• No results found

Angstgevoelens voor de dreiging van terrorisme : welke factoren van invloed zijn op angstgevoelens voor de dreiging van terrorisme

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Angstgevoelens voor de dreiging van terrorisme : welke factoren van invloed zijn op angstgevoelens voor de dreiging van terrorisme"

Copied!
68
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM

Angstgevoelens voor de

dreiging van terrorisme

Welke factoren van invloed zijn op angstgevoelens

voor de dreiging van terrorisme

Selin Oruc 10462937 Bachelor scriptie

Algemene Sociale Wetenschappen Universiteit van Amsterdam Begeleidster: Dorine Greshof Tweede lezer: Ruth Stoffels 10-07-2015

(2)

Inhoudsopgave

Samenvatting ... 3 1.Inleiding ... 4 1.1 Introductie ... 4 1.2 Theoretisch kader ... 5 1.2.1 Betekenis terrorisme ... 6 1.2.2 Betekenis angst ... 7

1.2.3 Verschillende verklaringen angstgevoelens ... 8

1.2.6 Gevolgen nieuwe beleidsdenken ... 12

1.2.7 Stereotypering door angst ... 13

1.2.8 Islamofobie ... 14

1.2.9 Angst openbare plekken ... 15

1.3 Probleemstelling ... 16 1.3.1 Doelstelling ... 16 1.3.2 Onderzoeksvragen en hypothesen ... 17 1.3.3 Relevantie ... 21 2.Methode ... 22 2.1 Interdisciplinariteit ... 22 2.2 Onderzoeksstrategie en methode ... 24 2.3 Operationalisering ... 25 2.4 Meetniveau ... 29

2.5 Populatie/respondentengroep & Methode sampling/respondentenwerving ... 29

2.6 Methode data analyse ... 30

2.7 Ethische kwesties ... 31

2.8 Planning en locatie van het onderzoek ... 31

3. Resultaten ... 31 3.1 Data preparatie ... 31 3.2 Data analyse ... 34 4. Conclusie ... 42 4.1 Conclusie ... 42 4.2 Discussie ... 44 4.3 Reflectie... 45 5. Literatuurlijst ... 47 6. Bijlagen ... 51 6.1 Vragenlijst ... 51 6.2 Operationaliseringsschema ... 57

(3)

6.3 De aannames voor parametrisch toetsen ... 60

6.3.1 Aannames regressieanalyse deelvraag 1... 61

6.3.2 Aannames regressieanalyse deelvraag 2... 62

6.3.3 Aannames regressieanalyse deelvraag 3... 63

6.3.4 Aannames correlatie en regressieanalyse deelvraag 4 ... 64

6.3.5 Aannames correlatie deelvraag 5 ... 66

6.3.6 Aannames correlatie deelvraag 6 ... 67

(4)

Samenvatting

De dreiging van terrorisme speelt een rol in de samenleving. Zowel de media, de overheid en de Nederlandse bevolking houden zich met dit onderwerp bezig. In verschillende landen zijn aanslagen gepleegd door islamitische terreurorganisaties en in Nederland heerst ook de dreiging van zo’n aanslag, wat kan leiden tot gevoelens van angst onder mensen. Dit

onderzoek heeft onderzocht welke factoren van invloed kunnen zijn op angst voor de dreiging van terrorisme. Vanuit de theorie is gebleken dat verschillende factoren hier van invloed op kunnen zijn. De factoren die hiervan op invloed kunnen zijn is het gebrek aan informatie over islamitische terreurorganisaties, de media, de maatregelen van de overheid met betrekking tot het bieden van bescherming en stereotypering. Deze angst kan vervolgens weer leiden tot het vermijden van plekken en het minder gebruik gaan maken van het openbaar vervoer en het luchtverkeer. Er is gebruik gemaakt van een kwantitatief onderzoek. Er is een vragenlijst opgesteld en deze is ingevuld door 159 respondenten. Om deze data vervolgens te analyseren en antwoord te kunnen geven op de verschillende deelvragen en op de hoofdvraag zijn er meervoudige regressieanalyses en correlaties uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat de media een positieve significante invloed heeft op angst voor de dreiging van terrorisme. Dit wil zeggen dat naarmate men meer van mening is dat de media invloed heeft op de meningsvorming en vindt dat de media bezorgdheid aanwakkert en onrust creëert in de samenleving ook meer angst heeft voor deze dreiging. Daarnaast hebben de maatregelen van de overheid met

betrekking tot het bieden van bescherming een positieve significante invloed. Dit betekent dat naarmate men het meer eens is met de getroffen maatregelen van de overheid er hoger wordt gescoord op angst voor de dreiging van terrorisme dan wanneer men deze maatregelen te streng en te overdreven vindt. En als laatst heeft stereotypering een positief significante invloed op angst voor de dreiging van terrorisme. Dit wil zeggen dat wanneer men meer aan stereotypering doet er hoger op deze angst wordt gescoord. Ook is uit dit onderzoek gebleken dat mensen die hoger scoren op angst voor terrorismedreiging vaker plekken vermijden en minder gebruik maken van het openbaar vervoer en luchtverkeer.

(5)

1.Inleiding

1.1 Introductie

‘Amsterdam doelwit terroristen' luidt de kop van De Telegraaf van 13 januari 2015. Islamitische terreurorganisaties sturen verschillende berichten rond die moslimextremisten oproepen om in het land waar ze verblijven aanslagen te plegen. Ook Amsterdam wordt genoemd als doelwit voor de aanslagen. Een letterlijke vertaling van een oproep die werd verspreid door de islamitische terreurorganisatie IS is als volgt: ‘Je zult het zien als je wordt besmet met het radioactieve Cesium-131 in de straten en de treinstations in Rusland, Boston, Dallas, Virginia en Amsterdam’(Telegraaf, 13 januari, 2015). In afgelopen jaren zijn er over de hele wereld vele aanslagen gepleegd door islamitische terreurorganisaties met als doel om een Islamitische staat te stichten en een einde te maken aan Westerse invloeden (Ait-Hida & Brinkel, 2011, p.16-18). Op 11 september 2001 vlogen twee gekaapte vliegtuigen de Twin Towers in New York binnen. Er vielen vele doden en gewonden en een enorme ravage was het gevolg. Op 11 maart 2004 was het vervolgens raak in Madrid; er vonden bomexplosies plaats in verschillende treinen. Ook hier vielen er veel gewonden en doden. Op 7 juli 2005 was Londen aan de beurt, er werden bomaanslagen gepleegd in een metro en op een bus. De gevolgen waren hetzelfde als hierboven genoemd (Ruijs, 2009, p.6-7). En op 7 januari 2015 werd een aanslag gepleegd op het satirische blad Charlie Hebdo in Parijs (Coolsaet, 2015, p.11). Door de verschillende boodschappen die de islamitische terreurorganisaties verspreiden via het internet lijkt het erop dat deze organisaties niet de intentie hebben om te stoppen met het plegen van aanslagen. Een en ander blijkt uit de volgende boodschap van een jihadganger op Twitter, een sociaalnetwerksite waar berichten geplaatst kunnen worden: 'Wij houden van oranje, om z'n daden en z'n doen. Nu dus ook f16's; Nederlands volk jullie overheid heeft zojuist een doelwit van jullie gemaakt'. M. Sháám (persoonlijke communicatie, 24 september, 2014). In de media en op internet gaat veel berichtgeving over de gepleegde aanslagen en de dreiging van aanslagen. Een artikel van NU.nl van 13 maart 2013 luidt als volgt: De

terreurdreiging in Nederland is opgeschaald naar de op een na hoogste alarmfase van 'beperkt' naar 'substantieel'. Doordat de kans op een aanslag in Nederland reëel blijft is het

dreigingsniveau in 2015 voor een terroristische aanslag nog steeds vastgesteld op substantieel (Rijksoverheid, 2015). Door de terreurdreigingen en de reeds plaatsgevonden terroristische aanslagen kan de angst onder de bevolking toenemen. Maar hoe leeft deze angst onder de Nederlandse bevolking? Hebben alle gebeurtenissen rondom de aanslagen en de dreiging van

(6)

eventuele aanslagen impact op het dagelijks leven van de mensen? En zijn we voorzichtiger geworden met betrekking tot de plekken die we bezoeken? En ook belangrijk, is onze angst richting moslims gegroeid doordat moslims in Nederland met de islamitische

terreurorganisaties geassocieerd kunnen worden? Er zal ook onderzocht worden waar deze eventuele angstgevoelens vandaan komen. Komt het door de directe dreiging van de

islamitische terroristische organisaties om aanslagen te plegen, of komt het door de strengere beleidsvoering van Nederland tegenover terroristische aanslagen die de angstgevoelens onder mensen aanwakkert? Of kan angst onder mensen ontstaan door de media die met de

berichtgeving angst kan creëren onder mensen? De vraag die centraal staat in dit onderzoek is: Welke factoren zijn van invloed op angstgevoelens voor de dreiging van terrorisme?

Terrorisme en de dreiging van terroristische aanslagen is een onderwerp waar over gesproken wordt in de hele wereld. Er wordt aandacht besteed aan terrorisme in zowel de media, de politieke besluitvorming evenals onder de Nederlandse bevolking. Door te

onderzoeken hoe het gesteld is met de angstgevoelens voor terrorismedreiging in Nederland en te onderzoeken waar de eventuele angstgevoelens vandaan komen kan hier vervolgens verder onderzoek naar gedaan worden om te proberen deze gevoelens te reduceren en hier de best mogelijke en passende maatregelen voor te treffen. Die maatregelen zouden dan moeten zorgen voor een inperking van de eventuele angstgevoelens en voor meer rust en stabiliteit in de samenleving.

Ten eerste zal in dit onderzoek een uiteenzetting worden gegeven van het theoretisch kader. In het theoretisch kader wordt de onderzochte literatuur besproken en de relevante theorieën voor dit onderwerp. Uit dit kader zal vervolgens de probleemstelling voortkomen, waarbij ook de hoofdvraag en de deelvragen uiteen worden gezet. Aansluitend zal de methode worden besproken waarin de operationalisering van de hoofdconcepten uiteengezet zullen worden. Hierna zal er een beschrijving van de onderzoeksmethoden volgen. Als volgt zullen de resultaten van de data-analyses geanalyseerd en beschreven worden. En als laatst volgt de conclusie waarbij er een antwoord zal worden gegeven op de hoofdvraag.

1.2 Theoretisch kader

In dit onderzoek wordt onderzocht welke factoren van invloed zijn op het ontstaan van angstgevoelens voor de dreiging van terrorisme. In het theoretisch kader zullen de hoofdconcepten van dit onderzoek onderzocht en besproken worden. De hoofdconcepten bestaan uit terrorismedreiging en angstgevoelens. Allereerst zal worden uitgelegd wat het concept terrorisme precies inhoudt. Vervolgens zal het concept angst worden behandeld en zal

(7)

de betekenis van angst onderzocht worden. Angst kan op verschillende manieren bij mensen ontstaan. Zoals in het theoretisch kader zal worden uitgelegd kunnen verschillende factoren van invloed zijn op het ontstaan van angstgevoelens. Deze kunnen ontstaan door individuele en situationele kenmerken. Angstgevoelens kunnen ook ontstaan uit een bredere sociale context. Zo kan angst ontstaan door bepaalde beeldvorming en berichtgeving van de media. Angst onder mensen kan ook ontstaan door een bepaald beleid dat wordt gevoerd in een land. Angst onder mensen kan verdere gevolgen hebben voor de samenleving. Zo kan dit leiden tot stereotypering, wat zorgt voor verkeerde beeldvorming over bepaalde groepen. Er kans zelfs sprake zijn van islamofobie onder de mensen. Als laatst zal worden besproken dat mensen door angst vermijdingsgedrag kunnen vertonen met betrekking tot het bezoeken van openbare plekken en het gebruik maken van het openbaar vervoer en het luchtverkeer.

1.2.1 Betekenis terrorisme

Over het begrip terrorisme is geen eenduidige definitie bekend, er zijn vele definities die voor terrorisme worden gegeven. Terrorisme omvat niet één bepaald fenomeen, maar het begrip terrorisme wordt gebruikt om zeer verschillende vormen van geweld te omschrijven. Hierdoor is er dan ook niet één definitie voor het begrip terrorisme. Er zullen een aantal definities van het begrip terrorisme worden gegeven die door belangrijke en hoogstaande

terreurdeskundigen zijn gegeven. Terreurdeskundige en geleerde in terrorisme studies Alex Smid (aangehaald in Jongman, 1988, p.28) geeft de volgende definitie voor terrorisme: Terrorisme is een angst- inspirerende methode van herhaalde gewelddadige acties of dreiging hiervan door individuen, groepen of overheidsactoren, voor persoonlijk gevoelige, criminele of politieke redenen, waarbij in tegenstelling tot moord- het directe doelwit van geweld niet het belangrijkste doelwit is. De directe slachtoffers van het geweld worden meestal

willekeurig of selectief gekozen vanuit een doelwit populatie en dienen als boodschap generatoren. Een belangrijke terrorisme expert Walter Laqueur (aangehaald in Tuman, 2009, p.9) geeft de volgende definitie voor terrorisme: Terrorisme is het gebruik of de dreiging van het gebruik van geweld, een methode van strijd, of een strategie om bepaalde doelen te bereiken. Het doel is om een staat van angst bij het slachtoffer te veroorzaken, die

meedogenloos is en niet in overeenstemming is met de humanitaire regels. Publiciteit is een essentiële factor in de terroristische strategie. Bruce Hoffman, een politiek analist en een specialist op het gebied van terrorisme en terrorisme bestrijding geeft de volgende definitie voor terrorisme: Terrorisme wordt gedefinieerd als het gebruik of de dreiging van geweld door individuen, sub nationale groepen en statelijke actoren om politieke, sociale en

(8)

economische doelstellingen te bereiken in de overtreding van de wet, bedoeld om een overweldigende angst te scheppen in een doelgroep groter dan de slachtoffers die zijn aangevallen of bedreigd (Hoffman, 1998, p.43). De meeste definities bevatten een bepaalde kern. Zo komt het gebruiken of het dreigen met geweld terug in de meeste definities. Politieke doeleinden of motieven worden ook in veel van de definities genoemd, naast politieke

doeleinden kan er ook sprake zijn van economische, religieuze, sociale of ideologische doeleinden. En in veel van de verschillende definities komt het veroorzaken van angst in samenlevingen ook terug. De definitie die in dit onderzoek voor terrorisme gebruikt zal worden is de definitie van Paul Wilkinson, een expert op het gebied van terrorisme en professor in internationale relaties: Terrorisme is het systematisch gebruik van dwingende intimidatie en bangmakerij, meestal om politieke doeleinden te bereiken. Terrorisme wordt gebruikt om een klimaat van angst te creëren onder een grotere groep dan alleen de directe slachtoffer van het geweld (Wilkinson, 2014, p.15). Er wordt gebruik gemaakt van deze definitie omdat deze veel van de elementen bevat die in verschillende definities van terrorisme voorkomen.

1.2.2 Betekenis angst

Angst wordt meestal genoemd als een van de emoties zoals bijvoorbeeld liefde, haat,

boosheid, blijheid, vreugde en verdriet. Emoties worden in het algemeen opgevat als mentale toestanden die bewust worden ervaren als het welzijn op een bepaalde manier wordt

beïnvloed; zo wordt angst gevoeld als men zich bedreigd voelt, boosheid als men zich

gefrustreerd voelt en vreugde wanneer de dingen goed gaan (LeDoux, 2015, p.97-98). Vanuit de psychologie wordt angst beschreven als een emotionele reactie op een concrete bedreiging of de dreiging van een straf. Zo’n straf kan worden gedefinieerd als elke prikkel die mensen proberen te beëindigen, van te ontsnappen of te vermijden. Angst kan samen gaan met lichamelijke symptomen zoals een hogere hartslag, verhoogde bloeddruk, duizeligheid, hoofdpijn en verhoogde adrenaline. Angst gaat samen met een gevoel van gevaar en dreiging. Mensen kunnen bang zijn voor andere mensen, voor plekken en gebeurtenissen die fysieke of psychische schade aan hen hebben aangebracht of aan mensen en dingen die hen erg dierbaar

zijn (Pain & Smith, 2008, p.13-14).

Een andere manier om angst te begrijpen is om angst te beschouwen als een emotionele geografie, die op de een of andere manier een leven op zichzelf heeft verkregen. Angst is dan niet meer sterk verbonden met materiële bedreigingen. Een veel besproken mechanisme in dit perspectief over de versterking van angst is die van morele paniek.

(9)

Samenlevingen lijken zo nu en dan te worden onderworpen aan periodes van morele paniek. Hierbij wordt een bepaalde conditie, persoon of een groep personen gedefinieerd als een bedreiging voor de maatschappelijke waarden en belangen en ontstaat er angst hiervoor in de samenleving; de aard ervan wordt gepresenteerd door de massamedia op een stereotyperende manier. Soms is het object van de paniek vrij nieuw en de andere keer is het iets dat al langer bestaat, maar plotseling in de schijnwerpers verschijnt. Soms gaat de paniek voorbij en wordt de paniek vergeten, behalve in het collectieve geheugen. Op andere momenten heeft het meer ernstige en langdurige gevolgen en zou de morele paniek veranderingen kunnen produceren in juridisch en sociaal beleid (Garland, 2008, p.10-12). Bij morele paniek kan het zo zijn dat de media bepaalde representaties vertoont of doordat de politie hardhandig optreedt tegen gecriminaliseerde mensen en plaatsten en dat er op deze manier verhoogde angsten onder de mensen kunnen ontstaan (Pain, Smith & 2008, p.14-15).

1.2.3 Verschillende verklaringen angstgevoelens

Algemene verklaring angst

Om gevoelens van angst in het algemeen te kunnen verklaren maakt Goffman in zijn essay

Normal Appearances gebruik van de evolutietheorie. Volgens Goffman (2009, p.238-240)

kunnen mensen zich niet ontdoen van hun evolutionaire verleden. In het verleden moesten mensen namelijk constant alert zijn op de dreiging van gevaren. Hierdoor zijn mensen

tegenwoordig ook nog steeds bezig met het aftasten van gevaren. Wat een individu als gevaar ziet wordt niet volledig door het instinct bepaald, maar kan verschillen per persoon. Zo kan bij het ene individu angstgevoelens ontstaan door een bepaald signaal, terwijl ditzelfde signaal niet zou zorgen voor angstgevoelens bij een ander individu. Daarnaast kan het ook door ervaringen van individuen komen dat er anders op bepaalde signalen wordt gereageerd, het aangeleerde aspect kan dan angstgevoelens verklaren. De manier waarop individuen op signalen reageren wordt deels bepaald door de ervaringen die individuen hebben en door middel van leren (Goffman, 2009, p.239-242; Warr, 1990, p.892-893). Zoals nu besproken zal worden kan angst ook ontstaan door individuele en situationele kenmerken.

Individuele en situationele kenmerken

Persoonlijke kenmerken beslissen vaak hoe angstig individuen zich voelen in bepaalde situaties. Zo zal een individu zich in een bepaalde situatie angstig kunnen voelen, terwijl iemand anders zich in dezelfde situatie niet angstig zal voelen. Het varieert tussen personen of

(10)

er in een bepaalde situatie angstig wordt gereageerd. Angstgevoelens kunnen een deel vormen van persoonlijkheden van individuen. Als mensen kwetsbaar zijn of zich kwetsbaar voelen, zullen gevoelens van angst bij deze mensen hoger zijn (Gabriel & Greven, 2003, p.601-602). Volgens Snedker (2011, p.76-77) voelen vrouwen zich relatief angstig. Vrouwen kunnen zich moeilijker verdedigen dan bijvoorbeeld mannen en hebben hierdoor een hoger gevoel van kwetsbaarheid. Als iemand zich niet bekwaam voelt zichzelf te verdedigen, zal diegene sneller gevoelens van angst ervaren. Daarnaast blijkt uit onderzoek van Chiricos,

Hogan&Gertz (1997) dat individuen die eerder slachtoffer zijn geweest van een vergrijp meer angst hebben dan individuen die nog nooit slachtoffer zijn geweest van een vergrijp.

Situationele kenmerken kunnen naast individuele kenmerken ook voor angst zorgen. Zo stelt Warr (1990) dat er drie categorieën van signalen zijn die kunnen zorgen voor gevoelens van angst; dit zijn de categorieën duisternis, onbekendheid en aanwezigheid van anderen. Onbekendheid kan tot angst leiden, omdat het missen van informatie over een bepaalde situatie voor angst kan zorgen. Men voelt zich veiliger in de eigen omgeving (Warr, 1990, p. 893). Daarnaast kan duisternis gevoelens van angst verklaren, men ziet het gevaar dan niet tijdig verschijnen. Vanuit zo’n perspectief ontstaat angst door de invloed die de bebouwde omgeving kan hebben op angst (Warr, 1990, p. 894; Meeus, Meys, Schuermans & Meeus, 2009, p.4). En als laatst kan aanwezigheid van anderen ook zorgen voor angst, hierbij behoren mensen die bedreigende signalen afgeven of mensen die geen deel uitmaken van de eigen groep (Warr, 1990, p. 894-895).

Angst gecreëerd door de media

De media is een complex begrip waar moeilijk grip op te krijgen is. Onder de media vallen communicatiemiddelen die het mogelijk maken nieuwsboodschappen uit te zenden naar een omvangrijk publiek. Hieronder kan de schrijvende pers vallen, zoals kranten. Het gesproken nieuws, zoals de radio kan ook onder de media vallen. Het gefilmde nieuws op de televisie maakt deel van de media uit en ook het nieuws dat altijd en overal beschikbaar is, het mobiele internet. Er wordt hierbij geen onderscheid gemaakt tussen sensatienieuws en objectief

nieuws, dit omdat meningen verschillen over wat wel en niet als objectief nieuws kan worden gezien (Wimmer & Dominick, 2013 p.2). Deze definitie van de media zal in dit onderzoek aangehouden worden, dit omdat de media in deze definitie als een algemeen begrip wordt gehanteerd. Poole (2002) gebruikt in haar artikel ‘Reporting Islam: Media Representations of Britisch Muslims’ de Britse media eveneens als een manier waarop het publiek van

(11)

waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen sensatienieuws en objectief nieuws. Volgens Poole (2002) reproduceert de media de dominante ideologieën van de samenleving waarvan de media deel uit maakt. Maar de media geeft niet de werkelijkheid weer, de media geeft deze weer door middel van een representatie. De representatie die de media geeft is geen

transparant proces van het representeren van een objectieve realiteit. Nieuws voorziet hun publiek van een interpretatief kader, manieren om de wereld te zien en de realiteit te

definiëren. De media speelt een belangrijke sociale rol in de samenleving met het vermogen om mensen te beïnvloeden (Poole, 2002, p.23).

Naar het verband tussen media en angstgevoelens of onveiligheidgevoelens is veel onderzoek gedaan en er zijn verschillende theorieën over. De cultivatietheorie van Gerbner (1980) is de eerste theorie over het verband tussen media en angstgevoelens. Deze theorie veronderstelt twee dingen; ten eerste stelt de media een homogene en voorspelbare

representatie van de realiteit op, dit omdat er door de media een beperkt beeld wordt

voorgespiegeld die als realiteit wordt beschouwd. Ten tweede stelt het publiek van de media voor zichzelf een subjectieve realiteit op die in interactie met de media wordt gevormd, zo wordt het beeld dat mensen hebben van de werkelijkheid in hoge mate vastgesteld door de media. Dit kan zorgen voor een wantrouwig beeld van de werkelijkheid, waardoor

angstgevoelens kunnen ontstaan (Lembrechts, 2007, p.279).

De agenda-setting theorie suggereert dat er door de media wordt bepaald waar men over nadenkt. Doordat de media aan bepaalde onderwerpen meer aandacht besteedt, raakt het publiek dat de media volgt er van overtuigd dat die onderwerpen het belangrijkst zijn. Een Amerikaans onderzoek van Lowry (2003) suggereert dat wanneer de media veel aandacht geeft aan een onderwerp als criminaliteit, dit voor angst kan zorgen onder het mediapubliek. Ook kan de media bepalen volgens welke graadmeter we bepaalde onderwerpen evalueren, dit wordt ook wel priming genoemd. Volgens Beale (2006, p.442) kan er door de media worden bepaald dat bepaalde onderwerpen zoals criminaliteit een groot probleem voor de

samenleving vormen. Dit kan zorgen voor een grotere angst of onveiligheidsgevoel in de samenleving (Beale, 2006, p.444-445).

Framing is een manier waarop de media het begrip en de mening van een individu vorm kan geven over een bepaald onderwerp of vraagstuk. Dit komt doordat de media nadruk legt op specifieke onderdelen of functies van de bredere controverse, hierdoor wordt een complex probleem verminderd naar één of twee centrale aspecten. Framing is een

overtuigingstechniek van de media. Woorden en beelden worden zo uitgekozen, dat maar een aantal aspecten van de controverse worden uitgelicht. Door middel van frames wordt er

(12)

mening gegeven door selectieve simplificatie van onderwerpen of vraagstukken (Nelson, 1997, p.568).

De media speelt een belangrijke sociale rol in de samenleving met het vermogen om mensen te beïnvloeden. De media als een institutie speelt een overheersende rol in de

culturele reproductie van kennis. De manier waarop moslims in de media komen is meerdere keren onderzocht. Over het algemeen is het zo dat de mediavertegenwoordiging van de islam en moslims vaak negatief is geweest, met name in het Westen (Akbarzadeh & Smith, 2005, p.4; Jaspal & Cinnirella, 2010, 289-290). Zo suggereert Dunn (2001, p.292) dat de taal die in de media wordt gebruikt om de islam en moslims te beschrijven gezien kan worden voor alle moslims en islam als een religie. De manier waarop moslims vaak worden beschreven in de media is met termen als ‘moslim fanatici’, ‘islamitische terroristen’, ‘fundamentalisten’, ‘niet-democratisch’ en ‘gewelddadig’. Ook belangrijk is dat de beschrijvingen van moslims vaak gender gericht zijn. Mannelijke moslims worden afgebeeld als terroristen en extremisten. Vrouwen worden afgebeeld als een onderdrukte groep die weinig zeggenschap heeft. Door deze representaties van moslims in de media wordt angst in de samenleving gefaciliteerd (Akbarzadeh & Smith, 2005, p.4-5; Jaspal & Cinnirella, 2010, p. 294-295). Dunn (2001) heeft onderzoek gedaan naar de gevolgen van de mediaberichtgeving over moslims in Australië. Zo is naar voren gekomen dat een gevolg van deze mediaberichtgeving is dat moslims één van de groepen is die hebben geleden onder een zorgwekkende mate van racistisch geweld in

Australië, dit heeft geleid tot een gevoel van kwetsbaarheid bij de Australische moslims (Dunn, 2001, p.293). Ook uit onderzoek van Jaspal & Cinnirella (2010) in Engeland is naar voren gekomen dat de berichtgeving over moslims in de media negatieve gevolgen heeft voor deze groep. Moslims worden hierdoor als bedreigend gezien en worden gemarginaliseerd en besproken in termen van negatieve sociale representaties (Jaspal & Cinnirella, 2010, p.295).

Angst als gevolg van beleid

Een andere verklaring voor angst is het ontstaan van angst onder mensen vanuit bepaald beleid dat er gevoerd wordt in een land. Securitization gaat over het proces dat steeds meer beleid is gericht op nationale veiligheid en dat de maatregelen voor veiligheid op een grotere schaal worden uitgevoerd. Er is sprake van securitization als er sprake is van een situatie van gevaar en dreiging, zoals terrorisme. Als problemen zo worden gezien als een

veiligheidsprobleem, dat daadwerkelijk een dreiging vormt voor een staat of samenleving, dan doet de mogelijkheid zich voor om maatregelen te nemen die eigenlijk buiten proportie zijn en die in normale omstandigheden nooit genomen zouden worden. Dit politicologische

(13)

perspectief richt zich vooral op de dynamiek van de besluitvorming (De Graaf & Eijkman, 2011, p.34-36).

Bij deze vorm van besluitvorming is een andere vorm van denken over veiligheid dominant geworden. Dit komt naar voren in de theorie over de ‘risk society’ van Beck. Beck brengt hierin naar voren dat niet langer welvaart en de verdeling van de welvaart in

samenlevingen het belangrijkst is, maar waar het nu om draait zijn de risico´s die zijn

voortgekomen uit het hoge welvaartsniveau. Een risico is de mogelijkheid op verlies of letsel. Risico's zijn dan schattingen van deze mogelijke gebeurtenissen (Garland, 2003, p.51). Door de enorme vooruitgang van de technologie zijn er risico´s ontstaan die men zelf niet onder controle heeft. De gevolgen van deze technologieën kunnen niet voorspeld en niet beantwoord worden en zorgen hierdoor voor een groeiend gevoel van angst onder de burgers. Zulke risico´s bestaan uit luchtvervuiling, milieurampen en uit risico’s zoals terrorisme. In de huidige samenleving is er een groeiend netwerk aan regels, controles en richtlijnen die ervoor moeten zorgen dat risico’s worden ingeperkt en dat de veiligheid van de burgers wordt gewaarborgd. Deze risicomaatschappij wordt door Beck geplaatst tegenover de

klassenmaatschappij. De klassenmaatschappij wordt door Beck vergeleken met het

ideaalbeeld van gelijkheid, maar de risicomaatschappij wordt vergeleken met het voorkomen van risico’s en het waarborgen van de veiligheid. Het nastreven van gelijkheid heeftpositieve sociale verandering voor ogen, maar het beperken van risico´s is negatief. Bij een

risicomaatschappij is men niet bezig met het verkrijgen van iets positiefs, maar men wilt voorkomen dat er iets ergs gebeurt. Er wordt dus veel geïnvesteerd om risico’s zo klein mogelijk te maken en te voorkomen (Beck, 2002, p.40-44).

1.2.6 Gevolgen nieuwe beleidsdenken

Door de nieuwe vorm van denken over veiligheid is er in het afgelopen decennium in Europa geïnvesteerd in het contra-terrorismebeleid. Er zijn verschillende maatregelen genomen die de mogelijkheid op een aanslag zou reduceren. Terrorisme heeft een hoge plek gekregen op de politieke agenda. In Nederland zijn er ook een aantal nieuwe wetten en maatregelen genomen om een terroristische aanslag tegen te gaan. Zo worden vliegvelden strenger gecontroleerd. De bagage van mensen wordt streng gecontroleerd en ook bij mensen zelf worden controles uitgevoerd door middel van fouilleren en bodyscans. Maar ook meer cameratoezicht, preventief fouilleren en het aftappen van telefoongesprekken en verstuurde e-mails zijn maatregelen die genomen zijn om de kans op terroristische aanslagen tegen te gaan. Deze maatregelen zijn gericht op het waarborgen van de veiligheid en het tegengaan van

(14)

onveiligheidgevoelens in de samenleving (Van Wilsem & van der Woude, 2011, p. 17-18). Maar ondanks dit gevoerde beleid is uit onderzoek gebleken dat Europa en Nederland niet goed scoren op de mate van angst voor terrorisme. Deze angst bleek groot en vooral in Nederland was angst voor terrorisme groot. In 2004 is er door het onderzoeksbureau TSN NIPO een onderzoek gedaan naar onder andere de angst die bestaat in Nederland voor de dreiging van terrorisme. Dit onderzoek werd in 2005 herhaald door Remco Frerichs en Raoul Schildmeijer van het bureau TSN NIPO. Hieruit is gebleken dat onder de ondervraagden de angst voor de dreiging van terrorisme is toegenomen van 38 procent in 2004 tot 52 procent in 2005 (Frerichs & Schildmeijer, 2005). De angst die mensen kunnen hebben voor de dreiging van terrorisme is ook onderzocht door The German Marshal Fund (2006, p.7-8) en hieruit is gebleken dat 63 procent van de mensen in Nederland de dreiging van terrorisme als een belangrijke bedreiging ziet. Uit het kwantitatieve onderzoek naar de risicobeleving van terrorisme onder burgers uit de Terrorismemonitor uit 2010 is gebleken dat de mate van angst voor een terroristische aanslag onder burgers in Nederland ten opzichte van 2005 sterk

gedaald is. Uit eerder genoemd onderzoek is gebleken dat in 2005 nog 52 procent van de Nederlandse bevolking angst had voor de dreiging van terrorisme, in 2010 is dit percentage gedaald tot slechts 9 procent (Terrorismemonitor, 2010, p.5-6). Dit is een opvallend sterke daling, een mogelijke verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat er in de periode 2005 recent aanslagen waren gepleegd in New-York, Madrid en Londen. Dit kan er mogelijk voor hebben gezorgd dat in 2005 een hoger percentage van de Nederlandse bevolking angst had voor de dreiging van terrorisme ten opzichte van 2009. Daarnaast zou het mogelijk kunnen zijn dat er in de Terrorismemonitor 2010 andere vragen zijn gesteld of dat er op een andere manier is gemeten dan in het onderzoek van TSN NIPO. Volgens de socioloog Furedi (2008, p.649-651) neemt de angst en onrust door het contra terrorisme beleid alleen maar verder toe onder de bevolking. Men krijgt steeds te horen dat er gevaar dreigt en de genomen maatregelen om terrorisme dreiging te reduceren zijn ook zichtbaar, zoals scanners op luchthavens of de beveiliggingscamera’s. Volgens Furedi (2008, p.651-652) ontstaat er hierdoor zelfs een cultuur van angst.

1.2.7 Stereotypering door angst

Angstgevoelens kunnen resulteren in argwaan en stereotypering van bepaalde groepen. Dit kan leiden tot negatieve beeldvorming (Bakker, 2012, p.6; Stephan & Stephan, 2000, p.27-28). Volgens Stephan & Stephan (1985) kan stereotypering eveneens leiden tot

(15)

dat vaak niet overeenstemt met hoe het in de werkelijkheid is. Vaak wordt er dan gesproken van vooroordelen of negatieve denkbeelden over die groepen. Door stereotypering wordt voor een groot deel bepaald hoe er over andere groepen wordt gedacht. Door het gebruik van stereotypes zal men er vanuit gaan dat wanneer een persoon toetreedt tot een bepaalde groep diegene ook gelijk dezelfde eigenschappen van die groep overneemt. Stereotypes zijn diepgeworteld in ons bestaan. De wereld zit complex en ingewikkeld in elkaar. Om grip te krijgen op de wereld, maakt men gebruik van stereotypes. Hierbij wordt gebruikt gemaakt van categorieën om zo mensen in te delen. Door het gebruiken van sociale categorieën zoals ras en geslacht kunnen aan mensen eigenschappen worden toegeschreven zonder dat er ooit interactie is geweest met deze persoon. Dit indelen van mensen in categorieën gaat samen met bepaalde stereotypen die aan die categorieën zijn verbonden. Op deze manier kunnen er conclusies over personen worden getrokken, zelfs wanneer er weinig informatie of kennis over deze personen is. Het gevaar hierbij is dat deze conclusies op basis van stereotypen vaak onterecht zijn, conclusies zijn vaak gebaseerd op een groep waar iemand bij hoort en niet op het individu zelf. Er is dan sprake van generalisatie (Macrae & Bodenhausen, 2001, p.242-245).

Er wordt van stereotypering gebruik gemaakt wanneer men minder van iemand weet. Een outgroup bestaat uit een groep mensen waar een individu zelf niet bij hoort. Zo’n outgroup wordt dan ook eerder als stereotype gezien dan een ingroup. Bij een ingroup hoort een individu zelf wel bij de groep. De outgroup wordt meestal als een homogene groep gezien door de ingroup (Boldry, Gaertner, Quinn, 2007, p.157-158). Ook wordt slecht gedrag van individuen van de outgroup toegeschreven aan de persoon zelf en wordt goed gedrag toegeschreven aan de situatie. Bij individuen van de ingroup is dit juist andersom. Goed gedrag wordt toegeschreven aan de persoon zelf en slecht gedrag wordt toegeschreven aan de situatie. Dit wordt ook wel de ‘ultimate attribution error’ genoemd (Hewstone, 1990, p.311-312).

1.2.8 Islamofobie

Islamofobie is een fenomeen waar nog niet heel veel theorie over bekend is. Islamofobie kan vergeleken worden met xenofobie en verwijst naar een angst of haat voor de islam en dus naar een angst of afkeer voor moslims (Bleich, 2011, p.1585). Na de gebeurtenissen van 9/11, wordt er gespeculeerd dat islamofobie is toegenomen. De dreiging van terrorisme en de gepleegde aanslagen wordt steeds meer gezien als een moslimvraagstuk en hierdoor is er sprake van meer angst voor moslims. Door de angstgevoelens worden moslims vaker

(16)

geassocieerd met terroristen en worden moslims gezien als een risicogroep. Er is sprake van stigmatiserende en negatieve beelden van de islam (Van der Woude, 2007). Uit meerdere onderzoeken is gebleken dat islamofobie onder mensen toeneemt. Zo bleek uit onderzoek van Dekker & Van der Noll uit 2009 dat 51 procent van de Nederlandse bevolking een negatieve mening heeft over moslims en islam (Dekker, Van der Noll, 2009). Een ander onderzoek van Allen en Nielsen (2002) heeft ook aangetoond dat in vijftien Europese staten islamofobie is toegenomen na de aanslagen van 11 september 2001. Moslims hadden na deze aanslagen toegenomen vijandigheid ervaren, zoals verbaal geweld, agressie en intimidatie (Sheridan, 2006, p.318-319). Hieruit kan geconcludeerd worden dat terroristische aanslagen hebben gezorgd voor een toename van islamofobie.

1.2.9 Angst openbare plekken

De angst voor terroristische aanslagen kan ook gevolgen hebben voor het bezoeken van openbare plekken, het gebruik van het openbaar vervoer of het maken van vliegreizen.

Mensen hebben de neiging om bepaalde situaties te vermijden waarin een groot aantal mensen kan worden gedood op één tijdstip, in tegenstelling tot situaties waarin evenveel doden vallen, maar waarin het aantal doden is verdeeld over een langere periode. De lage

waarschijnlijkheid, maar de grote gevolgen van zulke gebeurtenissen wordt ook wel ‘dread risk’ genoemd (Gigerenzer, 2004, p.286). Er is gebleken uit onderzoek dat vermijding de reactie op een dread risk is. Een voorbeeld van zo’n dread risk is de terroristische aanslag van 11 september 2001 in Amerika. Uit onderzoek is gebleken dat het gebruik van auto’s is toegenomen en dat miljoenen Amerikanen minder gebruik zijn gaan maken van het

vliegverkeer of hier zelfs mee gestopt zijn (Gigerenzer, 2004, p.286). Ook na de aanslagen in Madrid op 11 maart 2004, waar in vier treinen bommen ontploften tijdens de spitsuren, kwam er een daling in het aantal mensen dat gebruik maakte van de trein (Gigerenzer, 2006, p.350). Wel is het zo dat deze onderzoeken vlak na de gepleegde aanslagen zijn uitgevoerd. Dit zou mogelijk ervoor hebben gezorgd dat rond die periode veel mensen zijn gestopt of minder gebruik zijn gaan maken van het luchtverkeer en het openbaar vervoer. Of deze mensen ook op langere termijn gestopt zijn of minder gebruik zijn gaan maken van het openbaar vervoer en het luchtverkeer komt hier niet duidelijk naar voren.

Uit verschillende onderzoeken in de periode 2004-2005 is gebleken dat Nederlanders de kans op een aanslag tamelijk of groot achten. Uit een onderzoek van het onderzoeksbureau TNS/NIPO komt naar voren dat in 2005 de angst voor een terroristische aanslag is

(17)

toegenomen ten opzichte van 2004. Volgens dit onderzoek zijn niet alleen de angstgevoelens toegenomen voor terroristische aanslagen, maar ook de kans op zo’n aanslag is volgens de ondervraagden toegenomen (Frerichs & Schildmeijer, 2005, p. 20-21). Er is gebleken dat Nederlanders hierom hun gedrag hebben aangepast als gevolg van de toegenomen angst en toegenomen kans op een terroristische aanslag. Een groot deel van de Nederlanders geeft aan alerter te zijn geworden door de dreiging van terrorisme en de gepleegde aanslagen. Ook is volgens dit onderzoek een kwart van de respondenten niet met vakantie gegaan naar landen waar het risico op een aanslag aanwezig is. Daarnaast is er naar voren gekomen dat in sommige gevallen uit angst voor terroristische aanslagen drukke plekken en evenementen vermeden worden. Ook geeft een klein deel van de respondenten aan het openbaar vervoer te vermijden (Frerichs & Schildmeijer, 2005, p.23-24).

1.3 Probleemstelling 1.3.1 Doelstelling

Dit onderzoek gaat over angstgevoelens die mensen kunnen hebben tegenover de dreiging van terroristische aanslagen. Er zal onderzocht worden welke factoren van invloed kunnen zijn op deze gevoelens. Zo is uit de theorie gebleken dat gebrek aan informatie over bepaalde

situaties kan leiden tot gevoelens van angst (Warr, 1990). Wanneer men gebrek aan informatie heeft over islamitische terreurorganisaties zal dit tot gevoelens van angst voor terrorismedreiging kunnen leiden. Daarnaast is gebleken dat mensen die gebruik maken van de media een beeld over de wereld vormen dat sterk overeen komt met het beeld dat de media van de realiteit toont (Gerbner, 1980; Lembrechts, 2007). Dit kan zorgen voor een

wantrouwig beeld van de werkelijkheid, waardoor angstgevoelens kunnen ontstaan. De angst onder mensen kan ook ontstaan door het gevoerde beleid in een land. Volgens Furedi (2008) kunnen inwoners van een land angstig worden als beleid er op gericht is om terroristische aanslagen tegen te gaan. Door te horen dat er dreiging heerst en door het zien van de getroffen maatregelen kan er angst onder de mensen ontstaan (Furedi, 2008). Daarnaast kan

stereotypering volgens Stephan & Stephan (1985) resulteren in gevoelens van angst. Uit onderzoek is verder gebleken dat als mensen bang zijn voor de dreiging van terroristische aanslagen, ze grote openbare plekken zoals het Centraal Station of grote winkelcentra mijden (Gigerenzer, 2006). Uit dit onderzoek is eveneens gebleken dat deze gevoelens onder mensen ervoor kunnen zorgen dat er minder gebruik wordt gemaakt van het openbaar vervoer en luchtverkeer vanwege mogelijke terroristische aanslagen. Daarnaast kan er angst ontstaan die

(18)

mensen hebben tegenover andere mensen en dan voornamelijk moslims. Volgens Stephan & Stephan (2000) kunnen angstgevoelens resulteren in stereotypering. In welke mate associëren de mensen in Nederland de terroristische aanslagen en de dreiging hiervan met moslims en in hoeverre is men bang voor moslims?

De dreiging van terroristische aanslagen speelt op dit moment in de maatschappij. Het is een onderwerp dat terugkomt in de media, waar beleid zich mee bezig houdt en wat onder de Nederlandse bevolking speelt. Door de besproken theorieën te testen in dit onderzoek zal onderzocht worden welke factoren van invloed kunnen zijn op angstgevoelens voor de dreiging van terrorisme. Zo kan er inzicht gegeven worden welke factoren voor deze eventuele gevoelens kunnen zorgen. Uit onderzoek van Frerichs & Schildmeijer (2005) en The German Marshal Fund (2006) is gebleken dat Nederland hoogt scoort op angst voor de dreiging van terrorisme. Uit onderzoek van de terrorismemonitor (2010) is gebleken dat deze angst ten opzicht van 2005 en 2006 sterk is verminderd. Door te onderzoeken hoe het nu gesteld is met deze angstgevoelens en welke factoren van invloed zijn op deze gevoelens kan op de resultaten worden ingespeeld om de eventuele angstgevoelens onder mensen te

verminderen.

1.3.2 Onderzoeksvragen en hypothesen

Hoofdvraag: Welke factoren zijn van invloed op het optreden van angstgevoelens onder mensen voor de dreiging van terrorisme?

Hierbij is de afhankelijke variabele angst voor terrorismedreiging en de onafhankelijke variabelen zijn de verschillende factoren welke mogelijk verantwoordelijk zijn voor het optreden van angstgevoelens voor de dreiging van terrorisme. Om de hoofdvraag te beantwoorden zijn er verschillende deelvragen opgezet. Deze zullen hieronder besproken worden.

Deelvragen:

1: Is er een invloed van het hebben van weinig informatie over islamitische terreurorganisaties op het hebben van angst voor de dreiging van terrorisme?

Volgens de theorie van Warr (1990) kunnen situationele factoren invloed hebben op de angstgevoelens van mensen. Zo kan het ontbreken van het hebben van informatie over islamitische terreurorganisaties zorgen voor angstgevoelens. Onbekendheid kan leiden tot angst.

(19)

H0: Er is geen invloed van het hebben van weinig informatie over islamitische terreurorganisaties op het hebben van angst voor de dreiging van terrorisme. H1: Er is een invloed van het hebben van weinig informatie over islamitische terreurorganisaties op het hebben van angst voor de dreiging van terrorisme.

2: Is er een invloed van de media op angst die mensen hebben voor de dreiging van terrorisme?

Uit het theoretisch kader blijkt dat de media wordt gedefinieerd als communicatiemiddelen die het mogelijk maken boodschappen uit te zenden naar een omvangrijk publiek. Het begrip media wordt in de literatuur gebruikt als een algemeen begrip. De media voorziet het publiek van een interpretatief kader, het publiek van de media wordt voorzien met manieren om de wereld te zien en de realiteit te definiëren. Zo heeft de media het vermogen om mensen te beïnvloeden (Poole, 2002). Ook volgens de cultivatietheorie stelt het publiek van de media in interactie met de media een subjectieve realiteit op. Dit kan zorgen voor een wantrouwig beeld van de werkelijkheid, waardoor angstgevoelens kunnen ontstaan (Lembrechts, 2007). De media is ook in staat om de onderwerpen te bepalen waar mensen in de samenleving over na denken. Volgens de agenda-setting theorie besteedt de media meer aandacht aan bepaalde onderwerpen en hierdoor raakt het publiek er ook van overtuigd dat die onderwerpen

belangrijk zijn (Lowry, 2003; Beale, 2006). De media kan invloed uitoefenen op de mening die men over bepaalde onderwerpen of vraagstukken kan hebben. Als bepaalde items in de media worden gerepresenteerd als een gevaar voor de samenleving, kan er onder de bevolking ook angst ontstaan voor die items (Nelson, 1997). Op grond van de genoemde theorieën zijn er de volgende hypotheses opgesteld:

H0: Er is geen invloed van de media op angst die mensen hebben voor de dreiging van terrorisme.

H1: Er is een invloed van de media op angst die mensen hebben voor de dreiging van terrorisme.

3: Is er een invloed van de getroffen maatregelen door de overheid in Nederland met

betrekking tot het bieden van bescherming op angst die mensen hebben voor de dreiging van terrorisme?

De overheid investeert in het contra-terrorismebeleid om aanslagen in ons land te voorkomen. De overheid houdt zich bezig met de nationale veiligheid en er worden verschillende

(20)

richt de overheid zich op het beperken van risico’s zoals terrorisme (Beck, 2002). Maar angst onder de burgers kan toenemen door de strenge maatregelen die door de overheid worden getroffen om terrorisme tegen te gaan. Doordat men te horen krijgt dat er gevaar dreigt en door het zien van de maatregelen die de overheid treft kan er een cultuur van angst ontstaan (Furedi, 2008). Met de vraag zal worden onderzocht of dit strengere beleid tegen terrorisme angstgevoelens aanwakkert bij de mensen in Nederland. Hiervoor zijn de volgende

hypotheses opgesteld:

H0: Er is geen invloed van de getroffen maatregelen door de overheid in Nederland met betrekking tot het bieden van bescherming op angst die mensen hebben voor de dreiging van terrorisme.

H1: Er is een invloed van de getroffen maatregelen door de overheid in Nederland met betrekking tot het bieden van bescherming op angst die mensen hebben voor de dreiging van terrorisme.

4: Is er een samenhang tussen angst voor de dreiging van terrorisme en de stereotypering van moslims?

Een stereotype is een beeld dat men over groepen kan hebben, maar dit beeld stemt vaak niet overeen met de werkelijkheid. Er is vaak sprake van vooroordelen of negatieve denkbeelden over die groepen. Een stereotype is een versimpeld beeld die men over een bepaalde groep kan hebben (Macrae & Bodenhausen, 2001). Met deze vraag zal worden onderzocht of er door de aanslagen die door islamitische terroristische organisaties worden gepleegd en de dreiging van zulke aanslagen hierdoor ook moslims in Nederland anders worden aangekeken. Worden mensen in Nederland angstig voor moslims, omdat ze hen associëren met de

terroristische organisaties zoals de IS. Angstgevoelens kunnen resulteren in stereotypering van bepaalde groepen (Stephan & Stephan, 2000). Daarnaast kan stereotypering volgens Stephan en Stephan (1985) ook de oorzaak zijn van angstgevoelens. Dit wil zeggen dat stereotypering een invloed kan hebben op angst voor de dreiging van terrorisme. Om de samenhang tussen stereotypering en angstgevoelens voor de dreiging van terrorisme te onderzoeken zijn de volgende hypotheses opgesteld:

H0: Er is geen samenhang tussen angst voor de dreiging van terrorisme en de stereotypering van moslims.

H1: Er is een samenhang tussen angst voor de dreiging van terrorisme en de stereotypering van moslims.

(21)

Om te onderzoeken of er naast de samenhang een invloed is van stereotypering op angst voor de dreiging van terrorisme zijn de volgende hypotheses opgesteld:

H0: Er is geen invloed van de stereotypering van moslims op angst voor de dreiging van terrorisme.

H1: Er is een invloed van de stereotypering van moslims op angst voor de dreiging van terrorisme.

5: Is er een samenhang tussen het bezoeken van openbare plekken en angstgevoelens voor terrorismedreiging?

6: Is er een samenhang tussen het gebruik maken van het openbaar vervoer en luchtverkeer en angstgevoelens voor terrorismedreiging?

Met deze vraag zal achterhaald worden in hoeverre mensen angst hebben om grote openbare plekken zoals het centraal station te bezoeken door angst voor de dreiging van terrorisme. Daarnaast zal onderzocht worden of men door angst voor de dreiging van terrorisme angst heeft om gebruik te maken van het openbaar vervoer en luchtverkeer. In hoeverre vermijden mensen deze plekken bewust. Mensen hebben de neiging om bepaalde situaties te vermijden waarin een groot aantal mensen kan worden gedood op één tijdstip. De lage

waarschijnlijkheid dat dit gebeurt, maar waarin veel mensen gedood kunnen worden, wordt ook wel dread risk genoemd. Vermijding is vaak het gevolg van een dread risk (Gigerenzer, 2006). Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat men na een terroristische aanslag bepaalde plekken probeert te vermijden en ook minder gebruikt maakt van het openbaar vervoer en het luchtverkeer (Gigerenzer, 2006; Frerichs & Schildmeijer, 2005). Er is in deze deelvraag gebruikt gemaakt van een samenhang, omdat er zo onderzocht kan worden of de twee variabelen met elkaar correleren. Zo zal er onderzocht kunnen worden of respondenten die hoog scoren op de variabele angst voor de dreiging van terrorisme meer plekken

vermijden en minder gebruik maken van het openbaar vervoer en luchtverkeer. Hiervoor zijn de volgende hypotheses opgesteld:

H0: Er is geen samenhang tussen het bezoeken van openbare plekken en angstgevoelens voor terrorismedreiging.

H1: Er is een samenhang tussen het bezoeken van openbare plekken en angstgevoelens voor terrorismedreiging.

H0: Er is geen samenhang tussen het gebruik maken van het openbaar vervoer en luchtverkeer en angstgevoelens voor terrorismedreiging.

(22)

H1: Er is een samenhang tussen het gebruik maken van het openbaar vervoer en luchtverkeer en angstgevoelens voor terrorismedreiging.

1.3.3 Relevantie

Maatschappelijke relevantie

Terroristische aanslagen en de dreiging hiervan is een onderwerp dat op dit moment speelt in de wereld. In verschillende landen zijn al aanslagen gepleegd en in Nederland wordt de dreiging van zo’n aanslag ook serieus genomen. Het onderwerp speelt op dit moment een rol onder zowel de overheid als de Nederlandse bevolking. Vragen over welke maatregelen genomen moeten worden door de overheid om de dreiging van terrorisme tegen te gaan zijn van belang. Ook onder de Nederlandse bevolking wordt hierover gesproken. Deze dreiging kan een impact hebben op de levens van mensen en kan angstgevoelens aanwakkeren. Door er achter te komen in welke mate, kan hier uiteindelijk beleid op worden toegepast. Door

verschillende maatregelen kan er worden geprobeerd om deze angstgevoelens te verminderen en om zo te zorgen voor meer rust en stabiliteit in de samenleving. Met dit onderzoek zal dan ook worden onderzocht of er angst is en door welke factoren dit verklaard kan worden. Inzicht hierin kan leiden tot bewustwording van mensen waar deze eventuele angst door veroorzaakt kan worden. Mensen hebben vaak niet door dat ze beïnvloed kunnen worden door de berichtgeving van de media en door de getroffen maatregelen van de overheid met

betrekking tot het bieden van bescherming. De media en de maatregelen van de overheid kunnen angst veroorzaken voor iets wat nog niet gebeurd is, maar wat wel onrust bij mensen veroorzaakt (Gerbner, 1980; Poole, 2002; Lowry, 2003; Frerichs & Schildmeijer, 2005; Furedi, 2008). Door middel van dit onderzoek zal er meer begrip kunnen zijn op de wijze waarop zowel de Nederlandse media als de getroffen maatregelen van de overheid met betrekking tot het bieden van bescherming de angstgevoelens van mensen kunnen aanwakkeren.

Wetenschappelijke relevantie

Doordat er sprake is van dreiging van terroristische aanslagen in de Nederlandse samenleving zal het beleid van het land hier op moeten reageren. Er is al strenger beleid gekomen met betrekking tot de dreiging van aanslagen. Meer politie op straat, meer bewakingscamera’s, meer toezicht bij grote openbare plekken die een hoger risico hebben om doelwit te worden van een aanslag en strengere controles op plekken als luchthavens. Het wetenschappelijke

(23)

debat gaat hier vooral over de rechtsgeldigheid van zulke maatregelen die de privacy van burgers kunnen aantasten (Van Kempen & Van Voort, 2010). Maar er is nog weinig

onderzoek gedaan naar hoe de bevolking denkt over de maatregelen die zijn genomen tegen het terrorisme en de dreiging hiervan (Wilsem & Van der Woude, 2011). De mening van de bevolking over de antiterrorisme maatregelen zullen in dit onderzoek onderzocht worden. Ook is gebleken dat angst onder de bevolking aangewakkerd kan worden door een

verscherping van beleid. Zo is er het debat over het vraagstuk of overheden zich te veel bezig houden met het proberen te voorkomen van terroristische aanslagen en of overheden hierdoor niet alleen maar een cultuur van angst creëren (Furedi, 2008). In dit onderzoek zal worden onderzocht hoe mensen denken over het beleid in Nederland ten aanzien van de maatregelen die genomen zijn om veiligheid van de mensen te waarborgen en of er door deze maatregelen angst onder mensen wordt gecreëerd. Door hier achter te komen kan worden bepaald of dit beleid eventueel bijgesteld moet worden. Daarnaast zijn er al meerdere onderzoeken geweest naar het effect dat de media kan hebben op de angstgevoelens van mensen (Lembrechts, 2007; Lowry, Nio, & Leitner, 2003; Beale, 2006). Vaak wordt er uit deze onderzoeken

geconcludeerd dat media deze gevoelens versterkt. In dit onderzoek zal onderzocht worden of de media effect heeft op angstgevoelens voor terrorismedreiging van de mensen in Nederland. Zo kan er achterhaald worden of er sprake is van een effect en kunnen hier passende

maatregelen voor worden genomen. Toegenomen angst onder de mensen kan namelijk zorgen voor meer stereotypering, wat leidt tot negatieve beeldvorming (Bakker, 2012; Stephan & Stephan, 2000). Negatieve beeldvorming zal geen positieve effecten hebben op de

samenleving en dit zal de overheid moeten tegengaan.

2.Methode

2.1 Interdisciplinariteit

Om een interdisciplinair onderzoek te doen zal er vanuit meerdere disciplines naar dit onderwerp worden gekeken en zullen deze met elkaar worden geïntegreerd. Ten eerste is het hoofdconcept terrorismedreiging besproken. Van het begrip terrorisme is een goede definitie gevonden vanuit de theorie om dit concept te kunnen onderzoeken.

Het andere hoofdconcept angst kan door verschillende oorzaken ontstaan en is vanuit verschillende disciplines onderzocht. Angstgevoelens en de hieruit vloeiende perceptie onder de mensen is benaderd vanuit psychologische en sociologische perspectieven. Angst kan ontstaan door individuele en situationele kenmerken (Warr,1990). Daarnaast kan angst in het

(24)

algemeen ontstaan, doordat mensen zich niet kunnen ontdoen van hun evolutionaire verleden. Hier moesten mensen namelijk constant alert zijn op de dreiging van gevaren (Warr, 1990; Goffman, 2009).

Verschillende theorieën over de media gaan erover dat de media kan bepalen welke onderwerpen als belangrijk en relevant worden gezien in de samenleving. De media kan bepalen waar men over nadenkt, eveneens kan de media invloed uitoefenen hoe men over bepaalde items en vraagstukken denkt en hoe deze geïnterpreteerd worden. Als bepaalde items of vraagstukken in de media worden gerepresenteerd als een gevaar voor de samenleving kunnen er angstgevoelens onder de bevolking ontstaan (Poole, 2002; Lembrechts, 2007; Beale, 2006).

Theorieën over securitization gaan over het proces dat steeds meer beleid zich richt op nationale veiligheid en dat de maatregelen voor veiligheid op een grotere schaal worden uitgevoerd. Er is sprake van securitization als er sprake is van een situatie van gevaar en dreiging, zoals terrorisme. Dit is een politicologisch perspectief die zich vooral richt op de dynamiek van de besluitvorming (De Graaf, Eijkman, 2011).

Daarnaast is er de sociologische theorie van Beck over de ‘risk society’. Deze theorie gaat over maatschappijen die worden geconfronteerd met aanzienlijke risico’s door zelf in gang gezette ontwikkelingen zoals terrorisme. De industrialisatie heeft verschillende onbedoelde neveneffecten geproduceerd, waar mensen nog maar weinig controle over hebben. Tegenwoordig gaan de discussies dan ook niet meer over het herverdelen van welvaart, maar over het herverdelen van risico’s. Deze sociologische theorie is te koppelen aan dreiging van terrorisme doordat er volgens Beck een verandering is gekomen in wat aanvaardbare risico’s zijn. Er wordt dus veel geïnvesteerd om risico’s zo klein mogelijk te maken (Beck, 2002).

Het nieuwe beleidsdenken kan angst onder mensen aanwakkeren en er kan een cultuur van angst ontstaan (Furedi, 2008). De angst die mensen hebben kan gevolgen met zich

meebrengen zoals stereotypering van moslims. De sociaal psychologische theorie over stereotypering gaat over overtuigingen die mensen over een groep hebben waarmee bepaalde eigenschappen worden geassocieerd. Door deze stereotypering wordt de waarneming van mensen beïnvloed. Mensen uit de stereotype groep worden als meer stereotype gezien dan dat ze werkelijk zijn. Zo kunnen moslims worden geassocieerd met terroristen. De angst onder mensen voor moslims kan zelfs leiden tot islamofobie, angst of haat voor moslims (Macrae & Bodenhausen, 2001; Van der Woude, 2007).

(25)

zorgen dat mensen angstig zijn om openbare plekken te bezoeken of om gebruik te maken van het openbaar vervoer of luchtverkeer. Er is dan sprake van vermijdingsgedrag, dit wordt ook wel dread risk genoemd (Gigerenzer, 2006).

Door het combineren van deze perspectieven is getracht een volledig begrip te verkrijgen voor het verklaren van angst als gevolg van een complex fenomeen als terrorismedreiging.

2.2 Onderzoeksstrategie en methode

Om antwoord te kunnen krijgen op de hoofdvraag zal er gebruik worden gemaakt van een kwantitatief onderzoekstrategie. De factoren die van invloed kunnen zijn op angstgevoelens voor de dreiging van terrorisme onder de Amsterdamse bevolking zullen onderzocht worden. Om een goed cijfermatig beeld te krijgen van hoe het gesteld is met de angstgevoelens in Amsterdam voor terrorismedreiging en welke factoren hier van invloed op zijn zullen een groot aantal respondenten ondervraagd worden. Om dit te kunnen uitvoeren is er een kwantitatief onderzoek nodig. De verschillende concepten die gebruikt worden zullen geoperationaliseerd worden. Door middel van de operationalisering en de hieruit

voortkomende indicatoren zal zo een goede gesloten vragenlijst kunnen worden opgesteld. Epistemologisch gezien is er sprake van positivisme, waarbij onderzoek wordt gedaan volgens het natuurwetenschappelijk model. Dit wil zeggen dat in de sociale wetenschappen dezelfde methodes worden gebruikt als in de natuurwetenschappen. Beginselen binnen het positivisme zijn dat echte kennis alleen kan worden bekrachtigd door de zintuigen, er is sprake van deductie waarbij de nadruk ligt op het testen van de theorie waaruit vervolgens nieuwe bevindingen kunnen ontstaan en er is sprake van objectiviteit waarbij wetenschap belangeloos moet zijn. En ontologisch gezien is er sprake van objectivisme, waarbij er vanuit wordt gegaan dat sociale verschijnselen onafhankelijk van de actor bestaan. Sociale

verschijnselen worden niet beïnvloed door sociale actoren. (Bryman, 2008).

Voor het onderzoeksdesign is er sprake van een cross-sectioneel design. Data wordt in dit onderzoek namelijk verzameld met behulp van vragenlijsten. Op deze manier kan er veel kwantitatieve data verzameld worden (Bryman, 2008).

De onderzoeksmethode in dit onderzoek zal bestaan uit een vragenlijst die de respondent zelf moet invullen.De vragenlijsten zullen aan mensen persoonlijk op straat worden afgegeven die ze dan kunnen invullen. Vragenlijsten zullen ook online verspreid worden, zo kunnen er snel veel respondenten bereikt worden. De vragenlijsten bestaan uit gesloten vragen, waarbij de respondent een antwoord kan aankruisen die van toepassing is

(26)

voor diegene. In de vragenlijst is vooral gebruikt gemaakt van likert-scale stellingen en er zijn nog een aantal vragen die uit categorieën bestaan waaruit de respondent kan kiezen.

2.3 Operationalisering

De verschillende concepten die gebruikt worden zullen geoperationaliseerd worden om deze concepten meetbaar te maken. Zo zal het concept terrorismedreiging geoperationaliseerd worden. Om het begrip angst te kunnen meten zal dit begrip onderverdeeld worden in dimensies van angst. Zo zullen de verschillende factoren die van invloed kunnen zijn het op optreden van angstgevoelens onder mensen geoperationaliseerd worden. Dit zijn de concepten angst door onbekendheid, angst door de media en angst door de getroffen maatregelen van de overheid met betrekking tot het bieden van bescherming voor de bevolking. Daarnaast kan deze angst ervoor zorgen dat mensen angst krijgen tegenover andere mensen, angst hebben om openbare plekken te bezoeken en gebruik te maken van het openbaarvervoer en het luchtverkeer. Deze concepten zullen ook geoperationaliseerd worden om ze te kunnen meten. Daarnaast is er ook gebruik gemaakt van een aantal controle variabelen die

geoperationaliseerd zullen worden.

Afhankelijke variabele

Angst voor terrorismedreiging

Aan de hand van onderzoeken van Frerichs & Schildmeijer (2005), The GermanMarshal Fund (2006) en van het onderzoek van de Terrorismemonitor (2010) zijn de volgende indicatoren opgesteld om de afhankelijke variabele terrorismedreiging meetbaar te maken: Kans op een terroristische aanslag, kans slachtoffer te worden voor een terroristische aanslag, bang voor terroristische aanslagen en gevoel van veiligheid. Voor deze indicatoren zijn de volgende 5-punts likert-scale stellingen opgesteld: ‘De dreiging van terrorisme houdt mij dagelijks bezig’, ‘Ik maak mij zorgen over de kans op een eventuele terroristische aanslag’, ‘De kans dat ik slachtoffer word van een terroristische aanslag acht ik groot’, ‘Ik ben bang dat ik slachtoffer word van een terroristische aanslag’, ‘Sinds de aanslagen in steden als Madrid, Londen en Parijs voel ik mij minder veilig’.

(27)

Onafhankelijke variabelen Angst door onbekendheid

Om het concept angst door onbekendheid te meten zijn aan de hand van de theorie van Warr (1990) de volgende indicatoren opgesteld: Het hebben van informatie, het gebrek aan

informatie en kennis proberen te verschaffen. Aan deze indicatoren zijn vervolgens de drie volgende 5-punts likert-scale stellingen verbonden: ‘Ik ben op de hoogte van het bestaan van de islamitische terroristenorganisaties zoals de IS, Al-Qaeda en Boko Haram’, ‘Ik ben goed geïnformeerd over de gebeurtenissen rondom de gepleegde aanslagen en de dreiging hiervan door de islamitische terroristenorganisaties’ en ‘Ik probeer mijzelf zo goed mogelijk kennis te verschaffen over de islamitische terroristenorganisaties’.

Angst door de media

Angstgevoelens onder mensen kunnen ook ontstaan door de beelden en teksten die de media representeert. Volgens de agenda-setting theorie bepaalt de media voor een deel de

onderwerpen en vraagstukken waar de bevolking over nadenkt (Lowry, 2003; Beale, 2006). En volgens de cultivatie theorie stelt het publiek van de media een subjectieve realiteit op die in interactie met de media wordt gevormd. Door middel van framing kan de media invloed hebben op de manier waarop mensen de realiteit interpreteren. Als een bepaald vraagstuk in de media wordt gerepresenteerd als een gevaar voor de samenleving kan dit voor

angstgevoelens onder de mensen zorgen (Lembrechts, 2007; Poole, 2002). Uitgaande van deze theorieën zal het concept de media onderzocht worden door middel van de indicatoren frequentie, objectiviteit, invloed op meningsvorming, negatieve beeldvorming, bepaalt waar bevolking over nadenkt en bezorgdheid. Aan deze indicatoren worden de volgende 5-punts likert-scale stellingen gekoppeld ‘Ik maak vaak gebruik van de media. (Krant online of op papier, nieuws op radio of televisie etc.)’, ‘Ik ben van mening dat de media zo objectief mogelijk probeert te zijn in de berichtgeving’, ‘Ik heb het gevoel dat de media grotendeels bepaalt over welke onderwerpen en thema's we nadenken’, ‘Ik heb het gevoel dat de media mijn meningsvorming over verschillende vraagstukken en items beïnvloedt’, ‘De media wakkert mijn bezorgdheid aan met de berichtgeving en beelden die worden getoond’ en ‘Ik heb het gevoel dat de media onrust creëert in de samenleving met de berichtgeving en beelden die worden getoond’.

(28)

Angst door beleid

Een andere dimensie van angst is angst die door de getroffen maatregelen van de overheid bestaat om veiligheid te waarborgen. Securitization gaat over het proces dat beleid is gericht op nationale veiligheid en dat de maatregelen voor veiligheid op een grotere schaal worden uitgevoerd (De Graaf, Eijkman, 2011). Volgens de theorie over risk society richten overheden zich op het beperken van risico’s zoals terrorisme, migratieproblemen en milieu problemen. Zo richt de overheid zich op het voorkomen van erge gebeurtenissen en hiervoor moeten strenge maatregelen getroffen worden (Beck, 2002). Maar deze strenge maatregelen kunnen ervoor zorgen dat de angst onder de burgers toeneemt. Als men krijgt te horen dat er gevaar dreigt en door het zien van de getroffen maatregelen kunnen mensen gevoelens van angst krijgen en kan er zo een cultuur van angst ontstaan (Furedi, 2008). De indicatoren vertrouwen, perceptie maatregelen en veilig gevoel zijn vanuit de theorie opgesteld en zullen voor het concept maatregelen van de overheid worden gebruikt. Hiervoor zijn de volgende 5-punts likert-scale stellingen opgesteld: ‘Ik heb veel vertrouwen in de overheid voor het bieden van bescherming van de bevolking’, ‘Ik vind de maatregelen die de overheid neemt voor het bieden van bescherming, zoals preventief fouilleren, strenge controles op luchthavens en de vele camera's, te overdreven’, ‘Als ik geconfronteerd word met de maatregelen die de overheid heeft getroffen zoals strenge controles op luchthavens, bodyscans en de vele camera's die geplaatst zijn geeft dat mij een veilig gevoel’, ‘Ik ben van mening dat de overheid strengere maatregelen moet nemen voor het bieden van bescherming van de bevolking’, ‘De overheid houdt zich te veel bezig met het nemen van maatregelen tegen risico's of bedreigingen tegen de samenleving’ en ‘Het stelt mij gerust dat de overheid zich veel bezig houdt met het nemen van maatregelen om de veiligheid van mensen te

waarborgen’.

Angst tegenover moslims

Als men angstgevoelens ervaart, kan dit resulteren in stereotypering van bepaalde groepen (Stephan & Stephan, 2000). Eveneens kan stereotypering volgens Stephan & Stephan (1985) voor angstgevoelens zorgen. Stereotypering leidt vaak tot vooroordelen en negatieve

denkbeelden over bepaalde groepen. Om de dimensie angst tegenover moslims te meten zullen aan de hand van de indicatoren beeldvorming, afkeer, wantrouwen, meningsvorming en respecteren stellingen worden opgesteld. Het concept angst tegenover moslims zal bestaan uit de volgende 5-punts likert-scale stellingen: ‘Ik ben het afgelopen jaar anders gaan

(29)

aankijken tegen moslims’, ‘Ik ben het laatste jaar meer afkeer gaan ontwikkelen tegenover moslims’, ‘Ik heb het laatste jaar een positiever beeld gekregen over moslims’, ‘Ik ben het laatste jaar meer wantrouwen gaan ontwikkelen tegenover moslims’ en ‘Ik ben moslims het afgelopen jaar meer gaan respecteren’.

Angst openbare plekken en gebruik openbaar vervoer en luchtverkeer

Een andere dimensie van angst is angst om openbare plekken te bezoeken zoals winkelcentra, evenementen en stations. Volgens het onderzoek van Gigerenzer (2006) is vermijding vaak het gevolg van een dread risk. Een dread risk is een situatie waarin veel mensen kunnen worden gedood op één tijdstip, maar de waarschijnlijkheid dat dit gebeurt is laag. Aan de hand van de theorie over dread risk zijn de volgende indicatoren opgesteld: Angst gebruik maken van het openbaar vervoer, angst gebruik maken van het luchtverkeer,

vermijdingsgedrag openbare plekken, vermijdingsgedrag openbaar vervoer,

vermijdingsgedrag luchtverkeer en vermijden bepaalde landen. Aan de hand van de indicatoren zijn er stellingen en vragen opgesteld. De volgende vragen zijn hiervoor opgesteld: Hoe vaak vermijdt u winkelcentra? Hoe vaak vermijdt u stations? Hoe vaak vermijdt u grote pleinen? Hoe vaak vermijdt u tunnels? Hoe vaak vermijdt u evenementen? Een lagere score op deze vragen betekent dat er vaker plekken worden vermeden. De 5-punts likert-scale stellingen die voor dit concept zijn opgesteld zijn: ‘Ik voel mij onveilig als ik gebruik maak van het openbaar vervoer’, ‘Ik voel mij onveilig als ik gebruik maak van het luchtverkeer’, ‘Ik ben minder gebruik gaan maken van het openbaar vervoer de afgelopen jaren’, ‘Ik ben minder gebruik gaan maken van het luchtverkeer de afgelopen jaren’ en ‘Ik vermijd bepaalde plekken als ik op vakantie ga’.

Controle variabelen

Angst door persoonlijke kernmerken

Er zijn een aantal controle variabelen opgesteld voor het onderzoek. Een controle variabele is een variabele die invloed kan hebben op de afhankelijke variabele en die ook samenhangt met de onafhankelijke variabelen. Volgens de theorie van Gabriel & Greven (2003) kan angst voortkomen uit de persoonlijke kenmerken van iemand. Wat voor geslacht iemand heeft, of waar iemand vandaan komt kan tot een verschil in angstgevoelens leiden. Voor dit concept zijn de volgende indicatoren opgesteld: Leeftijd, geslacht, opleiding en afkomst. Voor deze indicatoren zijn de volgende vragen opgesteld: Hoe oud bent u? Wat is uw geslacht? Wat is

(30)

uw hoogst afgeronde opleiding? In welk land bent u geboren? In welk land is uw moeder geboren? en in welk land is uw vader geboren?

2.4 Meetniveau

In de opgestelde vragenlijst voor dit onderzoek is er op verschillende meetniveaus gemeten. Zo is de variabele geslacht een categoriale variabele, er zijn meer dan twee keuze antwoorden mogelijk. Leeftijd is gemeten op ratio niveau, dit omdat er een betekenisvol nulpunt is. De vragen over in welk land de respondent geboren is en in welk land de ouders geboren zijn is gemeten op nominaal niveau. Er zijn meer dan twee categorieën mogelijk, waarin geen sprake is van een rangorde. De vraag over hoogst afgeronde opleiding is een ordinale variabele, omdat er tussen de verschillende afgeronde opleidingen wel een hiërarchie zit. De overige likert-scale stellingen voor de concepten onbekendheid, de media, beleid van de overheid, stereotypering en plekken vermijden zijn op interval niveau gemeten. Bij deze stellingen is er namelijk geen sprake van een betekenisvol nulpunt en de stappen tussen te categorieën zijn allemaal even groot.

2.5 Populatie/respondentengroep & Methode sampling/respondentenwerving De respondenten zullen zoveel mogelijk op een random manier worden geselecteerd. Er zal geen voorkeur zijn om een bepaalde doelgroep te ondervragen, maar er zal onder alle doelgroepen van de Amsterdamse bevolking onderzocht worden hoe het met angst voor de dreiging van terrorisme is gesteld en welke factoren hierop van invloed zijn. Vragenlijsten zullen op straat worden uitgedeeld, op het werk, op de studie, in familie kringen en in

vrienden/kennis groepen om zoveel mogelijk doelgroepen te bereiken. De vragenlijsten die op straat worden uitgedeeld, zullen onder andere worden uitgedeeld bij grote stations zoals het Centraal station en het Amstel station. Ook in drukke winkelstraten zoals de Kalverstraat zullen mensen gevraagd worden om de vragenlijst in te vullen. Aan een minimum aantal van 150 respondenten zal de vragenlijst uitgedeeld worden. Vervolgens zal alle data verzameld worden en zal deze data worden ingevoerd en verwerkt in SPSS. Door verschillende testen uit te voeren voor de deelvragen zal er getest worden welke hypotheses worden aangenomen en welke worden verworpen. Zo kan er onderzocht worden welke factoren van invloed zijn op angstgevoelens voor de dreiging van terrorisme van mensen in Amsterdam.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In dit hoofdstuk wordt de volgende onderzoeksvraag behandeld: “Wat is de risicobeleving van terrorisme en wat zijn (eventuele) verschillen in de risicobeleving onder

conservatiever is: sociale maatregelen, actieve cultuurpolitiek (minus het woord) vinden in anti-revolutionnairen en K.V.P.-ers gretige verdedigers. Hoe zouden de

En dan mag vooropgesteld, dat het rapport der commissie een gunstigen indruk maakt, in zoover het den bouwen de exploitatie van een schouwburg van gemeentewege

The German minimum wage – relative to other Western European countries – is not high but it definitely is the first step in the direction of a good and

The key question is, “to what extent are mass media and new technologies used to contextualize the growth of the churches in the DRC?” The study focussed on the

Ten slotte moet benadrukt worden dat de organisaties zich weliswaar profileren binnen een specifieke factie, de informele netwerken van apolitieke, politieke en

De verklarende variabelen in het fixed model waren: − Tijdstip van het protocol − Tijdstip2 − Leeftijd van het kuiken − Leeftijd2 − Conditie van het kuiken − ‘50%-hoogte’

Tot slot willen we opmerken dat waar belangen van de bij de onderne­ ming betrokkenen onderling kunnen verschillen en waar in principe sprake kan zijn van een verschil