• No results found

De en bloc clausule in de verzekeringsovereenkomst : een onmisbare spil in het verzekeringsrecht? Of een clausule die geschrapt dient te worden

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De en bloc clausule in de verzekeringsovereenkomst : een onmisbare spil in het verzekeringsrecht? Of een clausule die geschrapt dient te worden"

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

2

Inhoudsopgave

1. Inleiding ... 4

2. Opkomst van de en bloc clausule ... 6

2.1 Historische ontwikkelingen... 6

2.2 Art. 6:258 BW ... 9

2.3 Juridisch kader ... 12

3. Van passief naar actief gebruik van de en bloc clausule ... 14

3.1 De millenniumwisseling ... 14

3.2 Onvoorziene risico’s ... 14

3.3 Het Nieuwe Zorgstelsel ... 15

3.4 Maatschappelijke ontwikkelingen en de crisis ... 15

4. Toetsingskaders voor het rechtsgeldig inroepen van de en bloc clausule ... 17

4.1 Onredelijk bezwarendheid ... 17

4.2 De derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid ... 17

4.3 Verzekeren onder aanvaardbare voorwaarden ... 23

5. Onredelijk bezwarendheid van de en bloc clausule in relatie tot de Richtlijn 93/13 EEG. ________________________________________________________________________________ 25 5.1 Ambtshalve toetsing door de nationale rechter. ... 26

6. Argumenten pro en contra het schrappen van de en bloc clausule ... 30

6.1 Pro: De en bloc clausule verhoudt zich in beginsel niet tot de aard van de __________verzekeringsovereenkomst. ... 30

6.2 Pro: Ontbinding en afkoop van de levensverzekering ... 31

6.3 Pro: De fiscus in relatie tot de afkoop van de levensverzekering ... 32

6.4 Pro: Consequenties afsluiten nieuwe verzekering ... 32

6.5 Pro: De en bloc clausule is in strijd met Europeesrechtelijke jurisprudentie ... 33

6.6 Contra: Ontbinding in geval van schadeverzekering ... 34

6.7 Contra: Gerechtvaardigd toepassen en bloc clausule sterk afgebakend door de jurisprudentie __________________________________________________________________________35 6.8 Contra: Gebondenheid aan de overeenkomst kan niet worden gevergd. ... 36

(3)

3

6.9 Contra: Verzekeraars geven steeds duidelijker aan wanneer de en bloc clausule mag worden

toegepast ... 37

6.10 ... Contra: En bloc clausule op grond van het Europese recht zonder onderzoek naar de omstandigheden van het geval niet van meet af aan als oneerlijk te classificeren. ... 38

7. Alternatieven en consequenties wanneer de en bloc clausule geschrapt wordt. ... 41

7.1 Éénjaarscontractermijnen………... 40

7.2 Art. 6:258………....42

8. Conclusie ... 45

(4)

4

1. Inleiding

De en bloc clausule, een instrument in het leven geroepen om verzekeraars de mogelijkheid te geven eenzijdig de verzekeringsovereenkomst te wijzigen. Is de en bloc clausule onmisbaar geworden in het verzekeringswezen of heeft de clausule zijn gelding inmiddels verloren? Aan de ene kant een doorn een in het oog voor de verzekeringnemer, aan de andere kant een noodzakelijk kwaad om zo het bestaansrecht van de verzekeraar te effectueren. Althans, is dit daadwerkelijk het geval? In deze scriptie onderzoek ik de wenselijkheid dan wel onwenselijkheid van de en bloc clausule in het verzekeringsrecht. Drie relatief recente ontwikkelingen welke ik hieronder zal beschrijven hebben mij doen bewegen tot het schrijven van deze scriptie.

- Ten eerste en daarmee ook de meest recente ontwikkeling: het onderzoek van de Autoriteit Financiële Markten. De AFM heeft sedert maart 2014 een verkennend onderzoek gestart naar de (on)eigenlijke toepassing van de en bloc clausule met betrekking tot de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen.1 Het desbetreffende onderzoek is gestart naar aanleiding van toenemende pressie van de consumentenbond en de Kamervragen die aan minister Dijselbloem ten deel zijn gevallen.2

- Ten tweede het vonnis van 30 oktober 2013 van de voorzieningenrechter Amsterdam.3 In afwijking van eerder gedane uitspraken, vindt de voorzieningenrechter de en bloc clausule in beginsel niet met de aard van de verzekeringsovereenkomst stroken.4 Een kentering zoals Hendrikse stelt betreffende de zienswijze op de en bloc clausule, aangezien deze clausule voorheen (voor de consumentenovereenkomst) in beginsel wel in overeenstemming met de aard van de verzekeringsovereenkomst werd geacht.

1 ‘AFM besluit een verkennend onderzoek in te stellen naar de en bloc clausule na aanleiding van Kamervragen die aan dhr. Dijsselbloem zijn gesteld.’ www.afm.nl/nl/consumenten/actueel/nieuws/2014/mrt/en-bloc-clausule-aov-zzp.aspx

2 Kamervragen FM/2014/436 U, 2014.

3 Rb. Amsterdam 30 oktober 2013 (vzr), ECLI:NL:RBAMS:2013:7138. 4 Rb. Amsterdam 30 oktober 2013 (vzr), ECLI:NL:RBAMS:2013:7138, r.o. 4.5.

(5)

5

- Ten derde twee artikelen van Hendrikse, waar hij in zijn artikel ‘Het einde van de en-bloc-clausule in verzekeringsvoorwaarden’ ingaat op voornoemd vonnis van de voorzieningenrechter Amsterdam en stelt dat door deze baanbrekende uitspraak een kentering heeft plaatsgevonden wat betreft de zienswijze op de en bloc clausule. In zijn artikel ‘De en bloc clausule een vreemde eend in de verzekeringsrechtelijke bijt’ betoogt hij dat: ‘De mogelijkheid van het gebruik van de en-bloc-clausules in consumentenovereenkomsten moeten worden uitgesloten’.5

In deze scriptie ga ik naar aanleiding van het onderzoek van de AFM, de gestelde Kamervragen, bovenstaande artikelen van Hendrikse en de uitspraak van de voorzieningenrechter Amsterdam na of het opnemen van de en bloc clausule in de voorwaarden van de verzekeringsovereenkomst anno 2015 zijn legitimatie nog kan doen laten gelden. Om deze vraag te beantwoorden zal ik de pro’s en contra’s betreffende het schrappen van de en bloc clausule uiteenzetten om een zo gedegen mogelijk antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag: ‘Is de en bloc clausule een onmisbare spil in het verzekeringsrecht, of dient deze geschrapt te worden?’ Om een antwoord op de hoofdvraag te vormen lijkt het mij zaak om de ratio achter de en bloc clausule te duiden. Dit doe ik door onder andere de ontstaansgeschiedenis van de en bloc clausule te bespreken en de relatie met art. 6:258 BW. Ik behandel de criteria waar de en bloc clausule aan dient te voldoen om te bezien wanneer de clausule wel en wanneer niet als onredelijk bezwarend beding wordt geclassificeerd. Vervolgens behandel ik welke maatstaf in de jurisprudentie wordt gebruikt wil de en bloc clausule gerechtvaardigd naar de eisen van de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid worden ingeroepen. Ik zal niet alleen de nationale, maar tevens de Europeesrechtelijke literatuur en jurisprudentie bij mijn onderzoek betrekken. Aan de hand van de bevindingen omtrent het juridische kader van de clausule zal ik op een gedegen wijze de voors en tegens met betrekking tot het gebruik van de en bloc clausule uiteenzetten, tegen elkaar afwegen en de alternatieven behandelen. Deze bevindingen zullen leiden tot mijn conclusie waaruit zal blijken of de en bloc clausule anno 2015 een clausule is welke haar belang heeft verloren en geschrapt dient te worden of dat de clausule nog immer als onmisbaar instrument voor de verzekeraar kan worden beschouwd.

5 Hendrikse 2012, p. 14.

(6)

6

2. Opkomst van de en bloc clausule

Ten eerste zal ik de historische ontwikkelingen uiteenzetten aan de hand van de literatuur en parlementaire geschiedenis. Daarbij laat ik art. 6:258 BW niet onbesproken, aangezien het artikel evenals de en bloc clausule de mogelijkheid biedt om een overeenkomst te wijzigen. Vervolgens behandel ik of art. 6:258 BW eveneens toegepast kan worden op de verzekeringsovereenkomst. Ten slotte zal ik in dit hoofdstuk kort het juridisch kader schetsen om daarna te behandelen wat de verzekeraars heeft doen bewegen om de en bloc clausule steeds vaker in te roepen.

2.1 Historische ontwikkelingen

Het Verbond van Verzekeraars kwam in 1980 met een standaardtekstvoorstel waarin de bevoegdheid tot het eenzijdig wijzigen van de premie en/of voorwaarden wordt beschreven.6 Dit voorstel werd, met daarin enkele wijzigingen, tien jaar later in het rapport Standaardisatie Polisvoorwaarden van 1990 aanbevolen als de uniforme standaardtekst voor de herzieningsclausule. Deze tekst luidde als volgt:

‘De verzekeraar heeft het recht de premie en/of de voorwaarden van bepaalde groepen verzekeringen en-bloc te wijzigen. Behoort deze verzekering tot die groep, dan is de verzekeraar gerechtigd de premie en/of de voorwaarden van deze verzekering overeenkomstig die wijziging aan te passen en wel op een door hem te bepalen datum. De verzekeringnemer wordt van de wijziging in kennis gesteld en wordt geacht hiermee te hebben ingestemd tenzij hij binnen de termijn in de mededeling genoemd schriftelijk het tegendeel heeft bericht. In dit laatste geval eindigt de verzekering op de datum die in de mededeling door de verzekeraar is genoemd.’7

In deze standaardtekst werd, zoals Kamphuisen stelt, mede naar aanleiding van de parlementaire geschiedenis van boek 6 opgenomen dat: ‘Alle soortgelijke verzekeringen in de portefeuille van de verzekeraar tegelijkertijd, oftewel en bloc, gewijzigd dienden te worden.’8 Door de toevoeging ‘en bloc’ werd deze clausule in het spraakgebruik geen

6 Rapport Standaardisatie Polisvoorwaarden 1980, p. 19-20. 7 Rapport standaardisatie polisvoorwaarden 1990, p. 19. 8 Parl. Gesch. Boek 6 Inv. 3, 5 en 6, p. 1729.

(7)

7

herzieningsclausule maar en bloc clausule genoemd.9 In 1998 heeft het Verbond van Verzekeraars in samenspraak met de Consumentenbond de hierboven beschreven aanbevolen standaardtekst op twee punten gewijzigd. Door de wijziging van de standaardtekst correspondeerde de tekst van de en bloc clausule reeds in 1998 met het wetsontwerp van het huidige art. 7:940 lid 4 BW. De verzekeringnemer heeft, na mededeling van de verzekeraar dat de verzekeringsovereenkomst gewijzigd wordt, 30 dagen de tijd om de overeenkomst op te zeggen. Wanneer de verzekeringnemer dit recht niet toekomt blijkt uit de standaardtekst van 1998 van De Commissie Standaardisatie Polisvoorwaarden. In de standaardtekst beschrijft de commissie vier situaties waaruit blijkt wanneer de verzekeringnemer geen recht heeft om de overeenkomst op te zeggen: ‘(a) Indien de wijziging van de premie en/of voorwaarden voortvloeit uit wettelijke regelingen of bepalingen die een directe relatie met en consequenties voor de betreffende verzekering hebben, (b) de wijziging een verlaging van de premie bij gelijkblijvende dekking inhoudt, (c) de wijziging een uitbreiding van de dekking met een niet hogere premie inhoudt en (d) de wijziging van de premie direct voortvloeit uit het bereiken van een leeftijdsgrens voor de verzekerde waaraan de premie is gekoppeld.’10

Niet enkel het Verbond van Verzekeraars, maar tevens de wetgever hield zich bezig met het scheppen van een kader omtrent de en bloc clausule. Uit de parlementaire geschiedenis van art. 7.17.1.13 onder lid 3 NBW blijkt dat de wetgever geen bezwaar heeft tegen een beding waarin is opgenomen dat de verzekeraar de overeenkomst eenzijdig kan wijzigen.11 Met betrekking tot de uitleg van de wettekst van lid 4 is de parlementaire geschiedenis vrij duidelijk over wat er onder de term ‘ten nadele van’ verstaan dient te worden. De term ‘ten nadele van’ dient ruim te worden uitgelegd zodat de verzekeringnemer de overeenkomst niet alleen kan opzeggen indien de dekking deels wordt beperkt, maar ook wanneer de overeenkomst deels wordt uitgebreid.12 Hoewel ‘ten nadele van’ ruim dient te worden uitgelegd, wordt er in de parlementaire geschiedenis als restrictie gegeven dat er geen recht op opzegging voor de verzekeringnemer ontstaat in geval van een overeengekomen indexering van de verzekerde som. In geval van wijziging is het dan ook niet de verzekeraar

9 Kamphuisen 2000, p. 34.

10

Asser/Wansink, Van Tiggele & Salomons 2012( 7-IX*), nr. 288.

11 Door de komst van een nieuw lid in art. 7.17.1.13. NBW worden de leden 3 en 4 doorgenummerd tot 4 en 5. ; zie ook Kamerstukken II 1999–2000, 19 529, nr. 5 p. 4.

(8)

8

die een eenzijdige wijziging doorvoert, maar vloeit de wijziging direct voort uit de verzekerde som waardoor er geen beroep op lid 4 gedaan kan worden.13

Tevens stelt de wetgever als voorwaarde, dat de eenzijdige wijzigingsbevoegdheid de verzekeraar enkel toekomt indien de verzekeringnemer de mogelijkheid heeft om op te zeggen in geval van wijziging van de overeenkomst.14 De en bloc clausule wordt in beginsel op grond van art. 6:237 sub c BW vermoed onredelijk bezwarend te zijn. Dit aangezien de clausule de verzekeraar de bevoegdheid verleent een prestatie te verschaffen die wezenlijk van de toegezegde prestatie afwijkt (art. 6:237 sub c BW). De wetgever stelt in de Memorie van Toelichting 1985/86 dat er tegen de eenzijdige wijzigingsbevoegdheid van de verzekeraar geen bezwaar bestaat, mits de verzekeringnemer (overeenkomstig art. 6:237 sub c BW) de mogelijkheid heeft om de overeenkomst op te zeggen.15

In de invoeringswet van de Memorie van Toelichting boek 6 wordt dan ook gesteld dat: ‘Wanneer er sprake is van een niet-ondergeschikte wijziging, zoals bijvoorbeeld een beduidende wijziging van de dekking krachtens een verzekeringsovereenkomst, moet deze clausule vermoed worden onredelijk bezwarend te zijn.’ ‘Er sprake is van een onredelijk bezwarend beding tenzij de wederpartij de bevoegdheid heeft om de overeenkomst te ontbinden.’16

Wat betreft de beoordeling van een dergelijk beding blijkt uit de parlementaire geschiedenis van art. 6:233 BW dat niet gekeken dient te worden naar de omstandigheden die zich voordoen na het sluiten van het beding, maar dient er getoetst te worden aan de voorwaarden van het beding voor en ten tijde van het sluiten van de overeenkomst. Zoals in de parlementaire geschiedenis gesteld wordt: ‘Die toetsing betreft immers de vraag of een beding vernietigbaar is, dus of het van meet af aan lijdt aan een intrinsiek gebrek.’17

Om te bezien of een beding onredelijk bezwarend is, dient er niet alleen gekeken te worden naar de nadelen die zich op grond van het beding daadwerkelijk hebben gemanifesteerd, maar tevens naar de hypothetische situatie waarin de verzekeringnemer door de clausule in zijn uitoefeningsmogelijkheden wordt beperkt.18

13 Kamerstukken II 1985/86, 19 529, nr. 3, p. 19.

14 Kamerstukken II 1985/86, 19 529, nr. 3, p. 19 ; zie ook Asser/Wansink, Van Tiggele & Salomons 2012 (7-IX*), nr. 288.

15

Kamerstukken II 1985/86 19 529, nr. 3, p. 19. 16 Parl. Gesch. Boek 6 Inv. 3, 5 en 6, p. 1729. 17 Parl. Gesch. Boek 6 Inv. 3, 5 en 6, p. 1621-1622. 18 Idem.

(9)

9

Wanneer de en bloc clausule niet in de wet zou zijn opgenomen zouden de voorwaarden van de verzekeraar of enkel met goedvinden van de verzekeringnemer gewijzigd kunnen worden of eventueel op grond van art. 6:258 BW, waar in geval van een wijziging van omstandigheden de rechter op verzoek van de verzekeraar de overeenkomst kan wijzigen.19 Beide een bijzonder omslachtige manier voor de verzekeraars om een (eenzijdige) wijziging van de voorwaarden te bewerkstelligen. Het lijkt mij daarom zaak om art. 6:258 BW in dit hoofdstuk te bespreken aangezien beide artikelen de mogelijkheid bieden om af te wijken van de oorspronkelijke overeenkomst.

2.2 Art. 6:258 BW

Zoals hierboven gesteld kan er gesproken worden van enige gelijkenis tussen art. 7:940 lid 4 BW en art. 6:258 BW. In die zin dat beide artikelen de mogelijkheid verschaffen om af te wijken van het adagium pacta sunt servanda.20 Beide artikelen bieden de mogelijkheid om af te wijken van gemaakte afspraken tussen partijen zodat de overeenkomst gewijzigd of ontbonden kan worden. Art. 6:258 BW is in het leven geroepen voor gevallen waar na het aangaan van een overeenkomst, sprake is van onvoorziene omstandigheden waardoor de wil van partijen dusdanig afwijkt van het overeengekomene dat een strikte nakoming naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet meer wenselijk is.21 De Toelichting Meijers stelt dat de omstandigheden onvoorzien moeten zijn in die zin dat het omstandigheden betreffen die op het ogenblik van tot stand komen van de overeenkomst nog in de toekomst lagen.22

Niet alleen zijn de onvoorziene omstandigheden een vereiste, maar tevens ‘moeten deze omstandigheden zodanig ernstig zijn dat het onaanvaardbaar is de ongewijzigde overeenkomst in stand te houden.’23

De rechter zal daarbij toetsen aan de redelijkheid en billijkheid indien er sprake is van een verlangen tot wijziging van de overeenkomst. De Toelichting Meijers vervolgt dat aan het redelijkheids en billijkheid vereiste niet snel zal zijn voldaan.24 Zwitser geeft als treffend voorbeeld: ‘Bij echt grote veranderingen, zoals een geldontwaarding van meer dan vijftig procent, komt er een moment waarop in redelijkheid

19 Cieremans 2010, aant. 10.

20 Afspraken moeten worden nagekomen. 21

Parl. Gesch. NBW, Boek 6 (Inv. 3, 5 en 6), p. 974. 22 Parl. Gesch. NBW, Boek 6 (Inv. 3, 5 en 6), p. 969. 23 Hendrikse & Rinkes 2009, p.64.

24

(10)

10

niet meer is vol te houden en aan de wil van partijen nog recht wordt gedaan door hun overeenkomst naar zijn grammaticale interpretatie uit te voeren.’25

Art. 7:940 lid 4 BW en art. 6:258 BW maken het mogelijk om af te wijken van de overeenkomst. De vraag is echter of art. 6:258 BW evenals de en bloc clausule kan worden toegepast om een wijziging van de verzekeringsovereenkomst te bewerkstelligen. Art. 6:258 lid 2 BW stelt namelijk dat: ‘Een vordering op lid 1 wordt afgewezen voor zover de omstandigheden waarop de eiser zich beroept krachtens de aard van de overeenkomst of de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komen.’

In de literatuur wordt geen eenduidig antwoord gegeven op de vraag of art. 6:258 BW, evenals de en bloc clausule, kan worden toegepast om de verzekeringsovereenkomst te wijzigen. Wel wordt aan de hand van het leerstuk van risicoverzwaring ingegaan op de vraag of art. 6:258 BW van toepassing kan worden verklaard op de verzekeringsovereenkomst. Mijnssen stelt dat art. 6:258 BW in het kader van risicoverzwaring de verzekeraar weinig hulp biedt op grond van lid 2 aangezien: ‘de wijziging naar de aard van de overeenkomst of de in het verkeer geldende opvattingen voor rekening kan komen voor de verzekeraar.’26

Hendrikse is eenzelfde mening toegedaan en stelt dat het toepassen van art. 6:258 BW in het kader van een verlangde wijziging van de overeenkomst niet zou stroken met de aard van de verzekeringsovereenkomst.27 Mijnssen vraagt zich dan ook af: ‘Of de verzekeraar in kwestie niet ook het risico draagt voor de gevolgen van wijziging van de omstandigheden. Essentie van verzekering is onzekerheid, ook omtrent de omstandigheden waaronder zich een evenement, tegen de gevolgen waarvan de verzekering dekking biedt, zal voordoen.’28 Aan de andere kant betoogt Wery dat er niet zomaar vanuit mag worden gegaan dat art. 6:258 BW lid 2 ‘als regel niet kan worden toegepast of zelfs onder alle omstandigheden verzet tegen toepassing op verzekering omdat de aard van deze overeenkomst en/of de in het verkeer geldende opvatting meebrengt dat risicoverzwaring voor rekening van de verzekeraar komt.’29

Wery komt tot deze conclusie aangezien het volgens hem ‘niet duidelijk is wat met de aard van de verzekeringsovereenkomst is bedoeld.’30

25 Zwitser, 1991, p. 44. 26 Mijnssen 2011, p.63. 27 Hendrikse 2007, p. 249. 28 Mijnssen 2011, p.63. 29 Wery, 2010, p.78. 30 Wery, 2010, p.78.

(11)

11

Hendrikse & Rinkes halen Abas aan die stelt dat art. 6:258 BW ondanks het bepaalde in lid 2 wel degelijk gebruikt kan worden op de verzekeringsovereenkomst. Abas trekt deze conclusie aan de hand van een arrest van het Hof Amsterdam van 29 april 1948 waarin werd geoordeeld dat de verzekeraar niet hoefde uit te keren.31 De verzekeraar hoefde niet uit te keren aan de weduwe ‘daar haar echtgenoot – tevens verzekerd lijf – tijdens een gevangenentransport in de Tweede Wereldoorlog was omgekomen.’32

Dat Abas een dergelijk voorbeeld aanhaalt om aan te tonen dat art. 6:258 BW een rol kan spelen op de verzekeringsovereenkomst in geval van risicoverzwaring geeft volgens Hendrikse & Rinkes te denken. Hendrikse & Rinkes concluderen aan de hand van het arrest en de uitzonderlijkheid hiervan dat: ‘Abas daarmee impliciet aangeeft dat de regeling van art. 6:258 BW hooguit een zeer marginale rol speelt in geval van risicoverzwaring.’33

Om de onduidelijkheid betreffende de toepassing van het artikel op de verzekeringsovereenkomst te doorbreken pleiten Feunekes Hendrikse, Rinkes en Mijnssen voor het creëren van een wettelijke regeling om interpretatieproblemen betreffende de toepassing van het artikel op de verzekeringsovereenkomst te voorkomen.34

Hendrikse bespreekt in zijn artikel de overeenkomst tussen de en bloc clausule en de risicoverzwaring in verhouding tot art. 6:258 BW en komt tot de conclusie dat de en bloc clausule en de risicoverzwaring met betrekking tot art. 6:258 BW niet op eenzelfde wijze te benaderen zijn. De discrepantie zit in het feit dat in geval van risicoverzwaring de verzekeraar vooraf aangeeft wat de gevolgen zijn indien een bepaalde gebeurtenis intreedt. Dit in tegenstelling tot de en bloc clausule waar de verzekeraar de overeenkomst ‘tijdens de rit’ wijzigt.35 Hendrikse geeft als voorbeeld een brandverzekering waar de in de verzekeringsovereenkomst voorgeschreven dakbedekking door de verzekerde wordt vervangen door een ander soort. Wanneer de verzekerde de bedekking wijzigt is het niet meer dan logisch dan dat de verzekeraar de mogelijkheid dient te hebben om de voorwaarden te kunnen wijzigen aangezien door het veranderen van de dakbedekking het risico op brand tevens wijzigt. De verzekeringnemer weet in geval van risicoverzwaring van te voren in welk geval zijn premie omhoog gaat, dan wel de voorwaarden worden gewijzigd. Dit in

31 Hof Amsterdam 29 april 1948, NJ 1948, 382. 32

Hendrikse & Rinkes 2009, p.65. 33 Idem.

34 Mijnssen, NTHR 2011-2, p. 63. 35 Hendrikse 2012, p.4.

(12)

12

tegenstelling tot de en bloc clausule waar ‘de verzekeraar in beginsel elke aangelegenheid kan aangrijpen om de voorwaarden te wijzigen.’36

Ondanks de verschillen, kan wat betreft het gebruik van art. 6:258 BW, aan de hand van de risicoverzwaring, enig kader worden gevormd wat betreft de onduidelijkheid van de toepassing van het artikel met betrekking tot de (risicoverzwaring in de) verzekeringsovereenkomst. Op de vraag of art. 6:258 BW kan worden gebruikt om een verzekeringsovereenkomst op gelijksoortige wijze als de en bloc clausule te wijzigen ben ik van mening dat hier vraagtekens bij gezet kunnen worden. Wanneer de verzekeraar middels art. 6:258 BW zijn risico poogt te minimaliseren door het aanpassen van bijvoorbeeld de premie of verzekeringsvoorwaarden, kan er over worden getwist of het gebruik van art. 6:258 BW niet in strijd is met de aard is van de verzekeringsovereenkomst: het overnemen van risico, een risico dat volgens de in het verkeer geldende opvatting voor rekening van de verzekeraar dient te komen. Oftewel de essentie van de verzekering. Art. 6:258 lid 2 BW lijkt dan ook te voorkomen, op basis van het hierboven aangehaalde, dat de verzekeringsovereenkomst gewijzigd kan worden. Waar voor de risicoverzwaring geopperd wordt om een wettelijke regeling te creëren om zo de onduidelijkheid betreffende de toepassing van het artikel tegen te gaan, lijkt mij dit voor het gebruik van art. 6:258 BW om verzekeringsovereenkomsten en bloc te wijzigen van geen enkele meerwaarde aangezien de wettelijke regeling die het mogelijk maakt de verzekeringsovereenkomst te wijzigen reeds in art. 7:940 lid 4 BW is vervat.

2.3 Juridisch kader

De wetgever acht het mogelijk dat een verzekeraar een beding opneemt in zijn algemene voorwaarden waarin hij zichzelf de bevoegdheid toekent de overeenkomst van verzekering eenzijdig te wijzigen. De wetgever legt daarbij als enige restrictie aan de gebruiker op dat een dergelijk beding een ontbindingsmogelijkheid aan de wederpartij dient toe te kennen. Deze waarborg is gecodificeerd in art. 7:940 lid 4 BW waarin wordt gesteld dat de verzekeraar de voorwaarden enkel eenzijdig ten nadele van de verzekeringnemer mag wijzigen indien de verzekeringnemer de mogelijkheid wordt geboden om binnen dertig dagen de overeenkomst op te zeggen. Wordt de verzekeringnemer deze opzeggingsmogelijkheid niet geboden dient

36

(13)

13

de en bloc clausule op grond van art. 6:237 onderdeel c BW jo. 6:233 onderdeel a BW vernietigd te worden.

Betreffende de juridische begrenzing van de en bloc clausule dient tevens de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 3 september 2014 besproken te worden. In casu wijzigt de verzekeraar de verzekeringsvoorwaarden dusdanig dat de aansprakelijkheid voor de schade, veroorzaakt door asbest, niet meer gedekt wordt. Aangezien de verzekeraar de enige verzekeraar was die nog een dergelijke verzekering aanbood, was het voor de verzekeringnemers geen optie om het verzekerd risico bij een andere verzekeraar onder te brengen. De rechtbank overweegt dat de uitoefening van de bevoegdheid tot het inroepen van een en bloc clausule zijn begrenzing vindt in art. 3:13 BW.37 Hierin is bepaald dat een bevoegdheid zoals in casu de en bloc wijziging, niet kan worden ingeroepen in geval van misbruik daarvan. Aangezien de en bloc clausule in casu wordt ingeroepen met de wetenschap dat het voor de verzekeringnemer niet mogelijk is om zich na opzegging elders te verzekeren, oordeelt de rechtbank dat het inroepen van een en bloc clausule in dat geval zelfs kan worden gezien als extra argument voor misbruik van bevoegdheid.38 De rechtbank stelt dan ook dat de en bloc clausule onder deze omstandigheden niet mag worden ingeroepen.

37 Rb. Gelderland 3 september 2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:5645, r.o. 5.19. 38 Rb. Gelderland 3 september 2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:5645, r.o. 5.23.

(14)

14

3. Van passief naar actief gebruik van de en bloc clausule

De eerste levensverzekeraar die een herzieningsclausule in zijn algemene voorwaarden opnam, maar niet actief gebruikte, was Centraal beheer Achmea in 1970.39 Andere verzekeraars volgden ten gevolge van de hieronder beschreven evenementen.

3.1 De millenniumwisseling

Rond de millenniumwisseling werd de en bloc clausule veelvuldig door verzekeraars als instrument ingezet om het verzekeringsrisico te beperken c.q. te reguleren.40 Bedrijven, instellingen en overheid dienden zich zo goed mogelijk te wapenen, lees verzekeren, voor het geval de computersystemen rond de jaarwisseling van 2000 zouden crashen. Kamphuisen noemt de millenniumproblematiek een gebeurtenis waar de en bloc clausule door de verzekeraars en masse in de algemene voorwaarden werd opgenomen om zo het hoofd boven water te houden mocht het mis gaan ten gevolge van de millenniumwisseling.41

3.2 Onvoorziene risico’s

In tijdschrift ‘De Beursbengel’ wordt inzake het gebruik van de en bloc clausule bij levensverzekeringen aan het hoofd juridische zaken van Nationale Nederlanden dhr. Kalkman de vraag gesteld, waarom het levensverzekeringsbedrijf, – dat altijd zonder en bloc bepaling kon – ‘nu opeens’ (2004) een en bloc bepaling nodig zou hebben. Kalkman antwoordt dat het enige risico wat tot nu toe als onverzekerbaar gold het oorlogsrisico was. Sinds de aanslagen op de Twin Towers is gebleken dat deze veronderstelling onjuist was. Evenals het oorlogsrisico is het terrorismerisico een risico dat niet van te voren is in te schatten. Wanneer een risico van te voren niet is in te schatten kan hier geen rekening mee gehouden worden met de financiering van deze risico’s. Kalkman vervolgt, dat je naar je gezamenlijke polishouders als verzekeraar verplicht bent actie te ondernemen indien er sprake is van voornoemde reële risico’s die niet van te voren in te schatten zijn.42 De en bloc clausule functioneert daarin als instrument voor de verzekeraar om in geval van ‘uitzonderlijke omstandigheden’ de mogelijkheid te hebben tot wijziging van de voorwaarden. Het moet gaan om risico’s die evenals 9/11 niet voor te stellen zijn, zoals

39

‘Nva roept op tot boycot van levenpolissen met en bloc’, Amweb 10 april 2008, www.amweb.nl. 40 Kamphuisen 2000, p. 33.

41 Kamphuisen 2000, p. 33. 42 Van Velzen 2004, p. 4.

(15)

15

gevallen van oorlog en terrorisme. Kalkman stelt dat de clausule niet nodig zou zijn als er sprake is van omstandigheden die met enige realiteitszin beredeneerd kunnen worden.43 ‘In dat geval zou je dat risico kunnen uitsluiten, aanpassen of de premie kunnen verhogen.’44 Het grote probleem van een terroristische aanslag is dat verzekeraars niet kunnen anticiperen op de schade, aangezien de grootte van de schade niet calculeerbaar is zoals bij een brand of een storm, waar op basis van statistieken en rekenmodellen de toekomstige risico’s wél zijn in te schatten.45

3.3 Het nieuwe zorgstelsel

In een uitspraak van de voorzieningenrechter Utrecht van juni 2007 neemt de rechter aan dat de invoering van het nieuwe zorgstelsel per 1 januari 2006 tot complicaties heeft geleid wat betreft de inschatting van de risico’s.46

Door de invoering van het nieuwe zorgstelsel is er een prijzenslag ontstaan tussen zorgverzekeraars die door middel van het aanbieden van een zo laag mogelijke premie zo veel mogelijk (nieuwe) klanten aan zich wilden binden.47 De zorgverzekeraar ONVZ was hierin succesvol en kreeg te maken met een groot aantal nieuwe zorgverzekerden, die, in tegenststelling tot voorgaande jaren, op basis van non-selectie geaccepteerd werden.48 Voor ONVZ betekende dat, dat er in het jaar 2006 dusdanig veel meer geclaimd werd dan dat ze naar eigen zeggen had kunnen voorzien. De en bloc clausule werd als middel ingeroepen om de voorwaarden aan te passen en zo de verliezen over 2006 in 2007 recht te trekken. Directeur commerciële zaken ONVZ, dhr. Kerkhof verklaart in een interview met Het Verzekeringsblad dat: ‘De keus voor het inroepen van een en bloc clausule een uiterst middel was om de verliezen over 2006 niet herhaald te zien.’49

3.4 Maatschappelijke ontwikkelingen en de crisis

Niet alleen worden de millenniumwisseling, onvoorziene risico’s zoals de dreiging van terrorisme en het nieuwe zorgstelsel als reden genoemd voor het inroepen van de en bloc clausule. Nationale Nederlanden en verzekeraar TAF geven als reden voor het gebruik van de en bloc clausule aan dat er sprake is van een veranderende maatschappij en de daarbij

43 Van Velzen 2004, p. 7.

44 Van Velzen 2004, p. 7. 45 Informatieset NHT 2003, p. 3. 46

Rb. Utrecht 8 juni 2007, ECLI:NL:RBUTR:2007:BA6717, r.o. 5.14. 47 Jonk-van Wijk & Esseling 2007, p. 256.

48 Klein 2007, p. 7. 49 Klein 2007, p. 6.

(16)

16

behorende economische ontwikkelingen.50 Doordat de risico’s veranderen zijn de verzekeraars naar eigen zeggen genoodzaakt om door middel van de en bloc clausule hierop te anticiperen.

In de uitzending van 27 januari 2014 werd in het tv-programma Radar door klanten van verzekeraars Allianz en Nationale Nederlanden het ongenoegen geuit over de tussentijdse premieverhoging bij arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. Nationale Nederlanden geeft in een reactie op de uitzending als reden voor het gebruik van de en bloc clausule aan dat de crisis debet is aan het toenemen van het aantal arbeidsongeschikten. Hierdoor is niet alleen de groei van het aantal arbeidsongeschikten, maar tevens de duur van de arbeidsongeschiktheid sterk toegenomen. Het aantal uitbetalingen aan de verzekerden is op deze manier gestegen, waardoor Nationale Nederlanden de en bloc clausule inroept om in ieder geval op langere termijn geen verlies te lijden.51

Verzekeraar TAF geeft in een brief aan een verzekeringnemer aan: ‘In de periode waarin TAF arbeidsongeschiktheidsverzekeringen aanbied is de markt sterk gewijzigd. De economische crisis, gewijzigde wetgeving en een veranderende maatschappij hebben geleid tot een groot aantal zelfstandigen dat langdurig uitvalt. Met de forse toename van het aantal polishouders die een beroep doen op hun arbeidsongeschiktheidsverzekering, constateert TAF dat de voorwaarden van de verouderde verzekeringen onvoldoende duidelijkheid bieden en hierdoor niet aansluiten bij de verwachtingen van de polishouders. (…) Om de verzekeringen voor nu en de toekomst aan te laten sluiten bij de omstandigheden, heeft TAF besloten de lopende verzekeringen, waaronder uw verzekering, te converteren.’52

50 Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2013-352 d.d. 6 december 2013 onder 3.4 : ‘Reactie Nationale Nederlanden’ Radartv 27 januari 2014, www.radartv.nl. (zoeken op Reactie Nationale Nederlanden).

51 Idem.

(17)

17

4. Toetsingskaders voor het rechtsgeldig inroepen van de en

bloc clausule

Wil een en bloc clausule in de verzekeringsovereenkomst legitiem worden ingeroepen, dient de clausule aan bepaalde vereisten voldoen. Zo dient de clausule niet in strijd te zijn met de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid (art. 6:248 lid 2 BW) en dient de clausule niet als onredelijk bezwarend beding te worden aangemerkt (6:237 onder c). Tevens dient de verzekeringnemer – wanneer de en bloc clausule wordt ingeroepen en de verzekeringnemer wil ontbinden – de mogelijkheid te hebben om zich onder aanvaardbare voorwaarden elders te verzekeren. In dit hoofdstuk behandel ik de toetsingsmaatstaven waar een ingeroepen en bloc clausule aan dient te voldoen wil het rechtsgeldig worden ingeroepen.

4.1 Onredelijk bezwarendheid

De en bloc clausule betreft een beding dat de verzekeraar opneemt in zijn algemene voorwaarden om zichzelf de mogelijkheid te verschaffen om (onder bepaalde voorwaarden) de verzekeringsovereenkomst eenzijdig te wijzigen. Een dergelijk beding met daarin een eenzijdige wijzigingsbevoegdheid wordt op grond van art. 6:237 onderdeel c BW vermoed onredelijk bezwarend te zijn, indien de wederpartij niet de bevoegdheid heeft de overeenkomst op te zeggen.53

De wetgever acht het dus mogelijk dat een verzekeraar een beding opneemt in zijn algemene voorwaarden waarin hij zichzelf de bevoegdheid toekent de overeenkomst van verzekering eenzijdig te wijzigen. De wetgever legt daarbij als enige restrictie aan de gebruiker op dat een dergelijk beding een ontbindingsmogelijkheid aan de wederpartij dient toe te kennen (art. 7:940 lid 4 BW). De verzekeraar mag de voorwaarden enkel eenzijdig ten nadele van de verzekeringnemer wijzigen indien de verzekeringnemer de mogelijkheid wordt geboden om gedurende één maand de overeenkomst op te zeggen. Wordt de verzekeringnemer deze opzeggingsmogelijkheid niet geboden kan de en bloc clausule op grond van art. 6:237 onderdeel c BW jo. 6:233 onderdeel a BW vernietigd worden.

Aan de hand van een drietal uitspraken illustreer ik de criteria waar de rechter aan toetst om te bezien wanneer een ingeroepen en bloc clausule als onredelijk bezwarend wordt aangemerkt.

(18)

18

Ten eerste beziet de rechter of aan de verzekeringnemer de mogelijkheid wordt geboden om te ontbinden wanneer de verzekeraar de algemene voorwaarden wijzigt. Zo oordeelt de voorzieningenrechter Utrecht in zijn uitspraak van 8 juni 2007 dat de en bloc clausule in casu niet als onredelijk bezwarend beding is aan te merken aangezien de verzekeringnemer – overeenkomstig art. 6:237 onderdeel c BW – de mogelijkheid heeft om de overeenkomst te beëindigen.54 De rechtbank Arnhem toetst op eenzelfde wijze en oordeelt dat wanneer er een en bloc clausule in de algemene voorwaarden van een verzekeringsovereenkomst is opgenomen, deze op zichzelf bezien niet als onredelijk bezwarend moet worden gezien. Wel dient er voor de verzekeringnemer de mogelijkheid te bestaan om de verzekeringsovereenkomst op te zeggen wanneer de clausule wordt ingeroepen.55

Ten tweede toetst de rechter niet alleen of de verzekeringnemer de mogelijkheid heeft om de overeenkomst op te zeggen wanneer de overeenkomst ten nadele van hem wordt gewijzigd, maar toetst tevens of de verzekeraar voldoet aan een tweede criterium. Het Gerechtshof Arnhem oordeelt in zijn uitspraak van 8 november 2005 dat wanneer er sprake is van een clausule die een wijziging in de overeenkomst mogelijk maakt ten nadele van de verzekeringnemer-consument, de mogelijkheid tot ontbinding van de overeenkomst expliciet in de clausule dient te staan. Is dit niet het geval – en wordt de mogelijkheid tot ontbinding buiten het beding om geboden – zal het beding vermoed worden onredelijk bezwarend te zijn op grond van art. 6:237 onderdeel c BW.56 Wil de en bloc clausule niet als onredelijk bezwarend worden aangemerkt dient de verzekeraar niet alleen de verzekeringnemer de mogelijkheid te geven om de overeenkomst te ontbinden in geval van wijziging, maar dient de mogelijkheid tot opzeggen tevens expliciet in de betreffende clausule vermeld te worden.

4.2 De derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid

Het inroepen van een en bloc clausule is op grond van art. 7:940 lid 4 BW gelegitimeerd onder voorwaarde dat de verzekeringnemer gerechtigd is de overeenkomst op te zeggen tegen de dag waarop de wijziging ingaat. Van dit voorschrift kan niet ten nadele van de verzekeringnemer of begunstigde worden afgeweken indien de verzekeringnemer een natuurlijk persoon is en hij de verzekering sluit anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf (art. 7:943 lid 3 BW). Dit betekent niet dat de en bloc clausule naar willekeur van

54 Rb. Utrecht 8 juni 2007, ECLI:NL:RBUTR:2007:BA6717, r.o. 5.9. 55 Rb. Arnhem 9 juni 2004, ECLI:NL:RBARN:2004:AP3874, r.o. 4.3. 56 Hof Arnhem 8 november 2005, ECLI:NL:GHARN:2005:AU6754, r.o. 3.8.

(19)

19

de verzekeraar kan worden ingeroepen indien er aan bovenstaande eis is voldaan. Evenals bij elke verbintenis dient de verzekeringsovereenkomst waar een en bloc clausule wordt ingeroepen te voldoen aan de eisen van de redelijkheid en billijkheid (art. 6:248 BW) en zijn partijen verplicht zich daarnaar te gedragen (art. 6:2 BW). Jonk-van Wijk en Esseling zijn dan ook van mening dat art. 6:248 lid 2 BW de enige grondslag is waar een en bloc wijziging op kan stranden.57

Wanneer het niet inroepen van een en bloc clausule in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is op grond van art. 6:248 lid 2 BW, hangt af van de omstandigheden van het geval. In de jurisprudentie wordt de lat voor het inroepen van een en bloc clausule hoog gelegd. De maatstaven van de redelijkheid en billijkheid zullen dan ook terughoudend moeten worden toegepast.58 Er dient sprake te zijn van zwaarwegende redenen voor de verzekeraar wil het inroepen van de clausule succesvol zijn.59 De rechter zal bij toepassing van het leerstuk van de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid het belang van de verzekeraar afwegen tegen het belang van de verzekeringnemer.60

Ter illustratie bespreek ik de uitspraak van de voorzieningenrechter Utrecht van 8 juni 2007. De voorzieningenrechter diende te oordelen over het inroepen van een en bloc clausule drieënhalve maand na het aangaan van een verzekeringsovereenkomst.61 De rechtvaardiging voor de wijziging van de verzekeringsvoorwaarden lag volgens de gedaagde (ONVZ) besloten in het feit dat er een bepaalde groep verzekeringsnemers excessief claimgedrag vertoonden waar niet op geanticipeerd was bij de vaststelling van de hoogte van de premie. ONVZ stelde naar aanleiding van het claimgedrag middels een en bloc clausule dekkingsbeperkingen in. Hierdoor werden niet alleen de verzekerden die excessief claimden getroffen, maar tevens de gehele groep ONVZ verzekerden die onder de dekkingsbeperkingen viel. De Consumentenbond en twee verzekeringnemers ageerden hiertegen met onder andere als grond dat de toepassing van de en bloc clausule in strijd is met de redelijkheid en billijkheid als bedoeld in art. 6:248 BW. De voorzieningenrechter beantwoordt aan de hand van de gegeven omstandigheden de vraag of het inroepen van de clausule naar redelijkheid en billijkheid in casu gerechtvaardigd is. Uit de stukken blijkt dat

57 Jonk-van wijk & Esseling 2007, p. 258. 58

Hof Arnhem 8 nov 2005, ECLI:NL:GHARN:2005:AU6754, r.o. 3.14. 59 Rb. Utrecht 8 juni 2007, ECLI:NL:RBUTR:2007:BA6717, r.o. 5.16. 60 Rb. Gelderland 3 september 2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:5645, r.o. 5.22. 61 Rb. Utrecht 8 juni 2007, ECLI:NL:RBUTR:2007:BA6717.

(20)

20

ONVZ eind 2005 en eind 2006 reclamecampagnes heeft gevoerd met als boodschap een ‘uiterst betrouwbare zorgverzekeraar te zijn die aanvullende zorgverzekeringen van hoge kwaliteit aanbiedt.’62 Naar aanleiding van deze campagne heeft ONVZ er vele verzekeringnemers bijgekregen die speciaal voor de ruime dekking bij ONVZ een zorgverzekering hebben afgesloten. ONVZ had deze toestroom niet voorzien en zag geen andere mogelijkheid dan het inroepen van de en bloc clausule om geen verlies op die verzekeringen te lijden. De voorzieningenrechter oordeelt dat het juist vanwege de nieuwe aanwas van verzekeringnemers het ‘zonder bijzonder zwaarwegende redenen’ onaanvaardbaar is binnen drieënhalve maand de dekking in te perken.63 De verzekerden mochten er op kunnen rekenen dat ze voor de afgesloten aanvullende verzekering een jaar lang voor de kosten gedekt waren. Dit behoudens bijzonder omstandigheden die zich naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in casu niet voordeden.64 De voorzieningenrechter vervolgt dat ONVZ zelf blaam treft dat het niet over voldoende historische gegevens beschikte waarop schadeprognoses gebaseerd kunnen worden en bij de aanmelding van voor de aanvullende gegevens geen medische selectie heeft uitgevoerd.65 De voorzieningenrechter acht het lijden van een financieel verlies in casu niet voldoende om de ingeroepen en bloc clausule te rechtvaardigen, aangezien ONVZ het eventuele verlies onvoldoende heeft onderbouwd.66 Tevens acht de voorzieningenrechter het niet redelijk om aan alle verzekerden dekkingsbeperkingen op te leggen wanneer het mogelijk is – ook al is deze optie duurder en bewerkelijker – om individuele dekkingsbeperkingen op te leggen aan enkel de groep die excessief claimgedrag vertoont.67 Bovenstaande feiten leiden voor de voorzieningenrechter tot het oordeel ‘dat in de gegeven omstandigheden de toepassing van de en-bloc clausule naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht.’ 68

De verzekeraar zal, wil hij een gerechtvaardigd beroep doen op de en bloc clausule, op grond van art. 6:2 BW jo. art. 6:248 lid 2 BW voldoende rekening moeten houden met de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid. De voorzieningenrechter overweegt dat, wil er sprake zijn van een in een overeenstemming met art. 6:248 BW zijnde toepassing

62 Rb. Utrecht 8 juni 2007, ECLI:NL:RBUTR:2007:BA6717, r.o. 5.16. 63 Rb. Utrecht 8 juni 2007, ECLI:NL:RBUTR:2007:BA6717, r.o. 5.16. 64 Rb. Utrecht 8 juni 2007, ECLI:NL:RBUTR:2007:BA6717, r.o. 5.17. 65

Rb. Utrecht 8 juni 2007, ECLI:NL:RBUTR:2007:BA6717, r.o. 5.17. 66 Rb. Utrecht 8 juni 2007, ECLI:NL:RBUTR:2007:BA6717, r.o. 5.18. 67 Idem.

(21)

21

van de en bloc clausule, deze enkel ingeroepen kan worden wanneer er sprake is van dusdanig zwaarwegende omstandigheden dat deze het gebruik van de clausule rechtvaardigen. De voorzieningenrechter geeft aan dat het inroepen van een en bloc clausule gerechtvaardigd kan zijn indien er voor de verzekeraar een financieel verlies ontstaat, waardoor de solvabiliteit van de verzekeraar in het gedrang komt.69 In casu slaagde de verzekeraar er niet in te bewijzen dat dit solvabiliteitsrisico zich ook daadwerkelijk zou voordoen, waardoor de en bloc clausule naar redelijkheid en billijkheid als bedoeld in art. 6:248 lid 2 BW niet ingeroepen mocht worden.

Uit de jurisprudentie blijkt dat alleen ernstige financiële gevolgen voor de verzekeraar als zwaarwegende grond worden gezien voor het gerechtvaardigd inroepen van een en bloc clausule. In iedere casus waarbij de vraag centraal staat of toepassing van de en bloc clausule door de verzekeraar gerechtvaardigd is ingeroepen, wordt als zwaarwegende grond het lijden van substantieel financieel verlies als absolute voorwaarde gesteld. Het Gerechtshof Arnhem oordeelt in zijn arrest van 8 november 2005 dat er sprake dient te zijn van forse nadelen en financiële inspanningen voor de verzekeraar wil het inroepen van de en bloc clausule de toets der redelijkheid en billijkheid doorstaan.70 De voorzieningenrechter Amsterdam oordeelt op 30 oktober 2013 dat het inroepen van de en bloc clausule naar redelijkheid mogelijk is indien het voortbestaan van de verzekeraar in het gedrang zou komen.71 In de recentste uitspraak betreffende een ingeroepen en bloc clausule overweegt de rechtbank Gelderland in zijn uitspraak van 3 september 2014, in lijn met de eerdere jurisprudentie, dat een gerechtvaardigde grond voor het inroepen van een en bloc clausule het lopen van een solvabiliteitsrisico is.72

In geen van deze uitspraken kon de verzekeraar aantonen dat de gevolgen voor de solvabiliteit van de verzekeraar dusdanig groot waren dat het inroepen van de en bloc clausule gerechtvaardigd werd geacht. De enige uitspraak waar het inroepen van de en bloc clausule wel gerechtvaardigd werd geacht, is een uitspraak van de voorzieningenrechter Utrecht van 22 oktober 1996.73 In deze casus ageert de Consumentenbond tegen het gebruik van de en bloc clausule op grond van art. 6:248 lid 2 BW, aangezien de verzekeraar de en bloc clausule inroept om zijn verkeerde premieberekening te compenseren. De

69 Rb. Utrecht 8 juni 2007, ECLI:NL:RBUTR:2007:BA6717, r.o. 5.17. 70

Hof Arnhem 8 nov 2005, ECLI:NL:GHARN:2005:AU6754, r.o. 3.15. 71 Rb. Amsterdam 30 oktober 2013, ECLI: :NL:RBAMS:2013:7138, r.o. 4.7. 72 Rb. Gelderland 3 september 2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:5645, r.o. 5.21. 73 Pres. Rb Utrecht, 22 oktober 1996, KG nr. 04.21.760/96.

(22)

22

Consumentenbond voert aan dat het gebruik van de clausule naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, aangezien het juist berekenen van de premie de taak is van de verzekeraar. Zonder het inroepen van de clausule zou er voor het komende jaar voor de verzekeraar een verlies van 10 miljoen gulden ontstaan, met als resultaat een ernstige teruggang van zijn solvabiliteitspositie. De voorzieningenrechter acht op basis van de aangevoerde feiten deze teruggang voldoende aannemelijk en stelt dat: ‘Dit verlies een ernstige teruggang van haar solvabiliteit betekent en dat met de wijziging niet wordt gepoogd reeds geleden verlies op de verzekerden te verhalen.’ ‘Doch dat beoogd wordt de ontstane wanverhouding tussen premie- ontvangst en schadecijfer te herstellen.’74 Bovenstaande uitspraak is de enige uitspraak waar het inroepen van de en bloc clausule ten gevolge van een miscalculatie van de verzekeraar toelaatbaar wordt geacht. Echter vraagt Kamphuisen zich af of de ‘ernstige teruggang in solvabiliteit’ nog aangetoond kan worden indien er nader onderzoek van de feiten zou hebben plaatsgevonden.75

Aan de hand van bovenstaande jurisprudentie kan er op grond van de redelijkheid en billijkheidstoets van art. 6:248 lid 2 BW geconcludeerd worden dat het inroepen van de en bloc clausule op de verzekeringsovereenkomst in beginsel niet van toepassing kan worden verklaard en onaanvaardbaar is. Tenzij er sprake is van het ontstaan van een dusdanig erbarmelijke financiële situatie voor de verzekeraar, dat het naar de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet aanvaardbaar zou zijn om de en bloc clausule niet in te roepen. Kan de verzekeraar niet aantonen dat het niet inroepen van de en bloc clausule een ernstige bedreiging is voor zijn solvabiliteit, dan is de kans nihil dat de rechter de en bloc clausule naar redelijkheid en billijkheid, als bedoeld in art. 6:248 lid 2 BW, als gerechtvaardigd middel tot eenzijdig wijzigen van de voorwaarden toestaat.

Afgevraagd kan worden of de lat voor de verzekeraar op deze wijze niet te hoog wordt gelegd. De verzekeraar mag op grond van de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid de en bloc clausule enkel inroepen wanneer het niet inroepen van de clausule aan de hand van de gegeven omstandigheden van het geval naar redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Jonk van Wijk en Esseling zijn van mening dat er onderscheid gemaakt moet worden op welke wijze de verzekeraar in de financiële problemen is gekomen. Heeft de verzekeraar bewust een bedrijfsrisico genomen en treedt het risico in ten nadele van de verzekeraar ben ik samen met Jonk van Wijk en Esseling van mening dat de en bloc clausule

74 Pres. Rb Utrecht, 22 oktober 1996, KG nr. 04.21.760/96. 75 Kamphuisen 2000, p. 38.

(23)

23

enkel mag worden ingeroepen indien er voor de verzekeraar sprake is van een gevaar voor de solvabiliteitspositie of een zeer ernstige aantasting daarvan. De verzekeraar heeft immers bewust het risico genomen en dient zijn ‘verlies’ te accepteren. Heeft de verzekeraar

daarentegen niet bewust een bedrijfsrisico genomen, maar krijgt hij een onvoorzien risico met de daarbij behorende financiële gevolgen op zijn bord, zijn Jonk van Wijk en Esseling van mening dat wanneer er door het intreden van het niet bewust aanvaarde bedrijfsrisico en de verzekeraar te maken krijgt met dusdanig nadelige financiële gevolgen van het ingetreden risico, ‘het naar redelijkheid niet van de verzekeraar gevergd kan worden dat de

verzekeringsovereenkomst ongewijzigd wordt voortgezet.’76 Wanneer er sprake is van een casus waarbij de verzekeraar op geen enkele wijze op de onvoorziene schadepost heeft kunnen anticiperen, lijkt het mij niet meer dan redelijk dat de verzekeraar de mogelijkheid krijgt de en bloc clausule in te roepen. Wel dient als kanttekening worden gemaakt dat – zo stellen Jonk van Wijk en Esseling – , de en blocclausule in beide gevallen enkel als ultimum remedium dient worden ingeroepen. ‘De verzekeraar zal moeten aantonen dat hem geen minder zwaarwegende oplossing ten dienste staat.’77 De verzekeraar kan dit realiseren door bijvoorbeeld de polisvoorwaarden strikter toe te passen.

4.3 Verzekeren onder aanvaardbare voorwaarden

Uit de jurisprudentie kan betreffende het redelijk en billijk gebruik van de en bloc clausule nog een andere algemene regel gedestilleerd worden. Zo blijkt uit uitspraken van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening dat een verzekeringnemer die de overeenkomst op grond van art. 7:940 lid 4 BW opzegt, de mogelijkheid moet hebben om zich tegen aanvaardbare voorwaarden ergens anders te verzekeren.78 De Geschillencommissie stelt in zijn uitspraak van 6 december 2013 dat er geen mogelijkheid tot elders verzekeren bestaat wanneer de verzekeringnemer gedurende de looptijd van de verzekering door toedoen van bijvoorbeeld zijn rug arbeidsongeschikt is geworden.79 Wanneer hij een nieuwe verzekering afsluit zal hij ofwel geconfronteerd worden met uitsluiting van datgene wat hem arbeidsongeschikt heeft gemaakt, ofwel met eenzelfde, dan wel hogere premie. Voor de verzekeringnemer is er dus geen reële optie om over te stappen. De Geschillencommissie stelt

76

Van Wijk & Esseling 2007, p. 260. 77 Van Wijk & Esseling 2007, p. 260.

78 Kifid 16 mei 2014, nr. 2014-200 r.o. 3.8 ; zie ook Kifid 5 februari 2015, nr. 2015-044 r.o. 4.8. 79 Kifid 6 december 2013, nr. 2013-352.

(24)

24

dat er van aanvaardbare voorwaarden geen sprake is wanneer het afsluiten van een nieuwe verzekering een vergaande premieverhoging en/of uitsluiting van klachten of aandoeningen inhoudt.80 De Geschillencommissie weegt in casu het belang van de verzekeraar: het afwentelen van de kosten ten gevolge van de nadelige gevolge van de gemaakte inschattingsfouten, af tegen de belangen van de verzekeringnemer: de mogelijkheid om tegen aanvaardbare voorwaarden zich elders te verzekeren. De Geschillencommissie overweegt dat er voor de consument in casu geen reële mogelijkheid bestond om naar aanleiding van de eenzijdige premieverhoging door aangeslotene de verzekering op te zeggen.81 De Commissie spreekt zich in zijn uitspraken van 16 mei 2014 en 15 februari 2015 op gelijkluidende wijze uit en stelt: dat een beroep op de en bloc clausule ‘naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is indien Aangeslotene desondanks met een beroep op de en bloc clausule de nadelige gevolgen van haar eigen inschattingsfouten bij het afsluiten van de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen, alsnog deels ten laste van Consument zou kunnen brengen.’82

De Geschillencommissie vervolgt: ‘De achtergrond daarvan [het gebruik van en bloc clausule] is dat een verzekeringnemer die niet akkoord wil (of kan) gaan met de eenzijdige nadelige aanpassing door verzekeraar, steeds de mogelijkheid moet hebben om zich dan elders, tegen voor hem wel aanvaardbare voorwaarden, te verzekeren.’83

De rechter zal in geval van een geschil, de ingeroepen en bloc clausule te allen tijde onderwerpen aan een redelijkheid en billijkheidstoetsing. De focus zal bij de beoordeling van de en bloc clausule liggen op de vraag of er sprake is van zwaarwegende omstandigheden die het gebruik van de clausule rechtvaardigen. Het lopen van een solvabiliteitsrisico wordt in de jurisprudentie als voldoende zwaarwegende omstandigheid gezien om de en bloc clausule in te roepen. De verzekeraar zal dit solvabiliteitsrisico gemotiveerd moeten aantonen. Tevens dient de verzekeringnemer de mogelijkheid te hebben om onder reëel aanvaardbare voorwaarden een soortgelijke overeenkomst bij een andere verzekeraar aan te gaan. Behoudens overige omstandigheden die de rechter per casus tegen elkaar zal afwegen, kan gesteld worden dat wanneer de verzekeraar geen solvabiliteitsrisico loopt en er voor de verzekeringnemer niet de mogelijkheid bestaat om onder aanvaardbare voorwaarden een soortgelijke overeenkomst bij een andere verzekeraar aan te gaan, het inroepen van een en bloc clausule naar redelijkheid en billijkheid geen doorgang zal vinden.

80

Kifid 6 december 2013, nr. 2013-352, r.o. 5.3. 81 Idem.

82 Kifid 16 mei 2014, nr. 2014-200, r.o. 5.3 zie ook; Kifid 5 februari 2015, nr. 2015-044 r.o. 4.8. 83 Idem.

(25)

25

5. Onredelijk bezwarendheid van de en bloc clausule in relatie

tot de Richtlijn 93/13 EEG

Zoals hierboven gesteld, wordt de en bloc clausule door de Nederlandse wetgever niet als onredelijk bezwarend beding aangemerkt indien er op grond van art. 7:940 lid 4 BW, in lijn met art. 6:237 onder c BW, in het beding op voorhand de mogelijkheid geboden wordt tot opzeggen van de overeenkomst. Aangezien het Unierecht een steeds grotere rol speelt in ons nationale rechtssysteem dient niet alleen het nationale recht in ogenschouw te worden genomen, maar dient tevens de Europeesrechtelijke visie op de en bloc clausule bezien te worden. De vraag dient zich aan of de en bloc clausule, evenals in het Nederlandse recht de onredelijk bezwarendheid dan wel de oneerlijkheids toets van de Richtlijn 93/13/EEG inzake oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de Richtlijn) doorstaat en welke voorwaarden hieraan verbonden zijn.

Om deze vraag te beantwoorden zal gekeken moeten worden naar de Europeesrechtelijke regelgeving en de jurisprudentie. Of er sprake is van een oneerlijk beding kan, zo blijkt uit de Richtlijn de jurisprudentie van het Hof, op verschillende manieren getoetst worden. Deze verschillende manieren van toetsen zal ik hieronder uiteenzetten.

De doelstellingen van de Richtlijn zijn opgenomen in de preambule en zijn ontworpen ter uniformering van het nationale recht van de lidstaten en ‘het vaststellen van eenvormige voorschriften op het gebied van oneerlijke bedingen een doeltreffender bescherming van consumenten.’84 Voor de vraag of de en bloc clausule als oneerlijk beding aangemerkt wordt op basis van Europese regelgeving, zijn de artikelen 3 jo art. 4 en de blauwe lijst onder j van de Richtlijn van belang. Voor wat betreft de toetsing wordt in art. 3 lid 1 van de Richtlijn bepaald dat: ‘Een beding in een overeenkomst waarover niet afzonderlijk is onderhandeld, wordt als oneerlijk beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort.’

De en bloc clausule is een beding dat zonder inmenging van de verzekeringnemer is opgesteld en in de algemene voorwaarden van de verzekeringsovereenkomst is opgenomen. Er is door de verzekeringnemer en verzekeraar niet afzonderlijk onderhandeld en er kan

84 Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten.

(26)

26

gesteld worden dat de verzekeringnemer geen invloed heeft op het beding. De en bloc clausule kan op grond van art. 3 lid 2 van de Richtlijn op dit punt dan ook aangemerkt worden als oneerlijk. De mogelijkheid tot afzonderlijk onderhandelen is daarentegen niet het enige vereiste wil een beding worden aangemerkt als oneerlijk. Art. 3 van de Richtlijn vervolgt dat er tevens sprake dient te zijn van: ‘Een in strijd met de te goeder trouw zijnde verstoord evenwicht tussen de gebruiker en consument.’ Wanneer er sprake is van een dergelijk verstoord evenwicht wordt aan de hand van de Richtlijn niet toegelicht. In het arrest Commissie/Zweden wordt door het Hof gesteld dat de Richtlijn: ‘Slechts in abstracto de elementen omschrijft die een oneerlijk karakter geven aan een contractueel beding waarover niet afzonderlijk is onderhandeld.’85 Aangezien de Richtlijn geen duidelijkheid verschaft omtrent deze vraag, overweegt het Hof in het arrest Freiburger/Hofstetter dat het aan de nationale rechter is om te beoordelen of er sprake is van een aanzienlijke en ongerechtvaardigde verstoring van het evenwicht tussen consument en verkoper.86

5.1 Ambtshalve toetsing door de nationale rechter.

De nationale rechter is sinds het Pannon arrest niet enkel bevoegd om uitspraak te doen over de vraag of een beding oneerlijk is op verzoek van partijen, maar is zelfs verplicht om ambtshalve te toetsen. Dit houdt in dat wanneer de rechter over rechtens voldoende feiten en gegevens beschikt en heeft vastgesteld dat het beding binnen de werkingssfeer van de richtlijn valt, de rechter onderzoek dient te doen naar de oneerlijkheid van een beding.87 De ambtshalve toetsingsverplichting is volgens het Europese Hof noodzakelijk om het machtsverschil tussen consument en gebruiker enigszins te nivelleren.88 Wanneer het contractuele beding binnen de werkingssfeer van de richtlijn valt dient de rechter het beding ambtshalve te toetsen aan de ‘in de richtlijn neergelegde eisen inzake consumentenbescherming.’89

Het Europese Hof overweegt hieromtrent in het arrest Asbeek Brusse en De Man Garabito dat: ‘Wanneer de rechter bevoegd is om op basis van het nationale procesrecht ambtshalve over te gaan tot vernietiging van een beding dat in strijd is met de openbare orde of met een dwingende wetsbepaling waarvan de strekking deze sanctie rechtvaardigt, in beginsel, na partijen de gelegenheid te hebben gegeven op tegenspraak hun

85 HvJ EG 7 mei 2002, NJ 2003, 74, r.o. 17 (Commissie/Zweden). 86

HvJ EG 1 april 2004, NJ 45. 2005, 75, r.o. 25 (Freiburger/Hofstetter). 87 HvJ EG 4 juli 2009, NJ 2009, 395, (Pannon).

88 HvJ EG 26 oktober 2006, NJ 2007, 201, r.o. 38 (Mostaza Claro).

(27)

27

standpunt kenbaar te maken, ambtshalve moet overgaan tot vernietiging van een contractueel beding waarvan hij het oneerlijke karakter uit het oogpunt van de in de richtlijn gegeven criteria heeft vastgesteld.’90

De Hoge Raad verduidelijkt de zienswijze van het Europese Hof, inzake de ambtshalve toetsing van een beding welke onder richtlijn 93/13EEG valt, in zijn arrest van 13 september 2009. In het arrest motiveert de Hoge Raad in welke gevallen de nationale rechter gehouden is tot ambtshalve toetsing en overweegt: ‘Wanneer de rechter over de daartoe noodzakelijke gegevens, feitelijk en rechtens, beschikt om te vermoeden dat een overeenkomst onder het bereik van Richtlijn 93/13 valt en een beding bevat dat oneerlijk is in de hiervoor genoemde zin, dient hij daarnaar onderzoek te doen, ook indien daarop gerichte stellingen niet aan de vordering of het verweer ten grondslag zijn gelegd. Dit geldt zowel in eerste aanleg als in hoger beroep.’91

Evenals de rechter in eerste aanleg en de rechter in hoger beroep geldt de ambtshalve toetsing eveneens voor de appelrechter. ‘Volgens het Nederlands appelprocesrecht behoort de rechter immers recht van openbare orde in beginsel ook toe te passen buiten het door de grieven ontsloten gebied, met dien verstande dat hij de grenzen van de rechtsstrijd van partijen dient te respecteren.’92

De rechtbank Amsterdam volgt in zijn uitspraak van 23 juli 2014 dan ook het Europese Hof en de Hoge Raad. De rechtbank oordeelt in zijn uitspraak over de vraag of een eventueel onredelijk bezwarend beding in een verzekeringsovereenkomst ambtshalve getoetst diende te worden. De rechtbank Amsterdam oordeelde dat, ondanks het feit dat de verzekeringnemer geen beroep had gedaan op de oneerlijkheid van het beding, de rechtbank desondanks verplicht is tot ambtshalve toetsing. De rechtbank herhaalt de overweging van de Hoge Raad en stelt: ‘Dat [eiser] geen beroep heeft gedaan op strijdigheid met de Richtlijn doet niet ter zake nu de rechtbank ambtshalve gehouden is te toetsen aan de Richtlijn, hetgeen betekent dat indien de rechter over de daartoe noodzakelijke gegevens, feitelijk en rechtens, beschikt om te vermoeden dat een overeenkomst onder het bereik van de Richtlijn valt en een beding bevat dat oneerlijk is, hij daarnaar onderzoek dient te doen, ook indien daarop gerichte stellingen niet aan de vordering of het verweer ten grondslag zijn gelegd. De rechter dient daarbij het beginsel van hoor en wederhoor in acht te nemen. Hij dient partijen in de gelegenheid te stellen zich over een en ander uit te laten en, zo nodig, hun stellingen daaraan

90 HvJ EU 30 mei 2013, C-488/11, r.o. 53 (Asbeek Brusse en De Man Garabito/ Jahani B.V.). 91 HR 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:691, r.o. 3.9.1.

(28)

28

aan te passen.’93

De nationale rechter dient, zo blijkt uit bovenstaande jurisprudentie van het Europese Hof, de Hoge Raad en de rechtbank Amsterdam de en bloc clausule ambtshalve te toetsen aan de Richtlijn.

5.2

Oneerlijkheidstoets aan de hand van de Richtlijn

Om te bezien of de clausule als eerlijk dan wel oneerlijk valt aan te merken biedt Art. 3 lid 3 van de Richtlijn soelaas. Art. 3 lid 3 van de Richtlijn verwijst naar de bijlage van de Richtlijn waar een indicatieve, niet limitatieve lijst is opgenomen van bedingen die als oneerlijk kunnen worden aangemerkt. Deze zogenoemde blauwe lijst heeft de Nederlandse wetgever niet geïmplementeerd, maar de rechter zal – gezien zijn verplichting tot richtlijnconforme uitleg – wel rekening moeten houden met deze lijst.94 De Nederlandse rechter dient op grond van o.a. het arrest Commissie/Italië: ‘Alle maatregelen te treffen die nodig zijn om de volle werking van die richtlijn overeenkomstig het ermee beoogde doel te verzekeren.’95 Een beding dat op de blauwe lijst staat hoeft niet per definitie oneerlijk te zijn, evenals een beding die niet op de lijst staat wel als oneerlijk aangemerkt kan worden.96

Een beding met het karakter van de en bloc clausule is gecodificeerd op de blauwe lijst onder j. Waar een beding als oneerlijk kan worden aangemerkt indien het beding de mogelijkheid verschaft ‘de verkoper te machtigen zonder geldige, in de overeenkomst vermelde reden eenzijdig de voorwaarden van de overeenkomst te wijzigen.’ De essentie van de en bloc clausule betreft het eenzijdig wijzigen van de voorwaarden door de verkoper (verzekeraar) waardoor het voldoet aan de criteria van sub j in de bijlage. Ook al voldoet de en bloc clausule aan de criteria van de blauwe lijst, de clausule kan niet zonder nadere toetsing als oneerlijk beding worden bestempeld. De blauwe lijst is, zoals hiervoor gesteld, enkel in het leven geroepen ter indicatie van bedingen die mogelijk als oneerlijk aangemerkt kunnen worden. De nationale rechter zal op grond van art. 4 Richtlijn 93/13 EEG ambtshalve – met inachtneming van de criteria van art. 3 Richtlijn 93/13 EEG – de en bloc clausule moeten toetsen aan alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst en daarbij rekening moeten houden met de aard van de diensten waarop de overeenkomst betrekking heeft om te beoordelen of er sprake is van een oneerlijk beding. Op grond van Richtlijn 93/13 EEG kan

93 Rb. Amsterdam 23 juli 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:5421, r.o. 5.2. 94 Wessels, 2006, p. 181.

95

HvJ EG 17 juni 1999, zaak C-336/97, r.o. 19 (Commissie/Italië). : HvJ EG 8 maart 2001, zaak C-97/00, r.o. 19 (Commissie/Frankrijk).

(29)

29

geconcludeerd worden dat er zonder nader onderzoek niet op voorhand gesteld kan worden of de en bloc bepaling als eerlijk dan wel als oneerlijk beding te bestempelen is.

(30)

30

6. Argumenten pro en contra het schrappen van de en bloc

clausule

6.1

Pro: De en bloc clausule verhoudt zich in beginsel niet tot de

aard van de verzekeringsovereenkomst.

Er is sprake van een verzekeringsovereenkomst wanneer de verzekeringnemer zich jegens de verzekeraar verbindt om tegen betaling van premie een of meer uitkeringen te doen wanneer een onzekere gebeurtenis zich voortdoet (art. 7:925 BW). De onzekerheid ligt besloten in: ‘Of de verzekeraar ooit een uitkering verschuldigd zal worden, wanneer dat dan het geval zal zijn, hoeveel de eventuele uitkering zal bedragen en wat de duur van de door de verzekeringnemer verschuldigde periodieke premiebetaling zal zijn.’97

Hendrikse is van mening dat het inroepen van een en bloc clausule indruist tegen het in art. 7:925 BW vervatte element onzekerheid. Hij betoogt dat de en bloc clausule zich slecht verhoudt tot de beginselen van de verzekeringsovereenkomst en stelt: ‘De verzekeringsovereenkomst is een overeenkomst van risico-overdracht en de en-bloc-clausule geeft de verzekeraar eenzijdig de mogelijkheid om tijdens de contractduur het risico gedeeltelijk aan de verzekerde te retourneren. De onderhavige teruggavemogelijkheid staat haaks op de zekerheid die de verzekeringsovereenkomst de verzekerde beoogt te bieden: bij een en-bloc-wijziging is de gewenste dekking gedeeltelijk een schijnzekerheid gebleken.’98 Bijna twee jaar later oordeelde de voorzieningenrechter Amsterdam in zijn uitspraak van 30 oktober 2013 over een ingeroepen en bloc clausule. De voorzieningenrechter sprak zich niet enkel en alleen uit over de toepassing van de en bloc clausule in de gegeven omstandigheden, maar gaf tevens voor het eerst in de jurisprudentie aan hoe hij de en bloc clausule in verhouding tot de verzekeringsovereenkomst zag. Niet alleen Hendrikse, maar tevens de voorzieningenrechter Amsterdam was van mening dat de grondslag van de verzekeringsovereenkomst het wegnemen van onzekerheid aan de zijde van de verzekerde is, aangezien zijn risico tegen premiebetaling door de verzekeraar wordt overgenomen. De voorzieningenrechter stelt vervolgens dat de verzekeringnemer er vanuit moet kunnen gaan dat zijn ondergebrachte risico gedurende de looptijd gedekt is en wanneer het risico intreedt deze ook daadwerkelijk door de verzekeraar gedragen wordt. Wanneer de verzekeraar een en

97 Kamerstukken II 1985-1986 19 529 nr. 3 p. 5. 98 Hendrikse 2012, p. 3.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De verkoper zal zich hiertegen verzetten omdat naar zijn mening de business wordt verkocht zoals die op closing wordt gerund, en dat toe- komstverwachtingen voor risico van de

Op dit punt beginnen meer en meer beleggers zich af te vragen of deze toestand van spiraalachtige super exponentiële groei nog langer houdbaar is, vaak omdat centrale banken

Professionals en wettelijke taak: wettelijke taak creëert bevoegdheid om beroepsgeheim te doorbreken als noodzakelijk voor die taak: maar wel zorgvuldig en

Zo stelt de Hoge Raad dat – wanneer het binnen een VvE gebruikelijk is om bijvoorbeeld een besluitenlijst of notulen van een vergadering rond te sturen – uitgangspunt is

Het gevolg hiervan is dat een schuldeiser van de gezamenlijke vennoten zijn vordering zowel geldend kan maken tegen de gezamenlijke vennoten (‘tegen de vof’), dat verhaalbaar is

Indien de sociale clausule of een deel van de sociale clausule door één of meerdere onderaannemers wordt uitgevoerd, moet de opdrachtnemer erover waken dat deze dagelijkse

1 Als je gemakkelijk je antwoorden kan inscannen of op een andere manier kan digitaliseren, dan mag je ook al tijdens de paasvakantie je antwoorden per mail bezorgen. Dit zou

maar een Man heeft ook wel zaken, Waar door zyn hoofd op hol kan raken, Schoon zy is zuinig, knap, zyn Vrouw, Maar merkt dat zy hem is ontrouw, En of zy nooit geen borrel lust,