• No results found

In de voorgaande hoofdstukken is herstelbemiddeling vanuit meerdere perspectieven belicht en geanalyseerd. In dit hoofdstuk zullen de bevindingen die zijn uiteengezet in eerdere hoofdstukken samengevat worden. Deze bevindingen leiden tot de beantwoording van de onderzoeksvraag: “Voldoet de huidige toepassing van herstelbemiddeling in het strafrecht

aan de strafrechtelijke waarborgen van het Nederlandse strafrechtssysteem en herstelrechtelijke doelen en hoe verhouden deze waarborgen en doelen zich tot elkaar?” Na

de beantwoording van deze vraag zal ik nog enkele reeds gedane aanbevelingen ten behoeve van de verdere ontwikkeling van herstelbemiddeling in het Nederlands strafrechtsysteem uiteenzetten.

Conclusie

Herstelbemiddeling is aan de hand van de criteria van het Ministerie van Veiligheid en Justitie alsmede de overkoepelende doelen en uitgangspunten van herstelrecht inhoudelijk geanalyseerd. In deze analyse werd aandacht besteed aan de voordelen die herstelbemiddeling te bieden had alsmede de risico’s die hieraan verbonden waren. Hierin kwam naar voren dat het doel van herstelrecht, namelijk het bereiken van onderlinge overeenstemming tussen dader en slachtoffer omtrent het herstel van laatstgenoemde voor geleden schade en leed96, bereikt

kan worden door herstelbemiddeling. Niet alleen door het sluiten van een schaderegeling maar ook omdat het gesprek met de dader en oprechte excuses kan bijdragen aan het psychisch herstel van het slachtoffer.97 Hierbij ligt overigens wel het risico op de loer dat een

dader deelneemt aan herstelbemiddeling met het oog op juridische consequenties zoals een (voorwaardelijk) sepotbeslissing van de officier van justitie wegens een geslaagd herstelbemiddelingsproces of, in geval dat de zaak reeds voor de rechter is aangebracht, een lagere strafoplegging door de rechter rekening houdende met de geslaagde herstelbemiddeling.98 Deelname aan herstelbemiddeling met dergelijke motieven en

bijbehorende onoprechte excuses kunnen een averechtse werking hebben op het psychisch herstel van het slachtoffer en kan leiden tot secundaire victimisatie.99 Herstelbemiddeling kan

een positieve invloed hebben op daders. Door verantwoording af te leggen tegenover het 96 Marshall, Restorative Justice: an overview, 1999, p. 5.

97 Vanfraechem, Bolivar, Aertsen, Het verontschuldigingritueel en herstelrecht: het slachtofferperspectief, Boom Criminologie, 2018, p. 15.

98 Verberk, Mediation naast strafrecht in het arrondissement Amsterdam: Een beschrijving van het proces en een verkenning van de effecten, Rechtbank Amsterdam, 2011 p.6.

slachtoffer en de impact die dit gesprek heeft kan een gedragsaanpassing teweeg brengen en zodoende het risico op recidiveren verminderen.100

Het opvoedkundige karakter van herstelbemiddeling is extra belangrijk in het jeugdstrafrecht. In vergelijkbare methoden zoals het ‘gezinsherstelgesprek’ wordt de jeugdige dader geconfronteerd met de gevolgen van zijn daden voor het slachtoffer maar ook voor zijn directe omgeving. De impact hiervan kan een gedragsaanpassing veroorzaken bij de jonge dader en helpt bovendien het slachtoffer bij het herstel.101 Bij het jeugdstrafrecht zijn de reeds

beschreven risico’s van onoprechte excuses en secundaire victimisatie door herstelrechtelijke alternatieven ook aanwezig. De risico’s lijken bovendien groter door de jeugdigheid van daders en de moeite met het aanbieden van oprechte excuses die hiermee gepaard gaat.102

Naast de bovenstaande voordelen en nadelen van herstelbemiddeling en vergelijkbare alternatieven is gebleken dat ook voordelen worden geboden op het gebied van efficiënte rechtspraak. Wanneer herstelbemiddeling in een vroeg stadium van een zaak wordt gestart en succesvol is verlopen kan dit bij lichte misdrijven vaak leiden tot een (voorwaardelijk) sepot. Hierdoor wordt het gerechtelijk apparaat ontlast wat mede een doel is geweest van de ontwikkeling van herstelbemiddeling als alternatieve afdoening.103 Naast de positieve effecten

op het gebied van efficiënte rechtspraak biedt deze relatief snelle afdoening van lichtere strafzaken herstelrechtelijke voordelen. Door deze efficiëntie wordt slachtoffers namelijk in een vroeger stadium emotioneel herstel geboden dan wanneer een vonnis van de rechter moet worden afgewacht. Het herstel van het slachtoffer is een van de belangrijkste doelen van herstelbemiddeling en herstelrecht en het scheppen van duidelijkheid omtrent de afdoening in een vroeg stadium kan hier positief aan bijdragen. Het nadeel dat aan dit neveneffect kleeft is de beperking van rechtspleging in openbaarheid. Net als bij andere vormen van buitengerechtelijke afdoening wordt het onderzoek ter zitting ontlopen. Bovendien zijn de rechtsgevolgen van een sepot zeer beperkt waardoor het afleggen van verantwoording aan de maatschappij nihil is.

Ter beantwoording van de hoofdvraag is ook de verhouding tussen enerzijds herstelrechtelijke doelen en uitgangspunten alsmede de criteria van herstelbemiddeling en anderzijds belangrijke beginselen van het strafrecht onderzocht. Uit deze analyse volgde dat beginselen zoals de onschuldpresumptie en proportionaliteit op gespannen voet staan met de 100 Stoet, Art. 51h Sv: mediation in strafzaken, Wolters Kluwer, 2014, p. 2.

101 Weijers, Herstel in het Nederlands jeugdstrafrecht, Boom juridisch, 2005, p.40-43.

102 Van Stokkom, Jonge daders: worstelen met sorry-zeggen, Boom criminologie, 2018, p. 40-47. 103 Kamerstukken II 2000/01, 27 213, nr. 2, p. 7 / Kamerstukken II 1999/2000, 25 452, nr. 8, p. 4.

herstelrechtelijke uitgangspunten en werkwijze van herstelbemiddeling. Om herstelbemiddeling goed te laten werken moet een zekere mate van schuld erkend worden door de dader. Het afleggen van verantwoording is een van de uitgangspunten van herstelrecht en bovendien kan aan het aanbieden van herstel niet worden toegekomen wanneer de verantwoordelijkheid niet door de dader wordt erkend. Wanneer dergelijke bemiddelingsgesprekken worden gevoerd in de OM-fase of de rechtbankfase wordt er dus vooruitgelopen op het oordeel van de rechter. Hier moet wel de kanttekening bij worden geplaatst dat dergelijke gevallen zich ook voor doen wanneer een verdachte afstand neemt van de onschuldpresumptie door zich te beroepen op een strafuitsluitingsgrond of wanneer de verdachte een bekentenis aflegt en geen gebruik maakt van zijn zwijgrecht. De onschuldpresumptie is niet als een absoluut beginsel aan te merken en uitzonderingen komen dan ook voor in de rechtspraktijk.

De proportionaliteit staat minder op gespannen voet met herstelrechtelijke uitgangspunten dan de onschuldpresumptie maar probleemloos is de onderlinge verhouding niet. Bij herstelbemiddeling wordt de schade vastgesteld door de betrokken partijen in onderlinge samenspraak. Hierdoor wordt de juridische evenredigheid losgelaten en wordt plaats gemaakt voor een meer subjectieve vaststelling van schade. Het proportionaliteitsbeginsel heeft als nevenfunctie het garanderen van consistentie bij het opleggen van straffen. Dit is echter geen doel van herstelrecht en dit wordt als zodanig ook niet gewaarborgd bij herstelbemiddeling.104

Een ander belangrijk beginsel van het strafrecht is de subsidiariteit. Dit strafrechtelijke beginsel is tevens een van de uitgangspunten van herstelrecht en verhoudt zich zodoende goed tot elkaar.105 Het uitgangspunt dat het strafproces als ‘laatste redmiddel’ moet worden

beschouwd komt met name goed naar voren in de situatie dat in de OM-fase herstelbemiddeling wordt voorgesteld door de officier. De officier kan afhankelijk van het resultaat van dit herstelbemiddelingsproces overwegen of moet worden afgezien van verdere vervolging.

Het laatste strafrechtelijke beginsel dat is geanalyseerd aan de hand van herstelrechtelijke uitgangspunten is de openbaarheid. Gebleken is dat zowel de interne openbaarheid als de externe openbaarheid niet worden beperkt door herstelrechtelijke uitgangspunten. De vertrouwelijkheid van het herstelbemiddelingsproces is een van de criteria 104 Blad , Herstelrecht en procedurele waarborgen – bespreking van dissertatie Katrien Lauwaert, Boom Juridisch, 2009, p. 54.

van herstelbemiddeling en volgt ook op logische wijze uit het doel van herstelrecht, namelijk het vinden van een onderlinge oplossing voor geleden schade en leed. De externe openbaarheid, namelijk de openbaarheid van zittingen, wordt geenszins beperkt indien herstelbemiddeling heeft plaatsgevonden bij een zaak die alsnog voor de rechter komt. Deze zitting is namelijk nog steeds openbaar. De verhouding tussen herstelbemiddeling en het beginsel van interne openbaarheid is eveneens weinig problematisch. Dit beginsel ziet toe op de informatieverschaffing tijdens het strafproces. De herstelbemiddelingspraktijk en dit beginsel staan niet met elkaar op gespannen voet omdat dit beginsel alleen geldt voor procespartijen.106 Een behandeling van hetgeen besproken is tijdens de herstelbemiddeling is

niet vereist om de interne openbaarheid te garanderen nu meestal deze partijen bij de bemiddeling aanwezig zullen zijn geweest dan wel op de hoogte zullen zijn gebracht van het verloop van deze bemiddeling.

Uit bovenstaande kan worden geconcludeerd dat herstelbemiddeling niet volledig in lijn is met strafrechtelijke waarborgen. De meest in het oog springende discrepantie is dat bij het herstelbemiddeling voor of tijdens het strafproces vooruit wordt gelopen op het oordeel van de rechter wat betreft de schuld van de verdachte. Om herstelbemiddeling goed tot zijn recht te laten komen en het omschreven risico van secundaire victimisatie, bijvoorbeeld door een ontkennende verdachte tijdens het bemiddelingsgesprek, zoveel mogelijk te beperken is het evenwel noodzakelijk dat op dit schuldoordeel vooruit gelopen wordt. De dader die deelneemt aan herstelbemiddeling moet dit doen met het motief om verantwoording te willen afleggen voor hetgeen is gebeurd.107 Wanneer de schuldvraag in het midden wordt gelaten kan niet

worden overgegaan op het nemen van deze verantwoordelijkheid en materieel en psychisch herstel van het slachtoffer. Bovendien is vastgesteld dat onoprechte excuses een averechts effect kunnen hebben.108 Het ligt in de lijn der verwachtingen dat deze risico’s ook bestaan

indien de verdachte schuld ontkent. Dat herstelbemiddeling en de onschuldpresumptie zich niet goed tot elkaar lijken te verhouden moet wel in perspectief worden geplaatst. Zo is uit de Richtlijn voor slachtofferrechten op te maken dat deelname aan herstelbemiddeling juridisch gezien niet mag worden beschouwd als een bekentenis van schuld.109 Bovendien is

vertrouwelijkheid van hetgeen tijdens herstelbemiddeling is besproken een van de criteria van dit alternatief volgens het Ministerie van Veiligheid en Justitie110 Bekennende verklaringen

106 Van Lent, Externe openbaarheid in het strafproces, Boom juridisch, 2008, p. 142-143. 107 Kool, 2005, p. 1-2.

108 Vanfraechem, Bolivar Aertsen, 2018, p.14-15.

109 Richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad, PbEU 2012 L 315/57, r.o. 12. 110 Ministerie V&J, september 2016, p. 6-7.

worden dus niet naar buiten toe kenbaar gemaakt zonder toestemming van alle betrokken partijen. De problematiek tussen dit strafrechtelijk beginsel en de doelen, de uitgangspunten en de praktijk van herstelbemiddeling is dus niet zo ernstig als dat het op het eerste gezicht lijkt.

Herstelrechtelijke uitgangspunten streven een ander doel na dan het strafrecht. Een zeer beknopte weergave van het doel van het strafrecht is normhandhaving door de bestraffing van een strafbare dader.111 Om dit doel zo rechtvaardig mogelijk na te streven zijn strafrechtelijke

beginselen en waarborgen ontstaan die strekken tot de bescherming van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM. Het doel van herstelrecht is echter anders. Het herstelrecht beoogt de materiële en emotionele schade, die is ontstaan door een strafbaar feit, zo goed mogelijk te herstellen waarbij partijen in verregaande mate betrokken zijn in het herstelproces. Waarheidsvinding en rechtvaardige bestraffing zijn daarentegen geen doelen van het herstelrecht en dus zijn de bijbehorende uitgangspunten niet volledig in lijn met de strafrechtelijke beginselen. Desondanks moet wel worden benadrukt dat de toepassing van herstelbemiddeling moet voldoen aan de vereisten voor een eerlijk proces.112 Er zal dus altijd

een rechtvaardige afweging moeten worden gemaakt tussen herstelrechtelijke uitgangspunten en de beginselen die een eerlijk proces garanderen.

Aanbevelingen

De toekomst ziet er hoopvol uit voor herstelbemiddeling. Uit recente cijfers is gebleken dat het toepassen van herstelbemiddeling in strafzaken steeds vaker voor komt in de Nederlandse rechtspraktijk.113 Om deze ontwikkeling te stimuleren moet voortdurend worden overwogen

of aanpassingen dan wel aanvullingen een positief effect hebben op het gebruik en de resultaten van herstelbemiddeling. Een veel besproken onderwerp omtrent de ontwikkeling van herstelbemiddeling is het effect van een meer uitgebreide wettelijke basis. In dit kader is betoogd dat adequate wetgeving een positief effect heeft op de toegang tot herstelbemiddeling. Dit is met name het geval indien wetgeving verwijzende instanties verplicht de afweging te maken of herstelbemiddeling opportuun is in een specifiek geval.114

Bovendien kan wetgeving zorgen voor duidelijkheid omtrent de selectiecriteria en

111 Verbaan, Straf(proces)recht begrepen, Boom juridisch, 2009, p. 24.

112 Dierx, Mediation en strafrecht: een proces naast een proces, Boom juridisch, 2009 p. 354. 113 Informatieblad Mediation in strafzaken’, juni 2018, p. 3.

114 Laxminarayan, Wolthuis, Hindernissen voor een ruimer gebruik van herstelrecht: bevindingen van een Europees onderzoek, Boom criminologie, 2015, p. 28.

verwijzingsprocedure, de reikwijdte en de consequenties van deelname.115 Betrokken

instanties hebben ten aanzien van de selectiecriteria aangegeven dat er spanning bestaat tussen het vaststellen van deze criteria en het toepassen in een concrete situatie. Dit zorgt ervoor dat er met name herstelbemiddeling wordt aangeboden in situaties dat herstelbemiddeling op zichzelf een voldoende proportionele straf is.116 Een meer uitgebreide wettelijke basis kan

zorgen voor duidelijkheid omtrent bovenstaande punten en zorgt bovendien voor continuïteit in de toepassing.117 Deze positieve effecten kunnen overigens alleen worden bereikt indien de

wetgeving voldoende duidelijk is geformuleerd. In andere rechtsstaten is gebleken dat door de gebrekkig geformuleerde wetgeving omtrent herstelrechtelijke alternatieven problematiek met fundamentele principes van het strafrecht ontstond. In deze gevallen heeft wetgeving een afremmend effect op de toepassing van herstelbemiddeling.118

Dat een meer uitgebreide wettelijke basis voor herstelbemiddeling een positief effect kan hebben op de toepassing en de resultaten, mits duidelijk geformuleerd, moge duidelijk zijn. In het kader van deze positieve effecten heeft een initiatiefgroep een conceptwettekst voor herstelrecht opgesteld. Een van de wetsartikelen die volgens de initiatiefgroep zou moeten worden toegevoegd aan het Wetboek van Strafvordering ziet toe op het initiëren van herstelbemiddeling. Zij stellen dat eenzijdige bemiddelingsverzoeken mogelijk moeten zijn waarbij dit alleen kan worden afgewezen op basis van het algemeen belang. Bovendien zou een gezamenlijk verzoek van de dader en het slachtoffer niet afgewezen mogen worden.119 Dit

wetsartikel zou de herstelbemiddelingspraktijk stimuleren door een toename aan mogelijke initiatiefnemers die herstelbemiddeling kunnen voorstellen. Bovendien zou de positie van de dader minder ondergeschikt worden aan die van het slachtoffer hetgeen recht doet aan de rol die de dader speelt in het proces. Nu herstelbemiddeling altijd op basis van vrijwillige deelname geschiedt voorzie ik geen keerzijde aan de toevoeging van dit artikel.

De grootste verandering voor de strafrechtpraktijk die wordt gesuggereerd door de initiatiefgroep is mijns inziens tevens de belangrijkste. Namelijk een artikel die terugverwijzing van een zaak naar het openbaar ministerie door de rechter mogelijk maakt.120

Dit is efficiënt voor de rechtsgang nu reeds onderling “opgeloste” zaken kunnen worden 115 Aertsen, Miers, Herstelrechtelijke regelgeving in Europa: een vergelijkend perspectief, Boom juridisch, 2008, p. 24.

116 Laxminarayan, Wolthuis, 2015, p. 35.

117 Blad, Claessen, e.a., Op weg naar een Wetboek van herstel- en strafprocesrecht, Boom criminologie, 2016, p. 7.

118 Aertsen, Miers, ‘2008, p. 24. 119 Blad, Claessen, e.a., 2016, p. 10. 120 Blad, Claessen, e.a., 2016, p. 13.

afgedaan door de officier van justitie. Bovendien is gebleken dat deelnemers aan een succesvol herstelbemiddelingsproces niet begrepen waarom een onderzoek ter zitting plaatsvond.121 Het feit dat vooralsnog een dergelijke terugverwijzing niet mogelijk is doet

daarom ook af aan de positieve ervaringen die men heeft met herstelbemiddeling.

De initiatiefgroep heeft voorts bepleit dat een wetsartikel moet worden toegevoegd aan het Wetboek van Strafvordering die voorziet in extra rechten voor de deelnemende dader. In het huidige systeem kan deelname aan een succesvol herstelbemiddelingsproces een positief gevolg hebben voor de dader nu de rechter rekening met deze uitkomst dient te houden bij het opleggen van een straf. Reeds veroordeelde daders die in een later stadium deelnemen aan herstelbemiddeling kunnen op basis van de huidige wetgeving niet rekenen op dergelijke tegemoetkomingen. De initiatiefgroep stelt hierin een verandering voor, namelijk dat de rechter ten aanzien van dergelijke verdachten rekening houdt met een positief bemiddelingsresultaat in het kader van bijvoorbeeld een mogelijke voorwaardelijke invrijheidsstelling.122 Mijns inziens zou dit wetsartikel recht doen aan de rechtsgelijkheid dat

binnen het strafrecht gegarandeerd dient te worden en zou bovendien reeds veroordeelde daders stimuleren om deel te nemen aan herstelbemiddeling. Echter moet wel gewaarborgd worden dat deelname niet uitsluitend op dergelijke motieven rust.

De herstelrechtspraktijk van andere rechtsstaten kunnen eveneens inspiratie bieden in het kader van het doorontwikkelen van herstelbemiddeling in Nederland. In de praktijk van België en Oostenrijk worden gemeenschapsdiensten gekoppeld aan de uitkomsten van herstelrechtelijke alternatieven.123 Dit zou mijns inziens een welkome toevoeging zijn aan de

Nederlandse herstelbemiddelingspraktijk. Met name in lichte strafzaken wordt vaak geoordeeld dat een verdere vervolging weinig toevoegt waardoor in deze gevallen door daders geen verantwoording wordt afgelegd aan de maatschappij. Door een dergelijke koppeling zou ook in deze gevallen de maatschappij worden gecompenseerd door de dader van het lichte strafbare feit zonder dat een onnodige behandeling ter zitting hieraan vooraf gaat.

Bronnenlijst

121 Cleven, Lens, Pemberton, De rol van herstelbemiddeling in het strafrecht: eindrapportage onderzoek pilots Herstelbemiddeling, intervict, 2015, p. 197.

122 Blad, Claessen, e.a., 2016, p. 14.

Literatuur:

Aertsen & Miers 2008

I. Aertsen & D. Miers, Herstelrechtelijke regelgeving in Europa: een vergelijkend perspectief, Boom juridisch, 2008.

Bemelmans 2018

J.H.B. Bemelmans, De onschuldpresumptie in rechtshistorisch theoretisch,

internationaalrechtelijk en Nederland strafproces perspectief, Wolters Kluwer, 2018.

Benschop & Korf & de Meijer & Simmelink & Willemsen 2018

A. Benschop & D. Korf & M. de Meijer & J. Simmelink & T. Willemsen, Beklag over niet

vervolgen, Boom juridisch, 2018.

Blad 2009

J. Blad, Herstelrecht en procedurele waarborgen – bespreking van dissertatie Katrien

Lauwaert, Boom Juridisch, 2009.

Blad & Claessen & van Hoek & de Roos & Slump 2016

J. Blad & J. Claessen & A van Hoek & T. de Roos & G.J. Slump, Op weg naar een Wetboek

van herstel- en strafprocesrecht, Boom criminologie, 2016.

Borghouts 2015

M.J. Borghouts, Mediation in het strafproces, Wolters Kluwer, 2015.

Buysse & Abraham 2018

W. Buysse & M. Abraham, Mijn excuses! – Wat jongeren kunnen leren van het

excuusgesprek in de Halt-afdoening, Boom criminologie, 2018.

Cleiren 1990

C.P.M. Cleiren, identiteit van beginselen van behoorlijke strafrechtspleging en beginselen

van behoorlijk bestuur, 1990.

J. Crijns & R. Kool, Afscheid van de klassieke strafrechtelijke procedure?, 2017.

Cleven & Lens & Pemberton 2015

I. Cleven & K.M.E. Lens & A. Pemberton, De rol van herstelbemiddeling in het strafrecht:

eindrapportage onderzoek pilots Herstelbemiddeling, Intervict, 2015.

Dierx 2009

J. Dierx, mediation en strafrecht: een proces naast een proces, Boom juridisch, 2009.

Hespel 2012

S. Hespel, Jeugdstrafrecht en jeugdherstelrecht: niet apart maar samen, Boom juridisch, 2012.

Kool 2005

R. Kool, Herstel: een communicatieve vorm van wraak?, Boom juridisch, 2005.

Kool 2012

R. Kool, Introductie en receptie van het herstelrecht, Wolters Kluwer, 2012

Lauwaert 2013

K. Lauwaert, Recht op kwaliteit, maar geen recht op toegang – Herstelrecht in de EU-

regelgeving omtrent slachtoffers van misdrijven, Boom juridisch, 2013

Laxminarayan & Wolthuis 2015

M. Laxminarayan & A. Wolthuis, Hindernissen voor een ruimer gebruik van herstelrecht:

bevindingen van een Europees onderzoek, Boom criminologie, 2015.

Van Lent 1999

L. van Lent, Externe openbaarheid in het strafproces, Boom juridisch, 2008.

Marshall 1999

Melai & Groenhuijsen 2008, De verdachte als procespartij; de onschuldpresumptie, Wolters

Kluwer, 2008.

Miers 2001

D. Miers, An International Review of Restorative Justice, 2001.

Spapens 2001

A.C. Spapens, Bemiddeling in relatie tot het strafproces, WODC, 2001

Spronken 2018

T. Spronken, #MeToo en de onschuldpresumptie, NJB, 2018

Stoet 2014

M. W. Stoet, Art. 51h Sv: mediation in strafzaken, Wolters Kluwer, 2014.

Van Stokkom 2018

B. van Stokkom, Jonge daders: worstelen met sorry-zeggen, Boom criminologie, 2018

Stolp 2007

M.M. Stolp, Ontbinding, schadevergoeding en nakoming – De remedies voor wanprestatie in

het licht van de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit, Wolters Kluwer, 2007

UNODC 2006,

UNODC, Handbook on Restorative Justice programmes, UN, 2006

Vanfraechem & Bolívar & Aertsen 2018

I. Vanfraechem & D Bolívar & I. Aertsen, Het verontschuldigingsritueel en herstelrecht: het

slachtofferperspectief, Boom Criminologie, 2018

Verbaan 2009

J. Verbaan, Straf(proces)recht begrepen, Boom juridisch, 2009

S. Verberk, Mediation naast strafrecht in het arrondissement Amsterdam: Een beschrijving

van het proces en een verkenning van de effecten, Rechtbank Amsterdam, 2011

Weijers 2005

I. Weijers, Herstel in het Nederlands jeugdstrafrecht, Boom juridisch, 2005

Wemmers & van Hecke

J.M. Wemmers & T. van Hecke, Strafrechtelijke dading, WODC, 1992

Jurisprudentie:

HR, 22 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:456

Wetgeving:

ECOSOC UN, Resolution 2002/12: the basic principles on the use of restorative justice

GERELATEERDE DOCUMENTEN