• No results found

Assimilatie versus verbinden : een onderzoek naar de invloed van het huidige discours omtrent multiculturalisme en de islam op het alledaagse leven van inwoners van de Utrechtse multiculturele wijk Lombok

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Assimilatie versus verbinden : een onderzoek naar de invloed van het huidige discours omtrent multiculturalisme en de islam op het alledaagse leven van inwoners van de Utrechtse multiculturele wijk Lombok"

Copied!
67
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Assimilatie versus verbinden

Een onderzoek naar de invloed van het huidige discours omtrent multiculturalisme en de islam op het alledaagse leven van inwoners van de Utrechtse multiculturele wijk Lombok.

Suzy Koot Faculteit Sociale Wetenschappen

Studentnummer: 10674357 Universiteit van Amsterdam

Scriptiebegeleider: dr. P. Mepschen

(2)

Samenvatting

Het debat over multiculturalisme en de islam laat zich de afgelopen vijftien jaar kenmerken door een verandering. Vanaf het jaar 2000 is in het discours een culturalisering van burgerschap zichtbaar, waarbij een sterke nadruk wordt gelegd op de Nederlandse cultuur. De groter geworden aanwezigheid van ‘anderen’ lijkt voor veel mensen en de overheid aanleiding om te reflecteren op de eigen Nederlandse identiteit. De Nederlandse cultuur wordt gezien als een vastomlijnd gegeven, waar iedereen zich aan dient te conformeren en te assimileren. De islamitische cultuur wordt hierdoor in toenemende mate gezien als een bedreiging voor de Nederlandse identiteit, wat valt te typeren als ‘islamofobie’.

Deze vijf maanden durende etnografie gaat in op de invloed van die verandering in het maatschappelijke, politieke en publicitaire debat over multiculturalisme en de islam op het alledaagse leven van de inwoners van de Utrechtse wijk Lombok en de rol die het huidige discours heeft op de gestigmatiseerden zelf. Voor deze wijk is gekozen omdat Lombok wordt gekenmerkt door een hoge concentratie van etnische, religieuze en taalkundige diversiteit en in beleidsstukken en de media vaak wordt beschreven als ‘het voorbeeld van een succesvolle multiculturele wijk’. Deze wijk biedt dus de mogelijkheid om te onderzoeken hoe het multiculturele karakter tot uiting komt in het leven van bewoners en hoe deze bewoners het ervaren.

Te concluderen valt dat de invloed van het verharde maatschappelijke, politieke en publicitaire discours over multiculturalisme en bepaalde representaties van de islam in de Utrechtse wijk Lombok voornamelijk een stempel lijkt te drukken op het leven in de wijk in het geval van clustering. In dit geval ontstaat er onbegrip onder groepen met verschillende culturen en wordt de Marokkaanse bevolkingsgroep door de Nederlanders vaak gezien als bedreiging. Als gevolg daarvan ontstaat er een stigmatiserende visie over Marokkanen, welke door hen zelf ook zo wordt ervaren. De Marokkaanse geïnterviewden voelen zich dus wel degelijk gestigmatiseerd. In dit opzicht vindt het heersende discours resonantie in de meningen van de geïnterviewden. Toch ervaren de Marokkaanse geïnterviewden die stigmatisering in Lombok veel minder, maar vooral in de rest van Nederland. In Lombok voelen zij zich geaccepteerd en gerespecteerd, in plaats van gestigmatiseerd en gediscrimineerd. En terecht, zo blijkt, aangezien het merendeel van de geïnterviewden in Lombok de diversiteit lijkt te accepteren en zich ondanks deze diversiteit veilig en prettig zegt te voelen. Het diverse karakter van de wijk leidt namelijk nauwelijks tot daadwerkelijke botsingen. Bewoners in Lombok zijn dus in staat pragmatisch naast elkaar te kunnen leven. Als gevolg hiervan wordt door het merendeel van de geïnterviewden het streven en het verlangen van de overheid tot assimilatie van Marokkanen aan de Nederlandse cultuur bekritiseerd. Assimilatie is volgens hen helemaal niet nodig. Verbinding daarentegen is de sleutel tot samenleven.

(3)

Woord vooraf

Opgroeiende in een drukke multiculturele stad als Utrecht, ben ik van jongs af aan geconfronteerd met een diversiteit aan culturele achtergronden. Met groot genoegen heb ik in mijn leven een diverse culturele vriendenkring opgebouwd. Van dichtbij heb ik hierdoor meegemaakt hoe moeilijk sommige van die vrienden met een andere culturele achtergrond het kunnen hebben in Nederland. Een aantal van hen heeft moeite om een gelijkwaardige plek te vergaren in de maatschappij. Met name bij Marokkaanse vrienden merk ik dat zij het gevoel hebben niet geaccepteerd te worden, hoe erg zij daar ook hun best voor doen, of hoe zeer zij zichzelf ook bewijzen. Zij worstelen met ervaringen van discriminatie en stigmatisering vanwege hun etnische achtergrond. En dat doet hen verdriet, en daarmee mij ook, omdat het mensen betreft die mij zeer dierbaar zijn.

Deze gewaarwording is voor mij de trigger geweest om sociologie te gaan studeren. Vanuit mijn HBO opleiding Human Resource Management was mijn blikveld versmald tot de menskant binnen organisaties, iets wat me altijd heeft geïnteresseerd. Ervoor zorgen dat de mensen binnen een organisatie het zo goed mogelijk hebben, dat vond ik fantastisch. Desalniettemin voelde ik me in deze opleiding niet geheel tot mijn recht komen, juist vanwege die versmalling van focus. Ik wilde me niet alleen inzetten voor de mensen binnen een specifieke organisatie, maar juist voor een breder doel: rechtvaardigheid voor de gehele samenleving.

Stigmatiserende en uitsluitende praktijken zijn onderwerpen die mij gedurende mijn gehele studieperiode altijd geïnteresseerd hebben. Vanuit een persoonlijke levensovertuiging waarin ik iedereen gelijke kansen wil geven, vind ik het moeilijk te bevatten dat bepaalde groepen in de samenleving worden buitengesloten op basis van een oordeel over uiterlijke kenmerken. Vaak zijn die stigmatiserende praktijken immers gebaseerd op een huidskleur, een andere cultuur of een andere levensinvulling, waardoor zij worden bestempeld als de ‘ander’. Op basis van deze interesse is de keuze voor dit scriptieonderwerp ontstaan, omdat ik het belangrijk vind om tegenwicht te bieden aan de negatieve aandacht die de Marokkaanse bevolkingsgroep in Nederland in de huidige samenleving krijgt.

Het schrijven van deze scriptie is me niet altijd even gemakkelijk af gegaan. Ik ben iemand die van een mug een olifant kan maken en die daardoor beren op de weg ziet die er niet zijn. Periodes van onzekerheid, maar ook van haast hysterisch enthousiasme voor dit onderwerp hebben zich continue afgewisseld. Voor mij is het afgelopen halfjaar een periode geweest van enorme persoonlijke groei, niet alleen op het gebied van academische onderzoekskwaliteiten, maar ook op het gebied van mijn visie op het leven. Ik ben me meer en meer gaan beseffen in wat voor wereld we met elkaar leven, en hoe kwetsbaar de multiculturele samenleving is. Waar mensen met elkaar samenleven, bestaat altijd het

(4)

risico op misverstanden die gevoed worden door verwachtingen en aannames van elkaar. Een samenleving waar allerlei verschillende typen mensen vredig samenleven, is een prachtig streven, maar kennelijk niet altijd overal haalbaar. De mens is een prachtig wezen, een wezen die tegelijkertijd zo complex is dat het haast onmogelijk is om elkaar altijd te begrijpen. En waar men elkaar niet begrijpt ontstaan misverstanden. Zo ook in de multiculturele samenleving. Daarom moeten we met elkaar streven naar een zo goed mogelijke samenleving, en voor mijn gevoel draagt deze scriptie daaraan bij. Met groot genoegen kijk ik terug op deze scriptie. Ik ben trots op het eindresultaat, maar nog veel trotser op de groei die ik heb doorgemaakt. Ik voel me een completer mens, een mens die meer open staat voor mensen met een verschillende levenswijze en achtergrond. Dat maakt een mens rijker, dus dat is een proces waar ik trots op ben.

Afsluitend gebruik ik dit voorwoord graag om mijn dank uit te spreken naar een aantal mensen waardoor mijn scriptie is geworden zoals die nu is. Deze mensen hebben mij tijdens het schrijfproces enorm gesteund. Allereerst mijn eerste scriptiebegeleider Paul Mepschen die ik altijd kon storen als ik behoefte had aan feedback. Hiernaast mijn tweede begeleider Thijs van Dooremalen die mij, ondanks zijn rol als tweede begeleider, tevens heeft voorzien van de nodige feedback en sturing. Ook wil ik graag mijn ouders bedanken, die altijd voor mij klaar hebben gestaan tijdens mijn scriptie periode en altijd een luisterend oor zijn geweest tijdens mijn tirades van enthousiasme en momenten van onzekerheid. Zonder hen was ik niet waar ik nu ben.

Ik wens de lezer veel leesplezier met mijn scriptie en ik hoop van harte dat mijn passie en enthousiasme voor dit thema wordt gevoeld en gedeeld.

Utrecht, Juni 2015

(5)

Inhoudsopgave

Samenvatting ... 1 Woord vooraf ... 2 Inhoudsopgave ... 4 1 Introductie ... 5 1.1 Oorzaken ... 5 1.2 Islamofobie ... 7 1.3 Probleemstelling ... 8 1.4 Onderzoeksvraag ... 8 2 Methode ... 10 2.1 Onderzoeksontwerp ...10 2.2 Data verzameling ...10 2.3 Data analyse ...12 2.4 Presentatie data ...12 2.5 Ethiek ...13

3 Multiculturalisme als probleem ... 14

3.1 Huidig dominante discours ...14

3.2 Nieuwe visie op samenleven ...15

3.3 Invloed van de media ...16

3.4 De toon van het debat...17

4 Geleefd multiculturalisme ... 18

4.1 Lombok als wijk ...18

4.1.1 Lomboks geschiedenis van diversificatie ...19

4.2 Ethos van het mengen ...19

4.2.1 Bevindingen multiculturalisme Lombok ...20

4.2.2 Negatieve connotatie multiculturalisme ...21

4.2.3 Clustering als oorzaak van ervaren bedreiging ...23

4.3 Ervaren veiligheid in Lombok ...27

4.3.1 Chaotische verkeerssituatie ...27

4.3.2 Onbegrip wegens verschillende culturen ...29

4.3.3 Invloed woonplezier ...31

5 Tweede generatie Marokkanen als de ‘ander’ ... 33

5.1 Invloed eenzijdige berichtgeving media ...38

5.2 Ervaren stigmatisering ...40

5.3 Internalisering negatieve discours ...41

6 Conclusie... 45

Bibliografie ... 47

(6)

1 Introductie

Op 22 juli 2011 wordt Noorwegen opgeschrikt door een tweetal aanslagen: een bomaanslag in de regeringswijk van de Noorse hoofdstad Oslo en daaropvolgend een schietpartij op een sociaaldemocratisch jeugdkamp op het eiland Utoya. Er vallen in totaal ongeveer tachtig doden en nog meer gewonden. De dader is de 32-jarige Noorse islamofobe rechtsextremist Anders Behring Breivik. Zijn motief voor deze gruwelijke daden was ideologisch gedreven: hij wilde de islamisering van Noorwegen stoppen. Deze politiek geladen aanslag was niet alleen een waarschuwing voor degenen die hij schuldig hield voor die islamisering, maar eveneens voor de Noorse democratie in het algemeen, waarmee hij het diverse en open karakter van Noorwegen bekritiseerde.

Deze aanslag is onderdeel van een reeks van kritiek tegen de islam en moslims (Van der Valk, 2012: 11). Dit blijkt mede uit het manifest dat door hem is opgesteld waarin hij zijn islamofobe ideologie expliciteert. Deze islamofobe ideologie vindt - vooral virtueel - wereldwijd steun, wat wijst op een beweging die de islam en moslims vervaardigt als vijand. Ook in Nederland waren vele uitingen van begrip voor en instemming met zijn ideeën en motieven waarneembaar (ibid.). Een islamofobe ideologie vindt dus ook in Nederland weerklank.

1.1 Oorzaken

Waar komt dit negatieve beeld vandaan? Diverse onderzoeken constateren een negatieve trend vanaf de radicaal islamitische aanslagen op het World Trade Center in 2001 en de moord op Theo van Gogh op 2 november 2004 door een extremistische moslim (Fadil, 2011; Van der Valk, 2012). Dergelijke aanslagen hebben ervoor gezorgd dat de positie van moslims in westerse samenlevingen hevig wordt bekritiseerd en afkeer jegens moslims dramatisch is gestegen (Mepschen, Duyvendak & Tonkens, 2010: 963). De islam en moslims zijn sindsdien onderwerp van een vrijwel constant maatschappelijk, politiek en publicitair debat (Van der Valk, 2012: 12; Brubaker, 2001; Ewing, 2008; Joppke, 2004). De manier waarop over integratie en moslims wordt gesproken veranderde vanaf dit moment drastisch (Uitermark, Traag & Bruggeman, 2012). Het publieke debat verharde - aldus Kuik (2004) - wat grote gevolgen heeft gehad voor de perceptie over deze groep. Tegelijkertijd hebben deze aanslagen, gevolgd door aanslagen in Madrid op 11 maart 2004, Londen op 7 juli 2005 en veel recenter 7 januari dit jaar in Parijs en 14 februari in Kopenhagen door extremistische moslims, desastreuze gevolgen gehad voor ons veiligheidsgevoel (Fadil, 2011: 4). Zij tonen een einde van het tijdperk aan waarin Europa zichzelf als ‘veilige haven’ kan beschouwen. Het gevolg is een aanhoudend gevoel van onveiligheid, die door Nederlandse burgers specifiek in verband wordt gebracht met de islam.

(7)

Tegelijkertijd zijn we ons, als gevolg van de economische crisis waar Nederland sinds 2008 mee te maken heeft, van heel veel zaken niet meer zeker: ons inkomen, onze woonsituatie, onze levensstandaard, of zelfs het voortbestaan van ons land (Fadil, 2011). Zaken die tot voor kort als elementaire zekerheid beschouwd werden, zijn niet meer zo vanzelfsprekend. Als gevolg daarvan is de huidige samenleving de laatste jaren geëvolueerd naar wat de Duitse socioloog Ulrich Beck een ‘risicosamenleving’ noemt (1992): een samenleving die gefixeerd is op het inperken en uitsluiten van risico’s, terwijl tegelijkertijd processen als globalisering, migratie en urbanisatie nieuwe bedreigingen en risico’s vormen voor de samenleving (ibid.). Juist deze processen brengen het veiligheidsgevoel van de moderne mens in gevaar (Boutellier, 2006: 52-53). De negatieve visie op moslims is bovendien een gevolg van een crisis waarin onze West-Europese democratieën zich bevinden (Fadil, 2011: 4). Een crisis die niet alleen betrekking heeft op ons economisch welbevinden, maar ook een crisis omtrent onze positie in de wereld. Het idee dat Nederland zich in de kern van de wereld bevindt, lijkt niet langer houdbaar, waardoor de Nederlandse identiteit onzeker wordt.

De gevolgen van deze toenemende onzekerheden en gevoel van onveiligheid zijn groot. In de risicosamenleving is een toenemende vraag naar veiligheid zichtbaar (Boutellier, 2006: 43). Dit resulteert in een drang om de verworvenheden van ‘onze beschaving’ te beschermen (Fadil, 2011: 4), een proces dat zich vertaalt onder de noemer van ‘culturalisering van burgerschap’ (Tonkens, Hurenkamp & Duyvendak, 2008). In dit proces gaan emoties, normen en waarden, culturele symbolen en religies, de discussie over sociale integratie overheersen. Cultuur krijgt hierin een toenemend belang in de ontplooiing van individuele levenskansen en het vormgeven van burgerschap (Schinkel, 2008). Culturele diversiteit leidt vanuit deze visie tot problemen. Als gevolg hiervan ervaart men de neiging om de Europese cultuur te assembleren en te verdedigen (Ceuppens & Geschiere, 2005; Holmes, 2000). Het gevolg is een nationalistische visie, die veroorzaakt dat men de individuele vrijheid wil verdedigen tegen bedreigingen van buitenaf (Verkaaik, 2009). Die vrijheid botst met religie, wat een seculier nationalisme illustreert (Mepschen, Duyvendak & Tonkens, 2010).

Dit proces van secularisatie levert een belangrijke bijdrage aan het islamofobische gedachtegoed. De afgelopen zestig jaar is Nederland van één van de meest religieuze samenlevingen ter wereld veranderd in één van de meest seculiere. Religies krijgen een minder prominente rol in het leven van gelovigen, wat te omschrijven valt als het proces van ontzuiling, waarbij religieuze en socialistische subculturen langzaamaan verdwijnen (Lijphart, 1968). De secularisatie illustreert een bevrijding van religieuze en daarmee samenhangende structuren (Duyvendak, 1999; Tonkens, 1999; Verkaaik, 2009). De confrontatie met de islamitische religie wordt hierdoor dus ervaren als bedreiging voor de inmiddels verworven vrijgevochten positie van Nederlanders (Verkaaik, 2009; Van der Veer,

(8)

2006: 120). Moslims doen Nederlanders herinneren aan “de calvinistische ethos van soberheid en morele striktheid van hun eigen verleden” (Van der Veer, 2006: 118).

1.2 Islamofobie

Het gevolg van het toenemende proces van culturalisering van burgerschap en de heropleving van het nationalisme is een narratieve framing van de Europese moderniteit waar de moslim traditie lijnrecht tegenover wordt gezet. Vanuit de angst om de verworven zekerheden en onze positie als superieur centrum kwijt te raken (Fadil, 2011), wordt de moslim weerspiegeld als ‘ander’, als onderontwikkeld, achterlijk en middeleeuws (Van der Valk, 2012) en als de vijand en een bedreiging voor de Nederlandse cultuur (Fadil, 2011; Van der Valk, 2012). Een ‘ander’ die het onmogelijk maakt ons collectief ‘wij-gevoel’ te behouden. Deze positionering van de moslim betreft een sterk oriëntalistisch gedachtegoed, wat Saïd (1978) beschrijft als een manier van handelen waardoor een bepaalde groep door het westen wordt gepositioneerd als de ‘ander’ om de eigen identiteit te bekrachtigen. Het anders-zijn en de andere leefwijze van moslims wordt hierbij benadrukt, door de moslimgemeenschap als een bedreiging te weerspiegelen voor de Nederlandse waarden als open, vrij en liberaal (Butler, 2008). Het idee van de geciviliseerde westerling heeft dus een onbeschaafde oriëntaal nodig om de eigen westerse cultuur te versterken.

Deze negatieve visie over moslims wordt door diverse auteurs (Trust, 1997; Allen, 2010) beschreven als ‘islamofobie’: “een ongefundeerde vijandigheid tegenover de islam en daarom angst en afkeer van alle of de meeste moslims” (Trust, 1997: 4) en “een ideologie die negatieve betekenissen aan moslims en de islam koppelt, hetgeen leidt tot een negatieve houding en discriminerende praktijken tegen moslims en de Islam” (Allen, 2010). Deze islamofobie is gebaseerd op een stereotypering van moslims en de islam, wat leidt tot uitsluitende en stigmatiserende praktijken. Uit onderzoek van het Instituut voor Multiculturele Vraagstukken (2010) blijkt dat meer dan de helft van de Marokkaanse bevolking in Nederland zich gediscrimineerd en niet als volwaardig burger gewaardeerd voelt (Omlo, 2012). Zij hebben het gevoel voor de samenleving altijd allochtoon te blijven, ongeacht hun successen of binding met Nederland. De Monitor Racisme & Extremisme, welke systematisch uitingen van racisme en extremisme in kaart brengt, waarschuwt voor groeiende discriminatie van moslims en islamofobie (Van Donselaar & Rodrigues, 2008). Dit houdt niet alleen verband met het negatieve opinieklimaat over moslims, maar heeft ook betrekking op toegenomen geweld tegen deze gemeenschap: geweld tegen moslims komt in vergelijking met andere doelgroepen veel voor (Wagenaar & Van Donselaar, 2010).

(9)

1.3 Probleemstelling

Uit bovenstaande blijkt dat het Nederlandse integratiedebat de afgelopen jaren steeds meer wordt gedreven door striktere opvattingen. Deze opvattingen worden in het maatschappelijke debat, in het publicitaire debat, maar ook in het politieke debat, op een steeds hardere manier verwoord (Kuik, 2004; Omlo, 2012; Sleegers, 2007). Zo beargumenteert PVV-Kamerlid De Graaf in een debat over integratie dat Nederland beter af zou zijn zonder islam en zonder moslims. De PVV is bang dat Nederland “volledig wordt geïslamiseerd” en dat “de Nederlandse eigenheid, identiteit en cultuur via immigratie om zeep worden geholpen” (NOS, 2014). Dit terwijl de Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie dringend adviseert om vijandschap, polarisatie en verbittering in het integratie- en minderhedendebat te vermijden (2008). Het zou juist de taak van de overheid moeten zijn om xenofobische en racistische uitspraken in de politiek tegen te gaan (Kuik, 2004).

1.4 Onderzoeksvraag

Interessant vind ik dan ook om in dit kader te onderzoeken op welke manier de verharding in het maatschappelijke, politieke en publicitaire debat omtrent (bepaalde representaties van) de islam invloed heeft op het alledaagse leven van inwoners van de Utrechtse wijk Lombok en wat dat betekent voor de identiteitsvorming van tweede generatie Marokkanen. Dit onderzoek vindt dus plaats op wijkniveau. De beweegredenen hiervoor zijn tweeledig: enerzijds vanwege praktische overwegingen, aangezien ik zelf al gedurende lange tijd in Lombok woon, waardoor toegang tot het onderzoeksveld gemakkelijker is. Voor aanvang van dit onderzoek kende ik immers al een aantal mensen waarbij ik een interview kon afnemen of die deuren zouden kunnen openen voor andere interviews en observaties. Bovendien schept het vertrouwen en vergemakkelijkt het bepaalde gespreksonderwerpen, aangezien ik van de meeste historische ontwikkelingen en eigenschappen van de wijk op de hoogte ben. Anderzijds is mijn keuze voor het wijkniveau te verklaren vanuit microsociologisch perspectief. Deze visie benadert menselijke gedrag niet als een vaststaand patroon, maar als iets dat wordt beïnvloed door omgevingsfactoren. Juist die omgeving bepaalt vanuit deze visie hoe men zich gedraagt (Collins, 2004; Goffman, 1967, 1969). De focus op de wijk Lombok, welke wordt gekenmerkt door een hoge mate van multiculturaliteit, maakt het dus mogelijk om te onderzoeken welke invloed diverse facetten van een multiculturele wijk heeft op het gedrag en het leven van inwoners van die wijk.

Deze onderzoeksvraag levert de volgende deelvragen op:

1. In welke mate heeft het hedendaagse discours over multiculturalisme en de islam invloed op het ervaren multiculturalisme in de Utrechtse wijk Lombok?

(10)

2. Hoe ervaren en interpreteren tweede generatie Marokkanen in Nederland het maatschappelijk en publicitaire debat over de islam en de Marokkaanse cultuur? Voelen zij zich daadwerkelijk gestigmatiseerd? Zo ja, welke gevolgen heeft het heersende stigma voor hen?

Deze scriptie zal gaandeweg antwoord geven op bovenstaande vragen. In het volgende hoofdstuk zal eerst uiteengezet worden welke methoden zijn gebruikt tijdens de diverse fasen van het onderzoekstraject. Vervolgens zal in hoofdstuk drie de huidige situatie waar Nederland zich in bevindt omtrent multiculturalisme en het integratiedebat uiteengezet worden en zal beschreven worden welke invloed dit heeft op het samenleven. Dit hoofdstuk fungeert als theoretische uiteenzetting van het probleem rondom multiculturalisme, om vervolgens een brug te slaan naar de data analyse, die in hoofdstuk vier en vijf aan de orde komt. Deze analyse zal duidelijk maken dat er een discrepantie bestaat tussen enerzijds het huidige discours rondom multiculturalisme en anderzijds hoe het multiculturalisme in Lombok wordt ervaren, wat in deze scriptie het ‘geleefde multiculturalisme’ wordt genoemd. Het volgende hoofdstuk, hoofdstuk vijf, zoomt in op de beleving van de tweede generatie Marokkanen omtrent het wonen in een multiculturele wijk als Lombok en de eventueel ervaren stigmatisering. Hierna zal de conclusie volgen om af te sluiten met de bronnenlijst en de appendix.

(11)

2 Methode

Dit onderzoek heeft betrekking op een vijf maanden durend etnografisch onderzoek in de Utrechtse wijk Lombok. In dit hoofdstuk zal achtereenvolgend worden ingegaan op het onderzoeksontwerp, de methode van dataverzameling, de methode van analyse, om vervolgens af te sluiten met de in acht genomen ethiek.

2.1 Onderzoeksontwerp

Ik heb voor mijn scriptie gekozen voor een etnografische onderzoeksvorm, voornamelijk omdat dit type onderzoek zich perfect leent om het menselijk gedrag en de ervaringen en het gedrag van de onderzoekspopulatie te begrijpen (Hammersley & Atkinson, 2007: 2) en om de stem van die groep daadwerkelijk te laten horen (Hennink, Hutter & Bailey, 2011: 42). Etnografisch onderzoek is daarom zeer passend voor mijn beoogde onderzoeksdoel, namelijk om inzicht te krijgen in de mate waarin en de manier waarop het multiculturalisme zoals dat wordt neergezet in het publieke debat, invloed heeft op het alledaagse leven van de inwoners van Lombok.

Dit type onderzoek kent een relatief open onderzoeksontwerp, gezien niet de vooraf gevonden theorie, maar de praktijk leidend is (Hammersley & Atkinson, 2007: 2). Ik heb mijn onderzoeksopzet dan ook tijdens de dataverzameling nog gewijzigd. In eerste instantie was ik namelijk van plan acht observaties en twintig interviews te doen, maar in de praktijk bleek ik na tien observaties en dertien interviews tot verzadiging te komen. Ik hoorde nog weinig nieuwe informatie, waardoor het een goed moment was om te stoppen met het verzamelen van data (Bryman, 2012).

2.2 Data verzameling

Het veldwerk is uitgevoerd aan de hand van een tiental participerende observaties tijdens diverse bijeenkomsten, variërend van inloop voor tweedehandskleding tot een informatieavond over de toekomst van Lombok. Ik heb deelgenomen aan zowel activiteiten gericht op niet-moslimse inwoners, als activiteiten gericht op moslimse inwoners en activiteiten die als doel hebben om sociale cohesie te vergroten, dus waar moslims en niet-moslims juist gemixt zijn. Tijdens deze observaties heb ik gelet op de fysieke omgeving, op de acties, dus wat er daadwerkelijk gebeurde, en op de interacties tussen de mensen. Bij dit laatste heb ik gefocust op de menging en segregatie tussen mensen van verschillende etnische achtergronden, op welke manier men met elkaar spreekt, met welke intonatie, en wat er gezegd wordt.

Volgens diverse wetenschappers is het de vraag in hoeverre een etnografische onderzoeker tijdens observaties afzijdig kan blijven in openbare ruimtes en de situatie op die manier niet beïnvloedt

(12)

(Hennink et al., 2011: 46). Om deze reden heb ik geprobeerd me hier extra van bewust te zijn, en heb ik geprobeerd continue reflexief te zijn op mijn rol als onderzoeker. Zo heb ik er bijvoorbeeld bij een aantal observaties, zoals een bewegingsles voor vrouwen van allerlei etnische achtergronden, bewust voor gekozen om gewoon mee te doen en me voor te stellen als iemand die een keer mee kwam doen met de les om te kijken of ik het leuk vond - nadat ik toestemming had van de juf om te observeren - in plaats van met een notitieboekje te observeren. Op deze manier heb ik geprobeerd de situatie zo min mogelijk te beïnvloeden. In de appendix zijn alle observaties terug te vinden.

Bovendien heb ik een triangulatie methode toegepast om het effect van mijn beïnvloeding als observant zo min mogelijk van invloed te laten zijn (Bryman, 2012), door tevens een andere onderzoeksmethode te gebruiken, namelijk interviews. Interviews geven inzicht in de percepties en betekenissen van de geïnterviewde over een specifiek onderwerp (Hennink et al., 2011: 109). Uiteindelijk heb ik dertien diepte interviews afgenomen met lokale inwoners en sleutelfiguren, zoals een wijkregisseur van de gemeente. De geïnterviewden zijn te classificeren in twee gelijke groepen: zes tweede generatie Marokkanen tussen 18 en 29 jaar, met diverse opleidingsniveaus en sociaal economische status en zes Nederlandse bewoners van de wijk, met een zeer uiteenlopende leeftijden, van tweeëntwintig tot vierenzestig. Bovendien heb ik één Jamaicaanse vrouw geïnterviewd die een aantal jaar geleden vanuit de getto van Jamaica naar Nederland is gevlucht. Een overzicht van deze geïnterviewden is in de appendix opgenomen.

De geïnterviewden zijn geworven via een convenience samplingmethode (Bryman, 2012: 201).

Op basis van de observaties heb ik aanwezigen benaderd of zij mee zouden willen werken aan een interview. Ondanks dat deze sampling methode zeer passend en praktisch was voor dit onderzoek, veroorzaakt het tegelijkertijd moeilijkheden rondom de representativiteit en generaliseerbaarheid van het onderzoek (Bryman, 2012: 201). Belangrijk is om te beseffen dat dit niet het doel is van dit type onderzoek. In de benadering van de geïnterviewden heb ik niet teveel prijs gegeven over mijn onderzoek, om te voorkomen dat ik ze onbewust zou sturen in hun mening. Ik heb hen enkel verteld dat ik een onderzoek doe naar multiculturalisme in de wijk Lombok en dat ik graag de mening van bewoners zou willen horen omtrent dit onderwerp.

De concepten zijn geoperationaliseerd aan de hand van een interview guide (Hennink et al., 2011: 109). Deze guide is gedurende mijn interviews niet leidend geweest, maar heeft enkel gediend als hulpmiddel voor bepaalde vragen en methoden om door te vragen. Tijdens het interview heb ik telkens eerst een korte introductie over mijn onderzoek gegeven, waarin ik wederom niet te veel heb prijsgegeven over het onderwerp en waarin ik achtergrondinformatie over de geïnterviewde heb gekregen. Hierna heb ik telkens een aantal openingsvragen gesteld om een goede verstandhouding en

(13)

deze fase heb ik vragen gesteld die betrekking hebben op hoe lang de geïnterviewde in Lombok woont, waarom voor deze buurt is gekozen en hoe het bevalt. Vaak kwam het gesprek daardoor dusdanig op gang dat ik automatisch kon doorvragen en inzoomen op onderwerpen als multiculturalisme, veiligheid en de media. Deze vragen hebben dus betrekking op de kern, hetgeen ik daadwerkelijk wilde weten. Uiteindelijk heb ik afsluitende vragen gesteld om langzaam het gesprek tot een einde te laten komen.

Tevens heb ik gedurende de gehele periode een veldwerk dagboek bijgehouden waarin ik dagelijks mijn emoties, gedachten en bevindingen heb opgeschreven. Dit dagboek is mijn inziens van enorme betekenis geweest tijdens de analyse van mijn data, omdat op deze manier waardevolle ideeën van mezelf en meningen van anderen die ik te horen kreeg buiten de observaties en interviews om, niet verloren zijn gegaan. Geregeld hoorde ik bij toeval, bijvoorbeeld in de trein of tijdens een gesprek met mijn familie of vrienden, zeer relevante opmerkingen over multiculturalisme en de visie op moslims en de islam. Gezien ik mijn notitieboekje altijd bij me heb gedragen, kon ik dergelijke opmerkingen en visies direct noteren en later gebruiken in mijn analyse.

2.3 Data analyse

De interviews heb ik vrijwel direct na het gesprek getranscribeerd, om ze vervolgens te coderen in het codeerprogramma atlas.ti. Ik ben begonnen met een open codeerronde, waarbij ik interessante passages in de tekst en terugkerende thema’s gecodeerd heb en opmerkingen en interpretaties in memo’s heb vastgelegd (Charmaz, 2001: 336). Op deze manier heb ik getracht een axiale coderingstechniek toe te passen (Charmaz, 2006: 58). Vervolgens heb ik de codes onderverdeeld in families, zodat er overzicht ontstond in de wirwar van codes. Hierna heb ik, voor mijn eigen overzicht en beeldvorming van de data deze families en bijbehorende citaten in een excel overzicht verwerkt, om meer inzicht te krijgen in de context, iets wat ik lastig vind met een codeerprogramma als atlas.ti. Op deze manier heb ik dus geprobeerd om eerst dusdanig op de data in te zoomen, om een zekere mate van diepgang te genereren, om vervolgens weer uit te zoomen om ook inzicht te krijgen in de context.

2.4 Presentatie data

De verkregen data worden in aankomende hoofdstukken gepresenteerd aan de hand van opvallende topics die uit de data naar voren zijn gekomen. Aangezien ik van te voren een topiclijst heb gemaakt, hebben de topics tijdens de analyse enigszins gediend als leidraad, maar wederom zijn deze niet leidend geweest. De data zelf zijn daarentegen leidend geweest, waardoor vaker terugkerende onderwerpen belangrijke topics zijn geworden. Aan de hand hiervan zijn de data gepresenteerd. Zo kwamen in veel interviews - veelal vanuit het initiatief van de geïnterviewde - de volgende onderwerpen aan bod: de positieve en negatieve aspecten van het wonen in Lombok, het multiculturele karakter van

(14)

de wijk, veiligheid, clustering, de representatie in de media en de invloed daarvan en het heersende beeld over de Marokkaanse bevolkingsgroep in Nederland. Deze thema’s heb ik vervolgens aangehouden als belangrijkste thema’s in de analyse en de presentatie van de data, zoals later zal blijken.

De citaten die ik in deze scriptie gebruik, heb ik tevens gekozen aan de hand van bovenstaande thema’s. Ik heb enerzijds getracht citaten aan te halen die een bepaalde mening weerspiegelen die door veel geïnterviewden wordt gedeeld. Anderzijds heb ik geprobeerd bepaalde citaten in te zetten als nuancering of juist uitzondering van de gedeelde visie van de meeste geïnterviewden. Op deze manier heb ik geprobeerd om de diepte in te gaan in bepaalde onderwerpen en daarin de belangrijkste visies te weerspiegelen.

2.5 Ethiek

Tijdens dit onderzoek heb ik getracht ethische kwesties in acht te nemen. Zo heb ik het doel en het onderwerp van mijn onderzoek aan de geïnterviewden voorgelegd in lijn met het principe van ‘informed consent’ (Hennink et al., 2011: 63). Deelname aan het onderzoek is op die manier altijd gebeurd op basis van vrije keuze. Ook heb ik tijdens ieder gesprek verduidelijkt dat er vertrouwelijk met de informatie wordt omgegaan en de gegevens geanonimiseerd zullen worden en heb ik ieder persoon om toestemming gevraagd voor de opname.

(15)

3 Multiculturalisme als probleem

In dit hoofdstuk wordt ingezoomd op de heersende discussie over multiculturalisme. Dergelijke discussies weerspiegelen niet alleen hetgeen in de sociale werkelijkheid gebeurt, maar hebben tevens een prominente rol in de creatie van de sociale werkelijkheid (Hajer & Versteeg, 2005). Om deze reden zal eerst het heersende discours omtrent dit onderwerp uiteengezet worden om vervolgens de rol van de media hierin te beschrijven.

3.1 Huidig dominante discours

De huidige Nederlandse samenleving wordt gekenmerkt door een toegenomen culturele diversiteit die spanningen tussen bevolkingsgroepen veroorzaakt (Sleegers, 2007). Confrontaties tussen mensen met verschillende culturele achtergronden is een veelvoorkomende gebeurtenis geworden. Als gevolg is een intensivering van publieke en nationale discussies over de multiculturele samenleving zichtbaar. Het begrip ‘multiculturalisme’ heeft betrekking op het streven van:

“een samenleving waarin minderheden het recht hebben om bepaalde aspecten van hun cultuur en

taal te behouden, waarin zij gelijk behandeld worden en gelijke toegang hebben tot voorzieningen van de verzorgingsstaat, het rechtssysteem, de arbeidsmarkt, het onderwijs, economische activiteit en politieke representatie; waarin zij het recht hebben om zich te uiten als (minderheids)groep, en waarin alle burgers uit zowel de dominante groep als uit minderheidsgroepen zich voegen naar de rechtsstaat en de grondwet” (Sleegers, 2007: 9).

De intensivering van de publieke en politieke discussies over de multiculturele samenleving illustreert een verandering in het debat (Sleegers, 2007). Het jaar 2000 is hier een belangrijk omslagpunt in geweest. Het dominante discours over de multiculturele samenleving van vóór dit moment werd gekarakteriseerd door tolerantie jegens nieuwkomers, iets wat naderhand steeds meer verdween. Overigens is het daarbij zeer de vraag of de Nederlandse samenleving en de politiek vóór 2000 werkelijk zo tolerant tegenover nieuwkomers was, aangezien het dominante discours het spreken over cultuurverschillen en moeilijkheden van de multiculturele samenleving veelal als discriminatie beschouwde, iets wat in die tijd niet getolereerd werd (ibid.). Bovendien wordt tegenwoordig betwist of Nederland in die tijd überhaupt multicultureel was (Uitermark, Traag & Bruggeman, 2012; Duyvendak & Scholten, 2012). Het beleid is volgens hen nooit multicultureel geweest, maar eerder disciplinerend richting migranten. Hetgeen naderhand is geconstrueerd als de ideologie van ‘multiculturalisme’ werd

(16)

volgens hen dus voornamelijk gedreven door pragmatische bezorgdheid en onverschilligheid. Lange tijd is er dus nauwelijks ruimte geweest om ervaringen met de steeds meer multicultureel wordende samenleving te delen en te zoeken naar deugdelijke mogelijkheden om met die veranderingen om te gaan. Het dominante discours dat volgde na 2000, biedt hier wel mogelijkheden voor. Problemen mogen, of beter gezegd, moeten vanaf dat moment juist wel benoemd worden, waarbij men die mening niet meer mooi hoeft te verbloemen, maar juist dient te zeggen waar het op staat.

Als gevolg hiervan is na 2000 een sterke nadruk op Nederlandse waarden zichtbaar geworden, wat eerder uitgelegd is als ‘culturalisering van burgerschap’ (Tonkens, et al., 2008). Het dominante discours kreeg een sterk accent op het eenzijdig toeschrijven van problemen aan cultuurverschillen, waarbij de islam en andere niet-westerse culturen in toenemende mate benaderd worden als hetgeen het integratieproces belemmert, waarbij de invloed van de diverser wordende samenleving meer en meer wordt geproblematiseerd. De focus ligt hierbij op het benadrukken van de verschillen tussen allochtonen en autochtonen, waardoor de overeenkomsten tussen hen uit het oog worden verloren. Het dominante discours lijkt bovendien van migranten te verwachten dat zij die verschillen wegnemen door zich te assimileren aan de Nederlandse identiteit.

‘De’ nationale identiteit heeft de afgelopen jaren in de publieke en politieke discussie over de multiculturele samenleving een centrale plek gekregen. De groter geworden aanwezigheid van ‘anderen’ lijkt voor veel mensen en de overheid aanleiding om te reflecteren op hun eigen identiteit als Nederlanders. Die identiteit wordt veelal weerspiegeld als een moderne, westerse, open, tolerant en individualistische cultuur. Aan diversiteit binnen de Nederlandse cultuur en binnen niet-westerse culturen wordt nauwelijks aandacht besteed (Snel, 2003; Prins, 2004; Van Meeteren, 2005). Die nationale identiteit wordt daarmee in toenemende mate weerspiegeld als een vastomlijnd gegeven, als een vaststaande set van kenmerken waaraan iedere inwoner van Nederland zich dient te conformeren. Assimilatie en loyaliteit aan die kenmerken wordt dus ook van migranten verwacht.

3.2 Nieuwe visie op samenleven

Die nadruk op assimilatie in het nieuwe dominante discours is in 2006 vastgelegd in de Wet Inburgering (Spijkerboer, 2007). Kennis van en aanpassing aan de Nederlandse cultuur en van de verschillen tussen de Nederlandse cultuur en andere culturen staat in deze wet centraal. Hiermee wordt gesuggereerd dat iedere Nederlander zich affirmeert aan dezelfde karakteriserende Nederlandse normen en waarden en dat iedere nieuwkomer dat dus ook dient te doen. Opvallend hierbij is overigens dat deze verplichting tot aanpassing sterker lijkt te gelden voor niet westerse migranten dan voor westerse migranten (Spijkerboer, 2007)

(17)

Deze gedeelde ideaaltypische visie over de nationale Nederlandse identiteit heeft grote gevolgen voor het samenleven. Het huidige dominante politieke discours heeft een sterke focus op het inperken van culturele verscheidenheid. De islamitische identiteit wordt steeds vaker als bedreiging voor de Nederlandse identiteit gezien (Sleegers, 2007), wat tegen gegaan kan worden door het stimuleren van de cohesie tussen autochtonen en allochtonen en de binding van allochtonen met Nederland. Zelforganisatie van religieuze of culturele groepen is onwenselijk, aangezien die sociale cohesie juist gestimuleerd dient te worden door menging van diverse culturen (Rijkschroeff & Duyvendak, 2004; Duyvendak & Veldboer, 2001).

Het onderwijs leent zich volgens de politiek als bruikbaar instrument om die haast verloren Nederlandse identiteit weer onder de aandacht te brengen bij het grote publiek. In toenemende mate wordt het onderwijs ingezet om de kennis over de geschiedenis van de natiestaat en over de nationale identiteit te vergroten en om hopelijk zelfs een gevoel van trots voor het Nederlanderschap te creëren (Van Meeteren, 2005).

3.3 Invloed van de media

Ook de mate waarin de media zich mengen in het multiculturele debat neemt toe (Sleegers, 2007). Vele onderzoeken wijzen uit dat de media in toenemende mate aandacht besteden aan culturen en religies die naar de mening van velen sterk divergeren met de Nederlandse cultuur (Bruquetas-Callejo, Garcés-Mascarnas, Penninx, & Scholten, 2006; Uitermark & Hajer, 2005). Vanaf 2000 worden gebeurtenissen waar Turken of Marokkanen bij zijn betrokken sterk uitvergroot in de pers en is er in toenemende mate aandacht voor radicale moslims (Bruquetas-Callejo et al., 2006). De moord op Theo van Gogh in 2004 heeft hier desastreuze invloed op. Uit onderzoek van Uitermark en Hajer in 2005 blijkt dat moslims vier keer zo vaak worden genoemd in krantenartikelen als vóór de moord en dat moslimjongeren vijf keer zoveel in verband worden gebracht met radicalisering. Het aantal artikelen met discriminerende praktijken van moslims in dagbladen vervijfvoudigt na de moord. Hajer en Uitermark betogen dat de angst voor polarisatie in de Nederlandse samenleving en daarmee de angst voor, met name Marokkaanse moslims is toegenomen. Bovendien concluderen zij in een ander artikel dat na de moord op Van Gogh de Nederlandse identiteit en de islamitische identiteit vaker gezien worden als twee onverenigbare dingen en dat er in toenemende mate wordt getwijfeld aan het loyaliteitsgevoel van moslims aangaande de Nederlandse cultuur (2005a).

Tevens spelen de media een prominente rol in het creëren van nationale denkbeelden door het genereren van beelden die aan kunnen zetten tot aversie tegen allochtonen (Appadurai, 1996; Foucault, 1978). Vaak krijgen deze beelden vorm via stereotyperingen, waarbij de identiteit van groepen mensen wordt verleend aan de hand verschillen in sociale positie. Een dergelijke rol van de media

(18)

reflecteert op deze manier processen waarmee verschillen van groepen mensen worden versterkt door het benadrukken van een bedreiging voor de natie (Ewing, 2008: 10). Dergelijke processen kunnen grote ontwrichtende effecten hebben aangezien ze uitsluitende praktijken en verlangens uitlokken (Harchaoui, 2004).

3.4 De toon van het debat

Duidelijk is dat moslims het in het publieke en politieke debat over multiculturalisme en de nationale identiteit in toenemende mate moeten bezuren. De islam wordt veelal aangewezen als de boosdoener voor problemen in de samenleving. De verbinding tussen religie en criminaliteit en sterker nog, de relatie tussen religie en radicalisering, wordt in de huidige samenleving sneller gelegd (Sleegers, 2007).

De manier waarop over niet-westerse inwoners, en meer specifiek, over moslims wordt gesproken is de laatste jaren aanzienlijk veranderd.

In deze verharding van het debat is aandacht voor de veranderingen van de retorische stijl van essentieel belang (Prins, 2004; Pels, 2005; Van Meeteren, 2005). De toon van het dominante discours wordt door de steeds strenger wordende eisen van aanpassing de laatste jaren verhuld in ‘duidelijke’ of zelfs ‘harde’ taal (Sleegers, 2007). De nieuwe stijl van spreken kan bovendien omschreven worden als negatief en simplistisch, wat in schel contrast staat met het optimistische en milde dominante discours van voor 2000.

In het huidige discours wordt vaker benadrukt wat er fout zit, in plaats van wat er goed zit. Taboedoorbreking door juist wel te durven praten over problemen veroorzaakt door multiculturalisme worden aangemoedigd. Het uiten van gevoelens wordt zeer gewaardeerd in het huidige discours, waardoor het spreken over anderen op harde, soms kwetsbare toon, wordt gelegitimeerd. Bovendien wordt er veelal gesproken in wij/zij-tegenstellingen, waardoor verschillen op zichzelf als problematisch worden bestempeld. Het praten in wij/zij-tegenstellingen creëert een dichotomie in de Nederlandse samenleving, de islamitische inwoner wordt bestempeld als de ‘ander’ (Sleegers, 2007).

(19)

4 Geleefd multiculturalisme

Gedurende mijn onderzoek is het duidelijk geworden dat er een discrepantie zichtbaar is tussen het verharde debat over multiculturalisme, zoals hiervoor is geschetst, en het ‘geleefde’ multiculturalisme: hoe in het alledaagse leven van inwoners in Lombok gedacht wordt over het multiculturele karakter van de wijk. Dit hoofdstuk zet uiteen waar deze discrepantie uit bestaat. Allereerst zal ik de context van de wijk schetsen om vervolgens mijn bevindingen te bespreken.

4.1 Lombok als wijk

De Utrechtse wijk Lombok vindt haar oorsprong in het eind van de negentiende eeuw en ligt tussen de Vleutenseweg, de Billitonkade, het Merwedekanaal en de Graadt van Roggenweg. Uit de gebiedsbeschrijving van de gemeente (2015) blijkt dat de wijk van oudsher een arbeidersbuurt is. Dit zie je terug in het straatbeeld: de woningen zijn dicht op elkaar gebouwd en zijn gehorig. De straten zijn smal. Er wonen veel mensen, in totaal 7.365, waarvan iets minder dan de helft van niet-Nederlandse afkomst. Kenmerkend voor de wijk is de grote mate van multiculturaliteit. Uit de bevolkingssamenstelling van Utrecht van het Centraal Plan Bureau (2014) blijkt dat het niet-Nederlandse aandeel in de wijk voor het merendeel wordt vertegenwoordigd door Marokkanen en Turken, achtereenvolgend dertien en elf procent, maar er wonen ook Antillianen, Surinamers en Zuid-Europeanen. Niet alleen laat deze wijk zich typeren door een multiculturaliteit aan etnische achtergronden, maar ook diverse religies, duur van verblijf en onderwijs- en economische achtergronden, waardoor Lombok zich - om in de woorden van Vertovec te spreken - laat karakteriseren door een ‘super-diversiteit’(2007).

Begin jaren negentig worden de crisisjaren genoemd voor de buurt (Gebiedsbeschrijving

Lombok, 2015). Criminaliteit en een slechte leefbaarheid waren typerend voor deze periode. Lombok leek ten onder te gaan aan verpaupering en sociale verloedering, iets wat door geïnterviewden die toen al in Lombok woonden wordt herkend. In dezelfde tijd zijn daarom diverse stadsvernieuwingsprojecten uitgevoerd om de wijk te redden van haar ondergang. Tot de dag van vandaag worden er nog steeds renovaties uitgevoerd, maar de wijk is uit haar crisisjaren, mede door de vele acties die bewoners in de jaren negentig hebben uitgevoerd om de sociale cohesie en de leefbaarheid te vergroten. Vooral door hun inzet, is Lombok inmiddels een plek geworden waar inwoners op een vredige manier met elkaar samenleven en zelfs trots zijn op het multiculturele karakter van de wijk. (ibid.)

De Kanaalstraat fungeert als centrale as in de wijk. In deze straat zijn ongeveer honderd buitenlandse winkels gevestigd, met overheersend een voedsel gerelateerd aanbod. Zo zijn er onder andere Marokkaanse bakkers, Surinaamse eethuizen, Turkse groente- en visboeren, Chinese

(20)

restaurants, maar ook kappers en kledingwinkels van alle nationaliteiten. Dit trekt natuurlijkerwijs een net zo’n divers publiek, niet alleen uit Lombok maar ook uit wijde omgeving.

4.1.1 Lomboks geschiedenis van diversificatie

Lombok wordt gekarakteriseerd door een zeer continu proces van een diverser wordende samenleving (Gebiedsbeschrijving Lombok, 2015). Al vanaf de jaren zestig zijn er veel immigranten, uit vooral moslim landen komen wonen. In de jaren zeventig en tachtig veranderde de oorspronkelijk negentiende en vroeg twintigste eeuwse wijk drastisch van gezicht, aangezien vanaf dat moment gezinshereniging heeft plaats gevonden. Grote gezinnen kwamen over uit het land van herkomst om zich bij hun man aan te sluiten. Deze kenmerken van Lombok hebben - zoals blijkt uit een interview met de wijkregisseur van Utrecht West - ogenschijnlijk positieve gevolgen voor het multiculturele karakter. Gezien het langdurige proces van de populatieverandering in Lombok lijkt het te resulteren in een aanzienlijke mate van acceptatie van de diversiteit. Mijn data onderstrepen deze constatering. De Britse antropologe Susanne Wessendorf vindt een vergelijkbaar fenomeen in de Londense wijk Hackney, dat zij beschrijft als de ‘ethos van het mengen’ (2012). Omdat deze benaming de lading van mijn onderzoek goed dekt, neem ik deze term over in het beschrijven van mijn empirie.

4.2 Ethos van het mengen

Wessendorf concludeert in haar onderzoek dat er diverse attitudes omtrent diversiteit mogelijk zijn. Ze ontwikkelt de notie van commonplace diversity, waarbij diversiteit wordt ervaren als een normaal onderdeel van het sociale leven. Binnen een super diverse context als de wijk Hackney, die wordt gekenmerkt door ‘zeer diverse etnische minderheden en verschillen in religie en onderwijs- en economische achtergronden’ (2012: 407) veroorzaakt de notie van die commonplace diversity een overheersend positieve houding jegens diversiteit. Onder de bewoners van Hackney heerst een ethos dat men in publieke en institutionele ruimtes dient te mengen en te interacteren met hun mede inwoners, ongeacht de culturele en etnische achtergrond. Deze verwachting gaat echter samen met de acceptatie van meer gescheiden levens in privé sferen. Groepen die zich niet houden aan het ethos van het mengen in de openbare ruimtes en het verenigingsleven, worden in een meer negatief licht bekeken. De waargenomen onwil van deze groepen om te interacteren in de publieke sfeer wordt als ongepast beoordeeld in een dergelijk cultureel diverse plek als Hackney, hetgeen overeenkomst met de bevindingen van Sleegers (2007) dat het heersende discours in toenemende mate wordt gekenmerkt door assimilatie.

(21)

4.2.1 Bevindingen multiculturalisme Lombok

Dergelijke bevindingen zijn in overeenstemming met met de Utrechtse wijk Lombok. Interessant is dat in eerste opzicht vrijwel iedere geïnterviewde, ongeacht de culturele afkomst, zeer positief is over de wijk. Redenen hiervoor hebben vooral te maken met het multiculturele karakter van de wijk, maar ook met de diversiteit aan winkels, de woningbouw en de locatie. Zo vertelde een tweeëntwintig jarig meisje, Jada, dat in Lombok is opgegroeid, maar vier jaar gelegen naar Amsterdam is verhuisd waarom ze het zo leuk vond in Lombok:

“Dat was een hele unieke plek [..] gewoon alle hele leuke winkeltjes, de Kanaalstraat achtig, en alle lieve mensen. Dat vond ik ook heel fijn. En het was een hele prettige buurt, omdat het heel dicht bij het centrum was, maar op zichzelf wel echt een buurtje. Dus ik denk ook wel, ja ik vond het gewoon heel fijn om daar op te groeien. [..] En ook gewoon hoe de buurt eruit zag, Lombok was wel mooi, lag aan het water, mooie huizen, ook wel wat minder mooie huizen, maar gewoon meer die afwisseling denk ik ook.”

Ondanks het feit dat vrijwel alle geïnterviewden een positieve ervaring hebben met Lombok, zijn er wel verschillen zichtbaar tussen de Marokkaanse en de Nederlandse geïnterviewden. Zo is het bijvoorbeeld interessant dat veel geïnterviewden het multiculturele karakter van Lombok ervaren als zeer positief, maar dat veel Marokkaanse geïnterviewden dat toeschrijven aan een notie van ‘thuis voelen’, terwijl Nederlandse geïnterviewden dit niet zo nadrukkelijk onderstrepen. Onderstaand citaat geeft dit goed weer, welke afkomstig is uit een interview met een Marokkaanse vijfentwintig jarige jongen, Anouar, die zijn hele leven in en rond Lombok heeft gewoond, maar vervolgens voor zijn bachelor is verhuisd naar een andere, minder cultureel diverse stad. Hij mist het wonen in Lombok, omdat hij zich er ontzettend thuis voelt, juist vanwege dat multiculturele karakter.

“Hoe beviel het wonen daar? Ehm ja, het was heel stads. Veel culturen, ik voelde me er wel thuis, want ja veel culturen, dan kan je alle kanten op. Je kan ook een beetje zelf bepalen waar je zeg maar meer bij aansluit. Dus ja ik vond het wel prettig wonen en ik voelde me er welkom, want dan kom je wel veel jongeren tegen die een beetje hetzelfde doen als jij. En ja daar ga je dan veel mee op trekken. Ik heb me ook altijd thuis gevoeld in Lombok. [..] Misschien kwam dat ook door bijvoorbeeld, je hebt veel winkeltjes uit onze eigen cultuur dan, bijvoorbeeld Marokkaanse broden, olijven enzo, sowieso is de Kanaalstraat net buitenland. Dus dat speelde wel mee. Het vergrootte wel voor mij het gevoel en het gaf me het gevoel dat we hier geaccepteerd werden, omdat we zelfs onze eigen winkeltjes hadden. En ook wel omdat je daar dan mensen tegenkwam die Nederlands

(22)

waren of van een andere cultuur en dat geeft je wel het gevoel van ‘we leven met elkaar en van elkaar’. Dus ja, daardoor voel je je wel sneller geaccepteerd en welkom.”

Voor Anouar was het wonen in Lombok dus een prettige ervaring, omdat hij zich er thuis en welkom voelde, wat hij toeschrijft aan het feit dat er veel aspecten uit zijn eigen cultuur waren. Dit sluit aan bij het onderzoek naar de notie van thuis van de Nederlandse socioloog Jan Willem Duyvendak (2011). Hij concludeert in dit onderzoek dat het gevoel thuis niet noodzakelijk afhankelijk is van een specifieke plek, maar vooral van de mate van ervaren vertrouwdheid met de mensen die daar wonen en de goederen die er aanwezig zijn. Vaak is dit gevoel in grotere mate aanwezig bij mensen die op elkaar lijken. Het feit dat in Lombok dus relatief veel Marokkaanse mensen wonen, levert op die manier een positieve bijdrage aan het al dan niet thuis voelen van deze groep.

4.2.2 Negatieve connotatie multiculturalisme

Ondanks dat het merendeel van de bewoners die ik heb gesproken positief is over Lombok - vaak juist vanwege het multiculturele karakter van de wijk - levert een aantal van hen tegelijkertijd kritiek op het multiculturalisme als thema. Voor hen is het de vraag of het multiculturalisme in het algemeen nog wel de meest gewenste situatie is. Om misverstanden te voorkomen is het van belang hierbij te benadrukken dat zij daarmee geen kritiek leveren op het hoge aandeel van diversiteit in de wijk, maar enkel multiculturalisme bedoelen als het verlangen tot assimilatie bekritiseren. Amélie, een zesenveertig jarige vrouw, is hier vrij negatief over. Deze vrouw is in Lombok komen wonen vanwege het multiculturele karakter. Culturele diversiteit is voor deze vrouw heel erg belangrijk. Ze heeft zich gedurende haar hele leven ingezet in allerlei delen van de wereld om, waar nodig, het leven van etnische minderheden te verbeteren. Uiteindelijk heeft ze de bewuste keuze gemaakt om in Lombok te komen wonen, juist vanwege de culturele diversiteit, waarin zij zich het meest thuis voelt. Toen ze hier kwam wonen is haar mening over de multiculturele samenleving drastisch veranderd. Daar waar ze voorheen voorstander van de term was, heeft ze nu het gevoel dat het vooral een verdienmodel is voor de overheid en professionele organisaties. Ze heeft ervaren hoe het er in Lombok daadwerkelijk aan toe gaat en dat is, naar haar mening, niet erg positief.

“Ik ben er altijd vanuit gegaan dat Nederland heel erg democratisch was en zelfs in die periode dat we nog een vrij sociaal engagement hadden en dat de multiculturele samenleving nog heel erg geaccepteerd en in alle beleidsdingen opgenomen was. En toen kwam ik erachter dat de mensen die hier wonen, dat wordt voor hun bedacht, maar ze zijn zelf geen onderdeel. Ze hebben er zelfs

(23)

multiculturele samenleving] verdienen. En de verzorgingsstaat, die twee dingen, alle dingen waar

‘sociaal’ omheen hangt. Ik heb inmiddels een mening gevormd dat dat verdienmodellen zijn voor inmiddels professionele organisaties.”

Toen ik haar vervolgens vroeg of dit voor haar geen multiculturele samenleving is, antwoordde ze:

“Uhm nee, niet echt. Het is een soort van ja een ‘langs-elkaar-heen-leef samenleving’, maar ik zou het geen eens een samenleving noemen. Bij een samenleving zou ik denken dat je echt van elkaar weet wat er speelt, waar je vandaan komt, hoe dingen zijn en ik zie niet dat er ruimte en tijd wordt genomen of dat er een echte interesse is dat mensen dat doen. En misschien dat in Lombok dan wel de samenleving ligt om dat wel te kunnen doen, omdat je hier al met elkaar leeft en je komt hier vaker elkaar tegen [..] Maar ik denk dat het sociale gedachtegoed altijd bedacht is en niet sociaal opgebouwd is.”

Een samenleving wordt door Amélie klaarblijkelijk in verband gebracht met elkaar kennen, interesse hebben in elkaar, weten wat er speelt, met elkaar samen leven, hetgeen de huidige multiculturele samenleving mist. Lombok heeft voor haar wel potentie om dit te bewerkstelligen, maar heeft dat nu nog niet voldoende. Deze visie is in tegenstrijd met Wessendorf’s bevindingen (2012). In dit citaat schemert geen commonplace diversity door. Diversiteit wordt door Amélie niet ervaren als een normaal aspect van het sociale leven, maar iets wat nog kan verbeteren. Voor haar zou de Marokkaanse bevolkingsgroep zich namelijk niet moeten aanpassen aan de Nederlandse samenleving. Eenzelfde mening heeft de drieëntwintig jaar oude Marokkaanse jongen Adel. In ons gesprek uit hij felle kritiek op de term ‘integratie’. Deze jongen zit momenteel in zijn derde jaar van de HBO opleiding Sociaal Werk en Dienstverlening. Hij zet zich in voor sociale participatie in de wijk en zegt daarmee ‘midden in de samenleving’ te staan. Ondertussen heeft hij veel nagedacht over zijn rol en positie in de samenleving. Tijdens ons gesprek komt hij op mij over als een zelfbewuste jongeman die zichzelf graag inzet waar kan om de samenleving te verbeteren. Over de multiculturele samenleving zegt hij het volgende:

“Integratie zegt mij alsof je jezelf nog moet aanpassen. Kijk, ik heb mezelf aangepast in die zin dat ik de wetten en regelgeving en de wetten en plichten ken, dat ik de taal ken, maar ik assimileer me niet, ik doe niet volledig mee. Ik loop niet mee met Carnaval of Koningsdag dat ik de hele dag en nacht ga zuipen. In die zin loop ik niet, ja.. ik assimileer me nog niet helemaal. Ik vind dat ook niet belangrijk. Ik denk dat we moeten overgaan naar samenleven en dat we elkaar gaan begrijpen.”

(24)

Hij is dus van mening dat assimilatie niet nodig is, omdat het belangrijker is dat men elkaar begrijpt en met elkaar gaat samenleven. Een dergelijke mening, net als die van Amélie, komt niet overeen met het heersende discours van assimilatie. Dit type resonantie noemt de Nederlandse socioloog Christian Broër in zijn resonantiemodel (2006) ‘dissonantie’, waarbij men zich verzet tegen het heersende discours, maar er wel aan refereert in hun argumentatie. Om kritiek te kunnen uiten, is het immers nodig om een deel van de terminologie over te nemen, waardoor zij zich automatisch verhouden tot het heersende discours. Zowel Adel als Amélie zien liever dat men, ongeacht de culturele afkomst, met elkaar samen gaat leven in plaats van dat Marokkaanse bewoners zich zouden moeten aanpassen, iets wat Lombok dus nog mist. Ook al vindt het merendeel van de geïnterviewden dat men in Lombok op een vredige manier naast elkaar leeft, aangezien er nauwelijks sprake is van daadwerkelijke botsingen tussen verschillende culturen en men elkaar respecteert, vindt het merendeel dat er niet gesproken kan worden over een volledig succesvolle geïntegreerde wijk. Lombok heeft hier absoluut potentie toe, en doet het wat dit betreft veelal beter dan andere Nederlandse wijken, maar er valt volgens hen ook hier nog een hoop te verbeteren.

4.2.3 Clustering als oorzaak van ervaren bedreiging

Aanvullend op bovenstaande kritiek, ervaart het merendeel van de Nederlandse geïnterviewden een negatieve vorm van afzondering door de Marokkaanse gemeenschap die door hen ervaren wordt als een bedreiging voor de eigen leefwereld. Opmerkelijk is dus dat terwijl de Marokkaanse geïnterviewden erkenning met mensen van hetzelfde referentiekader in Lombok als zeer positief ervaren, de Nederlandse geïnterviewden dit aspect als iets negatiefs ervaren. In deze negativiteit etaleren zij sterke overeenkomsten met de uitkomst van Wessendorfs onderzoek (2012): de onwil om te integreren en dus vooral met mensen van het eigen ‘soort’ om te gaan, wordt bestempeld als iets negatiefs. Tijdens een gesprek met een gepensioneerde vrouw van vierenzestig, Hana, komt dit sterk naar voren. Deze vrouw woont al vanaf de Lomboks crisisjaren, dus de jaren tachtig, in Lombok en beschrijft gedurende ons gesprek dat Lombok aanzienlijk is veranderd in vergelijking met vroeger. Vroeger was er naar haar mening veel sociale cohesie. Die sociale cohesie was destijds voornamelijk gebaseerd op een afhankelijke relatie tussen de gastarbeiders en Nederlanders, voornamelijk vanwege een taalachterstand. Vanwege die taalachterstand hadden zij hulp nodig van Nederlanders voor administratieve zaken, zoals het aanvragen van verzekeringen. Deze afhankelijke relatie veroorzaakte dus veel interactie tussen Nederlanders en gastarbeiders en zo wisten zij veel van elkaar. Nu is dat anders. De sociale cohesie is, volgens Hana, weg. Vanaf het moment van gezinshereniging in de jaren negentig, zijn de oorspronkelijke gastarbeiders zich samen met hun gezin veel meer gaan terugtrekken

(25)

in hun eigen leefomgeving, ze gingen zich clusteren met hun eigen culturele groep. Er kwam minder interactie, minder verbondenheid. En dat vindt ze erg. In Hana’s woorden:

“Het is echt veranderd dat meen ik serieus. Er wonen nu veel meer studenten. Dat was toen ook wel, maar wel echt veel minder. Dat is nu veel meer, het is erg in trek bij studenten. Dus de populatie is zo gemengd geworden dat er geen cohesie meer is. Dat merk ik wel. Wel tussen Marokkanen onderling en Turken onderling, of andere rassen om het maar even zo te zeggen [..] In die tijd dat ik veel in de buurthuizen was, waren er nog geen theehuizen, en met de komst van de theehuizen zijn ze steeds meer op zichzelf terug geworpen geraakt. Dus dat maakt ook dat het onderling sociale verbanden met elkaar aangaan ook minder groot werd. [..] Het is nu toch, hoe je het went of keert, overgenomen door de buitenlanders. Ook wel door studenten, maar vooral buitenlanders. [..] het samen, de cohesie, is gewoon weg. Dus soms voel je je gewoon een vreemde in je eigen land.”

De clustering die zij beschrijft heeft grote gevolgen voor haar woonervaring in Lombok. Ze geeft aan zich bedreigt te voelen in haar eigen leefwereld. Ze voelt zich minder thuis door de toegenomen aanwezigheid van de buitenlanders, of sterker nog, ze voelt zich een vreemde in haar eigen land. Deze bedreiging lijkt bovendien gevoed te worden door een angst voor de bedreiging van de Nederlandse waarden, zoals diverse onderzoekers constateren (Fadil, 2011; Van der Valk, 2012; Verkaaik, 2009; Sleegers, 2007). Later in het gesprek vertelt Hana namelijk dat ze vrouwen met een hoofddoek vaak agressiever vindt dan buitenlandse mannen. De verklaring die zie hiervoor geeft, heeft betrekking op een bedreiging die zij ervaart voor de westerse waarden.

“Ik vind vrouwen met een hoofddoek vaak agressiever naar Nederlandse vrouwen, dan mannen. Dat meen ik echt. Die kijken heel erg zelfbewust, zo van ‘ik ben moslim en kom niet aan mij want dan doe ik je wat’. Echt zo’n gevoel van ‘ik sta boven jou’. En ehm, de westerse waarden, want ik draag dan gewoon een korte rok, dat wordt allemaal verguisd. Want eigenlijk wordt het afgekeurd. Ik zie het ook aan mijn kinderen, als zij erbij lopen zoals de meeste Nederlandse meisjes erbij lopen, worden zij door vrouwen met een hoofddoek als slettebak gezien. En die tegenstelling zie ik steeds groter worden.”

Als gevolg zegt ze zich steeds minder op haar gemak te voelen in Lombok. Overeenkomend met Verkaaik’s conclusie (2009), voelt Hana zich aangetast in haar individuele vrijheid, die ze wil beschermen tegen bedreigingen van, in dit geval, buitenlandse vrouwen met hoofddoek. Deze vrouwen

(26)

worden door Hana weerspiegeld als de vijand van de Nederlandse cultuur (Van der Valk, 2012; Fadil, 2011) - die juist gekenmerkt wordt door waardes als open, vrij en liberaal (Butler, 2008) - en als een ‘ander’ die het onmogelijk maakt ons collectief ‘wij-gevoel’ te restitueren, overeenkomstig met het

oriëntalistische gedachtegoed van Saïd (1978). Duyvendak (2011) verklaart dit vanuit een onderscheid

tussen mobiele en immobiele mensen. Mobiele mensen, de migranten, zijn minder verbonden aan een specifieke plek, terwijl immobiele mensen, degenen die oorspronkelijk in de wijk gevestigd zijn, dat veel sterker ervaren. Als gevolg daarvan ontstaat bij de immobiele groep de behoefte om hun eigen buurt te beschermen tegen de bedreiging van mobiele mensen en goederen. Vanuit deze verklaring vormt de Marokkaanse bevolkingsgroep in Lombok dus een bedreiging voor de Nederlandse inwoners, die de behoefte voelen om zich daartegen te beschermen. Resonantie wordt gevonden in het heersende discours. Culturele verscheidenheid wordt door Hana, onbewust of bewust, niet gewenst. Zij ziet liever integratie van diverse culturen, hetgeen typerend is voor het heersende discours. Ze spreekt bovendien over de Marokkaanse cultuur als één homogene cultuur, waarin ze geen onderscheid maakt in ‘goed’ en ‘fout’. Haar visie illustreert een stigmatiserende houding jegens moslims, en resoneert sterk met het heersende discours die juist zo wordt gekenmerkt door die wij/zij tegelstellingen, waarbij de Marokkaanse gemeenschap wordt weerspiegeld als een homogene cultuur die de Nederlandse identiteit bedreigt.

In deze zienswijze schemert een zekere mate van angst door, overeenkomstig met de constatering van de Pols (2009). Angst ontstaat volgens haar wanneer we geen volledige controle hebben over een bepaalde situatie. Juist datgene waar we geen grip op krijgen en wat we ons niet kunnen toe-eigenen veroorzaakt angst. De culturele wortels van een mens worden ervaren als iets waar we onmogelijk volledig controle over kunnen hebben, aangezien we er niet los van kunnen komen. Culturele diversiteit veroorzaakt, wanneer men zich afzijdig houdt, dus angst. Een dergelijke visie wordt door meerdere geïnterviewden gedeeld.

Overeenkomstig Hana’s visie, heb ik de angst voor clustering zelf ook ervaren tijdens een observatie in een ontmoetingscentrum in Lombok, tijdens een inloopochtend voor tweedehandskleding. Dit ontmoetingscentrum organiseert elke donderdag een inloopochtend- en middag waarbij iedereen welkom is om goedkope kleding te kopen. Op het moment dat ik hier naar binnen stap op een druilerige en koude ochtend in april, verbaast het me hoeveel - vooral goed uitziende - kleding er opgehangen is. Voor zowel mannen, vrouwen als kinderen is hier kleding te vinden, van dure merkkleding tot goedkope pyjama’s. Op hetzelfde moment wordt er in de andere helft van de ruimte voedselpakketten uitgedeeld. Het is in het ontmoetingscentrum op deze specifieke ochtend dus ontzettend druk. Zowel de kleding als

(27)

divers publiek. Bij de ingang zitten drie oude Nederlandse dames, van ongeveer vijfenzeventig jaar met een kassa voor de neus. Alle dames hebben wit haar, en lopen een beetje krom. Je ziet dat ze op leeftijd zijn. In het midden, tussen de kleding, staat een grote tafel waar ruimte is voor acht man. Aan die tafel zitten vijf vrouwen met een hoofddoek. Ze praten met elkaar, en af en toe staat er een keer één vrouw op om te kijken naar wat kleding. De vrouw die nu naar de kleding kijkt pakt een doos en zet die voor haar neer zodat ze weer kan gaan zitten en toch naar de kleding kan kijken. De vrouwen praten met elkaar in een andere taal. Ik vermoed Turks of Marokkaans. Er sluiten steeds meer vrouwen met hoofddoek aan bij de tafel waar de vijf vrouwen met hoofddoek al zaten. Ze groeten elkaar en gaan ook zitten. Nu komt er een dienblad met thee bij, voor iedere vrouw aan tafel een kopje. Waar ze de thee vandaan hebben gehaald zie ik niet. Wat me opvalt, is dat ze alleen maar met elkaar praten. Niemand van hen richt zich op de mensen eromheen. Naarmate ik er langer ben, komen er steeds meer mensen binnen, allen van een andere afkomst. Er is een aantal jonge blanke jongens in de ruimte, waarvan twee Nederlands, en één met een vreemd Oost-Europees accent. Er zijn nu ook twee Indische vrouwen binnen, die met elkaar ook in een andere taal praten. Ik denk Indisch. Ze lijken vooral te praten over de kleding, aangezien ze elk gesprek dat ze voeren naar een kledingstuk kijken. Als ik eenmaal zelf door de dozen van de kinderkleding ga om niet zo op te vallen, gaan deze Indische vrouwen mij helpen met het zoeken naar kleding. Ze vragen me waar ik naar op zoek ben. Ik antwoord dat ik kleding zoek voor een jongetje van negen maanden. Zo nu en dan houden ze allebei een kledingstuk voor me omhoog en vragen me wat ik ervan vind. Ik geef dan mijn mening en afhankelijk van of ik het leuk vind of niet, leggen ze het kledingstuk weer terug en gaan door met zoeken. Ik vind het fijn dat ze me helpen. Ondertussen heb ik ook iemand bedacht aan wie ik het kan geven, dus ik word er enthousiast van. Gezien ik helemaal geen kennis heb met kindermaten, helpen ze me - ongevraagd - om iets te vinden. Ik vind dat erg lief en het geeft me een warm gevoel. Als ik eenmaal een broekje en een shirtje heb gevonden kijk ik weer om me heen. Het valt me op dat dat de zeven vrouwen met hoofddoek nog steeds thee aan het drinken zijn zonder dat ze echt naar de kleding kijken of hebben gekeken. Ze praten met elkaar, nog steeds in een andere taal en mengen zich nog steeds niet met anderen. Op een gegeven moment vraag ik het groepje of ik mijn spullen even op tafel mag leggen, omdat mijn handen vol zijn. Ze antwoorden allemaal niet. Ik krijg het gevoel dat ze me niet begrijpen, wellicht door de taal. Ik probeer dezelfde boodschap nu te gebaren, in de hoop ze dit wel snappen. Uiteindelijk reageren ze wederom niet en kijken de andere kant uit. Ik krijg een gevoel van onbehagen en ik voel me niet welkom. Uiteindelijk ga ik toch aan een vrije stoel zitten om even mijn spulletjes te ordenen. Ze kijken me niet aan en zeggen niets tegen me. Ik voel me ongemakkelijk en loop uiteindelijk zo snel mogelijk naar de kassa om mijn spullen af te rekenen. Met een mengeling van verdriet en onbegrip loop ik naar buiten.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De te beantwoorden kennisvraag draait om het habitatverlies dat voor vijf zeevogelsoorten (duikers, te weten Roodkeel- en Parelduikers (samen genomen), Jan-van-Gent, Grote

De wijze waarop dit economisch motief voor de dag komt, soms in zijn uitwerking wordt geremd, soms wordt bevorderd en soms zelfs geheel schijnt te verdwij- nen, wordt voor een

28$ van de zoons heeft geen enkele vorm van voortgezet dagonderwijs genoten (bijlage 30). De buiten de landbouw werkende zoons. De belangstelling van de afgevloeide zoons is

Bij kruisinoculatie, uitgevoerd door Schnathorst, Crogan & Bardin, (1958) blijken de volgende planten vatbaar voor de echte meeldauw van Lactuca sativa:

In de eerste plaats moet het vaccin ervoor zorgen dat de dieren niet meer ziek worden, legt Bianchi uit, maar ook moet duidelijk worden of het virus zich via de ge

Monster 3 bevat vrij veel in water oplosbare stikstof, veel fosfaat en zeer veel kali* In ver­ gelijking met monster 3 bevat monster 4 vat minder stikstof en iets meer fosfaat*

Fase Taken Organisatie Initiatief/ Ontwerp Bepalen van capaciteitsbehoefte van fietsenstallingen ProRail en NS Reizigers / vervoerders Vervaardigen van een gedragen ontwerp van

Both the Organisation for Economic Co-operation and Development (OECD) and the World Bank demonstrated their ability to learn from the crisis of development aid experienced in