• No results found

De rol van de mate van zelfcontrole-conflict bij positieve en negatieve gevoelens na een keuze

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De rol van de mate van zelfcontrole-conflict bij positieve en negatieve gevoelens na een keuze"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Rol van de Mate van Zelfcontrole-conflict bij Positieve en

Negatieve Gevoelens na een Keuze

Roosje Vermeulen

Datum: 29-05-2015 Naam: R.M. Vermeulen Studentnummer: 10362657 Universiteit van Amsterdam

Bachelorproject Sociale Psychologie Begeleid door: Daniela Becker Aantal woorden: 5360

(2)

Abstract

In dit onderzoek is gekeken naar het verband tussen zelfcontrole-conflict en verschillende gevoelens. Eerst is de rol van zelfcontrole-conflict bij tevredenheid, spijt, positieve en negatieve emoties bij een keuze onderzocht. In het tweede deel is de rol van tevredenheid bij een eerste keuze en de tevredenheid bij een tweede keuze onderzocht, waarbij de tweede keuze (of deze consistent of inconsistent was met de eerste keuze) een voorspeller zou kunnen zijn voor de tevredenheid na de tweede keuze. Er werden 265 mensen ondervraagd naar de evaluatie van hun net gekochte consumptie. Er kan geconcludeerd worden hoge mate van zelfcontrole-conflict in verband staat met verminderde positieve emoties, waaronder tevredenheid en een stijging van negatieve emoties, waaronder spijt. Daarnaast lijkt de tevredenheid na een eerste keuze, de tevredenheid na een tweede keuze te voorspellen. Of de tweede keuze consistent of inconsistent was met de eerste keuze lijkt hierbij geen rol te spelen.

(3)

De Rol van de Mate van Zelfcontrole-conflict bij Positieve en Negatieve Gevoelens na een Keuze

Men staat dagelijks voor vele verschillende keuzes: makkelijke en moeilijke, belangrijke en minder belangrijke keuzes. Hierbij kunnen twee verschillende doelen

tegenover elkaar staan. Zo bestaat er het doel om te genieten en op te gaan in het moment: het korte termijn doel, tegenover het doel om in de toekomst iets te bereiken of te behouden: het lange termijn doel. Kies je er bijvoorbeeld voor om nu te genieten van die lekkere pizza (korte termijn doel) of ga je toch voor de gezonde salade, om zo uiteindelijk gezonder bezig te zijn (lange termijn doel)? Volgens Temporal Discounting, vermindert de waarde van beloningen na verloop van tijd, waardoor men een sterke voorkeur heeft voor onmiddellijke, korte termijn beloningen ten opzichte van latere, lange termijn beloningen (Green, Myerson & McFadden, 1997). Er kan dus verwacht worden dat men eerder geneigd is om voor het korte termijn doel te gaan.

Keuzemomenten met twee tegenovergestelde doelen worden vaak als moeilijk ervaren. In zo’n geval worden de verschillende keuzes namelijk als even aantrekkelijk geëvalueerd (de ene optie is aantrekkelijker voor de korte termijn en de andere juist voor de lange termijn) waardoor het moeilijker wordt een goede beslissing te maken (Liberman & Forster, 2005). Om toch voor het “juiste”, lange termijn doel te gaan, is zelfcontrole nodig. Zelfcontrole is het vermogen om innerlijke reacties te wijzigen, alsmede om ongewenste gedragspatronen (zoals impulsen) te onderbreken en zich in te houden deze patronen uit te voeren (Hofmann, Luhmann, Fisher, Vohs, & Baumeister, 2014). Eerdere taken waarbij zelfcontrole vereist werd, kunnen invloed hebben op latere taken waarbij zelfcontrole nodig is. Zo blijkt zelfcontrole niet onbeperkt te zijn, maar te werken volgens het Limited-resource model. Volgens dit model kost het maken van beslissingen moeite en energie waardoor de bronnen, die gebruikt worden voor zelfcontrole en actief reageren, kunnen uitputten (Vohs et

(4)

al., 2008). Zelfcontrole is dan ook effortfull en het lijkt er op dat het maken van beslissingen het zelfcontrole vermogen, de self-control strength, bij latere taken vermindert (Muravan & Slessereva, 2003).

Wanneer er sprake is van een beslissing waarbij zelfcontrole nodig is, met

bijvoorbeeld twee tegenovergestelde doelen die beiden gewild en even aantrekkelijk zijn, kan er een doelconflict ofwel zelfcontrole-conflict ontstaan. Dit is de neiging om toe te geven aan de verleiding, terwijl men in essentie gemotiveerd is de verleiding te weerstaan (Hofmann, Baumeister, Förster, & Vohs, 2012). De Goal Theory ofwel Doeltheorie kan gebruikt worden om te verklaren hoe men met verschillende conflicterende doelen om kan gaan (Laren & Janiszewski, 2009). Zo vergelijkt men de verschillende uitkomsten van beide doelen voordat de beslissing wordt genomen. Zelfcontrole-conflict vindt dan ook vaak plaats bij moeilijke beslissingen waarbij er twee of meer, even aantrekkelijke, recht tegenover elkaar staande keuzemogelijkheden bestaan. Vaak worden conflicten als moeilijk ervaren en kan men ervan uit gaan dat moeilijke beslissingen gepaard kunnen gaan met een negatief affect. Het conflict kan zo een effect hebben op verschillende emoties en op de evaluatie van de beslissing (Hanselmann & Tanner, 2008). Daarom werd in deze studie de rol van de mate van zelfcontrole-conflict bij positieve en negatieve gevoelens na een keuze onderzocht.

Eerder onderzoek naar zelfcontrole-conflict wijst uit dat de moeite om beslissingen te nemen de negatieve gevoelens en gedachten verhoogt en de positieve gevoelens en gedachten verlaagt (Becker, Jostmann & Holland, 2015). Zo blijkt dat zelfcontrole succes (weerstaan van een verleiding) tot meer positieve emoties zou leiden dan wanneer er sprake is van zelfcontrole mislukking (toegeven aan de verleiding). Wordt echter gekeken naar de beslissingsmoeilijkheid, dan blijkt er een negatieve relatie te zijn tussen de moeilijkheid tijdens zelfcontrole beslissingen, de keuze evaluatie en de latere emoties. Des te meer mensen een zelfcontrole beslissing als moeilijk ervaren, des te meer ze de beslissing als negatief

(5)

evalueren, en hoe meer negatief en onzeker ze zich over het algemeen voelen, onafhankelijk van de keuze. Wanneer er sprake is van zelfcontrole-conflict, zal het niet uit maken of men voor het lange of korte termijn doel kiest, men zal sowieso meer negatief affect ervaren dan wanneer het geen zelfcontrole-conflict betreft.

Bovenstaande resultaten lijken terug te komen in het onderzoek van Hofmann, Kotabe en Luhmann (2013). Zij vergeleken verleidelijke met niet-verleidelijke verlangens, waarbij werd gekeken naar de momentary happiness (kortstondig geluk, wat ook wel vergeleken kan worden met tevredenheid) na het weerstaan van of toegeven aan de betreffende verlangens. Hieruit komt naar voren dat er meer momentary happiness ontstaat wanneer er wordt

toegegeven aan niet-verleidelijke verlangens dan wanneer het verleidelijke verlangens betreft. Daarnaast blijkt dat het toegeven aan een verleidend verlangen geassocieerd is met verhoogde gevoelens van schuld en verminderde gevoelens van trots, wat in dit geval momentary

happiness compromitteert. Schuld had dus een negatief effect op momentary happiness, terwijl trots een positief effect had. Spijt bleek echter geen effect te hebben op de momentary happiness, wat inhoudt dat zowel het toegeven aan als het weerstaan van een verleiding kan leiden tot spijt.

Wat niet expliciet naar voren komt in het artikel, maar wat wel uit de resultaten kan worden opgemaakt, is het verschil tussen niet-verleidende verlangens versus verleidende verlangens. Uit het onderzoek blijkt namelijk dat de momentary happiness veel hoger is wanneer het niet-verleidende verlangen wordt nagestreefd dan wanneer het niet-verleidende verlangen wordt weerstaan. Wordt er echter gekeken naar het toegeven van een verleiding in vergelijking tot het weerstaan van een verleiding, dan lijkt het erop dat beide acties weinig gevoelens van momentary happiness opleveren. Hieruit kan worden opgemaakt dat wanneer iemand een verlangen als een verleiding ziet, waarbij er vaak sprake is van zelfcontrole, het dus niet uitmaakt of eraan wordt toegegeven of niet, in beide gevallen zal de momentary

(6)

happiness laag uitvallen. Dit wil zeggen dat het kortstondige geluk ofwel de tevredenheid na een verleiding, hoe dan ook laag is, of men nou kiest voor de verleiding of deze juist

weerstaat.

Ondanks dat zelfcontrole(-conflict) kan zorgen voor negatief affect, vindt men het belangrijk zelf de controle te hebben over zijn beslissingen, wat blijkt uit de volgende twee onderzoeken. Botti en Iyengar (2004) laten namelijk zien dat men liever zelf zijn keuzes wil maken, ook al gaat het ten koste van zijn achteraf ervaren persoonlijke tevredenheid.

Daarnaast lijkt men meer tevreden en gelukkiger met de uitkomst wanneer men hier zelf voor gekozen heeft. Uit het onderzoek van Hofmann et al. (2014) blijkt dan ook dat zelfcontrole positief bijdraagt aan geluk en tevredenheid door middel van het vermijden van en door het omgaan met motivationele conflicten. Tevens komt naar voren dat hoge mate van zelfcontrole voor hogere life satisfaction (levenstevredenheid) zorgt en dat men zich uiteindelijk

gelukkiger zal voelen.

Zelfcontrole lijkt dus erg belangrijk voor mensen te zijn, het speelt een grote rol bij het maken van beslissingen en kan invloed hebben op verschillende emoties, waaronder

tevredenheid en spijt. Het is dan ook van belang de mate van zelfcontrole(-conflict) mee te nemen in dit onderzoek als voorspeller voor latere positieve en negatieve gevoelens na de betreffende keuze.

Uit de onderzoeken van Becker et al. (2015) en Hofmann (2013) komt duidelijk naar voren dat zelfcontrole-conflict minder positieve en meer negatieve gevoelens tot gevolg heeft, ongeacht of de verleiding wordt weerstaan of niet. Het onderzoek van Becker et al. (2015) maakt echter alleen gebruik van fictieve keuzemomenten, waarbij de deelnemers een verhaal geschetst kregen en op basis hiervan een keuze moesten maken. Deze keuzemomenten komen dus niet overeen met de werkelijkheid. Verder is tevredenheid, een belangrijk construct dat in veel onderzoeken terugkomt, tot nu toe alleen nog maar onderzocht op het gebeid van

(7)

zelfcontrole. Er is echter nog geen onderzoek gedaan naar het effect van zelfcontrole-conflict op de tevredenheid na een keuze. Daarnaast lijkt spijt voor te komen na zowel het weerstaan van als het toegeven aan verleidingen, in tegenstelling tot andere (zelfbewuste) emoties. In het huidige onderzoek wordt dan ook uitgebreid gekeken naar tevredenheid en spijt en wordt er verder ingegaan op het verband tussen de mate van zelfcontrole-conflict en de verschillende emoties na een keuze. Er wordt in tegenstelling tot het onderzoek van Becker et al. (2015) nu wel gekeken naar real life keuzemomenten. Daarnaast lijkt er nog geen eenduidige verklaring te zijn voor het opmerkelijke effect.

Een onderzoek dat een mogelijke verklaringen kan bieden voor dit afzonderlijke effect is dat van Carmon, Wertenbroch en Zeelenberg (2003). Zij stellen dat wanneer men voor een moeilijke keuze staat (waarbij dus mogelijk sprake is van zelfcontrole-conflict), men zich zal gaan binden aan beide keuzemogelijkheden (option attachment). Hierdoor zou elke keuze voelen als het verlies van de niet-gekozen mogelijkheid. Men blijft dan dus langer met de niet-gekozen mogelijkheid in zijn hoofd zitten, wat tot gevolg heeft dat deze aantrekkelijker wordt en waardoor de gekozen optie juist minder aantrekkelijk wordt. Dit kan een gevoel van discomfort en dus ontevredenheid opleveren wanneer de keuze lastig is.

Een studie die hier nog verder op ingaat, is die van Bullens, Harreveld, Förster en Van der Pligt (2013). Hieruit blijkt dat een keuze die achteraf te veranderen is tot minder

tevredenheid leidt dan wanneer de keuze later niet meer veranderd kan worden. Achteraf onomkeerbare keuzes vergroten de toegankelijkheid van de positieve aspecten van de gekozen optie en de negatieve aspecten van de niet-gekozen optie. Bij achteraf omkeerbare keuzes is dat effect precies andersom: hier worden de positieve aspecten van de niet-gekozen optie en de negatieve aspecten van de gekozen optie toegankelijker. Bij een achteraf

omkeerbare keuze zullen de alternatieve mogelijkheden langer in iemands gedachten blijven, aangezien men de keuze nog kan veranderen. Dit heeft ook hier tot gevolg dat het alternatief

(8)

aantrekkelijker wordt en de gekozen optie minder aantrekkelijk, wat uiteindelijk tot minder tevredenheid kan leiden.

Wanneer men de gekozen optie als minder aantrekkelijk ervaart en dus minder tevreden is, zou het kunnen zijn dat men deze ontevredenheid wil opheffen door bij een volgend keuzemoment voor de alternatieve keuzemogelijkheid te gaan. Op deze manier kan men dus compenseren voor de negatieve gevoelens en ontevredenheid door nu wel voor het alternatief en dus inconsistent te kiezen, om zo deze gevoelens op te heffen en uiteindelijk contenter te zijn met de tweede keuze. Op deze manier kan zelfcontrole-conflict een

(indirecte) rol spelen bij een volgende keuze. Wanneer men zelfcontrole-conflict ervaart, lijkt men minder content te zijn met de keuze (ongeacht de keuze zelf), waardoor men bij een volgend moment voor het alternatief zou kunnen kiezen om zo te compenseren voor de ontevredenheid. Er wordt dan ook, naast de hoofdhypothese, gekeken naar de rol van

tevredenheid bij een eerste keuze en de tevredenheid bij een tweede keuze, waarbij de tweede keuze (of men consistent of inconsistent kiest met de eerste keuze) eventueel een indirect effect zou kunnen hebben op de tevredenheid na de tweede keuze. Zo blijkt al deels uit onderstaande onderzoeken dat een zelfcontrole-conflict moment zeker een (indirecte) rol kan spelen bij een tweede keuzemoment.

Mukhopadhyay, Sengupta en Ramanathan (2008) laten een verschil in consistent en inconsistent gedrag zien ten opzichte van de mate van zelfcontrole bij verschillende mensen. Zo zouden impulsieve mensen eerder consistent gedrag vertonen. Zij zullen sneller een tweede verleidingsmoment weerstaan, wanneer het eerste ook weerstaan is, en andersom. Bij niet-impulsieve mensen daarentegen wordt juist een switching patern gevonden. Wanneer zij bij een eerste keuzemoment hebben toegegeven aan een verleiding zullen ze bij een volgend keuzemoment de verleiding juist weerstaan, en andersom. Niet-impulsieve mensen zullen namelijk eerder dan impulsieve mensen gebruik maken van zelfcontrole om de juiste

(9)

beslissing te maken. Bij niet-impulsieve mensen is de kans op zelfcontrole-conflict dus groter, waardoor men eerder minder tevreden zal zijn over de bepaalde keuze. Niet-impulsieve mensen zullen dan ook eerder inconsistent kiezen om deze ontevredenheid op te heffen.

Een onderzoek dat hier een mogelijke verklaring voor biedt is dat van Fishbach en Dhar (2005). Zij stellen namelijk dat wanneer men recent een doel heeft nagestreefd, dit kan leiden tot commitment aan het doel, wat tot gevolg heeft dat men eerder hetzelfde en dus consistent gedrag zou vertonen en dus nog een keer voor dezelfde keuze zou gaan. Wanneer men commitment ervaart kan dit leiden tot tevredenheid waardoor men geneigd kan zijn deze tevredenheid te behouden door consistent gedrag te vertonen. Andersom zou minder

commitment tot minder tevredenheid kunnen leiden waardoor men juist inconsistent gedrag zal vertonen om deze ontevredenheid op te heffen. Daarnaast kan een recent nagestreefd doel ook leiden tot vooruitgang binnen dit doel, wat tot gevolg heeft dat men de volgende keer eerder voor het alternatief zou kiezen en dus inconsistent gedrag zal vertonen. Volgens Fishbach en Dhar (2005) hangt het volgende gedrag (consistent of inconsistent) dus af van de evaluatie van het bepaalde, aanwezige doel.

Tot nu toe is alleen nog maar gekeken naar wanneer men consistent of inconsistent gedrag zou tonen en waar dit vanaf zou kunnen hangen. Er is hier echter niet gekeken naar het effect van verschillende emoties bij twee keuzemomenten en of de gevoelens opgewekt bij het eerste keuzemoment een rol kunnen spelen bij het tweede keuzemoment. In het onderzoek van Hofmann en Fisher (2012), daarentegen, wordt wel duidelijk dat zelfcontrole in verband staat met verschillende (zelfbewuste) emoties bij meerdere keuzemomenten.

Zo onderzochten Hofmann en Fisher (2012) de invloed van zelfbewuste emoties die ontstaan na zelfcontrole succes of zelfcontrole mislukking op latere zelfcontrole vereiste keuzemomenten. Ze lieten zien dat schuld tekenen geeft van een “mixed blessing”, zodanig dat eerdere schuld leidt tot een stijging van het zelfregulerende doelbelang en van het

(10)

bewustzijn van een conflict, wat ervoor kan zorgen dat het zelfcontrole vermogen stijgt bij een later zelfcontrole-conflict. Wanneer hier rekening mee wordt gehouden, heeft schuld echter ook nadelige effecten op succesvolle vermindering van wederkerige verleidingen. Trots daarentegen, heeft alleen positieve effecten op latere zelfcontrole op zo’n manier dat het de doelbelang vergroot, het conflict verkleint, en de waarschijnlijkheid vergroot om

zelfcontrole te gebruiken om de verleiding te weerstaan.

De studie van Hofmann en Fisher (2012) geeft al een duidelijk beeld van het effect van zelfbewuste emoties als trots en schuld op latere zelfregulerende keuzes. Zelfbewuste emoties kunnen een belangrijke zelfregulerende functie bekleden door interne feedback te geven over of men wel of niet geslaagd is om de verleiding te weerstaan (Hofmann et al., 2014). Echter wordt er in het onderzoek van Hofmann en Fisher (2012) niet gekeken naar het effect van tevredenheid bij een eerdere keuze op latere keuze momenten. Aangezien het effect van tevredenheid op latere keuzes en daaropvolgend tevredenheid dus nog nergens expliciet onderzocht is, wordt in de sub-hypothese dan ook de nadruk gelegd op de vergelijking van tevredenheid bij een eerste keuzemoment en bij een tweede keuzemoment, welke indirect beïnvloed kan worden door de mate van zelfcontrole-conflict.

In het eerste deel van het onderzoek, de hoofdhypothese, werd er gekeken naar de rol van zelfcontrole-conflict bij een keuze op tevredenheid, spijt, positieve en negatieve emoties. Voor het tweede deel, de sub-hypothese, is onderzoek gedaan naar de rol van tevredenheid bij een eerste keuze bij de tevredenheid bij een latere keuze, waarbij tweede keuze (of deze consistent of inconsistent was met de eerste keuze) een voorspeller zou kunnen zijn voor de tevredenheid na de tweede keuze. De mate van zelfcontrole-conflict werd getest bij het consumeren van eten, aangezien binnen dit gebied vaak twee conflicterende doelen

plaatsvinden: lekker versus gezond. Deelnemers werden geworven in twee kantines van de Universiteit van Amsterdam, nadat ze een of meer consumpties gekocht hadden. Deelnemers

(11)

dienden vragenlijst in te vullen waarna ze als beloning een snack mochten kiezen. Tot slot kregen de deelnemers nog een korte vragenlijst mee om in te vullen bij hun tafel over de tevredenheid na de tweede keuze.

Bij de hoofdhypothese, waarin de rol van de mate van zelfcontrole-conflict bij

tevredenheid, spijt, positieve en negatieve emoties bij een keuzemoment wordt getest, kan op basis van het onderzoek van Becker et al. (2015) en van Hofmann et al. (2013) verwacht worden dat hoe hoge mate van zelfcontrole-conflict, hoe meer spijt en negatieve emoties en hoe minder tevredenheid en positieve emoties men zal ervaren. Binnen de sub-hypothese wordt gekeken naar de rol van tevredenheid bij een eerste keuze en de tevredenheid bij een latere keuze, waarbij de tweede keuze (of deze consistent of inconsistent was met de eerste keuze) een voorspeller zou kunnen zijn voor de tevredenheid na de tweede keuze. Hier kan voorspeld worden dat hoe lager de tevredenheid na de eerste keuze, als gevolg van hoge mate van zelfcontrole-conflict, des te sneller men inconsistent zal kiezen bij een volgend

keuzemoment om op deze manier de tevredenheid te herstellen.

Methode

Deelnemers

In het eerste deel van het onderzoek participeerden 265 mensen met een gemiddelde leeftijd van 25,92 jaar (SD=10.31), waarvan 121 vrouwen en 144 mannen. Hiervan

participeerden 60 deelnemers met een gemiddelde leeftijd van 23,86 jaar (SD=5.42), waarvan 28 vrouwen en 32 mannen, ook in het tweede deel. Het inclusie criterium was dat de

deelnemers voor het onderzoek een of meer eetbare consumptie(s) gekocht hadden in de kantine. De deelnemers kregen als dank voor hun deelname een snack.

(12)

Het onderzoek vond plaats in twee kantines op de Universiteit van Amsterdam (Roeterseiland Complex en Science Park). Deelnemers werden gevraagd te participeren aan het onderzoek net na een de consumptie gekocht te hebben in de kantine, en voor ze begonnen te eten. De deelnemers vulden een vragenlijst in met op de eerste bladzijde het informed consent, waarin toestemming voor deelname werd gevraagd. De vragenlijst bestond uit 29 items, waarvan er 10 items voor de hoofdhypothese zijn gebruikt. Zo is er gevraagd in hoeverre de keuze in conflict was met één of meerdere doelen, welke zelfcontrole-conflict pretendeert te meten op een 7-punts likert-schaal, waarbij een hogere score, meer instemming met de vraag indiceert. Daarnaast is er gevraagd naar de soort keuze: gezond of ongezond. Verder werd er gevraagd in hoeverre de deelnemers de volgende emotionele staten ervoeren wanneer ze terugdachten aan het keuzemoment: schuldig, ongelukkig, spijt, stress, twijfel, trots, blij en tevreden, gemeten op een 5-punts likert-schaal, waarbij een hogere score, meer instemming met de vraag indiceert. De emotionele staten zijn samengevoegd tot twee nieuwe variabelen: positieve gevoelens, waaronder trots, blij en tevreden (α=.84) en negatieve

gevoelens, waaronder schuldig, ongelukkig, spijt, stress en twijfel (α=.73). Tot slot werd er nog gevraagd naar leeftijd, lengte, opleiding, geslacht, gewicht en moedertaal. Na het invullen van de vragenlijst, wat 5-10 minuten in beslag nam, mochten de deelnemers kiezen uit een gezonde (appel of mandarijn) of ongezonde snack (chocoladereep), waarbij de betreffende keuze werd genoteerd.

Aan het einde van het hoofdonderzoek kreeg een deel van de deelnemers (N=60) nog een korte vragenlijst mee om bij hun tafel in te vullen en later in te leveren, waarin de sub-hypothese werd getest. Deze vragenlijst bestond uit drie items, waarvan er maar één is meegenomen in het onderzoek: “hoe tevreden voel je je op dit moment?”, gescoord op een 5-punts likert-schaal, waarbij een hogere score, meer instemming met de vraag indiceert.

(13)

Resultaten

In totaal hebben er 265 deelnemers geparticipeerd aan het gehele onderzoek.

Gedurende het onderzoek zijn er in totaal 14 deelnemers uitgevallen. Vier hiervan hadden het informed consent niet ondertekend en 10 deelnemers bleken het onderzoek niet naar behoren te hebben volbracht. Voor de hoofdhypothese is er van 251 deelnemers data verzameld en geanalyseerd. Er participeerden 60 deelnemers aan het onderzoek over de sub-hypothesen. Hiervan zijn er 10 deelnemers uitgevallen doordat ze niet het gehele onderzoek volbracht hadden, waardoor er uiteindelijk over 50 deelnemers data verzameld en geanalyseerd. 196 deelnemers hadden een gezonde consumptie gekocht, terwijl maar 58 deelnemers voor de ongezonde optie kozen. Als beloning kozen 148 deelnemers voor de gezonde snack, 73 voor de ongezonde snack en 30 deelnemers hoefden geen beloning.

Voor de hoofdhypothese is gekeken naar de rol van de mate van zelfcontrole-conflict en keuze (gezond/ongezond) bij tevredenheid, spijt en positieve en negatieve emoties. Eerst is er met een Pearson Correlatie Analyse naar de onderlinge samenhang van de verschillende variabelen gekeken, zie Tabel 1. Aan zowel de assumptie van onafhankelijke waarnemingen, als continue gemeten variabelen is voldaan. Uit de correlatieanalyse kan worden opgemaakt dat zelfcontrole-conflict negatief in verband staat met alle emoties. De negatieve emoties, waaronder spijt, zijn voor alle analyses in het onderzoek omgescoord, waardoor een lage score op deze variabele, een hoge mate van negatieve emoties indiceert, en andersom. Dus, des te meer zelfcontrole-conflict men ervoer, des te lager de tevredenheid en positieve emoties en des hoger spijt en negatieve emoties.

Tabel 1

Correlaties tussen verschillende emoties en de mate van zelfcontrole-conflict

(14)

1. Zelfcontrole-conflict ___ 2. Tevredenheid -.16* ___ 3. Spijt -.39** .14* ___ 4. Positieve emoties -.13* .80** .15* ___ 5. Negatieve emoties -.44** .15* .85** .13* ___ Noot. *p<.05, **p<.001

Verder is er gekeken naar de verbanden binnen dezelfde variabelen, maar dan opgesplitst voor de keuze, zie Tabel 2 en 3. Hieruit komt een duidelijk verschil tussen gezonde en ongezonde keuze naar voren. Zo zijn de correlaties tussen de variabelen veel hoger en allemaal significant bij de ongezonde keuze, wat inhoudt dat het verband tussen zelfcontrole-conflict en de verschillende emoties hier veel sterker is, in vergelijking tot de gezonde keuze. Men ervoer dus meer negatieve emoties en minder positieve emoties bij een hoge mate van zelfcontrole-conflict, wanneer men voor de ongezonde keuze koos in

vergelijking tot de gezonde keuze.

Tabel 2

Correlaties tussen verschillende emoties en de mate van zelfcontrole-conflict, bij een gezonde keuze, N=194 1 2 3 4 5 1. Zelfcontrole-conflict ___ 2. Tevredenheid -.12 ___ 3. Spijt -.27** .06 ___ 4. Positieve emoties -.08 .78** .06 ___ 5. Negatieve emoties -.39** .07 .82** .03 ___

(15)

Noot. *p<.05, **p<.001

Tabel 3

Correlaties tussen verschillende emoties en de mate van zelfcontrole-conflict, bij een ongezonde keuze, N=57 1 2 3 4 5 1. Zelfcontrole-conflict ___ 2. Tevredenheid -.28* ___ 3. Spijt -.56** .32* ___ 4. Positieve emoties -.27* .86** .34* ___ 5. Negatieve emoties -.49** .34* .89** .36* ___ Noot. *p<.05, **p<.001

Om het eerste deel van de hoofdhypothese, gericht op tevredenheid, te onderzoeken is gebruik gemaakt van een Regressie Analyse met de criteriumvariabele tevredenheid en met twee predictor variabelen: de mate van zelfcontrole-conflict en de keuze. Aan de assumptie van lineariteit is voldaan, verder is er geen sprake van sterke correlaties tussen de predictoren. Ook zijn de residuen normaal verdeeld, lineair en onafhankelijk van elkaar. Uit de analyse bleek een significante voorspelling door zelfcontrole-conflict en keuze (R2=2,6%; F(2, 248)=3.31, p=.038). Deelnemers die hoger scoorden op zelfcontrole-conflict, scoorden lager op de tevredenheid over de keuze (β = -.16, t = 2.53, p = .012), terwijl de keuze zelf geen significante rol speelde (β=-.00, t=-.08, p=.973). Verder is binnen dezelfde analyse ook naar de interactie tussen de mate van zelfcontrole-conflict en de keuze gekeken, waaruit echter geen significant interactie effect bleek (R2=2,8%; F(2, 248)=.39, p=.533).

(16)

Ook het tweede deel van de hoofdhypothese is getoetst met een Regressie Analyse met zelfcontrole-conflict en keuze als predictoren voor het criterium spijt. Er is gebruik gemaakt van omscoring van de variabele spijt, waardoor een lagere score op de variabele, een hogere mate van spijt indiceert. Hieruit bleek een significante voorspelling door zelfcontrole-conflict en keuze, en de interactie daartussen (R2=2,1%; F(2, 245)=9.79, p=.002). Deelnemers met een ongezonde keuze ervoeren meer spijt dan mensen met een gezonde keuze (β=-.13, t=2.26, p=.025). Mensen met een hogere mate van zelfcontrole-conflict, ervoeren ook meer gevoelens van spijt (β=-.44, t=-7.10, p=.001). Ten slotte was de interactie tussen zelfcontrole-conflict en keuze ook significant (β=.19, t=3.13, p=.002). Hieruit komt naar voren dat het effect van zelfcontrole-conflict op ervaren spijt bij een ongezonde keuze negatiever (-1.12) is dan wanneer men voor een gezonde keuze koos (-.17). Het model wordt voor R2=3,1% extra voorspeld door de interactie.

Verder is de criteriumvariabele positieve emoties getest met een Regressie Analyse met de twee predictor variabelen: de mate van zelfcontrole-conflict en de keuze. Hieruit kwam naar voren dat er geen significant hoofdeffect is van de mate van zelfcontrole-conflict of van de keuze als predictor voor positieve emoties (R2=1,6%; F(2, 248)=2.38, p=.094). Zo bleek de mate van zelfcontrole-conflict geen rol te spelen bij positieve emoties (β=-.12, t=-1.95, p=.052). Daarnaast was keuze geen voorspeller voor positieve emoties (β=-.04, t=-.64, p=.522). Ook was er geen sprake van een interactie-effect binnen dezelfde analyse tussen deze variabelen (R2=2,2%; F(2, 248)=.78, p=.377).

Tot slot is er een Regressie Analyse uitgevoerd met zelfcontrole-conflict en keuze als predictoren voor het criterium negatieve emoties. Ook hier is de criteriumvariabele

omgescoord. Uit de analyse kwam een significante voorspelling door zelfcontrole-conflict en keuze (R2=2,1%; F(2, 248)=33.42, p=.001) naar voren. Deelnemers die meer zelfcontrole-conflict ervoeren, rapporteerden ook meer negatieve emoties (β=-.42, t=-7.37, p=.001).

(17)

Daarnaast was keuze ook een goede voorspeller voor negatieve emoties: deelnemers met een ongezonde keuze ervoeren meer negatieve emoties dan mensen met een gezonde keuze (β=-.13, t=-2.30, p=.022). In dezelfde analyse is ook de interactie tussen de mate van zelfcontrole-conflict en de keuze meegenomen. Hieruit bleek geen significant interactie effect (R2=2,2%; F(2, 245)=1.87, p=.173).

Binnen de sub-hypothesen is er gekeken in hoeverre de tevredenheid na de eerste keuze, de tevredenheid na de tweede keuze voorspelt en of dit eventueel gemedieerd wordt door de tweede keuze zelf (of deze consistent of inconsistent is met de eerste keuze). Ook voor de sub-hypothesen is er met een Pearson Correlation gekeken naar de verbanden tussen de verschillende variabelen. Uit de analyse kwam een positief verband naar voren tussen de tevredenheid na de eerste keuze en tevredenheid na de tweede keuze (r=-.330 , p=.019). Ditzelfde resultaat kwam ook uit de Regressie Analyse, met het criterium tevredenheid na de tweede keuze en met tevredenheid na de eerste keuze als predictor. Hieruit blijkt een

significante voorspelling voor tevredenheid na de eerste keuze (R2=10,9%; F(1, 48)=5.86, p=.019). Dus, wanneer men bij de eerste keuze meer tevredenheid rapporteerde, ervoer men dit ook vaak bij de tweede keuze.

Verder is er gekeken in hoeverre de tevredenheid na de eerste keuze, de tweede keuze voorspelt. Hierbij is gebruik gemaakt van een Logistische Regressie Analyse met

criteriumvariabele: tweede keuze en met een predictor variabele: tevredenheid na de eerste keuze. Uit de analyse blijkt dat er geen sprake is van een significante voorspelling van tevredenheid bij de eerste keuze op keuze zelf (consistent/inconsistent) (Wald=.27, p=.613). Of men bij de eerste keuze tevreden is of niet, staat dus niet in verband met de keuze die gemaakt wordt om eventueel tevredenheid te herstellen.

Tot slot is de rol van de tweede keuze (of deze consistent of inconsistent is met de eerste keuze) bij de tevredenheid na de tweede keuze onderzocht. Ook hier is weer gebruik

(18)

gemaakt van een Regressie Analyse, met als predictor de tweede keuze en met tevredenheid na de tweede keuze als criteriumvariabele. Hieruit bleek echter geen significant hoofdeffect van de tweede keuze op de tevredenheid na de tweede keuze (R2=0,3%; F(1, 48)=.15, p=.700). De tweede keuze (inconsistent of consistent met de eerste keuze), speelde dus geen rol bij de tevredenheid van de tweede keuze. Er was dus geen sprake van een mediërend effect van keuze-consistentie tussen de tevredenheid na de eerste keuze en die na de tweede keuze.

Figuur 1 vat nog een keer de resultaten van de sub-hypothese samen. Hieruit lijkt naar voren te komen dat wanneer men bij de eerste keuze ontevreden is, men deze ontevredenheid zal compenseren door bij de volgende keuze inconsistent en dus voor de alternatieve optie te kiezen, om zo de tevredenheid bij de tweede keuze te herstellen. Uit bovenstaande analyses blijkt echter dat het effect, dat terug te lezen is in de figuur, niet significant is en dat het dus niet uitmaakt of men consistent of inconsistent heeft gekozen.

Figuur 1. De tevredenheid (z-scores) gemeten bij de eerste en tweede keuze, uitgesplitst voor consistente en inconsistente keuze.

-0,5 -0,4 -0,3 -0,2 -0,1 0 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 Tevrednheid 1 Tevredenheid 2 Conistente keuze Inconsistente keuze

(19)

Discussie

In dit onderzoek is gekeken naar de rol van zelfcontrole-conflict bij positieve en negatieve gevoelens. Binnen de hoofdhypothese is de rol van zelfcontrole-conflict bij tevredenheid, spijt, positieve en negatieve emoties onderzocht. Hieruit kwam naar voren dat een hoge mate van zelfcontrole-conflict in verband staat met een hoge mate van negatieve emoties en een lage mate van tevredenheid, ongeacht de keuze. Op basis van Becker et al (2015) en Hofmann et al. (2013), werd al voorspeld dat een hoge mate van zelfcontrole-conflict, meer negatieve emoties en minder positieve emoties veroorzaakt. De resultaten van deze onderzoeken en de daarop voortgebouwde hypothesen worden met het huidige

onderzoek dus gedeeltelijk ondersteund. Verder blijkt dat een hoge mate van zelfcontrole-conflict ook in verband staat met een hoge mate van spijt, alleen lijkt het hier wel van de keuze af te hangen. Zo blijkt dat men meer spijt ervoer na een ongezonde keuze dan wanneer dit een gezonde keuze betrof. Dit staat echter haaks op het onderzoek van Hofmann et al. (2013), waarin gesteld werd dat juist spijt onafhankelijk van de soort keuze. Bovenstaande bevindingen kunnen verklaard worden met de Option attachment theory (Carmon et al., 2003). Bij een moeilijke keuze, waarbij sprake is van zelfcontrole-conflict, zal langer worden nagedacht over de keuze en zal men zich aan beide keuzemogelijkheden binden, waardoor de niet-gekozen mogelijkheid als een verlies zal voelen. Zo wordt de niet-gekozen mogelijkheid aantrekkelijker en de gekozen mogelijkheid minder aantrekkelijk, bij een hoge mate van zelfcontrole-conflict. Dit kan ervoor zorgen dat men minder tevreden is en zal ervaren aangezien men achteraf liever voor het alternatief had willen kiezen.

Voor de sub-hypothese is onderzoek gedaan naar de rol van tevredenheid na de eerste keuze bij de tweede keuze, waarbij de tweede keuze (of deze consistent of inconsistent was met de eerste keuze), een voorspeller zou kunnen zijn voor de tevredenheid na de tweede

(20)

keuze. Hieruit is naar voren gekomen dat de tevredenheid na de eerste keuze de tevredenheid na de tweede keuze voorspelt. Zo blijkt dat mensen die bij de eerste keuze tevreden zijn, dit bij de tweede keuze ook zullen zijn, en andersom. Er bleek echter geen sprake te zijn van een indirect effect van de tweede keuze op de tevredenheid. Dit is tegenstrijdig met de

verwachtingen. Er werd namelijk voorspeld dat wanneer men ontevreden was over zijn eerste keuze, deze ontevredenheid zou compenseren door een inconsistente keuze te maken

waardoor de tevredenheid na de tweede keuze zou toenemen.

Er zijn echter een aantal discussiepunten die aangehaald moeten worden. Zo hadden sommige deelnemers door de aard van het onderzoek al in de gaten dat de beloning bij het onderzoek zelf hoorde. Uit de resultaten blijkt dat veel meer deelnemers voor de gezonde snack hadden gekozen dan voor de ongezonde snack. Het zou kunnen zijn dat men hierdoor eerder voor de gezonde snack heeft gekozen, aangezien ze al geprimed waren door de inhoud van de vragenlijst en zo een sociaal-wenselijke beslissing hebben gemaakt. Op deze manier zou de keuze nu niet altijd gebaseerd zijn op eigen motivatie, maar doordat men sociaal-wenselijk over wilde komen, wat ruis binnen het onderzoek kan opleveren. De resultaten kunnen namelijk nu niet meer geïnterpreteerd worden als de eigen, intrinsieke motivatie om voor de bepaalde beloning te kiezen. Om de beslissing niet te laten beïnvloeden door de inhoud van het onderzoek, zou in vervolg onderzoek de beloning eerder aangeboden kunnen worden, waarna de vragenlijst zelf pas wordt aangeboden. Een andere manier is om mensen te laten kiezen, zonder dat ze door zouden kunnen hebben dat ze geobserveerd worden. Op deze manier kan worden voorkomen dat de beslissing niet gebaseerd is op eventuele andere

factoren, dan de intrinsieke motivatie.

De bedoeling van het tweede deel van het onderzoek was dat het eerste deel van de korte vragenlijst voor het eten aan de eigen tafel zou worden ingevuld en het tweede deel na het eten. Echter vulden veel deelnemers de korte vragenlijst al in bij de onderzoekstafel.

(21)

Hierdoor zat er maar kort tijd tussen de meting van de tevredenheid na de eerste keuze en de tevredenheid na de tweede keuze. Uit het onderzoek komt naar voren dat de tevredenheid na de eerste keuze de tevredenheid na de tweede keuze voorspelt. Dit kan nu echter niet met zekerheid geconcludeerd worden aangezien beide meetmomenten van tevredenheid (na de eerste keuze én na de tweede keuze) als het ware hetzelfde construct zouden kunnen meten. Een manier om dit in te voorkomen bij vervolg onderzoek is om expliciet te vragen of ze de tweede vragenlijst willen invullen bij hun eigen tafel in de kantine en de vragenlijst later terug te brengen.

Ondanks bovenstaande discussiepunten, voegt dit onderzoek zeker iets toe aan de huidige literatuur. Zo bevestigt het de resultaten van eerdere onderzoeken (Becker et al., 2015; Hofmann, et al., 2013) waarbij alleen gebruik gemaakt is van fictieve keuzemomenten binnen een laboratoriumsetting, die nu wel in het “veld” zijn getoetst, waardoor het de resultaten beter te generaliseren zijn. Het lijkt er dus op dat wanneer er sprake is van een zelfcontrole-conflict, wat vaak voorkomt bij moeilijke beslissingen, het niet uitmaakt voor welke keuze men gaat en welk doel uiteindelijk wordt nagestreefd. Er zal hoe dan ook een negatief affect ontstaan en mensen zullen ontevreden zijn over de uitkomst. Toch lijkt spijt wel af te hangen van de soort keuze, en zal men meer spijt ervaren na een ongezonde, op het korte termijn doel gebaseerde keuze en kan men dus toch beter ervoor kiezen het lange termijn doel na te streven. Kortom, wanneer men twijfelt tussen een lekkere pizza en een gezonde salade en waarbij sprake is van twee conflicterende doelen, kan men toch het beste voor het lange termijn doel gaan. Men zal dan weliswaar ontevreden zijn, maar hiermee kunnen gevoelens van spijt wel voorkomen worden.

(22)

Literatuurlijst

Becker, D., Jostmann, N., & Holland, R. (2015). Emotional and motivational consequences of self-control conflict.

Botti, S. (2004). The psychological pleasure and pain of choosing: when people prefer choosing at the cost of subsequent outcome satisfaction. Journal of personality and

social psychology, 87(3), 312.

Bullens, L., van Harreveld, F., Förster, J., & Van der Pligt, J. (2013). Reversible decisions: The grass isn't merely greener on the other side; it's also very brown over here.

Journal of Experimental Social Psychology, 49(6), 1093-1099.

Carmon, Z., Wertenbroch, K., & Zeelenberg, M. (2003). Option attachment: When

deliberating makes choosing feel like losing. Journal of Consumer Research, 30(1), 15-29.

Fishbach, A., & Dhar, R. (2005). Goals as excuses or guides: The liberating effect of perceived goal progress on choice. Journal of Consumer Research, 32(3), 370-377. Green, L., Myerson, J., & McFadden, E. (1997). Rate of temporal discounting decreases with

amount of reward. Memory & cognition, 25(5), 715-723.

Hanselmann, M., & Tanner, C. (2008). Taboos and conflicts in decision making: Sacred values, decision difficulty, and emotions. Judgment and Decision making, 3(1), 51-63. Hofmann, W., Baumeister, R. F., Förster, G., & Vohs, K. D. (2012). Everyday temptations: an

experience sampling study of desire, conflict, and self-control. Journal of personality

and social psychology, 102(6), 1318.

Hofmann, W., & Fisher, R. R. (2012). How guilt and pride shape subsequent self-control.

(23)

Hofmann, W., Kotabe, H., & Luhmann, M. (2013). The spoiled pleasure of giving in to temptation. Motivation and Emotion, 37(4), 733-742.

Hofmann, W., Luhmann, M., Fisher, R. R., Vohs, K. D., & Baumeister, R. F. (2014). Yes, But Are They Happy? Effects of Trait Self‐Control on Affective Well‐Being and Life Satisfaction. Journal of personality, 82(4), 265-277.

Hofmann, W., Vohs, K. D., & Baumeister, R. F. (2012). What people desire, feel conflicted about, and try to resist in everyday life. Psychological science, 23(6), 582-588. Laran, J., & Janiszewski, C. (2009). Behavioral consistency and inconsistency in the

resolution of goal conflict. Journal of Consumer Research, 35(6), 967-984. Liberman, N., & Förster, J. (2006). Inferences from decision difficulty. Journal of

Experimental Social Psychology, 42(3), 290-301.

Muraven, M., & Slessareva, E. (2003). Mechanisms of self-control failure: Motivation and limited resources. Personality and Social Psychology Bulletin, 29(7), 894-906. Vohs, K. D., Baumeister, R. F., Schmeichel, B. J., Twenge, J. M., Nelson, N. M., & Tice, D.

M. (2008). Making choices impairs subsequent self-control: a limited-resource account of decision making, self-regulation, and active initiative. Journal of

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De Tussenbalans in debat Frits Bolkestein stelde in eerste termijn op woensdag 27 februari vast dat de kern van het debat draaide om de vraag of de Tussenbalans een

In die beoordeling neemt de accountant in aan- merking het voor het opmaken van en getrouw weergeven in de fi nanciële over- zichten van de uitkomsten van de begrotings-

Voor de veiligheid én voor maximale controle over de rolstoel kan het wenselijk zijn om de sportrolstoel te voorzien van één of meer strappings.. Een strapping is een speciale

Bijlage: Op stap naar het secundair onderwijs.. MOET IK EEN

Hij heeft een druk programma deze vakantie want hij wil ook nog met zijn vriendin gaan kamperen en om alles te kunnen betalen moet hij ook een aantal weken werken.. Dit weekje met

Als meneer Katrijnen meer of minder wil gaan werken zal hij dat moeten overleggen met zijn directeur; als de school er geen bezwaar tegen heeft dat hij minder gaat

En naast deze talen, die de Nederlandse onderwijswet als schoolvakken toelaat, noemden de leerlingen ook andere talen die op school aangeboden zouden moeten worden, zoals Berbers,

Omdat intenties niet altijd direct vertaald kunnen worden in gedrag mogen we er niet van uit gaan dat de meerderheid die, in de vragenlijst, aangeeft gebruik te willen maken van