• No results found

Herstelbemiddeling in het (jeugd)strafrecht : In verhouding met herstelrechtelijke uitgangspunten en strafrechtelijke beginselen?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Herstelbemiddeling in het (jeugd)strafrecht : In verhouding met herstelrechtelijke uitgangspunten en strafrechtelijke beginselen?"

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Herstelbemiddeling in het (jeugd)strafrecht

In verhouding met herstelrechtelijke uitgangspunten en strafrechtelijke

beginselen?

Universiteit van Amsterdam Faculteit der Rechtsgeleerdheid Publiekrecht: Strafrecht

Masterscriptie Bart Bakkerus

Begeleidster: Mw. Mr. M. Steen 3 januari 2019

(2)

Abstract

In deze scriptie staat herstelbemiddeling in het (jeugd)strafrecht centraal. Deze alternatieve afdoeningsmethode is onderzocht aan de hand van literatuur omtrent de ontstaanswijze, de werking van het proces en de verhoudingen met herstelrechtelijke doelen en uitgangspunten alsmede strafrechtelijke beginselen. Dit onderzoek leidt tot de beantwoording van de

hoofdvraag: Voldoet de huidige toepassing van herstelbemiddeling in het strafrecht aan de

strafrechtelijke waarborgen van het Nederlandse strafrechtssysteem en herstelrechtelijke doelen en hoe verhouden deze waarborgen en doelen zich tot elkaar?

Voorts is onderzoek gedaan naar de manier waarop herstelbemiddeling in Nederland zich zou moeten doorontwikkelen. In het kader van dit onderzoek is zowel gebruik gemaakt van literatuur en rapportages over herstelbemiddeling in andere rechtstaten. In deze scriptie heb ik getracht om, naast de beantwoording van de hoofdvraag, te komen tot een aanbeveling omtrent de doorontwikkeling van deze herstelrechtelijke methode. Deze aanbeveling is opgenomen in het concluderende hoofdstuk.

(3)

Voorwoord

Voor u ligt de scriptie ‘Herstelbemiddeling in het (jeugd)strafrecht’ die ik heb geschreven in het kader van de master Publiekrecht: Strafrecht. In deze scriptie heb ik onderzoek gedaan naar de verhoudingen tussen enerzijds de herstelbemiddelingspraktijk en de uitgangspunten van herstelrecht en anderzijds een aantal belangrijke beginselen van het strafrecht.

Graag wil ik mijn begeleidster, mevrouw M. Steen, bedanken voor al haar hulp en inzichten gedurende de voorbereiding, het onderzoek en de afronding van mijn scriptie. Haar kennis omtrent het strafrecht heeft in verregaande mate bijgedragen aan mijn verdere ontwikkeling als jurist. Daarnaast wil ik mijn ouders, zus en huisgenoot bedanken voor hun morele steun en de interesse die zij toonden in de voortgang van mijn onderzoek.

Ik wens u veel leesplezier toe. B. Bakkerus

(4)

Inhoudsopgave

Inleiding……….1

H. 1: De ontwikkeling van herstelbemiddeling binnen het strafrecht…………...……..3

H. 2: De voor- en nadelen van herstelbemiddeling binnen het strafrecht………...9

H. 2.1 Voor- en nadelen in het kader van herstelrechtelijke doelen ..………..…...9

H. 2.2 Voor- en nadelen in het kader van efficiënte rechtspraak ………...………...13

H. 2.3. Samenvatting………14

H. 3: Herstelbemiddeling en strafrechtelijke beginselen………....……16

H. 3.1: Onschuldpresumptie………...…….….16

H. 3.2: Subsidiariteit……….…....19

H. 3.3: Proportionaliteit………....…20

H. 3.4: Openbaarheid………...…….……22

H. 3.5: Tussenconclusie……….……...24

H. 4: Een rechtsvergelijking met andere rechtsstaten……….……...….25

H. 5: Conclusie en aanbevelingen……….….30 H. 5.1: Conclusie………...….……..….30 H. 5.2: Aanbevelingen……….….34 Bronnenlijst………....…..…...37 Bijlage 1………...42 Bijlage 2………...43

(5)

Inleiding

Slachtoffer worden van een strafbaar feit kan een grote impact hebben op iemands leven. Het slachtoffer ervaart leed en schade maar is van oudsher geen procespartij binnen het strafproces. Echter is in recente jaren steeds meer aandacht gekomen voor de positie van het slachtoffer, wat heeft geresulteerd in ontwikkelingen binnen en buiten de rechtszaal zoals de invoering van het spreekrecht voor slachtoffers en de experimenten met alternatieven zoals herstelbemiddeling.

Herstelbemiddeling is een relatief jong fenomeen dat deel uitmaakt van de ‘restorative justice-leer’, in Nederland beter bekend als ‘herstelrecht’ binnen het publiekrecht. In dit systeem wordt gestreefd naar strafrechtelijke geschiloplossing waarbij betrokkenen kunnen meebeslissen omtrent hetgeen moet gebeuren naar aanleiding van een misdrijf.1 In het civiel

recht is deze onderlinge geschiloplossing een meer gebruikelijke methode waarbij twee partijen samenkomen onder begeleiding van een professionele mediator om een geschil met elkaar op te lossen. Herstelbemiddeling in het strafrecht is zodoende niet in lijn met het uitgangspunt dat een strafzaak een “geschil” is tussen de staat, die de gehele maatschappij vertegenwoordigt, en de verdachte. Dit neemt niet weg dat de vraag naar meer aandacht voor de gevolgen tussen dader en slachtoffer is toegenomen. Dit blijkt ook uit internationale aanbevelingen van de Raad van Europa in 19992 en de Economische en Sociale Raad van de

Verenigde Naties in 2002.3 Hierin wordt het belang van actieve deelname van slachtoffers en

verdachten in het strafproces benadrukt. Een actieve deelname van verdachten en slachtoffers wordt van belang geacht voor de rehabilitatie van reeds schuldig bevonden daders omdat zij hierdoor worden gestimuleerd om verantwoordelijkheid te nemen voor hun daden. Bovendien is in deze aanbevelingen naar voren gebracht dat actieve deelname bevorderend werkt voor het geestelijk en materieel herstel van het slachtoffer.

De ontwikkeling van herstelbemiddeling in het strafrecht heeft uiteindelijk geleid tot de toevoeging van één wetsartikel in het Wetboek van Strafvordering omtrent herstelbemiddeling, namelijk artikel 51h Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). In dit artikel is geregeld dat het Openbaar Ministerie in een zo vroeg mogelijk stadium betrokken partijen moet informeren over de mogelijkheid tot herstelbemiddeling. Ook is hierin vastgelegd dat de rechter bij de oplegging van een straf of maatregel rekening dient te houden met een geslaagd herstelbemiddelingsproces. Tot slot is het Openbaar Ministerie eraan 1 ‘Wat is Restorative Justice of herstelrecht’ RJN september 2018, restorativejustice.nl.

2 Raad van Europa, aanbeveling nr. R (99) 19, Mediation in penalmatters, 15 september 1999.

3 ECOSOC UN, Resolution 2002/12: the basic principles on the use of restorative justice programmes in criminal matters.

(6)

gehouden om herstelbemiddeling slechts te bevorderen indien het slachtoffer hiermee instemt. Inhoudelijke bepalingen omtrent de invulling van de herstelbemiddelingspraktijk wordt geregeld bij algemene maatregel van bestuur, zoals het Besluit slachtoffers van strafbare feiten.4

Herstelrecht streeft een onderlinge geschiloplossing binnen een publiekrechtelijk kader na. Herstelrecht benadert het recht vanuit een andere hoek en is gefundeerd op andere beginselen dan het reguliere strafrecht. In deze scriptie wil ik ingaan op de verhouding tussen enerzijds herstelbemiddeling en haar herstelrechtelijke beginselen en anderzijds de strafrechtelijke waarborgen en rechtsbeginselen die uitgaan van een meer publiekrechtelijk karakter van het Strafrecht.

Dit onderzoek moet leiden tot een beantwoording van de volgende onderzoeksvraag: “Voldoet de huidige toepassing van herstelbemiddeling in het strafrecht aan de beginselen

van het Nederlandse strafrechtssysteem en herstelrechtelijke doelen en hoe verhouden deze waarborgen en doelen zich tot elkaar?” Om antwoord te geven op deze vraag ga ik in

hoofdstuk 1 onderzoeken hoe de verschillende vormen van herstelbemiddeling zich hebben ontwikkeld in Nederland tot wat het nu is. Vervolgens ga ik in hoofdstuk 2 uiteenzetten welke voor- en nadelen kleven aan herstelbemiddeling met het oog op zowel de herstelrechtelijke doelen als op de efficiëntie van het Nederlands strafrechtssysteem. In hoofdstuk 3 ga ik een eerste analyse doen waarbij de beginselen van herstelrecht en de invulling die tegenwoordig wordt gegeven aan herstelbemiddeling worden vergeleken met de strafrechtelijke waarborgen en rechtsbeginselen. Daarna zal in hoofdstuk 4 een rechtsvergelijkend perspectief worden geboden omtrent de toepassing van herstelbemiddeling en vergelijkbare afdoeningsmethoden. In het laatste hoofdstuk zal ik komen tot een beantwoording van de hoofdvraag en zullen tevens aanbevelingen worden gedaan voor de verdere ontwikkeling van herstelbemiddeling.

(7)

1. De ontwikkeling van herstelbemiddeling binnen het strafrecht

In dit hoofdstuk zullen de ontwikkelingen worden uiteengezet die hebben geleid tot de huidige herstelbemiddelingspraktijk. Hierin worden ook de uitgangspunten van herstelrecht besproken aangezien de ontwikkelingen voortkomen uit de toegenomen interesse in herstelrechtelijke doelen. Tot slot zal aandacht worden besteedt aan eventuele toekomstige ontwikkelingen op het gebied van wetgeving.

Het herstelrecht heeft pas vanaf de jaren ‘80 grote stappen gemaakt om een vast onderdeel te worden van de Nederlandse strafrechtspleging. De ontwikkelingen zijn verklaarbaar door de toenemende aandacht voor slachtofferrechten alsmede de ontwikkeling van Europese wetgeving op het gebied van deze rechten.5 Deze toenemende aandacht voor

slachtofferrechten maakte dat niet slechts wordt gefocust op de gevolgen voor de samenleving maar ook op de gevolgen voor het individu. Dit perspectief is meer in lijn met de herstelrechtelijke uitgangspunten die gericht zijn op de nasleep van een strafbaar feit. Een bekende definitie van herstelrecht als overkoepelende categorie waar herstelbemiddeling toe behoort luidt als volgt: ‘Restorative justice is a process whereby parties with a stake in a

specific offence collectively resolve how to deal with the aftermath of the offence and its implications for the future’.6 Kortom: herstelrecht is een proces waarbij partijen onderling

zoeken naar een oplossing voor de gevolgen van een strafbaar feit.

Herstelrecht is gebaseerd op de gedachte dat partijen bij een strafbaar feit actief betrokken moeten zijn bij het zoeken naar een oplossing voor de hierdoor ontstane schade. Waar de samenleving in reguliere strafzaken in abstracte zin betrokken wordt bij de afdoening, als zijnde vertegenwoordigd door de aanklager, wordt in het herstelrecht uitgegaan van een meer directe betrokkenheid van de partijen die de gevolgen van een misdrijf hebben ervaren. Het basisbeginsel van herstelrecht, zoals ook volgt uit de hierboven beschreven definitie van Marshall, is dat delinquent gedrag niet alleen het recht schaadt maar ook personen. Vanuit dit perspectief wordt verregaande betrokkenheid van slachtoffers en daders wenselijk geacht om tot verzoening en een overeenkomst te komen waar beide partijen mee kunnen leven.7 Op basis van dit beginsel van herstelrecht zijn door Kool vier

herstelrechtelijke uitgangspunten geformuleerd. Ten eerste moet worden voldaan aan de eisen van subsidiariteit, dit houdt in dat het strafrecht alleen dient te worden gebruikt indien andere

5 Kool, Introductie en receptie van het herstelrecht, Wolters Kluwer, 2012, p.1. 6 Marshall, Restorative justice: an overview, 1999, p. 5.

(8)

middelen niet het beoogde doel kunnen bereiken. Een ander herstelrechtelijk uitgangspunt is dat zowel dader als slachtoffer de kans moeten krijgen om hun zienswijze van de feiten te geven. Daarnaast moet de wens van dader en slachtoffer om als individu te worden gehonoreerd gezien worden als uitgangspunt. Kool doelt hiermee op de rechtssubjectiviteit van deelnemende partijen. Voor herstelbemiddeling moet als uitgangspunt worden genomen dat de dader en het slachtoffer elkaars persoonlijke rechten en plichten dienen te erkennen wanneer zij samen op zoek gaan naar een oplossing voor de ontstane schade en leed. Tot slot dient de dader verantwoordelijkheid te nemen voor zijn gedrag en de gevolgen door middel van het bieden van compensatie.8

Door de toegenomen aandacht voor de uitgangspunten van herstelrecht in Nederland werden herstelrechtelijke alternatieven ontwikkeld zoals de succesvolle Halt interventie voor jeugdige daders9 en het niet succesvolle experiment met strafrechtelijke dading.10 Laatstgenoemde

bleek geen toegevoegde waarde te hebben ten opzichte van vergelijkbare schadebemiddelingsprojecten.11 Schadebemiddeling voorafgaande aan de terechtzitting was

mogelijk gemaakt door de aanvulling12 van de in 1993 ingevoerde wet Terwee13 die gold voor

twee pilots met schadebemiddeling. Deze wet maakte het in beginsel mogelijk voor slachtoffers om zich te voegen in een strafzaak waardoor de rechter schadevergoedingen kon toewijzen als zijnde een bijzondere voorwaarde of maatregel van zijn vonnis. Bij de invoering van deze wet is het uitgangspunt geformuleerd dat in de voorfase van het proces zoveel mogelijk door de politie en het Openbaar Ministerie het treffen van een schaderegeling moest worden gestimuleerd met behulp van schadebemiddeling. Deze regelingen werden dan getroffen als een afdoening van een strafzaak en ontlastte daarmee het gerechtelijk apparaat, voorzag het slachtoffer van een relatief snelle genoegdoening en was efficiënt met het oog op proceskosten.14

De beschreven ontwikkelingen in het Nederlands strafrecht hebben geleid tot meerdere vormen van herstelbemiddeling in de hedendaagse praktijk. Herstelbemiddeling kan worden geïnitieerd voor, tijdens en na de zitting. Uit artikel 51h lid 1 Sv volgt dat de initiator de 8 Kool, Herstel: een communicatieve vorm van wraak?, Boom juridisch, 2005 p. 1-2.

9 Miers, An International Review of Restorative Justice, 2001, p.42. 10 Wemmers, van Hecke, Strafrechtelijke dading, WODC, 1992, p. 1. 11 Kamerstukken II, 1996/97, 25452 nr. 8 p. 7.

12 Richtlijn slachtofferzorg bij landelijke inwerkingtreding Wet-Terwee, 1995.

13 Wijzigingenwet Wetboek van strafrecht voorzieningen ten behoeve van slachtoffers van strafbare feiten, 1993.

(9)

politie kan zijn. Het Openbaar Ministerie dient dit initiatief van de politie te bevorderen maar kan ook het initiatief in een later stadium nemen en dit voorstellen aan de betrokken partijen. In deze situaties is de zaak nog niet aanhangig gemaakt bij de rechter en kan een eventueel geslaagd herstelbemiddelingsproces leiden tot een beslissing om niet verder te vervolgen indien dit geen redelijk doel dient. De initiatiefnemer kan ook de rechter zijn indien een zaak reeds bij de rechter aanhangig is gemaakt. Zowel bij herstelbemiddeling voorafgaand aan het onderzoek ter zitting als ten tijde van het onderzoek ter zitting dient de rechter rekening te houden met de uitkomst van de bemiddeling ingevolge artikel 51h lid 2 Sv. Indien de zaak reeds voor de rechter is gebracht is het in het Nederlands rechtssysteem niet mogelijk om een zaak terug te verwijzen naar het Openbaar Ministerie of eventueel direct te seponeren. De rechter heeft namelijk op grond van artikel 13 Wet Algemene Bepalingen de verplichting om een vonnis uit te spreken in aangebrachte zaken.

Het is ondoenlijk om een algemeen traject van herstelbemiddeling uiteen te zetten omdat in dergelijke trajecten maatwerk wordt geboden en zodoende elk traject anders kan verlopen. Wel kunnen de grote lijnen van het herstelbemiddelingsproces uiteengezet worden. Bij herstelbemiddeling gaan het slachtoffer en de dader onder professionele begeleiding door een bemiddelaar de confrontatie met elkaar aan. Alvorens deze confrontatie plaatsvindt neemt de bemiddelaar contact op met beide partijen om te peilen of partijen hier behoefte aan hebben alsmede om hen te informeren en hun verwachtingen te bespreken. De gevolgen van een delict worden besproken en de mogelijkheid wordt aan de dader geboden om materieel en/of symbolisch in de vorm van excuses genoegdoening te bieden aan het slachtoffer.15 In de

eerste bijlage van deze scriptie is de werkwijze bij herstelbemiddeling schematisch uiteengezet door Perspectief Herstelbemiddeling.

Ook de criteria die zijn gesteld door het ministerie van Veiligheid en Justitie aan de toepassing van herstelbemiddeling kunnen duidelijkheid verschaffen omtrent het verloop van een herstelbemiddelingsproces. In dit beleidskader staat beschreven dat vrijwilligheid van deelname van het slachtoffer en de dader essentieel is om onwenselijke uitkomsten te voorkomen. Bovendien moeten beide partijen volledig geïnformeerd worden omtrent de doelen en consequenties van herstelbemiddeling. Deze informatievoorziening dient zo vroeg mogelijk te geschieden. Daarnaast moeten beide partijen meewerken met realistische motieven wat mede inhoudt dat de dader de feiten van de zaak erkent en hier verantwoording voor wil afleggen. Het ministerie van Veiligheid en Justitie stelt daarnaast dat herstelbemiddeling dient plaats te vinden in besloten kring en daarom wordt de inhoud van de 15 Dierx, Mediation en strafrecht: een proces naast een proces, Boom juridisch, 2009, p.3.

(10)

bemiddelingsgesprekken niet openbaar gemaakt tenzij dit is afgesproken met beide partijen. Wel moeten de officier van justitie en de rechter over de uitkomst worden geïnformeerd. De uitkomst moet bovendien worden vastgelegd in een overeenkomst die nageleefd dient te worden door de dader binnen een redelijke termijn.16

De huidige omgang met herstelbemiddeling biedt een reden tot optimisme. Dit blijkt uit de positieve resultaten van de pilots en de statistieken van herstelbemiddeling in 2017 en 2018. In de periode van januari 2018 tot en met april 2018 zijn 568 zaken aangemeld voor herstelbemiddeling waarbij in 76,8% een (gedeeltelijke) overeenstemming is bereikt. Tevens is gebleken dat in de periode mei 2017 tot en met april 2018 het aantal doorverwezen zaken op maandelijkse basis is gestegen. Een van de in de politiek genoemde doeleinden van herstelbemiddeling als alternatief voor gerechtelijke afdoening is de efficiëntie met het oog op een snelle genoegdoening voor het slachtoffer en het terugbrengen van de proceskosten. Ook op dit vlak tonen recente cijfers reden voor enthousiasme. Voor een herstelbemiddelingsproces is een standaard gesteld van een tijdsduur van zes weken. In de praktijk is de gemiddelde duur van een dergelijk proces echter lager: 15,2 dagen.17

Ondanks deze optimistische cijfers is er nog ruimte voor verdere ontwikkeling van herstelbemiddeling, zoals op het gebied van wetgeving. In dit kader heeft een initiatiefgroep in samenwerking met meer dan tachtig strafrecht- en herstelrechtprofessionals een conceptwettekst voor herstelrecht opgesteld. Deze groep stelt dat herstelbemiddeling onder een eigen titel plaats zou moeten krijgen in het Wetboek van Strafvordering.18 Het

conceptwetsvoorstel is naast het originele artikel ook terug te vinden in de bijlagen van deze scriptie. Een aantal conceptwetsartikelen die mijns inziens van groot belang zijn voor de verdere ontwikkeling van herstelbemiddeling zullen worden uitgelicht.

In artikel 2 wordt de mogelijkheid tot een eenzijdig bemiddelingsverzoek aan zowel het slachtoffer als de dader gegeven. Deze mag alleen worden afgewezen op basis van het algemeen belang zoals secundaire victimisatie en deze afwijzing moet bovendien schriftelijk gemotiveerd worden aan de verzoeker. Slachtoffer en dader kunnen bovendien gezamenlijk een verzoek tot herstelbemiddeling doen, in dit geval kan het verzoek niet worden afgewezen.19 Dit artikel zou het toepassingsgebied verbreden waarbij de dader een minder

16 Ministerie V&J, Beleidskader herstelbemiddeling ten behoeve van slachtoffers, september 2016, p. 5-7. 17 Informatieblad ‘Mediation in strafzaken’, juni 2018, p.3.

18 Blad, Claessen, e.a., Op weg naar een Wetboek van herstel- en strafprocesrecht, Boom criminologie, 2016, p. 8.

(11)

ondergeschikte rol krijgt in tegenstelling tot de huidige systematiek die overwegend slachtoffer georiënteerd is. Gezien de belangrijke effecten die herstelbemiddeling kan hebben op een dader is het mijns inziens terecht dat een verzoek ook van deze kant kan komen. Zolang op degelijke wijze wordt onderzocht of dit verzoek kan worden ingewilligd in een specifiek geval kan ook niet worden gesproken van een hoger risico op secundaire victimisatie.

In het eerste artikel van boek 4 van het conceptwetsvoorstel wordt de mogelijkheid in het leven geroepen voor de rechter om een reeds aangebrachte strafzaak waarin herstelbemiddeling succesvol is verlopen terug te verwijzen naar het Openbaar Ministerie.20

Hierdoor ontstaat de mogelijkheid van een (on)voorwaardelijk sepot en hoeft geen onderzoek ter zitting te volgen. Uit de resultaten van een aantal pilots herstelbemiddeling volgde dat het voor sommige deelnemers niet goed te begrijpen was waarom een zaak na geslaagde herstelbemiddeling alsnog ter zitting behandeld moest worden.21 In gevallen dat een

onderzoek ter zitting gezien de aard van het delict geen meerwaarde biedt kan door dit wetsartikel de zaak op een meer begrijpelijke wijze worden afgedaan. Bovendien wordt het gerechtelijk apparaat door deze mogelijkheid ontlast.

In het tweede artikel van boek 8 van het conceptwetsvoorstel wordt de verplichting in het leven geroepen dat, in het geval dat herstelbemiddeling pas is toegepast na de oplegging van en straf door de rechter, met een positief resultaat rekening moet worden gehouden in het kader van voorwaardelijke invrijheidstelling, een gratieprocedure en de procedure betreffende de toekenning van een verklaring omtrent gedrag.22 Dit artikel is in lijn met artikel 51h lid 2

Sv die de rechter verplicht om rekening te houden bij het opleggen van een straf met een positief resultaat van herstelbemiddeling. Dit artikel verbreedt echter het toepassingsgebied van artikel 51h lid 2 Sv door ook herstelbemiddeling na berechting juridische gevolgen te geven. Er zijn situaties denkbaar dat herstelbemiddeling in een eerder stadium niet opportuun is maar later wel. Bijvoorbeeld in het geval dat het slachtoffer voor en tijdens het proces zich mentaal niet in staat acht om de confrontatie met de dader aan te gaan maar hier in een later stadium wel behoefte aan heeft. Het is rechtvaardig dat ook in een later stadium rekening wordt gehouden met de uitkomst van herstelbemiddeling met het oog op de rechtsgelijkheid tussen daders die enerzijds voor- en tijdens een strafproces meewerken aan dit proces en anderzijds daders die na het strafproces hieraan deelnemen.

20 Blad, Claessen, e.a., 2016, p. 13.

21 Cleven, Lens, Pemberton, De rol van herstelbemiddeling in het strafrecht: eindrapportage onderzoek pilots Herstelbemiddeling, intervict, 2015, p. 197.

(12)

In dit hoofdstuk is het politiek klimaat waarin herstelbemiddeling zich heeft ontwikkeld uiteengezet. Daarnaast zijn de herstelrechtelijke doelen en uitgangspunten alsmede de criteria van herstelbemiddeling van het ministerie van Veiligheid en Justitie besproken. Deze kunnen worden beschouwd als de uitgangspunten van herstelbemiddeling en zullen later in deze scriptie als zodanig worden geanalyseerd aan de hand van belangrijke beginselen van het strafrecht. Tot slot is een conceptwettekst besproken die is opgesteld ten behoeve van de legislatieve ontwikkeling van herstelbemiddeling. Mede aan de hand van deze uiteenzetting zullen aanbevelingen worden gedaan omtrent aanvullingen op het Wetboek van Strafvordering in het kader van herstelbemiddeling. In het volgende hoofdstuk worden de voor- en nadelen van herstelbemiddeling in het kader van enerzijds herstelrechtelijke doelen en anderzijds in het kader van efficiënte rechtspraak uiteengezet.

(13)

2. De voor- en nadelen van herstelbemiddeling binnen het strafrecht

In het vorige hoofdstuk is de totstandkoming en ontwikkeling van herstelbemiddeling binnen het strafrechtelijk kader besproken. Deze ontwikkelingen worden grofweg gekenmerkt door academisch enthousiasme en politieke terughoudendheid. In dit hoofdstuk worden de voor- en nadelen besproken die kleven aan de toepassing van herstelbemiddeling in het strafrecht. Deze bespreking beslaat twee onderdelen. Eerst worden de voor- en nadelen in het kader van herstelrechtelijke doelen uiteengezet. Daarna worden de voor- en nadelen van de huidige toepassing van herstelbemiddeling besproken met het oog op efficiëntie van de rechtspraak. Voor- en nadelen in het kader van herstelrechtelijke doelen

Herstelbemiddeling is een speciaal proces binnen het strafrechtsysteem. In dit proces staat namelijk, in tegenstelling tot het klassieke strafrechtelijke systeem, waarheidsvinding niet op de eerste plaats. De blik is gericht op de toekomst van betrokkenen door een onderling gesprek tussen dader en slachtoffer omtrent de gebeurtenissen in het verleden. Waar discussie bestaat over het vraagstuk hoeveel plaats er dient te zijn voor emotie in de rechtszaal23 bestaat

deze discussie niet bij herstelbemiddeling. Het uitten van deze emoties draagt namelijk bij aan het emotioneel herstel.

Herstelbemiddeling motiveert daders om gevoelens van spijt uit te drukken jegens slachtoffers. Deze uitingen van spijt kunnen slachtoffers en andere betrokkenen helpen in het psychisch herstel van een traumatiserend feit.24 Deelname om dergelijke resultaten te

bewerkstelligen is een van de uitgangspunten van herstelbemiddeling, namelijk dat medewerking volgt uit realistische motieven zoals het afleggen van verantwoording door de dader.25 Echter moet hierbij de kanttekening worden geplaatst dat de mogelijke gevolgen voor

de beslissing van de officier van justitie omtrent vervolging de oprechtheid van de excuses twijfelachtig kunnen maken.26 Wanneer herstelbemiddeling wordt aangeboden in een vroeg

stadium van een strafzaak kan de voornaamste reden van deelname voor een dader zijn dat hij hoopt aan vervolging te ontkomen. Wanneer een zaak reeds voor de rechter is aangebracht kan bovendien de hoop op een lagere straf een reden voor deelname zijn, aangezien de rechter ingevolge artikel 51h Sv rekening dient te houden met de uitkomst van herstelbemiddeling in 23Obbink, De rol van slachtoffers in de rechtszaal groeit, tot ongenoegen van advocaten, Trouw, 23 februari 2018.

24 Vanfraechem, Bolivar, Aertsen, Het verontschuldigingsritueel en herstelrecht: het slachtofferperspectief, Boom Criminologie, 2018, p. 15.

25 Ministerie V&J, Beleidskader herstelbemiddeling ten behoeve van slachtoffers, september 2016, p. 6. 26 Van Stokkom, Vergeving en verzoening in het herstelrecht, Boom juridisch, 2008, p. 16.

(14)

zijn vonnis. Deelnames die voortkomen uit dergelijke beweegredenen kunnen bovendien de oprechtheid van excuses beperken nu verdachten en daders een direct belang hebben bij een positieve uitkomst van herstelbemiddeling.27 Dit risico uit zich ook in de praktijk.

Geconstateerd werd dat ook bij succesvolle ervaringen de mogelijke juridische gevolgen bij slachtoffers een gevoel van wantrouwen oproept omtrent de oprechtheid van de excuses. Deze uitingen van “neppe” excuses kunnen bij slachtoffers een nadelig effect hebben op het emotioneel herstel.28 Of dit wantrouwen op feitelijkheden berust is moeilijk vast te stellen

omdat niet in het hoofd van de dader kan worden gekeken. Echter moet worden vastgesteld dat het wantrouwen jegens de oprechtheid op zichzelf problematisch is met het oog op herstelrechtelijke doelen. Dit mogelijk nadelige effect van herstelbemiddeling is door het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie benadrukt. In overweging 9 wordt benadrukt dat slachtoffers beschermd moeten worden tegen zogeheten ‘secundaire victimisatie’ en ondersteund moeten worden in hun herstel. Bovendien wordt in de 21e

overweging van de richtlijn overwogen dat slachtoffers recht hebben op een begrijpelijke informatieverschaffing van bevoegde autoriteiten inzake de procedure. Dit houdt tevens in een recht op dergelijke informatie voorziening omtrent een mogelijk

herstelbemiddelingsproces.29 Het

mogelijke voordeel van een spijtbetuiging en het potentieel nadeel van een onoprecht excuus kunnen gestuurd worden in de selectiefase van herstelbemiddeling. Bij de selectie van zaken waarin herstelbemiddeling een gunstige bijdrage kan leveren moet dan ook grondig worden gekeken naar de houding van de procespartijen. Hierbij is hoor en wederhoor van groot belang om te bepalen hoe partijen in het proces staan.30 Van groot belang is namelijk de

uitwisseling van informatie tussen procespartijen. Dit is ook een van de uitgangspunten die is gesteld door het Ministerie van Veiligheid en Justitie.31 Kennis omtrent de houding van

verdachten in strafzaken en de verwachtingen van slachtoffers wat betreft de deelname aan een herstelbemiddelingsproces is vereist bij de beoordeling of een dergelijk traject opportuun is in een zaak. Door een goede uitwisseling van informatie met partijen kan worden bewerkstelligd dat tot op bepaalde hoogte kan worden beoordeeld of verdachten daadwerkelijk open staan voor herstelbemiddeling of dat dit slechts voortkomt uit tactische overwegingen met het oog op het strafrechtelijk onderzoek. Anderzijds kan een goede 27 Verberk, Mediation naast strafrecht in het arrondissement Amsterdam: Een beschrijving van het proces en een verkenning van de effecten, Rechtbank Amsterdam, 2011 p.6.

28Vanfraechem, Bolivar Aertsen, Boom Criminologie, 2018, p.14-15.

29 Richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad, PbEU 2012 L 315/57. 30 Crijns, Kool, Afscheid van de klassieke strafrechtelijke procedure?, 2017, p. 303. 31 Ministerie V&J, september 2016, p. 6.

(15)

informatievoorziening aan slachtoffers de verwachtingen enigszins temperen wat de mogelijke nadelige gevolgen vermindert.32

Een ander voordeel van herstelbemiddeling is gelegen in het opvoedkundige karakter van dit proces. Bij herstelbemiddeling verantwoordt de dader zich tegenover het slachtoffer. Het nemen van verantwoordelijkheid door de dader is door Kool benoemd als een van de uitgangspunten van herstelrecht33 en dit raakt bovendien aan de toekomstgerichte visie van het

herstelrecht zoals Marshall het definieert.34 Dit opvoedkundige karakter blijkt uit het feit dat

deelnemende daders door herstelbemiddeling meer inzicht krijgen in het slachtoffer en de gevolgen die hun handelen teweeg heeft gebracht.35 Door dergelijke confrontaties kan een

gevoel van empathie ontstaan bij daders wat bijdraagt aan de bereidheid om afspraken na te komen die zijn gemaakt tijdens dit bemiddelingsproces. Bovendien kan een dialoog met het slachtoffer dermate indruk maken op een dader dat een gedragsaanpassing plaatsvindt. De kans op recidive wordt hierdoor lager wat bijdraagt aan het terugdringen van de overbelasting van het gerechtelijk systeem.36 Alhoewel dit geen hoofddoel is van de Nederlandse

herstelbemiddeling is dit belang ook erkend door het Ministerie in het beleidskader herstelbemiddeling. Bovendien wordt in dit beleidskader benadrukt dat het confronteren van de dader kan bijdragen aan een gevoel van procedurele rechtvaardigheid bij slachtoffers en de maatschappij.37

De voor- en nadelen die herstelbemiddeling met zich meebrengt spelen ook een rol van betekenis in het jeugdstrafrecht. Een van de vormen van herstelbemiddeling in het jeugdstrafrecht is het ‘gezinsherstelgesprek’. Doel van dit gesprek is om jongeren die het verkeerde pad op lijken te gaan bij te sturen door een impactvolle confrontatie. De jeugdige dader gaat in gesprek met het slachtoffer waarbij zowel dader als slachtoffer worden vergezeld door familie en naasten. Door de aanwezigheid van het slachtoffer met zijn naasten en de eigen familie worden veel kansen geboden voor een morele en emotionele reflectie op het handelen van de jeugdige dader. Deze zelfreflectie en het aanbieden van verontschuldigingen voor delinquent gedrag moet er voor zorgen dat jongeren inzicht krijgen

32 Crijns, Kool, 2017, p. 304.

33 Kool, Herstel: een communicatieve vorm van wraak?, Boom juridisch, 2005 p. 1-2. 34 Marshall, Restorative Justice: an overview, 1999, p. 5.

35 Cleven, Lens, Pemberton, De rol van herstelbemiddeling in het strafrecht: eindrapportage onderzoek pilots Herstelbemiddeling, intervict, 2015, p. 145.

36 Stoet, Art. 51h Sv: mediation in strafzaken, Wolters Kluwer, 2014, p. 2. 37 Ministerie V&J, september 2016, p. 4.

(16)

in de gevolgen van hun daden.38 Bij deze vorm van herstelbemiddeling heeft de familie een

grote rol hetgeen te maken heeft met het verantwoordelijkheidsgevoel van jeugdigen. Bij volwassenen kan er in beginsel vanuit worden gegaan dat het verantwoordelijkheidsgevoel niet meer in ontwikkeling is maar bij jeugdigen ligt dit anders. Bij jeugdige daders wordt geprobeerd om een psychologisch keerpunt te bewerkstelligen door de jeugdige dader inzicht te geven welke gevolgen zijn handelen had voor het slachtoffer maar ook voor zijn directe omgeving. De impact kan voordelen bieden voor de psychologische ontwikkeling van de jeugdige dader terwijl het slachtoffer, net als bij bemiddelingsgesprekken tussen volwassenen, het hoofdstuk sneller kan afsluiten.39

Benadrukt moet worden dat het mogelijk nadelig effect van secundaire victimisatie groter is wanneer de spijtbetuiging moet komen vanuit een kind. Reden hiervoor is dat jeugdigen meer moeite lijken te hebben met het aanbieden van een oprecht excuus. Dit werd geconcludeerd in een Australisch onderzoek waarin werd vastgesteld dat minder dan de helft van de verontschuldigingen van jonge daders op spontane wijze plaatsvindt. Het gebeurt vaker dat excuses geforceerd moeten worden of in het geheel niet worden aangeboden.40 Dit

heeft deels te maken met het verantwoordelijkheidsgevoel dat nog niet volledig ontwikkeld is bij jeugdige daders maar het heeft ook andere oorzaken. Ook op het gebied van communicatie hebben jeugdigen een achterstand ten opzichte van volwassenen. Dit leidt ertoe dat een spijtbetuiging minder oprecht lijkt omdat de ervaringen en beweegredenen niet duidelijk worden verwoord. Uit meerdere onderzoeken is gebleken dat de tevredenheid over de geuite verontschuldiging door jeugdige daders op kritiek stuit omdat de dader niet eerlijk lijkt te zijn maar slechts lijkt te zeggen wat van hem wordt verlangd.41 Het slachtoffer loopt daarmee het

risico met vragen achter te blijven. Bovendien hebben sommige jongeren de neiging om bij mentaal belastende situaties, zoals een gezinsherstelgesprek, dicht te slaan. Dit gaat ten koste van de mogelijke voordelen die een dergelijk gesprek kan bieden voor het slachtoffer maar ook voor de jeugdige dader zelf.42

Uit het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het slachtoffer bij een geslaagd proces dezelfde voordelen kan ervaren als bij herstelbemiddeling met volwassenen. Bij jeugdstrafrecht ligt meer nadruk op de mogelijke voordelen voor jeugdige daders. Omdat jongeren relatief kneedbaar zijn blijkt in de praktijk dat methoden vergelijkbaar met 38 Buysse, Abraham, Mijn excuses! – Wat jongeren kunnen leren van het excuusgesprek in de Halt-afdoening, Boom criminologie, 2018, p. 27.

39 Weijers, Herstel in het Nederlands jeugdstrafrecht, 2005, p.40-43.

40 Van Stokkom, Jonge daders: worstelen met sorry-zeggen, Boom criminologie, 2018, p. 40. 41 Van Stokkom, 2018, p. 42.

(17)

herstelbemiddeling een positieve invloed hebben op de recidivering van jeugdige daders. Dit blijkt uit de recidivecijfers van jeugdigen na een geslaagde HALT straf, waar ook gesprekken met het slachtoffer een belangrijk onderdeel zijn. Zo is het percentage recidiverende jeugdigen na een geslaagde HALT-straf 13,3 procent lager dan bij jeugdigen die een dergelijke straf niet of niet succesvol doorlopen hebben. Na een gelaagde HALT straf is dit percentage namelijk 35,2 procent in plaats van 48,5 procent bij niet succesvol afgeronde HALT straffen.43

Voor- en nadelen in het kader van efficiënte rechtspraak

Overbelasting van het gerechtelijk apparaat is een probleem in Nederland. Het aantal zaken dat ter behandeling bij de rechterlijke macht ligt is teveel gebleken met als gevolg dat veel strafzaken onnodig lang moeten wachten op een behandeling ter zitting. Herstelbemiddeling is mede in het strafrechtsysteem geïntroduceerd om de rechterlijke macht te ontlasten.44 Hier

moet wel de kanttekening bij worden geplaatst dat dit ontlastende effect slechts bereikt wordt als herstelbemiddeling plaatsvindt in een vroeg stadium. De officier van justitie kan bijvoorbeeld een zaak seponeren indien hem of haar de mening is toegedaan dat een verdere vervolging geen redelijk doel dient nu verdachte en slachtoffer gezamenlijk tot overeenstemming zijn gekomen. Overigens zal dit veelal het geval zijn bij lichtere delicten waarbij het maatschappelijk belang slechts in beperkte mate geschonden is. Bij zware delicten zal een officier eerder besluiten tot een verdere vervolging ongeacht het resultaat van een herstelbemiddelingsproces aangezien de maatschappij in deze gevallen een openbare reactie mag verwachten.

Voorts zijn er ten aanzien van de toenemende efficiëntie in de rechtspraak door toepassing van herstelbemiddeling voordelen te benoemen in het kader van herstelrechtelijke doelen en uitgangspunten. De efficiëntie en relatief snelle afdoening van lichtere strafzaken biedt slachtoffers emotioneel herstel in een vroeger stadium dan wanneer gewacht zou moeten worden op een vonnis van de rechter. Dit herstel van het slachtoffer is een van de belangrijkste doelen van herstelbemiddeling en de efficiëntie van het proces draagt hier aan bij. Slachtoffers hebben namelijk door herstelbemiddeling sneller duidelijkheid omtrent de afdoening dan wanneer er zou moeten worden gewacht op een onderzoek ter zitting en een vonnis van de rechter.

Het voordeel van efficiëntie als neveneffect van herstelbemiddeling heeft het nadelige 43 Onbekend, Uitvallers HALT gaan vaker weer de fout in, CBS, 2016.

(18)

gevolg dat bij lichtere misdrijven de rechterlijke macht geen rol speelt. Hierdoor wordt geen verantwoording afgelegd aan de maatschappij tijdens het onderzoek ter zitting. Nu geldt dit voor alle vormen van buitengerechtelijke afdoening, anders zou het immers geen buitengerechtelijke vorm van afdoening betreffen. Herstelbemiddeling is echter wat dat betreft een vreemde eend in de bijt. Afdoening in de vorm van een strafbeschikking heeft weldegelijk juridische gevolgen, zoals een aantekening op de justitiële documentatie van de persoon die een dergelijke beschikking krijgt. Een positief resultaat met herstelbemiddeling in lichtere zaken met een sepotbeslissing tot gevolg heeft dit daarentegen niet. In de praktijk zal deze beslissing ook niet worden teruggedraaid door middel van een zogeheten artikel 12 Sv procedure waarin belanghebbenden een vervolging kunnen afdwingen met tussenkomst van het Gerechtshof. Enerzijds omdat belanghebbenden veelal tevreden zullen zijn gezien het positieve resultaat van de herstelbemiddeling en anderzijds omdat het aantal gegrond verklaarde artikel 12 Sv klachten in de praktijk summier is.45

Samenvatting

In dit hoofdstuk zijn de voor- en nadelen van herstelbemiddeling in het licht van herstelrechtelijke doelen en efficiënte rechtspraak uiteengezet. In het kader van herstelrechtelijke doelen en uitgangspunten biedt herstelbemiddeling voordelen op het gebied van traumaherstel voor slachtoffers en recidivevermindering door het teweegbrengen van een psychologische omslag bij daders. Deze voordelen zijn echter wel afhankelijk van het verloop van het herstelbemiddelingsproces. Een onoprechte spijtbetuiging kan immers secundaire victimisatie in de hand werken. Door een grondige selectie van zaken alsmede een goede informatievoorziening voor betrokken partijen omtrent het proces, de doelen die hiermee worden beoogd te bereiken en de rechten en consequenties die verbonden zijn aan deelname moeten deze risico’s zo veel mogelijk beperkt worden.

Naast de positieve effecten en risico’s in het kader van herstelrecht heeft herstelbemiddeling ook neveneffecten op het gebied van efficiënte rechtspraak. De relatief snelle afdoening van herstelbemiddeling biedt slachtoffers de mogelijkheid om eerder de gebeurtenissen van de strafzaak te verwerken. Bovendien kan een herstelbemiddelingsproces dat wordt gestart in een vroeg stadium resulteren in een sepotbeslissing van de officier wat leidt tot een ontlasting van het gerechtelijk apparaat. Echter schuilt hierin ook het nadeel dat het uitgangspunt dat men verantwoording aan de maatschappij verschuldigd is ten aanzien van lichtere misdrijven wordt ingeperkt.

(19)

De doelen en uitgangspunten van herstelrecht zijn reeds uitgewerkt evenals de voor- en nadelen die herstelbemiddeling in dit kader te bieden heeft. In het volgende hoofdstuk worden deze uitgangspunten geanalyseerd aan de hand van strafrechtelijke beginselen. In dit hoofdstuk wordt de verhouding tussen herstelbemiddeling, die haar doelen en uitgangspunten ontleent aan het herstelrecht, en beginselen van het strafproces, zoals de onschuldpresumptie en openbaarheid, geanalyseerd. Daarnaast wordt onderzocht hoe deze strafrechtelijke beginselen vorm hebben gekregen in de toepassing van herstelbemiddeling.

(20)

3. Herstelbemiddeling en strafrechtelijke beginselen

In de vorige hoofdstukken is uiteengezet dat herstelbemiddeling een onderdeel is van het herstelrecht. Het doel van herstelrecht is om betrokken partijen in een strafzaak tezamen tot een oplossing te laten komen. Kool heeft een aantal uitgangspunten omschreven die gelden voor het herstelrechtelijk proces.46 In aanvulling op deze herstelrechtelijke doelen en

uitgangspunten kunnen de criteria zoals omschreven door het Ministerie van Veiligheid en Justitie worden beschouwd als uitgangspunten die specifiek gelden voor herstelbemiddeling.47

In dit hoofdstuk worden deze uitgangspunten en het doel van herstelrecht, alsmede de criteria van het Ministerie die de herstelbemiddelingspraktijk sturen, geanalyseerd aan de hand van een aantal basisbeginselen van het strafrechtelijk systeem. Deze basisbeginselen zien toe op het bereiken van het doel van strafrecht, namelijk normhandhaving op een zo rechtvaardig mogelijke wijze.48 Een analyse van de verhouding tussen de uitgangspunten waar

herstelbemiddeling op is gefundeerd en deze beginselen van het strafrechtssysteem biedt inzicht in de mogelijke pijnpunten tussen de herstelrechtelijke praktijk en het Nederlands strafrechtssysteem. Deze analyse is zodoende essentieel voor de beantwoording van de hoofdvraag van deze scriptie.

Onschuldpresumptie

Herstelbemiddeling is gericht op het herstel van de nasleep van een strafbaar feit in tegenstelling tot het strafrecht dat is gericht op waarheidsvinding. In het kader van deze waarheidsvinding is de onschuldpresumptie een van de belangrijkste beginselen van het strafrecht. Dit beginsel is dermate essentieel voor een eerlijke berechting dat dit staat opgenomen in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) onder artikel 6 lid 2. Dit beginsel ziet toe op zowel de bewijslast als de behandeling van een verdachte. De bewijslast ligt bij de aanklager die ‘het tegendeel’ van onschuld zal moeten bewijzen. Het beginsel ziet bovendien toe op de manier waarop men in een strafproces moet worden behandeld. Men mag niet als schuldige worden behandeld voordat jegens hem een onherroepelijk vonnis van schuld is uitgesproken.49 De onschuldpresumptie heeft een verticale

werking wat betreft de bewijslast. Het beschermt de burger tegen een schending van zijn of haar rechten door de overheid, in dit geval het Openbaar Ministerie. De bescherming wordt 46 Kool, Herstel: een communicatieve vorm van wraak?, Boom juridisch, 2005, p. 1-2.

47 Ministerie V&J, Beleidskader herstelbemiddeling ten behoeve van slachtoffers, september 2016, p. 5-7. 48 Verbaan, Straf(proces)recht begrepen, Boom juridisch, 2009, p. 24.

(21)

overigens niet slechts geboden tegen het handelen van het OM. Ook andere gezagsvoerders zoals politici kunnen een strafproces of het strafrechtssysteem geheel ontregelen wanneer zij verdachten behandelen als daders. Dat men niet als schuldige mag worden behandeld totdat dit is vastgesteld in een onherroepelijk vonnis brengt met zich mee dat er niet teveel vooruit mag worden gelopen op het oordeel van de rechter omtrent de schuld van een verdachte.50

Het feit dat er niet vooruitgelopen dient te worden op het oordeel van de rechter en het basisbeginsel dat men als onschuldig moet worden beschouwd totdat diegene schuldig is bevonden in een onherroepelijk vonnis, vormt op het eerste gezicht enige frictie met het herstelbemiddelingsproces. Bij het herstelbemiddelingsproces is namelijk het uitgangspunt dat een verdachte verantwoording aflegt voor zijn daden. De erkenning van schuld blijft echter wel binnenskamers. Dit volgt uit het criterium van vertrouwelijkheid van het ministerie van Veiligheid en Justitie.51 De spanning tussen dit strafrechtelijk beginsel en herstelbemiddeling

bestaat alleen bij toepassing voorafgaand of tijdens een strafzaak. Bij herstelbemiddeling na het strafproces is namelijk de schuld al door de rechter vastgesteld en is de onschuldpresumptie niet langer aan de orde.

Deze frictie die ogenschijnlijk tussen de onschuldpresumptie en herstelbemiddeling bestaat is volgens Blad minder groot dan het lijkt. In een bespreking van het proefschrift van Lauwaert benadrukt Blad dat Lauwaert de schuldvaststelling beschouwt als een aanname van de morele en feitelijke schuld, maar niet de juridische.52 Bovendien blijkt in de praktijk dat het

strafrechtelijk onderzoek vaker de grenzen van de onschuldpresumptie opzoekt en dat dit beginsel geen absoluut beginsel betreft. Er kunnen daarom uitzonderingen worden gemaakt. Een voorbeeld hiervan is dat de oplegging van voorlopige hechtenis ten behoeve van het onderzoek vooruitloopt op de schuld van de verdachte.53 Van de rechter wordt zelfs verwacht

dat wordt geanticipeerd op de straf die opgelegd zal worden ingevolge artikel 67a lid 3 Sv. In dit wetsartikel is bepaald dat een bevel tot voorlopige hechtenis achterwege moet blijven indien de straf lager zal zijn dan de tijd die in voorlopige hechtenis zou worden doorgebracht. In dit kader kan bovendien worden opgemerkt dat een verdachte die zich beroept op strafuitsluitingsgronden feitelijk ook afstand doet van de onschuldpresumptie. In dergelijke verweren wordt de feitelijke schuld aan een gevolg door een strafbaar feit erkent maar worden

50 Melai, Groenhuijsen e.a., De verdachte als procespartij; de onschuldpresumptie, Wolters Kluwer, 2008, p.1. 51 Ministerie V&J, september 2016, p. 6

52 Blad, Herstelrecht en procedurele waarborgen – bespreking van dissertatie Katrien Lauwaert, Boom Juridisch, 2009, p. 53.

(22)

omstandigheden aangevoerd die de handelingen rechtvaardigen dan wel de strafrechtelijke schuld wegnemen.54 Voorbeelden hiervan zijn een beroep op noodweer of (psychische)

overmacht. In het licht van deze uitzonderingen op de onschuldpresumptie is de omgang met de schuldvraag bij herstelbemiddeling minder problematisch.

Dat bepleit kan worden dat de onschuldpresumptie niet een absoluut beginsel is op basis van bovenstaande voorbeelden neemt niet weg dat advocaten zich zorgen lijken te maken dat de onschuldpresumptie en daarmee het recht op een eerlijk proces niet voldoende gewaarborgd is bij herstelbemiddeling.55 Dierx heeft op deze zorgen gereageerd met de

stelling dat herstelbemiddeling een proces naast het strafproces is en daarom ook niet als onderdeel van het strafrecht moet worden beoordeeld. Zij maakt hierbij overigens de kanttekening dat ook voor herstelbemiddeling geldt dat het moet voldoen aan de vereisten van een eerlijk proces zoals omschreven in artikel 6 EVRM.56 Dierx maakt mijns inziens hier een

denkfout door te stellen dat herstelbemiddeling niet kan worden beoordeeld als onderdeel van het strafrecht. Herstelbemiddeling kan weliswaar in bepaalde gevallen worden gezien als een proces naast een proces, maar herstelbemiddeling wordt binnen het kader van het strafrecht gebruikt en moet zodoende ook als een strafrechtelijk proces worden beoordeeld.

Alhoewel kan worden vastgesteld dat de onschuldpresumptie niet een absoluut beginsel is waar uitzonderingen op kunnen worden gemaakt, is het evident dat het herstelbemiddelingsproces voor en tijdens een strafzaak op gespannen voet staat met dit beginsel. Het is echter geen mogelijkheid om in herstelbemiddeling voorbij te gaan aan de schuld van een verdachte om spanningen met het onschuldpresumptie beginsel weg te nemen. Het doel van dit herstelrechtelijke proces is namelijk dat partijen met elkaar in gesprek gaan over de gevolgen van een gepleegd strafbaar feit om gezamenlijk tot een oplossing te komen. Noodzakelijk voor deze gesprekken is dat de dader verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden, ook wanneer deze dader in juridische zin nog verdachte is. Het nemen van deze verantwoordelijkheid door de dader is dan ook een uitgangspunt van het herstelrecht.57

Deelname aan herstelbemiddeling mag overigens niet worden beschouwd als een schuldbekentenis. Dit volgt uit de EU- slachtofferrichtlijn waarin wordt benadrukt dat de term ‘dader’ in het kader van de verbetering van slachtofferrechten, waar het stimuleren van herstelrechtelijke alternatieven onderdeel van uitmaakt, geen afbreuk doet aan het vermoeden

54 De Hullu, Materieel strafrecht, Deventer: Kluwer, 2012, p. 280.

55 Dierx, Mediation en strafrecht: een proces naast een proces, Boom juridisch, 2009, p. 353 56 Dierx, 2009, p. 354.

(23)

van onschuld.58 De rechter kan deze deelname dus niet als bewijsmiddel omtrent de

schuldvraag van verdachte in zijn vonnis opnemen. Opgemerkt moet worden dat een criterium van herstelbemiddeling, dat is opgenomen in het beleidskader, het beginsel van onschuldpresumptie in ieder geval ten dele tegemoetkomt. De beslotenheid en vertrouwelijkheid maakt dat erkenning van schuld in beginsel binnenskamers blijft. Hier wordt slechts een uitzondering op gemaakt indien dit is overeengekomen door beide partijen.59 Bovendien moet de vrijwilligheid van deelname aan herstelbemiddeling worden

benoemd als kanttekening ten aanzien van de frictie tussen de onschuldpresumptie en deze herstelrechtelijke afdoening.60 In dit kader kan een vergelijking worden gemaakt met het

zwijgrecht van een verdachte. Een verdachte heeft het recht om te zwijgen maar kan er ook voor kiezen om het strafbare feit geheel of gedeeltelijk te bekennen. Er is immers geen sprake van zwijgplicht. De deelname van een dader in herstelrechtelijke zin is gestoeld op vrijwilligheid en hij kan deelname dan ook afwijzen wanneer hij betrokkenheid niet tegenover het slachtoffer wil bekennen. De tegenstrijdigheden tussen herstelbemiddeling en de onschuldpresumptie kan op basis van bovenstaande overwegingen worden genuanceerd. Het beginsel is namelijk vooral van belang voor ontkennende verdachten en in de regel niet voor bekennende verdachten die bereid zijn om deel te nemen aan herstelbemiddeling.

Subsidiariteit

Het beginsel van subsidiariteit kan ook worden omschreven als het noodzakelijkheidvereiste. Dit beginsel speelt een rol zowel voor de start van een proces als tijdens dit proces. Bij de afweging omtrent een mogelijke vervolging van een verdachte brengt het beginsel van subsidiariteit met zich mee dat vervolging noodzakelijk moet zijn om het recht te kunnen handhaven. Indien minder ingrijpende methoden mogelijk zijn om dit doel te bewerkstelligen moet worden afgezien van strafrechtelijke vervolging.61 Het beginsel van subsidiariteit kan

een rol spelen voorafgaand aan het proces betreffende de afweging van het Openbaar Ministerie of vervolging noodzakelijk is.62 Maar ook in latere stadia speelt subsidiariteit een

rol zoals bij de vraag welke dwangmiddelen moeten worden ingezet jegens een verdachte tijdens het onderzoek of de noodzakelijkheid van een strafoplegging door de rechter.63

58 Richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad, PbEU 2012 L 315/57, r.o. 12. 59 Ministerie V&J, september 2016, p. 6-7.

60 Ministerie V&J, september 2016, p. 5.

61 Stolp, Ontbinding, schadevergoeding en nakoming – De remedies voor wanprestatie in het licht van de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit, Wolters Kluwer, 2007, p. 6.

62 Stolp, 2007, p. 23. 63 Stolp, 2007, p. 18-20.

(24)

De verhouding tussen subsidiariteit en herstelbemiddeling, die is gestoeld op herstelrechtelijke doelen en uitgangspunten, levert minder spanning op dan de verhouding tussen laatstgenoemde en het zojuist besproken beginsel van onschuldpresumptie. Kool heeft dit beginsel zelfs als een van de uitgangspunten van herstelrecht genoemd.64 Het

subsidiariteitsbeginsel vergt dat het strafproces als laatste ‘redmiddel’ moet worden bezien. Wanneer het herstelrechtelijk alternatief wordt gezien als een minder ingrijpend middel, zou de conclusie getrokken kunnen worden dat herstelbemiddeling zich perfect verhoudt tot het beginsel van subsidiariteit. Dit is echter een te nauwe definiëring van herstelbemiddeling omdat dit proces, wanneer het in een later stadium wordt gestart, niet als alternatief maar als aanvulling heeft te gelden. De stelling van Dierx dat herstelbemiddeling een proces naast het strafproces is dekt de lading in die gevallen beter.65 Echter kan in deze gevallen niet worden

gesproken van een discrepantie tussen het subsidiariteitsbeginsel en herstelbemiddeling. Uit lid 2 van artikel 51h Sv volgt namelijk dat de positieve resultaten van herstelbemiddeling door de rechter worden meegewogen in de overweging of een oplegging van een straf noodzakelijk is. In dergelijke zaken kan dus niet worden gesteld dat er sprake is van een gespannen verhouding tussen het beginsel van subsidiariteit en herstelbemiddeling maar moet juist worden geconcludeerd dat de toepassing van deze herstelrechtelijke methode handvatten biedt aan de rechter om de toets van noodzakelijkheid uit te voeren. De rechter kan namelijk de uitkomsten van herstelbemiddeling meenemen in de overweging of verdere vervolging en eventuele strafoplegging noodzakelijk is.

Herstelbemiddeling streeft het herstelrechtelijke doel na om personen gezamenlijk tot een oplossing te laten komen met betrekking tot de nasleep van een strafbaar feit en de gevolgen voor de toekomst. De initiator zal moeten overwegen of herstelbemiddeling in het streven naar dit doel de juiste weg is. Hiermee wordt in een vroeg stadium de noodzakelijkheid van het strafproces in een specifiek geval getoetst en wordt eventueel afgezien van vervolging wanneer herstelbemiddeling voldoende recht doet aan zowel herstelrechtelijke doelen als het doel van het strafproces, namelijk de handhaving van het recht.66 Bovendien wordt in een later

stadium ook de noodzakelijkheid van een strafoplegging overwogen door de rechter aan de hand van de resultaten van herstelbemiddeling.

64 Kool, 2005, p. 1-2. 65 Dierx, 2009, p. 354.

66 Cleiren, Identiteit van beginselen van behoorlijke strafrechtspleging en beginselen van behoorlijk bestuur, 1990, p. 501.

(25)

Proportionaliteit

Binnen het strafrecht heeft proportionaliteit meerdere betekenissen. Het kan toezien op het gedrag van betrokkenen, zoals het vereiste dat een verwerende actie proportioneel is om een beroep op noodweer te kunnen laten slagen.67 Het proportionaliteitsbeginsel kan echter ook

betrekking hebben op de juridische reactie op misdrijven.68 Deze analyse heeft betrekking op

de verhouding tussen de uitgangspunten van herstelbemiddeling en het beginsel van proportionaliteit in de zin van de juridische reactie op een misdrijf.

Binnen de Europese Unie wordt de proportionele juridische reactie op misdrijven beschouwd als een grondrecht. In artikel 49 lid 3 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie staat geschreven: ‘De zwaarte van de straf mag niet onevenredig zijn aan

het strafbare feit’. Alhoewel dit handvest niet juridisch bindend is voor de toepassing van

nationaal recht illustreert dit wel de waarde die wordt gehecht aan de evenredigheid van straffen binnen de lidstaten van de EU en dus ook binnen Nederland.

Proportionaliteit in het strafproces biedt naast evenredigheid tussen het misdrijf en de straf ook enige consistentie in de strafoplegging. Deze consistentie wordt bewerkstelligd door de wetgever die een strafmaximum verbindt aan misdrijven, waardoor het toemeten van onevenredig hoge straffen wordt beteugeld. Bovendien houden officieren in de praktijk rekening met de feiten en omstandigheden van het delict en de opgelegde straffen in vergelijkbare zaken bij het stellen van een strafeis en de rechter doet dit ook bij het uitspreken van een vonnis. Lauwaert stelt dat het streven naar consistentie, als nevenfunctie van de proportionaliteit, geen na te streven doel is van het herstelrecht. Zij beargumenteert dit met de overweging dat de subjectieve vaststelling van schade en het herstel hiervan door gesprekken tussen betrokkenen voorop staat.69 Door de subjectiviteit van de vaststelling van de schade

wanneer dit gebeurt door middel van onderlinge gesprekken tussen dader en slachtoffer, zoals bij herstelbemiddeling, is proportionaliteit een strafrechtelijk beginsel dat niet gegarandeerd kan worden. De verdachte of dader kan ‘pech’ hebben met een slachtoffer die veeleisender is dan andere slachtoffers in vergelijkbare zaken waardoor het ontstane leed en de schade hoger worden ingeschaald.70

Dit betekent echter niet dat proportionaliteit op geen enkele wijze een rol kan spelen bij herstelbemiddeling. Proportionaliteit kan voldoende worden gewaarborgd bij het starten van 67 HR, 22 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:456, r.o. 3.5.3.

68 Kamerstukken II 1990/91, 21 800, nr. 2, p. 3. 69 Blad, 2009, p. 54.

(26)

een herstelbemiddelingsproces mits de initiator van herstelbemiddeling de ernst van het delict in aanmerking neemt bij de overweging of herstelbemiddeling opportuun is in het specifieke geval. Het herstelbemiddelingsproces zelf staat echter meer op gespannen voet met het proportionaliteitsbeginsel. Enerzijds omdat de betrokken partijen gezamenlijk tot een subjectief oordeel komen wat betreft de ernst van het delict alsmede de toegebrachte schade en leed die niet naar juridische maatstaven evenredig behoeft te zijn. Anderzijds omdat de karaktereigenschappen van betrokken partijen kunnen meespelen in de uikomst van herstelbemiddeling waardoor de consistentie niet kan worden gewaarborgd. Omdat het doel van herstelrecht is dat de oplossing in onderlinge samenspraak tussen betrokkenen wordt gevonden71 en bovendien de individualiteit van deze betrokkenen als een van de

uitgangspunten van herstelrecht heeft te gelden72 staat het proportionaliteitsbeginsel hiermee

op gespannen voet. Gezien het feit dat de individualiteit en subjectiviteit bij het inschalen van het toegebrachte leed en de schade van essentieel belang zijn bij herstelbemiddeling, kan worden geconcludeerd dat geen aanpassingen kunnen worden gedaan aan het proces om herstelbemiddeling meer in lijn te laten zijn met de waarborgen van het proportionaliteitsbeginsel zonder dit proces fundamenteel te wijzigen.

Openbaarheid

Terechtzittingen moeten ingevolge artikel 121 van de Grondwet in het openbaar plaatsvinden. Bovendien moet de uitspraak in openbaarheid plaatsvinden en dient het vonnis ook inzicht te geven in de gronden waarop zij berusten. Dit beginsel vloeit ook voort uit het eerste lid van artikel 6 EVRM waarin ditzelfde uitgangspunt staat omschreven met enkele gevallen waarin een uitzondering op deze openbaarheid kan worden gemaakt. Deze uitzonderingen betreffen gevallen waarin de goede zeden, openbare orde of veiligheid, belangen van minderjarigen of de bescherming van het privéleven van partijen in het geding zijn. Ook kan een uitzondering worden gemaakt indien naar het oordeel van de rechter de belangen van behoorlijke rechtspleging zouden worden geschaad. Dit uitgangspunt van openbaarheid ziet toe op de externe variant en beoogt de controle op de rechterlijke macht en legitimiteit van het strafproces.73 De interne openbaarheid ziet toe op de toegankelijkheid van informatie voor

procesdeelnemers die van belang zijn voor de strafzaak.74

Openbaarheid is een belangrijk uitgangspunt binnen het strafproces en staat daarmee 71 Marshall, Restorative justice: an overview, 1999, p. 5.

72 Kool, 2005, p. 1-2.

73 Van Lent, Externe openbaarheid in het strafproces, Boom juridisch, 2008, p. 2. 74 Van Lent, 2008, p.142-143.

(27)

op het eerste oog tegenover de vertrouwelijkheid van het herstelbemiddelingsproces. Deze vertrouwelijkheid volgt onder andere uit het besluit van 24 augustus 2016 waarin de voorwaarde wordt gesteld voor de toepassing van herstelrecht zoals herstelbemiddeling dat hetgeen buiten de openbaarheid wordt behandeld in het proces van herstelbemiddeling vertrouwelijk is en zodoende niet bekend wordt gemaakt zonder toestemming van de betrokkenen.75 Dit criterium van vertrouwelijkheid is ook in het beleidskader van

herstelbemiddeling opgenomen.76 Deze vertrouwelijkheid van het herstelbemiddelingsproces

moet ervoor zorgen dat betrokken partijen vrijuit informatie kunnen uitwisselen. Dit is belangrijk voor het bespreekbaar maken van alle gebeurtenissen en aspecten die ten grondslag liggen aan deelname aan het herstelrechtelijke proces.77 Het is niet uitzonderlijk dat bij deze

(mogelijk) buitengerechtelijke afdoening geen waarborg bestaat omtrent de openbaarheid van het proces. Crijns en Kool stellen dat buitengerechtelijke alternatieven bijna nooit openbaar zijn in tegenstelling tot het reguliere strafproces. Zij achten dit een problematisch gegeven omdat het gebrek aan openbaarheid ervoor zorgt dat geen bijdrage wordt geleverd aan de ontwikkeling van het strafrecht.78

De herstelrechtelijke uitgangspunten van herstelbemiddeling en het beginsel van openbaarheid staan niet lijnrecht tegenover elkaar. De externe openbaarheid ziet toe op de openbaarheid van zittingen en dit wordt in essentie niet beperkt door de vertrouwelijkheid van het herstelbemiddelingsproces. Indien herstelbemiddeling heeft plaatsgevonden naast het strafproces wordt rekening gehouden met de uitkomst zonder de vertrouwelijke inhoud openbaar te maken. Dit betekent echter niet dat de terechtzittingen hun openbaarheid verliezen. De herstelrechtelijke waarborgen omtrent de vertrouwelijkheid is zodoende meer relevant voor de interne openbaarheid van het strafproces. Ook de interne openbaarheid wordt niet beperkt door de vertrouwelijkheid van herstelbemiddeling nu de interne openbaarheid alleen geldt voor procespartijen.79 Deze procespartijen zullen meestal ook hebben

deelgenomen aan het herstelbemiddelingsproces, dan wel op de hoogte zijn gebracht van het verloop van de bemiddeling, waardoor de inhoudelijke behandeling van dit proces ter zitting niet vereist is om de interne openbaarheid in voldoende mate te kunnen garanderen. Zodoende kan geconcludeerd worden dat ondanks de tegengestelde karakteristieken van de

75 Stb. 2016, nr. 310, art. 18 lid 1 sub e. 76 Ministerie V&J, september 2016, p. 6-7.

77 Lauwaert, Recht op kwaliteit, maar geen recht op toegang – Herstelrecht in de EU-regelgeving omtrent slachtoffers van misdrijven, Boom juridisch, 2013, p. 28.

78 Crijns, Kool, 2017, p. 319. 79 Van Lent, 2008, p.142-143.

(28)

herstelrechtelijke vertrouwelijkheid en het strafrechtelijke beginsel van openbaarheid, deze uitgangspunten niet met elkaar op gespannen voet staan.

Tussenconclusie

In dit hoofdstuk zijn een aantal belangrijke beginselen van het strafrecht geanalyseerd aan de hand van herstelrechtelijke doelen en uitgangspunten alsmede de criteria van herstelbemiddeling. In deze analyse is gebleken dat bepaalde beginselen, zoals de openbaarheid en subsidiariteit, zich goed verhouden met het doel en de uitgangspunten van herstelrecht. Andere beginselen, namelijk de onschuldpresumptie en proportionaliteit, verhouden zich minder goed tot het herstelrecht. Dat herstelrechtelijke uitgangspunten en de herstelbemiddelingspraktijk in sommige gevallen op gespannen voet staan met strafrechtelijke beginselen is niet verassend wanneer men de doelen van herstelrecht en strafrecht vergelijkt. Het herstelrecht streeft herstel van leed en schade na door middel van bemiddelingsgesprekken tussen de dader en het slachtoffer. Het strafrecht streeft echter geen herstel van schade en leed na maar is gericht op handhaving van normconform gedrag.80 Het

verschil in de doelen die worden nagestreefd maakt dat de beginselen van het strafrecht niet altijd goed te vergelijken zijn met de herstelbemiddelingspraktijk en haar herstelrechtelijke uitgangspunten.

In het volgende hoofdstuk wordt een rechtsvergelijkend perspectief geboden waarin uiteengezet zal worden hoe andere rechtsstaten herstelbemiddeling of vergelijkbare methoden inpassen in hun rechtssysteem. Deze rechtsvergelijking betreft in het bijzonder de omgang van andere rechtsstaten met de eerdergenoemde herstelrechtelijke en strafrechtelijke beginselen en uitgangspunten.

(29)

4. Een rechtsvergelijking met andere rechtsstaten

In de voorgaande hoofdstukken is de Nederlandse omgang met herstelbemiddeling uiteengezet en geanalyseerd aan de hand van herstelrechtelijke uitgangspunten en belangrijke strafrechtelijke beginselen. Hierin is naar voren gekomen dat Nederland herstelbemiddeling toepast in de praktijk op basis van een summiere wettelijke basis. Het beleid omtrent dit herstelrechtelijke proces is omschreven in het beleidskader en aan de hand van de hierin omschreven uitgangspunten en criteria wordt maatwerk geboden. In dit hoofdstuk wordt de aandacht gericht op andere rechtsstaten. Geanalyseerd zal worden hoe andere rechtsstaten herstelbemiddeling of vergelijkbare methoden toepassen in hun strafrechtelijke systemen en hoe herstelrechtelijke uitgangspunten, zoals het nemen van verantwoordelijkheid door de dader, worden nagestreefd.

Om een goed beeld te krijgen van de diversiteit in herstelrechtelijke regelgeving binnen de Europese grenzen heeft de ‘European Cooperation in Science and Technology’ (hierna: COST) een studie opgezet in het kader van Herstelrecht. De COST is een Europees samenwerkingsverband waarin grensoverschrijdend onderzoek wordt gedaan ten behoeve van innovatie. In de studie is een vergelijking gemaakt tussen vijftien landen in Europa waarbij rekening werd gehouden met de diversiteit in strafrechtelijke wetgeving zowel in het reguliere strafrecht als het jeugdstrafrecht. In dit onderzoek werd de wettelijke basis, het wettelijke toepassingsgebied en de wettelijke organisatie van herstelrechtelijke programma’s onderzocht.81

Uit het onderzoek is gebleken dat de formele wetgeving omtrent herstelrechtelijke alternatieven, net als in Nederland, vaak algemeen zijn opgenomen in de wetboeken. De formele wetgeving wordt dan veelal aangevuld met secundaire regelgeving omtrent de voorwaarden en toepassing van herstelrechtelijke methoden. Er zijn overigens ook rechtsstaten, zoals Engeland en Wales, die hier van afwijken en de voorkeur hebben gegeven aan precieze wetgeving hieromtrent in primaire wetgeving.82

Het voordeel van een duidelijk legislatief kader is de continuïteit. Duidelijke wetgeving omtrent de voorwaarden en toepassing van herstelbemiddeling stimuleert bovendien een meer eenduidig beleid rondom herstelrechtelijke afdoening wat de rechtszekerheid ten goede komt.83 In dit kader wil ik verwijzen naar de spanningen die in de

81 Aertsen, Miers, Herstelrechtelijke regelgeving in Europa: een vergelijkend perspectief, Boom juridisch, 2008, p. 11.

82 Aerstsen, Miers, 2008, p. 12-13.

(30)

Nederlandse rechtspraktijk bestaan tussen herstelbemiddeling en de onschuldpresumptie. Door de vertrouwelijkheid en de beslotenheid van het herstelbemiddelingsproces wordt het vermoeden van onschuld enigszins behouden. Echter zijn deze waarborgen niet als primaire wetgeving aan het wetboek toegevoegd wat een nadelig effect heeft op de rechtszekerheid omtrent de waarborgen van herstelbemiddeling. Duidelijke wetgeving bevordert bovendien de toepassing van dit herstelrechtelijke alternatief. Indien deze wetgeving verwijzende instanties verplicht om na te gaan of een herstelrechtelijk alternatief passend is in een situatie dan raakt herstelrecht uiteindelijk geïnstitutionaliseerd en zullen vaker herstelrechtelijke alternatieven voor strafrechtelijke vervolging de voorkeur krijgen.84 Vereist is wel dat dergelijke wetgeving

in voldoende mate duidelijk geformuleerd is. Onduidelijke wetgeving lijkt een afremmend effect te hebben op de toepassing van herstelbemiddeling door de verdrukking van belangrijke herstelrechtelijke uitgangspunten.85 Bij eventuele aanvulling van wetgeving moet Nederland

dus streven naar kwalitatief hoogwaardige wetgeving met een faciliterende werking voor algemene rechtswaarborgen en de bescherming van herstelrechtelijke basisprincipes.86

In de praktijk van herstelbemiddeling staat de individualiteit van deelnemers centraal. Dit blijkt uit het feit dat dit een van de uitgangpunten is van herstelrecht.87 Dit noopt tot

maatwerk waarbij wordt bekeken wat de meest wenselijke werkwijze is in een specifiek geval. Dit uitgangspunt komt minder goed naar voren in andere rechtsstaten wat betreft de wettelijk gestelde toepassingsgebieden. De meeste rechtsstaten die zijn onderzocht stellen beperkingen aan de toepassing van herstelbemiddeling of vergelijkbare methoden. Sommige van deze rechtsstaten hebben, in tegenstelling tot het Nederlandse systeem, deze beperkingen ook wettelijk vastgelegd. Rechtsstaten die deze beperkingen wettelijk hebben vastgelegd doen dit door een lijst van misdrijven binnen- of buiten te sluiten. Een andere legislatieve voorziening van beperkingen wordt gedaan door een categorie aan misdrijven buiten te sluiten van de mogelijkheid tot herstelrechtelijke afdoening. Voorbeelden van dergelijke categorieën zijn veelal seksuele of drugsgerelateerde misdrijven. Een andere manier waarop rechtsstaten dergelijke beperkingen wettelijk vastleggen is door het toepassingsgebied van herstelrechtelijke methoden te verbinden aan strafmaxima, zoals een maximum van 8 jaar in Polen.88 Door deze werkwijze wordt weliswaar duidelijkheid rondom de mogelijkheden van

84 Laxminarayan, Wolthuis, Hindernissen voor een ruimer gebruik van herstelrecht: bevindingen van een Europees onderzoek, Boom criminologie, 2015, p. 28.

85 Aertsen, Miers, 2008, p. 24. 86 Aertsen, Miers, 2008, p. 25.

87 Kool, Herstel: een communicatieve vorm van wraak?, Boom juridisch, 2005, p. 1-2. 88 Aertsen, Miers, 2008, p. 15.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het lijkt daarmee aannemelijk dat de tegenvallende resultaten hier te wijten zijn aan de voorwaarden waaronder de mediations in deze zaken moeten worden uitgevoerd,

In dit concluderende hoofdstuk gaan we aan de hand van de onderzoeksvragen in op de belangrijkste bevindingen van dit onderzoek. Een aantal voorbehouden vooraf. We hebben in de

Depression will be lower and life satisfaction will be higher among respondents who characterize their nation in the way that is consistent with prior charac- terizations of the

Op deze manier heeft dit onderzoek onder andere kunnen aantonen dat er geen verband is tussen gezinsfunctioneren en gebrek aan prosociaal gedrag en problemen met

De relatie tussen opdrachtgever - in de ruime zin des woords - en adviseur is derhalve een vertrouwensrelatie, welke als zodanig in sterke mate bepalend is voor de

een voor de rechtspraktijk belangrijke conclusie getrokken worden: de Hoge Raad sluit toepassing van de figuur van het pleitbaar standpunt binnen het commune strafrecht,

Dit is gedoen deur ’n teoretiese begronding van lees te verskaf (insluitend twee problematiese aspekte van lees, naamlik gebrekkige leesbegrip en leesvlotheid); om die

Voor transport van de mest van de per- ceelsrand naar de sproeiboom werd in het on- derzoek in eerste instantie een 3 duims slang ge- bruikt, de sleepslang.. Deze slang is ongeveer