voor toegepaste
U
Oorspronkelijk werk
Stof in de Nederlandse mengvoederindustrie
Tjabe Smidl'2 D¡ck Heederikl GeÉ Mensinkl'2Jan S.M.
Boleij2Remko
Houba1,2Summary
In the Dutch animal feed industry approximately 6000 workers ¿i'¡e
exposed to organic dust, mainly orig- inating from raw materials such as
grain, pulses and waste products from the vegetable oil and sta¡ch industry.
In this study 79 stationary dust sam- ples and 530 personal dust samples from eight animal feed production facilities rvere analyzed. The stãtion- ary total dust samples showed gravi- metric concentrations ranging from 0,2 to 25 mg/m3 (Geometric Mean 1,3
mg/mt), and endotoxin concentrations f¡om 0,1 to 1850 ng/m3
(Ctr :
2,6 ng/m3). Concentrations of smalle¡particle fractions were considerably lower. Colony forming units of fungi ranged from 130 to 15300 CFU/m3
(cùf :
2300 CFU/rn3), and were stronger related to endotoxin than to dust concentrations. Endotoxin ap- peared to be less prevalent in respira- ble dust than in larger dust fractions.Personal inspirable dust concentra- tions were considerably higher than stationary concentrations, and were strongly related to job titles. Pooled inspirable dust concent¡ations ranged from 0,2 to 450 mg/m3
(cM :
2,4mg/mi). After adjusting for diffe¡ence between inspirable and total dust 25olo
of the measurements exceeded the Dutch MAC for total nuisance dust (10 mg/m3), alld, 42o/s exceeded the ACGIH TLV for grain dust (4 mg/m3). Endo- toxin concentrations ranged from 0,2
to 1870 ng/m3 inspirable dust (GM
:
5,1 ng/mr). Concentrations in dust
appeared to be related to the produc- tion process.
Considering the extensive literatu¡e on effects of grain dust and othe¡ organic dust,
it
is concluded that steps have to be taken to ¡educe the exposure in the animal feed industry.lnleiding
OnÌangs verscheen
in
hetTijdschrift
voor Sociale Gezondheidszorg een overzicht van deliteratuur
over gezondheidsrisico's van beroeps- matige blootstelling aan graanstof.In dit
overzicht werd een schatting gemaakt van de blootgestelde popula-tie in
Nederland. Van de circa 10 000buiten
de landbouw aan graanstof blootgesteiden bleek het grootste deel (6000)in
de mengvoederindustrie te werken (Smid&
Heederik 1989).Dit artikel beschrijft
een onderzoek naar de expositie aan stof van werk- nemers van de Nederlandse meng- voederindustrie.In dit artikeÌ
zal eerst een algemeen beeld van de mengvoederindustriein
Nederland en het produktieprocesI Landbouwuniversiteii, vakgroep. Gezond- heidsleer, Dreijenlaan 1, Postbus 238, 6?00 AE Wageningen.
2 Lmdbouwu¡iversiteit, vakgroep Lucht- hygiëne en -verontreiníging.
Een
uitgave
vanN'
Kluwer
Tijdschrift
voor toegepaste Arbowetenschap 2 (19gg) nr 6 'ssFiguur 1. Schematiseh overzicht van de produktie van mengvoeder (naar Beumer 1984)
ÀÀNVOER 6RONDSrcHNNAME OOSIER/ MAAL/MEN6LIJN KORRELPERSTRIJ BULKEELADIN6
worden beschreven. Daarna
wordt
aan de hand van metingenin
eenachttal
bedrijven een overzicht van de expositieniveaus van werknemers geschetst.Mengvoederprodukt¡e
¡nNederland
Het
produktieproces van mengvoeder isin
principe eenvoudig en staat schematisch weelgegevenin figuur
1.De grondstoffen komen meestal per binnenschip en soms per auto of
trein bimen,
worden gelost en na weging en reiniging opgeslagenin
de grond-van
15 000 000 ton mengvoeder, 'waarvan on geveer 80o/u particuliere en 2\o/o coöperatieve bedrijven. Hoe- wel et een groot aantal kleinebedrijf-
jeszijn,
vond het overgrote deel van de produktiein
de grote bedrijven þlaats. Zo produceerde 90/¡ van de bedrijven eÌk meer dan 100 000 ton perjaar,
en nam daarmeeruim
dehelft
van de landelijkeproduktie
voorzijn
rekening.Het
grootste deel van de mengvoe- derproduktievindt in
de provincies met veel intensieve veehouderijca, maïsgluten, melasse en citruspulp, die aanzienlijk goedkoper
zijn
dan de hoogwaardige granen zelf.In
19541 1955 was het percentueel aandeel van granenin
het mengvoeder nog 680/6,in
1985/1986 was dat nog slechts l3o/ç. De Europese Commissie streeft er echter naar het gebruik van graanuit
de EG te bevorderen endat
van graanvervangersuit
andere landen af te remmen (Produktschap voor Vee- voeder 1987). Ten minstein kwalita-
tieve zin zal de stofblootstelÌing van de werknemers daardoor aan duidelij- ke veranderingen onderhevigzijn.
De
aard van het stof
Zoals alle soorten organisch stof is
het
graanstof waaraan de werknemerszijn
blootgesteld een zeer heterogeen mengsel.Het
isin
de eerste plaats afkomstig van de grondstoffen zelf, maar kan daarnaast andere stoffen bevatten als schimmels en bacteriên en hun uitscheidingsprodukten, in- secten en delen daarvan met hun uitwerpselen, pesticiden enniet
orga- nische deeltjes (Smid&
Heederik1989).
In
de Verenigde Staten han-teert
de ACGIH (American Conferen- ce of GovernmentalIndustrial
Hygie- nists) een grenswaarde(TVL)
van 4 mg/m3totaal
graanstof, tijdgewogen gemiddeld over achtuur
(ACGIH1989). Graanstof
wordt
omschreven als afkomstig van tarwe, haver en gerst.In
Nederland geldt geen af- zonderlijke MAC-waarde voor graan- stof. Dein
feite geÌdende grens- waarde is dan ook die voorhinderlijk
stof,van l0
mg/m3totaal-
en 5 mg/m3 respirabel stof, hoewel
uit
deliteratuur blijkt
dat de definitie vanhinderlijk
stof 'stofdeeltjes(...)
waar- van bekend is datzij
zelfsbij
jaren-1ange, niet excessieve, blootstelling geen schadelijke effecten op de ge- zondheid
tot
gevolg gehad hebben' (Arbeidsinspectie 1989),niet
van toepassing kanzijn
op graanstof omdat een groot aantal componentenin
het stofin
verband is gebracht met, voornamelijk respiratoire, ge- zondheidseffectenbij
blootgestelde werknemets (Smid&
Heederik 1989).In dit
onderzoek werden gravime- trisch bepaalde stofconcentraties onderzocht van verschillende deeltjes- grootte fracties. Verder werdin
de stofmonsters de hoeveelheid endo- toxine bepaald, een toxinedat
afkom- stig isuit
de celwand van gram- negatieve bacteriên en de laatste jaren vaakin
verbandwordt
ge- bracht met effecten ophet
adem- halingsorgaan (Heederik e.a. 1987).Ten slotte werden kiemtallen van schimmels gemeten.
stoffensilo's. Daarna begint de eigen-
lijke
produktie van de verschillende soorten eindprodukt: de grondstoffen worden gemalen en gemengd en er worden vitaminen, mineralen en vloeistoffen als vet en melasse aan toegevoegd.Het
ontstaneprodukt
kan dan worden opgeslagenin
silo's (meelcellen) en als zodanig worden verkocht.Vrijwel altijd,
en met namebij
de grotere bedrijven,volgt
nog een persgang, waarbij het meel onder toevoeging van stoomwordt
gepersttot
brokken en somstot
koeken. De brokken vormen het eindprodukt en worden opgeslagenin
'gereed pro-dukt'
silo's. Vanhieruit wordt
het met bulkwagens afgevoerd naar de boer. Een doorgaansklein
deel van deproduktie wordt
als zakgoed ver- kocht.Bij
de meeste bedrijven ge-beurt
het malen, mengen en de be-sturing
van het transport van grond- stoffen en produktenin
de verschil- lende bewerkingsfasen nagenoeg automatisch, gestuurdvanuit
een centrale bedieningsruimte.In
Nede¡land warenin
198311984 477 bedrijven betrokkenbij
de produktie90
plaats: Noord-Brabant, Gelderland en Overijssel (Mengvoederenquête 1983/1984). Zoals hiervoor al vermeld
zijn daarbij
circa 6000 werknemers rechtstreeksbij
deproduktie
be-trokken
en dus potentieel aan stof blootgesteld.De grondstoffen die worden gebruikt voor de bereiding van mengvoeder kunnen, afgezien van boevoegingen als mineralen, vitaminen,
vet
en melasse, zijn:granen (met name mais, tarwe en gerst);
-
andere pÌantaardige produkten, zoals tapioca (cassave) en bonen (sojabonen, paardebonen, erwten) ;bijprodukten
van de levensmidde- leninduslrie, zoals citruspulp, soja- schroot, maïsgluten, bietenpulP, kopraschroot.Van de mengvoedergrondstoffen is 350/6 afkomstig
uit
EG-landen, waar- van ongeveer dehelft uit
Nederland.Een opvallende tendens van de laat- ste dertig
jaar
is de verschuiving van het gebruik van granen naar graan- vervangende produkten, zoals tapio-Tijdschrift
voor toegepaste Arbowetenschap 2 (1989) nr 6Onderzoeksopzet
BedrijuenBij
eenachttal
bedrijvenin
Neder- land werden één of meer dagen per- soonlijke en stationaire stofmetingenverricht. Het
aantal dagendat
werd gemeten liep uiteenvan
1tot
24.Bij
zeven bedrijven waren de metingen verdeeld over twee perioden, met circa een hatf
jaar
tussentijd.In
het achtste werd slechts één dag gemeten.Twee bedrijven waren op- en over- slagbedrijven, waar alleen grond- stoffen werden gelost, opgeslagen en
bedrijven waar de meeste werk- nemers ambulante functies hebben.
De stationaire metingen hadden dan ook
niet tot
doel de blootstelling van de werknemersin kaart
te brengen, daarvoorzijn
immers persoonlijke metingen de aangewezen methode.Elke stationaire meting bestond
uit
paraìlelle metingen van vier ver- schillende deeltjesgrootte fracties gedurende circa acht
uur.
Op een willekeurigtijdstip
gedurende demeettijd
werden (kortdurende) schimmelmetingenverricht.
Alle metingen vonden plaats op een hoog-deeltjesfractie afgevangen dan door de
totaalstof
filterhouder.Het
resul-taat
is ongeveergelijk
aan het zoge- naamde inspirabelstof(Boleij
e.a.1987),
dat wordt
gekenmerkt door een theoretischeDro
van circa 30 ¿rm (ISO 1981).In
de filterhouders wer- den glasvezelfllters (Whatman GF/A) gebruikt met een diameter van 2,4 cm;thoracaalstof . De thoracale fractie van het inspirabelstof heeft volgens de deflnitie van
Dro
vanrond l0
¡rm(ISO f981). Voor de thoracaalstof monstername werden dezelfde fllters
Tabel 1. Kenmerken van de onder¿ochte bedrijven
nr. aantal ouderdom2
wijzevan
aa¡dvan
voornaamstewerknemersr aanvoer
hetbedrijf
produktenautoma-
stofb;tisering3
maatr.a dagen5I I
2
, ,
2 3 2 4 5 6 7
I I
2 3
ò
I
2
3 2 2 1
schip schip schip
overslag overslag overslag/
produktie produltie produktie produktie produktie produktie
06 +6 02 o2 oL2
+t +24 +t2
auto schip schip schip schip/
trein
' lo,2: to-25,1:
> 2J
* oig,+=redelijk,++ seerd.
gescheiden produktierui gesloten controleruimtes, regelmatige schooumaak enz.) 0 : weinig, +: ¡edelijk.
' Aantal dagen waarop metingen plaatsvonden.
vervolgens afgevoerd.
In vijf
gevallen ging het om produktiebedrijven enin
éénbedrijf
vond zowelproduktie
als op- en overslag plaats. De bedrijven verschilden van elkaarin
een aantal kenmerken, zoals ouderdom, aantal werknemers enproduktiewijze. In tabel
1zijn
een aantai onderscheiden- de kenmerken weergegeven. Omwille van deanonimiteit
is slechts een globale karakterisering gegeven. De onderzochte bedrijven geven vooral een beeld over de arbeidsomstandig- hedenin
middelgrote en grote be-drijven in
Nederland. Alleen de zeer kleine bedrijven, diein
aantal wel maarin
produktie en aantallen werk- nemers nauwelijks eenrol
spelenin
debedrijfstak, zijn niet
vertegen- woordigd.Stationaire metingen
In
zeven van de acht bedrijven werd een aantal stationaire stofmetingenverricht
op plaatsen waarmin
of meer regelmatig werkzaamheden werdenverricht.
Zulke plaatsenzijn
overigensmoeilijk
te vindenin
de grote en vergaand gemechaniseerdete van circa 1,50 meter.
De volgende grootte fracties werden gemeten:
-
totaalstof.Het totaaistof
is gedeû- nieerd als het stofdat
gemonsterdwordt
met een aanzuigsnelheid van 1,25 mlsin
de aanzuigopening (Ar- beidsinspectie f 989). Deze opening is gedurende de monstername naar beneden gericht (Staubforschungs-institut
1973). Voor de monstername werden Schleicher en Schüll PL050/1 filterhouders (doorsnede aanzuigope-ning:
2,0 cm) en glasvezel filters(Whatman GF/A) met een doorsnede van 4,7 cm
gebruikt. Het
debiet van de pomp werd op 23,5Ì/min
inge- steld, zodat de vereiste luchtsnelheidin
de aanzuigopening werd bereikt;-
inspirabelstof.Bij
de stationaire inspirabel stofmetingen werd gebruik gemaakt van draagbareDupont
(P-2500) pompjes en zogenaamde PAS-6filterkopjes (ter Kuile
1984) met een aanzuigsneÌheid van 2l/min.
Hoewel volgens de
totaalstof
deflnitiewordt
gemonsterd,wordt
door facto- ren als dimensionering, windgevoelig- heid en wandeffecten een kleineregebruikt
als voor de totaalstof mon- stername. Als filterhouders werden cyclonen gebruikt met een zijwaartse inlaatopening diebij
een debiet van 15l/min
theoretisch een Dso van 8,5 micrometer hebben, zoals beschreven door Vrins en Hofschreuder (f988).De tÌioracale
fractie wordt
hiermee goed benaderd;-
respirabelsto,f. Voor de respirabelstof monstername werden dezelfde filters en cyclonen gebruikt als voor de thoracaalstof metingen, maar door de hogere aanzuigsnelheid (50l/min)
is deDro
3,5 ¿rm. Deze methode isin
overeenstemming met de voorschrif- ten van het Staubforschungsinsüitut (1e73).Naast de gravimetrische stofcon- centratiebepaling werd
in
alle mon- sters een endotoxinebepaling gedaanmet
deLimulus
Amoebocyte Lysatetest
(Heederik e.a. 1987). Voor het bepalen van de concentratie van schimmelkolonievormende deeltjes (CFU:
Colony FormingUnits) in
delucht
is de N6-modificatie van de Andersen samplergebruikt
(JonesTijdschrift
voor toegepaste Arbowetenschap 2(lggg)
nr 6e.a. 1985) met als medium moutex- tràct-agat. De metingen duurden 1
minuut
en werdenin
duploverricht bij
een aanzuigsnelheid van 28,3l/min.
Details van de gebruikte me- thodenzijn
beschreven door Smid e.a. (1989).Persoonlij he stofmetingen
Bij
de bedrijven werdin
principe van alle produktiemedewerkers de per- soonlijke blootstelling aan inspirabel- stof één of meer dagen vastgesteld.De gebruikte methode was gelijk aan de hiervoor beschreven inspirabelstof meting,
met
dien verstande dat nu pompje en PAS-6 kopje gedurende demeettijd
door de werknemer (in de ademzone) werden gedragen. Behalve gravimetrisch bepaalde stofcon- centraties werden ook de endotoxine- concentraties gemeten. Niet-produk- tiemedewerkers als monteurs van de technische dienst en Ìaboratoriumper- soneel werdenniet in
het onderzoek betrokken.Bij
de beoordeling van de persoonlijk gemeten belasting is onderscheid gemaakt tussen een aantal functieca- tegorieën om de grote verscheiden- heid aan functies en taken binnen de mengvoederbedrijven enigszins te ordenen. De taken binnen een functie kunnen perbedrijf
verschillen. Veel medewerkers hebben gecombineerde functies of een slechtsin
al.gemene termen omschteven functie. Vaak worden verschillende termen gebruikt voorvrijwel
dezelfde functie of takenbij
de verschillende bedrijven. Enkele van de onderscheiden functiecatego- rieënzijn
zeer nauw omschreventerwijl
anderezijn
samengestelduit
functies die op dezelfde Ìocatie wor- den uitgevoerd ofuit
soortgeÌijke taken bestaan; functies dus waarvan men eenzelfde stofblootstelling kan verwachten. De functiecategorieên diezijn
onderscheidenzijn
de volgen- de:1. de losser brengi een aanzienlijk deel van
zijn tijd
doorin
het te lossen binnenschip, waarhij
de zuigpijp bedient of waarhij
op een kleine shovel (Bobcat) of met een bezem hetprodukt
voor degrijper
ophoopt;2. de hraanmachinistbedtent de kraan waarmee het schip gelost wordt;
3. de med.ewerher bedieningsruirnte I bulhbelader brengt het grootste deel van
zijn tijd
doorin
de controleka- mer waar het proceswordt
bestuurd ofin
een controleruimte van waaruit het vullen van de bulkauüo'swordt
bestuurd;4. de perser bedient de korrelpersen.
Hij
regelt en controleert het proces en vervangt dematrijzen
waar hetprodukt
doorwordt
geperst.Bij
!¡2-
sommige bedrijven is
bij
de pet'sen een kleine controleruimte gebouwo om geluid- en stofoverlast te beper- ken, waarin de perser een deel vanwerk dan
bij
kleine;6. de exped.itiemidewerher rijdt- soms op een
ùeftruck,
maar kan ook an-verwezen naar het onderzoeksverslag (Mensink e.a. 1989).
Sfutionaire metingen
I¡
totaal waren 79 comPlete sets rnetingen beschikbaar, datwil
zeggen rnetingenwaarbij
geen stof-, endo- toxine- of schimmelconcentraties ontbraken. De metingen waren af- komstig van ? bedrijven; aileen vanbedrijf
6 waren geen gegevens be-taÌe
Gìvf
GSDstoffractie (mg/m') totaal
inspirabel thoracaal respirabel
endotoxinefractie (ng/mr) totaal
inspirabel thoracaal
respirabel
\,i I'i:'*il
o
A
0,13-15'31,3 0,8 0,4 0.1
2,9 3,4 2,9 2,6
0,2-26 0,2-20 0,7 -4,9 0,1-1,8
qà 1,9 0,8 0,1
GM : geometrisch gemiddelrle GSD : geometrische standaardafvijking
storten
t
grotd-n bestel- zakkert op
pallets stapelen);
7'. àe
afzahhe.'*"rkt bij
de afvulma-chine
*aar hij de
zakken oP de vuL-Resultaten
Detectiegre
nzen,
reprod,uceerbaarheid' enwaren,
wordt in
de analYses geen onderscheid gemaakt. Doel van de stationaire metingen was immers andere kenmerken dan de hoogte vand.e blootstelling te achterhalen. Niet- temin
zijn,
ter ilLustratie,in
figuur 2 en 3 de geometrisch gemiddelde stof-, CFU- en endotoxineconcentraties en aantallen metingen perbedrijf
weer- gegeven.In
tabel 2zijn
een aarúal kenmerken van de gemeten con- centraties weergegeven voor alle 79metingen; geometrisch gemiddelde en standaardafwijking, het bereik voor aLle stof- en endotoxinefracties en de CFU-concentraties '
Uit
figuur 2 en 3 en tabel 2blijkt
datd.e stof- en endotoxineconcentratie
duidelijk
oplopen met de deeltjes- grootte. De afwijkingen vândit
beeld diebij
sommige bedrijven aange- troffen werden, kunnen waarschijnlijk worden teruggevoerd op het geringe aantal metingen Perbedrijf.
De extreem ho ge endotoxineconcentraties inbedrijf
1zijn
terug te voeren oPslechts twee van de tien metingen; de Tabel 2.
Statistische
kenmvier endotoxinefrast¡es en
schimmels (CFU/m3 *
Tiidschiltvoor toegepaste Arbowetenschap 2 (1989) nr 6
Figuur 2. Geometrisch gemidderde stationair gemeten stofconcentrat¡e en CFU-sch¡mmelconcer¡tratie, per
bedriif (n:
7g)s
tofconcentrat¡e
(mg/mB) CFU (aanrat/m3)overige acht vertoonden een beeld dat meer
in
delijn
van de andere bedrijven lag. Opvallend is dat de spreidingin
stofconcentraties aan-zienlijk
kleiner was dan diein
de endotoxineconcentraties,blijkend uit duidelijk
geringere geometrische standaarddeviaties. Waar de GSD,s voor devier
soorten stofmetingen rond 3 lagen, varieerden zevoot
endotoxine tussen 4 en de zeer hoge waarde van 6,7.Het
algemene beeld voor endotoxine wasdat
van door_gaans lage waarden van slechts enke_
Ie nanogrammen per m3, met extreem hoge uitschieters. De voor stationaire stofmetingen grote spreiding is voor een deel terug te voeren op de hetero- gene samenstelling van de groep van 79 metingen, die immers op uiteen_
Ìopende plaatsen
in
uiteenlopende bedrijven plaatsvonden.De concentraties van schimmels lagen
in
de orde van grootte van enkele duizenden CFU's per m3, met een spreiding die iets kleiner bleek tezijn
dan die van de stofmetingen(csD :
2,6).In
tabel 3zijn
de correlatiecoijfficiën- ten tussen de geÌogaritmiseerde CFU_concentraties en de gelogaritmiseerde overige acht blootstellin gsvariabeÌen weergegeven.
Hieruit blijkt dat
de CFU-concentratie nauwelijks samen_hing met de stofconcentraties, maar
in duideÌijk
sterkere mate met de endotoxineconcentraties,blijkend uit
Pearson correlatiecoëffi ciënten tussen 0,32 en 0,38
(p <
0,05 met inspirabel endotoxine enp <
0,01 met de ove- rige fracties). De onderlinge samen- hang tussen de acht overige variabe- len was overigens veel sterker; op één na lagen alle coêffciijnten tussen 0,37 en 0,83(p <
0,01).Tabel 4 geeft de concentratie endoto- xine
in
de verschiilende stoffracties weer in ng/mg. Omdat de verdelingen pas na logtransformatie een normale verdeling benaderden,zijn
de ken- merken van de verdeling als geome-trisch
gemiddelde en standaardaf-wijking
weergegeven.Uit
de tabelblijkt
dat de spreiding van de endo- toxineconcentratiesin
stof kieiner is dan diein lucht
(zoals weergegevenin
tabel 2). Opvallend is datin
de drie grootste stoffracties de (geome-trisch)
gemiddelde concentratie endo- toxinevrijwel
niet uiteen liep,terwijl in
de respirabelefractie
de spreiding veel lager lag.De onderlinge verhoudingen tussen de stoffracties
uitgedrukt in
ver- houdingtot
detotaalstof
concentratie waren 0,65 (inspirabel/totaal), 0,8?(thoracaal/totaal) en 0,10 (respirabel/
totaal).
Omdat de verdeling van alle drie verhoudingen scheef naar rechts >5000 4000 3000
2000
1 000
1
(10) 2 (71 3 (4) 4 (4\ 5 (14)
7(17j
B(23) toraat
(79) 0bedrijf (aantal metingen)
Figuur 3- Geometrisch gemidderde stationair gemeten endotoxineconcen- trat¡e, per
bedrijf (n:79)
^ _ endotoxineconcentratie (GlV) (nglm3)
õca¿
1
(10) 2 (7) 3
(4)4 (4) 5 (14)
7(jtl
B(29])
roraatbedrijÍ (n)
I toraat inspirabel fll thoracaal N
respirabelTabel 3' correlatiecoëfficiënten (pearson's R) van gelogar¡tm¡seerde cFU- concentraties met gelogaritmiseerde stof_ en
(n:79)
stoffractie
CFLt-stof
CFU-endotoxineI
totaatW
respirabel¡ ns pi rabel
f__l
schimmels(7s)
totaalstof
fractie
0,11inspirabelstoffractie
0,28thoracaalstoff¡actie
0,29+respirabelstoffractie
0,210,39**
0,32*
0,39**
0,37+"
*:p<0,05
**:
p < o,o1Tijdschrift
voor toegepaste Arbowetenschap 2 (19g9) nr 693
totaal inspirabel thoracaal respirabel
Tabel 4. concentratie endotoxine in
stof
(ng/mg) in stat¡onair gemeten deeltjesgrootte fract¡es(n :
79)stoffractie
(mg/mt)
Grlf bereikwas, maar een logtransformatie geen duidelijke verbetering
in
derichting
vannormaliteit liet
zien,zijn
hier de mediane verhoudingen berekend. De mediane verhoudingen vertonen een duidelijke samenhang met de deeltjesgrootte. De verhouding 0,65 voor de inspirabelefractie
kan wor- den gebruikt voor een schatting van het relatieve aantal overschrijdingen van de totaalstof normen (zie hier- na).Uil
de mediane verhouding van 0,10 voor respirabelstofblijkt
dat de respirabele fractie slechtsin
geringe mate de stofbelasting van werk- nemers kan weergeven'Persoonlijke metingen
In
totaaÌ waren de resultaten van 530 metingen beschikbaar die werdenverricht bij
131 wetknemers van aÌle acht bedrijven. Een grafische weergâ- ve vân de frequentieverdeling van stof- en endotoxineconcentraties is weergegevenin
figuur 4.Het
beeld van een lognormale verdelingwordt
met deze fi.guurduidelijk
bevestigd.Om na te gaan of de verschillen
in
blootstellingsniveausin
meer of min- dere mate afhanketijk waren van de functie van de betrokkenen dan wel van hetbedrijf,
werd een variantie- analyseverricht
oP de gelogarit- miseerde stof- en endotoxinecon- centraties, waarbij als verklarende variabelenbedrijf
en functiein
het model werden gebracht.Uit
tabel 5, waarin de resultaten van deze beide analyseszijn
weergegeven,bÌijkt
datzowei de stof- als endoLoxinecon- centratie
in
sterkere mate bepaald worden door de functie dan door helbedrijf.
Ook wanneer de beide facto- ren na elkaar in het model gebracht werden, of wanneer voor de oneven- wichLige verdeling van waarnemingen over de factoren werd gecorrigeerd door gewogen waarnemingen te ge-bruiken, bleef het beeld bestaan dat de verschillen tussen functies aan-
zienlijk
duidelijker waren dan de verschilÌen tussen de bedrijven.Tegen deze achtergrond
zijn
de gege- vensin
tabel 6, die betrekking heb- ben op gemiddelde en verdeling van de stofblootstelling, opgesplitst naar functie. Behalve het geometrisch gemiddelde, de geometrische stan- daardafwijking en het bereik van de gemeten concentraties is ook het percentage metingen aangegeven datligt
boven de huidige Nederlandse MAC-waarde voorhinderlijk
stof en de AmerikaanseTlV-waarde
voor graanstof (resp. 10 en 4 mg/m3 to-taalstof).
Daartoezijn
de gemeten waarden eerst gedeeÌd door de media- ne verhouding tussen de stationair gemeten inspirabelstof- en totaalstof- concentraties (0,65). Opvallend is dat2,0 2,3 r,9
1,1
4,6
Ð'D 3,1
0,r-270 o,2- 32 0,2-120
0 -35
GiVl : geometrisch gemiddelde GSD : geometrische standaardafrvijking
Tabel 5. Variantie-analyse van de gelogaritmiseerde persoonliik gemeten
stof-
en endotoxineconcentratie (n:
530)Df lvfs
F p(F>r)
28,2 1ó,8
0,00011,6 6,5
0,0001,8
r4,3
0,0007.2
0,000r8,8 2.6 Df : aantal vrijheidsgraden
\,f$ : gsmiddelde krvadraatsom
Tabel 6. Statistische kenmerken van persoonliike stofmetingen per
functie-
groep (in mg/mr) en percentages met¡ngen boven twee mogeliike normen functie (n)Gì,I GSD bereik
l/o boven f i, bovenl0 mg/mr 4 mg/mj losser (69)
kraanmachinist (23) bedieningsmedewerker (63) perser (54)
produktiechef (42) expeditiemedewerker (6I) afzakker (20)
overige (198) totaal (ã30)
9,8
4,62,ó
4,70,8
2,7r,3
3,21,6
3,5r,2
2,83,4
2,93,2
4,90,2-4ó0 o,2- 27
0,2-
9.40,2-r00 0,2- 49
o,2- t4 1,1- 45 0,2-250
0,2-450 57 3ó 2 I
I4
8 25
3l
25
80 52 16 L7 òù 18 óõ 52 4,7 42
2,4
GNI : geometrisch gemiddelde GSD : geometrische standaardafuijking
Tabel 7. Statistische kenmerken van persoonliike endotoxine metingen per functiegroep (in ng/m3) en percentages met¡ngen boven twee mogeli¡ke normen
functie (n)
Gñl GSD bereik !( boven
9t boven100
ng/m3
10 ng/m3losser (69)
kraanmachinist (23) bedieningsmederverker (63) perser (54)
produktiechef (42) expeditiemedewerker (61) afzakker (20)
overige (198)
totaal (530)
28,5 5,4
0,2-rr5010,6 8,7
0,2- 420r,2 4,3 0,2-
502,3 4,2
0,2- 1603,5 5,0
0,3- 1602,4 5,2
0,2- 8803,7 3,8 0,5-
757,0 6,0
0,2-18705,1- 6,7
0,2-t8707t
57
l+
13
2l
11 25 43
35
(,,
l3
0 4 .)
Õ
0 7
7
G)¡'I : geomettisch gemiddelde GSD : geometrische standaardafwijking
94
Tijdschrift
voor toegepaste Arbowetenschap 2 (1989) nr 6Figuur 4. Histogram van persoonrijk gemeten
stof-
en endotoxinebtootster- ling(n:530)
de geometrisch gemiddelde blootstel- lingen van alle functiecategorieijn lagen tussen 0,8 en 3,4 mg/m3, met uitzondering van die van de lossers (categorie 1), die zich
duidelijk in
negatieve zin onderscheidde door een geometrisch gemiddelde blootstelling van 9,8 mg/m3. De spreiding was voor alle functiecategorieênvrij
groot,blijkend uit
GSD's tussen 2,8 en 4,9.Het
aantal overschrijdingen van de MAC-waarde voorhinderlijk
stof wasaanzienlijk:
25/o van de gemeten waarden lag boven 10 mg/m3. Voor de groep lossers was
dit
dat de verschillen tussen de functies
in
grotelijnen
overeenkomen met de resultaten van de stofmetingen: de lossers (functie 1) onderscheidden zichin
negatieve zin van de overige zeven functies. Opvallend is dat de GSD's aanzienlijk groter waren dan diebij
de stofconcentraties en op- Iiepentot
een extreem van 8,7bij
de kraanmachinisten. De reden hiervoor iswaarschijnlijk dat bij
sommige bedrijven de kraanmachinisten soms taken als lossers vervullen, naast het relatief weinigstofige
kraandrijven.De eveneens hoge GSD van 6,0
bij
hierdoor met slechts enkele procen- ten.
Ten slotte
zijn in
tabel 8 de geome_trisch gemiddelde concentraties endo- toxine
in
het gemonsterde stof op- genomen. Opvallend is datbij
de twee functies dievrijwel uitsluitend
met de grondstoffenin
contact komen (losser en kraanmachinist) het aan- deel endotoxinein stof duidelijk
hoger lag danbij
de andere functies.De enige functie
waarbij vrijwel
geen contact met de grondstoffen, maaruitsluitend
met het eindproduktvoorkomt
(afzakker) werd geken-merkt
door een lager aandeel endo- toxinein
het stof. De werknemers met de overige functies kunnen zowel met stof van grondstoffen als met dat van het eindproduktin
contact ko- men.Het iijkt
er dan ook op dat het aandeel endotoxinein
het stof af- neemt na de verwerking van de grondstoffentot
het eindprodukt.Discussie
enconclus¡es
ZoaIs aI
in
de inleiding is vermeld is het gepresenteerde overzichtin
grote Iijnen als representatief te beschou- wen voor het overgrote deel van de Nederlandse mengvoederindustrie.De generaliseerbaarheid van
uit-
komsten van
dit
onderzoekwordt
ondersteund door de constatering dat voor watbetreft
de persoonlijke metingen verschillen tussen bedrijven minderduidelijk zijn
dan verschillen tussen functiecategorieijn. De belas-ting
van werknemerswordt
dusin
sterkere mate bepaald door het werk daü men doet dan door kenmerken van hetbedrijf.
Omdat perbedrijf
steeds alle produktiemedewerkers even vaak werden bemeten, zullen de uitkomsten van het onderzoek ook een goede weergavezijn
van het over-all beeldin
de Nederlandse mengvoederindustrie. Een tweetal groepen werknemers moet echter worden uitgesioten vandit
beeld.In
de eerste plaats
zijn dit
de mensen die geen produktiewerk doen, zoals onderhoudspersoneel en storingsmon- teurs. Daarnaast is het personeel van kleine en weinig gemechaniseerde bedrijfjes geen onderwerp van studie geweest.Uit
de resultaten van de stationaire metingenbtijkt
dat het stof voorna_melijk uit
de grotere fracties bestaat.De mediane verhoudingen geven aan dat het
totaalstof
voor slechts 10o/obestaat
uit
de respirabelefractie;
de thoracale en inspirabelefractie
heb- ben een groter aandeel.Het
geringe aandeel van het respirabele stof geeft aan dat voor een kwantiflcering van de belasting voor het menselijk Ìi- chaam met name de grotere fracties >200
150
100
50
0
zelfs meer dan de
helft.
Slechts voor de bedieningsmedewerkers (functie 3) Iag.het percentage onder bo/o. Een nog zorgelijker beeld ontstaat wan- neer de metingen worden gereÌateerd aan de AmerikaanseTlV-waarde
voor graanstof.Ruim 42/o
van de metingen lag boven 4 mg/m3 enin
deheift
van de onderscheiden functies Ìag meer dan dehelft
van de metin- gen daar boven.Tabel 7
laat
soortgelijke gegevens zien voor de endotoxineblootstelling.Omdat voor endotoxine geen MAC-
of TlV-waarden
bestaan is het percen- tage'-norm'overschrijdingen gerela- teerd aan twee mogelijke grens- waarden: 100 ng/m3, zoals is gesugge- reerd als mogelijke grens door een internationale werkgroep (Working- group 1985); enl0
ng/m3, een waar_de die meer
in
overeenstemming zouzijn
met het no-effect level van g ng/m3 datwordt
geschat op basis van een longfunctieonderzoek door Cas- tellan e.a, (1987).Uit
tabet Zblijkt
lrekwentie
345678
I
Sror (ms/m3) Endotoxine (nglm3)9 10
11 12 1314
15i6
1Z 18 1920+groep 8 (overige produktiefuncties) kan verklaard worden door het zeer uiteenlopende takenpakket van dege- nen die
tot
deze groep behoren. Deze hoogste GSD's voor endotoxinebloot- steÌling werden gevondenbij
de twee groepen die ookbij
de stofblootstel-ling
de meeste spreiding vertoonden.Ten aanzien van de 'norm'over- schrijdingen van de endotoxinecon- centraüie kan worden opgemerkt dat
bij
een grenswaardevan
100 ng/m3 het percentage overschrijdingen,afhankelijk
van de functie, varieerde van 0tot
22o/o. Wanneer een normvan
10 ng/m3 werd gehanteerd wer- den deze percentages aanzienlijk hoger:van ll tot
7lo/o,terwijl
van alle metingen 35o/o boven deze grens- waarde lag. Overigenszijn
de endo- toxineconcentratiesniet
naar analogie van de stofconcentraties gecorrigeerd naar de totaalstoffractie.
Wanneerdit
wel werd gedaan veranderde het beeld nauwelijks; de percentages' grenswaarde'overschrij dingen stegen
Tijdschrift
voor toegepaste Arbowetenschap 2(lggg)
nr 695
Tabel 8. Concentratie endotoxine in
stof
(nS/mg) in persoonliik gemetenstof
stoffractie (mg/mt) GM GSD be¡eik
moeten worden gemeten.
Het
in- spirabelstof, zoalsin dit
onderzoek voor de persoonlijke blootstelling isgebruikt, lijkt
daarom een goede keuze.Totaalstof
(in dein
Nederland gebruikelijke zin) is voor de belasting van de mens een minder goede maat dan de inspirabelefractie,
omdatbij
de eerste een deel niet het naso- pharyngale deel van de luchtwegen passeert. Deze laatste overweging speelde
in dit
onderzoek met name eenrol,
omdat ook de relatie tussen belasting en effecten op het respira-toire
apparaat onderwerp van studiemicrobiologische laboratoria werden over het algemeen lagere concen-
traties
gevonden (Smid e.a. 1989).Opvallend is dat de concentraties CFU's een duidelijke correlatie ver- toonde met de endotoxineconcen-
tratie. Dit wijst
op het bestaan van microbiiileactiviteit,
die deels on-afhankelijk
is van de hoeveelheid stof.Dat
deze microbiêleactiviteit
een eigen plaats heeftwordt
beves-tigd
door de constatering dat de concentratie endotoxinein
stof een samenhanglijkt
te vertonen met de bewerkingsgraad van het produkt.als uitgangspunt werd genomen, bleek het aandeel normoverschrijdin- gen maar IiefsL 40o/s te bedragen.
Hoewel een aantal functies
in dit
verband met name een bijdrage lever- de, bleek toch voor geen enkele func-tie
normoverschrijdingen uitgesloten.Een interessante
uitkomst
vandit
onderzoek is
dat
de persoonlijke blootsteÌlingin
veel sterkere mate door de functie bepaaldwordt
dan door hetbedrijf. Dit wijst
er op dat binnen deze groep bedrijven de aan- zienlijke verschillenin
mechanisatie- graad enin
implementatie van stof- beperkende maatregelen weinig ver- band houden met de stofbelasting van de medewerkers. Een mogelijkeoorzaak hiervoor is dat de aard van de werkzaamheden
in
moderne be-drijven
verschilt van diein
ouderebedrijven;
door het verdwijnen van routinewerkzaamheden gaan stof- belastende taken als het verhelpen van storingen en schoonmaakwerk- zaamheden een relatief belangrijkerrol
spelen.De mogelijke
winst
diewordt
ge- boekt door de stofbeperkende maat- regelen zou dan door deze taakver- schuivingen teniet
kunnen worden gedaan. De maatregelen die nodigzijn
om een vermindering van de stofblootstellingin
debedrijfstak
te realiseren zullen dan ookniet
een- voudig te treffenzijn. Dat
maakt ze echterniet
minder noodzakeÌijk.Nawoord
Dit
onderzoek werdverricht in
het kader van een opdracht van het Directoraat-Generaal van de Arbeid van hetMinisterie
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Naast de bloot- stelling werden ook de effecten op de longfunctie bestudeerd. Over dat deel van het onderzoek zal binnenkort afzonderlijk worden gepubliceerd.In
hetlicht
van de op handen zijnde behandeling van een mogelijke MAC- waarde voor graanstofin
de Werk- groep van Deskundigen en de Advies- commissie Grenswaarden is dezeinformatie
van groot beiang.De auteurs bedanken voor hun mede- werking allereerst de betrokken werk- nemers, de bedrijven en de bedrijfs- gezondheidsdiensten. Verder
zijn wij
voor hun waardevollehulp
dank verschuldigd aanRudolf
van der Haar, HansMarquart, Anita
Groe-nendijk,
Mieke Lumens, Tonnie Zweets, Reini Pater, Pieter Versloot en Jos vanHutten
en aan de leden van de begeleidingscommissie van het project.losser (69)
kraanmachi.ist (23) bedieningsmedewerker (6 3) perser (54)
produktiechef (42) expeditiemedewerker (6
l)
afzakker (20) overige (198)
totaal (530)
4,3 3,5 2,4 2,5 2,3 4,0 2,8 3,2 3,2 2,9
4,3 1,5 1,8g9
2,0 1,1 2,2
2,I
0,1
-
940,3
-
1300,2
-
120,2
-
660,5
-
170,02-1620
0,07-
70,0r- 740 0,01-1620 GM : geometrisch gemiddelde
GSD = geometriwbe standaardafwijking
was. De resultaten van
dit
deel van het onderzoek zullen overigens bin- nenkort worden gepubliceerd, enzijn
nu reedsin
devorm
van een verslag beschikbaar (Houba e.a. 1989).De stationaire endotoxinemetingen lieten een soortgelijk beeld zien voor wat
betreft
de verdeling over de deeìtjesgrootte fracties. Zeer op- vallend wasdat
de concentratie endotoxinein
het respirabelsüof aan-zienlijk
Ìager was dan diein
de ove- rige fracties. Eenverklaring
voordit
fenomeen is
niet
voorhanden.De schimmels
zijn
bepaald als kolo- nievormende deeltjes per hoeveelheidlucht:
deeltjes diein
staatzijn
een kolonie te vormen op eenplaat
met medium. Omdat een deeltje soms meer sporen kan bevattenwordt
de concentratie aan sporenin
deÌucht
met deze methode onderschat. Een correctie hiervoor is met de gebruikte methodeniet
mogelijk. Een grens- waarde voor het aantal CFU's isniet
aan te geven. Wel isduidelijk dat
de concentraties enigszins verhoogdzijn
ten opzichte van diein
andere ar- beidssituaties.In
een meelfabriek, een gemeentelijk archief en twee96
De persoonlijk gemeten stofcon- centraties waren aanzienlijk hoger dan men op grond van de
ruimtelijke
metingen zou verwachten. Een voor de hand liggende oorzaak is datbij
Iokale werkzaamheden met hoge stofconcentraties (vegen, storingen verhelpen) de werknemer met
zijn
monstername-set zich doorgaans veel dichterbij
de bron van het stof zal bevinden dan een stationaire meetop- stelling. Daarnaast is op een aantal plaatsen met zeer hoge stofconcen-traties
(bijvoorbeeldin
een schip met grondstoffen)niet stationair
gemeten omdat daar door technische oorzaken geen mogelijkheden voor waren.Duidelijk
isin
ieder geval dat op grond van stationaire metingen geen conclusies ten aanzien van normover- schrijdingen kunnen worden ge-trokken.
Op basis van persoonlijke metingen konhet
aantal overschrij- dingen vantotaalstof
normen worden geschat, als werd gecorrigeerd meü de mediane inspirabel/totaalstof ver- houding. Een zeer aanzienlijk deel van de persoonlijke stofblootstelling lag boven de grenswaarde voor hin-derlijk
stof: 25o/o. Wanneer de Ameri- kaanse grenswaarde voor graanstofTijdschrift
voor toegepaste Arbowetenschap 2 (1989) nr 6L¡teratuur
- ACGIH; Treshold iimit values 1987.
Cincinatti, 1988.
- Arbeidsinspectie; Nationale MAC-lijst 1986. Voorburg, 1986.
- Beumer, H.; Procesbeschrijving van de mengvoederindustrie. De Molenaar, nr.
45, t984.
- Boleij, J., D. Heederik, H. Kromhout;
Karakterisering van blootstelling aan chemische stoffen in de werkomgeving.
Pudoc, Wageningen, 1987.
- CasteÌlan, R.M., S.A. Olenchock, K.B.
Kinsley, J.L. Hankinson; Inhaled endoto- xin and decreased spiromettic values. N.
trng. J. Med. 317 (1987), 605-610.
- Heederik, D., R. Brouwer, T. Smid, P.
Attwood; Beroepsmatige blootstelling aan endotoxinen. T. Soc. Gezondheidsz. 65
(t987),414-420.
- Houba, R., D. Heederik, T. Smid;
Longfunctieveranderingen door blootstel- ling aan organisch stof en endotoxine in de Nederlandse mengvoederindustrie. Land- bouwuniversiteit Wageningen, vakgroepen Gezondheidsleer en Luchthygiëne en -verontreiniging, 1989.
- ISO; Size definitions for particle samp- Ìing. Am. Ind. Hyg. Ass. J. 42 (198r) A 64-68.
- Jones, W., K. Mor¡ing, P. Morey, .W.
Sorenson; Evaluation of the Andersen viable impactor for single stage sampling.
Am. Ind. Hyg. Assoc. J. 46 (L984),294- 298.
- Kuile, W.M. ter; Vergleichsmessungen mit verschiedenen Geräten zur Bestim- mung der Gesamtstaubkonzentration am Arbeitsplatz: Teil
II.
Staub-Reinhaltung der Luft 44 (1984),2ll-216.- Mengvoeder-enquête 1983-1984; Pro- duktschap voor Veevoeder, Den Haag, 1984.
- Mensink, G.B.M., T. Smid, D. Heede-
rik;
Blootstelling aan stof in de meng- voederindustrie in Nederland. Vakgroepen Gezondheidsleer en Luchthygiöne en -verontreiniging. Wageningen, 1989.- Produktschap voor Veevoeder; Jaarver- slag 1986. Produktschap voor Veevoeder, Den Haag, 1987.
- Smid, T., E. Schokking, J.S.M. Boleij, D. Heederik; Enumeration of viabie fungi in occupational environments: a compari- son of samplers and media. Am. Ind. Hyg.
Assoc. J. 50 (1989a), 235-239.
- Smid, T., D. Heederik; Graanstof en gezondheid
-
een literatuuroverzicht. T.Soc. Gezondheidsz. 67 (198gb), 53-60.
- Staubforschungsinstitu! Empfehlungen zur Messung und Beurteilung von gesund- heitsgefährlichen Stauben. Staub-Rein- haltung der Luft 33 (1973), 1-3.
- Vrins, E., P. Hofschreuder; Sampling total suspended particulate matter. Jour- nal of.A.erosol Science 14 (1983), 318-321.
- Wal, J.F. van der; Vergleichsmessungen mit verschiedenen Geräten zur Bestim- mung der Gesamtstaubkonzenttâtion am Arbeitsplatz. Teil L Staub-Reinhaltung der Luft 43 (1983), 291-294.
- Working group on work related lung disorders among farmers; Augustus 1985.
Kuopio Finland, blz. 11-16.