een goede beantwoording van deze hoofdvraag te komen zullen eerst de volgende deelvragen worden onderzocht:

1.! Wat is het dominante discours omtrent de legacy van de Floriade 2012 in de regio Venlo?

Welke categorieën zijn te onderscheiden? (nodal points) Welke objectiviteiten zijn er en hoe worden zij onderbouwd?

Zijn er andere discoursen aanwezig die deze elementen anders verklaren of beschrijven?

Welke mythe zit hier achter?

2.! Wat is de invloed geweest van het beeld van de legacy van het evenement in de media op de ontwikkeling van het discours?

Hoe vaak is de legacy in het nieuws gekomen in verhouding tot het evenement zelf?

Is er een verschil en zo ja, wat is het verschil tussen het nationale en regionale beeld dat is ontstaan?

(34)

20-juni-2016 Welke begrippen en thema’s komen veelvuldig terug over de legacy van de Floriade 2012?

3.! Wat is de invloed geweest van de samenwerking in de regio Venlo op de ontwikkeling van het dominante discours?

Welke partijen hebben samengewerkt?

Hoe wordt er gesproken over de samenwerking door betrokken actoren in interviews en nieuwsberichten?

Is er sprake geweest van één of meerdere samenwerkingsvormen?

4.! Heeft uncomfortable knowledge invloed gehad op de ontwikkeling van het dominante discours?

Is er uncomfortable knowledge aangedragen omtrent de legacy gedurende het proces?

Hoe zijn de betrokken actoren omgegaan met deze uncomfortable knowledge, door te ontkennen, verwerpen, afleiden of de vraagstelling te verplaatsen? Alle deelvragen zullen apart worden onderzocht door de verschillende fases van het proces. Het samenvoegen van de deelvragen over de tijd heen zal een antwoord geven op de hoofdvraag.

3.2.2 Afbakening onderzoek

Om tot een wetenschappelijk verantwoorde beantwoording van de vraagstelling te komen is het essentieel om de vraagstelling verder af te bakenen. Hieronder zijn een aantal begrippen uit de vraagstellingen gedefinieerd op basis van de literatuur uit hoofdstuk 2.

Discours Een discours is een verzameling van ideeën,

doelstellingen, visies en concepten en daarnaast argumenten, standpunten en inzichten die zijn gecategoriseerd waardoor betekenis wordt gegeven aan sociale en fysieke fenomenen om dagelijkse praktijken te verklaren en te verduidelijken (2.4).

Dominant Discours Een sturende variant van een discourscoalitie

waarin het discours nadrukkelijk aanwezig is en daarnaast moet het discours geïnstitutionaliseerd zijn of vertaald in een concreet beleid" (Hajer, 1993).

(35)

Legacy Een geplande en ongeplande, positieve en negatieve, tastbare en niet-tastbare structuur die gecreëerd is door een evenement en die blijft bestaan na afloop van het evenement (Gratton & Preuss, 2008).

Floriade Een iedere tienjaar wederkerige

wereld-tuinbouwtentoonstelling in Nederland.

Fases Verschillende periodes in de tijd die gekenmerkt

worden door verschillende karakteristieken. Fases voorafgaand, tijdens en na het evenement (legacy fase) (Gratton & Preus, 2008).

Floriade 2012 De 19e Wereldtuinbouwtentoonstelling en de 6e in

Nederland. Daarnaast is het de eerste Floriade buiten de randstad, georganiseerd door vijf gemeenten in de regio Venlo (Gennep, Horst aan de Maas, Peel en Maas, Venray en Venlo).

Ontwikkeling Verandering van een element in de tijd. In dit geval

een verandering van het dominante discours.

Uncomfortable Knowledge Informatie die onaangenaam en ontoelaatbaar is

voor een persoon of organisatie (Rayner, 2012).

Beeld Het beeld dat in de media bestaat over de legacy

van de Floriade.

Samenwerking Het gezamenlijk inzetten, van verschillende

(36)

20-juni-2016

3.2.3 Conceptueel schema

In onderstaande conceptueel schema wordt een simplistische weergave gegeven hoe het onderzoek in elkaar steekt. De eerste deelvraag beschrijft het discours omtrent de legacy van de Floriade in Venlo en maar in zekere mate door de tijd heen (blauwe lijn). De tweede deelvraag geeft een beschrijving van het beeld in de media en de invloed die het heeft op het discours door de tijd heen. Daarnaast beïnvloedt het discours het beeld in de media ook, en oefent indirect invloed uit op de betekenis van de realiteit in de maatschappij. De tweede deelvraag, samenwerking, is een poging om een verklaring te geven waarom het discours zich op een bepaalde manier heeft ontwikkeld. De laatste deelvraag, uncomfortable knowledge, gaat in op hoe actoren omgegaan zijn met kritiek op het dominante discours en op welke wijze zij hun zienswijze hebben verdedigd of aangepast (verandering van het discours). Daarnaast kan de omgang met uncomfortable knowledge zorgen voor minder of juist meer uncomfortable

knowledge.

3.3 Onderzoeksmethoden

De methode die is toegepast is een discoursanalyse en sluit aan bij de methode van Laclau en Mouffe. Zij waren geïnteresseerd in hoe de structuur, in de vorm van discoursen, zich vertoond (‘hoe’ vraag) en daarnaast veranderd (‘hoe’ en ‘waardoor’ vraag) (1985). Dit wordt gedaan door te kijken hoe teksten (gesproken, geschreven etc.) discoursen constant reproduceren, aanvechten en veranderen (Jorgensen & Phillips, 2002: 30). Een discours analyse onderzoekt namelijk het proces achter de beslissingen (plannen) (Bryman, 2012). Hope (2010) beschrijft dat een discours analyse gebruikt kan worden om te kijken hoe individuen en groepen taal

(37)

gebruiken voor iets wat gerealiseerd kan worden. Binnen deze casus gaat het over het dominante discours van betrokken actoren waaronder organisaties. Dit soort discoursen worden ook wel discourse-coalities genoemd (Bryman, 2012).

Binnen een discoursanalyse worden meestal woorden of taal (gesproken of geschreven teksten) onderzocht. Binnen de discours theorie wordt taal gezien als een sociale handeling (Ibid.; Laclau & Mouffe aangehaald in Jorgensen & Philips, 2002). Volgens Potter (1997 aangehaald in Bryman, 2012) vormt of produceert taal de sociale wereld in een discours analyse en dit is een sociaal-constructivistische benadering van de werkelijkheid. Binnen de planologie staan beleidsdocumenten vaak centraal als het gaat om een discours analyse (Sharp & Richardson, 2001). Terwijl Sharp en Richardson (2001) benadrukken dat er verder gekeken moet worden dan beleidsdocumenten en rapporten. Interviews zorgen al voor een extra bron van informatie maar zijn nog steeds te nauw volgens Laclau en Mouffe (aangehaald in Jorgensen & Phillips, 2002). Zo zijn instituties en acties naast woorden ook een representatie van het discours (Ibid.: 35; Sharp & Richardson, 2001: 201).

In dit onderzoek is gekozen om een proces te analyseren over een periode van ruim 14 jaar in plaats van een momentopname. Discoursen zijn namelijk altijd en gedeeltelijk vaststaande betekenissen binnen een wereld die nooit objectief eenduidig is (Jorgensen & Phillips, 2002). Dit onderzoek gaat dus uit van de gedachte dat ‘samenleving’ en ‘identiteit’ flexibele en veranderende entiteiten zijn die nooit volledig vaststaande entiteiten kunnen zijn (Jorgensen & Philips, 2002: 33). Het doel van een discours analyse is daarom niet om een vaststaande objectieve realiteit in kaart te brengen, maar om te analyseren hoe we deze realiteit creëren die zeer objectief en natuurlijk lijkt (Ibid.).

Tevens is het doel van deze discours analyse om de mythes (zie 2.4) – de objectieve realiteit die zichtbaar is in taal en acties – aangaande de legacy te herkennen en analyseren. Het doel van deze analyse is tweeledig: enerzijds is het gericht op het verkrijgen van kennis over hoe sociale werkelijkheden via het discours worden vormgegeven en anderzijds hoe deze beschrijvingen het karakter kunnen krijgen van vanzelfsprekendheden (van den Berg, 2004). Hoe sommige mythes ontstaan en gezien worden als enige objectieve werkelijkheid en andere als iets onmogelijks of onwerkelijks (Jorgensen & Phillips, 2002: 40) is een interessante vraag met betrekking tot mythes, maar kan niet volledig beantwoord worden in dit onderzoek. Echter, deels kan er toch antwoord gegeven worden door te onderzoeken hoe mythes door verschillende actoren worden onderbouwd met verschillende argumenten en aannames om zo hun eigen zienswijze de meest dominante in de samenleving te maken.Dit doen actoren niet alleen door de manier hoe zij praten in een interview maar ook hoe zij communiceren in de

(38)

20-juni-2016 aandacht besteed worden aan de manier van handelen. Dit is ook belangrijk aangezien een discours niet enkel en alleen een communicatief proces is, maar ook een complexe verzameling die zich strekt van ideologie (objectivieit), strategie (samenwerking) taal en praktijk (handelingen) zoals Maarten Hajer en Bent Flyvbjerg erkennen (aangehaald in Sharp & Richardson, 2001). De manier van handelen (Sharp & Richardson, 2001) is hiermee ook van belang en is zichtbaar in de manier van samenwerking, deelvraag 3, en in de omgang en anticipatie op uncomfortable knowldge, deelvraag 4. Zo is samenwerken een bepaalde manier van handelen en jezelf profileren binnen de samenleving. Terwijl het omgaan met

uncomfortable knowledge een manier is van reageren en daarnaast het verdedigen van het

eigen discours. Het antwoord op de eerste deelvraag samen met de andere deelvragen geeft een beschrijving van het discours zelf en hoe deze ontstaat, blijft bestaan of veranderd deels doormiddel van samenwerking, het beeld in de media en uncomfortable knowledge.

3.3.1 Achtergrond

Voordat de vier deelvragen beschreven kunnen worden is het noodzaak om een duidelijke achtergrond van de casus te schetsen, of zoals Geertz (1983) dit noemt een thick description geven. Om een duidelijke context en betekenis aan de casus te geven is veel gelezen over de Floriade en haar erfenis, daarnaast is er deskresearch gedaan en een globaal interview afgenomen. Dit introductie interview, ook wel helikopter interview genoemd (Hajer, 2006: 73), hielp in het duidelijk afbakenen van van de casus en geeft een goed overzicht van de betrokken sleutel actoren. Zo zijn de aanleiding van de Floriade in Venlo en de doelen, fases en betrokken organisaties onderzocht en in kaart gebracht.

3.3.2 Discours

Om een antwoord te vinden op de eerste deelvraag – Wat is het dominante discours omtrent de legacy van de Floriade 2012 in de regio Venlo – zijn de interviews en documenten gecodeerd met het programma MAXQDA.

Het proces van coderen volgde drie opeenvolgende stappen. Allereerst werden alle verzamelde bronnen open gecodeerd om de gegevens te verkennen en daarnaast hanteerbaar te maken (Boeije, 2014). Het doel hiervan was dat alle tot dan toe verzamelde gegevens werden verdeeld over fragmenten. Aan deze fragmenten worden vervolgens een of meerdere codes gelinkt (Ibid.). Codes zijn een samenvattende notatie voor een fragment uit het interview of document waarin de betekenis van dat fragment wordt uitgedrukt (Ibid.). Het open coderen resulteerde in een lijst met verschillende codes. Deze codes zijn te vinden in het codeerschema op de uitklappagina van dit hoofdstuk en komen overeen met sub-codes en enkele codes.

(39)

Ten tweede werd gebruik gemaakt van axiaal coderen. Axiaal coderen wordt beschreven als het proces waardoor data op een nieuwe manier wordt samengevoegd na afloop van het open coderen doormiddel van het maken van connecties tussen categorieën (Corbin en Strauss 2007). Het voornaamste verschil tussen open coderen en axiaal coderen is dat de onderzoeker bij open coderen redeneert vanuit de gegevens naar de codes, terwijl bij axiaal coderen beredeneerd wordt vanuit de codes naar de gegevens (Webster, 1995 aangehaald in Boeije, 2014). Ook de resultaten van het axiaal coderen zijn terug te zien in het codeerschema, namelijk de thema’s en de codes. Opvallend is dat de sub codes (bijna) niet meer van belang zijn voor de analyse omdat zij vallen binnen een code en een thema. Ook is in deze fase bepaald welke thema’s van belang zijn en welke minder. Zo zijn de legacy thema’s (bovenste helft in het codeerschema) erg belangrijk voor het dominante discours omtrent de legacy. Terwijl de structuur thema’s (onderste helft in het codeerschema) alleen van belang zijn voor het ordenen van de onderzoeksgegevens en het plaatsen binnen bijvoorbeeld een tijdcontext.

De laatste stap van het coderen betreft selectief coderen waarin de probleemstelling van het onderzoek centraal staat (Boeije, 2014). Er werden belangrijke categorieën aangewezen door de onderzoeker en deze zijn verder uitgewerkt wat wil zeggen dat er verder gekeken is naar wat de belangrijkste nodal points zijn (Jorgensen & Phillips, 2002).Deze nodal points vormen de basis voor het herkennen van de aanwezige mythes, de zogenaamde objectieve verklaring achter de nodal points. Daarnaast is gekeken welke concepten momenten zijn (closure) en welke kunnen worden aangeduid als elementen (floating signifiers).

3.3.3 Beeld

Deelvraag 2 – Wat is de invloed geweest van het beeld van de legacy van het evenement in de media op de ontwikkeling van het discours? – zal geanalyseerd worden aan de hand van een frame analyse. Frame analyse is een discours analysemethode die zich bezighoudt met het onderzoeken hoe een evenement is gedefinieerd en geproblematiseerd (Hope, 2010). Doormiddel van documenten en nieuwsberichten kan achterhaald worden hoe een bepaald evenement is geframed in een bepaalde tijd. Zo is er gekeken hoe vaak de ‘Floriade Venlo’ en de legacy voor kwam in nieuwsberichten door de tijd heen.

Voor het verschil tussen het nationale en regionale beeld zijn ook nieuwsberichten geanalyseerd. Hier is gekeken in hoeverre het sentiment in de berichten positief of meer negatief van aard was. De selectieprocedure van een onderzoeker of een nieuwsbericht positief of negatief is subjectief en deels bepaald door zijn beeld van de situatie. Om hier meer transparantie in te tonen is er veelvuldig gebruik gemaakt van citaten. Hierdoor is het duidelijk

(40)

20-juni-2016 Net als in de discours analyse wordt ook bij een framing analyse gekeken welke begrippen en thema’s (categorieën) veelvuldig (samen) voor komen (Hope, 2010). Dit werd op dezelfde wijze gedaan als in de discoursanalyse met behulp van de drie codeer stappen (3.4.2).

3.3.4 Samenwerking

In de derde deelvraag – Wat is de invloed geweest van de samenwerking in de regio Venlo op de ontwikkeling van het dominante discours? – is de mate van samenwerking geanalyseerd doormiddel van de interviews en nieuwsberichten. Zo is er gekeken hoe personen de samenwerking hebben omschreven; zaten partijen op één lijn en was men tevreden was met de samenwerking. De precieze constructie van de samenwerking was daarbij minder van belang. De aspecten van de samenwerking zijn op chronologische volgorde in de tijd geplaatst en dit wordt een time-series analyse genoemd (Yin, 2009). Tot slot is nagegaan of deze informatie het dominante discours heeft veranderd door de belangrijkste punten te vergelijken met de concepten van het discours.

3.3.5 Uncomfortable Knowledge

De vierde deelvraag – Heeft uncomfortable knowledge invloed gehad op de ontwikkeling van het dominante discours? – zal aan de hand van de volgende punten onderzocht worden. Doormiddel van coderen in MAXQDA (zoals reeds besproken) is achterhaald wat voor vormen van uncomfortable knowledge zijn aangedragen gedurende het proces. Hiervoor werden verschillende bronnen als interviews, nieuwsberichten en onderzoeken gecodeerd.

De verschillende strategieën zoals benoemd in de theorie (ontkennen, verwerpen, afleiding en verplaatsing) zijn bij deze methode van belang. Er is gekeken, zover daar data over was, welke strategie betrokken actoren gebruikten als reactie op uncomfortable knowledge.

3.4 Veldonderzoek

De dataverzameling voor de eerste deelvraag (discours) bestaat voor het grootste deel uit diepte-interviews met betrokken actoren. De directeur van Greenpark Venlo, Burgemeester van Horst aan de Maas, Gedeputeerde van de Provincie Limburg, SP-Statenlid Horst aan de Maas, Projectdirecteur Floriade BV en de Secretaris van de Nederlandse Tuinbouw Raad werden hiervoor geïnterviewd. Daarnaast zal er data verkregen worden uit nieuwsartikelen waarin interviews met belanghebbenden zijn opgenomen. Documenten zoals het bidboek en masterplan zijn ook gebruikt. Meer informatie over de verschillende actoren kan aan het eind van dit hoofdstuk teruggevonden worden. Voor het beeld in de media (deelvraag 2) zijn

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

begrotingstekort  en  de

While the higher temperatures > 300 °C lead to the homogeneous decomposition of sorbitol, the presence of a catalyst is very much required for the conversion of aqueous carbon to

LaYS3 shows good absorption and promising defect levels but the bandgap is still a bit too high for an application as single junction solar cell.. But LAYS3 is the only material

City marketing has to be applied based on important factors to attract and retain students and the whole innovation process should be shaped by cooperation

Hoewel vertekening – tot en met karikaturen – van wat er werkelijk aan de hand is in een bepaalde strafzaak zeker niet zelden voorkomt, moet worden vastgesteld dat met name radio

Aan de hand van voorgaande resultaten kan geconcludeerd worden dat er organisatieprestaties geen invloed hebben op de relatie tussen relatieconflicten en RvC

• Uit afbeelding 1 is af te leiden dat vrouwtjes die hoog op de sociale ladder staan een hoge testosteronconcentratie in de faeces en dus ook in het bloed / lichaam hebben tijdens

De Jager had in plaats van de metafoor ‘gevangenis-gevangene’ bijvoorbeeld ook de metafoor ‘ziekenhuis- zieke’ kunnen articuleren. Dit zou een hele andere situatie schetsen,