• No results found

Stof in Pluimveestallen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Stof in Pluimveestallen"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Stof in Pluimveestallen

A.W. Meekhof, student aan het van Hall Instituut

J.H. van Middelkoop, onderzoeker vleeskuikenhouderij en milieu

Het PP doet onderzoek naar het verminderen van stofconcentraties in de stallucht. Het doel van het hier beschreven voor-onderzoek was het verkrijgen van meer inzicht in stofconcentraties in de stallucht bij kalkoenen- en vleeskuikenstallen en het opstellen van een meetprotocol voor stofmetingen in pluimveestallen.

Inleiding

De laatste jaren wordt steeds meer aandacht besteed aan stof in stallen. Dit houdt ver-band met het terugdringen van de ammo-niakemissie. Veel van deze ammoniak redu-cerende maatregelen berusten op het prin-cipe van mestdroging in de stal. Het nadeel van mestdroging is dat er meer stof in de lucht komt.

Bestanddelen van het stof in pluimveestallen zijn voer- en mestdeeltjes, gebroken veer-deeltjes, huidschilfers, schimmeldelen en sporen, bacteriën, virussen en strooiseldeel-tjes. Enkele factoren die de stofproduktie beïnvloeden zijn het soort en de kwaliteit van het strooisel, de leeftijd en activiteit van de dieren, de relatieve luchtvochtigheid, de temperatuur en de luchtbeweging over of door de mestlaag.

Stof heeft verschillende karakteristieke ei-genschappen. Eén van deze eigenschap-pen is de grootte van de stofdeeltjes. Dit is namelijk bepalend voor het gedrag van de stofdeeltjes bij inademing. De grootte van de deeltjes is enerzijds van invloed op de ver-deling in de ruimte (zware deeltjes zakken neer) en anderzijds op het inademen en de plaats van afzetting in het lichaam (kleine deeltjes komen dieper in de longen). Stof kan ook hygroscopisch zijn. Hygrosco-pisch stof is in staat een hoeveelheid vocht uit de lucht op te nemen, waardoor het deel-tje groter wordt en dus andere

eigenschap-pen krijgt.

De MAC-waarden (Maximale Aanvaardbare Concentratie) voor totaal- en respirabel stof (zie proefopzet) zijn respectievelijk 10 en 5 mg/m3 gedurende een blootstellingsduur van 8 uur. Het is niet bekend wat de precieze MAC-waarden voor organisch stof in pluim-veestallen moeten zijn.

Het PP wil gericht onderzoek doen naar het verminderen van de stofconcentratie in de stallucht. Terwille daarvan is begonnen met het opstellen van een meetprotocol en het verkrijgen van meer inzicht in de concentra-ties zoals die in de stallucht voorkomen. Het meetprotocol wordt hier niet beschreven, omdat daarvan een apart rapport wordt uit-gebracht.

Proefopzet

Voor het meten van de stofconcentratie in de stallucht werd gebruik gemaakt van Pas-6 meetkoppen; dit is volgens internationale af-spraken die gemaakt zijn op een conferentie in Bristol in de jaren tachtig.

Bij de metingen zijn totaal- en respirabele stofconcentraties gemeten. Totaal stof komt op basis van de medische terminologie over-een met de thoracische fractie. Dit is het deel van het inadembare stof dat het strottehoofd passeert. Respirabel stof komt overeen met de alveolaire fractie en dit is de stoffractie die tot in de longblaasjes doordringt.

(2)

Voor het meten van totaal stofdeeltjes met Pas-6 meetkoppen worden deeltjes tot circa 30 Pm gemeten. Het meten van respirabel stof wordt gedaan met een Pas-6 meetkop, die is voorzien van een voorafscheider. Deze voorafscheider vangt de grote stof-deeltjes af waardoor alleen de stofstof-deeltjes kleiner dan 5 Pm worden gemeten. De me-tingen zijn uitgevoerd op een hoogte van 1,7 meter (mondhoogte).

De stofconcentratie in de stallucht werd be-paald in vier afdelingen van de kalkoenen-stal van PP en bij vier afdelingen van de vleeskuikenstal van PP. In de kalkoenenstal waren 2 afdelingen uitgevoerd met een ge-deeltelijk verhoogde strooiselvloer (GVSV) en 2 met volledige strooiselvloeren. De vleeskuikens werden in afdelingen

gehou-L u c h t b e m o n s t e r i n g s p o m p j e m e t P a s - 6 meetkop voor het meten van totaal stof.

den met gewone strooiselvloeren. De bezet-tingen in de afdelingen van de vleeskuiken-stal waren verschillend: 18, 20, 22, 24 kuikens/m2.

In de kalkoenenstal is zowel totaal- als res-pirabel stof gemeten, terwijl in de vleeskui-kenstal alleen totaal stof is gemeten. Resultaten

Kalkoenenstal

De metingen van totaal stof in de kalkoenen-stal zijn begonnen op een leeftijd van 5 we-ken. De resultaten van de afdelingen met hanen staan vermeld in figuur 1.

Uit figuur 1 blijkt dat de stallucht in de afde-ling met de GVSV veel meer stof bevat dan de stallucht in de afdeling met volledige strooiselvloer. Dit resultaat werd ook wel verwacht, want het strooisel bij de GVSV was veel droger in vergelijking met de afde-ling met volledige strooiselvloer. Daar komt nog bij dat er constant lucht door het strooi-sel op het verhoogde gedeelte werd gebla-zen. Bij de GVSV nam de stofconcentratie toe naarmate de dieren ouder werden, terwijl bij de afdeling met volledige strooiselvloer de stofconcentratie vanaf een leeftijd van 9 we-ken niet meer toenam. Op een leeftijd van 13 weken nam de stofconcentratie bij beide af-delingen af. Dit liep samen met het teruglo-pen van de kwaliteit van het strooisel. Daarna nam de stofconcentratie weer iets toe; de strooiselconditie werd beter (droger). Vanaf een leeftijd van 15 weken werd bij de hanen de concentratie respirabel- en totaal stof tegelijkertijd gemeten. De resultaten van de respirabel- en totaal stofmetingen zijn weergegeven in figuur 2.

Uit figuur 2 blijkt dat het verloop van de concentratie respirabel stof niet altijd

(3)

hetzelf-40 30 20 10 0 + G V S V - H A N E N + VOLL-HANEN 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 leeftijd in weken

Figuur 1: concentratie totaal stof vanaf een leeftijd van 5 weken.

+ GVSV- * VOLL- * GVSV- +

VOLL-RES. RES. TOT. TOT.

35 30 25 20 15 10 5 0 , 15 16 17 18 19 Weken

(4)

de beeld gaf als het verloop van de concen-tratie totaal stof in de stallucht. Doordat de metingen tegelijkertijd zijn uitgevoerd en de monstername punten dicht bij elkaar lagen kan het percentage respirabel stof van totaal stof worden bepaald. De resultaten zijn weergegeven in figuur 3.

Het percentage respirabel stof van totaal stof was gedurende deze periode niet constant. Tevens is te zien dat het percentage afneemt met de tijd. Voor de afdeling met een volle-dige strooiselvloer lag dit percentage tussen de 6 en 60 procent met een gemiddelde van bijna 27 procent en voor de afdeling met de GVSV tussen de 6 en 37 procent met een gemiddelde van 21 procent.

De stofconcentratie tijdens het vangen was vele malen hoger dan de gemiddelde stof-concentratie tijdens de ronde. De stofcon-centratie in de stallucht gemeten tijdens het

+ GVSV/HANEN + VOLL/HANEN

6. erc. Fles. (%)

R

vangen bij de GVSV was veel hoger dan bij

de traditionele afdelingen. Bij de afdeling met GVSV is ook op het verhoogde gedeelte gevangen. De ventilatoren van de verhoog-de geverhoog-deelten waren tijverhoog-dens het vangen uit-gezet. Het strooisel op de verhoogde gedeelten is zo droog dat het eigenlijk niet verantwoord is om op het verhoogde gedeel-te kalkoenen gedeel-te vangen, zonder bescher-mende maatregelen en/of apparatuur. Wellicht is het aan te bevelen voor de praktijk om de kalkoenen naar het lage gedeelte te drijven en daar te vangen. Verder behoort het besprenkelen met water van het ver-hoogde gedeelte juist voor het vangen tot de mogelijkheden. Het is aan te raden om als ademhalingsbescherming een P-2 stoffilter te gebruiken tijdens werkzaamheden in de stal, want een P-2 stoffilter houdt de kleine stofdeeltjes ook tegen en biedt daardoor vol-doende bescherming.

0

15 16 17

Weken Figuur 3: percentage respirabel stof van totaal stof.

(5)

+ afd-5 -+- afd-6 22/m2 20/m2 b afd-7 24/m2 ---+- afd-8 18/m2 0 3 6 9 12 15 18 21 24 27 30 33 36 39 42 Dagen

Figuur 4: concentratie totaal stof vanaf een leeftijd van 4 dagen.

Vleeskuikenstal

De resultaten van de metingen in de vlees-kuikenstal staan weergegeven in figuur 4. Hierin is te zien dat er geen verschil in de stofconcentraties met betrekking tot de be-zetting is waargenomen. Opvallend is dat de stofconcentratie vanaf dag 28 omlaag gaat. In een eerdere ronde is dit eveneens waar-genomen. Het is niet duidelijk waarom dit gebeurd. De gemiddelde stofconcentraties van alle afdelingen afzonderlijk waren:

Bezetting Stofconcentratie 18perm2 20 per m2 22 per m2 24 per m2 4,2 mg/m3 4,8 mg/m3 4,5 mg/m3 4,9 mg/m3

Gemiddeld genomen bedroeg de stofcon-centratie 4,6 mg/m3.

Samenvatting

Bij de kalkoenen op de gedeeltelijk verhoogde strooiselvloer liggen de concentraties totaal- en respirabel stof in de stallucht veel hoger dan bij de volledige strooiselvloer. Ook is ge-bleken dat het percentage respirabel-van totaal stof niet constant is en dat het gemiddelde percentage respira-bel stof bij de volledige strooiselvloer hoger ligt. Bij het vangen ontstaan zeer hoge stofconcentraties in de stallucht.

Bij de vleeskuikens is geen verschil waargenomen met de betrekking tot de bezetting.

In een vervolgonderzoek zullen door PP systemën worden onderzocht die de stofconcentratie in pluimveestal-len omlaag kunnen brengen.0

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

tempex ballen glas nuggets blauw, lichtblauw, wit rondhoutjes katoenen stof geruit blauw,.. acrylverf in groen wit met blauwe stippen, uni blauw

- Objecten die gelijkgesteld kunnen worden met de hierboven genoemde objecten gezien de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen

Maar de concentratie blijft gelijk, omdat de definitie van concentratie luidt: de hoeveelheid opgeloste stof per literc. Vind je

Bij de overige twee proeven werd water rr'et 0,057o detergens (357a nonionogene opppervlakteactieve stof) gebruikt, even- eens ongeveer 1 liter per meting.. Het

De met de Gravikons gemeten concentraties waarbij simultaan op één werkplek zowel totaal als frjn stof werd gemeten gaven aan dat de respirabele fractie ca.. Wordt

komsten van dit onderzoek wordt ondersteund door de constatering dat voor wat betreft de persoonlijke metingen verschillen tussen bedrijven minder duidelijk zijn dan

Als voorbeeld wordt een meetmethode genomen voor het meten van hinderlijk stof door persoonsgebonden metingen ter toetsing op

Hierin worden enige richtlijnen voor het meten van asbest aangegeven, maar in dit artikel zal duidelijk worden dat deze onvolledig zijn.. BehaÌve de meetmethode zelf