• No results found

Islamitisch Bankieren & de Ontwikkeling van de Staat: Iran, Saoedi-Arabië en Maleisië

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Islamitisch Bankieren & de Ontwikkeling van de Staat: Iran, Saoedi-Arabië en Maleisië"

Copied!
75
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Abstract: The conventional history of the development of Islamic banking and finance

correlates with the development of Islamism as a whole. This history often glosses over the unique experience Islamic banking has underwent in different parts of the world. In doing so it ignores the unique experiences the various Islamic markets have experienced and how the context surrounding their creation has impacted the way the Islamic financial system operates in these countries. The focus of this study is thus precisely focused on the unique development of Islamic banking and finance in the three biggest Islamic financial markets in the world: Iran, Saudi Arabia and Malaysia. The focus will not lie on the development of Islamic banks

specifically, but rather on the contexts surrounding its development and how this context has impacted the form and practices of the Islamic banking system of each country respectively. A special importance will be placed on the development of the state and its relation with religion, its role in the economy, its internal politics and its interaction with foreign influences. In Iran, the Iranian Revolution was responsible for the Islamization of the entire banking system, turning it into the largest Islamic financial market. The Iranian Islamic financial market is recognized as one of the ‘least Islamic’ Islamic financial markets, and is characterized by strong state control and central regulation. This is because of the swift implementation of the Interest-Free Banking Law – which Islamized the banking system – the internal rivalry between revolutionary groups, the economic crises due to sanctions and the Iran-Iraq War, and its antagonistic attitude towards policy of the Pahlavi dynasty. In Saudi Arabia, despite the fact the state has all but neglected to develop any aspect of the Islamic banking system, Islamic finance has rapidly and gained a reputation as a system with a relatively strict adherence to

sharia principles. This is because of the way the Saudi state portrays itself in relation to Islam,

the protected system in which it grew, the changes in the international financial system and the intuitive of Saudis themselves. Finally, Malaysia has promoted a dual system of conventional banks and government-linked and regulated Islamic banks. This has to do with the presence of a large groups of Malaysian Chinese and Malaysian Indians, most of whom are not Muslims. Furthermore, it has to do with the effects of the 1997 Asian Financial Crisis, which caused a lack of trust with conventional banks and began to focus on seeking investment from the Middle East, and the unique affirmative action laws for its Muslim population.

Islamitisch Bankieren

& de Ontwikkeling

van de Staat

Iran, Saoedi-Arabië en Maleisië

Luuk de Weerdt; 11050489

; Master Midden-Oostenstudies

Dhr. Dr. Farid Boussaid; Dhr. Dr. R.A.F.L (Robbert) Woltering 01-07-2019

(2)

 Inleiding 2  Hoofdstuk 1: Iran 8  Hoofdstuk 2: Saoedi-Arabië 25  Hoofdstuk 3: Maleisië 43  Conclusie 61  Bibliografie 67  Bijlage 1: Epiloog 73 Inhoudsopgave:

(3)

Inleiding

De kredietcrisis van eind jaren 2000 tot de beginjaren van 2010 veroorzaakte grote schokgolven in de financiële wereld. Vooral in ontwikkelde landen die het zwaarst getroffen werden door deze recessie ontstond er grote onzekerheid en discussie omtrent de manier van zakendoen van banken en andere financiële instellingen. Interesse naar alternatieve modellen van financieren was groot en al snel ging deze aandacht naar een schijnbaar stabiel en snel groeiend financieel model, één die onaangetast bleef gedurende de kredietcrisis; Islamitisch bankieren. In 2003 bedroeg het totale vermogen van Islamitische financiële instellingen tussen de 200 en 300 miljard USD1. In 2011 groeide deze tot meer dan 1 biljoen USD2, en vandaag de dag bedraagt deze meer dan 2.4 biljoen USD.3 De jaarlijkse groei van deze markt was gedurende de periode 2003-2014 tussen de 10% en 15%, en hoewel deze groei de laatste jaren zijn afgenomen wegens bezuinigingen en nieuwe belasting vanuit de verschillende overheden, blijft deze stabiel met een respectabele groei van ongeveer 6% 2017.4

Hoewel de regels en methodes van het Islamitisch bankieren vanuit de fiqh (de Islamitische rechtstraditie) komt is het concept zelf een product van de moderne tijd. Het concept ontstond in de 19e eeuw, toen Europese invloeden dominant werden in de Islamitische wereld. Als reactie hierop begonnen Islamitische geleerden als Jamal al-Din al-Afghani, Abul A’la Maududi, Hassan al-Banna en Sayyid Qutb de Islam te contextualiseren in de moderne tijd. Islamitische theorieën rond de samenleving, de politiek en de economie ontstonden in deze tijd van

Europees kolonialisme, maar pas in de jaren 70 werden de eerste stappen tot het in de praktijk brengen van Islamitische economische theorieën in de internationale financiële markt gezet.5

Deze versie van de ontstaansgeschiedenis van Islamitisch bankieren is de norm in discours omtrent dit onderwerp, met vooral Pakistan, maar ook Iran, Egypte en de GCC landen als belangrijkste voorbeelden van deze theorie. Desondanks is deze ontstaansgeschiedenis vaak eerder achtergrond dan realiteit voor vele landen 1 Karen Hunt-Ahmed, ‘Introduction: Islamic Finance in the World Economy’ in Contemporary Islamic Finance. Innovations, Apllications and Best Practices, ed. Karen Hunt-Ahmed, (New Jersey: John Wiley & Sons, Inc., 2013), 1-16, 2.

2 Ibidem.

3 ‘Islamic Finance Development Report 2018. Building Momentum’, Thomson Reuters Islamic Finance Development Indicator (2018), 5.

4 Ibidem.

(4)

betrokken in de Islamitische financiële wereld. Bijvoorbeeld in Maleisië, een van de grootste landen betrokken in de Islamitische financiële markt, speelde de 1997 Aziatische financiële crisis een veel grotere rol dan dat van religiositeit en Islamisme, hoewel ook een rol speelden.6 Ook zijn er veel verschillen in de omstandigheden van het ontstaan van Islamitische banken in landen die wel de norm volgen. Zo

ontstonden Irans Islamitische banken vanuit een context van revolutie, terwijl die in Saudi Arabië en andere GCC landen deze ontstonden in een context van

conservatisme.

Met deze verschillende context rondom de introductie van Islamitisch

bankieren in een land zijn er ook verschillen ontstaan in de praktijken onderling. Als we kijken naar de drie landen met de grootste Islamitische financiële markten - Iran, Saoedi-Arabië en Maleisië - is dit makkelijk te zien. Zo staat Maleisië, bijvoorbeeld, bekend als een land met relatief ‘zachte’ interpretatie van de sharia wat betreft het Islamitisch bankieren, terwijl Saoedi-Arabië juist bekend staat als een land met relatief strikte uitvoering van fiqh in de Islamitische banken daar. Iran, in

tegenstelling tot Maleisië en Saoedi-Arabië, is zeer omstreden. Door de 1979

Iraanse Revolutie is in 1983 het gehele bankenstelsel van Iran geïslamiseerd, en zo dus, in theorie, compleet sharia-conform. Hierdoor is het dus niet verbazingwekkend dat Iran en zijn banken qua vermogen aan de top van de Islamitische financiële wereld staan.7 Anderen, daarentegen, vinden dat Iraans sharia-conform vermogen minimaal is. Een vaak geciteerde analyse door Ernst & Young, bijvoorbeeld, sluit Iran aan bij het conventioneel bankieren wegens ‘unieke omstandigheden’8, terwijl een analyse door Askari, Iqbal en Mirakhor stelt dat maar 2.82% van het totale vermogen in Iran sharia-conform is, terwijl het Soedan - wat door een vergelijkbaar Islamiseringsprocess ging na de coup van 1989 - uit de lijst sluit omdat het

bankensysteem compleet voldoet aan sharia, ondanks het feit dat vier jaar voor de publicatie Sudan zowel een conventioneel als Islamitisch bankensysteem kreeg.9

Dit onderzoek zal zich richten op hoe het verschil in Islamitisch bankieren van deze drie landen gerelateerd is met de politiek-economische ontwikkeling van deze 6 Mohd Zakhiri Md Nor, Ani Munirah Mohamad en Hakimah Yaacob, ‘The Development of Islamic Finance in Malaysia’ in Islamic Banking and Finance: Principles, Instruments & Operations, eds. Adnan Trakic, Hanifah Haydar Ali Tajuddin, (Ampang: CLJ Publication, 2016), 601-617, 601-606. 7 ‘Top Islamic Financial Institutions’, The Banker Special Report (2015), 10-11.

8 ‘World Islamic Banking Competitiveness Report 2016’, Ernst & Young (2016), 65.

9 Hossein Askari, Zamir Iqbal en Abbas Mirakhor, Globalization and Islamic Finance (Singapore: John Wiley & Sons (Asia) Pte. Ltd., 2010), 139.

(5)

staat voorafgaand aan de ontwikkeling van Islamitisch bankieren in deze landen. Zoals zal blijken heeft dit verschil te maken met de unieke omstandigheden waarin het Islamitisch bankieren in deze drie landen ontstond. Om dit aan te tonen zal de (relevante) moderne geschiedenis van Iran, Saoedi-Arabië en Maleisië van een aantal verschillende perspectieven worden bekeken, met een focus op zijn relatie met de staat. Historische politieke, economische en financiële omstandigheden en ontwikkelingen die invloed hadden op de creatie van zowel de moderne staten van Iran, Saoedi-Arabië en Maleisië zullen worden onderzocht en tot slot gerelateerd aan de ontwikkeling van het Islamitisch bankieren in deze landen. Daarnaast zal er worden gekeken naar de modus operandi van het Islamitische bankenstelsel in deze landen, vooral met het oog op specifieke ontwikkelingen in de wetgeving omtrent het Islamitisch bankieren. In de conclusie zullen deze praktijken met elkaar

gecontrasteerd worden, met speciaal aandacht voor de spanningen in de interne politiek, de invloed van internationale (financiële en politieke) context, de rol van de staat in de economie en de relatie tussen staat en religie. Maar voordat dit allemaal besproken wordt, moet eerst de basis van het Islamitisch bankieren uitgelegd worden.

Het ‘juiste’ in Islamitisch bankieren

Zoals door Cynthia Shawamreh in het boek Contemporary Islamic Finance wordt gesteld:

“Islamic legal theory [usul al-fiqh] posits that law is divine in nature and in substance, and that there is a “right” answer for every imaginable question contained in the Shari’a.”10

Ditzelfde is van toepassing op de economie, en dus op bankieren en financiën; er is een ‘juiste’, Islamitische manier van zakendoen. Desondanks is de sharia, volgens de usul al-fiqh, van nature onkenbaar wegens zijn goddelijke natuur. De zoektocht naar aspecten van de sharia is beter bekend als de fiqh, de Islamitische

jurisprudentie. De faqih, de jurist, kan gebruik maken van minstens drie

basisbronnen: de Koran, de Hadith, en de ijma’ (consensus), hoewel andere vormen als ijtihad (eigen redenering), lokale tradities, analogie, fatwa (uitspraken) van de vroegste generatie moslims en een aantal andere manieren ook mag worden

10 Cynthia Shawamreh, ‘The Legal Framework of Islamic Finance’ in Contemporary Islamic Finance. Innovations, Applications and Best Practices, ed. Karen Hunt-Ahmed, (New Jersey: John Wiley & Sons, Inc., 2013), 39-61, 39.

(6)

gebruikt.11 Door de tijd heen zijn er verschillende rechtsscholen ontstaan, waarvan vandaag de dag de grootse vier Soennitische rechtsscholen (Hanafi, Shafi’i, Maliki en Hanbali scholen), twee Sjiitische (Ja’fari en Zaidi scholen), de Ibadi school en de Zahiri school zijn.

Het brede aanbod aan juridisch-theologische scholen en de scala aan

manieren van interpretatie zorgt vanzelfsprekend voor een groot aantal interpretaties in wat de ‘juiste’ vorm van bankieren moet zijn voor moslims. Daarbij komt het feit dat Islamitische banken moeten kunnen functioneren in een moderne economie, wat betekent dat zij zichzelf ook baseren op conventioneel bankieren. Desondanks blijft de basis van al het Islamitisch bankieren gebaseerd rond drie verboden: riba, gharar en mayseer.12

Riba, vaak vertaalt als rente, verwijst naar onrechtvaardige verrijking en wordt vaak verdeeld in twee vormen. Riba al-nasia is het best te begrijpen als de

‘woekerwinst’ - een opslag die toeneemt met de tijd - en wordt verboden in sura 2:275:

“Zij die de woeker eten zullen niet anders opstaan dan zoals hij die de Satan omstoot door aanraking. Dat is omdat zij zeiden: de koophandel is slechts hetzelfde als de woeker. Maar God heeft de koophandel vergund gemaakt en de woeker verboden. Hij dan tot wie een vermaning komt van zijn Heer en daardoor ermede [ophoudt met het nemen van rente] ophoudt voor hem is het vroeger verworvene, en zijn zaak staat aan God. Maar wie weer terugvalt, dat zijn de lieden van het Vuur; eeuwig levend daarin.”13

De riba al-fadl komt niet uit de Koran maar de Soenna en zegt “goud tegen goud, zilver tegen zilver, tarwe tegen tarwe, haver tegen haver, dadels tegen dadels, zout tegen zout, iets tegen iets, gelijke tegen gelijke, hand tegen hand. Als dit verschilt, verkoop naar wens, zolang het hand tegen hand is [meteen of direct]”.14 Deze wordt door geleerden geïnterpreteerd als het gelijkstellen van kwaliteit en volume voor de ruil van verwisselbare goederen en dat de transactie direct plaatsvindt. Vandaag de

11 Ibidem, 39-40.

12 Hans Visser, ‘De basisbeginselen van islamitisch financieren en financieren zonder rente in het jodendom, christendom en de islam’ in Islamitisch Bankieren. Van Religieuze Principes naar Financi”ele Transactiestructuren, ed. O. Saleh, (Nijmegen: Wolf Legal Publishers, 2011), 15-32, 15. 13 De Koran, vertaald door J.H. Kramers en bewerkt door drs. Asad Jaber en prof. dr. Johannes J.G. Jansen (Amsterdam: Rainbow, 2017).

(7)

dag wordt deze hadith door analogie gebruikt in Islamitisch bankieren, met goud en zilver als analogie voor hedendaags geld, wat dus a pari geruild moet worden.15

Het tweede en derde verbod zijn mayseer en gharar. Mayseer is gokken en speculeren, en wordt verboden in sura 2:219 en opnieuw in 5:90-91:

“O gij die gelooft, de wijn en het gelukdsspel en de afgodsblokken en de lotspijlen [verzoening na bewust gebroken eed] zijn slechts een gruwel van het maaksel van de Satan. Ontwijkt dat dus, wellicht zult gij wel-varen. De Satan wil slechts vijandschap en haat tussen u werpen terzake van de wijn en het geluksspel, en u afhouden van de vermelding Gods en van de salat [gebid]. Zult gij u dan onthouden? En gehoorzaamt God en gehoorzaamt de boodschapper en neemt u in acht. Doch indien gij u afwendt weet dan dat op Onze boodschapper slechts de duidelijke verkondiging rust.”16

Gharar wordt verboden in de Soenna in verscheidene hadith, maar gaan allen over onnodig of bovenmatig risico. Het gaat hier voornamelijk over goederen die nog niet bestaan en dus nog niet geleverd kan worden. Termijntransacties zijn dus verboden, hoewel er een uitzonder gemaakt is in de bai salam, of afnemerskrediet, waar bijvoorbeeld een toekomstige oogst gekocht mag worden. Deze wordt vaak door analogie geplaatst op goederen als graan en, belangrijk voor het Midden-Oosten, olie, aangezien het exemplaar niet belangrijk is, hoewel de volledige prijs vooraf betaald moet worden en het goed moet worden geleverd naar afspraak, ondanks prijsveranderingen.17 Verzekeringen, bijvoorbeeld, is hierdoor bemoeilijkt, aangezien het onzeker is dat het ingestopte vermogen ooit nodig is voor de ontvanger van de verzekering.

Naast deze jurisprudentie rondom commerciële transacties (fiqh

al-muamalat), zijn er ook de meer algemenere verboden waar Islamitische financiële instellingen mee moeten oppassen. In de Koran zijn er verschillende activiteiten, goederen en industrieën haram, zoals varkensvlees, alcohol, de seksindustrie, tabaksindustrie en de wapenindustrie. Islamitische banken moeten investeringen hierin en in het algemeen contact met deze dus vermijden.18 In realiteit is het lastig dit ook daadwerkelijk te doen. Investeren in vliegvelden en hotels, bijvoorbeeld, is problematisch wegens onder andere het feit dat alcohol daar geschonken kan 15 Visser, basisbeginselen van islamitisch financieren, 16.

16 Koran 5:90-91.

17 Visser, ‘De basisbeginselen van islamitisch financieren’, 16-18. 18 Ibidem, 18-20.

(8)

worden, dat deel uitmaakt van de winst en dit weer deel uitmaakt van de winst van de investeerder. Hierdoor hebben (internationale) organisaties die de Islamitische banken ‘screenen’ voor sharia-conformiteit bepaalde limieten ingesteld naar procent van winst of investeringen. Deze - en andere van limieten op andere problemen - verschillen per organisatie, waarvan sommige strikter zijn dan anderen.

Verscheidene financiële instrumenten zijn bedacht om deze verboden te vermijden of, in negatievere zin, te omzeilen. Deze zullen terugkomen en besproken worden in de bespreking van Iran, Saoedi-Arabië en Maleisië. In de conclusie

worden het Islamitische bankenstelsel van deze landen met elkaar vergeleken en een rangorde van de striktheid van hun sharia-conformiteit gemaakt. Om dit te oordelen wordt er, ten eerste gebruik gemaakt van hun wetgeving rondom het Islamitisch bankieren. Ten tweede wordt er gebruik gemaakt van de striktheid van de richtlijnen gesteld door de overkoepelende organisaties, zoals de Accounting and Auditing Organization for Islamic Financial Institutions (AAOIFI) in Saoedi-Arabië en de Islamic Financial Services Board (IFSB) in Maleisië. Ten derde worden de

gebruikte Islamitische financiële producten in het land afgezet tegenover de ‘Islamiciteit’ van de gebruikte producten (musharaka, bijvoorbeeld, is over het algemeen gewenst dan murabaha, voor redenen die later terugkomen).

(9)

1. Iran: Van Modernisering naar Islamisering

Iran is de grootste speler op de Islamitische financiële markt. Dit komt vanwege de Iraanse Revolutie van 1978-79, waarna de nieuwe theocratische overheid van Iran het land begon te Islamiseren, inclusief de bankensector. Van de top tien grootste Islamitische banken zijn er zeven gebaseerd in Iran en het totaal vermogen van de Iraanse Islamitische financiële instellingen omvat ongeveer een kwart van de totale Islamitische bankensector, oftewel 486 miljard USD.19 Desondanks is deze toppositie van Iran in de Islamitische financiële markt betwist wegens kritiek op de manier waarop Iraanse Islamitische banken zakendoen, die door vele buiten Iran gezien worden als niet Islamitisch. In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de context rondom de creatie van dit grote, maar hevig bekritiseerde Islamitische bankenstelsel.

Politiek in Iran: Modernisering, Oppositie en Exclusie

Voor de theocratie van het moderne Iran was er de Pahlavi dynastie. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was Iran een belangrijk strategisch punt voor zowel de geallieerde als de centrale machten; ten westen van Iran lag het rijk van de

Ottomanen, ten noorden lag het Russische Keizerrijk en ten oosten lag Brits-Indië. Ondanks het neutrale beleid van de Kadjaren lukte het Iran niet om zijn

soevereiniteit te behouden en werd een conflictgebied. De Russische Revolutie bracht verdere onrust in het gebied wegens slechte relaties en conflict die het bracht tussen de nieuwe Sovjet Republiek en de Britten. Ottomanen, Britten, Russen, Kadjaren, Perzische nationalisten, socialisten, Iraanse clans en andere groepen streden om de macht en verdeelde Iran, met catastrofale hongersnoden,

economische crisis en continu conflict als gevolg.20 In deze turbulente tijd greep Reza Khan, bevelhebber van de Perzische Kozakken Brigade, zijn kans.

Ondersteund door de Britten marcheerde Reza Khan zijn Kozakken Teheran binnen zonder tegenslag. Na een machtsstrijd met politiek rivaal sayyid Hassan Modarres sloeg Reza Khan erin om de Kadjaren omver te werpen en zichzelf tot sjah van Iran uit te roepen, met de dynastieke naam Pahlavi.21

Gedurende zijn heerschappij (1926-1941) voerde Reza Pahlavi een beleid van modernisering uit. Reza Pahlavi’s idee van modernisering was geïnspireerd door 19 ‘Islamic Finance Development Report 2018’, 16.

20 Nikki R. Keddie, Modern Iran. Roots and Results of Revolution (New Haven: Yale University Press, 2003), 73-88.

(10)

Atatürks moderniseringsprogramma in Turkije. Deze vorm van modernisering was niet zozeer gericht op de Westerse ervaringen en ideeën rondom modernisering - ideeën als mensenrechten, gelijkheid, nationalisme, democratie en moderne wetenschap - maar meer langs autoritaire lijnen, gericht op het bouwen van een natiestaat geregeerd vanuit de almachtige centrale overheid met hemzelf aan het hoofd. Ten eerste, zoals te verwachten is van een ex-militair en gebruikelijk is voor ontwikkelingslanden, begon Reza Pahlavi het leger uit te breiden, deze te

moderniseren en om te vormen tot een nationaal leger los van tribale of politieke banden.22 Ten tweede begon hij een sterke bureaucratie op te bouwen. De

bestaande ministeries – de ministeries van buitenlandse- en binnenlandse zaken, financiën, justitie, publieke werken en handel, post, en onderwijs – werden allemaal uitgebreid, waarna aanvullende ministeries – industrie, infrastructuur en landbouw – werden opgericht.23 Dit militair-bureaucratisch apparaat lag aan de basis van Reza Pahlavi’s modernisering, maar waren niet de enige aspecten van de Iraanse

samenleving die werden veranderd. Het bouwen van een moderne infrastructuur – vooral spoorwegen, maar ook radionetwerken, telefoon- en telegramlijnen –

urbanisering, industrialisering, modern en verplicht openbaar onderwijs, en de creatie van een nieuwe nationale cultuur gefocust op pre-Islamitisch Iran waren allemaal initiatieven van Reza Pahlavi.24 Allemaal had dit tot einddoel het creëren van een modern, centraal-geleide natiestaat.

Deze hervormingen gebeurden niet zonder weerstand. Het moderniseren van het leger ging ten koste van het traditionele militaire apparaat, voornamelijk

bestaande uit stammen, etnische minderheden en semi-feodale heersers.

Opstanden gebeurde regelmatig en werden met harde hand onderdrukt.25 Daarnaast begon het regime van Reza Pahlavi steeds grotere delen van de Iraanse

samenleving te vervreemden wegens zijn arbitrair handelen. Zijn aanval op de traditionele Islamitische cultuur – emblematisch in het verplichten van de Europese bolhoed binnen zijn administratie en het algemeen verbod op Islamitische

klederdracht – veroorzaakte woede onder de religieuze bevolking. De vreedzame 22 Stephanie Cronin, ‘Riza Shah and the paradoxes of military modernization in Iran’ in The Making of Modern Iran. State and Society under Riza Shah, 1921-1941, ed. Stephanie Cronin, (London: Routledge Curzon, 2003), 38-66, 44-49.

23 Ervand Abrahamian, A History of Modern Iran (New York: Cambridge University Press, 2008), 70-71.

24 Abbas Amanat, Iran. A Modern History (New Haven: Yale University Press, 2017), 574-609. 25 Cronin, ‘Riza Shah and the paradoxes of military modernization in Iran’, 49-57 & 61-62.

(11)

protesten tegen deze actie in de stad Mashad werd bloedig onderdrukt.26 Het privébezit van landheren en traditionele handelaren werden sporadisch

genationaliseerd en de staat creëerde een eigen monopolie op buitenlandse export en import. Ook in zijn eigen achterban sloeg Reza Pahlavi’s onvoorspelbaarheid vaak toe. Vele loyale politici zoals Abdulhusyn Diba,

Muhammad Vali Kahn Asadi, Furughi, Taqizada en Farajullh Bahrami werden gearresteerd en vervolgens verbannen of vermoord out pure paranoia.27 Het gebrek aan steun binnen zijn eigen volk en zijn administratie zorgde ervoor dat tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen Irans strategische positie tussen de Sovjet-Unie en Brits-Indië vernieuwd werd en zijn contacten met Nazi Duitsland argwaan gaf bij de Geallieerden, zijn heerschappij snel eindigde.28

Nadat hij door de geallieerde tijdens de Tweede Wereldoorlog werd onttroond en zijn zoon, Mohammad Reza Shah Pahlavi, op de troon werd geplaatst als een stroman voor de Britten. Wegens focus van Groot-Brittannië op de Tweede Wereldoorlog, de jonge leeftijd van de nieuwe sjah en de zwakte van het Iraanse leger - de machtsbasis van de troon - ontstond er een machtsvacuüm dat al snel gevuld werd door leden van de oppositie.29 Onder leiding van President Mossadeq werd de industrie van Iran genationaliseerd, waaronder de lucratieve olievelden in Iran beheert door de Anglo-Iranian Oil Company (AIOC). Hoewel deze actie zeer populair was onder het volk, bracht dit Mossadeq in conflict met de Britten, terwijl zijn connecties met de Iraans-communistische Tudeh Partij hem in conflict bracht met de Amerikanen. Een Brits-Amerikaanse coup bracht hem omver ten gunste van de sjah, Mohammad Reza.30

De val van Mossadeq en de terugkeer van een sjah tot de ultieme macht bracht Iran terug naar zijn positie onder Reza Pahlavi. Mohammad Reza was niet alleen zijn vaders troonopvolger, maar ik zijn ideologische erfgenaam. Ook hij droomde van een gemoderniseerd en sterk gecentraliseerd Iran onder zijn

heerschappij.31 Deze droom probeerde hij werkelijkheid te maken door middel van 26 Amanat, Iran. A Modern History, 615-623

27 Homa Katouzian, ‘Riza Shah’s political legitimacy and social base, 1921-1941’, in The Making of Modern Iran. State and Society under Riza Shah, 1921-1941, ed. Stephanie Cronin, (London: Routledge Curzon, 2003), 15-37, 27-28.

28 Keddie, Modern Iran, 105. 29 Keddie, Modern Iran, 73-88.

30 Andreas Etges, ‘All that Glitters is not Gold. The 1953 Coup against Mohammed Mossadegh in Iran’, Intelligence and National Security, 26:4 (2011), 495-508, aldaar 499-501.

(12)

de zogenaamde ‘Witte Revolutie’, een door (niet geheim) referendum goedgekeurd hervormingsplan dat duurde van 1963 tot het eind van Mohammad Reza’s

heerschap in 1979. Dit plan had ongeveer negentien beleidspunten, met als

belangrijkste de landhervorming, het privatiseren van staatsbedrijven, kiesrecht voor vrouwen, onderwijshervorming en een gelimiteerde implementatie van een sociaal vangnet, vooral in het voorzien van vrouwen en jonge kinderen.

Ondanks de vergelijkbare ideologie tussen Reza Pahlavi en Mohammed Reza waren er grote verschillen in het handelen tussen de twee. In tegenstelling tot Reza Pahlavi’s strikte repressie koos Mohammed Reza tot een gemixte aanpak van repressie en co-optie. De inkomsten van de verkoop van olie aan de VS en het VK voedde een systeem van patronage binnen het bureaucratische systeem dat jonge intellectuelen van een gegarandeerde baan zag, in ruil voor politieke stilte.32

Daarnaast creëerde Mohammed Reza een nieuwe pilaar om zijn macht te ondersteunen, buiten het leger en de bureaucratie zoals zijn voorganger had

gedaan; de intelligentiedienst SAVAK. Onder de sjah vormde SAVAK niet alleen een efficiënte, gedisciplineerde en loyale geheime strijdmacht tegen oppositiegroepen, maar ook een duister imago erger dan de realiteit die sympathiserende individuen afschrikte van daadwerkelijke deelname in de oppositie.33 Ook in relaties met het buitenland deed de zoon het beter dan zijn vader. Ondanks achterdocht tegenover het Westen, vooral na zijn ervaringen onder Geallieerd bestuur en gedurende de periode na de Tweede Wereldoorlog, vond Mohammed Reza een machtige bondgenoot in de Verenigde Staten, die hem materieel en militair steunde in het behouden van zijn macht.34

Ondanks deze uitbreiding van methodes bleef oppositie vanzelfsprekend bestaan. Belangrijk onder de Witte Revolutie van Mohammed Reza was de formatie van een grote oppositie. De combinatie van het moderniseren en uitbreidden van het onderwijs, het bevorderen van een pre-Islamitische nationale cultuur, en het gebrek van politiek pluralisme leidde tot een broeikas van oppositie in de universiteiten en de geleerde middenklasse.35 Er ontstond langzamerhand een vierdeling in het discours rondom de politiek: de monarchisten, liberale nationalisten, Islamisten en 32 Ibidem, 134.

33 Amanat, Iran. A Modern History, 712. 34 Ibidem, 713-715.

35 Shokrollah Hamdhaidari, ‘Education during the reign of the Pahlavi Dynasty in Iran (1941-1979), Teaching in Higher Education 13:1 (2008), 17-28.

(13)

Marxisten.36 De drie oppositiestromingen zagen dat de staat de Iraanse nationale cultuur vernielde of benutte naar eigen doeleinden. De Islamitische intellectuelen begonnen in de jaren 60 een anti-Westers en anti-moderniteit narratief te vormen gefocust op Gharbzadegi (Westoxicatie, of Westerse vergiftiging) van Islamitische - en daarmee Iraanse - culturele symbolen en haar interpretatie.37 Ook de andere oppositiegroepen hadden hun eigen tegenstromingen. De liberale nationalisten focusten op de folklore en ‘authentieke’ Iraanse cultuur, die volgens hen door de staat werd geplunderd voor politieke doeleinden en vergiftigd door de geforceerde verwestersing38, terwijl de Marxisten zich focusten op de khalq, de massa wiens cultuur en taal geroofd werden door zowel religie als imperialisme.39

Problemen die waren ontstaan onder Reza Pahlavi’s regime keerde terug onder die van zijn zoon. Een nieuwe klasse technocraten met een studie in het buitenland sloten traditionele machthebbers - grondbezitters, clanleiders,

geestelijken, etc. - opnieuw buiten de politieke top. Onder andere de alliantie met de Verenigde Staten stimuleerde het regime om hard op te treden tegen de

communisten, en de modernisatie langs Westerse lijnen, het gebrek aan politiek pluralisme, de coöperatie met Israël en de algemene minachting voor Islamitische cultuur zorgde voor wijdverbreide oppositie.40 Het verbannen van alle andere politieke partijen in 1975 ten gunste van een eenpartijstelsel zorgde voor diepere penetratie van de regering in het privéleven van de Iraanse bevolking ten koste van andere traditionele instituties, met name de oelema en de bazaaris.41 Een revolutie was dus niet onverwacht.

Elementen van deze ontwikkelingen kunnen worden teruggezien in de

formatie van het Islamitische bankenstelsel van Iran. De Revolutie was gericht tegen een sjah die Westerse modernisering en een pre-Islamitische cultuur bevorderde, wat er toe leidde dat een revolutie tegen de sjah dus in het algemeen een

antiwesterse en pro-Islamitische houding had. Daarnaast had de ideologische driedeling in de oppositie tegen de sjah ervoor gezorgd dat er een politieke strijd was 36 Nematollah Fazeli, Politics of Culture in Iran. Anthropology, Politics and Society in the Twentieth Century (Oxford: Routledge Curzon, 2006), 79-80.

37 Ibidem 110-114 38 Ibidem, 122-125. 39 Ibidem, 125-130. 40 Ibidem, 768-780.

(14)

langs welke ideologische lijnen het economisch (en dus financieel) beleid moest vormen: Islamitisch, socialistisch of liberaal-nationaal. Het anti-buitenlandse aspect van alle drie leidde tot consensus rondom nationalisering, maar zorgde voor een vorm van synthese in het Islamiseren van het bankenstelsel. Het nieuwe financiële systeem was centraal geleid met een grote rol in het beïnvloeden van de economie, was gekleed in een Islamitisch jasje.

Economie in Iran: Industrialisatie, Urbanisatie en de Oliestaat

De modernisatie van de economie onder Reza Pahlavi was - naast de eerder besproken focus op het onderwijs en het creëren van een geschoolde

arbeidskrachten - voornamelijk gericht op industrie, infrastructuur en de ontwikkeling van de steden. Een nationale bank werd gecreëerd - de Bank Melli Iran - en het ministerie van financiën uitgebreid om deze modernisatie waar te maken.42 Het wegennetwerk van Iran werd uitgebreid, een treinspoor van noord naar zuid werd aangelegd en een nationale luchtvaartmaatschappij ingehuldigd. Netwerken van moderne communicatiemiddelen als telegrafie, telefonie, en radio werden uitgebreid. Een industrie voornamelijk gericht op voedselverwerking en textiel - met grote

suikerraffinaderijen, textielfabrieken en fabrieken voor voedsel en graanverwerking -werden in de grote steden opgericht.43 De steden zelf werden ook gemoderniseerd met een elektriciteitsnetwerk, verbeterde sanitaire voorzieningen,

vuilophaaldiensten, een moderne politiemacht, stadsparken, parallel lopende straten, moderne publieke gebouwen, postkantoren, hotels, winkelcentra, etc. werd in

nagenoeg elke stad toegankelijk.44

De resultaten van Reza Pahlavi’s economische modernisering was gemengd. Het grootste succes was te vinden op het gebied van infrastructuur. Tussen midden jaren twintig tot eind jaren dertig vertienvoudigde het wegennetwerk van Iran, terwijl de reistijd en transportkosten voor het goederenvervoer zwaar verminderde.45 Ook de modernisering van de steden en de introductie van elektriciteit, sanitaire

voorzieningen en de politie zorgde ervoor dat levensomstandigheden aanzienlijk verbeterde in Iran.46 Desondanks waren grote delen van de modernisering slecht 42 Katouzian, The Political Economy of Iran, 112-114.

43 Keddie, Modern Iran, 92-94

44 Amanat, Iran. A modern history, 580-585. 45 Keddie, Modern Iran, 93.

(15)

geïmplementeerd of compleet mislukt. Het besluit tot een nationale bank en een modern bankenstelsel, bijvoorbeeld, was een creatie van bovenaf in plaats van een evolutie van het al bestaande, traditionele ‘banken’-netwerk van Iran, de sarrafati (Iraanse goudsmeden), waardoor participatie door burgers, handelaren en bedrijven buiten bleef. De industrialisatie was van kleine schaal en gericht op de steden, terwijl op het platteland het oude systeem tussen een uitbuitende (semi-)aristocratische klasse grondbezitters en boeren werd versterkt, met 95% tot 98% van de

boerenbevolking landloos en onderworpen aan zware belasting van de landbezitters, het dorpshoofd en de staat. Moderne apparaten, technologieën en technieken bleven buiten de agrarische sector.47 De aanleg van de noord-zuid lijn van Bandar Shah (hedendaags Bandar Torkaman) aan de Kaspische Zee, door Teheran en naar Ahvaz aan de Perzische Golf kostte $150 en $200 miljoen en bracht weinig voordeel behalve voor de sjah, wiens persoonlijke landgoederen in de provincie Mazandaran lag.48 Ook de andere aspecten van industrialisatie had meer voordeel voor de sjah en de Iraanse staat dan voor de Iraanse burgers, met name in het geval van staatsmonopoliën op suiker, tabak, graan en opium, en op de olie royalty’s verkregen van de AIOC.49

De Tweede Wereldoorlog was funest voor de economie van Iran. Inflatie, hongersnood, verlies draaiende industrie, en inefficiëntie in de staatsfinanciën raakte vooral de armste lagen van de samenleving en verbreedde de kloof tussen de arm en rijk nog meer.50 Met deze armoede kwam aandacht voor de grootste en de nog steeds als enigste groeiende Iraanse industrie, de olie-industrie. De concessies gedaan in 1907 en opnieuw bevestigt na mislukte onderhandelingen in 1933 bleven miniem, met 16% royalties op de $400 million (periode 1941-1950) op de winst inclusief belasting van de AIOC. De hyperinflatie tijdens en na de Tweede

Wereldoorlog zorgde dat zelfs deze inkomsten in realiteit veel minder waren dan de gegeven waarde. De Iraanse economie werd steeds afhankelijker van de

olieopbrengsten gedurende de naoorlogse economische recessie, en de oneerlijke afspraken vastgelegd in de 1906 concessies zorgde ervoor dat de Iraanse bevolking snel een betere deal eiste en uiteindelijk zelfs nationalisering van de

47 Keddie, Modern Iran, 96.

48 Ibidem, 94 & Katouzian, The Political Economy of Iran, 116. 49 Amanat, Iran. A Modern History, 586-587.

(16)

oliemaatschappij.51 Zoals besproken leidde deze kwestie uiteindelijk tot de coup in 1953, waarna Mohammed Reza aan de macht kwam.

De plannen van Mohammed Reza lijken op eerste gezicht op die van zijn vader, maar er waren een aantal cruciale verschillen die leidde tot een verschillende economische ontwikkeling, waarvan er twee uitzonderlijk belangrijk waren. Ten eerste was er een nieuwe afspraak omtrent de verkoop van Iraanse olie. De Olie Consortium Overeenkomsten van 1954 stelde vast dat een groep Britse bedrijven (met 40% van de aandelen), Amerikaanse bedrijven (idem 40%), en Franse en Nederlandse bedrijven (gezamenlijk 20%) verantwoordelijk waren voor de productie en verkoop van Iraanse olie. 50% van de inkomsten hiervan gingen naar de Iraanse overheid; niet zo ver als nationalisering, maar een vooruitgang op de 1906

concessies.52 Ten tweede was er de landhervorming, die het land van aristocraten en grote landheren weghaalden en deze verdeelde onder 1300 commerciële bedrijven met meer dan 200 hectaren, 640.000 landheren met tussen 10 en 200 hectaren grond, en 1.2 miljoen boerenfamilies met minder dan 10 hectaren grond.53 Gerelateerd is de industrialisatie en de urbanisatie. In de tijd van Reza Pahlavi veranderde het percentage wonende in steden van ~18% in 1922 naar ~23% in 1941; een kleine verandering ondanks de schaal van het moderniseringsprogramma. Onder Mohammed Reza veranderde dit naar ~31% in 1956, 38-39% in 1966 en ~45% in de jaren zeventig.54 De stedelijke middenklasse en arbeidersklasse groeide dankzij de uitbreiding van de publieke sector, die gezamenlijk ongeveer 500.000 mensen opvangen, en de groeiende industriële sector, die gezamenlijk 1.3 miljoen Iraniërs omvatte.55

Hoewel deze plannen op eerste gezicht goed leken te werken, met een stijging van het Bruto Nationaal Product per hoofd, geleidelijke en continue economische groei en een stijging van de industriële en agrarische productie, kwamen de problemen die zijn vader voor hem plaagde in zijn modernisering pogingen opnieuw naar boven. De inkomensongelijkheid groeide hevig in deze jaren, en de mensen die het meest profiteerde waren de elite loyaal aan de sjah en

51 Amanat, Iran. A Modern History, 653-659 52 Katouzian, The Political Economy of Iran, 202. 53 Abrahamian, A History of Modern Iran, 132.

54 Charles Kurzman, The Unthinkable Revolution in Iran (Londen: Harvard University Press 2003), 81-82.

(17)

buitenlandse investeerders vanuit het Westen.56 Een voorbeeld hiervan is te zien in de landhervorming, die ogenschijnlijk bedoeld was om zowel de landbouwgrond van aristocratische grootgrondbezitters op te breken en te verdelen ten gunste van de arme boerenbevolking en om agrarische bedrijven te privatiseren. In realiteit was de minder dan 10 hectare gegeven aan de boerenfamilies niet genoeg om van te leven, wat ervoor zorgde dat deze goedkoop gekocht konden worden ten gunste van het formeren van een door de staat gedomineerde, op export gefocuste ‘agri-business’. Deze boeren vertrokken daarna naar de steden, waar ondanks de uitbreiding van de staatsbureaucratie en de stichting van nieuwe fabrieken, niet genoeg werk te vinden was en werkeloosheid hoog bleef.57 Zowel de export focus als het vertrek van

plattelandsbewoners naar de stad zorgde dat er ook niet genoeg voedsel geproduceerd werd voor consumptie in Iran zelf, wat ervoor zorgde dat voedsel geïmporteerd moest worden vanuit het buitenland. Ook de rauwe materialen en machines voor de groeiende industrie moest worden geïmporteerd vanuit het buitenland, wat voor een grote afhankelijkheid aan import in Iran zorgde.58

Ook in de steden werden problemen met de Witte Revolutie zichtbaar. Hoewel de urbane bevolking van Iran een zekere verbetering zag in hun leefomstandigheden, zoals de toename in het aantal huishoudens met radio’s, koelkasten, televisies en airconditioning, leefde tussen 36% en 43% in

eenkamerappartementen. Daarnaast ontbraken vele steden, inclusief Teheran, goede riolering en adequate infrastructuur, waardoor smart smog de stadslucht vervuilde.59 Ondertussen begon de Iraanse economie steeds afhankelijker te worden olie en begon een ‘rentier staat’ zich te ontwikkelen, waar het regime haar macht behoed door het extraheren en exporteren van natuurlijke grondstoffen, waarna deze het vergaarde kapitaal gebruikt voor de stabiliteit van het autocratische regime, in het geval van Mohammed Reza een extensief leger en bureaucratisch apparaat.60 In de late jaren zeventig ging het olie inkomen hard achteruit, wat Iran in een grote economische recessie belandde, wat werd verergert door Iran’s afhankelijkheid aan

56 Ibidem, 148-169.

57 Kurzman, The Unthinkable Revolution, 82.

58 Katouzian, The Political Economy of Modern Iran, 249.

59 Ervand Abrahamian, ‘Structural Causes of the Iranian Revolution’, Middle East Research and Information Reports 87 (1980), 21-26, aldaar 23

60 Theda Skocpol, ‘Rentier State and Shi’a Islam in the Iranian Revolution’, Theory and Society 11:3 (1982), 265-283, aldaar 268-271.

(18)

buitenlandse import voor zowel de industrie als voor voedsel.61 Stakingen, eerst alleen in bij de olievelden maar later ook in de fabrieken, verergerden deze situatie. De oppositie maakte hier gebruik van en langzamerhand begon er een revolutionaire beweging te vormen.

Economisch nationalisme was van groot belang voor de Iraanse revolutionaire. Onder heerschap van de sjah werd (in de visie van de

revolutionairen) Iran geëxploiteerd door buitenlandse mogendheden, met de olie concessies als emblematisch voor dit probleem. Nationalisering van het financiële systeem werd gezien als een belangrijke stap. Hierdoor kreeg de nieuwe

revolutionaire staat veel meer controle over de economie van Iran. Deze

nationaliseringsdrang van onder andere het financiële systeem gezamenlijk met het Islamitische karakter van de Iraanse Revolutie faciliteerde de creatie van het

Islamitische bankenstelsel in Iran. Daarnaast zorgde de postrevolutionaire

economische problemen voor een sterke focus op het reguleren van de economie. Dit werd gedaan door middel van het centraliseren van de economische

besluitvorming, waaronder het versterken van de machten van de centrale bank.

Financiën: Van Buitenlandse Joint-Ventures naar Nationalisering

Het financiële systeem van het Iran tot 1928 werd gedomineerd door twee banken: de Imperial Bank of Persia (later de Imperial Bank of Iran) en de Banque des Prets de Perse, een Russische leenbank. Beide banken hadden maar gelimiteerde activiteiten in het land zelf. De Imperial Bank fungeerde deels als een diplomatiek middel voor de Britse overheid om het Iraanse bestuur te beïnvloedden, deels als een staat bank van Iran door het uitgeven van bankbiljetten en het slaan van de munt, en het opereerde deels als een standaard commerciële bank met een focus op de promotie van handel, het waarborgen van deposito’s en het handelen in valuta.62 De Banque Perse was de tegenhanger van de Britse bank met een

vergelijkbare politieke en economische rol, maar dan van kleinere schaal en zonder functie als bank van de staat. Naast deze moderne banken vervulde meer

traditionelere actoren als geldschieters voor de Iraanse bevolking, waaronder rijke

61 Katouzian, The Political Economy of Modern Iran, 245-250.

62 Geoffrey Jones, ‘The Imperial Bank of Iran and Iranian Economic Development, 1890-1952’, Business and Economic History 16:2 (1986),69-80, 71.

(19)

handelaren en de eerder genoemde sarrafan. Deze eisten vaak veel rente en onderpand voor het geven van een lening.63

Deze dominantie duurde tot 1928, waarna er dankzij de modernisering onder Reza Pahlavi het stichten van lokale banken werd gestimuleerd. De Bank Sepah en de Bank Melli Iran werden door de staat opgericht en al snel begon deze de Iraanse bankensector te domineren. De Bank Melli kocht de bankbiljetten van de Imperial Bank en werd de nieuwe staatsbank van Iran en leverde een uniforme nationale bankbiljetten, verschafte leningen aan de overheid en hielp in het stichten van ontwikkelingsbanken. Branches van de Bank Melli werden geopend door het hele land en had na drie jaar sinds zijn stichting meer dan de helft van alle deposito’s in handen. Kortom, de Bank Melli functioneerde als de basis van de ontwikkeling van het financiële systeem onder Reza Shah.64

De periode 1941-53 was zowel catastrofaal als een kans voor het bankieren in Iran. De bezetting van Iran door de geallieerde mogendheden zorgde voor een tekort in het overheidsbudget en moesten daarna lokale valuta voorzien aan de geallieerde troepen. Dit zorgde ervoor dat de overheid roekeloos geld ging drukken, wat in de periode 1941-44 leidde tot een inflatie van 332% en gedevalueerd met 50%. Samen met de economische degradatie van Iran in geheel groeide het

nationalistische sentiment in Iran die bleef ondanks de latere stabilisatie in 1946-48. Beleid werd in 1946 ingevoerd waarbij banken, zowel Iraanse als buitenlandse, 15% van hun stortingsrekeningen en 6% van andere deposito’s moesten storten bij de Bank Melli, waarna er in 1948 regulatie kwam die de activiteiten van de buitenlandse banken sterk reguleerde, waaronder de eis dat zij hun kapitaal in Iran wisselden van Britse ponden naar de Iraanse rial. Dit zorgde ervoor dat de financiële sector van Iran meer en meer in handen kwam van Iraniërs zelf, oftewel er ontstond een trend nationalisme in de (financiële) economie van Iran. In 1949 werd de eerste Iraanse privébank opgericht, en in 1952 kwamen hier vijf bij, allemaal eigendom van Iraniërs.65

Deze trend van nationalisme stopte met de val van Mossadeq, maar ondanks zijn korte duur was er een basis gevormd voor de verdere expansie van de

inheemse bankensector. De formatie van Iraanse commerciële banken gaf de 63 Katouzian, The Political Economy of Modern Iran, 67.

64 P. Clawson & W. Floor, ‘Banking in Iran’, Iranica (1988).

http://www.iranicaonline.org/articles/banking-in-iran

(20)

overheid van Iran meer controle over de bankenstructuur in het land. In 1952 werd de Bank Melli de centrale bank van Iran, en zijn machten werden uitgebreid in 1955 met een toezichthoudende raad, waardoor deze de activiteit van de banken in Iran con reguleren. Deze status zorgde uiteindelijk voor belangenverstrengeling tussen Bank Melli’s rol als centrale bank en zijn rol als grootste commerciële bank,

waardoor er in 1960 een nieuwe wetgeving werd doorgevoerd en de Bank Merkazi opgericht, de huidige centrale bank van Iran. Zijn functie werd opnieuw uitgebreid in 1972, waarna zijn schaal van activiteiten werd uitgebreid in de algemene economie van Iran. 66

Op commercieel vlak breidde de banken zich uit dankzij de economische groei en groei in buitenlandse investeringen dankzij de olie handel. In 1958-1959 begon Mohammed Reza buitenlandse investeringen aan te trekken door het faciliteren van het oprichten joint-venture banken met een substantiële minderheid van de aandelen van buitenlandse investeerders (rond de 35% á 40%). Een

vergelijkbare expansie van commerciële banken gebeurde in de periode na de Olie Crisis van 1973, waarna Iraanse commerciële banken ook in het buitenland

begonnen te opereren. Over het algemeen, de periode 1954-1978 zag de opkomst van banken voornamelijk gefinancierd door particulier kapitaal van Iraniërs zelf en een minderheidsaandeel van buitenlandse investeerders. Hoewel deze hielpen met het verspreiden van financiële diensten binnen Iran, voornamelijk door het stichten van branches (van 15 per miljoen inwoners in 1954 tot 226 per miljoen inwoners in 1978) en het mobiliseren van stortingen door burgers, waren de banken

voornamelijk gericht op het Westen. Voornamelijk de op het Westen gerichte export, industriële en na de landhervormingen ook de export-gefocuste landbouw sector kregen leningen, terwijl kleinere bedrijven gefocust op de binnenlandse markt achterwege werden gelaten.67

Voor het Islamitisch bankieren na de Iraanse Revolutie vormde dit een probleem. De gebruiken van de banken in Iran waren gefocust op het Westen en ontwikkelde zich binnen een internationaal financieel kader. De introductie van Islamitisch bankieren in 1983-1985 was totaal en ad hoc. Dit leidde – in tegenstelling tot Maleisië en Saoedi-Arabië, wiens Islamitisch financieel systeem geleidelijk

ontwikkelde – tot een tekort in expertise omtrent het Islamitisch bankieren. 66 Ibidem.

(21)

Daarnaast was de Iraanse bevolking dit systeem gewend, en na de Revolutie had de overheid – die de banken had genationaliseerd – fondsen nodig wegens de

postrevolutionaire depressie dankzij oorlog met Iraq en internationale sancties. Om het te veranderen naar een onbekend en grotendeels onbewezen model van financiën zou catastrofaal zijn geweest. Mede dankzij deze traditie en de politiek-economische problemen die het land had na de Revolutie ontwikkelde het Islamitisch financiële systeem zich op een manier vergelijkbaar met het conventionele Westerse bankensysteem.

Islamitisch Bankieren: Islamisering en Praktijken

De introductie van Islamitisch bankieren in Iran kan in grofweg twee fases worden verdeeld. De eerste van deze fases vond plaats tussen 1979 tot 1983 en was gekarakteriseerd door de chaotische interne en externe situaties die zich

ontwikkelde vlak na het succes van de Iraanse Revolutie. Zoals in vele revoluties viel de coalitie van de Iraanse revolutionairen snel uiteen na de succesvolle afzetting van Mohammad Reza en zijn regime. Seculiere nationalisten, linkse socialisten en

communisten, federalisten en secessionisten van Koerdische en Turkmeense afkomst, en Islamisten bestaande uit zowel tegenstanders als supporters van Khomeini streden onderling voor invloed in het postrevolutionaire Iran. Daarnaast verklaarde Saddam Hussein de oorlog tegen Iran in een poging om de machtspositie Iran te verminderen en uit angst voor het verspreiden van revolutionaire idee onder de grotendeels sjiitische Iraakse bevolking.68 Deze ontwikkelingen zorgde ervoor dat coherent beleid buiten de nationalisering en gelimiteerde herstructurering van het Iraanse bankenstelsel.

De tweede fase begon eind 1983. Met de succesvolle consolidatie van de Iraanse Revolutie onder de Islamitische Republikeinse Partij van Khomeini lukte het de regering om een poging te wagen tot het Islamiseren van het Iraanse

bankenstelsel. De Rentevrij Bankieren Wet (RBW) werd geaccepteerd door het Iraanse parlement in augustus 1983 en ging met 20 maart 1984 in effect. Dit gaf de recent genationaliseerde en herstructureerde bank weinig tijd om mee te werken.69 Tijdens de nationalisering en Islamisering gedurende deze twee fases gebeurde er 68 Keddi, Modern Iran, 240-255.

69 Mohsin S. Khan & Abbas Mirakhor, ‘Islamic Banking: Experiences in the Islamic Republic of Iran and in Pakistan’, Economic Development and Cultural Change 38:2 (1990), 353-375, aldaar 358.

(22)

veel in de bankenstructuur zelf. Het aantal banken zelf werd door de nationalisering gereduceerd tot 9 banken - 6 commerciële en 3 speciale banken voor de landbouw, hypotheken, en industrie en mijnbouw.70 De sociale opmaak van deze nieuwe instituties veranderden ook gedurende deze turbulente tijd. De voormalige elite van Iran, de buitenlandse investeerders en buitenlandse adviseurs die de banken van Iran in de tijd van de sjah leidden waren grotendeels gevlucht, ontslagen of gedood in de Iraanse Revolutie. In hun plaats kwamen twee verschillende groepen, de aqazadehs - de ‘geboren adel’ - en de veteranen van de revolutie, vooral de Revolutionaire garde.71

De praktijken van dit geislamiseerde bankenstelsel zijn te vinden in de wet van 1984 zelf. Aan de passivazijde stelt de RBW twee vormen van deposito’s vast: de Qard al-Hasanah en investeringsrekeningen. Qard al-Hasanah is een ‘lening’ van geld door een individu aan de bank. In vorm komt het overeen conventionele

spaarrekening waar de cliënt direct geld uit mag nemen, maar zonder het betalen van rente aan de cliënt, hoewel de banken wel ‘vrijwillig’ een ‘geschenk’ mogen geven bovenop het gestorte bedrag. De investeringsrekening zijn iets anders en komen in twee verschillende vormen: korte en lange investeringen. De korte termijn investeringen is een storting van een bedrag (minimaal 2000 rial) voor drie

maanden, waarna de bank dit geld teruggeeft met een aandeel van de winst van de bank in deze periode. De lange termijn investeringen doet hetzelfde, maar dan met een minimum van 50.000 rial en een periode van 1 jaar.72

Aan de activazijde zijn er meerdere opties voor de banken. Dit zijn: (1) Qard al-Hasanah, alleen hier van bank naar individu en met servicekosten in plaats van een ‘geschenk’; (2) mudaraba, waar bank en cliënt een partnerschap aangaat waar de bank de alle financiële middelen verschaft en cliënt tijd en arbeid investeert, waarna winst wordt verdeeld naar de ratio vastgelegd door de Centrale Bank van Iran, terwijl verlies wordt gedragen door de bank aangezien de cliënts verlies in zijn tijd en arbeid ligt; (3) musharakah, een partnerschapscontract overeenkomend met een joint venture tussen bank en cliënt voor een nieuwe onderneming, waar winst verdeeld wordt aan de ratio’s van de Centrale Bank en verlies verdeeld wordt naar 70 Mohammad Hassani, ‘Islamic Banking and Monetary Policy. Experience of Iran (1982-2006)’, International Review of Business Research Papers 6:4 (2010), 430-443, 430.

71 Amanat, Iran. A Modern History, 1049-1050.

72 Hamid Zangeneh, ‘Islamic Banking: Theory and Practice in Iran’, Comparative Economic Studies 31:3 (1989), 67-84, 73-74

(23)

geïnvesteerd kapitaal; (3) burgerlijk partnerschap, waar de bank een deel van de start-up financiert in ruil voor aandelen; (4) verkoop op afbetaling, waar de bank een goed koopt en doorverkoopt aan de cliënt met winstmarge bepaalt door de Centrale Bank; (5) salam, waar de bank een agrarisch, industrieel of mijnbouw product koopt voordat deze toegankelijk is, waarna de bank deze kan verkopen na aflevering, hoewel de cliënt dit vaak doet namens de bank; (6) huurkoop, waar de cliënt een goed van de bank leased en uiteindelijk koopt aan het eind van de lease duur met een winstmarge voor de bank; (7) muzaraah/musaqat, waar de bank een stuk land/boomgaard leased en de oogst verdeeld wordt tussen cliënt en bank, hoewel het deel van de bank vaak door de cliënt verkocht mag worden; (8) Joalah, waar de bank namens de cliënt een aannemer/consultant in dienst neemt, waarna de cliënt deze in termijnen betaalt; en (9) directe investeringen, waar de bank een project aanneemt van de cliënt, een deel of al het kapitaal verschaft.73

In tegenstelling tot andere Islamitische banken in andere landen, waar

zogenaamde ‘sharia raden’ per bank uitmaken of het beleid en de praktijken van de bank conform is met Islamitisch recht, wordt dit in Iran gedaan door één centrale raad voor alle banken.74 Deze Monetaire en Krediet Raad (MKR) bestaat uit de (1) Minister van Financiën, (2) de Gouverneur van de Centrale Bank van Iran (CBI), (3) het hoofd van de Staatsbeheer en Planning Organisatie, (4) twee verkozen ministers vanuit de Raad van Ministers, (5) twee bankieren experts genomineerd door de gouverneur van het CBI en geaccepteerd door de president, (6) de

procureur-generaal, (7) de president van de Kamer van Koophandel, (8) Industrie en Mijnbouw, (9) de president van de Kamer van Coöperatie, en (10) overzicht door twee

representatieven van Economische Zaken en het Iraanse parlement.75 De MKR zet niet alleen de eerder genoemde ratio’s op winst en servicekosten op de producten van de Islamitische banken, maar overzien ook dat de banken conform zijn aan de sharia zoals is uitgelijnd in de RBW. Ook na 2000, toen nieuwe private banken werden gecreëerd en bestaande publieke banken - behalve de Bank Melli, de

73 Farhad Nili, ‘Iran. Islamic Banking and Finance’, in The Islamic Finance Handbook. A Practitioner’s Guide to the Global Markets, eds. Sasikala Thiagaraja, Andrew Morgan, Andrew Tebbutt & Geraldine Chan (Singapore: John Wiley & Sons Singapore Pte. Ltd., 2014), 175-212, 183-185.

74 Ibidem, 189-190.

(24)

Export-Import Bank, de Industrie en Mijnbouw Bank, en de Agrarische Bank - geprivatiseerd werden vult de MKR deze functies.76

Islamitisch Bankieren in Context: Iran

De Islamisering van het bankensysteem in Iran had zowel qua vorm als daad te maken met de context rondom het ontstaan. Hoewel de revolutionaire regering van de Islamitische Republiek zich expliciet afkeerde van het beleid van Mohammed Reza, kan de invloed van zijn manier van handelen herkend worden in de

beleidsvorming van het nieuwe Iran. Het Islamiseringsprogramma, bijvoorbeeld, is eenzelfde programma als dat van de Witte Revolutie, maar dan gericht op het

tegenovergestelde resultaat: verbod/verplichting op bepaalde klederdracht (vooral op dat van vrouwen), hervorming van het onderwijs naar Westerse/Islamitische

maatstaven, het top-down forceren van een nationalistische/Islamitische cultuur, enzovoorts. Voor het bankenstelsel van Iran betekende dit in het Pahlavi tijdperk dat het bankenstelsel werd verwesterd ten koste van het traditionele sarrafati

bankenstelsel met Westerse exports en technocraten met Westerse opleidingen. In de tijd van de Islamitische Republiek hield dit in dat het geseculariseerde financiële systeem werd vervangen door een geïslamiseerd system, gevuld met een mix van bankiers en fiqh studenten.

Daarbij kwam nog de karakteristieken van de revolutionaire leiders. Onder de sjah had de oppositie zich gevorm langs het Islamisme, Marxisme en liberaal

nationalisme. Hoewel de machtsstrijd onderling werd gewonnen door de Islamisten is de invloed van de andere oppositiegroepen te voelen in, onder andere, de vorm van het Islamitische financiële systeem. De voormalige elite van Iran, de

buitenlandse investeerders en buitenlandse adviseurs die de banken van Iran in de tijd van de sjah leidden waren grotendeels gevlucht, ontslagen of gedood in de Iraanse Revolutie. De overgebleven financiële experts waren voornamelijk Westers geschoold en maakten deel uit van de liberale revolutionairen. De invloed van de Marxisten kan daarentegen gevoeld worden in de centralisatie en nationalisatie van de economie, en de shift van de markteconomie naar een centraal geleide vorm.

De economische context is van minder belang op het Islamitische financiële systeem van Iran. Het nieuwe systeem erfde de problemen van het de

prerevolutionaire economie, waaronder de zware afhankelijkheid van olie en 76 Nili, ‘Iran’, 179-190.

(25)

buitenlandse import, en de krimp in voedselproductie en de focus van de agrarische sector op ‘cash crops’ voor de export. Gecombineerd met de economische en financiële problemen veroorzaakt door de Iraanse Revolutie en de Iran-Iraq Oorlog zorgde dit ervoor dat de rol die de bankensector in de Iraanse economie speelden groter en belangrijker werd in het herstructureren van de nationale economie. Dit is terug te zien in de rol van het CBI dat niet alleen krediet ratio's - of in dit geval winst ratio’s - maar ook economische groei en de coöperatieve sector stimuleerden.77 Hoewel de economische context dus niet zozeer belangrijk was voor het Islamitische deel van het bankensysteem, had het invloed op de rol van de nieuwe Islamitische banken zelf.

(26)

2. Saoedi-Arabië: Religieuze legitimiteit in een seculiere wereld

Na Iran is Saoedi-Arabië de grootste speler op de internationale Islamitische

financiële markt. Daarnaast speelt Saoedi-Arabië een centrale rol in de GCC - waar gecombineerd de meeste Islamitische financiële instellingen en het meeste sharia-conforme vermogen zit - heeft het een centrale rol in de Organisatie voor

Islamitische Coöperatie (OIC), de Islamitische Ontwikkelingsbank en de Boekhoud- en Auditorganisatie voor Islamitische Financiële Instellingen (Engels acroniem AAOIFI). Desondanks was de ontwikkeling van het Islamitisch bankieren in Saoedi-Arabië langzaam vergeleken met andere leden van de GCC en andere landen - Iran, Soedan, Pakistan - waarin Islamisme en conformiteit met sharia een belangrijke rol speelden. Om dit uit te leggen moeten we kijken naar de relatie tussen het

Koninkrijk, de Wahabitische oelema, het Westen en naar de financiële en

economische ontwikkelingen die binnen en buiten het Koninkrijk speelden tot de late jaren 80, wanneer het Islamitisch bankieren in Saoedi-Arabië een grotere rol ging spelen.

De Saoedische Staat: Tussen Wahabisme en Modernisme

De oorsprong van het moderne Koninkrijk Saoedi-Arabië is onlosmakend verbonden met de beroemde - of beruchte - alliantie tussen Mohammed ibn Saoed, de lokale leider van het dorpje Diriyah, en de geestelijke Mohammed ibn Abd al-Wahhab in 1744. Ibn Abd al-Wahhab kwam van een family oelema in de Najd regio. Zoals gebruikelijk was in de familie werd Ibn Abd al-Wahhab opgeleid in de traditie van de Hanbali school van Islamitisch recht, de dominante vorm van Islamitische wetgeving in de Najd. Maar hoewel zijn vader, de qadi (Islamitisch rechter) van het dorpje al-Uyayna, en broer de consensus volgde van fuqaha (fiqh geleerden), in Caïro, Damascus, Mekka en Medina - waar de meest prominente Hanbali geleerden verbleven - keerde Ibn Abd al-Wahhab zich tegen deze consensus. Hij zag zijn tijd als een tijd waarin de umma - de gemeenschap van moslims - zich niet meer gedragen als ‘ware moslims’ en waar shirk - afgoderij - en bid'ah - religieuze

innovaties - alomtegenwoordig was. Om dit tegen te gaan moeten moslims volgens Ibn abd al-Wahhab de gebruiken van de al-salaf al-salih, ‘de vrome voorouders’, oftewel de eerste drie generaties moslims.78 Daarnaast plaatste Ibn Abd al-Wahhab grote nadruk op het betalen van zakat (religieuze belasting) aan de leider van de 78 David Commins, The Wahhabi Mission and Saudi Arabia (Londen: I.B. Tauris, 2006), 10-16.

(27)

gemeenschap en de morele verplichting om zijn oproep tot jihad (heilige oorlog) te volgen, vooral tegen moslims die in zijn ogen aan shirk (afgoderij) en bid’ah

(religieuze innovatie) doen.79

Hoewel de exacte oorsprong van de al-Saoed familie onzeker is, is het waarschijnlijk dat zij leden waren van een grondbezittende klasse van handelaren, die eigenaar waren van de oase en de omringende vruchtbare grond van het dorpje Diriyah. In tegenstelling tot andere leiders in de Najd, miste het Saoedische huis een duidelijke historische connecties met grote (confederaties van) stammen, wat

destijds de basis vormde van politieke legitimiteit. Dit gebrek aan legitimiteit van het Saoedische huis zorgde ervoor dat het verbond tussen leider en onderdaan niet gebaseerd was op verwantschap en familie connecties, maar op grondbezit, wat de relatie veranderden van van één tussen stamhoofd en afstammeling naar één tussen landheer/beschermer en inwoner. De autoriteit van Mohammed ibn Saoed was hierdoor maar van kleine schaal, gelimiteerd tot de rol van mediator en leider van de lokale militie.80

De alliantie tussen Ibn Abd al-Wahhab and Mohammed ibn Saoed was dus een logische. Ibn Abd al-Wahhab was meerdere malen aangevallen door andere geestelijke die zijn fundamentalistische visie op de Islam als gevaarlijk en ketterij zagen, en hij werd van meerdere dorpen verbannen voor het prediken van zijn visie.81 Mohammed ibn Saoed zat daarentegen met een legitimiteitsprobleem die zijn heerschappij en ambitie hinderde. De alliantie tussen de twee gaf Ibn Abd

al-Wahhab bescherming en een kans om zijn visie te verspreiden, terwijl het

Mohammed ibn Saoed zowel legitimiteit gaf, als het recht - al dan niet de plicht - om oorlog te voeren tegen andere moslims en zijn rijk uit te breiden, en een grotere rol te spelen in het leven van zijn onderdanen als religieus leider. In plaats van de traditionele confederatie van stammen die heerste op het Arabisch gaf het Wahabisme een nieuwe connectie tussen het individu en de politiek: religie.

Daarnaast gaf het Mohammed ibn Saoed het recht tot het heffen van zakat op niet alleen geproduceerde goederen of huurkosten, zoals kan worden verwacht van een

79 Madawi al-Rasheed, A History of Saudi Arabia - Second Edition (Cambridge: Cambridge University Press, 2010), 15.

80 Ibidem, 13-15.

(28)

landheer, maar ook op eigendom en rijkdom in het algemeen, wat hem een verbrede inkomstenstroom gaf.82

De formatie van hedendaags Saoedi-Arabië door Abdulaziz ibn Abdul Rahman al-Saoed, beter bekend als Ibn Saoed, maakte gebruik van een

vernieuwing van ditzelfde Wahhabi-Saudi pact in 1902. Gedurende de zogenaamde eerste (1744-1818) en de tweede (1824-1891) hadden de Wahhabi’s het monopoly op de Islam, zowel op het gebied van fiqh als de da’wa - de verspreiding van Islam. De Wahhabi geaffilieerde oelema waren dus in de positie om Ibn Saoeds

veroveringen te legitimeren en riep andere stammen op om zich bij hem aan te sluiten. Ook de strijdmachten van Ibn Saoed was voor een groot deel religieus gemotiveerd, met name de ikhwan, ex-nomaden gesetteld en geïndoctrineerd door Wahhabistische oelema. Deze vormde een gecentraliseerde strijdmacht loyaal aan Ibn Saoed buiten de traditionele, stam-geaffilieerde mankrachten.83

Ondanks deze samenwerking begonnen er na de veroveringen en het uitroepen van het Koninkrijk spanning te ontstaan tussen Ibn Saoed, de ikhwan en de oelema. De veroveringen brachten grote groepen sjiieten onder zijn bestuur, terwijl de annexatie van de Hijaz de heilige steden Mekka en Medina onder zijn gezag bracht. Dit vereiste een zachtere hand tegenover religieus andersdenkenden dan Wahabitische doctrine toeliet. Dit zorgde ervoor dat, ondanks de verandering in de politieke top van Ottomaans pluralisme naar strikt Wahabisme, er op lokaal niveau hooguit een milde push naar Wahabisme was. Het roken van tabak en bidden bij tempels voor heiligen werd bijvoorbeeld toegelaten, terwijl sjiieten toegelaten om de hadj naar Mekka te voltooien, hoewel ze hun denominatie privé moesten houden. In Mekka en Medina werden de ikhwan niet binnen gelaten, terwijl de Wahabitische oelema hun activisme moesten verminderen, vooral tijdens tijdens de hadj.84 Telefoonlijnen en auto’s werden geïntroduceerd en, ondanks klachten van de oelema en de ikhwan, gepromoot door Ibn Saoed.85

Centralisatie en absolute macht werd langzamerhand het duidelijke beleid van Ibn Saoed, wat het delicate machtsbalans tussen geestelijken en dynastie brak. Dit was vooral te zien in de relatie tussen de ikhwan en het koningshuis; het religieus-gemotiveerde verbond veranderde in anti-Saoedische opstanden. De tolerantie van 82 Al-Rasheed, A History of Saudi Arabia, 16-18.

83 Ibidem, 46-59

84 Commins, The Wahhabi Mission, 71-80.

(29)

sjiieten, het importeren van moderne technologieën, het bezoek van zijn zonen aan Egypte en Londen werden genoemd tezamen met nieuwe belastingen en

invoerrechten als aanleiding van de opstand; een combinatie van centralisatie en een groeiende afstand tussen Wahabitische doctrine en Ibn Saoeds beleid dus. Deze opstanden werden neergeslagen met behulp van de Britten86 en zonder steun van de ikhwan ontbrak de oelema een pressiemiddel tegenover Ibn Saoed, wiens centralisatie ten koste van de religieuze machten ongehinderd door ging. De basis van een nationaal leger los van de ikhwan werd gecreërd en de weinige

administratieve overheidinstellingen uitgebreid en bemand met loyalisten, vaak met aan het hoofd een van de vele zonen van Ibn Saoed.87 Hoewel religieuze instituties en (Islamitische) wetgeving onder controle van de Wahabitische oelema bleef, ontbrak de oelama de eerdere pressiemiddelen om op doctrine gebasseerd beleid door te voeren dat in strijd was met het pragmatisme van Ibn Saoed.

Met de absolute macht in hand begon Ibn Saoed connecties te maken met het buitenland, voornamelijk Westerse landen. Ondanks het feit dat het nieuwe Koninkrijk was omringd door Britse koloniën en mandaten in Irak, Trans-Jordanië, de huidige Verenigde Arabische Emiraten, Jemen en Oman, had de steun van de Britten voor de sharif van Hijaz en het falen van leveren van royalties voor zes jaar aan olieconcessies (1923-29) voor argwaan gezorgd bij Ibn Saoed. In plaats daarvan reikte hij uit naar Amerikaanse oliemagnaten, waarna contacten met de Amerikaanse staat vanzelfsprekend volgde.88 De ontdekking van grote voorraden olie door deze buitenlandse bedrijven in 1938 en vooral de ontdekkingen van enorme olievelden in al-Dammam, Abu Hadriya, Abqaiq, al-Qatif en Safaniya door Aramco in 1945 en 1951 zorgde voor een grote influx van buitenlandse experts, en met hen kapitaal.89 Ondanks de olie rijkdommen veranderde het Koninkrijk maar langzaam. De staat werd gerund alsof het familiebezit was van de Saoedi familie, waardoor overheidsinstellingen gebrekkig bleven en het bestuur door en door

corrupt was. Terwijl de prinsen massaal geld uitgaven aan vrouwen, juwelen, auto’s,

86 Ibidem, 552-580.

87 Commins, The Wahhabi Mission, 97-103.

88 Chad H. Parker, Making the Desert Modern. Americans Arabs and Oil on the Saudi Frontier 1933-1973 (Boston: University of Massachusetts Press, 2015), 15-19.

89 Toby Craig Jones, Desert Kingdom. How Oil and Water Forged Modern Saudi Arabia (Londen: Harvard University Press, 2010), 13 & Vassiliev, The History of Saudi Arabia, 670.

(30)

paleizen en andere luxeproducten leefde het merendeel van de bevolking in relatieve armoede.90

De grote veranderingen in de Saoedische staat kwam later pas, in de tijd van koning Faisal ibn Abdulaziz. Hoewel Saoed ibn Abdulaziz, Ibn Saoeds directe

opvolger, pogingen had gedaan om de invloed van de overheid uit te breiden en te moderniseren - met name door middel van het oprichten van ministeries als dat van onderwijs, financiën, economie, transport, etc. - belemmerde de financiële crisis geërfd van zijn vader, de nadruk op stam affiliates en afkomst, de daling in olie opbrengsten en politieke strijd tussen hem en Faisal de operationele werking van deze ministeries.91

Toen Faisal eenmaal aan de macht kwam begonnen de olie opbrengsten opnieuw te groeien, wat de overheid de middelen gaf om zichzelf en het Koninkrijk te hervormen en een grotere rol te spelen in de regionale en internationale politiek. De eerste stappen gebeurden in 1962. Saoed ibn Abdulaziz was nog officieel koning, maar Faisal wist zijn premierschap te forceren op de koning met hulp van andere Saoedische prinsen. Faisal verkondigde publiekelijk dat hij het Koninkrijk naar ‘het volgende sociale niveau’ zou verheffen. Instanties voor de reguleringen op de economische en sociale ontwikkeling van het Koninkrijk werden gecreëerd. Wegen werden gebouwd, televisie geïmporteerd en omroepzenders opgericht,

gezondheidszorg gesubsidieerd, luchtlijnen opgericht, onderwijs werd uitgebreid - vooral op het vlak van onderwijs voor vrouwen en het basisonderwijs - en industrie werd opgebouwd; allemaal met hulp van Amerikaanse bedrijven en geïmporteerde expertise en technologieën.92 Het belangrijkste van dit ontwikkelingsplan was dat het gepromote werd onder de bevolking als een ‘plicht’ van de overheid. Een nieuwe vorm van legitimiteit werd op deze manier gecreëerd, naast de Islam en het pact met de Wahabitische oelema. Dit betekent niet dat religie niet meer de basis vormde in de legitimiteit van het Saoedisch koningshuis - integendeel, deze

ontwikkelingsdiscours werd geframed in het kader van Islamitische plicht - maar het werd op deze manier uit de handen van de oelema gehouden. Het had een direct sociaal contract met de bevolking afgesloten, in plaats van een contract met de oelema als tussenpersoon.93

90 Vassiliev, The History of Saudi Arabia, 670-680. 91 Al-Rasheed, A History of Saudi Arabia, 102-110. 92 Al-Rasheed, A History of Saudi Arabia, 116-120. 93 Jones, Desert Kingdom, 83-89.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het is in dit opzicht een interessant detail dat de enige landen in de wereld die zijn gesticht als religieuze thuislanden, namelijk Pakistan (voor de Indiase moslims) en Israël

At present, around 150.000 farmers harvest the crop from about 290.000 hectares of pistachio orchards nationwide; more than 70% of the production is coming from small-scale

Emigreer  Vestig moskeeën  Vermenigvuldig  creëer enclaves  Weersta autoriteiten  Voer de sharia in  Neem over.

17 Toen zonden Wij Onze geest naar haar en hij deed zich aan haar voor als een goed gevormd mens....19 Hij zei: ‘Ik ben de gezant van jouw Heer om jou een reine jongen te

Deze groepering, die ook al, net als Gush Emunim (zie hieronder), uitgaat van een letterlijke interpretatie van de Heilige Schrift, heeft invloed op alle andere joodse media

Volgens Hamid zijn de ouderen in ieder geval zelf niet verantwoordelijk voor het uitvoeren van hun financiële plicht, omdat zij hier geestelijk niet meer toe in staat zijn..

Maar nu de belangrijkste rol bij de toenemende populariteit van het islamitisch bankieren niet door staatsbanken of (inter)gouvernementele initiatieven wordt gespeeld, maar

Dan moeten alle spiegelassen door één punt gaan, want anders zijn er ook weer translaties (als er twee evenwijdige spiegelassen zijn) of glijspiegelingen (als er drie assen zijn