AFZETTINGEN MINSTENUMMER 2003 42
Otolieten
van
Miste
Kristiaan Hoedemakers*
Een aantalvan de
gevonden
soortenkomt nogsteeds in de Recente faunavoor of iszeer nauwverwant aande Recente soort,bijvoorbeeld Trisopterus
luscus(Linnaeus,
1758) (fig. 1),
C. coelorhincus,D.aff.macrophthalma.
P. aff.incisusenMeluccius merluccius(Linnaeus,
1758) (fig.
8).
G.labiatus,
T.sculptus
enA. nobiliszijn uitgestorven
soorten. P. incisus enD.macrophthalma
komen in de Recente faunameerzuidelijk
voor(Middellandse
Zeeen voor de kustenvanWestAfrika), terwijl
vertegenwoordi-gers vanhet genus
Acropoma tegenwoordig
inhet Indo-Pacifischgebied
leven. C.coelorhincuskomtnulangs
de kusten van hetoostelijk
enwestelijk
Atlantischbekkenvoor, met
uitzondering
vande Noordzee. Deoverige
ver-noemde soorten leven nu nog steeds ondermeer in de Noordzee.Over het
algemeen
heeft de associatie eenneritischka-rakter, mesopelagische
vissen(C.
coelorhincusis eréénvan) zijn
in hetbekeken materiaal zeldzaam. Zodraer meer otolietengedetermineerd worden,
zal dit beeldongetwij-feld
bijgesteld
dienenteworden.Hopelijk
kan eengron-digere
studievan de otolietenvanMiste in de toekomstuitgevoerd
worden.Geraadpleegdeliteratuur
Gaemers, P.A.M.,
1976. NewGadiform Otoliths fromtheTertiary
ofthe NorthSea Basin andaRevision ofSome Fossil and RecentSpecies.
LeidseGeologische
Mede-delingen
49 : 507-537.Gaemers, P.A.M.,
1990. Definition ofthe classical Palaeo-gene-Neogene boundary
in the North SeaBasinby
meansof Gadidaeotoliths
(Pisces). Tertiary
Research 11(2-4):
97-144.Huyghebaert,
B. &Nolf,
D., 1979. Otolithes de Téléo-stéensetbiostratigraphie
des Sables de Zonderschot(Miocène
moyende laBelgique). Mededelingen
van deWerkgroep
voor TertiaireenKwartaireGeologie
16(2):
59-100.Nolf,
D., 1977. Les otolithes des Téléostéens del’Oligo-Miocène
beige.
Annales de la Sociétéroyale
Zoo-logique
deBelgique
106 : 3-119.*KristiaanHoedemakers,Minervastraat23, B-2640Mortsel,
België
Toen bekend
werd,
dat het bestuur van onzevereniging
een
graafactie
in Misteplande,
warenmijn
verwachtin-gen
hooggespannen.
Hetzoudan ook deeerstekeerwor-den,dat ik op deze beroemde
vindplaats
zoukunnen ver-zamelen. Deverwachtingen
werden ruimschootsingelost.
Reeds
bij
de aanvang werdduidelijk,
dat deafzetting
vanMiste zeer
rijk
is aangoed
bewaard materiaal. Hetlijkt
me, dat zelfs de
rijke vindplaatsen
nabij
Heist-op-den-Berg,
die door de WTKG enkele malen ontslotenwerden,
het tegenMiste moetenafleggen.
Demeestopvallende
fossielenwarennatuurlijk
de talloosaanwezige
mollus-ken,
vaakgoed
bewaard.Sporadisch
konje
indegrove zeef ook otolietenvinden,
in dezevenmetfijnere
maas-wijdten
waren deze veeltalrijker aanwezig.
De bemon-sterdelaag
is dus ookzeerrijk
aandezevisfossielen,
die meestalvrij goed
bewaardzijn.
Totnutoeheb ik helaas nog geenkansgezien
om veelvan het verzameldegruis
uit tepikken.
Om deze reden werderook nietgepoogd
om een
soortenlijst
optestellen, dezezouin dit stadium veelteonvolledig
enonjuist zijn.
Dit bericht zal dan ookbeperkt blijven
tot devondsten,
die terplekke gedaan
werden.Iemand die de otolietenvanMiste wil
bestuderen,
stootalgauw op eeneerste
beperking:
de schaarsteaanliteratuur hieromtrent.Deenige
die otolietenvanMistebij zijn
stu-dies betrokkenheeft,
is PieterGaemers(1976
en1990).
De associatie is echterzeerrijk
engevarieerd
enverdient zekereengrondige analyse. Op
heteerstezicht is de asso-ciatiezeergoed vergelijkbaar
metdezevanhetBelgische
vroege Mioceen
(Heist-op-den-Berg, Antwerpen). Op
al dezelokaliteiten is er eendominantievan twee soorten Gadidae:Trisopterus sculptus (Koken,
1891) (fig. 2)
en Gadiculus labiatus(Schubert,
1905) (fig. 3).
Alsweech-terabstractie makenvandeze beidesoorten,tredenerwel verschillen op.
Rekening
houdendmethetbeperkte
mate-riaal datreedsbekekenwerd,
ishet meest in hetoogsprin-gende
verschilmetde associatiesvanBelgië
hettalrijkere
voorkomenvanAcropoma
nobilis(Koken,
1891) (fig. 7)
en
Coelorynchus
coelorhincus(Risso, 1810) (fig. 5).
Bo-vendienvalt deaanwezigheid
vanDentexmacrophthalma
(Bloch,
1791) (fig.
6)
op.Laatstgenoemde
soortiszeld-zaaminhet
Belgische Mioceen,
waar“Dentexgregarius”
(Koken,
1891)
demeestvoorkomende zeebrasem(fami-lie
Sparidae)
is. D.gregarius
kon ik nog niet inmijn
ei-gen materiaal
herkennen,
maar wellicht hebben andere leden wel zulke otolieten in hun materiaal. Eenandereopmerkelijke
vondst is een otolietvanPomadasys
aff. incisus(Bowdich,
1825) (fig. 4)
die hiermeevoorheteerstpositief
in het Mioceenvanhet Noordzeebekken herkendAFZETTINGEN MISTENUMMER 2003 43
Enkele otolieten uit het Mioceenvan Miste