• No results found

De voorspellende waarde van de Naviculare Drop Test op MTSS.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De voorspellende waarde van de Naviculare Drop Test op MTSS."

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Afstudeeronderzoek

De voorspellende waarde van de Naviculare

Drop Test op MTSS.

Rio van Schuppen

2016-2017

Domein: zorg

Datum inlevergelegenheid: 03-07-2017

Begeleider: Sander Plomp

(2)

INHOUDSOPGAVE

Voorwoord ... 2 Samenvatting ... 3 1. Inleiding ... 4 2. Methode ... 11 Onderzoeksgroep ... 11

Interventie/werkwijze procedure en meetinstrumenten ... 11

Validiteit en betrouwbaarheid ... 12

Dataverzameling/Statistische verwerking ... 12

3. Resultaten ... 14

4. Discussie ... 16

Vergelijking met relevante literatuur & alternatieve verklaring ... 16

Suggesties voor vervolgonderzoek ... 17

Suggesties voor de beroepspraktijk ... 19

Conclusie ... 19 5. Literatuur ... 21 Bijlagen ... 24 Bijlage 1 ... 25 Bijlage 2 ... 29 Bijlage 3 ... 33 Bijlage 4 ... 37 Bijlage 5 ... 38 Bijlage 6 ... 40

(3)

VOORWOORD

In het laatste jaar van de ALO krijgen de studenten de opdracht een afstudeeronderzoek te doen. Ik heb gekozen om een onderzoek te doen onder de eerstejaars studenten op de ALO Amsterdam. Veel studenten die starten met de ALO raken geblesseerd in het eerste jaar. Een veel voorkomende blessure is MTSS, het mediaal tibiaal stress syndroom.

Zelf heb ik deze blessure ook gehad in het eerste jaar. Dit zorgde ervoor dat ik dit een interessant onderwerp vond, om zelf ook onderzoek naar te gaan doen. Er zijn vele oorzaken die kunnen leiden tot MTSS. Zo kan worden gedacht aan schoeisel, belastbaarheid van het lichaam, inrichting van de lessen, maar ook motorische bouw. Dit maakt het een complex, maar zeer interessant onderwerp om mee aan de slag te gaan.

Graag wil ik mijn onderzoeksbegeleider Sander Plomp bedanken voor alle hulp bij het schrijven van mijn afstudeeronderzoek. Ook mijn ouders wil ik bedanken voor alle steun in dit traject. Ten slotte wil ik mijn klasgenootjes bedanken voor het aanmoedigen en hun vertrouwen in mij. Zonder jullie hulp en steun had ik mijn scriptie voorlopig nog niet af gehad. Dank jullie wel!

(4)

SAMENVATTING

Uit eerder gedaan onderzoek is gebleken dat de naviculaire drop test een voorspellende waarde heeft op MTSS. Op de ALO in Amsterdam krijgen veel eerstejaars studenten te maken met MTSS. Het doel van dit onderzoek is controleren of de naviculaire drop test een voorspellende waarde kan geven op MTSS bij de eerstejaars studenten van de ALO. Hierbij is er ook gekeken of het gender van de studenten invloed heeft op de droptest scores. Aan dit onderzoek hebben 291 studenten meegewerkt, goed voor 582 benen. Aan het begin van het schooljaar zijn alle studenten getest door middel van de naviculaire droptest. Ook vulde de studenten om de vijf schoolweken een enquête in over hun blessureleed. De gegevens zijn geanalyseerd met SPSS 22.0.

Uit de analyse kwam naar voren dat studenten met MTSS een grotere drop hebben (gem. 7,63 mm; ± 3,33), dan de studenten zonder MTSS (gem. 6,64 mm; ± 2,99). Deze groepen zijn met elkaar vergeleken doormiddel van de independent T-test. Uit deze test is gebleken dat het verschil significant is (t = -2,51; p <0,05). Vrouwen met MTSS hebben een hogere drop (gem. 7,86 mm; ± 3,56) dan de mannen (7,40 mm; ± 3,13). Deze groepen zijn vergeleken met de Mann-Whitney U test. Dit verschil is niet significant (z = 0,762; p = >0,05).

Te concluderen valt dat de naviculaire drop test een voorspellende waarde kan geven op MTSS, afgezien van het gender van de studenten. Een aanbeveling voor de beroepspraktijk is dan ook de studenten goed voor te lichten over de symptomen van MTSS en hun dropscores mee te geven na de test. Op deze manier zijn de studenten op de hoogte van het risico dat zij lopen op MTSS en kan dit in een vroeg stadium herkent worden. Door in een vroeg stadium al rust te nemen zal de klacht minder lang voortduren.

(5)

1. INLEIDING

In 2013 liepen de Nederlandse sporters naar schatting 4,5 miljoen sportblessures op. 42% van deze sporters hadden medische behandeling nodig (VeiligheidNL, 2015). Dit betekent dat twee op de vijf Nederlanders in 2013 een sportblessure heeft opgelopen. In 2013 vormden de sportblessures daarmee bijna de helft (47%) van de vier miljoen medische ongevalsletsels in Nederland. 130.000 sportblessures moesten worden behandeld op de spoedeisende hulp (SEH) en voor, naar schatting, 12.000 blessures was ziekenhuisopname noodzakelijk. Volgens Bliekendaal, Goosens & Stubbe (2016) loopt de actieve sporter ongeveer één blessure op in drie jaar. In 2013 was veldvoetbal verantwoordelijk voor de meeste

sportblessures. Dit terwijl de kans op een blessure tijdens hardlopen of volleyballen groter was dan voor veldvoetbal.

Op basis van deze gegevens, valt op dat de meeste blessures plaats vinden aan de onderste extremiteiten, namelijk 62% (2,8 miljoen). Vooral enkelblessures (680.000) en knieblessures (970.000) kwamen veel voor in 2013 (VeiligheidNL, 2015).

Ruim twee derde van de sportblessures ontstond plotseling. In 2013 liepen 1,4 miljoen

sporters een blessure op die geleidelijk aan ontstond. Dit kwam het meeste voor bij hardlopen, fitness, gymnastiek/turnen, tennis en veldvoetbal. De meerderheid van deze blessures wordt opgelopen door mannen, dit wordt veroorzaakt doordat mannen meer tijd besteden aan sport, maar ook de kans op een langdurige blessure is bij mannen groter dan bij vrouwen. De kans om een geleidelijk aan ontstane blessure op te lopen is het grootste in de leeftijdscategorie 25-34 jaar. Twee derde van de 1,4 miljoen (933.333) geleidelijk aan ontstane blessures betrof een blessure in de onderste extremiteit. Opvallend is dat hiervan bijna de helft (410.000) een knieblessure betrof (VeiligheidNL, 2014).

In 2013 liepen vrouwen minder blessures op dan mannen (39% tegenover 61%). Mannen werden dan ook vaker op een SEH-afdeling behandeld voor hun blessure (35% versus 65%). Daarnaast zijn jongere sporters vaker geblesseerd dan oudere sporters. De meeste blessures komen voor in de leeftijdscategorie 15-19 jaar. Dit betreft zowel de acute als de geleidelijk aan ontstane blessures. Opvallend is dat de SEH-behandelingen en ziekenhuisopnames vooral voorkwamen bij de leeftijdscategorie 10-14 jaar.

(6)

De reden voor verschillen tussen vrouwen en mannen en tussen de verschillende

leeftijdsgroepen is onduidelijk. Het kan zijn dat mannen en specifieke leeftijdsgroepen meer risico lopen dan vrouwen en andere leeftijdsgroepen bij het beoefenen van dezelfde sport. Echter kan het ook zo zijn dat mannen en sporters van een bepaalde leeftijd meer risicovolle sporten beoefenen (VeiligheidNL, 2015). Hiernaast blijkt uit het onderzoek van Sallis, Jones, Sunshine, Smith & Simon (2001) dat mannen en vrouwen die dezelfde sport in dezelfde omvang beoefenen even veel kans hebben om geblesseerd te raken. Aan het onderzoek hebben 3767 personen deelgenomen, waarvan 1874 deelnemers geblesseerd raakte tijdens het onderzoek. Hiervan waren 856 (45,7%) vrouwelijk en 1018 (54,3%) mannelijk. Objectief gezien raakte de vrouwen meer geblesseerd (52,5 per 100 deelnemersjaren) dan de mannen (47,7 per 100 deelnemersjaren). Eén deelnemersjaar is de deelname aan één wedstrijdseizoen. Dit wil zeggen dat van de 100 vrouwen die één seizoen gespeelt hebben 52,5 dames een blessure oploopt. Bij de mannen is dit minder, maar nog steeds bijna de helft van de

deelnemers. Er is geen statistisch significant verschil tussen de mannen en vrouwen gevonden als het gaat om de sporten basketbal, crosscountry, voetbal en tennis. Er was echter wel een significant verschil bij de sporten waterpolo en zwemmen (p<0,001). Vrouwelijke zwemmers hadden meer last van schouder, nek, rug en heup blessures dan de mannen.

Lichamelijke blessures hebben altijd nadelige gevolgen. Zeker voor de studenten die tijdens hun opleiding veel verschillende sporten moeten uitvoeren. Zo zijn de studenten van de Academie Lichamelijke Opvoeding (ALO), te Amsterdam, negen uur per schoolweek bezig met sporten binnen de opleiding. Een blessure kan voor deze studenten zorgen voor

verminderde fysieke prestatie, hoge medische kosten en in sommige gevallen zelfs betekenen dat ze de opleiding niet af kunnen ronden. Per jaar worden er tussen de 0.85-2.1 blessures per student geïdentificeerd . Dit betekend dat een ALO student gemiddeld twee tot zes blessures oploopt in drie jaar. Dit is relatief veel, vergeleken met de 0.36 incidenten per persoon per jaar bij de actieve populatie, wat inhoudt dat zij gemiddeld één blessure oplopen in drie jaar

(7)

Intrinsieke factoren zijn uniek voor elke sporter. Intrinsieke factoren zijn bijvoorbeeld neuromusculaire controle over het bewegen, sterkte van de botten en mogelijk eerdere

blessures die opgelopen zijn of leeftijd. De risicofactoren kunnen geminimaliseerd worden als een sporter participeert en zich aanpast aan de omgeving. Als hij door vaker meedoen zijn zwakkere punten versterkt, wordt hij minder vatbaar voor blessures. Hetzelfde geldt voor extrinsieke factoren waaraan een sporter zich kan aanpassen, waardoor hij optreden van de risicofactoren kan verminderen. Dit kan bijvoorbeeld door gedragsverandering tijdens de wedstrijd (bv. directe confrontaties uit de weg gaan) of beschermende kleding te dragen. In het midden van het model (zie figuur 1) staat de sporter centraal (de twee cirkels). Een sporter heeft ‘aanleg’ om een sportblessure op te lopen (‘predisposed athlete’) en wordt daarmee gelijk een sporter die extra gevoelig is voor een eventuele blessure (‘susceptible athlete’).

Potentiële blessures bij sporters treden meestal niet op (worden geen gerealiseerde blessures). In het model is dit afgebeeld met drie pijlen naar ‘No injury’. Af en toe treedt er een blessure wel op, die wordt afgebeeld met één pijl (‘inciting event’). Dit is de prikkel tot blessure, wat leidt tot een ‘Injury’. Vervolgens zijn er twee mogelijkheden. De sporter kan niet herstellen van de blessure en niet meer sporten, wat leidt tot ‘Removed from participation’ dat onder in het model staat afgebeeld. Er zijn ook sporters die wel van de blessure herstellen, hetgeen

AFBEELDING 1. DYNAMISCH, RECURSIEF MODEL VAN ETIOLOGIE VAN SPORTBLESSURE (MEEUWISSE ET AL., 2007).

(8)

aangegeven met ‘recovery’. De sporter kan weer participeren in de sport (‘repeated participation’). Zijn lichaam past zich dan mogelijk aan (‘adaptation’).

In dit onderzoek wordt de blessure Mediaal Tibiaal Stress Syndroom (MTSS) onderzocht bij eerstejaars ALO studenten. MTSS betreft een overbelasting blessure die veel gezien wordt bij hardlopers (13,6% - 20%), militairen (7% - 35%) en ook bij ALO studenten. Bliekendaal et al. (2016) laten in hun onderzoek zien dat 14% van de eerstejaars ALO studenten te maken krijgt met MTSS. Hoewel dit een veel voorkomende blessure is, is de juiste behandeling van de blessure nog altijd niet gevonden. Om erachter te komen hoe deze overbelasting blessure het beste kan worden behandeld, moet er gekeken worden naar hoe de blessure ontstaat en wat de risicofactoren zijn (Hamstra-Wright, Huxel Bliven & Bay, 2015).

Galbraith & Lavallee (2009) definiëren MTSS als volgt: MTSS is een overbelasting blessure of een herhaaldelijke stressfractuur aan de tibia (scheenbeen). Er ontstaan verschillende stressreacties van de tibia en omliggende spieren wanneer het lichaam niet goed kan genezen als reactie op herhaaldelijke spiercontracties en spanningen op het bot.

Magnussen et al. (2001) geloven dat dit te maken heeft met de botdichtheid van de tibia. Uit diverse onderzoeken blijkt dat de botdichtheid van de tibia minder is bij MTSS. Er bestaat dus een duidelijke relatie tussen botdichtheid en MTSS. Echter beschrijven Magnus et al.(2001) in het onderzoek nog een groot grijs gebied. VolgensGalbraith & Lavallee (2009) is de

belangrijkste oorzaak van MTSS de onderliggende periostitis van de tibia die onder druk spanning veroorzaakt op de tibia. Nieuwe onderzoeken wijzen aan dat het een spectrum van stressbelasting betreft dat betrokken is in MTSS, waaronder een ontsteking van de pees (tendinopathie), ontsteking van het botvlies (periostitis), de groei van het botvlies (periostale remodeling) en een stressreactie van de tibia. Dysfunctie van bepaalde spieren in het

onderbeen (M. tibialis posterior, M. tibiales anterior en M. soleus) zijn ook vaak aanwezig. Deze verschillende symptomen zijn mogelijke reacties op tibiale belasting. Chronische, herhaalde belasting leidt tot abnormale spanning en buiging van de tibia .

(9)

Er zijn al verschillende onderzoeken gedaan naar de risicofactoren van MTSS. Winkelmann, Anderson, Games, & Eberman hebben in 2016 een reviewonderzoek gedaan. In totaal hebben zij 165 onderzoeken bekeken. In het onderzoek concludeerden zij dat voor actieve individuen de primaire risico factoren: verhoogd BMI, een grotere heup externe rotatie ROM, grotere enkel plantair-flexie ROM en verhoogde Naviculare Drop (ND) bleken te zijn.

Zoals Winkelmann, Anderson, Games & Eberman (2016) beschreven, blijkt dat BMI een riscofactor is voor MTSS. In het onderzoek van Yagi, Muneta & Sekiya (2013) zijn 230 leerlingen van 15 jaar, die mee deden in het hardloopteam van een high school, drie jaar lang gevolgd. Een van de metingen die gedaan is bij de leerlingen is het BMI. Uiteindelijk

vertoonde 102 leerlingen tekenen van MTSS. Vooral bij de vrouwen bleek het BMI een betrouwbare risicofactor te zijn voor MTSS. Nu is dit niet zo opvallend. Vrouwen lijken meer risico te lopen op MTSS, zo ook in het reviewonderzoek van Newmann, Witchalls,

Waddington & Adams (2013). Negen van de tien onderzoeken gebruikten zowel mannelijke als vrouwelijke participanten. In totaal ontwikkelden 187 gevallen van MTSS bij de 513 vrouwen (36,5%) en 210 gevallen van MTSS bij de 957 mannen (21,9%). Bij vrouwen was het risico op MTSS significant hoger (RR 1.71, 95% CI 1.15–2.54, P=0.008) dan bij mannen. Volgens Edama et al. (2017) komt dit doordat vrouwen anatomisch anders gebouwd zijn dan mannen. In hun onderzoek gebruikte zij 100 benen van overleden personen om de musculaire verschillen te onderzoeken. Uit hun onderzoek bleek dat de meeste vrouwen inderdaad een andere musculaire structuur in het onderbeen hebben dan mannen. Zo werd de

aanhechtingskracht op de tibia van de soleus onderzocht. Bij de vrouwen bleek 72,5% van de benen een grotere aanhechtingskracht van de soleus te ondervinden, terwijl dit bij de mannen voorkwam in 33,3% van de benen.

Evenzeer kan de Range Of Motion (ROM) van een gewricht een voorspellende waarde hebben op MTSS. In het onderzoek van Newman, Witchalls, Waddington & Adams (2013) is gekeken naar de ROM van de heup. Evenals de ROM van de enkel, specifiek de ROM dorsaalflexie. Uiteindelijk vonden zij significant resultaat (SMD 0,67, 97% CI l 0,29-1,04, p < 0,001) bij mannen met een vergrote externe heup rotatie. Sobhani et al. (2015) hebben ook onderzoek gedaan naar de ROM van de heup. De auteurs deden dit bij mannelijk militairpersoneel. Echter werden er in dit onderzoek significante resultaten gevonden voor zowel de externe als de interne rotatie van de heup.

(10)

In veel van bovenstaande onderzoeken is ook de Naviculare Drop Test (ND-test)

meegenomen. Deze test meet hoeveel millimeter de voet doorzakt op het moment dat men vanuit zit gaat staan. Zodra de testpersoon gaat staan, wordt de voet belast met het

lichaamsgewicht waardoor de voetboog doorzakt (dropt). In het onderzoek van Sobhani et al. (2015) werd een significante relatie (p < 0,05) gevonden tussen deze test en MTSS. In het onderzoek van Newman et al. (2013) wordt beschreven dat een vergrote ND een risicofactor is met betrekking tot MTSS. Zo ook in het volgende onderzoek van Bennett et al. (2001). De auteurs hebben een onderzoek gedaan onder 125 high school crosscountry runners (68 meisjes en 57 jongens). Bij de leerlingen werd de ND gemeten. In het onderzoek werden de

geblesseerde (n=15, 13 m & 2 j) en een random geselecteerde groep van non-geblesseerde leerlingen (n=21, 8 m & 13 j) met elkaar vergeleken. Door middel van de ND en het geslacht van de leerlingen kon er een nauwkeurige voorspelling (76%) worden gegeven voor het ontwikkelen van MTSS. Het geslacht kon voor 84% in de geblesseerde groep en 64% in de non-geblesseerde groep de kans op MTSS correct voorspellen.

Een groot deel van de ALO studenten krijgt in het eerste jaar last van het Mediaal Tibiaal Stress Syndroom (MTSS). Hierdoor kunnen zij in sommige gevallen niet mee doen met de praktijklessen. In het meest ernstige geval lukt het de studenten niet om een vak af te sluiten en lopen zij studievertraging op (Goossens, Verrelst, Cardon & De Clercq, 2013). Zo zijn er studenten die na het eerste jaar niet genoeg punten hebben behaald om over te mogen naar het tweede jaar. Doordat deze studenten een blessure op hebben gelopen, krijgen zij echter een versoepelde overgangsnorm. Het niet behaalde vak wordt meegenomen naar het tweede jaar, waarin het afgesloten moet worden. Doordat er een hele zomervakantie tussen zit, zijn de meeste studenten daarna voldoende herstelt om dit alsnog af te sluiten. Helaas geldt dit niet voor alle studenten. Voor te stellen is dat een extra praktijkvak uit het eerste jaar, boven op de tweedejaars praktijkvakken er voor kan zorgen dat de blessure bij de studenten terug komt. Buiten dit, kunnen deze studenten hun propedeuse niet in één jaar halen door een blessure, die mogelijk door eerder rust te houden verholpen had kunnen worden.

(11)

De onderzoeksvraag is dan ook:

‘Is er een significant verschil in de Naviculare Drop tussen de eerstejaars studenten van de ALO met MTSS en zonder MTSS? ’

Met als deelvraag:

‘Is er verschil tussen mannen en vrouwen met MTSS, gekeken naar de resultaten van de Naviculare Drop Test?’

Gezien de vele onderzoeken is de verwachting dat de ND in relatie staat met MTSS bij de studenten van de ALO Amsterdam.

In vele onderzoeken is een significant verband gevonden tussen een vergrote drop van het os naviculare en MTSS. Echter is er nog onduidelijkheid over de risicofactor die een vergrote drop met zich mee brengt. Zo is er in het onderzoek van Raissi, Cherati, Mansoori & Razi (2009) een significant verband gevonden tussen MTSS en de ND-test. In dit onderzoek werden 66 non-atletische proefpersonen gebruikt, waarbij de meeste proefpersonen MTSS klachten kregen na 60 uur training. In het onderzoek vonden zij een grotere ND

onder de proefpersonen met MTSS. Er was een significant verschil (links: P=0,034, T=23,681 & rechts: P=0,027, T=31,546) tussen de participanten met MTSS (n = 13) en degene zonder MTSS (n = 53). Hierbij had de linker voet een drop van 6.5 mm (met MTSS) tegenover 4.9 mm (zonder MTSS) en de rechter voet 6 mm (met MTSS) tegenover 5.1 mm (zonder MTSS). Ook het reviewonderzoek van Newmann, Witchalls, Waddington & Adams (2013) laat zien dat de ND een significante voorspellende waarde heeft. Vier artikelen rapporteerde de ND-test in millimeters. Drie van de vier deden dit met de voeten op schouderbreedte, één deed dit met de voeten achter elkaar (hak tegen teen). Uit alle vier de onderzoeken bleek de ND-test een significante relatie (SMD 0.26, 95% CI 0.02–0.50, P=0.03) te hebben met MTSS. Twee artikelen gebruikte de variabele groter dan 10 mm. Degene met een drop >10 mm. hebben 1.99 keer zo veel kans om MTSS te ontwikkelen, dan de personen met een drop <10 mm. (RR 1.99, 95% CI 1.00–3.96, P=0.05). Dit houdt in dat een persoon met een drop >10 mm twee keer zo veel kans heeft op MTSS dan iemand met een drop <10 mm.

Het doel van dit onderzoek is onderzoeken of er een relatie is tussen de Naviculare Drop en MTSS onder de studenten van de ALO Amsterdam.

(12)

2. METHODE

ONDERZOEKSGROEP

Voor dit cohort onderzoek zijn 291 studenten van de ALO te Amsterdam bereid gevonden om mee te doen. Deze studenten zitten allemaal in het eerste jaar van de opleiding (schooljaar 2016-2017). De gemiddelde leeftijd van deze studenten betreft 19,37 jaar (standaard deviatie ± 2,05). Hiervan zijn er 70 vrouw en 221 man.

De studenten vulden gedurende het jaar verschillende vragenlijsten in. Niet ingevulde of incomplete vragenlijsten zijn niet bruikbaar. Deze gegevens zijn ingevoerd als ‘missing’ en dan ook niet opgenomen in de uitkomst van het onderzoek.

INTERVENTIE/WERKWIJZE PROCEDURE EN MEETINSTRUMENTEN Voor de start van het schooljaar hebben de studenten informatie gekregen over het onderzoek en te horen gekregen wat er van hun werd verwacht. Vervolgens hebben de studenten een toestemmingsverklaring ondertekend voor deelname aan dit onderzoek (bijlage 4). Naast deze toestemmingsverklaring hebben de studenten ook een intake vragenlijst ingevuld. Deze vragenlijst gaat over persoonskenmerken, gezondheidssituatie, de fitheid en de

blessuregeschiedenis. Ook wordt er aan de studenten gevraag hoeveel minuten per week zij sportten voordat ze begonnen zijn aan de ALO. Deze vragenlijst wordt gebruikt als nulmeting vooraf het onderzoek.

In de eerste lesweek van het jaar hebben de studenten een vragenlijst ingevuld over de maanden juli-augustus (zie bijlage 2). Hierin werd gevraagd hoeveel uren de studenten aan sport hebben gedaan in de zomervakantie en of er al klachten waren die mogelijk kunnen duiden op MTSS.

(13)

gewicht dragende capaciteit van de tarsale botten te boven gaan. Tijdens de test wordt de hoogte van de TON gemeten zonder dat er gewicht op leunt, dit wil zeggen in zit. De mediale lengte boog zou een beetje flexibel moeten zijn. De verwachting is, als men gewicht plaatst op de boog, de TON naar beneden wordt geduwd. Dit noemt men de drop. Gebaseerd op de studie van Bennett et al.(2001) worden de resultaten verdeeld in <0,5 cm en >0,5 cm. Een drop >10 mm wordt beschouwd als een buitensporige pronatie van de voet (The student physical therapist, N.D.)

Naast de intake en vragenlijst over juli-augustus (bijlage 2) vulden de leerlingen ook een vragenlijst in die om de vijf weken werd afgenomen. Deze vragenlijst ging over de tussenliggende periode van vijf weken. Hier werd in gevraagd of zij de afgelopen periode volledig mee konden doen met de praktijk onderdelen of dat er al klachten waren van MTSS of andere blessures.

VALIDITEIT EN BETROUWBAARHEID

De vragenlijsten zijn gebaseerd op de vragenlijsten die Fuller et al. in 2006 gemaakt hebben om blessures te monitoren bij voetballers. Deze vragenlijst van Fuller et al. is betrouwbaar en valide bevonden. Hij wordt in vele onderzoeken gebruikt en wordt gezien als de gouden standaard.

DATAVERZAMELING/STATISTISCHE VERWERKING

In dit onderzoek is gebruik gemaakt van 7 blessureregistratieformulieren ingevuld door de eerstejaars ALO studenten. In deze formulieren wordt gebruik gemaakt van verschillende soorten vragen. Zo zijn er openvragen (vraag 1) : Aan hoeveel ALO praktijklessen heb je in

lesweek 1 t/m 5 niet actief kunnen deelnemen vanwege afwezigheid of een blessure? Maar ook

gesloten meerkeuze vragen (vraag 7): Ik heb/had klachten aan mijn scheenbenen:

Nee → door naar vraag 12

Ja, beide. Ik heb het meeste last van mijn:  linker scheenbeen  rechter scheenbeen

Ja, alleen het linker scheenbeen

Ja, alleen het rechter scheenbeen

De meeste vragen zijn drie of vier keuze vragen. Echter is er ook één vraag (vraag 37) waarbij er veel meer antwoorden mogelijk zijn: Waar was de blessure gelokaliseerd? Aan welke kant

(links of rechts). Indien je aan beide kanten klachten hebt kruis dan links én rechts aan. En wat was de diagnose? Zie de rest van de vraag in bijlage 3, pagina …

(14)

De studenten die minder dan vier vragenlijsten hebben ingevuld worden geschaard onder missings.

De resultaten worden verwerkt in het dataverwerkingsprogramma Statistical Package for the Social Sciences (SPSS versie 22.0). De eventuele uitgevallen studenten worden behouden voor de analyse. Hieronder is de statistische hypotheseanalyse uitgewerkt per

onderzoeksvraag.

De hoofdvraag: ‘Is er een significant verschil in de Naviculare Drop tussen de

studenten met MTSS en zonder MTSS?’

Aan de hand van de vragenlijsten worden de studenten ingedeeld in twee groepen. De studenten met MTSS en de studenten zonder MTSS. De dropwaardes van deze groepen zijn gebruikt in de analyse. Door middel van het boxplot, de histogram en de normaal curve is er een analyse gedaan van deze twee groepen.

Met als deelvraag: ‘Is er verschil tussen mannen en vrouwen met MTSS, gekeken naar

de resultaten van de naviculare drop test?’

Voor deze deelvraag worden alleen de studenten met MTSS gebruikt in de analyse. Er wordt gekeken naar de gemiddelde drop van mannen en vrouwen. Ook hier worden het boxplot, de histogram en de normaal curve gebruikt om een analyse te doen van de twee groepen. Het meetniveau van deze onderzoeksgroep is nominaal.

Bij de hoofdvraag is de data normaal verdeeld en wordt de parametrische independent T-test gebruikt. Bij deze test wordt er gekeken of er een significant verschil is in de drop tussen de beide groepen. Bij de deelvraag is de data niet normaal verdeeld en wordt de

non-parametrische Mann-Whitney U-test gebruikt. Bij deze test wordt er gekeken of het verschil tussen de studenten met MTSS en zonder MTSS op basis van toeval berust. Voor beide analyses is er een significantie niveau van P < 0,05 aangehouden. Bij een p-waarde < 0,05 wordt de nulhypothese verworden en de onderzoekshypothese aangenomen.

(15)

3. RESULTATEN

In het studiejaar 2016-2017 hebben 291 studenten mee gedaan aan dit onderzoek. Deze studenten hebben aan het begin van het schooljaar de ND-test ondergaan. De studenten zijn allemaal getest op zowel het linker- als het rechterbeen. Hierdoor zouden er 582 resultaten moeten zijn. Helaas waren niet alle studenten aanwezig bij deze test. De afwezige studenten zijn geschaard onder ‘missings’. Gedurende het jaar hebben de studenten om de vijf weken een vragenlijst ingevuld. Incomplete vragenlijsten zijn ook geschaard onder ‘missings’.

Hoeveelheid personen / resultaten Missings personen / resultaten Totaal 291 / 582 96 / 192 Mannen 221 / 442 - / 52 Vrouwen 70 / 140 - / 18

Hoeveel gevallen van MTSS - / 85 - / 15 Tabel 1. Overzicht van de onderzoekgroep

Van de 582 benen hadden er 85 (14,6%) klachten die kenmerkend zijn voor MTSS. Binnen deze groep van 582 waren helaas ook missings. De missings worden, zoals hierboven beschreven onttrokken aan dit onderzoek. Hierdoor ontstaat er één groep van N=390 (groep zonder MTSS) en een groep van N=70 (groep met MTSS). Dit betekend niet dat dit ook daadwerkelijk 70 studenten zijn met MTSS. Sommige studenten hebben klachten aan één been, terwijl anderen klachten hebben aan twee benen. In bijlage 7, tabel 2 is te zien hoe de ND zich verhoudt tot de cohort.

In de groep zonder MTSS is de gemiddelde ND 6,64 mm met een mediaan van 6,0 en een standaard deviatie van 2,99. In de groep met MTSS ligt de ND hoger. Het gemiddelde is hier 7,63 mm met een mediaan van 7,0 en een standaard deviatie van 3,33. De variatie binnen de groep met MTSS is groter dan de variatie in de groep zonder MTSS (zie bijlage 6, tabel 4 ). Hieruit is op te maken dat de studenten van de ALO met MTSS een gemiddeld hogere dropwaarde hebben dan de studenten zonder MTSS. In figuur 1 en 2 (bijlage 6) is af te lezen dat zowel de groep met MTSS als de groep zonder MTSS normaal verdeeld is. Om deze twee groepen met elkaar te vergelijken wordt de parametrisch independent T-test gebruikt.

(16)

(t = -2,51; df = 458; p <0,05 bij tweezijdige toetsing) met betrekking tot de ND (zie bijlage 6, figuur 5). Daarom wordt hier de nulhypothese verworpen en de onderzoekshypothese

aangenomen.

Naast het verschil tussen de studenten met en zonder MTSS is een deelvraag van dit onderzoek wat het verschil is tussen de mannen en de vrouwen met MTSS. Voor deze onderzoeksvraag wordt de groep met MTSS gebruikt (N=70). Van deze groep zijn er 35 vrouwelijk benen en 35 mannelijke benen. De mannen hebben een gemiddelde ND van 7,40 mm, met een mediaan van 7,0 en een standaard deviatie van 3,13 (bijlage 6, tabel 6). De vrouwen hebben een gemiddelde ND van 7,86 mm met een mediaan van 8 en een standaard deviatie van 3,56 (bijlage 6, tabel 7). Bij vrouwen is de variatie groter dan bij de mannen (12,66 t.o.v 9,78). Hieruit is op te maken dat vrouwen gemiddeld een hogere drop hebben dan mannen. Om deze twee groepen met elkaar te vergelijken is de Mann-Whitney U test

gebruikt. Hieruit bleek het verschil niet significant (z = -0,762; p = >0,05) zoals in tabel 8 (bijlage 6) te zien is. Om deze reden wordt de nulhypothese aangehouden.

Figuur 1. Mannen en vrouwen zonder en met MTSS

122 390 87 355 35 35 0 100 200 300 400 Vrouwen Mannen Aan tal p er son en

Mannen en vrouwen zonder en met MTSS

(17)

4. DISCUSSIE

Het doel van dit onderzoek was een verband vinden tussen de ND-test en MTSS bij de eerstejaars ALO studenten. Door dit verband aan te kunnen tonen kan de ND een voorspellende factor zijn voor MTSS.

De onderzoeksgroep van 291 ALO studenten rapporteerde 85 blessures met klachten die duiden op MTSS gedurende het schooljaar. Van de 291 ALO studenten zijn er 195 die alle vragenlijsten correct hebben ingevuld. Dit geeft een respons van 67%. Uit de

onderzoeksresultaten blijkt dat studenten met MTSS een grotere drop hebben (gem. 7,63) , dan de studenten zonder MTSS (gem. 6,64).

Niet bij alle 85 MTSS blessures waren de vragenlijsten correct ingevuld. Dit resulteert in 70 blessuregevallen die gebruikt zijn in dit onderzoek. Binnen deze groep is er gekeken naar het verschil tussen mannen (n = 35) en vrouwen (n = 35). Hier is geen significant verschil gevonden.

VERGELIJKING MET RELEVANTE LITERATUUR & ALTERNATIEVE VERKLARING

In eerder gedaan onderzoek wel een significant verschil gevonden tussen mannen en vrouwen. Zo ook in het onderzoek van Benett et al. (2001).

Benntt et al. (2001) geeft in zijn onderzoek aan dat de ND en het geslacht voor 76% een nauwkeurige voorspelling kunnen geven voor MTSS. Deze gegevens zijn gebaseerd op een groep van 125 high school leerlingen, met een gemiddelde leeftijd van 15 jaar. De leerlingen trainden onder begeleiding van een coach. Zodra de coach opviel dat de leerlingen

symptomen van MTSS vertoonden, werden deze leerlingen gecontroleerd door middel van palpatie langs de tibia. Alleen als de palpatie pijnlijk was en de symptomen MTSS gerelateerd waren, werden de leerlingen mee genomen in het onderzoek. In dit onderzoek gaven de studenten zelf aan wanneer zij MTSS symptomen hadden, en werden zij in het onderzoek mee genomen. Hierdoor is het lastig te zeggen of alle blessuregevallen ook daadwerkelijk gevallen van MTSS betreffen. Dit betreft een belangrijke aanbeveling voor de beroepspraktijk die later in dit onderzoek benoemd wordt.

(18)

In het bovenstaande onderzoek van Benett et all. (2001) is een significant verschil (p = 0,007) gevonden tussen mannen en vrouwen met MTSS. Dit komt overeen met het onderzoek van Yates & White (2004). In hun onderzoek gebruikte zij 124naval recruits, 40 van hen kregen te maken met MTSS. Zij vonden ook een significant verschil (p = 0,012) tussen gender en MTSS. Echter zijn er ook onderzoeken die dit tegenspreken. Zo is er in het onderzoek van Raissi, Cherati, Mansoori & Razi (2009) geen significant verschil gevonden. De Cohort van dit onderzoek bestond uit 66 non-professionele studenten van de Rajaii educational exercise training University of Theran. Deze studenten hadden de gemiddelde leeftijd van 20 jaar (± 1,5). Dit komt dicht in de buurt van de gemiddelde leeftijd van de onderzochte ALO studenten in dit onderzoek (19,37, ± 2,05). Opvallend is, is dat ook in dit onderzoek bij de ALO

studenten geen significant verschil is gevonden tussen de mannen en vrouwen met MTSS. Dit zou kunnen komen door de leeftijdsverschillen, maar hier zou ook een andere verklaring voor kunnen zijn zoals de fysieke staat van de cohort en de inspanning die zij leveren. In het onderzoek van Benett et al. (2001) en in het onderzoek van Yates & White (2004) worden groepen gebruikt die fysiek in erg goede staat zijn. Beide groepen zijn goed getraind en trainen in één domein van sport. In het onderzoek van Raissi, Cherati, Mansoori & Razi (2009) zijn professionele studenten gebruikt en in ook in dit onderzoek is er een non-professionele groep gebruikt, die alle domeinen van sport uitoefenen.

Echter is er ook een alternatieve verklaring te bedenken. De resultaten van dit onderzoek komen overeen met de resultaten van Sobhani et al. (2015). Sobhani et al. (2015) gebruikte in hun onderzoek een cohort van 200 mannelijke militairen van gemiddeld 30.7 jaar. De test gegevens werden afgenomen door een ervaren sport- en medicijnenspecialist. Hier werd een significant verschil gevonden tussen de test en MTSS. Hoewel de resultaten in dit onderzoek overeenkomen, is er in het onderzoek van Sobhani et al. nauwkeuriger gemeten en getest. In dit onderzoek zijn de ALO studenten onderzocht door verschillende eerstejaars fysiotherapie studenten. Deze studenten hebben dezelfde meetmethode gehanteerd, maar waren onervaren. Dit kan mogelijk hebben geleid tot onnauwkeurige testgegevens.

(19)

met MTSS klachten ook daadwerkelijk MTSS hadden. In dit onderzoek gaven de studente in de vragenlijsten aan klachten te hebben. Deze studenten werden zonder controle mee

genomen in het onderzoek. Hierdoor is het lastig te zeggen of deze studenten ook

daadwerkelijk MTSS hebben. Voor een volgend onderzoek is het belangrijk dat hier meer controle op komt. Doormiddel van palpatie van de studenten met klachten, door een specialist, ontstaat er een groep studenten die ook daadwerkelijk MTSS hebben. Op deze manier worden de testresultaten nauwkeuriger en wordt het onderzoek meer valide.

Ook is het belangrijk om te kijken of de ‘missing values’ verkleind zouden kunnen worden. In dit onderzoek was een uitval van 33% van de gegevens, doordat studenten sommige vragenlijsten niet of niet volledig hadden ingevuld. Het is vanzelfsprekend dat een onderzoek van meerwaarde is zodra er meer respons is vanuit de studenten. De studenten waren nu gevraagd een vragenlijst in te vullen in de klas tijdens het studiebegeleidingsuur. In dit uur zitten zij samen met hun studiebegeleider in de klas. Echter waren er een aantal begeleiders die deze vragenlijsten niet zo serieus namen en de studenten vroegen de enquête buiten schooltijd in te vullen, waardoor er veel ‘missings values’ ontstonden. Een suggestie hiervoor is de leerlingen de enquête op een speciaal ingepland moment te laten invullen door middel van een applicatie op de computer. Dit scheelt ook voor de onderzoeksbegeleiders. Nu moesten alle enquêtes overgetypt worden, wat veel tijd kostte. Door een applicatie te ontwikkelen speciaal voor dit onderzoek, kunnen alle gegevens gelijk in een correct bestand verzameld worden.

Naast deze twee suggesties zou interessant zijn om in het vervolg te onderzoeken of studenten met voorkennis over de ND, voorzichtiger te werk gaan, waarmee MTSS kan worden

voorkomen. Het lijkt aannemelijk dat de studenten die op de hoogte zijn van hun risico op MTSS met een andere blik kijken naar de klachten die zij hebben. Hierbij zou er een

scheiding kunnen worden gemaakt van de studenten met grote kans op MTSS, studenten met een aannemelijke kans en studenten met kleine kans op MTSS. Doordat zij op de hoogte zijn van het risico op MTSS zouden docenten en studenten hierop in kunnen spelen en voortijdig rust kunnen nemen en de kans op MTSS kunnen verkleinen en mogelijk voorkomen.

(20)

SUGGESTIES VOOR DE BEROEPSPRAKTIJK

Door de studenten meer inzicht te geven in het risico dat zij lopen op MTSS kan de blessure mogelijkerwijs al eerder gedetecteerd worden. Dit kan inzichtelijk worden gemaakt

doormiddel van een kleurenmodel waarbij er onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende klassen. Een voorbeeld hiervan in figuur 3. De getallen in de figuur zijn gebaseerd op de data gebruikt in dit onderzoek. Ondanks in dit onderzoek het voornamelijk gaat om de ND-test, wordt in dit model ook het geslacht en de verhoogde BMI mee genomen. Hiervoor is gekozen omdat het geslacht en een verhoogd BMI in de literatuur wordt gezien als twee van de meest betrouwbare risicofactoren. Naast deze risicofactoren kan ook nog gedacht worden aan het invoegen van de externe heuprotatie, de valgus hoek van de knie en de plantair-flexie van de enkel. Daarvoor is meer onderzoek nodig naar die specifieke factoren en dan wel zo dat de resultaten gebruikt kunnen worden in dit model.

Factoren Ongevaarlijk Kwetsbaar Gevaarlijk

Geslacht Man Vrouw

BMI 18,5 -24,9 25 – 29,9 > 30

Nav. Drop < 4 mm (11,47%) 5 – 11 mm (16,25%) > 12 mm (33,10%)

Als de studenten weten dat ze, in de in dit geval rode zone zitten, zullen zij bij minimale klachten waarschijnlijk al maatregelen nemen en meer rust nemen. Nu wordt er vaak gezien dat studenten door gaan met sporten tot de pijn niet meer dragelijk wordt. Hierdoor verergert de blessure en duurt de herstelperiode langer, met alle gevolgen van dien.

Winters et al. (2015) hebben in hun onderzoek een MTSS score ontwikkeld. Hierin worden de klachten van MTSS ingedeeld in vier verschillende fases, van licht naar ernstig, zie bijlage 7, tabel 4. Dit kan de studenten helpen bepalen in welke schaal zij zich op dat moment bevinden, zodat zij inzicht krijgen in de ernst van hun klachten. Door het stoplichtmodel en de MTSS scale samen aan te rijken aan de studenten kunnen deze studenten vroegtijdig aan de bel Tabel 3. Het inzichtelijk maken van het risico op MTSS doormiddel van het stoplichtmodel

(21)

Drop tussen de studenten met MTSS en zonder MTSS?’ Uit de resultaten is gebleken dat

studenten met een hogere drop een grotere kans hebben op MTSS dan de studenten zonder MTSS. De studenten met MTSS hadden een gemiddelde drop van 7,63 mm (± 3,33), terwijl de studenten zonder MTSS een gemiddelde drop hadden van 6,64 mm (± 2,94). Dit bleek een significant verschil van p <0,05. Een deelvraag van dit onderzoek betrof het verschil tussen mannen en vrouwen met MTSS. De deelvraag luidt als volgt: ‘Is er verschil tussen mannen en

vrouwen met MTSS, gekeken naar de resultaten van de Naviculare Drop Test?’ De vrouwen

hadden een gemiddelde drop van 7,86 mm (± 3,56). De mannen hadden een gemiddelde van 7,40 mm (± 3,13). Dit verschil is minimaal. Uit de resultaten bleek dan ook geen significant verschil (p = 0,446).

De belangrijkste aanbeveling voor de beroepspraktijk is de ND bekend maken aan de studenten en daarnaast de studenten voorlichten over MTSS. Op deze manier weten de studenten op hoeveel risico zij lopen op MTSS en op welke symptomen zij moeten letten. Doordat de studenten de klachten kunnen signaleren kan vergevorderde MTSS worden voorkomen.

(22)

5. LITERATUUR

Bennett, J. E., Reinking, M. F., Pluemer, B., Pentel, A., Seaton, M., & Killian, C. (2001). Factors contributing to the development of medial tibial stress syndrome in high school runners. The Journal of Orthopedic and Sports Physical Therapy, 31(9), 504-510. doi:10.2519/jospt.2001.31.9.504

Bliekendaal, S., Goossens, L., & Stubbe, J. H. (2016). Incidence and risk factors of injuries and their impact on academic success: A prospective study in PETE students.

Scandinavian Journal of Medicine & Science in Sports, 2017(00), 1-8.

doi:10.1111/sms.12838

Edama, M., Onishi, H., Kubo, M., Takabayashi, T., Yokoyama, E., Inai, T., . . . Kageyama, I. (2017). Gender differences of muscle and crural origins in relation to the occurrence of medial tibial stress syndrome. Scandinavian Journal of Medicine & Science in Sports,

27(2), 203-208. doi:10.1111/sms.12639

Fuller, C. W., Ekstrand, J., Junge, A., Andersen, T. E., Bahr, R., Dvorak, J., . . . Meeuwisse, W. H. (2006). Consensus statement on injury definitions and data collection procedures in studies of football (soccer) injuries. British Journal of Sports Medicine, 40(3), 193-201. doi:10.1136/bjsm.2005.025270

Galbraith, R. M., & Lavallee, M. E. (2009). Medial tibial stress syndrome: Consevative treatment options. Current Reviews in Musculoskeletal Medicine, 2, 127-133. doi:10.1007/s12178-009-9055-6

Goossens, L., Verrelst, R., Cardon, G., & Clercq, D. (2014). Sport injuries in physical education teacher education students. Scandinavian Journal of Medicine & Science in

(23)

Magnusson, H. I., Ahlborg, H. G., Karlsson, C., Nyquist, F., & Karlsson, M. K. (2003). Low regional tibial bone density in athletes with medial tibial stress syndrome normalizes aftes recovery from symptoms. American Journal of Sports Medicine, 31(4), 596-600. doi:10.1177/03635465030310042001

Meeuwisse, W. H., Tyreman, H., Hagel, B., & Emery, C. (2007). A dynamic model of etiology in sport injury: The recusive nature of risk and causation. Clinical Journal of

Sport Medicine, 17(3), 215-219. doi:10.1097/JSM0b013e3180592a48

Messier, S. P., & Pittala, K. A. (1988). Etiologic factors associated with selected running injuries. Medicine and Science in Sports and Exercise, 20(5), 501-505. doi:0195-9131//88/2005-0501

Newman, P., Witchalls, J., Waddington, G., & Adams, R. (2013). Risk factors associated with medial tibial stress syndrome in runners: A systematic review and meta-analysis. Dove

Press Journal: Open Access Journal of Sports Medicine, 2013(4), 229-241.

doi:10.2147/OAJSM.S39331

Raissi, G. R. D., Cherati, A. D. S., Mansoori, K. D., & Razi, M. D. (2009). The relationship between lower extremity alignment and medial tibial stress syndrome among non-professional athletes. Sport Medicine, Arthroscopy, Rehabilitation, Therapy &

Technology, 1(11) doi:10.1186/1758-2555-1-11

Sallis, R. E., Jones, K., Sunshine, S., Smith, G., & Simon, L. (2001). Comparing sports injuries in men and women. International Journal of Sports Medicine, 22(6), 420-423. doi:10.1055/s-2001-16246

Sobhani, V., Shakibaei, A., Aghda, A. K., Meybodi, M. K. E., Delavari, A., & Jahandideh, D. (2015). Studying the relation between medial tibial stress syndrome and anatomic and anthropometric characteristics of military male personnel. Asian Journal Os Sports

Medicine, 6(2) doi:10.5812/asjsm.23811

The Student Physical Therapist. (N.D.). Navicular drop test. Retrieved from http://www.thestudentphysicaltherapist.com/navicular-drop-test.html

(24)

VeiligheidNL. (2015). Sportblessures: Blessurecijfers. Retrieved from

https://www.veiligheid.nl/sportblessures/kennis/cijfers-over-sportblessures VeiligheidNL. (2014). Geleidelijk onstane sportblessures in nederland. blessurecijfers. Winkelmann, Z. K., Anderson, D., Games, K. E., & Eberman, L. E. (2016). Risk factors for

medial tibial stress syndrome in active individuals: An evidence-based review. Journal of

Athletic Training, 51(12), 1049-1052. doi:10.4085/1062-6050-51.12.13

Winters, M., Moen, M. H., Zimmermann, W. O., Lindeboom, R., Weir, A., Backx, F. J. G., Bakker, E. W. P. (2015). The medial tibial stress syndrome score: a newpatient-reported outcome measure. British Journal of Sports Medicine, 0, 1-8. doi: 10.1136/bjsports-2015-095060

Yagi, S., Muneta, T., & Sekiya, I. (2013). Incidence and risk factors for medial tibial stress syndrome and tibial stress fracture in high school runners. Knee Surgery, Sports

Traumatology, Arthoscopy, 21(3), 556-563. doi:10.1007/s00167-012-2160-x

Yates, B. & White, S. (2004) The incidence and risk factors in the development of Medial Tibial Stress Syndrome among Naval recruits. The American Journal of Sports Medicine,

(25)
(26)

BIJLAGE 1 INTAKE VRAGENLIJST Naam: ……….. 1. Wat is je geslacht?  Man  Vrouw

2. Geboortedatum --- - --- - --- (dag – maand – jaartal) 3. Sportbelasting in het afgelopen jaar:

Geef per sport die je hebt beoefent in het afgelopen schooljaar aan in onderstaande tabel.

Hoeveel uren per week (afronden op 0,5 u.) besteedde je gemiddeld het afgelopen schooljaar aan

die sport? Op welk niveau beoefende je die sport het afgelopen schooljaar (kruis aan)?

Uren/week (0,5 u.) Niveau

Sport Training Wedstrijd

Internationale competitie Nationale competitie Regionale competitie Recreatief / Geen competitie

4. Ervaring met verschillende sporten:

Geef in onderstaande tabel aan welke sporten je van jongs af aan (tot vorig schooljaar) hebt

beoefend, hoeveel jaar heb je die sporten beoefend en op welk niveau (kruis aan)?

Niveau

Sport Aantal jaren ervaring

Internationale competitie Nationale competitie Regionale competitie Recreatief / Geen competitie Intake Blessuremonitor ALO

(27)

5. Heb je op dit moment een blessure?

De definitie van een blessure is: minimaal 1 dag niet mee kunnen trainen op regulier niveau of niet in staat zijn een wedstrijd te spelen.

 Ja -> Door naar vraag 6

 Nee -> Door naar vraag 7

6. Geef in onderstaande tabel aan welke blessures je op dit moment hebt, wat de diagnose was,

aan welke kant je was geblesseerd, hoe lang deze duurde en of je volledig bent herstelt.

Lichaamsdeel Diagnose Welke kant?

(links, rechts, beide, nvt)

Duur (weken)

7. Heb je het afgelopen schooljaar een langdurende blessure gehad? Langdurend betekent hier langer dan 1 week niet kunnen sporten

 Ja -> Door naar vraag 8

 Nee -> Door naar vraag 9

8. Geef in onderstaande tabel aan welke blessures je in het afgelopen schooljaar hebt gehad, wat

de diagnose was, aan welke kant je was geblesseerd, hoe lang deze duurde en of je volledig bent herstelt.

Lichaamsdeel Diagnose Welke kant?

(links, rechts, beide, nvt)

Duur

(weken) Volledig herstelt (ja/nee)

9. Heb je het verleden (tot vorig jaar schooljaar) een langdurende blessure gehad? Langdurend betekent hier langer dan 1 week niet kunnen sporten

 Ja -> Door naar vraag 10

(28)

10. Geef in onderstaande tabel aan welke blessures je in het verleden hebt gehad, wat de diagnose

was, aan welke kant je was geblesseerd, hoe lang deze duurde en of je volledig bent herstelt.

Lichaamsdeel Diagnose Welke kant?

(links, rechts, beide, nvt)

Duur

(weken) Volledig herstelt (ja/nee)

De volgende vragen gaan over de overbelastingsblessure MTSS (ofwel shin splints). Denk bij het

invullen van deze vragenlijst aan de pijn zoals je die in de afgelopen dagen maximaal hebt

ervaren/gehad, kruis het antwoord aan dat het beste past bij die pijn in het scheenbeen. Houd bij het invullen van deze vragenlijst het scheenbeen in gedachte waar je het meeste last van hebt. Kies steeds één antwoord, bij alle vragen.

11. Ik heb klachten aan mijn scheenbenen:  Nee → door naar vraag 16

 Ja, beide. Ik heb het meeste last van mijn:  linker scheenbeen  rechter scheenbeen  Ja, alleen het linker scheenbeen

 Ja, alleen het rechter scheenbeen 12. Momenteel:

 Beoefen ik al mijn gebruikelijke sportactiviteiten

 Kan ik, door mijn scheenbeenklachten, minder dan mijn gebruikelijke sportactiviteiten doen  Kan ik, door mijn scheenbeenklachten, alleen alternatieve sportactiviteiten doen

 Kan ik, door mijn scheenbeenklachten, geen enkele sportactiviteit doen 13. Tijdens het sporten:

 Heb ik geen pijn aan mijn scheenbeen  Heb ik enige pijn aan mijn scheenbeen  Heb ik veel pijn aan mijn scheenbeen

 Ik kan niet sporten vanwege de pijn aan mijn scheenbeen

(29)

15. In rust is mijn scheenbeen:  Niet pijnlijk

 Gevoelig  Pijnlijk  Heel pijnlijk

16. Heb je in het verleden last gehad van pijnlijke scheenbenen vanwege MTSS?  Ja

 Nee

17. Maak je gebruik van ondersteunende inlegzooltjes?  Ja, tijdens:

Alleen tijdens het sporten Alleen tijdens het dagelijks leven Altijd

 Nee

18. Maak je gebruik van corrigerende schoenen?  Ja, tijdens:

Alleen tijdens het sporten Alleen tijdens het dagelijks leven Altijd

 Nee

Bedankt voor het invullen van deze vragenlijst!

Indien je verder opmerkingen hebt of feedback op de vragenlijst dan kun je deze hieronder invullen.

(30)

BIJLAGE 2

VRAGENLIJST OVER JULI - AUGUSTUS

Naam: ……….. Klas: ………

Hierbij nodigen we je uit om de Blessuremonitor in te vullen. Deze vragenlijst ontvang je 2 keer per lesblok en geeft inzicht in scheenbeenklachten en opgelopen blessures. Indien je een blessure hebt (gehad) dan duurt het invullen van de vragenlijst zo’n 3 minuten. Zo niet, dan aanzienlijk korter. Deze vragenlijst gaat over de periode: juli en augustus.

19. Hoeveel uren per week heb je gemiddeld in de maand juli besteed aan sporten?

In de maand juli heb ik gemiddeld ______________uren per week gesport

20. Hoeveel uren per week heb je gemiddeld in de maand augustus* besteed aan sporten?

*de weken tot aan de introductieweek

In de maand augustus heb ik gemiddeld ______________uren per week gesport

De volgende vragen gaan over de overbelastingsblessure MTSS (ofwel shin splints). Denk bij het invullen

van deze vragenlijst aan de pijn zoals je die in de afgelopen dagen maximaal hebt ervaren/gehad, kruis het antwoord aan dat het beste past bij die pijn in het scheenbeen. Houd bij het invullen van deze vragenlijst het scheenbeen in gedachte waar je het meeste last van hebt. Kies steeds één antwoord, bij alle vragen. 21. Ik heb klachten aan mijn scheenbenen:

 Nee → door naar vraag 8

 Ja, beide. Ik heb het meeste last van mijn:  linker scheenbeen

 rechter scheenbeen

 Ja, alleen het linker scheenbeen

 Ja, alleen het rechter scheenbeen

22. Momenteel:

 Beoefen ik al mijn gebruikelijke sportactiviteiten

 Kan ik, door mijn scheenbeenklachten, minder dan mijn gebruikelijke sportactiviteiten doen

 Kan ik, door mijn scheenbeenklachten, alleen alternatieve sportactiviteiten doen

 Kan ik, door mijn scheenbeenklachten, geen enkele sportactiviteit doen

23. Tijdens het sporten:

 Heb ik geen pijn aan mijn scheenbeen

 Heb ik enige pijn aan mijn scheenbeen

Belastingstijd

MTSS (shin splints) Blessuremonitor ALO

(31)

25. In rust is mijn scheenbeen:

 Niet pijnlijk

 Gevoelig

 Pijnlijk

 Heel pijnlijk

Definitie: Een fysieke klacht die ontstaan is door een (sport)activiteit waardoor je minimaal 1 dag niet of in mindere mate hebt kunnen deelnemen aan praktijklessen, trainingen en/of wedstrijden.

NIET geblesseerd is:

> Volledig kunnen meedoen aan trainingen en wedstrijden.

> Fysieke klachten die niet leiden tot een

vermindering van sportdeelname zijn geen blessure. > Verminderde lichamelijke activiteit ivm

vermoeidheid of ziekte (bv griep) is geen blessure.

WEL geblesseerd is:

> Volledig ontzien van bepaalde fysieke activiteiten vanwege fysieke klachten.

> Klachten aan een deel van het lijf waardoor beweging ontzien wordt.

> Niet op volledige intensiteit kunnen meedoen vanwege fysieke klachten.

> Minder beurten kunnen maken vanwege fysieke klachten. > Voortijdig deelname aan les, training of wedstrijd beëindigen vanwege fysieke klachten.

26. Heb je in juli en augustus last gehad van een (sport)blessure (anders dan MTSS)?

 Nee → einde vragenlijst

 Ja, ik heb door mijn blessure minimaal 1 dag niet of in mindere mate kunnen sporten

De volgende vragen hebben betrekking op je meest ernstige blessure.

27. Was de blessure (een herhaling van) een reeds bestaande blessure?

 Nee, het betreft een nieuwe blessure

 Ja, de blessure was al voor juliontstaan maar ik was aan het begin van juli nog niet hersteld

 Ja, eerder dezelfde blessure gehad maar ik was weer hersteld. Hersteldatum: ______________ 28. Betrof het een plotseling of een geleidelijk ontstane blessure?

 Geleidelijk ontstaan

 Plotseling ontstaan.

29. Wanneer is de blessure ontstaan?

 Tijdens een training

 Tijdens een wedstrijd

 Tijdens de introductieweek

 Tijdens een andere (sportieve) activiteit

 Onbekend, het betreft een geleidelijk ontstane blessure

Blessureregistratie

(32)

30. Bij welke sport/activiteit is de blessure ontstaan?

 Niet bij sport  Rugby

 Atletiek, onderdeel: ______________  Schaatsen/skeeleren

 Badminton  Skieën/snowboarden

 Basketbal  Softbal/Honkbal

 Dansen/ bewegen op muziek  Tennis

 Fitness/krachttraining  Turnen, onderdeel: ______________

 Handbal  Vecht/verdedigingssport

 Hockey  Voetbal

 Kitesurfen  Volleybal

 Korfbal  Wielrennen

 MTB  Zwemmen

 Paard-/pony rijden  Anders, namelijk: _____________

 Onbekend

31. Was er bij het oplopen van de blessure sprake van een letsel door (in)direct contact?

 Ja, letsel door direct contact met een object (bv hockeystick, bal, muur)

 Ja, letsel door direct contact met een persoon (bv tackle, stoot, botsing, landen op andermans voet)

 Ja, letsel door indirect contact met object of persoon (bv vallen of verzwikken na duw of trekactie)

 Nee, letsel zonder contact met persoon of object

 Onbekend, het betreft een geleidelijk ontstane blessure

32. Welke factoren hebben bijgedragen aan het oplopen van de blessure? (meerder antwoorden mogelijk)

 Val  Explosieve beweging (bv hard gooien/schieten/sprinten)

 Onjuiste landing  Slecht of onvolledig uitgevoerde beweging

 Plotseling wenden, keren of stoppen  Onvolledig herstel voorgaande blessure

 Verstappen of verdraaien  Vermoeidheid

 Herhaalde en/of eenzijdige belasting  Ondergrond (soort of conditie)

(33)

33. Waar was de blessure gelokaliseerd? Aan welke kant (links of rechts). Indien je aan beide kanten klachten hebt kruis dan links én rechts aan. En wat was de diagnose?

Lichaamsdeel Welke kant? Diagnose

 Hoofd/gezicht  Botbreuk

 Nek/hals  Andere botaandoening (bv. shinsplint/MTSS, stressfractuur)

 Schouder  L /  R  Verrekte band/gewrichtskneuzing (bv. verzwikte enkel)

 Sleutelbeen  L /  R  Gescheurde band (bv. gescheurde enkelband of kruisband)

 Bovenarm  L /  R  Ontwrichting / luxatie (bv. schouder uit de kom)

Elleboog  L /  R  (herhaalde) Instabiliteitsklachten

 Onderarm  L /  R  Gewrichtsontsteking

 Pols  L /  R  Meniscus- of kraakbeenschade (bv. patellofemoraal syndroom)

 Hand/vingers/duim  L /  R  Kramp/spierpijn

 Bovenrug  Spierkneuzing (bv. ijsbeentje)

 Onderrug  Spierverrekking

 Billen  L /  R  Spierscheuring

 Borst (inclusief organen)  Peesontsteking (bv. jumpers/runners knee, tenniselleboog)

 Buik (inclusief organen)  Peesverrekking

 Heup/bekken  L /  R  Peesscheuring

 Lies  L /  R  Hersenschudding

 Bovenbeen voorzijde  L /  R  Gebitsproblemen

 Bovenbeen achterzijde  L /  R  Schaafwond/open wond

 Knie  L /  R  Blauwe plek/bloeduitstorting

 Onderbeen voorzijde  L /  R  Zenuwaandoening

 Onderbeen achterzijde  L /  R  Discusproblematiek

 Achillespees  L /  R  Slijmbeursontsteking

 Enkel  L /  R  Anders, namelijk ___________________

 Hiel  L /  R

 Voet/tenen  L /  R

 Anders, namelijk________________

34. Hoe lang heb je niet of in mindere mate kunnen sporten door deze blessure?

 Ik ben inmiddels hersteld. Geef aan hoeveel dagen de blessure heeft geduurd: ______ dagen  ik ben nog niet hersteld

35. Heb je nog een andere blessure opgelopen? Zo ja, vul die hieronder in.  Nee → einde vragenlijst

 Ja, namelijk:

Lichaamsdeel Diagnose

1.

2.

Bedankt voor het invullen van deze vragenlijst!

Indien je verder opmerkingen hebt of feedback op de vragenlijst dan kun je deze hieronder invullen. ______________________________________________________________________

(34)

BIJLAGE 3

VRAGENLIJST OVER WEEK 1 T/M 5

Naam: ……….. Klas: ………

Hierbij nodigen we je uit om de Blessuremonitor in te vullen. Deze vragenlijst ontvang je 2 keer per lesblok en geeft inzicht in opgelopen blessures. Indien je een blessure hebt (gehad) dan duurt het invullen van de vragenlijst zo’n 3 minuten. Zo niet, dan aanzienlijk korter.

Deze vragenlijst gaat over de periode: lesweek 1 (5-sept) t/m lesweek 5 (9-okt).

Op de ALO

1. Aan hoeveel ALO praktijklessen heb je in lesweek 1 t/m 5 niet actief kunnen deelnemen vanwege

afwezigheid of een blessure? Geef het aantal gemiste praktijklessen: ______________

2. Aan hoeveel extra oefenuren (turnen,judo,etc) heb je in lesweek 1 t/m 5 deelgenomen? Geef het

aantal extra oefenuren: ______________

Buiten de ALO

Bij vragen 2 t/m 5 graag afronden per 0,5 uur.

3. Hoeveel uren per week besteedde je gemiddeld in lesweek 1 t/m 5 buiten de ALO aan eigen

trainingen? Uitval door blessures niet meegerekend. Gemiddeld __________ uren per week.

4. Hoeveel trainingsuren heb je in lesweek 1 t/m 5 buiten de ALO niet actief kunnen deelnemen

vanwege afwezigheid of een blessure? __________ gemiste trainingsuren.

5. Hoeveel uren per week besteedde je in lesweek 1 t/m 5 buiten de ALO aan eigen wedstrijddeelname?

Uitval door blessures niet meegerekend. Gemiddeld __________ uren per week

6. Hoeveel wedstrijduren heb je in lesweek 1 t/m 5 buiten de ALO niet actief kunnen deelnemen

vanwege afwezigheid of een blessure? __________ gemiste wedstrijduren.

De volgende vragen gaan over de overbelastingsblessure MTSS (ofwel shin splints). Denk bij het invullen van deze vragenlijst aan de pijn zoals je die in de afgelopen dagen maximaal hebt ervaren/gehad, kruis het antwoord aan dat het beste past bij die pijn in het scheenbeen. Houd bij het invullen van deze vragenlijst het scheenbeen in gedachte waar je het meeste last van hebt. Kies steeds één antwoord, bij alle vragen.

Belastingstijd MTSS (shin splints) Blessuremonitor ALO

(35)

8. Momenteel:

 Beoefen ik al mijn gebruikelijke sportactiviteiten

Kan ik, door mijn scheenbeenklachten, minder dan mijn gebruikelijke sportactiviteiten doen

 Kan ik, door mijn scheenbeenklachten, alleen alternatieve sportactiviteiten doen

Kan ik, door mijn scheenbeenklachten, geen enkele sportactiviteit doen

9. Tijdens het sporten:

 Heb ik geen pijn aan mijn scheenbeen

 Heb ik enige pijn aan mijn scheenbeen

Heb ik veel pijn aan mijn scheenbeen

 Ik kan niet sporten vanwege de pijn aan mijn scheenbeen

10. Tijdens lopen:

 Heb ik geen pijn aan mijn scheenbeen

 Heb ik enige pijn aan mijn scheenbeen

 Heb ik veel pijn aan mijn scheenbeen

Ik kan niet lopen vanwege de pijn aan mijn scheenbeen

11. In rust is mijn scheenbeen:

 Niet pijnlijk

 Gevoelig

 Pijnlijk

Heel pijnlijk

Definitie: Een fysieke klacht die ontstaan is door een (sport)activiteit waardoor je minimaal 1 dag niet of in mindere mate hebt kunnen deelnemen aan praktijklessen, trainingen en/of wedstrijden. NIET geblesseerd is:

> Volledig kunnen meedoen aan trainingen en wedstrijden.

> Fysieke klachten die niet leiden tot een vermindering van sportdeelname zijn geen blessure.

> Verminderde lichamelijke activiteit ivm

vermoeidheid of ziekte (bv griep) is geen blessure.

WEL geblesseerd is:

> Volledig ontzien van bepaalde fysieke activiteiten vanwege fysieke klachten.

> Klachten aan een deel van het lijf waardoor beweging ontzien wordt.

> Niet op volledige intensiteit kunnen meedoen vanwege fysieke klachten.

> Minder beurten kunnen maken vanwege fysieke klachten. > Voortijdig deelname aan les, training of wedstrijd beëindigen vanwege fysieke klachten.

12. Heb je in lesweek 1 t/m 5 last gehad van een (sport)blessure (anders dan MTSS)?

 Nee → einde vragenlijst

Ja, ik heb door mijn blessure minimaal 1 dag niet of in mindere mate kunnen sporten

De volgende vragen hebben betrekking op je meest ernstige blessure.

13. Was de blessure (een herhaling van) een reeds bestaande blessure?

 Nee, het betreft een nieuwe blessure

 Ja, de blessure was al voor lesweek 1 ontstaan (en gemeld) maar ik was aan het begin van lesweek 1 nog niet hersteld. → einde vragenlijst

Ja, eerder dezelfde blessure gehad maar ik was weer hersteld. Hersteldatum: ______________ 14. Betrof het een plotseling of een geleidelijk ontstane blessure?

 Geleidelijk ontstaan

 Plotseling ontstaan.

Blessureregistratie

(36)

15. Wanneer is de blessure ontstaan?

 Tijdens een praktijkles binnen de opleiding

Tijdens een andere (sportieve) activiteit binnen de opleiding

 Tijdens een training in eigen sport buiten de opleiding

Tijdens een wedstrijd in eigen sport buiten de opleiding

 Tijdens een andere (sportieve) activiteit buiten de opleiding

 Onbekend, het betreft een geleidelijk ontstane blessure

16. Bij welke sport/activiteit is de blessure ontstaan?

Niet bij sport Rugby

ADM Schaatsen/skeeleren

Atletiek, onderdeel: ______________ Skieën/snowboarden

Badminton Softbal/Honkbal

Basketbal Tennis

Dansen/ bewegen op muziek Turnen, onderdeel: ______________

Fitness/krachttraining Vecht/verdedigingssport Handbal Voetbal Hockey Volleybal Kitesurfen Wielrennen Korfbal Zwemmen MTB Anders, namelijk: _____________

Paard-/pony rijden Onbekend

17. Was er bij het oplopen van de blessure sprake van een letsel door (in)direct contact?

 Ja, letsel door direct contact met een object (bv hockeystick, bal, muur)

 Ja, letsel door direct contact met een persoon (bv tackle, stoot, botsing, landen op andermans

voet)

Ja, letsel door indirect contact met object of persoon (bv vallen of verzwikken na duw of trekactie)

 Nee, letsel zonder contact met persoon of object

Onbekend, het betreft een geleidelijk ontstane blessure

36. Welke factoren hebben bijgedragen aan het oplopen van de blessure? (meerder antwoorden mogelijk)

Val Explosieve beweging (bv hard gooien/schieten/sprinten)

Onjuiste landing Slecht of onvolledig uitgevoerde beweging

Plotseling wenden, keren of stoppen Onvolledig herstel voorgaande blessure

Verstappen of verdraaien Vermoeidheid

Herhaalde en/of eenzijdige belasting Ondergrond (soort of conditie)

(37)

37. Waar was de blessure gelokaliseerd? Aan welke kant (links of rechts). Indien je aan beide kanten klachten hebt kruis dan links én rechts aan. En wat was de diagnose?

Lichaamsdeel Welke kant? Diagnose

Hoofd/gezicht Botbreuk

Nek/hals Andere botaandoening (bv. shinsplint/MTSS, stressfractuur)

Schouder  L /  R  Verrekte band/gewrichtskneuzing (bv. verzwikte enkel)

Sleutelbeen  L /  R  Gescheurde band (bv. gescheurde enkelband of kruisband)

Bovenarm  L /  R  Ontwrichting / luxatie (bv. schouder uit de kom)

Elleboog  L /  R  (herhaalde) Instabiliteitsklachten

Onderarm  L /  R  Gewrichtsontsteking

Pols  L /  R  Meniscus- of kraakbeenschade (bv. patellofemoraal syndroom)

Hand/vingers/duim  L /  R  Kramp/spierpijn

Bovenrug Spierkneuzing (bv. ijsbeentje)

Onderrug Spierverrekking

Billen  L /  R  Spierscheuring

Borst (inclusief organen) Peesontsteking (bv. jumpers/runners knee, tenniselleboog)

Buik (inclusief organen) Peesverrekking

Heup/bekken  L /  R  Peesscheuring

Lies  L /  R  Hersenschudding

Bovenbeen voorzijde  L /  R  Gebitsproblemen

Bovenbeen achterzijde L /  R Schaafwond/open wond

Knie L /  R Blauwe plek/bloeduitstorting

Onderbeen voorzijde  L /  R  Zenuwaandoening

Onderbeen achterzijde  L /  R  Discusproblematiek

Achillespees  L /  R  Slijmbeursontsteking

Enkel  L /  R  Anders, namelijk ___________________

Hiel L /  R

Voet/tenen  L /  R

Anders, namelijk________________

38. Hoe lang heb je niet of in mindere mate kunnen sporten door deze blessure?

 Ik ben inmiddels hersteld. Geef aan hoeveel dagen de blessure heeft geduurd: ______ dagen

ik ben nog niet hersteld

39. Heb je nog een andere blessure opgelopen? Zo ja, vul die hieronder in.

 Nee → einde vragenlijst

 Ja, namelijk:

Lichaamsdeel Diagnose

1.

2.

Bedankt voor het invullen van deze vragenlijst!

Indien je verder opmerkingen hebt of feedback op de vragenlijst dan kun je deze hieronder invullen. ______________________________________________________________________

(38)

BIJLAGE 4

VERKLARING VOOR TOESTEMMING VAN DE RESPONDENTEN

TOESTEMMINGSVERKLARING

Voor deelname aan de Blessuremonitor:

• Ik ben naar tevredenheid over het onderzoek geïnformeerd en ik heb de schriftelijke informatie goed

gelezen.

• Ik ben in de gelegenheid gesteld om vragen over het onderzoek te stellen en mijn vragen zijn naar

tevredenheid beantwoord.

• Ik heb goed over deelname aan het onderzoek kunnen nadenken.

• Ik heb het recht mijn toestemming op ieder moment weer in te trekken zonder dat ik daarvoor een reden

hoef op te geven.

• De resultaten en persoonlijke informatie zullen zeer vertrouwelijk behandeld worden.

• Ik heb er geen bezwaar tegen dat de gegevens en resultaten uit dit onderzoek in een beveiligde database

worden opgeslagen en geanonimiseerd gebruikt worden voor toekomstig onderzoek.

• Ik heb er geen bezwaar tegen dat foto’s of videomateriaal van mij gemaakt tijdens de test gebruikt worden

voor onderzoeksdoeleinden (presentaties, informatiefolder etc.).

• Ik geef toestemming aan de onderzoekers om informatie over sportgerelateerde klachten door te geven aan

de sportarts en de fysiotherapeut verbonden van de Hogeschool van Amsterdam.

• Ik geef toestemming aan de sportarts om de resultaten van het sportmedisch onderzoek dat eerder dit jaar

heeft plaatsgevonden door te geven aan de onderzoekers.

• Ik geef toestemming aan de ALO om gegevens (L&D score, studieresultaten) door te geven aan de

onderzoekers.

• Ik geef toestemming aan de onderzoekers om mij per mail of telefonisch te benaderen bij eventuele

onduidelijkheden over de onderzoeksgegevens of bij missende informatie.

• Het onderzoeksteam draagt met zorgvuldigheid zorg voor een veilige uitvoering van het onderzoek. Echter deelname aan het onderzoek geschiedt op eigen risico.

• Ik kan geen aanspraak maken op verzorging of vergoeding vanuit het onderzoek als er tijdens de duur van

het onderzoek een blessure ontstaat.

Ik stem toe met deelname aan het onderzoek.

Naam: ………

Handtekening: ……….

Datum: ………. - ……… - …………..

_____________________________________________________________________

Ondergetekenden verklaren dat de hierboven genoemde persoon zowel schriftelijk als mondeling over het bovenvermelde onderzoek geïnformeerd is. Zij verklaren tevens dat een voortijdige beëindiging van de deelname door bovengenoemde persoon van geen enkele invloed zal zijn op de zorg die hem of haar toekomt.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In een groot ​Fins onderzoek​ uit 2017​ 2​ is gekeken naar verschillen tussen kinderen van moeders  die in de zwangerschap erg veel drop aten (meer dan 500 mg glycyrrhizinezuur

In dit programma staan de zorgverlener en de patiënt/cliënt centraal en daarom zijn hun ervaringen het belangrijkste waar we het succes van de inspanningen in het kader van

In previous work [3] we showed that by producing click-sounds with their tongue, most sighted people without prior echolocation experience were able to detect

Meestal heeft de grafiek daar dan een uiterste waarde, maar niet

Hoewel de test niet verplicht is, schrijft slechts een klein deel van de studenten zich in voor de bachelor ingenieurswetenschappen (architectuur) zonder deelname aan de

The slightly diffusive PBD/PDMS system, in contrast, shows only an increase in the interfacial tension, corresponding to the migration of the fewer migrating molecules

Resultaten.'Tijdens'de'eerste'twee'kwartalen'van'het'studiejaar'sportten'de'eerstejaars'ALO'

In één geval werd de DAGT niet herhaald en bleek ook geen therapie nodig te zijn geweest.. Van de 143 bepalingen werden 5 bepalingen uit na- velstrengbloed afgegeven als